Hordes gelukszoekers die Nederland overspoelen |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Asielzoekerscentra slibben dicht»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ongewenst is om van Nederland het Leger des Heils van Afrika te maken? Zo nee, waarom niet?
Ja, wat niet wegneemt dat ik waardering heb voor de diverse initiatieven die het Leger des Heils neemt.
Deelt u de mening dat het krankzinnig is om asielzoekers een gratis huis te geven, waardoor Nederlanders die wachten op een sociale huurwoning worden overgeslagen? Zo nee, waarom niet?
Asielzoekers worden opgevangen in asielzoekerscentra van het COA. Zij krijgen geen eigen woning. Vergunninghouders aan wie asiel verleend wordt, komen in aanmerking voor eigen woonruimte. Ik ben van mening dat dit niet altijd een eigen sociale huurwoning hoeft te zijn. Op dit moment ben ik samen met gemeenten, provincies en woningbouwcorporaties in overleg hoe we deze mensen woonruimte kunnen bieden zonder dat dit leidt tot langere wachttijden voor andere mensen die op de wachtlijst staan voor een sociale huurwoning.
Waarom blijft u maar doorgaan met het eindeloos pamperen van gelukszoekers en laat u de Nederlanders stikken?
U vraagt naar het waarom van een niet correcte stelling.
Bent u van plan asielzoekers in de toekomst weer op vakantieparken te huisvesten, terwijl veel Nederlandse gezinnen door het afbraakbeleid van dit kabinet niet eens op vakantie kunnen?
Voor het huisvesten van asielzoekers maakt het COA gebruik van een breed scala aan modaliteiten. Hieronder bevinden zich paviljoententen waar grote aantallen mensen tegelijk slapen alsook recreatiewoningen, overigens zonder toegang tot de recreatieve voorzieningen.
Heeft u zelf al een paar asielzoekers in huis genomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, noch heb ik daartoe anderen opgeroepen. Over de reden daartoe ben ik u geen verantwoording verschuldigd. Mochten er zich in uw nabije omgeving mensen bevinden die overwegen dit wel te doen, kan daarbij gebruik gemaakt worden van het zelfzorgarrangement dat ik onlangs heb opengesteld.
Deelt u de mening dat ongeletterde Afrikanen geen bijdrage leveren aan de Nederlandse maatschappij? Zo nee, waarom niet?
De mate waarin iemand een bijdrage levert aan de maatschappij en of deze positief dan wel negatief is, kan ik hooguit op individuele basis beoordelen. Afkomst of opleidingsniveau zijn daarbij niet doorslaggevend.
Deelt u de mening dat meer islam in Nederland een ramp is voor onze vrijheid? Zo nee, waarom niet?
De islam kent verschillende stromingen en vormen. De door u naar voren gebrachte mening deel ik dan ook niet aangezien deze te algemeen is gesteld. Radicale vormen van de islam die erop uit zijn onze samenleving te ontwrichten zijn, indien succesvol, wel degelijk een risico voor onze vrijheid. Dit heeft daarom alle aandacht.
Welke concrete stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat Nederland niet meer als luilekkerland wordt aangeduid op reisfolders voor asielzoekers?2
De aanpak en vervolging van mensensmokkelaars en het vernietigen van hun business model is voor ons prioriteit. Door het aanpakken van de smokkelaars, raken we ook hun communicatiemiddelen.
Bent u bereid om de tsunami asielzoekers te stoppen door ze allemaal linea recta terug te sturen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aan uw kamer uiteengezet in de brief aan uw Kamer over de Europese asielproblematiek d.d. 8 september jl. is het kabinet van mening dat bij het aanwezig zijn van voldoende veilige opvang in de regio en onder de voorwaarden zoals in de brief vermeld, asielzoekers uit die regio die alsnog op eigen gelegenheid Nederland bereiken, teruggebracht dienen te worden naar de veilige opvang in de regio.
Bent u nu eindelijk bereid om de Nederlandse grenzen dicht te gooien voor gelukszoekers? Zo nee, waarom niet?
Asielaanvragen worden op individuele basis beoordeeld. Als een asielzoeker geen vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag, maar enkel vanwege economische motieven een asielaanvraag doet, wordt deze afgewezen en verkrijgt men geen verblijfsrecht in Nederland.
Kunt u dit keer het fatsoen opbrengen om elke vraag afzonderlijk te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Het oordeel over de kwalificatie «fatsoen» laat ik aan u, ook omdat het niet ondenkbaar is dat wij over fatsoen verschillende opvattingen hebben.
Het bericht dat woningen onbereikbaar worden |
|
Erik Ronnes (CDA), Peter Oskam (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat woningen onbereikbaar worden door de grote toename van asielzoekers die een verblijfsvergunning krijgen?1
Ja.
Herinnert u zich uw toezegging voor de zomer dat het «kabinet breed gaat bekijken hoe dit aangepakt kan worden en «actief aan de slag gaat om gemeenten te helpen en belemmeringen weg te nemen?»2
Ja. Omdat de hoge instroom van migranten en de daarmee gepaard gaande uitdagingen voor Nederland raken aan bijna alle departementen en lagere overheden, heeft dit Kabinet de Ministeriële Commissie Migratie ingesteld onder voorzitterschap van de Minister-President. Uw Kamer is hierover bij brief van 27 augustus 2015 geïnformeerd.
Deze Commissie zal op een aantal migratiegerelateerde onderwerpen voorstellen doen. Het gaat daarbij onder andere ook over maatregelen die een snelle en zorgvuldige opvang van en procedure voor zowel asielzoekers als vergunninghouders in Nederland waarborgen. Het actief helpen van en wegnemen van belemmeringen voor gemeenten maakt daar uiteraard onderdeel van uit.
Welke concrete maatregelen aangaande dit probleem zijn er uit uw overleg met de VNG gekomen in juli jl.?
Middels het Platform Opnieuw Thuis ben ik in overleg met de VNG en daar bespreken wij ook de mogelijkheden en alternatieven die er zijn om tot snelle huisvesting van vergunninghouders te komen. Daarbij wordt nadrukkelijk gekeken of het gebruik van voormalige kantoorpanden en ander vastgoed voor tijdelijke, maar kwalitatief adequate, huisvesting ingezet kan worden. Ik verwacht daarnaast dat de maatregelen die door de Ministeriële Commissie voorgesteld worden daarop nog aanvullingen zullen bieden.
Kunt u aangeven wat de meest recente en cijfermatige ontwikkelingen zijn ten aanzien van de aantallen beschikbare en benodigde woningen voor mensen met een verblijfsvergunning?
De taakstelling huisvesting vergunninghouders voor de tweede helft 2015 is vastgesteld op 14.900. De achterstand op 1 juli 2015 was 5.276. Dus in totaal moeten vóór het eind van 2015 20.176 personen woonruimte vinden. De prognose voor de eerste helft van 2016 is vastgesteld op 20.000 vergunninghouders. De definitieve vaststelling voor deze taakstellingsperiode zal rond 1 oktober as. in de Staatscourant gepubliceerd worden.
Ervaringscijfers van het COA leren dat per vergunninghouder iets minder dan 0,5 woning nodig is.
Kunt u daarbij ook aangeven (per gemeente, procentueel en absoluut) hoeveel woningen woningcorporaties beschikbaar dienen te stellen aan verblijfsgerechtigden? Zo ja, wat zijn uw voornemens om verdringing van andere woningzoekenden tegen te gaan?
Ja, in de bijlage bij deze antwoorden treft u de volgende overzichten:
In geval van schaarste op de woningmarkt kunnen gemeenten er voor kiezen om gebruik te maken van andere mogelijkheden om statushouders te huisvesten. Hierbij valt te denken aan gebruik van demontabele woningen of flexibele woonunits, het ombouwen van verzorgingstehuizen en/of leegstaand vastgoed en de huisvesting van meerdere alleenstaanden in een woning. Tevens hebben gemeenten binnen het huidige huisvestingsstelsel de mogelijkheid de opgelegde taakstelling onderling te herverdelen.
Tenslotte is het van groot belang dat gemeenten met een gespannen woningmarkt afspraken maken met corporaties over toevoegingen aan de woningvoorraad. Op basis van de nieuwe wetgeving voor woningcorporaties, de Woningwet 2015 en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting, die beide op 1 juli 2015 in werking zijn getreden, heeft de gemeente hiervoor meer instrumenten in handen. Gemeenten hebben met de nieuwe Woningwet meer mogelijkheden om middels prestatieafspraken te waarborgen dat er voldoende betaalbare woningen beschikbaar blijven of beschikbaar komen. Gemeenten zouden dit helder en concreet moeten benoemen in hun woonbeleid en daarbij aangeven in hoeverre een bijdrage van de corporatie(s) verwacht wordt. Corporaties zijn gehouden een bijdrage te leveren aan het woonbeleid van de gemeente.
Deelt u de conclusie dat er sprake is van verdringing van de groep die op zoek is naar een sociale huurwoning?
De sociale huurwoningvoorraad is bestemd voor mensen met een laag inkomen en voor specifieke doelgroepen, waaronder de vergunninghouders. De voorraad is in principe groot genoeg om huurders met lage inkomens en andere doelgroepen te huisvesten. Wel moet daarbij worden opgemerkt dat veel sociale huurwoningen worden gehuurd door mensen met een hoger inkomen, die niet tot doelgroep behoren. Om dit zogenaamd scheefwonen tegen te gaan is er beleid ontwikkeld dat de doorstroming uit de sociale woningbouw moet stimuleren en de beschikbare voorraad bij voorrang voor de doelgroep van beleid beschikbaar moet houden.
Kunt u aangeven wat de trend is wanneer de groei van asielzoekers van het afgelopen jaar zich voortzet voor de onder 2 genoemde cijfers op korte en langere termijn?
Wanneer de groei van het aantal asielzoekers dat met reden in Nederland asiel aanvraagt en een verblijfsvergunning krijgt aanhoudt, dan zal dat een navenant grotere invloed uitoefenen op de beschikbaarheid van woningen op de sociale woningmarkt.
Klopt het dat het aantal huurwoningen dat beschikbaar komt afneemt door o.a. het beleid om ouderen langer zelfstandig te laten wonen? Zo ja, wat is de (toekomstige) omvang daarvan?
Al geruime tijd is het beleid er op gericht om ouderen langer zelfstandig te laten wonen. Dit proces zal de komende jaren nog worden voortgezet.
Het aantal ouderen dat geen toegang meer heeft tot intramurale zorg als gevolg van de hervormingen in de langdurige zorg van het kabinet Rutte II wordt tot 2030 geschat op circa 75 duizend.
Klopt het dat de groep die vanwege urgentie een beroep doet op voorrang op de lijst van woningzoekenden, groter wordt? Zo ja, wat is de daarbij trendmatige ontwikkeling?
De Huisvestingswet biedt de gemeenten een instrumentarium om in te grijpen in de woonruimteverdeling en de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Gemeenten kunnen middels een huisvestingsverordening voor de duur van ten hoogste vier jaar regels stellen met betrekking tot woonruimteverdeling van goedkope woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad.
In de Huisvestingswet is bepaald dat mantelzorgers en -ontvangers, personen die in blijf-van-mijn-lijfhuizen verblijven en verblijfsgerechtigden (vergunninghouders) die voor de eerste keer een woning zoeken in ieder geval tot de urgente woningzoekenden moeten behoren. Deze groepen behoren dus in elk geval tot de urgente woningzoekenden. Gemeenten kunnen overwegen om ook andere categorieën urgent woningzoekenden aan te wijzen bijvoorbeeld woningzoekenden die technisch dakloos zijn, woningzoekenden na een echtscheiding of personen met een ernstige medische indicatie. Deze categorieën urgente woningzoekenden worden door de gemeente bepaald en vastgelegd in een door de gemeente op te stellen huisvestingsverordening. In die huisvestingsverordening kan de gemeente ook bepalen dat bij de verlening van huisvestingsvergunningen voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte, voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan de woningmarktregio of aan een tot de gemeente behorende kern.
Het ligt voor de hand dat, naarmate de gemeente meer categorieën woningzoekenden als urgent aanmerkt, het aantal overblijvende reguliere woningzoekenden afneemt. In die zin is het signaal dat steeds meer vrijkomende woningen worden toegewezen aan urgent woningzoekenden, mogelijk ook gelegen in de lokale invulling van de taken die gemeenten zien.
Op welke wijze wordt bij de toewijzing van huurwoningen rekening gehouden met zogenaamde navolgers? Wordt daarbij geanticipeerd op toekomstige gezinshereniging? Zo ja, op welke wijze?
Zo veel als mogelijk wordt bij toewijzing van woonruimte geanticipeerd op de nareis van familieleden, die ook op hetzelfde adres komen wonen. Het COA informeert in voorkomende gevallen de gemeente wanneer informatie over nareizigers bekend is geworden.
Het is dus van cruciaal belang dat snel bekend is hoeveel en wanneer de familieleden komen nareizen. Dat is niet in alle gevallen mogelijk. Het komt dus voor dat, wanneer een vergunninghouder is gehuisvest en zijn gezin reist na, op termijn omgezien moet worden naar passender woonruimte.
Het voorstel van de Belgische premier om de Schengen-akkoorden open te breken |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Charles Michel: «Pas Schengen-verdrag aan»?1
Ja.
Deelt u de mening dat zeker in deze tijd van terrorisme en massale immigratiestromen richting Europa, de Schengen-akkoorden robuuste oplossingen in de weg staan? Zo neen, waarom niet?
Vooralsnog is er geen noodzaak de Schengenregelgeving aan te passen om de illegale migratiestromen binnen het Schengengebied tegen te gaan. Binnen de huidige Schengenregelgeving en op grond van nationale regelgeving kunnen de nodige maatregelen worden genomen en kunnen de controles worden geïntensiveerd.
Nederland en de EU zijn alert op signalen voor mogelijk misbruik van de vluchtelingenstroom door terroristen of andere jihadistische organisaties naar het Europees grensgebied. De Europese Unie heeft hiervoor de nodige maatregelen getroffen om signalen van betrokkenheid bij terrorisme en jihadisme tijdig in het grenstoezicht te detecteren. De samenwerking met derde landen en Europese agentschappen is ook van groot belang.
Hoe duidt u de uitlatingen van de Duitse Minister van Binnenlandse Zaken die recent eveneens pleitte voor aanpassing van de Schengen-akkoorden?
De asielinstroom in Duitsland is ongekend hoog en om te voorkomen dat dit leidt tot onwenselijke situaties heeft Duitsland een aantal maatregelen genomen zoals de tijdelijke herinvoering van de binnengrenscontroles. Ik heb begrip voor de uitlatingen van de Duitse Minister en de beslissing van Duitsland om de controles aan de binnengrenzen tijdelijk weer in te voeren. Ook Nederland heeft extra maatregelen genomen en het toezicht in de binnengrenszone verscherpt om te voorkomen dat er schrijnende situaties ontstaan en om mensensmokkelaars op te sporen.
In hoeverre bent u bereid de Belgische premier voluit te steunen om de Schengen-akkoorden open te breken en u hier ook op Europees niveau voor in te zetten?
Vooralsnog is er geen noodzaak de Schengenregelgeving aan te passen om de illegale migratiestromen binnen het Schengengebied tegen te gaan. Binnen de huidige Schengenregelgeving en op grond van nationale regelgeving kunnen de controles, in de binnengrenszone worden geïntensiveerd.
Als uiterste maatregel kan tijdelijk de binnengrenscontrole van personen weer worden ingevoerd als een lidstaat langdurig verzuimt afdoende toezicht te houden op zijn deel van de buitengrens en deze situatie een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde of binnenlandse veiligheid van andere lidstaten.
Op welke termijn gaat u gehoor geven aan de Belgische oproep om samen te komen met Frankrijk, Duitsland en België om de problemen die samenhangen met het opengrenzen-beleid te bespreken?
Het Luxemburgs Voorzitterschap heeft het initiatief reeds opgepakt. Tijdens de JBZ-raad van december 2015 willen zij de toekomst van het grensmanagement bespreken. De verwachting is dat intra-EU mobiliteit ook een onderwerp van bespreking zal zijn.
Ziet u inmiddels in dat het opzeggen van de Schengen-akkoorden noodzakelijk is om de groeiende terreur- en asielproblematiek het hoofd te bieden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u dat de enige structurele oplossing van de immense asielproblematiek de invoering van het Australische model is? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet heeft een middellangetermijnvisie uitgewerkt waarover u per brief over de Europese asielproblematiek van 8 september jl. bent geïnformeerd.
Verstekelingen die zich verstoppen in vrachtwagens en een werkbezoek aan Calais |
|
Malik Azmani (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de cijfers van brancheorganisaties TLN en EVO, waarin wordt becijferd dat de Nederlandse transportsector inmiddels één miljoen euro schade per dag ondervindt door de situatie bij Calais? Deelt u deze conclusie? Zo nee, wat is dan volgens u de omvang van de schade?
De cijfers van TLN en EVO omtrent de schade die de Nederlandse transportsector ondervindt door de situatie in Calais, zoals verschenen in de pers, zijn mij bekend. Of deze berekeningen exact de schade weergeven kan ik niet bevestigen, maar dat de Nederlandse transportsector schade ondervindt is evident.
Heeft er inmiddels een gesprek plaatsgevonden tussen het Nederlandse kabinet, TLN en de Franse counterparts? Zo ja, wat zijn de uitkomsten? Zo nee, wanneer wordt dit gesprek gepland en wat wordt daarbij de Nederlandse inzet?
Het gesprek tussen de Nederlandse en Franse overheden en TLN stond voor mei van dit jaar gepland maar is vanwege de ontwikkelingen rondom Calais deze zomer, in onderling overleg, verzet naar dit najaar.
In het gesprek zal door Nederland aandacht worden gevraagd voor een betere beveiliging en monitoring van de toegangswegen naar de Eurotunnel in Calais en voor de bestrijding van illegale migratiestromen.
In de brief van 23 juni 20151 is uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen die het kabinet heeft genomen om de verstekelingenproblematiek in Nederland tegen te gaan.
Herkent u het signaal dat de Franse autoriteiten pas sinds de zogenoemde bestorming op 23 juli 2015 daadwerkelijk in actie zijn gekomen op operationeel niveau om de problematiek bij de Eurotunnel aan te pakken? Zo nee, kunt u aangeven welke acties eerder op operationeel niveau zijn genomen?
Dat signaal herken ik niet. Het migrantenprobleem rondom Calais en de Eurotunnel speelt al meerdere jaren. De Franse autoriteiten zijn constant bezig met het beheersbaar houden van de problematiek waarbij er steeds voor wordt gewaakt dat het goederenverkeer geen of minimale hinder ondervindt van acties. De afgelopen maanden is het aantal incidenten met migranten dat poogt om via de Eurotunnel het Verenigd Koninkrijk te bereiken flink toegenomen wat voor de Franse autoriteiten aanleiding was om extra acties te ondernemen.
Is inmiddels al met de diverse nationale inspectiediensten afgesproken en toegezegd dat overtredingen van de rij- en rusttijdenregels door onvoorziene situaties, zoals bij Calais, niet worden beboet?1
Zoals u reeds meegedeeld in de brief van 6 augustus jl. (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2933) biedt de Europese verordening ruimte voor uitzonderlijke situaties, waarbij kan worden afgeweken van de normale rij- en rusttijden. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft hierover contact gehad met haar Engelse en Franse collega. Het is vervolgens aan de betrokken inspectiediensten om te beoordelen of een situatie als uitzonderlijk kan worden aangemerkt in het kader van een specifieke overtreding.
Inmiddels heeft de Engelse overheid de Europese Commissie laten weten in verband met de stakingen in Calais tijdelijk in nader omschreven gevallen soepel met de rij- en rusttijden te zullen omgaan.
Bent u bekend met het feit dat illegale migranten die van plan zijn de overtocht naar Groot-Brittannië te riskeren zich nabij de Eurotunnel in tentenkampen bevinden en ongemoeid worden gelaten door de Franse autoriteiten? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Het is mij bekend dat begin deze zomer het aantal pogingen om via de Eurotunnel het Verenigd Koninkrijk te bereiken was toegenomen. Dankzij de maatregelen (inzet van gendarmerie en politie-eenheden) die Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk onmiddellijk troffen, is het aantal flink gedaald. Inmiddels hebben beide landen een overeenkomst getekend met verdergaande maatregelen om de migrantenproblematiek rondom Calais beter het hoofd te kunnen bieden, onder meer door de inzet van meer capaciteit door de Fransen.3 Ook gaan beide landen meer actie ondernemen om illegale migranten te laten terugkeren naar het land van herkomst.
Bent u bekend met het feit dat wanneer illegalen in vrachtwagens worden aangetroffen door het bedrijf Eurotunnel, de Franse autoriteiten dan wel de Engelse immigratiebeambten in Calais, zij door de Franse autoriteiten gewoon twee kilometer verderop worden vrijgelaten? Zo ja, wat vindt u ervan dat illegale vreemdelingen ongemoeid worden gelaten en daarmee wederom gelegenheid wordt geboden om als verstekeling illegaal de reis te ondernemen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het meer dan verbijsterend is dat bij de controles in Calais aangehouden illegalen niet door de bevoegde autoriteiten gevraagd wordt naar herkomst of papieren en dat hen geen vingerafdrukken worden afgenomen, waardoor mensen keer op keer zichzelf en anderen in gevaar brengen en/of economische schade veroorzaken? Deelt u de mening dat de Franse autoriteiten illegale vreemdelingen moeten aanhouden en zo mogelijk in vreemdelingendetentie moeten zetten met het oog op uitzetting wanneer zij geen rechtmatig verblijf hebben en geen aanspraak willen maken op asiel in Frankrijk?
Alle EU landen zijn gehouden om de Europese asiel- en immigratiewetgeving te handhaven. Dat betekent onder meer dat de identiteit van vreemdelingen moet worden vastgesteld en moet worden onderzocht of iemand legaal op het grondgebied van de Europese Unie verblijft. Vreemdelingen die niet legaal in de EU verblijven moeten het grondgebied van de EU verlaten.
Zoals in antwoorden 5 en 6 staat aangegeven hebben Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk inmiddels extra maatregelen getroffen.
In mijn gesprek met de Franse autoriteiten dit najaar zal ik aandacht vragen voor de bestrijding van secundaire illegale migratiestromen.
Zijn alle lidstaten van de EU niet gehouden om de Europese asiel- en immigratieregelgeving te handhaven? Deelt u de mening dat het onbestaanbaar is dat Frankrijk haar Europese verplichtingen op het terrein van asiel- en immigratieregelgeving in Calais niet nakomt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Franse autoriteiten hierop te wijzen?
Zie antwoord vraag 7.
De veiligheid van christelijke asielzoekers op Asielzoekerscentra’s (AZC’s) |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich de beantwoording op de eerder gestelde schriftelijke vragen over dit onderwerp?1
Ja.
Was er bij het desbetreffende incident sprake van intimidatie, discriminatie en bedreiging van een christelijke asielzoeker? Was er bij dit incident sprake van het claimen van een gemeenschappelijke ruimte ten behoeve van het islamitisch gebed, waarbij niet-moslims geen gebruik konden maken van deze ruimte? Was er in casu sprake van een overtreding van de huisregels van het Centrum Opvang Asielzoekers (COA)? Zo nee, op basis waarvan baseert u dit? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit in de toekomst te voorkomen?
De bewoner heeft in gesprek met het COA aangegeven dat hij zich geïntimideerd en bedreigd voelde. Het COA heeft na gesprekken met betrokkenen in dit individuele geval geen harde aanwijzingen gevonden van intimidatie, discriminatie of bedreiging. Dat laat onverlet dat het COA op basis van dit signaal samen met de bewoner en andere betrokkenen op zoek is gegaan naar een oplossing.
Het COA beheert alle beschikbare ruimtes op een opvanglocatie. Het COA bepaalt welke ruimte waarvoor beschikbaar wordt gesteld. Zo stelt het COA ook vast welke ruimtes ter beschikking staan voor welke individuen (bijvoorbeeld de woonplek) en of groepen (bijvoorbeeld de vrouwenkamer). Elk gebruik van de ruimtes dat niet vastgelegd is, wordt in goed overleg met het COA bepaald. Er mogen geen ruimtes eenzijdig worden geclaimd. Mochten er signalen hierover bij het COA worden gemeld dan zullen de medewerkers van de locatie hierop acteren en met de bewoners in gesprek gaan om te zien of de leefbaarheid en veiligheid in het geding is. Het COA heeft mij gemeld dat dit ook zo is gebeurd in het voorbeeld van Gilze.
Ontvangt u signalen, bijvoorbeeld in uw contact met de stichting Gave, dat ook in andere asielzoekerscentra (AZC’s) gemeenschappelijke ruimtes geclaimd worden door bepaalde groepen? In hoeverre is dit in strijd met de huisregels van het COA?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u concreet aangeven welke aanbevelingen van het onderzoek van Deloitte uit 2011 zijn overgenomen en uitgevoerd? In welke mate zijn ze uitgevoerd en welk structureel effect heeft dit opgeleverd? Kunt u aangeven welke aanbevelingen niet zijn overgenomen en uitgevoerd en waarom deze niet zijn overgenomen en uitgevoerd?
Alle asielzoekers die bij het COA worden opgevangen, worden voorgelicht over artikel 1 van de Grondwet, het gelijkheidsbeginsel. Discriminatie van LHBT’s en op basis van geloofsovertuiging wordt expliciet benoemd.
Alle medewerkers van het COA zijn in 2012/2013 voorgelicht over de problematiek van de LHBT asielzoeker en de christenasielzoeker. Er is voor alle medewerkers een reader beschikbaar waarin het COC en stichting Gave achtergrondinformatie hebben gegeven.
In het reglement Onthouding Verstrekkingen, het sanctioneringsbeleid van het COA, staat in de doelstelling opgenomen dat een sanctionering effect heeft op de overige asielzoekers. Bij de maatregel van een tijdelijke onthouding van de opvangplek is de sanctionering zichtbaar. Bij alle de andere maatregelen is dit niet direct zichtbaar. Het COA heeft geen «shaming and blaming» beleid.
In de voorlichting aan medewerkers is opgenomen dat signalen van discriminatie serieus genomen moeten worden. Het aanspreken hierop is daar een onderdeel van.
Toezicht op de fysieke veiligheid op de locaties wordt uitgevoerd door de RI&E. Een systematiek waarbij de risico’s worden beschreven en de maatregelen worden benoemd die de locatie moet nemen. Middels evaluatie hiervan wordt de voortgang en actueel houden van de RI&E gemonitord. Er zijn geen fysieke maatregelen genomen die gericht zijn op de veiligheid van christenen.
Binnen het interne plaatsingsbeleid is ruimte gecreëerd om plaatsingsverzoeken op basis van religieuze motieven te honoreren. Elk verzoek wordt wel apart beoordeeld. Capaciteitsdruk of andere zwaarwegende motieven zijn soms overwegingen waardoor het verzoek afgewezen wordt.
De aanbeveling van het apart opvangen van doelgroepen in speciale opvangvoorzieningen is niet overgenomen. Het COA streeft hierbij naar een zo uitgebalanceerde verdeling van doelgroepen. Dat dit niet altijd mogelijk is door de enorme capaciteitsdruk en de toestroom van grote homogene groepen, is duidelijk.
Het COA heeft aangegeven sinds het rapport van Deloitte meer aandacht te hebben voor de problematiek en dat sensitiever wordt opgetreden als bewoners vertellen over de moeilijkheden die ze ervaren. De rol van de COA-medewerker als contactpersoon heeft meer aandacht gekregen. Ook de doorverwijzing naar belangenverenigingen en het faciliteren van deze contacten is een onderdeel hiervan.
Begrijpen wij uit uw antwoord2 op vraag 7 van 24 juni jl. dat de eerder gemaakte landelijke afspraken momenteel niet op elke opvanglocatie ingevoerd zijn? Welk percentage van de huidige medewerkers en welk percentage van de huidige opvanglocaties zijn meetbaar bereikt met de aangeboden scholing? Kunt u aangeven op hoeveel locaties de maatregelen nog niet zijn ingevoerd en wanneer verwacht u dat de maatregelen wel op alle locaties ingevoerd zijn? Bent u voornemens de door u genoemde afgeslankte werkgroep weer uit te breiden om dit proces te bespoedigen?
De afgeslankte werkgroep is in augustus aangevuld met 2 nieuwe leden. Er is een vervolg plan van aanpak geschreven waarin op basis van de groei die het COA heeft meegemaakt de afgelopen maanden de probleemstelling opnieuw wordt beschreven en waar de plannen in staan voor de komende maanden. De doelstelling hierbij is dat het COA in het najaar het huidige pakket aan richtlijnen heeft aangepast aan de huidige behoefte. Het voorlichten van alle COA-medewerkers is hierin opgenomen.
Deelt u het risico, wat ook staat beschreven in het onderzoek van Deloitte uit 2011, dat de bewoners geen melding durven te maken? Deelt u voorts de mening dat de sindsdien toegenomen homogeniteit van de bevolking van de opvanglocaties, de toegenomen vervolging die de christelijke bewoners in het land van herkomst al hebben doorgemaakt3 en de afgenomen sensitiviteit in de organisatie door de vele nieuwe medewerkers het risico verder vergroot dat er geen meldingen gedaan worden?
COA-medewerkers zijn getraind om signalen op te pakken en hierover in gesprek te gaan. Door de grote toename van het aantal opvanglocaties zijn er veel nieuwe medewerkers aangesteld. In het actualiseren van het plan van aanpak door de werkgroep meldingsbereidheid wordt hier door het COA aandacht aan geschonken, zodat ook voor nieuwe medewerkers wordt geborgd dat het bewustzijn voor dit aspect en specifiek de positie van christenen vergroot zal worden.
Bent u bereid dergelijke incidenten, met een religieuze grondslag, voortaan wel te registreren zodat er een beeld ontstaat hoe groot het probleem is? Deelt u de mening dat het onwenselijk is wanneer het COA afhankelijk is van derden om aan te geven of en wanneer dergelijke problemen zich voordoen?
Het COA legt in zijn registratiesysteem de aard van een incident vast (bijvoorbeeld vandalisme, bedreiging, suïcidepoging etc.) en niet de achtergrond/aanleiding. Ik zie daar ook geen reden voor. De exacte aanleiding is vaak niet eenduidig vast te stellen. De aard van het incident daarentegen wel.
Ik vind het hoofdzakelijk van belang dat meldingen gedaan worden. Hierin heeft de asielzoeker primair een eigen verantwoordelijkheid. Het COA heeft mij gemeld zich maximaal in te spannen om meldingen binnen te krijgen en eventuele drempels weg te nemen.
Het COA geeft aan tevreden te zijn over het samenwerkingsverband met COC en stichting Gave aangezien dat betekent dat meldingen die ondanks alle inspanningen van het COA niet bij het COA binnen komen, maar wel bij COC/stichting Gave, alsnog worden ontvangen.
Hordes gelukszoekers die Nederland overspoelen |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Asielzoekerscentra slippen dicht?»1
In reactie op de vragen verwijs ik naar mijn brief van 17 augustus jl.3 waarmee ik uw Kamer heb geïnformeerd over de verhoogde asielinstroom waarmee Europa geconfronteerd wordt en waar ook Nederland de effecten van merkt. De door mij getroffen maatregelen staan hier uitgebreid in beschreven.
Deelt u de mening dat het ongewenst is om van Nederland het Leger des Heils van Afrika te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het krankzinnig is om asielzoekers een gratis huis te geven, waardoor Nederlanders die wachten op een sociale huurwoning worden overgeslagen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom blijft u maar doorgaan met het eindeloos pamperen van gelukszoekers en laat u de Nederlanders stikken?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van plan asielzoekers in de toekomst weer op vakantieparken te huisvesten, terwijl veel Nederlandse gezinnen door het afbraakbeleid van dit kabinet niet eens op vakantie kunnen?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u zelf al een paar asielzoekers in huis genomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u voorts de mening dat ongeletterde Afrikanen geen bijdrage leveren aan de Nederlandse maatschappij? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het met mij eens dat meer islam in Nederland een ramp is voor onze vrijheid? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Welke concrete stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat Nederland niet meer als luilekkerland wordt aangeduid op reisfolders voor asielzoekers?2
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om de tsunami asielzoekers te stoppen door ze allemaal linea recta terug te sturen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u nu eindelijk bereid om de Nederlandse grenzen dicht te gooien voor gelukszoekers? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat Kosovaren in toenemende mate komen asielshoppen |
|
Peter Oskam (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Kosovaren komen «asielshoppen»?1
Ja
Wanneer hebt u voor het eerst signalen gekregen, dat een toenemend aantal Kosovaren asiel aanvraagt uitsluitend met het oogmerk om in aanmerking te komen voor een terugkeervergoeding?
De instroomcijfers van asielzoekers worden door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) nauwlettend in de gaten gehouden. Bij veranderingen in de instroomcijfers wordt nagegaan wat de oorzaak hiervan is en of het beleid als gevolg daarvan (op onderdelen) moet worden aangepast. Ook om te voorkomen dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de terugkeerondersteuning wordt de instroom en de mate van gebruik van deze terugkeerondersteuning in de gaten gehouden.
De afgelopen jaren was het aantal asielaanvragen van Kosovaren zeer gering. Toen in de achterliggende maanden duidelijk werd dat een aantal EU-lidstaten geconfronteerd werd met een verhoogde asielinstroom van Kosovaren is deze instroom in Nederland nauwgezet gemonitord. In de maanden mei en juni van dit jaar bleek daaruit een aanzienlijke stijging – zeker relatief gezien – van het aantal asielaanvragen van Kosovaren. Dit is voor mijn diensten IND en de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) aanleiding geweest medio juni een onderzoek te starten naar de mogelijke oorzaken daarvan. Hierbij is ook informatie betrokken van andere partijen zoals de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en andere lidstaten.
Hieruit is naar voren gekomen dat het verkrijgen van de terugkeervergoeding waarschijnlijk een belangrijke reden voor Kosovaren is om naar Nederland te komen en hier asiel aan te vragen. Vanzelfsprekend is dit niet de bedoeling van deze terugkeerregeling. Daar waar er aanwijzingen zijn dat op oneigenlijk wijze gebruik wordt gemaakt van de terugkeerondersteuning, worden maatregelen getroffen en kunnen landen worden uitgesloten. In het recente verleden is dit ook gebeurd met bijvoorbeeld Georgiërs en Macedoniërs. Ook hierbij zijn de diensten eerst nagegaan wat de oorzaken waren alvorens de terugkeerondersteuning te beëindigen of te beperken.
De uitkomsten van het genoemde onderzoek hebben er inmiddels toe geleid dat de mogelijkheid voor Kosovaren om financiële en/of in natura terugkeerondersteuning te ontvangen, is beëindigd.
Deelt u de mening dat een terugkeervergoeding niet bedoeld is voor asielzoekers van wie op voorhand duidelijk is dat hun asielverzoek kansloos is? Vindt u het toelaatbaar dat er op deze schaal misbruik wordt gemaakt van de regeling?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom hebt u de mogelijkheid om gebruik te maken van een terugkeervergoeding voor asielzoekers uit bepaalde landen niet eerder beperkt of uitgesloten?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u (regulier) contact met andere landen, zoals Duitsland, over regelingen voor terugkeervergoeding en in dit verband over waterbedeffecten die optreden bij verschillen tussen landen?
Op meerdere deelgebieden van het migratiebeleid is er nauw en veelvuldig contact met andere Europese (lid)staten, zo ook op het gebied van terugkeer. Verder is er onder de vlag van het Europees Migratie Netwerk een Return Expert Group actief waarin de lidstaten informatie delen over terugkeer. Op het gebied van terugkeer en herintegratie vindt verder met Duitsland en enkele andere Europese (lid)staten afstemming plaats en wordt daar waar mogelijk nauw samengewerkt.
Hoe beoordeelt u het systeem dat Zwitserland hanteert dat in geval van kansloze asielaanvragen de afhandeling binnen drie dagen plaatsvindt, zo nodig beslissing op beroep plaatsvindt binnen drie dagen en daarna onverwijld terugkeer zonder vergoeding plaatsvindt?
Ik deel de mening dat zo snel als mogelijk uitsluitsel wordt gegeven over de asielaanvraag. Uitgangspunt hierbij is wel dat de besluitvorming zorgvuldig gebeurt. De op 1 juli 2010 ingevoerde verbeterde asielprocedure zorgt hier ook voor. Weliswaar neemt de algemene asielprocedure iets meer dagen in beslag (acht in plaats van drie) dan in Zwitserland maar dat is naar mijn mening nog steeds snel genoeg om in voorkomende gevallen een helder signaal af te geven.
Bent u bereid, vanwege het feit dat er geen sprake lijkt te zijn incidenteel maar van structureel misbruik, het instrument van de terugkeerregeling over de hele breedte (dus ook voor aanvragen uit vergelijkbare landen) te evalueren en de Kamer hierover te informeren?
De ondersteuning heeft als doel om uitgeprocedeerde asielzoekers te helpen bij het opbouwen van een duurzame toekomst in hun land van herkomst waarmee de ondersteuning bijdraagt aan het bevorderen van zelfstandige terugkeer.
Door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) is vrij recentelijk onderzoek verricht naar de werking van het terugkeerbeleid en het effect van het bieden van (financiële) terugkeerondersteuning. Uit dit onderzoek is gebleken dat het bieden van deze ondersteuning positief bijdraagt aan zelfstandige terugkeer. Uw Kamer is over de uitkomsten van dit onderzoek bij brief van 9 mei 2014 geïnformeerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 29 344, nr. 120).
Voorts wordt er zoals aangegeven in de antwoorden hiervoor bij signalen of vermoedens van oneigenlijk gebruik van de terugkeerondersteuning telkens onderzoek verricht. Ik acht een grootschalig onderzoek op dit gebied in aanvulling daarop niet nodig.
Het stijgende aantal asiel aanvragen van Kosovaren in Nederland |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichtgeving over het stijgende aantal asielaanvragen van Kosovaren in Nederland?1
Ja.
Is het juist dat de situatie in Kosovo over het algemeen weinig tot geen aanleiding geeft tot het verlenen van asielvergunningen aan Kosovaren?
Het is juist dat de situatie in Kosovo over het algemeen weinig tot geen aanleiding geeft tot het verlenen van asielvergunningen aan Kosovaren. Het aantal eerste asielaanvragen uit Kosovo was in 2014 afgerond 60. Ook in de eerste maanden van 2015 was het aantal eerste asielaanvragen van Kosovo laag. Vanaf mei 2015 is een relatief grote stijging in aantallen waarneembaar. Het aantal eerste asielaanvragen van Kosovaren in mei betrof afgerond 60 vreemdelingen, in juni steeg dit aantal naar afgerond 160 vreemdelingen en daalde in juli naar afgerond 110. Daarmee is er in 2015 inderdaad sprake van een toename van het aantal ingediende asielaanvragen.
Klopt het dat er desondanks een toename is van het aantal asielaanvragen ingediend door Kosovaren?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel asielaanvragen zijn er de afgelopen maanden ingediend door Kosovaren? Hoe verhouden deze aantallen zich tot vorig jaar?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeveel van deze gevallen is gebruik gemaakt van de vrijwillige terugkeerregeling?
Op dit moment heeft de DT&V ongeveer 125 Kosovaren in de caseload. Uit onderzoek van de DT&V blijkt dat een groot deel van de vreemdelingen in de caseload van DT&V kort na binnenkomst in Nederland bezig is met terugkeer via IOM en/of aanvullende terugkeerregelingen. Uit de cijfers van IOM blijkt dat er in 2015 (januari–juli) ongeveer 30 personen zijn vertrokken met terugkeergelden. In 2014 waren dit ongeveer 15 personen. Daarnaast hebben in dezelfde periode in 2015 ongeveer 20 personen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in natura terugkeerondersteuning te ontvangen. Het is overigens mogelijk om verschillende vormen van terugkeerondersteuning, zoals terugkeergelden en in natura ondersteuning, te combineren. De reden dat de aantallen terugkeer ten opzichte van de instroom relatief laag zijn heeft er mee te maken dat enerzijds de afhandeling van de asielprocedure tijd in beslag neemt en anderzijds dat het regelen van het daadwerkelijk vertrek ook enige tijd kost. Naar verwachting zal het zelfstandig vertrek van Kosovaren de komende tijd toenemen.
Waaruit bestaat de vergoeding die een Kosovaar ontvangt in ruil voor intrekking of na afwijzing van zijn asielaanvraag in Nederland?
Uitgeprocedeerde asielzoekers kunnen in aanmerkingen komen voor drie vormen van ondersteuning:
Deze ondersteuning heeft als doel om uitgeprocedeerde asielzoekers te helpen bij het opbouwen van een duurzame toekomst in hun land van herkomst waarmee het bijdraagt aan het bevorderen van zelfstandige terugkeer, wat de voorkeur geniet boven gedwongen terugkeer.
Vermoedt u ook dat hier sprake is van een vorm van misbruik van het systeem waarbij asielaanvragen worden ingediend terwijl de indiener bij voorbaat weet dat hij geen internationale bescherming behoeft?
Naar aanleiding van de sterke stijging van de instroom van Kosovaren sinds mei van dit jaar is er medio juni door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) een onderzoek gestart naar de mogelijke oorzaken daarvan. Uit deze analyse is naar voren gekomen dat het in aanmerking komen voor terugkeergelden waarschijnlijk een belangrijke verklaring is voor de stijging van de asielaanvragen van Kosovaren.
Vanzelfsprekend is dit niet de bedoeling van deze terugkeerregeling en ook niet van de asielprocedure. Daar waar er aanwijzingen zijn dat op oneigenlijke wijze gebruik wordt gemaakt van de terugkeerondersteuning en/of de asielprocedure, worden maatregelen getroffen en kunnen onder andere landen worden uitgesloten of de ondersteuning worden beperkt. In het recente verleden is dit ook gebeurd met bijvoorbeeld Georgiërs en Macedoniërs en per 1 augustus jl. met de Mongoolse Dublinclaimanten.
Deelt u de mening dat het aanbieden van een vergoeding in ruil voor intrekking of na afwijzing van asielaanvragen bij dergelijk misbruik direct stopgezet dient te worden?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid de vrijwillige terugkeerregeling ontoegankelijk te maken voor Kosovaren, in navolging van Macedoniërs in 2011?
De uitkomsten van genoemde onderzoek hebben er toe geleid dat ik de mogelijkheid voor Kosovaren om financiële en in natura terugkeerondersteuning te ontvangen heb beëindigd. De Kosovaren kunnen nog wel gebruik maken van de basisondersteuning uit REAN. Dit om te voorkomen dat praktische belemmeringen hun vertrek in de weg staan.
Zijn er nog andere landen waarvan de onderdanen oneigenlijk gebruik maken van de asielprocedure om zo gebruik te kunnen maken van de vrijwillige terugkeerregeling? Zo ja, bent u bereid ook in die gevallen te bezien of de vrijwillige terugkeerregeling niet langer van toepassing zou moeten zijn?
De asielinstroom wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Bij veranderingen daarin wordt nagegaan waardoor deze worden veroorzaakt. Hierbij wordt ook gekeken of er een aanzuigende werking uitgaat van het bieden van terugkeerondersteuning. Daar waar dit aan de orde is, wordt hierop actie ondernomen en worden deze landen uitgesloten van ondersteuning of wordt de ondersteuning beperkt. Per 1 augustus 2015 zijn ook asielzoekers uit Mongolië die op grond van de Dublin III verordening in een andere lidstaat van de Europese Unie zouden moeten worden behandeld uitgesloten.
Bent u tevens bereid om, in samenspraak met uw Europese collega’s, de Kosovaarse regering aan te spreken op haar verantwoordelijkheid om illegale migratie tegen te gaan?
De asielproblematiek staat hoog op de Europese agenda. In Europees verband wordt uitgebreid gesproken over hoe een oplossing kan worden gevonden voor de hoge instroom van asielzoekers. Ook de migratiestromen van Kosovaren naar EU-lidstaten zijn onderwerp van gesprek.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in haar recente contacten met de autoriteiten van Kosovo het besluit om de terugkeerondersteuning aan Kosovaren te beëindigen toegelicht. Kosovo is op de hoogte van de problematiek en neemt deze serieus. Van de zijde van Kosovo zijn diverse initiatieven genomen om Kosovaren via de media en internet zo goed mogelijk voor te lichten over migratie naar Europa. Van de Kosovaarse autoriteiten kan overigens niet worden verlangd de eigen inwoners te beletten Kosovo uit te reizen. Wel is van groot belang dat Kosovo maximaal meewerkt aan vrijwillige en gedwongen terugkeer van eigen onderdanen indien deze geen verblijf kunnen krijgen in Nederland. De samenwerking met Kosovo op dat punt is goed.
De bedreiging en intimidatie in asielzoekerscentra (AZC) door islamitische asielzoekers (vervolgvragen) |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Spanningen tussen christenen en moslims in asielzoekerscentra»?1
Ja.
Hoe verhoudt uw antwoord op eerdere Kamervragen2, dat verschillen in religieuze oorsprong doorgaans niet de reden vormen voor conflicten, zich met de incidenten in Gilze, Budel en Lutelgeest waar de islamitische achtergrond van bepaalde groepen juist wel de reden is van conflicten?
Het woord doorgaans impliceert dat verschillen in religieuze oorsprong wel degelijk de reden kunnen vormen voor conflicten, maar dat aan de meeste conflicten die zich in AZC’s voordoen een andere reden ten grondslag ligt.
Ziet u in dat de politiek-correcte antwoorden die zijn gegeven, totaal voorbij gaan aan onder meer het feit dat de politie in Dronten een einde heeft moeten maken aan een massaal gevecht in het AZC tussen Syrische moslims en Eritrese christenen? Erkent u dat het schreeuwen van «Allahu Akhbar» toch echt lijkt te wijzen op een religieuze component in het conflict? Zo nee, waarom niet?
In mijn feitelijk-correcte antwoord op uw eerdere Kamervragen heb ik aangegeven dat het niet is uitgesloten dat verschil in etnische of religieuze oorsprong tot conflicten tussen bewoners kan leiden. Mijn antwoord gaat derhalve ook niet voorbij aan eventuele religieuze componenten in een conflict.
Ziet u in dat een antwoord als «de meeste spanningen ontstaan tussen twee of meerdere individuen» totaal nietszeggend is en absoluut geen recht doet aan de ervaren bedreiging, intimidatie en discriminatie door de christelijke asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
Dat de meeste spanningen ontstaan tussen twee of meerdere individuen en dus niet tussen (etnische of religieuze) groepen blijkt uit de COA-praktijk. Het beeld dat een (meerderheid van een) bepaalde groep een andere groep intimideert, lastigvalt en/of bedreigt herkent het COA niet.
Dat de meldingsbereidheid een punt van aandacht is, onderkent het COA. In het rapport van Deloitte zijn aanbevelingen gedaan om de drempel zoveel mogelijk weg te nemen. Het COA heeft daarop maatregelen getroffen, zoals toegelicht in de beantwoording van eerdere kamervragen. Er is een werkgroep meldingsbereidheid ingesteld die zich hiermee bezig houdt. Tevens is er een samenwerkingsverband met COC en stichting Gave, zodat meldingen van discriminatie die niet bij COA binnen komen maar wel bij COC/stichting Gave alsnog bij het COA terecht komen. Op deze manier wordt er alles aan gedaan om de meldingen toch binnen te krijgen. Dat neemt niet weg dat de asielzoeker hierin een eigen verantwoordelijkheid heeft. Overigens is het niet zo dat er nooit meldingen worden gedaan door asielzoekers. Het beeld dat de leiding van AZC’s nooit geïnformeerd wordt over ervaren bedreiging, intimidatie en/of discriminatie herkent het COA niet.
Hoe oordeelt u over het feit dat de leiding van AZC's blijkbaar niet geïnformeerd wordt door de christelijke slachtoffers van islamitische bedreiging, intimidatie en discriminatie?
Zie antwoord vraag 4.
Welke concrete maatregelen bent u voornemens te treffen teneinde aan deze vreselijke situatie een einde te maken?
Wat het COA in algemene zin doet om intimidatie, bedreiging en/of discriminatie te voorkomen, heb ik laten weten in reactie op uw eerdere Kamervragen. In een AZC gelden Nederlandse waarden, waaronder vrijheid van godsdienst. Het belemmeren van deze vrijheid door medebewoners wordt dan ook niet getolereerd.
In hoeverre bent u bereid de procedures van asielzoekers die zich schuldig maken aan bedreiging, intimidatie en discriminatie stop te zetten?
Zoals aangegeven in de beantwoording van de eerdere Kamervragen kunnen misdragingen consequenties hebben voor de asielprocedure. Of een en ander gevolgen heeft, is afhankelijk van wat er is gebeurd en van de strafmaat die daarop is gesteld.
De bedreiging en intimidatie in asielzoekerscentra (AZC's ) door islamitische asielzoekers |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Christenen uit asiel weggepest»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom het zogenaamde verbetertraject uit 2011 blijkbaar niet heeft geholpen bij het voorkomen dat islamitische asielzoekers christelijke asielzoekers bedreigen, intimideren en discrimineren?
Dit beeld klopt niet met de feiten, wat niet wegneemt dat er wel degelijk spanningen tussen bewoners voorkomen. Het wonen op een beperkt oppervlak van mensen met diverse achtergronden kan spanningen met zich meebrengen. De meeste spanningen ontstaan tussen twee of meerdere individuen. Hoewel niet uitgesloten is dat verschil in etnische of religieuze oorsprong tot conflicten tussen bewoners kan leiden, is dit doorgaans niet de oorzaak van de conflicten die in asielzoekerscentra ontstaan.
Het COA benadrukt in haar voorlichting aan alle bewoners dat discriminatie en intimidatie, op basis van artikel 1 van de Grondwet, verboden is. Het COA tolereert geen beledigende en discriminerende uitingen over religie, sekse, seksuele geaardheid, leeftijd, etniciteit of nationaliteit. Op een asielzoekerscentrum geldt vrijheid van godsdienst. Dit betekent dat bewoners elkaar in hun waarde dienen te laten ongeacht religie, politieke overtuiging of seksuele geaardheid. Binnen de grenzen van de COA-locatie dient het beoefenen van het geloof plaats te vinden in de privéruimte in afstemming met andere bewoners van diezelfde privéruimte. Het is niet toegestaan om gemeenschappelijke ruimtes te gebruiken als gebedsruimte. Dergelijke ruimtes moeten voor iedereen vrij toegankelijk zijn.
De inspanningen van het COA zijn erop gericht om intimidatie en discriminatie zo veel als mogelijk te voorkomen. In antwoord op de aanbevelingen op het rapport van Deloitte heeft het COA een werkgroep samengesteld die aanbevelingen heeft vertaald in concrete maatregelen. Dit is gedaan in nauwe samenwerking met het COC en stichting Gave. Er wordt voorlichting gegeven aan medewerkers en bewoners om het bewustzijn te vergroten. Binnen de voorlichting wordt aandacht besteed aan artikel 1 van de Grondwet waarin het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod staat geformuleerd. Werkprocessen zijn ingericht om de meldingen van incidenten te stroomlijnen. Profilering en stellingname van het COA tegen religieuze en gender gerelateerde discriminatie heeft geresulteerd in zichtbare posters met anti-discriminatie boodschap, voorlichtingsmateriaal, themabijeenkomsten met medewerkers, een sociale kaart met doorverwijsmogelijkheden en lokale afspraken met belangenverengingen en kerken. De werkgroep is in afgeslankte vorm nog steeds actief om de genomen maatregelen te toetsen en signalen uit het werkveld te bespreken en met verbeter- of verandervoorstellen te komen. Recent heeft de werkgroep met stichting Gave afgesproken om in de komende maanden aandacht te besteden aan het uniform hanteren van eerder gemaakte landelijke afspraken. Dit vanwege de snelle groei van het aantal locaties en de instroom van nieuw personeel en het adequaat informeren hiervan.
Hoe duidt u het gegeven dat christelijke asielzoekers in AZC blijkbaar moeten vrezen voor hun veiligheid en hun welzijn omdat zij zich niet voldoende beschermd weten tegen bedreiging en intimidatie door islamitische asielzoekers?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat niet de slachtoffers van bedreiging, intimidatie en discriminatie worden overgeplaatst maar de daders?
Bij een incident wordt altijd gekeken naar de meest passende maatregel/oplossing waarbij zowel oog is voor de diverse persoonlijke belangen als ook de bijdrage aan de beheersbaarheid/leefbaarheid op de locatie. Het belangrijkste is dat bewoners die een kamer delen, goed met elkaar overweg kunnen. Wie een andere kamer krijgt is geen zaak van principe; de leefbaarheid en veiligheid van bewoners staat voorop.
Deelt u de visie dat asielzoekers die zich in AZC schuldig maken aan bedreiging, intimidatie en discriminatie hun recht op verblijf verspelen?
COA schakelt altijd de politie in voor zaken die de openbare orde raken. Asielzoekers kunnen en zullen net als andere burgers bij delicten worden bestraft en eventueel gedetineerd. In alle gevallen geldt dat misdragingen consequenties kunnen hebben voor de asielprocedure. Of een en ander gevolgen heeft, zal afhankelijk zijn van welk wangedrag en van de strafmaat die daarop is gesteld.
Ziet u in dat het huidige asielsysteem door de enorme toestroom en vele problemen in en om de AZC totaal onhoudbaar is geworden? Zo ja, in hoeverre ziet u de meerwaarde van het Australische model, dat enkel gericht is op opvang in de regio?
Opvang in de regio is voor het kabinet een belangrijk uitgangspunt. Dat is ook waarom het kabinet in grote mate (financieel) bijdraagt aan de opvang van vluchtelingen in de regio’s van herkomst. Dat neemt niet weg dat Nederland op grond van internationale verplichtingen gehouden is om bescherming te bieden aan die asielzoekers die bescherming tegen vervolging of onmenselijke behandeling behoeven. Dat is een uitgangspunt waar het kabinet voor staat.
Het vereiste inburgeringsexamen voor gezinsmigranten |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van het Europese Hof van Justitie dat Nederland vaker vrijstelling aan gezinsmigranten moet geven voor het afleggen van het inburgeringsexamen1?
Ja.
Erkent u dat dit nu al de zoveelste keer is dat de Eueropese Unie een streng(er) toelatingsbeleid voor migranten dwarsboomt?
Het Kabinet staat voor een restrictief gezinsmigratiebeleid dat gericht is op succesvolle integratie. Uiteraard houdt het Kabinet zich wel aan de kaders die door het Europees recht worden gesteld. De Europese regelgeving komt tot stand met inbreng vanuit alle betrokken lidstaten. Bij de implementatie van Europese regelgeving heeft de Nederlandse regering altijd oog voor de toepassing daarvan in de Nederlandse context. Op Europees niveau blijft de inzet erop gericht om hierover de best mogelijke afspraken te maken. Op dit moment beraadt het Kabinet zich op de consequenties van de uitspraak.
Kunt u garanderen dat het huidige gezinsherenigingsbeleid niet verder wordt uitgehold vanwege deze uitspraak?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u inmiddels bereid, zolang Nederland nog bij de Europese Unie is aangesloten, te zorgen voor een «opt-out» op het gebied van immigratie en asiel, zodat Nederland niet langer gebonden is aan de veel te softe Europes regels op dit gebied? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn eerdere beantwoording in de brief van 21 mei 2014.2
Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben een uitzonderingspositie op het terrein van immigratie en asiel bedongen voordat deze lidstaten konden worden gebonden aan de EU-wetgeving ter zake. Indien een andere lidstaat een uitzonderingspositie wenst te verkrijgen kan dat alleen wanneer het EU-verdrag hiertoe zou worden aangepast. Alle lidstaten moeten akkoord gaan met die verdragswijziging en deze moet ook in alle lidstaten geratificeerd worden. Dit is geen realistische weg en daarmee is een Nederlandse opt-out op het gebied van immigratie en asiel niet opportuun.
De falende kabinetslobby inzake terugkeer asielzoekers |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Kabinetslobby voor terugkeer asielzoekers faalt»?1
Hoe duidt u de zeer zorgelijke constatering van de Adviescommissie Vreemdelingenzaken (ACVZ) dat «de export naar de betreffende landen en de miljoenencontracten van het Nederlandse bedrijfsleven zwaarder wegen voor de Nederlandse overheid dan gedwongen terugkeer»?
In hoeverre begrijpt u dat de bovenstaande constatering van de ACVZ en de vaststelling dat «de meeste ministeries zich zelfs niet bewust zijn van het belang van terugkeer» het totale beleid ondermijnen?
Op welke wijze gaat u de ministeries doordringen van de noodzaak tot terugkeer?
Waar bevinden de meer dan 7.000 niet uitgezette vreemdelingen zich momenteel? Op welke wijze gaat u alsnog zorgen dat deze groep ons land verlaat?
Welke stappen bent u voornemens te zetten teneinde te zorgen dat er zo spoedig mogelijk een effectief beleid wordt doorgevoerd?
Intimidatie en bedreigingen door islamitische asielzoekers |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «COA is bang voor radicale Moslims op het AZC»?1
Ja.
Klopt het dat asielzoekerscentra gedomineerd worden door moslims die christenen intimideren en bedreigen?
Nee, dat beeld klopt niet met de feiten, wat niet wegneemt dat er wel degelijk spanningen tussen bewoners voorkomen. Het wonen op een beperkt oppervlak van mensen met diverse achtergronden kan dit met zich meebrengen. De meeste spanningen ontstaan tussen twee of meerdere individuen. Hoewel niet uitgesloten is dat verschil in etnische of religieuze oorsprong tot conflicten tussen bewoners kunnen leiden, is dit doorgaans niet de oorzaak van de conflicten die in asielzoekerscentra ontstaan.
Het COA benadrukt in haar voorlichting aan alle bewoners dat discriminatie en intimidatie, op basis van artikel 1 van de Grondwet, verboden is. Het COA tolereert geen beledigende en discriminerende uitingen over religie, sekse, seksuele geaardheid, leeftijd, etniciteit of nationaliteit. Op een asielzoekerscentrum geldt vrijheid van godsdienst. Dit betekent dat bewoners elkaar in hun waarde dienen te laten ongeacht religie, politieke overtuiging of seksuele geaardheid. Binnen de grenzen van de COA-locatie dient het beoefenen van het geloof plaats te vinden in de privéruimte in afstemming met andere bewoners van diezelfde privéruimte. Het is niet toegestaan om gemeenschappelijke ruimtes te gebruiken als gebedsruimte. Dergelijke ruimtes moeten voor iedereen vrij toegankelijk zijn.
Klopt het ook dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers hier niet tegen optreedt? Zo ja, waarom niet?
Veiligheid en leefbaarheid binnen en buiten het asielzoekerscentrum geniet hoogste prioriteit. Op een opvanglocatie is beveiliging aanwezig. Het COA heeft huisregels die bij binnenkomst op een locatie aan de (nieuwe) bewoner bekend worden gemaakt. Personeel van het COA ziet er op toe dat deze worden nageleefd en spreekt bewoners aan op ongewenst gedrag. Het COA heeft de mogelijkheid om een maatregel op te leggen wanneer een bewoner een huisregel overtreedt. Ook wordt aan iedere bewoner voorlichting gegeven over het wonen op een locatie. Maatregelen die het COA kan nemen zijn beschreven in het Reglement Onthoudingen Verstrekkingen. Voor zaken die de openbare orde raken wordt altijd politie ingeschakeld. Al deze maatregelen, naast de gesprekken met bewoners, hebben tot doel een (sociale en fysieke) veilige leefomgeving te behouden.
Kunt u garanderen dat asielzoekers die zich aan genoemd wangedrag schuldig maken geen verblijfsvergunning krijgen en direct uit ons land worden verwijderd? Zo nee, waarom niet?
COA schakelt altijd de politie in voor zaken die de openbare orde raken. Asielzoekers kunnen en zullen net als andere burgers bij delicten worden bestraft en eventueel gedetineerd. In alle gevallen geldt dat misdragingen consequenties kunnen hebben voor de asielprocedure. Of een en ander gevolgen heeft, zal afhankelijk zijn van welk wangedrag en van de strafmaat die daarop is gesteld.
De veiligheid van christelijke asielzoekers op Asielzoekerscentra's (AZC’s) |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «christelijke asielzoeker «ontvlucht» azc uit angst voor moslims»?1 Herinnert u zich de beantwoording van eerdere vragen over de moord op een christelijke asielzoeker?2 Herinnert u zich de beantwoording van eerdere vragen over het artikel: «Asielopvang tikkende tijdbom»?3
Ja.
Herkent u de signalen uit deze casus waarbij een meerderheid van de asielzoekers met een islamitische achtergrond christelijke bewoners intimideren, discrimineren en soms zelfs bedreigen?
Nee, dat beeld klopt niet met de feiten, wat niet wegneemt dat er wel degelijk spanningen tussen bewoners voorkomen. Het wonen op een beperkt oppervlak van mensen met diverse achtergronden kan dit met zich meebrengen. De meeste spanningen ontstaan tussen twee of meerdere individuen. Hoewel niet uitgesloten is dat verschil in etnische of religieuze oorsprong tot conflicten tussen bewoners kunnen leiden, is dit doorgaans niet de oorzaak van de conflicten die in asielzoekerscentra ontstaan.
Het COA benadrukt in haar voorlichting aan alle bewoners dat discriminatie en intimidatie, op basis van artikel 1 van de Grondwet, verboden is. Het COA tolereert geen beledigende en discriminerende uitingen over religie, sekse, seksuele geaardheid, leeftijd, etniciteit of nationaliteit. Op een asielzoekerscentrum geldt vrijheid van godsdienst. Dit betekent dat bewoners elkaar in hun waarde dienen te laten ongeacht religie, politieke overtuiging of seksuele geaardheid. Binnen de grenzen van de COA-locatie dient het beoefenen van het geloof plaats te vinden in de privéruimte in afstemming met andere bewoners van diezelfde privéruimte. Het is niet toegestaan om gemeenschappelijke ruimtes te gebruiken als gebedsruimte. Dergelijke ruimtes moeten voor iedereen vrij toegankelijk zijn.
Heeft het personeel van het Centrum Opvang Asielzoekers (COA), zoals aangegeven in de beantwoording van de eerder genoemde vragen, er adequaat op toegezien dat de huisregels van het ACZ zijn nageleefd? Heeft het personeel de bewoners in casu aangesproken op ongewenst gedrag? Heeft het personeel in casu gebruik gemaakt van het opleggen van een maatregel?
Een situatie waarin slachtoffers van intimidatie zich genoodzaakt zien de COA-locatie te verlaten zou inderdaad niet mogen voorkomen. De inspanningen van het COA zijn er dan ook op gericht om dit te voorkomen, zo ook in dit geval.
Het COA heeft mij gemeld dat medewerkers van het COA na de melding in gesprek zijn gegaan met de betrokken persoon om een passende oplossing te vinden. Bij het zoeken van een oplossing in dergelijke situaties is overplaatsing naar een andere locatie geen uitgangspunt voor het COA. In dit geval is de betrokken persoon overgeplaatst omdat dat op zijn eigen verzoek was. Het COA is ook in gesprek gegaan met andere christelijke bewoners en de overige bewoners van de unit. Zij geven dat zij zich niet geïntimideerd of bedreigd voelen. Op een groot deel van de kamers wonen bewoners met verschillende religies bij elkaar en kan ieder zijn eigen geloof belijden.
Het COA heeft geen sanctionerende maatregel opgelegd omdat tot op het individuele niveau geen aanwijzingen zijn gevonden van intimidatie, discriminatie of bedreiging (ook niet op basis van het filmpje).
Veiligheid en leefbaarheid binnen en buiten het asielzoekerscentrum geniet de hoogste prioriteit. Het COA heeft huisregels die bij binnenkomst op een locatie aan de nieuwe bewoner bekend worden gemaakt. In deze huisregels is o.a. bepaald dat intimidatie en discriminatie verboden is, vrijheid van godsdienst geldt en het niet is toegestaan om openbare ruimtes te gebruiken als gebedsruimte. Het COA heeft de mogelijkheid om een maatregel op te leggen wanneer een bewoner een huisregel overtreedt. Voor zaken die de openbare orde raken, wordt altijd politie ingeschakeld.
Hoeveel meldingen en incidenten hebben er in het laatste jaar op COA-locaties plaatsgevonden met een religieuze achtergrond?
Het COA legt in haar registratiesysteem de aard van een incident vast (bijvoorbeeld vandalisme, bedreiging, suïcidepoging etc.), maar niet de achtergrond/aanleiding. Daarmee is dus niet te achterhalen hoe vaak een incident heeft plaatsgevonden met een religieuze achtergrond. Alle meldingen van bewoners die de stichting Gave of het COC ontvangt, worden gemeld aan het COA. Dit incident is de tweede melding die dit jaar via de stichting Gave binnenkomt (na een melding van 14 januari jl. over gevoelens van onveiligheid op een het AZC in Katwijk).
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is dat slachtoffers van dergelijke intimidatie zich klaarblijkelijk genoodzaakt zien de COA-locatie te verlaten terwijl de daders gewoon blijven zitten?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u de risico's, zoals beschreven in deze casus, die gepaard kunnen gaan met het melden van klachten binnen een AZC? Deelt u voorts de mening dat deze risico's ervoor zorgen dat de meldingsbereidheid van klachten laag is zoals ook bleek uit het onderzoek van Deloitte BOI uit 2010?
Asielzoekers worden voorgelicht dat men voor elk signaal of voorval terecht kan bij COA medewerkers en dat bij vermeende strafbare feiten aangifte gedaan kan worden bij de politie. Op deze wijze tracht het COA de drempel voor het melden van klachten zo laag mogelijk te leggen.
De door Deloitte onderzochte meldingsbereidheid zag niet enkel op de risico’s. De lagere meldingsbereidheid kon ook het gevolg zijn van onbekendheid hoe en waar te melden en met onduidelijkheid in de terugkoppeling naar een bewoner wat met een klacht is gedaan. Het COA heeft na het verschijnen van de aanbevelingen uit het Deloitte onderzoek een pakket aan maatregelen getroffen.
Desondanks kan het COA niet in alle gevallen voorkomen dat bewoners zich onveilig voelen of bewerkstelligen dat bewoners hierover telkens in gesprek treden met het COA of andere partijen. Evenzo kan niet worden uitgesloten dat een klacht en bijvoorbeeld als gevolg daarvan het aanspreken/sanctioneren van een dader toch gevolgen kan hebben voor een slachtoffer, bijvoorbeeld het moeten verhuizen om escalatie te voorkomen. De inspanningen van het COA zijn erop gericht om dit zo veel als mogelijk te voorkomen.
Welke maatregelen heeft u genomen om het COA-personeel bewust te maken van het belang om botsingen, met een religieuze inslag, vroegtijdig te signaleren en effectieve maatregelen te nemen? Staat u nog altijd achter de conclusie, zoals beschreven in de beantwoording op de eerder genoemde vragen, dat de veiligheid van kwetsbare asielzoekers zo veel mogelijk geborgd is?
Voor de borging van de veiligheid van kwetsbare asielzoekers wordt het onderwerp blijvend onder de aandacht gebracht. Het COA is zich van oudsher bewust welke spanningen er tussen diverse bewoners/groepen kunnen bestaan. In antwoord op de aanbevelingen op het rapport van Deloitte heeft het COA een werkgroep samengesteld die aanbevelingen heeft vertaald in concrete maatregelen. Dit is gedaan in nauwe samenwerking met het COC en de stichting Gave. Er wordt voorlichting gegeven aan medewerkers en bewoners om het bewustzijn te vergroten. Binnen de voorlichting wordt aandacht besteed aan artikel 1 van de Grondwet waarin het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod staat geformuleerd. Werkprocessen zijn ingericht om de meldingen van incidenten te stroomlijnen. Profilering en stellingname van het COA tegen religieuze en gender gerelateerde discriminatie heeft geresulteerd in zichtbare posters met anti-discriminatie boodschap, voorlichtingsmateriaal, themabijeenkomsten met medewerkers, een sociale kaart met doorverwijsmogelijkheden en lokale afspraken met belangenverengingen en kerken. De werkgroep is in afgeslankte vorm nog steeds actief om de genomen maatregelen te toetsen en signalen uit het werkveld te bespreken en met verbeter- of verandervoorstellen te komen. Recent heeft de werkgroep met de stichting Gave afgesproken om in de komende maanden aandacht te besteden aan het uniform hanteren van eerder gemaakte landelijke afspraken wegens de snelle groei van het aantal locaties en de instroom van nieuw personeel.
Bent u bereid, in samenspraak met bijvoorbeeld Stichting Gave, aanvullende maatregelen te nemen? Zo ja, welke? Hoe staat het met de implementatie van de aanbevelingen die voortvloeien uit het onafhankelijk rapport van Deloitte BOI? Ziet u momenteel, gezien de enorme toename van het aantal asielzoekers, de noodzaak aanvullend onderzoek te doen? Welke verbeteringen, zoals aangegeven in de beantwoording van de eerder genoemde vragen, zijn er in 2013 en 2014 aangebracht om de veiligheid van christelijke asielzoekers te vergroten?
Een aanvullend onderzoek acht ik niet nodig. Temeer daar het COA met de partijen die destijds bij het onderzoek van Deloitte betrokken waren (de stichting Gave en het COC) periodiek en ad hoc overleg voert over trends/signalen, mogelijke spanningen en verbeterpunten. Dit zal het COA blijven doen. Op deze wijze wordt de situatie nauwlettend in de gaten gehouden.
Het rapport ‘Gezinnen in de knel’ |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel in de Volkskrant d.d. 12 juni 2015 «Nederland schendt verdragen voor gezinshereniging»1 en het rapport «Gezinnen in de knel: een analyse van het belang van het kind in het Europese en Nederlandse gezinsmigratiebeleid» van Defence for Children?2
Ja.
Zo ja, wat is uw reactie op het artikel en het rapport met aanbevelingen?
Nederland handelt conform de betreffende Verdragen. Het rapport bevat het standpunt van Defence for Children over elementen die al langer onderwerp van debat zijn. Zowel mijn ambtsvoorganger, als ikzelf hebben op meerdere momenten met uw Kamer van gedachten gewisseld over verschillende elementen uit het rapport (Algemeen Overleg op 14 januari en 4 juni jl.).
De wijze waarop door de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) wordt getoetst aan de voorwaarden en de wijze waarop de belangenafweging plaatsvindt zijn in overeenstemming met de Verdragen en met de bijbehorende jurisprudentie, waaraan Nederland gehouden is.
Klopt het dat Nederland niet registreert in hoeveel gevallen een buitenlandse ouder verblijf aanvraagt bij een (Nederlands) kind? Zo ja, wat is hiervoor de reden? Bent u bereid dit voortaan wel te gaan registreren?
In het datawarehouse van de IND worden verblijfsaanvragen van ouders bij kinderen niet als zodanig geregistreerd. Voor aanvragen van ouders voor verblijf bij minderjarige kinderen bestaat namelijk geen apart verblijfsdoel. Deze aanvragen worden getoetst aan artikel 8 EVRM en indien deze toets positief uitvalt, wordt verblijf op grond van artikel 8 EVRM (gezinsleven) verleend. Gegevens over verblijf van ouder bij kind zijn derhalve niet uit het systeem van de IND te halen.
De inzet is dat door verdere ontwikkeling van het systeem in de toekomst (geleidelijk) meer informatie geleverd zal kunnen worden. Bij iedere aanpassing van het systeem maak ik de afweging tussen de urgentie van de aanpassing, de kosten en de capaciteit die met de aanpassing gemoeid zijn en de technische stabiliteit van het systeem.
Deelt u de conclusie in het rapport dat het «belang van het kind» het zwaarstwegende belang is in een belangenafweging over gezinsmigratie, zonder dat dit gelijk impliceert dat het «belang van het kind» op zichzelf altijd doorslaggevend is?
Ingevolge het Verdrag voor de Rechten van het Kind (VRK) en jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is «het belang van het kind» een eerste overweging («a primary consideration»). Dat wil zeggen dat in ieder geval altijd aan het belang van het kind moet worden getoetst en dat in de algehele belangenafweging een zwaar gewicht bij dat belang moet liggen. Dit wil evenwel niet zeggen dat dit belang in de toelatingsprocedure dan ook de doorslag behoeft te geven ten aanzien van het verlenen van verblijf.
Bent u voornemens «het belang van het kind» uit artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind op te nemen in de Vreemdelingenwetgeving en een duidelijk toetsingskader te creëren voor de aspecten die worden meegenomen bij de vaststelling van het belang van het kind? Bent u vervolgens bereid na te gaan of de mate van weging van deze aspecten in lijn zijn met General Comment 14 van het VN-Kinderrechtencomité? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doorvoeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet voornemens om het belang van het kind separaat te codificeren in vreemdelingenwetgeving aangezien ik van oordeel ben dat de huidige regelgeving en praktijk reeds afdoende rekening houdt met dit belang. Ik heb de Kamer op 4 juni jl. toegezegd te bezien op welke wijze het belang van het kind meer expliciet in de werkinstructie voor de toepassing van artikel 8 EVRM kan worden opgenomen. Uw Kamer is hierover separaat geïnformeerd (dossiernummer 19637 briefnummer 2020).
Een aanvullende verwijzing naar General Comment 14 van het VN-Kinderrechtencomité lijkt mij weinig meerwaarde hebben.
Paragraaf 66 van deze Comment gaat specifiek over migratie: «[...] preservation of the family unit should be taken into account when assessing the best interests of the child in decisions on family reunification».
Uiteraard is hiervan sprake in het besluitvormingsproces binnen de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Er wordt een individuele zaaksanalyse gemaakt, waarbij alle betrokkenen de gelegenheid krijgen – zo nodig met behulp van rechtsbijstand – de voor hen relevante belangen toe te lichten. Bij het maken van deze belangenafweging wordt veel gewicht toegekend aan het bijeenhouden van het gezin. Dat laatste laat uiteraard onverlet dat tevens gewicht mag worden toegekend aan het niet voldoen aan formele voorwaarden voor gezinshereniging.
Kunt u de toetsing «het belang van het kind» opnemen in wetgeving en/of het beleid ten aanzien van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en fundamentele Vrijheden (EVRM) aanpassen, waarbij tevens het criterium uit de Jeunesse-zaak van het Europees Hof voor de Rechten van Mens wordt opgenomen dat bij iedere beslissing moet worden gekeken naar de uitvoerbaarheid, haalbaarheid en proportionaliteit van een beslissing?
Zie het antwoord op vraag 5.
Het aangehaalde criterium uit de Jeunesse-uitspraak van het EHRM is geen nieuw criterium. Om de beslismedewerkers van de IND nader te instrueren over de gevolgen van de Jeunesse uitspraak van het EHRM heb ik dit criterium opgenomen in de Handleiding 8 EVRM (blz.3. Ik verwijs hiervoor naar de brief van mijn ambtsvoorganger van 30 oktober 2014.
Deelt u de stelling uit het rapport dat de Nederlandse wetgeving nog niet in overeenstemming is met de artikelen 5, vijfde lid en artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn (GRi) en dat deze artikelen niet geïmplementeerd kunnen worden door te verwijzen naar de toets aan artikel 8 EVRM? Zo ja, bent u voornemens typerende artikelen uit deze richtlijn die verplichten tot een individuele belangenafweging zoals artikel 5 lid 5 GRi en artikel 17 GRi voor alle gezinsmigratiezaken over te nemen in Nederlandse wet- of regelgeving? Zo nee, waarom niet?
Nee. Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie vereist omzetting van een richtlijn in nationale wetgeving niet noodzakelijkerwijs in elke lidstaat een optreden van de wetgever.4 Volgens het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie zijn lidstaten bevoegd om voor de uitvoering van de richtlijnen de vorm en de middelen te kiezen waarmee het door de richtlijnen nagestreefde resultaat het best kan worden bereikt. Uiteindelijk gaat het erom dat het nuttig effect wordt bereikt. Bij de implementatie van de richtlijn is ervan uitgegaan dat het apart benoemen van deze beide artikelen in de regelgeving niet noodzakelijk is. De Europese Commissie heeft aangegeven5 dat deze artikelen aansluiten bij respectievelijk artikel 3 VRK en artikel 8 EVRM.
Voor de Commissie was dit reden op te merken dat het aanbeveling verdient om bij de afweging van belangen uit te gaan van de interpretatie van artikel 8 EVRM.
Ook heeft het Hof van Justitie van de EU overwogen dat de criteria van artikel 17 van de richtlijn corresponderen met die van artikel 8 EVRM.6
Door de wijze waarop een aanvraag wordt getoetst aan de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), de artikelen 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en 3:4 Awb en artikel 8 EVRM en deze beoordeling aansluit op de artikelen 5, lid 5 en 17 van de richtlijn zie ik geen noodzaak beide artikelen op te nemen in het Vreemdelingenbesluit 2000.
Het bericht dat de helft van de Somaliërs in de bijstand zit |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Helft Somaliërs in Nederland zit in de bijstand»?1
Ja.
Hoe duidt u de enorme oververtegenwoordiging van Somaliërs in de bijstand, maar ook in statistieken over schooluitval en criminaliteit?
De cijfers waar het Volkskrant-artikel van 12 mei 2015 aan refereert, zijn niet nieuw. Het is zorgelijk dat veel Somaliërs zo slecht kunnen meekomen in onze maatschappij. Het kabinet is van mening dat iedereen moet participeren in de Nederlandse samenleving; immigranten zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om hun integratie ter hand te nemen en de kennis en vaardigheden te verwerven die nodig zijn om een zelfredzaam bestaan op te bouwen in Nederland (zie ook Agenda Integratie (TK 2012–2013, 32 824, nr. 7)). Dus ook Somaliërs zijn primair zelf verantwoordelijk voor hun integratieproces.
Vooral de lokale overheid is een belangrijke schakel in het integratieproces van Somaliërs, omdat zij dicht bij hun lokale Somalische gemeenschap staan, en direct of indirect contact hebben met de gemeenschap en sleutelfiguren. Ik zet mij er voor in dat gemeenten met elkaar goede praktijken uitwisselen om dit te ondersteunen.
In hoeverre deelt u de constatering dat het huidige immigratie- en integratiebeleid faalt en de voortgaande toestroom van kanslozen naar Nederland onze samenleving onder grote druk zet?
Hoewel opvang in de regio de voorkeur heeft, hecht het kabinet eraan bescherming te bieden aan vreemdelingen die in Nederland een asielaanvraag indienen en van wie in een zorgvuldige procedure wordt vastgesteld dat zij in hun land van herkomst worden vervolgd of daar een ernstig risico op onmenselijke behandeling lopen. Nederland voert in dit verband een restrictief beleid, waarbij de internationale verplichtingen waaraan Nederland zich heeft verbonden leidend zijn. Vanwege de ernstige mensenrechten- en veiligheidssituaties in verschillende herkomstlanden, waaronder de oorlog in Syrië, is in het afgelopen jaar in relatief veel gevallen geconcludeerd dat een asielzoeker recht heeft op bescherming.
Het kabinet onderkent dat de komst van migranten belangrijke uitdagingen met zich mee kan brengen, mede op het terrein van integratie, maar deelt niet dat daaruit de conclusie kan worden getrokken dat het huidige immigratie- en integratiebeleid faalt.
Kunt u aangeven waarom u – zeker gezien de enorme integratieproblemen van eerdere groepen asielzoekers, zoals Somaliërs – ook afgelopen jaar tienduizenden asielzoekers heeft toegelaten?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de oplossing ligt in het toewerken naar het Australisch immigratiemodel, waar nieuwkomers de eerste jaren geen gebruik kunnen maken van sociale voorzieningen, enkel mensen die de samenleving komen versterken welkom zijn en asielzoekers alleen nog worden opgevangen in de regio van herkomst? Zo neen, waarom niet?
Het is zoals hierboven aangegeven staand kabinetsbeleid dat opvang zoveel als mogelijk in de regio plaatsvindt. Het toepassen van een immigratiemodel in Nederland of de EU, waarbij asielzoekers uitsluitend nog worden opgevangen in derde landen die daartoe bereid zijn gevonden en de verantwoordelijkheid voor deze asielzoekers volledig aan die landen wordt overgedragen is gecompliceerd en moeilijk realiseerbaar. Zo is medewerking van die derde landen nodig, wat niet zonder meer het geval zal zijn. Daarnaast dient Nederland of de EU rekening te houden met bestaande EU- en internationale regelgeving, waaronder het beginsel van non-refoulement. Op basis van art. 3 EVRM moet Nederland of de EU kunnen garanderen dat het derde land, of een bevoegde autoriteit in het derde land, de opvang en de asielprocedure inricht naar toepasselijke internationale normen. Nader uit te werken scenario’s om deze complicaties te ondervangen wil ik evenwel niet uit de weg gaan, zoals uitbreiding van de capaciteit van de opvang van derde landen en een grotere rol van derde landen bij zoek- en reddingsactiviteiten. Daarvoor is op onderdelen ook aandacht in de op 13 mei jl. door de Europese Commissie uitgebrachte Europese Agenda voor Migratie.
De verwachte uitspraak van de Raad van State |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de behandelend advocaat in de zaak die vandaag, op 11 mei 2015, in hoger beroep zou worden behandeld door de Raad van State, de zaak waaraan u in uw brief d.d. 22 april 2015 (Kamerstuk 19 637, nr. 1994) refereert, heeft ingetrokken?1 Zo ja, wat is hierop uw reactie?
Ja, daarvan heb ik kennisgenomen.
Aangezien de richtinggevende uitspraak die u in uw brief aangaf te verwachten op 11 mei 2015 er nu kennelijk niet zal komen, kunt u de Kamer informeren over de stappen die u nu gaat ondernemen in plaats van het afwachten van deze uitspraak?
Ik vind het van belang te benadrukken dat ik niet wacht op een uitspraak. In de brief van 22 april 2015 heb ik aangekondigd dat ik met de gemeenten in gesprek ga over een aantal aanvullende maatregelen. Daarnaast heb ik aangegeven dat naar mijn mening voor de Nederlandse Staat geen verdere verplichtingen voortvloeien uit de verdragen waarbij Nederland partij is. Voor het overige wil ik u verwijzen naar mijn antwoorden op de door de leden Gesthuizen (SP), Schouw (D66), Voortman (GroenLinks) en Voordewind (ChristenUnie) op 28 april 2015 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2467)
Het bericht ‘Grote onrust in verzorgingshuis Zuidoost over opvang illegalen’ |
|
Sietse Fritsma (PVV), Karen Gerbrands (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Grote onrust in verzorgingshuis Zuidoost over opvang illegalen»?1
Ja.
Is het niet van de zotte dat onze ouderen het verzorgingshuis niet meer in komen, maar er wel plaats is voor uitgeprocedeerde asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
In de ouderenzorg is al sinds de jaren 80 van de vorige eeuw de trend zichtbaar dat mensen langer thuis (willen) blijven wonen en dat het aantal verzorgingshuisplaatsen afneemt. Zorginstellingen beraden zich hoe zij omgaan met leegkomende kamers/appartementen. In een aantal gevallen kunnen zij zich richten op zwaardere doelgroepen of ligt er een mogelijkheid in het scheiden van wonen en zorg. Soms is sluiting of aanwending voor andere doeleinden een mogelijkheid. Leegstand kan leiden tot verloedering en een gevoel van onveiligheid. Bewoning kan eraan bijdragen dat een gebouw leefbaar en exploiteerbaar blijft. Van belang is in alle gevallen dat hierover op een zorgvuldige wijze wordt gecommuniceerd met de zittende bewoners om daarmee eventuele zorgen zoveel mogelijk weg te kunnen nemen.
Bent u van mening dat het onverantwoord is om kwetsbare ouderen gezamenlijk met een groep uitgeprocedeerde asielzoekers op te vangen in een verzorgingshuis? Zo ja, hoe gaat u deze ouderen beschermen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Maken de ouderen zich grote zorgen over dit initiatief? Hoe gaat u deze zorgen wegnemen? Gunt u hen geen zorgeloze oude dag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid uw beleid aan te passen en ouderen met indicatie ZZP 1 t/m 3 ook weer toegang te geven tot de verzorgingshuizen? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen aanleiding om de Wet langdurige zorg op dit punt aan te passen. Cliënten die onder de AWBZ een indicatie voor ZZP 1 t/m 3 zouden hebben gekregen, kunnen nu zorg en ondersteuning ontvangen van de gemeente en/of de zorgverzekeraar. Voor bestaande cliënten geldt overgangsrecht.
Bent u bereid deze en alle andere illegalen zo spoedig mogelijk uit Nederland te verwijderen? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen relatie tussen mijn beleid op het terrein van de langdurige zorg en de door u gesuggereerde actie.
Het bed, bad, brood compromis |
|
Bram van Ojik (GL), Kees van der Staaij (SGP), Alexander Pechtold (D66), Sybrand van Haersma Buma (CDA), Emile Roemer , Arie Slob (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Kunt uiteenzetten waarop de conclusie is gebaseerd dat het Comité van Ministers van de Raad van Europa de bevindingen van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) niet deelt omdat deze geen grondslag zouden vinden in het Europees Sociaal Handvest (ESH)? Kunt u aangeven hoe deze interpretatie zich verhoudt tot het mandaat van het Comité van Ministers zoals vastgelegd in Artikel 9, eerste lid, van het Aanvullend Protocol bij het ESH betreffende een systeem voor collectieve klachten, waarin duidelijk wordt aangegeven dat het Comité van Ministers zich alleen beperkt tot het doen van aanbevelingen?
De regering hecht aan getrouwe naleving van de mensenrechtenverdragen waarbij Nederland partij is. In de resolutie wordt opgemerkt dat de bevoegdheden van het ECSR gegrond zijn in het verdrag zelf en dat dit verdrag een beperking kent in de personele reikwijdte van het verdrag. Hieruit kan slechts de conclusie volgen dat de bevindingen van het ECSR geen grondslag vinden in het verdrag.
De collectieve-klachtprocedure onder het Europees Sociaal Handvest (ESH) is zo vormgegeven dat het rapport van het ECSR is gericht aan het Comité van Ministers. De verdragspartijen hebben zich in deze procedure ervan verzekerd dat zij zelf, als collectief, het laatste woord hebben in de procedure. Het Aanvullend Protocol bepaalt dat het Comité van Ministers, als het hoogste beleidsbepalende orgaan van de Raad van Europa, een resolutie aanneemt naar aanleiding van een rapport van het ECSR. Een resolutie van het Comité van Ministers is evenmin juridisch bindend. Wel geeft een resolutie, zijnde een wilsuitdrukking van het hoogste beleidsbepalende orgaan van de Raad van Europa, een sterke politieke binding.
Volgens artikel 9, lid 1 van het Aanvullend Protocol is een aanbeveling aan de betrokken lidstaat een verplicht onderdeel van de resolutie van het Comité van Ministers wanneer het ECSR in een rapport een schending heeft geconstateerd. Met de afsluitende aanbeveling van het Comité van Ministers om te rapporteren over de ontwikkelingen, voldoet het Comité van Ministers aan deze verdragsrechtelijke plicht. Het Comité van Ministers heeft in de aanbeveling gekozen voor een formulering die geen instemming met de kritiek van het ECSR impliceert, namelijk een neutraal verzoek om te rapporteren over mogelijke ontwikkelingen ten aanzien van dit onderwerp.
Hoe verhoudt deze conclusie zich tot de uitspraken in de resolutie van het ECSR dat het argument, dat zich beroept op het gebrek aan internationale verplichtingen teneinde bescherming te bieden aan irreguliere migranten, niet geaccepteerd kan worden?
In de resolutie wijst het Comité van Ministers op het mandaat van het ECSR dat is neergelegd in het verdrag, het Europees Sociaal Handvest. Het ECSR houdt toezicht op de correcte uitvoering van dit verdrag. Dit verdrag kent een beperking in de personele reikwijdte van het verdrag. Het is dan ook niet aan het ECSR om zich uit te spreken over de rechten van illegaal in ons land verblijvende personen. Ter verdere toelichting op haar internationale verplichtingen wijst de regering met name op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Uit het EVRM vloeit geen algemene verplichting voort tot het bieden van basisvoorzieningen aan illegale vreemdelingen. Volgens de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) mag rekening worden gehouden met de verblijfstatus van vreemdelingen en de belangen van de Staat om een vreemdelingenbeleid te voeren met effectief terugkeerbeleid. Wel is specifiek artikel 3 van het EVRM in dit verband van belang. Eenieder die zich in Nederland bevindt, ongeacht zijn juridische status, kan zich beroepen op het verbod van onmenselijke behandeling indien het onthouden van basale bestaansvoorzieningen daartoe zou leiden. Artikel 3 EVRM is dus een ondergrens. De regering is van mening dat hieraan wordt voldaan.
Het koppelingsbeginsel geldt niet onverkort, er zijn uitzonderingen op aangebracht juist om bescherming te bieden aan de rechten van het individu. Iedere vreemdeling heeft recht op medisch noodzakelijke zorg en er gelden extra maatregelen voor kwetsbare groepen. Zo komen gezinnen met minderjarige kinderen waarvan de asielaanvraag is afgewezen, in aanmerking voor onderdak in een gezinslocatie indien daarmee wordt voorkomen dat de kinderen in een humanitaire noodsituatie terechtkomen. Voor (uitgeprocedeerde) vreemdelingen met een medische problematiek zijn ook mogelijkheden tot opvang voorhanden.
In de huidige regeling is opvang beschikbaar in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) voor vreemdelingen die bereid zijn mee te werken aan terugkeer. Onder de nieuwe regeling krijgt de vreemdeling ook zonder deze expliciete terugkeerbereidheid voor een beperkt aantal weken toegang tot onderdak bij één van de vijf grote gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag en Eindhoven) en Ter Apel. Dit betreft onderdak als voorfase op verblijf in een reguliere VBL waar vervolgens gewerkt kan worden aan terugkeer.
Het kabinet is, zoals opgemerkt, van mening dat het beleid reeds voldoet aan de mensenrechtelijke standaarden.
Hoe verhoudt deze conclusie zich tot de uitspraken in de resolutie van het ECSR dat er unaniem is vastgesteld dat Nederland artikel 13, vierde lid, en artikel 31, tweede lid, schendt door niet in de basale levensbehoeften te voorzien van irreguliere migranten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de stelling van het ECSR dat het ontzeggen van basale levensbehoeften aan irreguliere migranten geen enkel concreet effect heeft op het terugkeerbeleid?
Het is van belang te benadrukken dat het Nederlandse stelsel niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen geen basale levensbehoeften ontzegt. Het stelsel is dusdanig ingericht dat het voor niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen mogelijk is om onderdak te krijgen. Wel acht het kabinet het daarbij van belang dat de vreemdeling werkt aan terugkeer. Los van de vraag of het ECSR kan onderbouwen dat het maken van deze koppeling geen effect heeft op terugkeer, is het voor het kabinet veeleer van belang om door die koppeling duidelijk te maken dat langdurig verblijf in de illegaliteit onwenselijk wordt geacht.
Hoe verhoudt het huidige voorstel om opvang afhankelijk te maken van terugkeerbereidheid, zich tot de stelling van het ECSR dat in de huidige jurisprudentie van het ESH opvang niet afhankelijk gemaakt mag worden van terugkeerbereidheid?
Zoals gezegd is het kabinet van oordeel dat de bevindingen van het ECSR geen grondslag vinden in het verdrag. Bovendien is het kabinet van mening dat ook indien een vreemdeling aanspraak zou kunnen maken op voorzieningen, dit niet de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling buiten spel zou zetten.
Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat onder de nieuwe regeling een vreemdeling ook zonder expliciete terugkeerbereidheid voor een beperkt aantal weken toegang tot onderdak krijgt bij één van de vijf grote gemeenten en Ter Apel.
Bent u van mening dat het voorliggende compromis recht doet aan de uitspraken van het ECSR en het Comité van Ministers en daarmee aan de mensenrechtelijke verdragen waaraan Nederland zich gecommitteerd heeft?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre acht u het wenselijk dat binnen Europa handvesten en verdragen die op dezelfde materie zien naast elkaar bestaan, maar waarvan de toepassing tot onduidelijke en uiteenlopende resultaten leidt? Welke inspanningen worden verricht teneinde tot harmonisatie te komen?
Het is een gegeven dat verschillende verdragen van toepassing zijn op de verschillende rechtsordes in Europa. Het kabinet beschouwt het bestaan van verschillende mensenrechtelijke instrumenten als een feit. Het ESH en het EVRM kennen zowel een verschil in materiële reikwijdte als personele reikwijdte. Het is uiteraard van belang dat de toezichthoudende organen zich rekenschap geven van elkaars jurisprudentie.
Harmonisatie in de onderhavige context zou voorts in principe kunnen geschieden door verdragswijziging. Het kabinet acht het echter niet haalbaar om het bestaande acquis open te breken en met alle lidstaten van de Raad van Europa hierover in onderhandeling te treden.
In hoeverre bent u van mening dat uit de uitspraken van de beide Europese Comités een onderscheid valt op te maken tussen illegale vreemdelingen die onderdaan zijn van landen die partij zijn bij het ESH en van landen die geen partij zijn?
Onder de werking van het Handvest zijn slechts die vreemdelingen begrepen die onderdaan zijn van andere Partijen bij het Handvest én die legaal verblijven op het grondgebied van de betrokken lidstaat.
Het genoemde onderscheid tussen vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf die onderdaan zijn van een Partij bij het verdrag en zij die onderdaan zijn van Staten die geen partij zijn bij het ESH ziet de regering niet terug in het rapport van het ECSR en de regering maakt dit onderscheid dan ook niet in haar beleid. Dit is ook niet aan de orde gekomen in de collectieve klachtprocedure tegen Nederland nu de klacht zag op toegang tot voorzieningen voor uitgeprocedeerde vreemdelingen uit welk land afkomstig dan ook.
Kunt u aangeven waarom bij het aanwijzen in de voorfase van de Vrijheidsbeperkende Lokaties (VBL) niet is gekozen voor een evenwichtige spreiding over het land? Kunt u ingaan op de bezwaren van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)? In hoeverre kan het beperkte aantal gemeenten in de voorfase van de VBL tot praktische problemen leiden, zoals onnodige vervoersbewegingen tussen de voorfase van de VBL en de VBL?
De reden om naast de locatie Ter Apel (waar de huidige VBL is gevestigd) te kiezen voor de vijf grootste gemeenten is dat, voor zover daar thans zicht op bestaat, daar de grootste aantallen vertrekplichtige vreemdelingen verblijven, binnen het zicht van de gemeenten. Daarbij ontstaat met het vestigen van de locaties in Ter Apel, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Eindhoven feitelijk ook reële spreiding over het land.
Wat verstaat u onder een beperkt aantal weken waarin de vreemdeling in de voorfase van de VBL mag verblijven? Is het ook mogelijk dat het alle weken van het jaar betreft? Zo nee, waarom niet?
De duur van het verblijf in de voorfase van de VBL bedraagt een beperkt aantal weken teneinde het belang van de effectiviteit van het terugkeerbeleid te bewaken. In goed overleg met de VNG/gemeenten zal invulling worden gegeven aan het aantal weken waarin vreemdelingen in de locatie voorfase VBL mogen verblijven.
Bent u bekend met de onlangs aangenomen motie Voordewind/Voortman (Kamerstuknummer 19 637, nr. 1988) waarin de regering wordt opgeroepen de succesvolle aanpak van de Pauluskerk te Rotterdam over te nemen? Bent u bekend met het feit dat deze aanpak zich juist niet beperkt tot enkele weken?
Ja, ik ben bekend met de motie Voordewind/Voortman. Ik zal in gesprek gaan met VNG/gemeenten over de wijze waarop vorm kan worden gegeven aan de locatie voorfase VBL. Ook de goede ervaringen van de aanpak van de Pauluskerk zullen in die gesprekken aan de orde komen.
Wanneer voldoet een vreemdeling aan de criteria dat hij oprecht en aantoonbaar wil terugkeren? Welke instantie maakt deze inschatting en hoe wordt hierop toegezien?
De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) beoordeelt of voldoende is gewerkt aan vertrek. Daarbij weegt mee wat wordt verklaart in de verschillende vertrekgesprekken. Door actief handelingen te verrichten om het daadwerkelijk vertrek te realiseren toont een vreemdeling aan dat hij werkt aan vertrek. Een vreemdeling kan op verschillende manieren laten zien dat hij werkt aan zijn vertrek. In de vertrekgesprekken die worden gevoerd tussen regievoerder en vreemdeling worden gezamenlijke afspraken gemaakt, bijvoorbeeld over het aanvragen van een document bij de vertegenwoordiging van het land van herkomst en het leggen van contact met familie of bekenden om documenten op te laten sturen die de aanvraag om een reisdocument ondersteunen. Ook kan een vreemdeling een afspraak maken bij de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) of een andere NGO die ondersteuning biedt bij het vertrek. Ook kan een vreemdeling bij een presentatie aangeven dat hij daadwerkelijk zelfstandig wil terugkeren.
Als een vreemdeling niet oprecht en aantoonbaar wil terugkeren naar het land van herkomst en uit de voorziening wordt geplaatst, hoe verwacht u dat deze vreemdeling dan zal voorzien in de basale levensvoorzieningen?
Op deze vreemdeling rust onverkort de plicht om Nederland te verlaten, en hij heeft een eigen verantwoordelijkheid om deze vertrekplicht te realiseren. Tijdens zijn verblijf in Nederland zijn basale voorzieningen beschikbaar, zoals medisch noodzakelijke zorg. Daarbij is op ieder moment onderdak (weer) mogelijk bij medewerking aan terugkeer.
Hoe bent u van plan te voorkomen dat gemeenten opvang gaan en blijven bieden nadat na enkele weken de uitgeprocedeerde asielzoekers de uitzetlocatie verlaten en niet terugkeren naar het land van herkomst, bijvoorbeeld op grond van de verantwoordelijkheid van burgemeesters met betrekking tot de openbare orde? Indien alle gemeenten die dat thans doen, hiermee door gaan, in hoeverre zijn de voorgestelde plannen dan een verbetering ten opzichte van de huidige situatie?
Met de nieuwe locaties voorfase VBL, is structurele opvang door de gemeente niet meer nodig. Dergelijke voorzieningen dienen dan ook te worden gesloten. Streven is hierover duidelijke afspraken te maken in het bestuursakkoord. Incidenteel kan een gemeente noodopvang bieden bij een acute noodsituatie, maar structurele opvangvoorzieningen zijn niet meer aan de orde.
Zal er in deze voorfase van de VBL ook juridische begeleiding geboden worden teneinde perspectief in Nederland te realiseren alvorens het gesprek over terugkeer aan te gaan? Zo ja, hoe zal dit worden vormgegeven?
Rijk en gemeenten zullen gezamenlijk zorgdragen voor de locaties voorfase VBL. Het kabinet zal in overleg treden met de VNG en gemeenten over de wijze waarop vorm wordt gegeven aan de locaties. Het ligt daarbij overigens niet voor de hand dat buiten de bestaande juridische procedures nieuwe momenten van gefinancierde rechtsbijstand worden gecreëerd.
Op basis van welke concrete maatregelen denkt u vrijwillige terugkeer daadwerkelijk te stimuleren? Kunt u uiteenzetten hoe deze aanpak verschilt van de huidige situatie?
De inzet van de DT&V is al dat de vreemdeling zelfstandig vertrekt. Regievoerders worden het komende jaar geschoold in gedragsinterventies die in andere gebieden effect hebben gehad. Daarmee zijn zij beter uitgerust om het gesprek met vreemdelingen te voeren en hen te overtuigen van het feit dat vrijwillige terugkeer (eventueel met ondersteuning) de beste optie voor hen is.
Kunt u beargumenteren waarom rijksfinanciering gekoppeld wordt aan de mate waarin succes geboekt wordt in het laten terugkeren van vreemdelingen?
Deze koppeling sluit aan bij het doel van de locaties voorfase VBL. Doel van deze locaties is dat deze bijdragen aan het inzicht van de vreemdeling dat zijn toekomst ligt in zijn land van herkomst.
Op basis van welke concrete resultaten zal de mate van succes geëvalueerd worden? Zal dit alleen op basis van de terugkeercijfers gebeuren?
Dit zal worden meegenomen in de verdere uitwerking van de afspraken in het bestuursakkoord.
Wie zal deze resultaten monitoren en hoe succesvol moet een locatie zijn om geopend te mogen blijven? Zullen deze voorwaarden vooraf helder gecommuniceerd worden?
Het ligt voor de hand dat de DT&V daarin een belangrijke rol zal spelen. De verdere vormgeving zal worden meegenomen in de verdere uitwerking van de afspraken in het bestuursakkoord.
Hoe ziet u de praktische uitvoering van het doorverwijzen van gemeenten naar de VBL? Hoe wordt er gehandhaafd dat alle niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen naar de vijf aangewezen opvanglocaties moeten gaan?
Het doorverwijzen door gemeenten naar de VBL dan wel een van de andere voorfase VBL geschiedt in beginsel op dezelfde wijze als waarop gemeenten thans asielzoekers doorverwijzen naar het Aanmeldcentrum in Ter Apel. Vervoer geschiedt op eigen gelegenheid met openbaar vervoer, waarvoor de gemeente een vervoersbewijs afgeeft.
Als een gemeente een niet rechtmatig verblijvende vreemdeling aantreft en aanmeldt bij de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), hoe ziet het zogenaamde ophalen door de DT&V er dan uit? In hoeverre zal een mate van dwang hierin gebruikt worden?
Het aanmelden van een vreemdeling bij de DT&V door een gemeente zal geschieden via de bestaande structuur, namelijk het Lokaal Terugkeer Overleg (LTO). Een aanmelding van de gemeente betekent in dit geval dat er reden zal zijn om de betreffende vreemdeling een aanbod te doen voor een vorm van onderdak. Het is niet aannemelijk dat daarbij dwang noodzakelijk is. De vreemdeling denkt immers na over zijn toekomst. Nadat de vreemdeling is gearriveerd op de betreffende locatie, start het proces. Vreemdelingenbewaring is niet aan de orde zolang de vreemdeling werkt aan zijn terugkeer.
Wat is de hoogte van de efficiencytaakstelling die het huidige kabinet heeft opgelegd aan de DT&V tot en met 2018 en op welke wijze zal deze bezuiniging door de DT&V worden gerealiseerd?
De DT&V heeft vanuit het Regeerakkoord een efficiencytaakstelling van 13,3% opgelegd gekregen. Deze taakstelling start in 2016 met 2 mln. en kent een oploop naar 6 mln. vanaf 2018. De taakstelling wordt ingevuld in samenhang met de efficiencytaakstellingen van de IND en het COA, door intensievere samenwerking tussen de drie organisaties binnen de vreemdelingenketen.
Hoe verhoudt de bezuiniging op de DT&V zich tot het verbeteren van het percentage uitgeprocedeerde asielzoekers dat onder toezicht vertrekt?
Deze taakstelling betreft een efficiencytaakstelling. Dit betekent dat de taakstelling wordt ingevuld met maatregelen die de resultaten van het primair proces in principe niet raken. Derhalve is er geen relatie tussen de taakstelling en het ambitieniveau ten aanzien van het percentage uitgeprocedeerde asielzoekers dat onder toezicht vertrekt.
Vindt u het wenselijk dat illegale vreemdelingen in noodsituaties verplicht worden gebruik te maken van de voorfase van de VBL, in plaats van de crisisopvang door de gemeente? Kunt u bevestigen dat gemeenten, gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 juni 2014, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning maatschappelijke opvang kunnen blijven bieden in noodsituaties die niet enkel betrekking hebben op de medische situatie en waarin verblijf in een gezinslocatie of een vrijheidsbeperkende locatie niet toereikend is, zolang de rijksoverheid niet op basis van een specifiek wettelijk voorschrift verantwoordelijkheid neemt?1
Gemeenten zijn in (medische) noodsituaties gehouden opvang te bieden aan mensen zonder een geldige verblijfstitel. Dat vloeit volgens uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) voort uit artikel 8 van het EVRM. Afhankelijk van de noodsituatie zal moeten worden bepaald of de voorfase van de VBL passend is
De CRvB heeft in de aangehaalde zaak overigens vastgesteld dat er sprake was van een medische noodsituatie. In combinatie met andere factoren leidde dit tot het oordeel van de CRvB dat betrokkene behoorde tot de categorie kwetsbare personen aan wie op grond van artikel 8 EVRM opvang geboden moet worden door de gemeente.
In deze zaak kon de gemeente niet verwijzen naar voorzieningen waar de vreemdeling geen recht op had. De vraag of andere voorzieningen passender of al dan niet toereikend zouden zijn geweest, was in deze zaak niet aan de orde.
In hoeverre acht u een heldere wettelijke regeling voor opvang van illegale vreemdelingen wenselijk, gelet op de uitspraken van de beide Europese Comités en voornoemde uitspraak van de CRvB?
Het stelsel, zoals uiteengezet in de brief van 22 april is naar het oordeel van het kabinet helder. Wel dienen een aantal elementen uitgewerkt te worden in goed overleg met VNG/gemeenten. Voor de inrichting van dat stelsel, inclusief genoemde verdere uitwerking is het naar verwachting niet nodig om te komen tot een aanvullingen op het bestaande wettelijke stelsel (in formele zin).
Kunt u uiteenzetten in welke concrete terugkeerprojecten de aanvullende zes miljoen euro van de migratie- en ontwikkelingsgelden van het Ministerie van Buitenlandse zaken geïnvesteerd worden?
Deze middelen worden geïnvesteerd in het stimuleren en faciliteren van vrijwillige terugkeer van vreemdelingen. Het gaat daarbij vooral om financiële ondersteuning of ondersteuning in natura van individuele terugkeerders, om deze mensen een goede start te geven bij hun terugkeer. Daarbij kunt u bijvoorbeeld denken aan doelgroepgerichte aanpak van terugkeerondersteuning. Over de nadere uitwerking hiervan stuurt de Minister voor BHOS uw Kamer een separate brief.
Klopt het dat afgelopen jaar de vier miljoen euro bestemd voor terugkeerprojecten niet uitputtend gebruikt zijn wegens gebrek aan bewezen effectiviteit van de bestaande terugkeerprojecten?
De € 4 miljoen die gemiddeld jaarlijks beschikbaar is vanuit het OS-budget voor migratie en ontwikkeling voor terugkeerondersteuning is over de afgelopen jaren geheel benut voor de ondersteuning van zelfstandige terugkeer. Aangezien het aantal vrijwillige terugkeerders jaarlijks fluctueert, fluctueren ook de uitgaven aan herintegratiesteun voor individuele terugkeerders. Gemiddeld is de afgelopen jaren vanuit Ontwikkelingssamenwerking meer dan € 4 miljoen per jaar uitgegeven aan terugkeer.
Hoe bent u van plan de concrete terugkeerprojecten een kwaliteitsimpuls te geven? Kunt u uw visie hierop geven?
Meer dan nu het geval is, zal op de doelgroep toegesneden in natura ondersteuning worden gefinancierd. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan meer aanwezigheid van de organisaties die terugkeerondersteuning bieden en op de persoonlijke situatie van mensen toegesneden begeleiding op de locatie waar ze verblijven. Nadere uitwerking volgt in de brief die de Minister voor BHOS uw Kamer zal sturen. Bij het ontwikkelen hiervan wordt gekeken naar de «best practices» die bij gemeenten en het maatschappelijke middenveld voorhanden zijn.
Kunt u op basis van concrete resultaten aangeven waarop u zich baseert dat het conditioneel maken van de ontwikkelingsgelden aan het door deze landen meewerken aan terugkeer zinvol is?
Het is al langere tijd het standpunt van het kabinet dat terugkeer het beste bevorderd kan worden door inzet op een brede, constructieve samenwerking, waarvan migratie onderdeel vormt. We hebben het in dit verband vaak over «meer voor meer»: landen die goed meewerken aan terugkeer, worden beloond met bv. extra steun voor capaciteitsopbouw op migratieterrein (bv. training door KMar). Dit betekent dat het kabinet alleen gaat investeren in bijvoorbeeld het verbeteren van controles op luchthavens, trainingen voor douane of versterking grensbewaking in bepaalde landen als ze ook meewerken aan terugkeer. De concrete wijze waarop hieraan invulling wordt gegeven, zal van geval tot geval verschillen. Een voorbeeld: een project dat nu loopt in Somalië, waarbij steun voor capaciteitsopbouw voor de grensbewaking afhankelijk is gesteld van goede medewerking aan terugkeer.
Binnenkort verschijnt de evaluatie van het terugkeerbeleid door de Adviescommissie Vreemdelingenzaken. Het kabinet zal u deze evaluatie toesturen, voorzien van een kabinetsreactie.
Kunt u uiteenzetten hoe de boete-systematiek voor gemeenten die zich niet houden aan het nog op te stellen, c.q.het vigerende, bestuursakkoord vormgegeven zal worden? In hoeverre zal er parlementaire controle plaatvinden op het gemeentefonds waarin deze boetes ingehouden zullen worden?
In het overleg dat moet leiden tot overeenstemming over een bestuursakkoord zal ook aan de orde komen op welke wijze de afspraken bindend kunnen worden vormgegeven. Daarover zal het kabinet op dat moment uw Kamer informeren. Wanneer op 1 november 2015 het aangevulde bestuursakkoord niet gesloten is, dan valt het kabinet terug op het vigerende bestuursakkoord en zal op die basis handhaven, bijvoorbeeld door het inhouden van het voor gemeenten bestemde speciale budget voor integratie van nieuwkomers.
Kunt u bevestigen dat de zogenaamde boetes zich zullen beperken tot het inhouden van het voor gemeenten bestemde speciale budget voor integratie van nieuwkomers? Zo nee, waarom niet?
Het inhouden van het voor gemeenten bestemde speciale budget voor integratie van nieuwkomers is in de brief van 22 april als voorbeeld genoemd, maar wij richten ons op het bereiken van een akkoord in goed overleg met de VNG/gemeenten.
Klopt het dat de zogenaamde boetes zich niet hoeven te beperken tot het inhouden van het voor gemeenten bestemde speciale budget voor integratie van nieuwkomers en dat dit slechts als voorbeeld in de brief is opgenomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 31.
Wat is uw reactie op de stellingname van de VNG, zoals gedeeld tijdens de hoorzitting, dat de VNG geen nieuw akkoord zal sluiten met het kabinet als wordt vastgehouden aan de boete c.q. het inperken van het voor gemeenten bestemde speciale budget voor integratie van nieuwkomers?
Ik heb kennis genomen van de stellingname van de VNG en ga ervan uit dat het overleg dat binnenkort wordt gestart, zal kunnen leiden een nadere invulling die kan rekenen op de instemming van de betrokken partijen.
Hoe beoordeelt u het standpunt van de VNG dat het bijzonder is dat de DT&V geen taakstelling (inspanningsverplichting) opgedragen heeft gekregen wat betreft het terug laten keren van uitgeprocedeerde vreemdelingen naar de landen van herkomst, maar dat gemeenten wel worden afgerekend op taken waarover zij geen zeggenschap hebben?
Ik heb kennis genomen van dit standpunt van de VNG. De wijze waarop de financiering van de gemeentelijke voorfase-locaties zal onderdeel zijn van de nog te starten besprekingen met de VNG/gemeenten.
Kunt u aangeven waarom het Bestuursakkoord (2007) niet of onvoldoende is nageleefd ten aanzien van de afspraken met gemeenten dat zij hun noodopvang zouden beëindigen?
Het bestuursakkoord van 2007 heeft in de jaren daarna tot gevolg gehad dat veel structurele noodopvang in gemeenten is afgebouwd. Niet alle gemeenten hebben zich echter gecommitteerd getoond. Vooral de laatste jaren is de gemeentelijke opvang weer toegenomen, hetgeen de noodzaak voor een nieuwe afspraak onderstreept.
Kunt u in een tabel uiteenzetten hoe de populatie van niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen eruit ziet, met daarbij een uitsplitsing tussen uitgeprocedeerde asielzoekers, personen die nooit een aanvraag ingediend hebben en voormalig statushouders wiens vergunning is ingetrokken op basis van de situatie in het land van herkomst?
De omvang van de populatie niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen is naar haar aard in zijn totaliteit al lastig te schatten en evenmin is een verdere uitsplitsing daarvan te geven. Een van de beoogde effecten van de voorfase opvang is dan ook het beter bij het Rijk in beeld krijgen van niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen.
Kunt u in een tabel uiteenzetten hoeveel buitenschuldvergunningen er sinds 2007 verleend zijn in verhouding tot het aantal aanvragen?
In 2013 werden 80 aanvragen gedaan voor een buitenschuldvergunning. In dat jaar werden er 15 verleend. In 2014 ging het om 80 aanvragen en 20 verleningen.
Deze aantallen zijn afgerond op 5-tallen en zijn exclusief ingediende en behandelde bezwaarschriften. Ze zijn gegenereerd uit het nieuwe datawarehouse van de IND waaruit de cijfers vanaf 2013 kunnen worden gegenereerd.
Voor de voorgaande jaren kan ik verwijzen naar cijfers in mijn brief aan uw Kamer van 18 december 2012 (Kamerstuk 29 344, nr. 109), tevens opgenomen in het ACVZ-rapport «Waar een wil is, maar geen weg» uit 2013:
2008
2009
2010
2011
Aanvragen
460
550
470
290
Verleende vergunningen
70
70
60
30
Deze aantallen zijn inclusief ingediende bezwaarschriften, wat inhoudt dat een aanvraag meerdere keren kan voorkomen in de cijfers.
Kunt u aangeven aan welke criteria een vreemdeling concreet moet voldoen om in aanmerking te komen voor een buitenschuldvergunning?
De voorwaarden voor het verlenen van een buitenschuldvergunning zijn opgenomen in de Vreemdelingencirculaire 2000, paragraaf B8/4. Deze paragraaf is gewijzigd als gevolg van het ACVZ-advies. Een belangrijk uitgangspunt in het beleid is dat de IND een verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldbeleid pas verleent als er een ambtsbericht van de DT&V met een positief zwaarwegend advies is. Uit dit ambtsbericht moet blijken dat wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Hoe beoordeelt u de stellingname van een van de genodigden tijdens de hoorzitting, dat het buitenschuldsysteem niet zou werken in de praktijk, mede in het licht van de conclusie uit het rapport van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken uit 2013?
Ik kan me niet vinden in deze stellingname. Dit is ook niet de strekking van het ACVZ-advies. Zoals toenmalig Staatssecretaris van V&J al constateerde in de kabinetsreactie op het ACVZ-advies van 13 september 2013, onderschrijft de ACVZ het uitgangspunt van het terugkeerbeleid en de kern van het buitenschuldbeleid. Een andere belangrijke constatering is dat de ACVZ geen aanwijzingen heeft gevonden dat het voorkomt dat aan vreemdelingen die daadwerkelijk buiten hun schuld niet kunnen vertrekken uiteindelijk géén buitenschuldvergunning wordt verleend. Daar waar het de uitkomsten van de gevoerde procedures betreft, is de toepassing van het beleid naar de mening van de ACVZ in lijn met de doelstelling van de wettelijke regeling.
Van belang is ook dat de ACVZ onderschrijft dat het buitenschuldbeleid niet is bedoeld voor zogeheten «niet-uitzetbare illegalen» die om asielgerelateerde redenen aanvoeren niet te willen terugkeren naar hun land van herkomst en daarom niet meewerken aan hun vertrek. Aanbeveling nummer 1 was dan ook om het buitenschuldbeleid te handhaven en het beleid niet uit te breiden tot andere doelgroepen.
Het onderzoek van de ACVZ was vooral gericht op de praktische toepassing van het beleid heeft plaatsgevonden en bood goede handvatten om de ongewenste effecten van het beleid zoveel mogelijk tegengaan. Om deze reden heeft mijn voorganger een groot deel van de aanbevelingen overgenomen. Deze zijn inmiddels geïmplementeerd in het beleid.
Waar baseert u uw mening op dat de Raad van State (RvS) een richtinggevende uitspraak zal doen, gelet op het feit dat de RvS een beperkte toets aanlegt ten aanzien van het handelen van de Rijkskoverheid in individuele casussen die zich bovendien afspeelden nog vóórdat het ECSR met zijn bevindingen kwam? Kunt u bevestigen dat bij de RvS thans nog 25 zaken op de plank liggen met betrekking tot vergelijkbare rechtsvragen?
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zal op 11 mei 2015 een aantal procedures behandelen waarin de vraag centraal staat op welke wijze en in welke mate de overheid gehouden is om vreemdelingen onderdak te bieden. De Raad van State is het hoogste bestuursrechtelijke orgaan op het terrein van het vreemdelingenrecht in Nederland en heeft mede als doel het bewaken van de rechtseenheid op dat terrein. De Raad van State zal in haar uitspraken altijd de laatste stand van het recht en de jurisprudentie van internationale organen betrekken, zoals bijvoorbeeld het Europese Hof van de Rechten van de Mens, ook als deze dateren van na het bestreden besluit.
Bovendien heeft de Raad van State in de zaken die op 11 mei 2015 staan geagendeerd, gevraagd om een schriftelijke reactie op het rapport van het ECSR nadat dit bekend werd op 10 november 2014. Ook uit deze handelwijze blijkt dat voor het oordeel van de Raad van State belang toekomt aan recente ontwikkelingen. Ik heb verder begrepen dat bij de behandeling van de zitting op 4 november 2014 bleek dat één van de Raadsheren die de zaak bij de Raad van State behandelen, tevens Raadsheer is bij de Centrale Raad van Beroep, zoals mogelijk is op basis van afspraken tussen beide colleges in het belang van de rechtseenheid. Dit sterkt ons in het oordeel dat een richtinggevende uitspraak mag worden verwacht voor wat betreft de reikwijdte van verdragsverplichtingen van de Nederlandse staat. Het is juist dat naast deze zaken nog andere zaken bij de Raad van State in behandeling zijn. Als eenmaal een richtinggevende uitspraak is gegeven, is daarmee een lijn in de jurisprudentie gezet.
Kunt u bevestigen dat bij de CRvB thans nog tientallen zaken op de plank liggen die zien op de zorgplicht in het kader van de Wet maatschappelijk ondersteuning (WMO) van diverse gemeenten betreffende uitgeprocedeerde asielzoekers?
Uitspraken van de Centrale Raad van Beroep zijn openbaar te raadplegen op www.rechtspraak.nl, de aanhangige zaken zijn dat niet. Het was gisteravond niet meer mogelijk bij de Centrale Raad van Beroep na te gaan hoeveel zaken er op dit moment aanhangig zijn over bedoeld onderwerp. Getracht is gisteravond een beeld te krijgen. Een betrokkene bij de VNG bevestigde de indruk dat er tenminste enkele zaken dienen bij de Centrale Raad van Beroep die zien op de zorgplicht in het kader van de WMO van diverse gemeenten betreffende uitgeprocedeerde asielzoekers.
Bent u bereid de antwoorden op deze vragen tenminste één uur vóór het plenaire debat over het bed, bad, brood compromis op donderdag 30 april aan de Kamer te doen toekomen?
Ja.
Een verwachte uitspraak van de Raad van State |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Gerard Schouw (D66), Joël Voordewind (CU), Linda Voortman (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Klopt het dat de uitspraak die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 11 mei 2015, waarin u in uw brief d.d. 22 april 2015 refereert, in hoger beroep zal behandelen, met name zag op de vraag of een vrijheidsbeperkende locatie (VBL) in een specifiek geval mocht worden gezien als een adequate opvangvoorziening?1
Allereerst acht ik van belang op te merken dat ik niet wacht op een rechterlijke uitspraak. In de brief van 22 april 2015 heb ik aangegeven dat naar mijn mening het bestaande systeem in lijn is met de verdragsrechtelijke verplichtingen van Nederland. In aanvulling daarop is een aantal maatregelen aangekondigd waarover ik in gesprek ga met de gemeenten om deze uit te werken. Een en ander neemt niet weg dat ik ontwikkelingen in de jurisprudentie betrek bij het ontwikkelen van beleid.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft, zoals u opmerkt, op 11 mei 2015 een aantal procedures behandeld waarin de vraag centraal stond op welke wijze en in welke mate de overheid gehouden is om vreemdelingen onderdak te bieden. In die procedures was door vreemdelingen om onderdak gevraagd in een gemeente. Conform het staande beleid is aangegeven dat de vreemdeling in de VBL onderdak kan krijgen, als hij bereid is invulling te geven aan de op hem rustende vertrekplicht. De vreemdelingen in deze procedures weigeren dit en eisten onderdak op een locatie in een gemeente.
Aan het einde van de behandeling ter zitting 11 mei 2015, nadat de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aangaf zich voldoende voorgelicht te achten om een uitspraak te doen, zijn de zaken ingetrokken door de gemachtigde van de vreemdelingen. De Raad van State zal in die zaken dus geen uitspraak meer kunnen doen. Er is overigens nog een aantal andere zaken aanhangig bij de Raad van State waarin dezelfde rechtsvraag voorligt en waarbij hoger beroep is ingesteld door de Staat. Ik ben ook bekend met diverse procedures die lopen bij de Centrale Raad van Beroep in het kader van de Wmo. Daarbij is de Staat overigens geen partij.
Bent u bekend met het feit dat er momenteel twee bodemprocedures lopen bij de Centrale Raad van Beroep die specifiek zien op de gemeentelijke opvangvoorzieningen en de uitspraken van het Europees Comité voor de Sociale Rechten (ECSR), waarvoor eveneens binnen afzienbare termijn een definitieve uitspraak wordt verwacht?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven waarom u ervoor heeft gekozen om te wachten op de definitieve uitkomst van een zaak die ziet op de VBL en niet op de definitieve uitkomst van de zaken die zien op de gemeentelijke voorzieningen voor bed, bad en brood, terwijl de discussie de afgelopen tijd en het door de regeringspartijen gesloten compromis nu juist ziet op deze voorzieningen?
Zie antwoord vraag 1.