Kindermisbruik in Afghanistan |
|
Wassila Hachchi (D66), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Amerikaanse soldaten moesten kindermisbruik Afghanistan negeren»?1
Zoals de artikelen van Schut en Van Baarle laten zien, is dit een complex onderwerp.
Deelt u de mening dat de Amerikaanse soldaten niet hadden moeten wegkijken toen een Afghaans jongetje misbruikt werd? Zo nee, waarom niet?
Het ontbreekt Defensie aan informatie om de Amerikaanse casuïstiek volledig te kunnen beoordelen.
Deelt u de mening dat het gebruik «bacha bazi» haaks staat op het bevorderen van de mensenrechten, wat een van de doelen was en is van de Nederlandse inzet in Afghanistan?
Ja. Het gebruik van «bacha bazi» staat haaks op het bevorderen van de mensenrechten.
Was er voorafgaand aan deelname aan de missie in Afghanistan het gebruik «bacha bazi» bij u bekend? Zo nee, op welk moment was het u wel bekend dat er sprake was van dit soort praktijken?
Bij aanvang van de Nederlandse deelneming in Coalitie-geleide operaties in Afghanistan in 2002 was Defensie niet bekend met het fenomeen «bacha bazi». De bekendheid hiermee ontstond naarmate Defensie meer ervaring opdeed in Afghanistan; meer in het bijzonder als gevolg van de eerste ontmoetingen, of gezamenlijke operaties, met lokale machthebbers en Afghaanse veiligheidsdiensten.
Klopt het dat er geen richtlijnen zijn voor Nederlandse militairen hoe zij moeten handelen ten aanzien van het gebruik «bacha bazi» en het misbruik van jongetjes?2 Zo ja, kunt u toelichten wat de reden daarvan is? Zo nee, kunt u toelichten welke richtlijnen er zijn?
Ja. Hier zijn geen specifieke richtlijnen voor. Defensie herkent de confrontatie met «bacha bazi» als een moreel dilemma. Gedurende de loopbaan van een militair worden op diverse momenten trainingen verzorgd over het omgaan met morele dilemma’s. Hierbij wordt een denkmodel gehanteerd, het zogenoemde Ethisch Bewustwordingsmodel, voor het nemen van weloverwogen beslissingen in ethische probleemsituaties. De militair leert door dit model toe te passen, bewuster om te gaan met ethische dilemma's en bovendien kan hij/zij achteraf zijn/haar beslissing verantwoorden. Daarnaast worden militairen tijdens de Missie Gerichte Instructie, in voorbereiding op hun missie, geïnformeerd over «bacha bazi» (zie ook het antwoord op vraag 6).
Klopt het dat Nederlandse militairen niet voorbereid waren op het gebruik van «bacha bazi», omdat dit niet was opgenomen in het opwerktraject en de pre-deployment training voor uitzending?3 Zo ja, wat is de reden dat Nederlandse militairen hier niet op werden en/of worden voorbereid? Zo nee, waarom niet?
Ja. Bij aanvang van de Nederlandse deelneming in Coalitie-geleide operaties in Afghanistan in 2002 was Defensie niet bekend met het fenomeen «bacha bazi». Er werd derhalve tijdens het opwerktraject geen aandacht geschonken aan het gebruik ervan. Naarmate de bekendheid van Defensie met het fenomeen «bacha bazi» toenam, is het onderwerp genoemd als een binnen de Afghaanse samenleving zeer omstreden «culturele eigenheid» tijdens de lessen Cultural Awareness binnen de Missie Gerichte Instructie.
Begrijpt u dat bij gebrek aan voorbereiding en richtlijnen Nederlandse militairen voor een moreel dilemma kunnen komen te staan wanneer zij met dit gebruik worden geconfronteerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Een militair wordt echter gedurende zijn of haar gehele loopbaan op diverse momenten getraind om morele dilemma’s te herkennen en hiermee om te gaan.
Is er op enig moment sprake van geweest dat het gebruik «bacha bazi» werd gepraktiseerd op Nederlandse bases, dan wel bases waar Nederlandse militairen actief waren of zijn?
Het gebruik van «bacha bazi» op Nederlandse- of Coalitiebases zou een overtreding zijn geweest van de geldende voorschriften. Het is niet bekend of er zich in het tijdvak van de Nederlandse deelneming aan Coalitie-operaties in Afghanistan een dergelijke overtreding heeft voorgedaan op bases waar Nederlandse militairen actief waren.
Op welke wijze is er omgegaan met meldingen van Nederlandse militairen in Afghanistan die misbruik van Afghaanse jongetjes hebben opgemerkt of waargenomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
In erkenning van de Afghaanse jurisdictie, en bij afwezigheid van een specifieke juridische kaderstelling voor het omgaan met «bacha bazi», hebben Nederlandse commandanten pragmatische oplossingen gekozen; bijvoorbeeld door de aanwezigheid van minderjarigen op Nederlandse bases, alsook op bases van Afghaanse veiligheidsdiensten die onder Nederlandse toezicht stonden, te verbieden. Daarnaast doorlopen Nederlandse militairen na uitzending een missie-specifiek zorgtraject, waarbij deelnemers doelbewust op indringende ervaringen, bijvoorbeeld als gevolg van moreel kritische situaties, zoals de confrontatie met «bacha bazi», worden bevraagd.
Is er specifieke nazorg ontwikkeld voor militairen die geconfronteerd zijn met de praktijk van «bacha bazi»? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Na elke missie wordt een missie-specifiek nazorgtraject uitgevoerd. In dit traject is op meerdere momenten aandacht voor indringende ervaringen van militairen die ze hebben opgedaan tijdens hun missie. Naast dit traject kunnen militairen en veteranen aankloppen bij de hulpverleningsinstanties van Defensie als zij problemen ervaren na terugkeer van een missie.
Kunt u toelichten op welke manier er nu aandacht wordt besteed aan mensenrechten en kinderrechten in voorbereiding van en tijdens missies? Worden er specifieke richtlijnen ontworpen voor individuele militairen? Zijn er instructies voor Nederlandse militairen om op te treden bij (ernstige) schendingen van kinder- en mensenrechten? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de Missie Gerichte Instructie worden lessen gegeven waarin basiskennis over Humanitair Recht en mensenrechten wordt aangereikt. Deze lessen gaan echter alleen in op naleving van deze rechten door Nederlandse militairen zelf. Daarnaast wordt tijdens de les Macht en Ethiek aandacht besteed aan morele dillema’s. Tijdens missies, zoals in Afghanistan, zijn er wel richtlijnen voor de naleving van mensenrechten.
Kunt u zo vriendelijk zijn deze vragen te beantwoorden ruim voor het wetgevingsoverleg Personeel voorzien op 2 november aanstaande?
Ja.
Kunt u zo vriendelijk zijn om bovenstaande vragen elk afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
De uitspraken dat een Nederlandse militair die is overgelopen naar ISIS beter ‘daar kan sneuvelen’ |
|
Alexander Pechtold (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Kunt u toelichten wat u verstaat onder een «feitelijke constatering» in uw opmerking over de Nederlandse militair die overgelopen is naar ISIS beter daar kan sneuvelen?1
Het betreft de feitelijke constatering dat de beantwoording van de stelling die destijds aan de Minister-President is voorgelegd, een keuze betrof uit twee expliciete antwoorden: sneuvelen of terugkeren.
Hoe moeten we uw opvatting dat de Nederlandse militair die overgelopen is naar ISIS beter daar kan sneuvelen interpreteren, als dit niet uw «wens» is en ook geen kabinetsbeleid?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat een uitspraak van een Minister of Minister-President in functie altijd kabinetsbeleid is, en dat er geen mogelijkheid is tot een persoonlijke mening, aangezien dit afwijkt van de eenheid van kabinetsbeleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tegenover de opmerking dat de uitspraak over de Nederlandse sergeant van de luchtmacht «geen kabinetsbeleid» is?
In de Nederlandse verhoudingen geldt, zoals recent ook is uitgelegd in de bijlage bij de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 300 III, nr. 1, blz. 22–23) dat individuele bewindspersonen in beginsel geen uitlatingen doen die niet passen bij de grondwettelijke taakomschrijving van de ministerraad, zijn reglement van orde en de collectieve verantwoordelijkheid van de leden van de raad. In de gevallen waarin geen sprake is van een op basis van het reglement van orde voor de ministerraad genomen besluit over een bepaald onderwerp van algemeen regeringsbeleid, kunnen uitlatingen van individuele bewindspersonen over een dergelijk onderwerp plaatsvinden, indien vaststaat dat deze in overeenstemming zijn met de individuele en collectieve ministeriële verantwoordelijkheid voor een goede taakuitoefening van de ministerraad en zijn onderraden en commissies. Dit kan het geval zijn indien uit de aard van de situatie waarin dergelijke uitlatingen zijn gedaan onmiskenbaar volgt dat de eenheid van beleid in de zin van art. 45 Grondwet en het Reglement van Orde voor de ministerraad niet aan de orde kan zijn, zoals bij een verkiezingscampagne, partijbijeenkomst, beschouwingen over de langere termijn of het optreden als lid van de Staten-Generaal (art. 57, derde lid, Grondwet).
De uitspraak die de Minister-President heeft gedaan over de Nederlandse militair die is overgelopen naar ISIS, moet geplaatst worden in laatstgenoemde categorie. Het is een reactie op een feitelijke meerkeuzevraag die werd gesteld naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de Minister-President gedaan tijdens een verkiezingsdebat. De Minister van Defensie heeft tijdens het algemeen overleg over het jaarverslag van de MIVD op 9 september jl. gezegd dat als haar «op dat moment eenzelfde meerkeuzevraag was voorgelegd», zij hetzelfde antwoord zou hebben gegeven. De eenheid van het kabinetsbeleid is daardoor niet in het geding.
Bent u er zich van bewust dat in de Grondwet staat dat de Ministers de ministerraad vormen, de Minister-President deze ministerraad voorzit, en dat deze ministerraad besluit over het algemeen regeringsbeleid en de eenheid van dat beleid?2 Zo ja, kunt u toelichten waarom u stelt dat uw uitspraken tijdens een persconferentie over de ministerraad géén kabinetsbeleid zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat uitspraken gedaan door een Minister in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, dus ook tijdens een Algemeen overleg, kabinetsbeleid is? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u zich er van bewust dat in Nederland de doodstraf niet kan worden opgelegd? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot uw uitspraak dat de Nederlandse militair die is overgelopen naar ISIS beter kan sneuvelen?
Ja. Er is geen relatie tussen de in de vraagstelling genoemde onderwerpen.
Betekent de uitspraak dat de Nederlandse militair die overgelopen is naar ISIS beter daar kan sneuvelen, dat deze actief dienende militair nu persona non grata is? Zo nee, waarom niet?
De betrokken persoon zal, zoals alle jihadgangers, bij terugkeer naar Nederland worden aangehouden en verhoord. Uiteraard wordt hierbij per geval bekeken wat de meest doeltreffende en toepasbare maatregelen zijn. Alle mogelijke instrumenten worden ingezet om de nationale veiligheid te beschermen.
Het Openbaar Ministerie (OM) is een onderzoek gestart naar strafbare feiten. Nu er op dit moment een strafrechtelijk onderzoek loopt, kunnen er geen verdere mededelingen over deze zaak worden gedaan. Het OM beslist op grond van de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek of deze militair vervolgd dient te worden en zo ja, welk strafrechtelijk regime van toepassing is.
Klopt het dat een Nederlander die in vreemde krijgsdienst treedt volgens de Wet op het Nederlanderschap zijn Nederlanderschap verliest?3
Op grond artikel 15, eerste lid, sub e van de Rijkswet op het Nederlanderschap verliest een Nederlander van rechtswege de Nederlandse nationaliteit indien hij zich vrijwillig in vreemde krijgsdienst begeeft van een staat die betrokken is bij gevechtshandelingen tegen het Koninkrijk dan wel tegen een bondgenootschap waarvan het Koninkrijk lid is. Aansluiting bij een terroristische organisatie valt hier echter niet onder, omdat hierbij geen sprake is van een staat.
Om de nationale veiligheid te kunnen beschermen tegen terugkerende jihadgangers waarvan een dreiging voor de nationale veiligheid uitgaat, heeft de Minister van Veiligheid en Justitie een voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in voorbereiding. Zodra het voorstel tot wet wordt verheven en in werking is getreden wordt het mogelijk om in verband met de nationale veiligheid het Nederlanderschap in te trekken van een persoon die zich heeft aangesloten bij een terroristische organisatie en waarvan een dreiging uitgaat voor de nationale veiligheid, tenzij dit leidt tot staatloosheid. Na het verlies van het Nederlanderschap wordt betrokkene tot ongewenst vreemdeling verklaard. Dit wetsvoorstel ligt voor advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State.
Het in de Eerste Kamer aanhangige voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen van het Nederlanderschap bij terroristische misdrijven zal het mogelijk maken het Nederlanderschap in te trekken indien de persoon is veroordeeld voor bijvoorbeeld het meewerken of deelnemen aan training voor terroristische activiteiten (artikel 134a Wetboek van Strafrecht), mits dit niet leidt tot staatloosheid.
Over individuele gevallen en eventuele maatregelen die aan deze persoon worden opgelegd, kunnen geen uitspraken worden gedaan. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, zal de persoon, zoals alle jihadgangers, bij terugkeer worden aangehouden en verhoord. Alle mogelijke instrumenten worden ingezet om de nationale veiligheid te beschermen.
Bent u van plan de Nederlandse sergeant van de luchtmacht die overgelopen is naar ISIS zijn Nederlanderschap te ontnemen?
Zie antwoord vraag 8.
Is de regering actief op zoek naar de Nederlandse militair die is overgelopen naar ISIS? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
In het belang van het lopende onderzoek en met het oog op de operationele veiligheid evenals de veiligheid van onze militairen kan ik geen verdere mededelingen doen. Evenmin treed ik naar buiten over de middelen die worden ingezet om verdachten op te sporen.
Is er een officieel uitleveringsverzoek van Nederland voor de Nederlandse actief dienende militair die is overgelopen naar ISIS? Zo ja, aan wie is dit uitleveringsverzoek gericht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Op basis van welke informatie en feiten bent u er zo zeker van dat deze actief dienende militair daadwerkelijk vrijwillig is overgelopen? Houdt u rekening met de mogelijkheid dat deze militair krijgsgevangene is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Indien de Nederlandse militair die overgelopen is naar ISIS wordt gevonden, wordt hij dan bestraft op basis van de wet Militaire strafrechtspraak en/of de wet Militair tuchtrecht? Zo nee, waarom niet, en wat gebeurt er dan wel?
Militair tuchtrecht is slechts aan de orde in geval van normovertredingen die de dagelijkse discipline betreffen. Gezien de strafrechtelijke aard van de zaak is tuchtrecht daarom niet primair aan de orde.
Nu er op dit moment een strafrechtelijk onderzoek loopt kunnen er geen verdere mededelingen over deze zaak worden gedaan. Het OM beslist op grond van de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek of deze militair vervolgd dient te worden en zo ja, welk strafrechtelijk regime van toepassing is.
Wat is de maximale straf die deze militair kan krijgen voor het feit dat hij is overgelopen naar ISIS op basis van het wetboek Militair strafrecht?4
Het is aan het OM om op grond van de bevindingen van het strafrechtelijke onderzoek te beslissen of de betrokken militair dient te worden vervolgd en zo ja, voor welke strafbare feiten. Omdat het strafrechtelijk onderzoek nog gaande is, kunnen daar op dit moment geen inhoudelijke mededelingen over worden gedaan.
Bent u er zich van bewust dat indien de deserteur wordt opgepakt en in Nederland berecht, hij een lagere straf kan krijgen als gevolg van publieke veroordeling naar aanleiding van uw uitspraken en de ophef die zij veroorzaken? Heeft dit niet tot gevolg dat u juist het tegenovergestelde bereikt van wat u oorspronkelijk heeft beoogd? Graag een toelichting.
Deze hypothetische vraag laat zich per definitie niet vooraf beantwoorden.
Betekent uw uitspraak dat de militair die is overgelopen «beter daar kan sneuvelen» dat u van mening bent dat de doodstraf meer gepast vindt voor deserteurs dan een gevangenisstraf, zoals deze nu geldt op basis van het wetboek Militair strafrecht?
Nee. Zie het antwoord op vraag 6.
Kunt u zo vriendelijk zijn om bovenstaande vragen afzonderlijk te beantwoorden?
Wapenexport naar Egypte |
|
Jasper van Dijk |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Herinnert u zich de brief over een door Nederland afgegeven vergunning ter waarde van ruim 34 miljoen euro voor de uitvoer via Frankrijk van militair materieel voor de Egyptische marine?1
Ja.
Kunt u aangeven welke rol de Egyptische marine specifiek speelt met betrekking tot het conflict in Jemen en daarbij aangeven of het waar is dat de Egyptische marine betrokken is bij de maritieme blokkade van Jemen? Klopt het dat Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd en dat waarschuwingsschoten zijn gevuurd richting Iraanse marineschepen?2
Sinds maart 2015 is de Egyptische marine betrokken bij de militaire interventie in Jemen. Egypte heeft vier marineschepen naar de Golf van Aden gestuurd, die voorzover bij het kabinet bekend worden ingezet voor de handhaving van het VN-wapenembargo tegen de Houthi-rebellen van 14 april jl. (VNVR resolutie 2216).
Nederland heeft via verschillende kanalen navraag gedaan naar aanleiding van de mediaberichten dat Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd en waarschuwingsschoten hebben afgevuurd richting Iraanse marineschepen. Op basis van de hieruit opgedane informatie kan het kabinet niet opmaken dat vanaf Egyptische schepen doelen in of voor de kust van Jemen zijn beschoten.
Deelt u de grote zorgen van onder meer hulporganisaties betreffende de ernstige gevolgen van de blokkade van Jemen door de coalitielanden onder leiding van Saudi-Arabië? Zo nee, waarom niet?3
Het kabinet deelt de zorgen over de gevolgen van de blokkade voor de humanitaire situatie in Jemen. Los van de blokkade is de humanitaire situatie in Jemen zeer ernstig. Tegelijkertijd speelt deze blokkade een belangrijke rol om het wapenembargo tegen de Houthi-rebellen te handhaven (VNVR resolutie 2216 van 14 april 2015). Het handhaven van dit wapenembargo is belangrijk om te voorkomen dat nog meer wapens het land in komen. Dit moet wel op proportionele wijze gebeuren.
Het kabinet verwelkomt daarom de overeenkomst die de VN en de Jemenitische regering hebben bereikt over een verificatiemechanisme voor commerciële import. Dit mechanisme vergemakkelijkt de controle op schepen, zodat humanitaire hulpgoederen sneller het land in kunnen komen. Als het mechanisme eind september geïmplementeerd is, worden alleen nog verdachte schepen gecontroleerd.
Ziet u naar aanleiding van het hierboven gevraagde reden de afgegeven vergunning voor de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine te heroverwegen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Het kabinet blijft bezorgd over de gevolgen van de blokkade in Jemen, waaraan de Egyptische marine deelneemt, maar het handhaven van het wapenembargo is van groot belang om te voorkomen dat nog meer wapens in de handen van Houthi-rebellen komen. Daarnaast voorziet de Egyptische marine in een legitieme veiligheidsbehoefte: zij bewaakt de grenzen en draagt bij aan maritieme veiligheid in de regio. Het bewaken van de vaarroutes is ook voor de EU en Nederland van belang. Een Nederlands radarsysteem kan daarbij bijvoorbeeld een belangrijke rol spelen.
De Egyptische veiligheidsbehoefte bleek opnieuw toen op 16 juli jl. een Egyptisch marinefregat aangevallen werd door een militante organisatie gelieerd aan ISIS. Verschillende mariniers raakten gewond toen het schip in brand vloog. Dit soort aanvallen van terroristen op Egyptische marineschepen zijn zorgwekkend en tonen de noodzaak aan van een goed beveiligde Middellandse Zee en terreurbestrijding in de Sinaï.
Een Nederlandse militair die overgelopen is naar IS |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Nederlandse militair naar IS»?1
In hoeverre zal de wijze van screenen worden verzwaard nu bekend is dat een militair zijn kennis kan gaan misbruiken voor terreurdoeleinden?
Wordt het onderzoek, behalve bij de luchtmacht, ook bij de andere onderdelen van de krijgsmacht uitgevoerd?
Kunt u aangeven welke nationaliteit(en) de betreffende militair heeft?
In hoeverre is de betreffende militair (nog) in beeld bij de inlichtingendiensten?
Hoeveel andere gevallen, naast O. Y., zijn er bekend van ex-militairen die zich hebben aangesloten bij islamitische terreurorganisaties?
Het bericht in de Telegraaf over 'dure reizen' door de defensietop |
|
Jasper van Dijk |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over het bericht over de hoge reisuitgaven door de defensietop?1
Duizenden militairen zetten zich wereldwijd in voor vrede en veiligheid. Daarvoor werden in 2014 ruim 65.000 vliegreizen gemaakt. Ongeveer 35.000 daarvan vonden met militaire vliegtuigen plaats. Voor de overige 30.000 zijn vliegtickets gekocht, waarvan 1.330 businessclass tickets. Dit is twee procent van het totaal aantal vliegreizen.
In principe vliegen alle defensiemedewerkers economyclass. Rechtspositioneel is vastgelegd dat militairen in de rang van kolonel en hoger en burgerfunctionarissen met schaal 14 en hoger gerechtigd zijn om businessclass te vliegen. Daarnaast wordt businessclass gevlogen als de situatie dat vereist, bijvoorbeeld door persoonsbeveiligers die een topfunctionaris begeleiden of in geval van spoedeisende reparaties aan wapensystemen in een inzetgebied, indien alleen nog businessclass stoelen beschikbaar zijn. In dergelijke gevallen wordt een afweging op grond van operationele noodzaak en doelmatigheid gemaakt.
Vindt u deze uitgaven aanvaardbaar? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een overzicht geven van alle vliegreizen (en bijbehorende kosten) die in de afgelopen twee jaar gemaakt zijn door de defensietop?
In overeenstemming met de personeelsrapportage, wordt onder «defensietop» verstaan alle militairen in de rang van brigade-generaal en hoger en de burgerfunctionarissen met schaal 16 en hoger.
De drie firstclass tickets in 2013 zijn aangeschaft voor binnenlandse vluchten in Noord-Amerika. De vliegmaatschappijen in kwestie maken voor binnenlandse vluchten geen onderscheid tussen firstclass en businessclass.
Kunt u een overzicht geven van alle andere declaraties en bijbehorende kosten die door Defensie-medewerkers gemaakt worden?
Defensiemedewerkers (inclusief de defensietop) hebben in 2013 voor in totaal ruim 63 miljoen euro aan kosten gedeclareerd. In 2014 bedroeg dit ruim 68 miljoen euro. Dit bedrag is opgebouwd uit tien verschillende soorten declarabele kosten waaronder studiekosten, verhuiskosten en kosten van dienstreizen in binnen- en buitenland. De genoemde bedragen zijn in de begroting van Defensie opgenomen bij de verschillende artikelen van de defensieonderdelen onder de rubriek «Overige exploitatie».
Hoe rijmt u dit met de grote tekorten bij Defensie, bijvoorbeeld als het gaat om munitie?
Er is geen verband. Zoals ik eerder op 31 augustus jl. heb geantwoord op schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelingen TK, 2014–2015, nr. 3234), hebben variaties in het gebruik, lange levertijden en productievertragingen geleid tot het munitietekort voor opleidingen en trainingen.
Hoe rijmt u dit met het feit dat er nog altijd geen cao is afgesloten die breed wordt gedragen?
Er is geen verband. Op 2 oktober jl. is een akkoord met de centrales van overheidspersoneel bereikt, waarover ik uw Kamer dezelfde dag heb geïnformeerd.
Bent u van plan om het beleid rond vliegreizen en declaraties aan te scherpen? Zo ja, wat gaat u ondernemen?
Rechtspositioneel is vastgelegd dat militairen in de rang van generaal-majoor en hoger en burgerfunctionarissen met schaal 17 en hoger gerechtigd zijn om businessclass te vliegen binnen Europa. Sinds 2010 is het businessclass vliegen binnen Europa om budgettaire redenen ingeperkt. Dit is echter nog niet in de rechtspositie vastgelegd. Hiertoe wordt dit najaar een voorstel gedaan aan de centrales van overheidspersoneel. Daarnaast is een einde gemaakt aan het meereizen bij businessclass vluchten, wanneer een deel van het reisgezelschap op grond van rang of functie wel gebruik mag maken van businessclass. Verdere aanpassingen zijn niet voorzien.
Het bericht dat hoge militairen en beleidsambtenaren businessclass vliegen |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Klopt het dat Defensie in 2014 1.330 businessclass-tickets heeft aangeschaft? Hoe heeft dat aantal zich sinds 2010 ontwikkeld?1
Ja, in de periode 2010–2014 fluctueert dit aantal tussen ongeveer 1.000 en 1.300 businessclass-tickets.
Hoe verklaart u het relatief hoge aantal businessclass-tickets dat werd aangeschaft door de Marechaussee?
Deze tickets zijn voor het grootste deel gekocht voor personeel van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) van de Marechaussee. Eén van de taken van de BSB is persoonsbeveiliging van topmilitairen, hoge ambtenaren en bewindslieden van meerdere departementen. Wanneer deze functionarissen gaan reizen zijn persoonsbeveiligers van de BSB altijd in hun directe omgeving aanwezig en zitten dus ook fysiek naast deze functionarissen wanneer zij businessclass reizen. Daarnaast voert de BSB ook beveiligingsopdrachten uit voor andere ministeries. In die gevallen is gereisd volgens de richtlijnen van de opdrachtgever. De vraag naar inzet van BSB-personeel voor bewakings- en beveiligingstaken in het buitenland is de laatste jaren toegenomen.
Welk percentage businessclass-tickets werd in 2014 gebruikt voor vluchten binnen Europa?
In 2014 zijn er 19.092 tickets aangeschaft voor vluchten binnen Europa. Van dit aantal waren 549 tickets voor businessclass vluchten. Dit is minder dan 3 procent van het totaal aantal tickets voor vluchten binnen Europa.
Waarom is het voor hoge militairen en beleidsambtenaren wel toegestaan om binnen Europa businessclass te vliegen?
Rechtspositioneel is vastgelegd dat militairen in de rang van generaal-majoor en hoger en burgerfunctionarissen met schaal 17 en hoger gerechtigd zijn om businessclass te vliegen binnen Europa. Sinds 2010 is het businessclass vliegen binnen Europa om budgettaire redenen ingeperkt. Dit is echter nog niet in de rechtspositie vastgelegd. Dat vereist overeenstemming met de centrales van overheidspersoneel.
Daarnaast wordt businessclass gevlogen als de situatie dat vereist, bijvoorbeeld door persoonsbeveiligers die een topfunctionaris begeleiden of bij vliegreizen in geval van spoedeisende reparaties aan wapensystemen in een inzetgebied, waarvoor alleen nog businessclass stoelen beschikbaar zijn. In dergelijke gevallen wordt een afweging op grond van operationele noodzaak en doelmatigheid gemaakt.
Acht u het noodzakelijk dat hoge militairen en beleidsambtenaren voor korte Europese vluchten businessclass vliegen? Zo ja, welke argumenten heeft u hiervoor?
Zie antwoord vraag 4.
Is het beleid ten aanzien van businessclass-tickets voor defensiepersoneel gelijk aan het beleid voor ambtenaren bij andere ministeries? Zo nee, waar wijkt het beleid bij defensie af?
Nee, dit verschilt per ministerie. Afwegingen tussen businessclass en economyclass worden soms gemaakt op grond van functie en schaal, soms op grond van reisduur en soms op grond van continentaal of intercontinentaal. Defensie voert een beleidslijn waarbij rechtspositioneel vastgelegde regels, operationele noodzaak en doelmatigheid bepalend zijn voor het vliegen in de economyclass of businessclass.
Ziet u mogelijkheden om de uitgaven voor vliegtickets, in 2014 23 miljoen euro, naar beneden bij te stellen door bijvoorbeeld meer economyclass-tickets te kopen en/of vaker militaire toestellen in te zetten?
Bij vliegreizen van en naar missiegebieden wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van militair luchttransport. De beschikbare capaciteit is echter beperkt en de inzet, met name bij kleine missies, niet altijd doelmatig.
Sinds 2010 is het vliegen in de businessclass om budgettaire redenen ingeperkt. Dit zal nog in de rechtspositie, na overeenstemming met de centrales voor overheidspersoneel, moeten worden vastgelegd.
Het bericht dat de Landmacht gaat snijden in het budget voor de 3600 reservisten |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Landmacht zet mes in budget reservisten?»1
Ja, dat ken ik.
In hoeverre klopt het dat de inzet van reservisten na 1 juli 2015 is beperkt en de Landmacht door de financiële ellende veel verplichtingen in Nederland niet kan nakomen?
De inzet van reservisten groeit veel sneller dan verwacht. Dat is positief en in lijn met de beoogde intensivering. Bij het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) dreigt dit jaar echter een overschrijding van het personeelsbudget. Om dat te voorkomen heeft het CLAS een tijdelijke beheersmaatregel genomen om de groeiende inzet van reservisten te temperen. Dit is in de huidige situatie onvermijdelijk omdat andere mogelijkheden om de personeelsuitgaven op korte termijn te verminderen, beperkt zijn.
De Landmacht komt haar verplichtingen na en beslist zelf of ze die met reservisten of beroepspersoneel uitvoert. Extra activiteiten buiten de reeds aangegane verplichtingen worden tot het einde van 2015 beperkt.
Kunt u precies aangeven welke nadelige effecten dit heeft voor de nationale veiligheid en op welke wijze er precies gesneden gaat worden in het budget voor reservisten?
De maatregel heeft geen nadelige effecten voor de nationale veiligheid. De vraag van civiele autoriteiten om ondersteuning door Defensie is groot, maar Defensie voldoet aan de vraag. Bij gelijktijdige nationale en internationale inzet, en door knelpunten in de materiële gereedheid (zie de inzetbaarheidsrapportage van 15 september jl., Kamerstuk 33 763, nr. 84), is soms prioriteitstelling noodzakelijk.
Waarom heeft u de Kamer hierover niet eerder en actief geïnformeerd? Hoe heeft u kunnen toestaan dat de situatie bij de Landmacht zo snel kon verslechteren?
In de periodieke rapportages en andere brieven aan uw Kamer (zie onder meer Kamerstukken 33 763, nr. 74, 78 en 84 en 34 200 X, nr. 1) is herhaaldelijk gemeld dat de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht aan wezenlijke beperkingen onderhevig zijn. Voorts is er in dit geval sprake van een tijdelijke beheersmaatregel om budgetoverschrijding in 2015 te voorkomen.
Deelt u de mening dat dit na de berichtgeving over het schandalige munitietekort wederom een beschamende vertoning is?
Zie antwoord vraag 4.
Begrijpt u de grote zorgen van de commandant Landstrijdkrachten, dat ten aanzien van de nationale inzet de gevraagde capaciteit niet meer te allen tijde kan worden gegarandeerd?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u inmiddels bereid de gemaakte NAVO-afspraak, dat er minimaal 2% van het nationaal inkomen wordt besteed aan defensie, na te komen en dus 5 miljard extra te investeren? Zo neen, waarom niet?
De financiële consequenties die het kabinet verbindt aan de versterking van de basisgereedheid zijn verwerkt en toegelicht in de Ontwerpbegroting 2016. Voorts zal het kabinet, mede naar aanleiding van de tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen aangenomen motie-Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 34 300, nr. 27), werk maken van de vervolgstappen in het kader van het meerjarig perspectief, te weten: het verder versterken van de basisgereedheid, de versterking van de ondersteunende operationele eenheden, een gerichte kwantitatieve en kwalitatieve versterking van gevechtseenheden en de vervanging van wapensystemen.
Het snijden in budget voor reservisten |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat de landmacht substantieel gaat snijden in het budget van reservisten?1 Zo ja, kunt u deze berichtgeving en de consequenties hiervan nader duiden?
De inzet van reservisten groeit veel sneller dan verwacht. Dat is positief en in lijn met de beoogde intensivering. Bij het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) dreigt dit jaar echter een overschrijding van het personeelsbudget. Om dat te voorkomen heeft het CLAS een tijdelijke beheersmaatregel genomen om de groeiende inzet van reservisten te temperen. Dit is in de huidige situatie onvermijdelijk omdat andere mogelijkheden om de personeelsuitgaven op korte termijn te verminderen, beperkt zijn.
De Landmacht komt haar verplichtingen na en beslist zelf of ze die met reservisten of beroepspersoneel uitvoert. Extra activiteiten buiten de reeds aangegane verplichtingen worden tot het einde van 2015 beperkt.
Kunt u nader duiden op welke wijze en in hoeverre de betreffende legereenheden «hard» worden getroffen, zoals de commandant van de Landstrijdkrachten heeft aangeduid? Welke operationele beperkingen levert dit voor hen op?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre gaat deze ingreep ten koste van de noodzakelijke training van reservisten? Wat betekent dit voor de effectieve inzet van reservisten, ook voor de langere termijn?
Er is juist wel gekozen voor beperking van de ceremoniële, publieksgerichte activiteiten van reservisten. De resterende uren van 2015 worden met name besteed aan het waarborgen van de geoefendheid van de reservist, waardoor inzet bij calamiteiten gewaarborgd blijft.
Staat deze ingreep niet haaks op uw vigerende beleid ten aanzien van de gewenste inzet van reservisten en het benutten van het potentieel daarvan?
De inzet van reservisten groeit veel sneller dan verwacht. Dat is positief en in lijn met de beoogde intensivering. Het stemt ook hoopvol voor de toekomst. Daarnaast lopen de ontwikkeling en innovatie van het reservistenbeleid via pilots gewoon door.
De al gerealiseerde inzet in het eerste half jaar van 2015 zou, bij verdere onbeperkte inzet in het lopende jaar, tot een budgetoverschrijding bij het CLAS leiden. Om dat te voorkomen heeft het CLAS een tijdelijke beheersmaatregel genomen om de groeiende inzet van reservisten te temperen. De inzet van reservisten is in tegenstelling tot veel andere posten, direct beïnvloedbaar budget.
Kunt u de budgettaire noodzaak voor deze ingreep uitleggen? In hoeverre is deze ingreep tijdelijk van aard?
Zie antwoord vraag 4.
Welke concrete gevolgen heeft deze ingreep voor de inzet van Nederlandse militairen in crisisgebieden of voor de vervanging van militairen die worden uitgezonden?
Deze ingreep heeft geen gevolgen voor de inzet van Nederlandse militairen in crisisgebieden, omdat prioriteit wordt toegekend aan ingezette eenheden. De eenheden die worden ingezet, zijn daarvoor voldoende getraind, hebben voldoende personeel en worden uitgerust met voldoende geschikt materieel. Het kan wel gevolgen hebben voor de inzet van reservisten bij de vervanging van uitgezonden militairen in Nederland.
Waarom is er voor gekozen om primair hierop te bezuinigen en niet primair op de meer ceremoniële, publieksgerichte inzet van reservisten?
Zie het antwoord op vraag 3.
Klopt het bericht voor het overige, dat onbemande vliegtuigen voor bewaking en observatie door technische problemen niet kunnen vliegen; dat genietanks mankementen hebben waardoor hun inzet niet meer is gegarandeerd en dat er te weinig geld is voor training en scholing van de Explosieven Opruimingsdienst? Hoe kan dit op de kortst mogelijke termijn worden opgelost?
De kleine onbemande vliegtuigen zijn al geruime tijd niet inzetbaar voor nationale operaties in verband met technische problemen, die hebben geleid tot een onfortuinlijke landing. De Militaire Luchtvaart Autoriteit (MLA) heeft bepaald dat er niet gevlogen mag worden met deze kleine onbemande vliegtuigen boven bewoond gebied, tenzij het specifieke militaire inzet betreft. De fabrikant is bezig om dit technische probleem zo snel als mogelijk op te lossen. Daarna zal er opnieuw een luchtwaardigheidsbewijs moeten worden afgegeven.
De genietanks worden momenteel vervangen door de Kodiak. Het klopt dat de oude genietanks mankementen hebben waardoor hun inzet niet altijd meer gegarandeerd is. Defecte onderdelen worden zo snel als mogelijk vervangen.
Er is sprake van ondervulling en een hoge werkdruk bij de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD), mede door missies en de vele nationale inzetten. Het EODD-personeel dient over vele specialistische vaardigheden te beschikken. Dit vereist een langdurig scholings- en trainingstraject. Om de ondervulling op te lossen, is er een extra EODD-opleiding gestart waardoor er nu in totaal vijf opleidingen zijn de komende twee jaar. Door de schaarste aan gekwalificeerd EODD-personeel kan niet worden voldaan aan het gewenste aantal inzetbare EODD-ploegen. Desondanks worden alle aanvragen tot het ruimen van explosieven uitgevoerd.
De financiering van het verjaardagsfeestje van de VARA door het Vfonds |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Fred Teeven (VVD) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van de berichtgeving dat het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg (vfonds) het 90e verjaardagsfeestje van de VARA financiert?1
Ja.
Klopt het dat het vfonds een half miljoen euro aan de VARA geeft voor een vanaf komend najaar uit te zenden televisieserie over geschiedenis van de arbeider? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg (vfonds) is een onafhankelijke stichting, met autonome zeggenschap over haar uitgaven. De directeur van het vfonds heeft namens de Raad van Bestuur desgevraagd bevestigd dat er sprake is van een subsidie voor twee afleveringen van een televisieserie van de VARA. Defensie subsidieert het vfonds niet.
Wat heeft de geschiedenis van de arbeider volgens u te maken met de doelstelling van het vfonds, namelijk inzet voor de erkenning en waardering van geüniformeerden die in dienst zijn van de Nederlandse overheid waar ook ter wereld? Herkent u zich in het geschetste beeld dat deze omvangrijke subsidie in kringen rond Defensie «met argusogen» wordt bezien?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het subsidiebeleid van vfonds ondersteuning van producties in het algemeen en documentaires in het bijzonder uitsluit? Zo ja, hoe kan deze subsidie dan verleend zijn?
De subsidierichtlijnen van het vfonds worden vastgesteld door de Raad van Bestuur. Voor de precieze interpretatie daarvan verwijs ik naar de stichting.
Klopt het dat een subsidieverzoek voor een film over de slag om de Grebbeberg, een initiatief waarvoor de Commandant Landstrijdkrachten al steun toegezegd heeft middels materieel en logistieke hulp, door het vfonds is afgewezen? Staat de film door het uitblijven van steun van het vfonds op losse schroeven?
Voor de afhandeling van dit subsidieverzoek verwijs ik naar het vfonds. De initiatiefnemers van de speelfilm De Grebbeberg hebben laten weten door te gaan met hun initiatief.
Herinnert u zich uw uitspraak: «Daar waar het vfonds herprioriteert en dat eventueel gevolgen heeft voor de financiering van activiteiten of direct zorgtaken raakt, heb ik daar altijd overleg over met het vfonds. Het is dus nadrukkelijk niet zo dat het vfonds geïsoleerd optreedt en dat we straks out of the blue met de gevolgen daarvan worden geconfronteerd.»?2
Ja. Ik heb dat gezegd tijdens het notaoverleg over veteranen van 23 juni 2014, in relatie tot de financiering van veteranenactiviteiten en -zorg door het vfonds.
Heeft u overleg gehad met het vfonds over de financiering van de televisieserie van de VARA? In hoeverre heeft de subsidieverstrekking van een half miljoen euro gevolgen voor andere activiteiten of directe zorgtaken van het vfonds voor veteranen en andere Defensiegerelateerde activiteiten?
Neen, het vfonds is een onafhankelijke stichting en ik heb geen overleg gehad over deze subsidieverstrekking. Deze subsidieverstrekking heeft geen gevolgen voor de financiering van veteranenactiviteiten en -zorg door het vfonds. Er is daarom geen aanleiding voor overleg.
Herinnert u zich uw uitspraak: «Er kan geen sprake van zijn dat het vfonds geïsoleerd opereert en stappen zet zonder dat Defensie daar iets van weet terwijl het eventuele belangrijke taken van ons raakt. Als dat wel zo is, zal ik daar altijd op acteren.»?3
Ja. Ook dit heb ik gezegd tijdens het notaoverleg van 23 juni 2014, in relatie tot activiteiten van en zorg voor veteranen die het vfonds financiert.
Bent u bereid deze uitspraak gestand te doen?
Ja. Zoals vermeld in mijn brief over de financiering van de nuldelijnsondersteuning van veteranen van 26 januari jl. (Kamerstuk 30 139, nr. 143) en in de Veteranennota 2015 (Kamerstuk 30 139, nr. 148), ben ik in goed overleg met het vfonds op het gebied van de financiering van activiteiten inzake erkenning en waardering voor veteranen en inzake veteranenzorg.
Bent u bereid zich te distantiëren van de subsidieverstrekking van het vfonds aan de VARA en hierover tekst en uitleg te vragen? Zo nee, waarom niet?
Het vfonds is een onafhankelijke stichting.
Ernstige tekortkomingen van de JSF ten opzichte van potentiële tegenstanders |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport «Thunder without Lightning», waarin geconcludeerd wordt dat de JSF het op vier cruciale terreinen aflegt tegen potentiële tegenstanders?1
Ja.
Deelt u de conclusie dat de JSF veel minder wendbaar is dan zijn potentiële tegenstanders en daardoor uiterst kwetsbaar is in een dogfight? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds vermeld in de reactie van 13 augustus jl. op het bericht Test Pilot Admits the F-35 Can’t Dogfight(Kamerstuk 26 488, nr. 392), is de wendbaarheid van het toestel met het oog op de veiligheid in de huidige vliegtuigsoftware – gebruikt in het testprogramma – van de F-35 beperkt ten gunste van verhoogde stabiliteit. Het uitgangspunt is dat het toestel op geen enkel moment «onbestuurbaar» mag zijn. Daarnaast is het belang van de wendbaarheid van jachtvliegtuigen in de loop der jaren door technische ontwikkelingen afgenomen terwijl het belang van geavanceerde sensoren, langeafstandswapens en stealth technologie tegen radardetectie is toegenomen. Bij de beoordeling van de capaciteiten van de F-35 spelen dan ook meer aspecten een rol dan de wendbaarheid van het toestel. Ook de manier van optreden met een
F-35 wijkt af van de manier waarop met een vierde generatie toestel wordt gevlogen. De F-35 is ontworpen om vijandelijke toestellen op grote afstand te bevechten en uit te schakelen. De F-35 beschikt daartoe over een uitgebreid pakket aan sensoren en wapens die het toestel superieur maken aan andere gevechtsvliegtuigen.
Deelt u de conclusie dat de beperkte wapenlast die de JSF bij zich kan dragen de effectiviteit van het toestel ernstig beperkt? Zo nee, waarom niet?
Nee. De F-35 kan bewapening intern meenemen om de voordelen van de stealth eigenschappen te kunnen benutten. De overige toestellen kunnen dat niet. Daarnaast kan de F-35 ook extern bewapening meenemen. De totale wapenlast die de F-35 – inclusief de externe wapenlast – kan meenemen is groter dan wat de Nederlandse F-16 kan meenemen. De F-35 kan met die verschillende mogelijkheden doeltreffend missies uitvoeren.
Deelt u de conclusie dat het korte vliegbereik van de JSF de operationele inzetbaarheid kan beperken? Klopt het dat de JSF qua vliegbereik in het nadeel is in vergelijking met zijn Russische en Chinese opponenten? Zo nee, waarom niet?
Het rapport beschrijft dat de F-35 een groter vliegbereik heeft dan diverse van de westerse toestellen die de F-35 zal vervangen. Dit geldt ook voor de Nederlandse F-16. Het vliegbereik van de F-35 is voldoende voor de beoogde operationele inzet. Het vliegbereik van jachtvliegtuigen is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het gewicht en interne of externe bewapening. Het is daarom niet goed mogelijk verschillende toestellen op dat punt te vergelijken.
De F-35 vervoert alle brandstof intern. Mede afhankelijk van toekomstige ervaringen – in eerste instantie uit de operationele testfase – kan het vliegbereik van de F-35 desgewenst nog worden vergroot met externe tanks.
Deelt u de conclusie dat het belangrijkste beschermingsmechanisme van de JSF, de stealth-technologie, aan effectiviteit heeft ingeboet door de ontwikkeling van onder meer VHF-radarsystemen en infrarood (IRST) waarnemingssystemen? Is de JSF nog wel volledig onzichtbaar? Zo nee, waarom niet?
Wel is sprake van een voortdurende wedloop tussen detectiesystemen en technologieën waarmee detectie kan worden geminimaliseerd. Deze wedloop zal ook in de komende jaren voortgaan. De keuze voor de F-35 is mede gemaakt op grond van de toekomstbestendigheid van het toestel. Het toestel wordt voortdurend doorontwikkeld om te kunnen inspelen op toekomstige ontwikkelingen.
Klopt het dat de doorontwikkeling van de JSF vooral gericht is op genetwerkt optreden en de in het rapport aangekaarte tekortkomingen in de toekomst dus niet opgelost kunnen of gaan worden?
Nederland heeft mede gekozen voor de F-35 vanwege de toekomstbestendigheid van het toestel en de mogelijkheden van doorontwikkeling. De F-35 wordt continu doorontwikkeld met de blockupgrades. Met dergelijke upgrades wordt de hard- en software van het toestel vervangen of aangepast. Daarmee verbeteren de capaciteiten van het toestel. Op dit moment bezien de partnerlanden welke capaciteiten de F-35 in de block 4 configuratie – het vervolg op block 3F – moet krijgen. Hierbij valt te denken aan aanvullende of verbeterde capaciteiten op het gebied van elektronische oorlogsvoering, radar en doelaanwijssystemen. Defensie is daarbij betrokken.
Bent u van mening dat Nederland een kat in de zak heeft gekocht nu blijkt dat de JSF een draaicirkel van een vrachtwagen heeft, door moderne radarsystemen eenvoudig wordt opgepikt, en onvoldoende munitie bij zich draagt om potentiële tegenstanders uit de lucht te schieten?
Nee. Nederland heeft voor de F-35 gekozen omdat dit toestel in militair-operationeel perspectief over de beste capaciteiten beschikt en toekomstbestendig is.
Kunt u deze vragen vóór het nog in te plannen algemeen overleg Verwerving F-35 beantwoorden?
Ja.
De satellietcommunicatie bij de krijgsmacht en de beveiliging daarvan |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Hacker Cracks Satellite Communications Network»?1
Ja.
Maakt Defensie gebruik van het betrekkelijk eenvoudig te hacken Globalstar-satellietsysteem? Zo ja, gaat u maatregelen nemen om onze krijgsmacht te beschermen tegen het hoge risico op het hacken van dit systeem?
Nee, Defensie maakt geen gebruik van het Globalstar-satellietsysteem.
In welke mate bent u op dit moment nog afhankelijk van commerciële satellietcommunicatie, en hoe ontwikkelt die afhankelijkheid zich de komende jaren?
Defensie maakt zowel bij missies als bij het opleiden en trainen van de eenheden gebruik van satellietcommunicatie. In verband met risicospreiding heeft Defensie gekozen om missies te ondersteunen met militaire en commerciële satellietcapaciteit. Voor de militaire satellietcapaciteit maakt Defensie gebruik van Wideband Global Satcom (WGS). Zeven van de negen satellieten die binnen dit internationale initiatief zijn gepland, zijn inmiddels gelanceerd. De Nederlandse militaire satellietcapaciteit stijgt als nieuwe WGS satellieten beschikbaar komen. De laatste satelliet wordt naar verwachting in 2018 gelanceerd. Voor de commerciële satellietcapaciteit heeft Defensie een flexibel contract met de provider SES, waarmee de benodigde capaciteit per half jaar kan worden bijgesteld.
De afweging van voortzettingsvermogen, communicatiebeveiliging, informatiebeveiliging, wereldwijde beschikbaarheid en kosten zal vanaf 2016 leiden tot een optimale verhouding van 60% militaire- en 40% commerciële satellietcommunicatie. Het gebruik van commerciële satellietcommunicatie zal daarmee afnemen. In 2016 zal in het satelliet ankerstation te Zoutkamp een uitbreiding van de militaire capaciteit worden gerealiseerd door ingebruikname van een nieuwe satelliet grondterminal.
Defensie heeft geen tekort aan satellietcapaciteit om de missies en oefeningen te kunnen ondersteunen. De militaire satellietcapaciteit is voldoende om de huidige missies door de krijgsmacht te laten uitvoeren.
Heeft u recent nog te kampen gehad met een tekort aan satellietcommunicatiecapaciteit? Zo ja, heeft dit tekort invloed gehad op de missies die onze krijgsmacht op dit moment uitvoert?
Zie antwoord vraag 3.
Welke invloed hebben beveiligingsaspecten gehad op uw voornemen om de krijgsmacht minder afhankelijk te maken van commerciële satellietcommunicatie.2
De afweging bij de keuze voor militaire of commerciële satellietcommunicatie wordt gemaakt op basis van meer dan alleen beveiligingsaspecten. Communicatie- en informatiebeveiliging, voortzettingsvermogen, de wereldwijde beschikbaarheid en kosten worden hierbij ook beschouwd. Wel is het voor Defensie van essentieel belang dat het kan beschikken over voldoende eigen militaire capaciteit, zodat operaties in missiegebieden altijd en onder alle omstandigheden ondersteund kunnen worden. WGS draagt hier aan bij.
Het beschamende tekort aan munitie bij het Nederlandse leger |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht Kogeltekort: «Militairen roepen pang, pang bij schiettraining»?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit munitietekort een beschamende vertoning is? Zo nee, waarom niet?
Munitietekorten zijn altijd onwenselijk. Het tekort betrof enkele specifieke soorten munitie, vooral voor kleinkaliberwapens. Omdat de houdbaarheid van deze munitie beperkt is, wordt deze in beperkte hoeveelheden aangeschaft. Variaties in het gebruik, lange levertijden en productievertragingen hebben in dit geval geleid tot het tekort aan munitie voor opleidingen en trainingen. Zowel in 2015 als in 2016 worden leveringen verwacht.
Voor de lange termijn zijn begin 2015 nieuwe normen voor de munitievoorraden vastgesteld. Het aanvullen van de voorraden kost echter tijd. In mijn brief van 19 juni jl. (Kamerstuk 33 763, nr. 81) over de motie-Van der Staaij c.s. over het ambitieniveau van de krijgsmacht in de komende jaren heb ik u reeds laten weten dat een versterking van de basisgereedheid van de krijgsmacht aan de orde is. Langere reactietijden en lagere munitievoorraden, die eerder nog werden aanvaard, verhouden zich niet langer tot de (internationale) veiligheidssituatie.
In hoeverre deelt u onze visie dat er absoluut nooit een tekort aan munitie mag bestaan bij defensie?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen bent u van plan te treffen om de bestaande tekorten voor het einde van het jaar te hebben weggewerkt?
In 2015 en in het voorjaar van 2016 worden leveringen verwacht. Daarop vooruitlopend is de beschikbare munitie herverdeeld om de gevolgen van de schaarste te beperken, rekening houdend met de voorziene inzet en de geplande oefeningen en trainingen.
Op welke wijze gaat u bewerkstelligen dat er in de toekomst helemaal geen sprake meer zal zijn van munitietekorten?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre is een krijgsmacht die niet eens voldoende munitie heeft om schietoefeningen te houden in staat haar grondgebied te verdedigen?
Defensie houdt gescheiden voorraden aan, voor inzet én voor opleiding en training. Hiermee wordt de inzet van de krijgsmacht geborgd.
Bent u inmiddels bereid de gemaakte NAVO-afspraak dat minimaal 2% van het nationaal inkomen wordt besteed aan defensie na te komen en dus 5 miljard euro extra te investeren? Zo nee, waarom niet?
De financiële consequenties die het kabinet voor de begroting van 2016 aan de versterking van de basisgereedheid zal verbinden, worden op Prinsjesdag bekendgemaakt.
De samenwerking met milities die kindsoldaten inzetten |
|
Roelof van Laar (PvdA), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Iraqi Militias Train Young Teens to Face the Threat of IS»?1 Bereikten u al eerder berichten dat kinderen worden ingezet in de strijd tegen IS? Zo ja, wanneer en om welke berichten ging dat?
Ja, het bericht is bekend. Er zijn in juni 2015 berichten geweest van Human Rights Watch(HRW) over het inzetten van kinderen in de strijd tegen ISIS door de YPG en de YPJ in Syrië. HRW noemt eveneens inzet van kinderen in de bredere strijd in Syrië door het Syrische regime, ISIS, Jabhat Al Nusra en groepen onder de paraplu van het Vrije Syrische Leger. Eveneens in juni 2015 verscheen een VN-Rapport over kinderen in wereldwijde gewapend conflicten. Daarin worden rekrutering en inzet van kinderen door verschillende partijen in zowel Syrië als Irak genoemd, al dan niet in de strijd tegen ISIS. Voor wat betreft Syrië noemt het rapport dezelfde groepen als HRW. Het rapport bevestigt rekrutering in Irak door ISIS, en noemt waarneming van inzet door Popular Mobilization Forces, Yezidi-milities, Turkmeense milities en soenitische milities.
Heeft Nederland regels of voorwaarden over de samenwerking met buitenlandse troepen en milities? Zo ja, zijn hierin bepalingen opgenomen over de inzet van kindsoldaten?
Nederland werkt niet samen met partijen die kindsoldaten inzetten. Dit beleid berust mede op de verplichting in het humanitair oorlogsrecht om dat recht te doen naleven. Het humanitair oorlogsrecht verbiedt de inzet van kindsoldaten jonger dan vijftien jaar bij vijandelijkheden. De gematigde gewapende groepen in Syrië waaraan Nederland steun verleent zijn getoetst aan een aantal criteria, waaronder toewijding aan de naleving van het humanitair oorlogsrecht.
Welke gevolgen heeft het daadwerkelijk inzetten van kindsoldaten in de strijd tegen IS voor de samenwerking tussen Nederlandse troepen en Iraakse milities?
De Nederlandse trainingsbijdrage richt zich op de training van Iraakse Special Operations Forces(SOF) en Koerdische Peshmerga. Zodoende is er geen sprake van directe samenwerking tussen Nederlandse troepen en Iraakse milities.
Welke inspanning kunt u leveren om de inzet van kindsoldaten in de strijd tegen IS zo snel mogelijk te beëindigen?
Nederland, de Europese Unie, de Verenigde Naties en de leden van de internationale coalitie tegen ISIS blijven over mensenrechtenschendingen in gesprek met de Iraakse en Koerdische autoriteiten. In de trainingen die de coalitie geeft aan Iraakse strijdkrachten, waaronder Peshmerga, wordt aandacht besteed aan het humanitair oorlogsrecht en mensenrechten. Het is de verantwoordelijkheid van de Iraakse overheid om mensenrechtenschendingen te voorkomen en te berechten.
Bent u bereid om met andere landen, UNICEF en andere kinderrechtenorganisaties te onderzoeken hoe u kunt bewerkstelligen dat alle Iraakse kinderen naar school gaan?
Nederland zet zich op dit moment al via UNICEF in voor toegang tot onderwijs in Irak, met een ongeoormerkte bijdrage in 2014/2015 van 43 miljoen euro. Deze organisatie heeft er samen met haar partners voor gezorgd dat in 2014 3,1 miljoen kinderen in Irak en Syrië toegang hadden tot formeel en informeel basisonderwijs.
Het verbeteren van onderwijs in crisis- en noodsituaties is een onderwerp dat internationaal een groeiende belangstelling geniet. De United Nations Special Envoy for Global Education, Gordon Brown, heeft recent het initiatief genomen voor een internationale coalitie die zich zal richten op nieuwe en innovatieve bijdragen aan onderwijs in crisis- en noodsituaties. Hierbij heeft hij ook bijzondere belangstelling voor het onderwijs aan onder meer Iraakse en Syrische vluchtelingen in nabuurlanden. Gordon Brown heeft ook Nederland uitgenodigd zich bij deze coalitie aan te sluiten en zal en marge van de AVVN in New York eind september hiertoe een bijeenkomst beleggen.
Verder heeft de Nederlandse regering een actieve rol gespeeld bij het opstellen van de «Richtlijnen voor de bescherming van scholen en universiteiten tegen militair gebruik tijdens gewapend conflict» die in juni 2015 tijdens de Oslo Conferentie voor Veilige Scholen door 37 landen werden ondersteund. Nederland is bereid zich samen met andere landen, waaronder NAVO-bondgenoten, in te zetten voor de praktische implementatie van deze richtlijnen.
Het patiëntenvervoer vanaf de Waddeneilanden |
|
Ronald Vuijk (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Aanbesteding vluchten Wadden mislukt»?1
Ja.
Klopt het dat er geen enkele aanbieder van medische vluchten per helikopter vanaf de Waddeneilanden voor de Nederlandse markt geschikt is bevonden? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak?
Nee. De Regionale Ambulance Voorziening (RAV) Fryslân heeft een aanbestedingsprocedure voor een eigen ambulancehelikoptervoorziening uitgevoerd. Hiervoor hebben zich verschillende partijen ingeschreven. Na selectie heeft een gunning plaatsgevonden aan één aanbieder. Daartegen is door een van de andere partijen een kort geding aangespannen. Met inachtneming van de uitspraak van de rechter heeft de RAV geconcludeerd dat er geen inschrijvingen meer over zijn die aan de opdracht, eisen en randvoorwaarden van deze aanbesteding voldoen. De RAV heeft daarop deze aanbesteding gestaakt. Dit betekent echter niet dat er geen geschikte partijen zijn. De RAV beraadt zich momenteel over de vraag hoe zij – met inachtneming van de aanbestedingsregels – de ambulancehelikoptervoorziening zo spoedig mogelijk kan realiseren.
Welke gevolgen heeft het niet vinden van een particuliere aanbieder voor de uitvoering van de vervoerstaak door Defensie? Is er zicht op tot wanneer Defensie deze taak hierdoor zal moeten blijven uitvoeren?
Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 24 augustus jl. heb gemeld, kon RAV Fryslân het patiëntenvervoer niet vanaf 1 juli jl. overnemen, zoals oorspronkelijk was voorzien. Defensie heeft daarom deze taak in eerste instantie voortgezet met afwisselend een NH90-helikopter en Cougar-helikopter vanaf maritiem vliegkamp De Kooy. Na 24 augustus jl. is het patiëntenvervoer echter tijdelijk overgedragen aan de helikopters van de Kustwacht.
Zal Defensie de vervoerstaak blijven uitvoeren met de NH90-helikopter?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de inzet van de NH90 voor deze taak € 30.000 per uur kost? Klopt het dat de kosten die nu worden gemaakt uit het oefenbudget van de NH90 worden betaald? Zo ja, wat zijn hiervan de gevolgen voor de geoefendheid van vliegers en voor de inzetgereedheid van de krijgsmacht?
De voor de NH90 beschikbare exploitatiebudgetten zijn toegesneden op de uitvoering van een vastgesteld aantal vlieguren per jaar, bestemd voor de oefening en training van de helikopterbemanningen en van operationele eenheden van de krijgsmacht die met helikopters werken. De kosten per vlieguur zijn sterk afhankelijk van de mate waarin vaste kosten aan de vlieguren worden toegerekend.
Vlieguren die binnen de beschikbare capaciteit aan patiëntenvervoer worden besteed, leiden niet tot extra uitgaven, maar gaan ten koste van oefening en training. Naast het beslag aan vlieguren, legde de continue beschikbaarheid voor patiëntenvervoer bovendien een groot beslag op het aantal beschikbare bemanningen. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 24 augustus jl. heb gemeld, dreigde een verdere voortzetting van het patiëntenvervoer door Defensie gevolgen te hebben voor de gereedstelling ten behoeve van de Nederlandse bijdrage aan de NATO Response Force(NRF) en de gereedstelling van de NH90. Doordat het patiëntenvervoer vanaf 24 augustus jl. aan de Kustwacht kon worden overgedragen, is dit nu afgewend.
Op welke wijze zullen de kosten voor de vervoerstaak worden gedekt als Defensie de vervoerstaak nog langer op zich zal nemen? Is het mogelijk deze kosten te dekken zonder afbreuk te doen aan de geoefendheid van vliegers of ander defensiepersoneel? Is het mogelijk deze kosten te verhalen op Regionale Ambulance Voorziening Fryslân? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat de NH90 te zwaar is om op het dak van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) te landen? Zo nee, waarom wordt er dan toch voor gekozen om patiënten eerst naar Groningen Airport Eelde te vliegen en vanaf daar per ambulance naar het UMCG te vervoeren? Welke gevolgen heeft dit voor de tijd die nodig is om patiënten in het ziekenhuis te krijgen en daarmee voor de effectiviteit van de verleende medische hulp?
De NH90 kan te zwaar zijn voor het heliplatform op het dak van het UMCG wanneer de helikopter volledig operationeel beladen is, met een volle tank vliegt en een maximum aantal passagiers bij zich heeft. Op verzoek van het UMCG landt de NH90 daarom niet meer op het dak van het ziekenhuis. Wanneer de NH90 wordt ingezet, landt deze op luchthaven Eelde of vliegbasis Leeuwarden en wordt de patiënt verder per ambulance vervoerd. Om deze reden wordt de NH90 alleen nog ingezet voor patiënten bij wie dit medisch verantwoord is. In andere gevallen kan de traumahelikopter van het ziekenhuis worden ingezet, die wel op het dak kan landen. Ook de kustwachthelikopters, die het patiëntenvervoer nu gaan overnemen, kunnen op het dak van het ziekenhuis landen.
Het bericht dat Syrië nog steeds over chemische wapens beschikt |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Mission to Purge Syria of Chemical Weapons Comes Up Short», waarin wordt beweerd dat Assad een deel van zijn chemischewapenarsenaal heeft verborgen?1
Ja.
Klopt het dat het Syrische leger nog over de meest dodelijke zenuwgassen beschikt? Betreft het materiaal dat, verwijzend naar uw antwoorden op eerdere vragen over het Syrische chemischewapenarsenaal2, had moeten worden aangegeven bij de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens? Zo ja, hoe heeft Syrië dit materiaal voor de inspecteurs kunnen verbergen?
Het kabinet beschikt niet over informatie die de berichten dat het Syrische leger nog over zenuwgassen zou beschikken bevestigt. Conform het Verdrag Chemische Wapens vormt de aangifte van een Partijstaat doet de basis voor de ontmanteling. De aangifte en de vernietiging zijn de verantwoordelijkheid van de betreffende Partijstaat. De OPCW verifieert en inspecteert.
Een team van experts van de OPCW (het Declaration Assessment Team, DAT) overlegt met de Syrische autoriteiten over geconstateerde onduidelijkheden en discrepanties in de Syrische aangifte en adviseert over aanvullingen en verbeteringen. Syrië heeft toegezegd een aanvulling op zijn Initial Declaration te zullen uitbrengen. Naar verwachting zal deze aanvulling op de Syrische Initial Declaration in oktober 2015 uitgebracht worden.
De door de OPCW ingestelde Fact Finding Mission heeft vorig jaar vastgesteld dat er chemische wapens, waarschijnlijk chloorgas, zijn ingezet in Syrië. Op 7 augustus heeft de VN Veiligheidsraad besloten een onderzoek in te stellen naar de personen of entiteiten die verantwoordelijk zijn voor deze aanvallen (VR Resolutie 2235). De besprekingen over de Terms of Reference van dit «Joint Investigative Mechanism» vinden momenteel plaats in New York. Het is belangrijk dat het JIM zo snel mogelijk met zijn onderzoek begint.
Is het terecht om te stellen dat de inspanningen om het Syrische chemischewapenarsenaal te vernietigen, indien deze berichten kloppen, tevergeefs zijn geweest?
In het kader van de ontmanteling van het Syrische chemische wapenprogramma is 1.300 ton aan chemicaliën en precursoren vernietigd. Tevens is gespecialiseerde apparatuur en materiaal onklaar gemaakt en zijn productiefaciliteiten vernietigd. Er is dus geen sprake van vergeefse inspanningen. Integendeel, dit is een uniek voorbeeld van internationale samenwerking op het gebied van ontwapening.
Hoe kijkt u terug op de ontwapeningsmissie, temeer gezien de gulle Nederlandse bijdrage aan de totstandkoming ervan?
Alhoewel de ontmanteling van het Syrische chemische-wapenprogramma nog niet geheel is afgerond, kan deze missie, die onder zeer moeilijke omstandigheden van burgeroorlog plaatsvond, als een groot succes worden beschouwd. Binnen ongeveer een jaar is het gedeclareerde wapenarsenaal uit Syrië verwijderd en reeds grotendeels in derde landen vernietigd. Andere bezitterstaten hebben de bij het Verdrag Chemische Wapens voorgeschreven termijn voor vernietiging geruime tijd overschreden. De buitengewone omstandigheden waaronder Syrië is toegetreden tot de OPCW vereisten buitengewone maatregelen. Nederland heeft, tezamen met partners, zijn verantwoordelijkheid genomen als Partij bij het Verdrag Chemische Wapens en als gastland van de OPCW. De OPCW heeft voor zijn activiteiten m.b.t. Syrië van 27 donoren ruim € 55 miljoen Euro ontvangen. Daarnaast hebben meerdere landen belangrijke bijdragen in natura geleverd, zoals transport- en vernietigingscapaciteit voor de chemicaliën. De Nederlandse bijdrage bedroeg € 1,5 miljoen. Daarnaast heeft Nederland in 2013 een zelfde bedrag aan de Verenigde Naties gegeven als bijdrage in de kosten van de Joint UN-OPCW mission onder leiding van Sigrid Kaag.
Binnen de OPCW worden momenteel plannen ontwikkeld over de wijze waarop de organisatie en de betrokken staten lessen uit de ontwapeningsmissie kunnen trekken. Ik ben bereid de resultaten van deze evaluatie te zijner tijd met de Kamer te delen.
Bent u bereid de Kamer in het licht van de Nederlandse bijdrage te zijner tijd een evaluatie van de missie te doen toekomen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht 'Bijna oorlog met Venezuela' |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Bijna oorlog met Venezuela»?1
Ja.
Waarom heeft u, naar aanleiding van eerdere vragen (specifiek vraag 2), op geen enkele wijze aangegeven dat de marine van Venezuela de Arubaanse wateren was binnentrokken?2
De Venezolaanse marine is niet door Arubaanse wateren gevaren.
Zijn er destijds naar aanleiding van de agressie van Venezuela door Nederlandse zijde militaire stappen gezet om de veiligheid van het Koninkrijk te garanderen? Zo ja welke? Zo neen, waarom niet?
Er was geen aanleiding voor het ondernemen van acties. De Kustwacht in het Caribisch Gebied en de Marine houden in het kader van hun taakuitvoering in het Caribisch gebied de scheepsbewegingen rond de eilanden nauwlettend in de gaten.
Welke rol heeft de militaire dreiging door Venezuela gespeeld in het plotselinge draaien van de Nederlandse regering inzake de politieke onschendbaarheid van socialistenspion «Carvajal»?
In antwoord op Kamervragen van Sjoerdsma en Hachchi, ingezonden 30 juli 2014 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2686) heeft de regering aangegeven dat er geen militaire bedreigingen door Venezuela zijn geuit. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft na juridisch onderzoek de conclusie getrokken dat de heer Carvajal Barrios immuniteit genoot op basis van internationaal recht (Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963). Op grond van die immuniteit is de heer Carvajal Barrios vrijgelaten door de Arubaanse autoriteiten.
Welke specifieke stappen zijn er gezet door de Nederlandse regering (of op initiatief daarvan) in de kwestie «Carvajal» en welke reacties zijn daarop gekomen van Venezuela, de Verenigde Staten en Aruba? Graag een duidelijk overzicht.
Rechtshandhaving is een autonome bevoegdheid van het land Aruba. De Nederlandse regering was niet betrokken bij de arrestatie van de heer Carvajal Barrios. Venezuela heeft geprotesteerd tegen de arrestatie en aangegeven dat er sprake was van inbreuk op internationaal recht. Er is juridisch onderzoek gedaan naar de immuniteit van betrokkene. Op basis daarvan heeft de Minister van Buitenlandse Zaken geconcludeerd dat de heer Carvajal Barrios immuniteit genoot op grond van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963. Dit is door de regering aan de Arubaanse autoriteiten gecommuniceerd. Daarnaast is aan Venezuela kenbaar gemaakt dat de heer Carvajal Barrios persona non grata werd verklaard. Aruba heeft de heer Carvajal Barrios vrijgelaten op grond van de conclusie dat hij immuniteit genoot. De Verenigde Staten heeft de regering om juridische duiding gevraagd. Deze is gegeven en geaccepteerd door de Verenigde Staten.
Ziet u inmiddels in, mede gezien de groeiende internationale spanningen, dat niet bezuinigd dient te worden op defensie, maar minimaal toegewerkt moet worden naar de afgesproken NAVO-norm van 2%?
In de brief van 7 november jl. over de uitvoering van de motie-Van der Staaij c.s. heeft het kabinet tot uitdrukking gebracht dat de versterking van de krijgsmacht moet berusten op een meerjarig perspectief. Dit strookt met de in NAVO-verband gemaakte afspraken en ook met de intentie van dit kabinet om de trendbreuk ten aanzien van Defensie de komende jaren, waar mogelijk en nodig, voort te zetten. In de brief van 19 juni jl. over de motie heeft het Kabinet de stappen uiteengezet die het, afhankelijk van de ontwikkelingen in de internationale veiligheidssituatie de komende jaren, en de beschikbare financiële mogelijkheden, voor ogen heeft.
Het artikel 'Forse kritiek op direct ontslag drugsmilitair’ |
|
Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Forse kritiek op direct ontslag drugsmilitair»?1
Ja.
Kent u de uitspraak van de militaire ambtenarenrechter van 1 juli 2015?2
Ja.
Wat is uw reactie op de overweging van de rechter waarin hij beslist dat het zero-tolerancebeleid ten aanzien van drugs niet zonder meer toegepast mag worden als er een verband tussen het drugsgebruik en uitzendgerelateerde problematiek blijkt?
Defensie heeft inderdaad hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak. Ik ga daarom niet in op deze individuele casus die onderdeel is van een juridische procedure. Wel kan ik melden dat Defensie aandacht zal besteden aan de zorg voor de ontslagen militair.
Kunt u toelichten waarom er in deze zaak strikt is vastgehouden aan het zero-tolerancebeleid en niet is gekeken naar de psychische klachten van deze militair?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van plan in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak? Zo ja, welke rol spelen daarbij overwegingen als de gevolgen van een hoger beroep voor de betreffende militair die weer een lange periode van onzekerheid tegemoet gaat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens met de advocaat in deze zaak, mr S.M. Diekstra, dat deze uitspraak verstrekkende gevolgen heeft voor het beleid op dit punt? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit beleid aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Het uitgangspunt is en blijft dat drugs en militairen niet samengaan. Als militairen zich inlaten met drugs is dat in de regel aanleiding voor ontslag. Alvorens een medewerker voor ontslag wordt voorgedragen, worden alle relevante feiten en omstandigheden bezien, zoals de rechtbank in onderhavige zaak ook overweegt. Een uitzondering op ontslag kan worden gemaakt voor een eerste maal gebruik van softdrugs zonder dat daarbij sprake is van relatie met de dienst. In die situatie wordt over het algemeen volstaan met een schriftelijke waarschuwing. Als het drugsgebruik gerelateerd is aan een door de dienst veroorzaakte psychische situatie waarbij de militair als dienstongeschikt moet worden beschouwd, dan kan als mogelijke ontslaggrond het ongeschikt zijn op medische gronden gelden.
Ook het gebruik van alcohol is bij Defensie aan beperkingen gebonden, zowel tijdens missies als daarbuiten. Wanneer de richtlijnen terzake niet worden nageleefd of het gebruik van alcohol van invloed is op de uit te voeren werkzaamheden, zullen gepaste maatregelen worden getroffen.
Welk onderscheid maakt u nu tussen het gebruik van de verschillende soorten drugs? Hoe kijkt u daarbij tegen het gebruik van alcohol? Maakt u onderscheid in het gebruik van alchohol en softdrugs? Zo ja, waarom en op basis waarvan?
Zie antwoord vraag 6.
Welke maatregelen gaat u op welke termijn nemen om vergelijkbare situaties, zoals deze van de ontslagen militair, te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
De uitzending “Waarom Srebrenica moest vallen” |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending «Waarom Srebrenica moest vallen»?1
Ja.
Heeft deze documentaire voor de Nederlandse regering informatie opgeleverd die zij nog niet had? Zo ja, welke informatie en werpt deze informatie volgens u nieuw licht op de rol van Nederland in de val van de enclave en de schokkende gebeurtenissen erna? Zo nee, waarom heeft de Nederlandse regering deze informatie dan niet zelf naar buiten gebracht?
Op 30 juni 2015 heeft de Kamer verzocht om een onderzoek naar aanleiding van het in vraag 1 genoemde tv-programma over de val van Srebrenica. In die periode is bovendien het boek «Veilige gebieden» van oud-minister van Defensie Voorhoeve verschenen dat hetzelfde thema behandelt. Op verzoek van het kabinet heeft het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies een verkenning uitgevoerd naar de besproken onderwerpen. Het NIOD-rapport en de kabinetsreactie daarop heeft de Kamer ontvangen op 18 november 2016 (Kamerstuk 26 122, nr. 45).
Het NIOD stelt dat niet is gebleken dat de bondgenoten Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten geheime afspraken hebben gemaakt om het luchtwapen niet meer in te zetten. Over de voorkennis van de aanval concludeert het NIOD dat niet is gebleken dat bondgenoten op de hoogte waren van een concreet Bosnisch-Servisch plan om de enclave Srebrenica aan te vallen en volledig in te nemen.
Vindt u het niet schokkend dat de Nederlandse en de Bosnische bevolking middels deze documentaire moeten leren over het verraad van Dutchbat en de Bosniërs door onze «bondgenoten» en had de Nederlandse regering deze informatie jaren geleden niet zelf moeten verzamelen om het op een verantwoorde manier met de nabestaanden te delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Nederlandse regering sinds de val van de enclave concrete pogingen ondernomen om de informatie die is gepresenteerd in de documentaire en andere aanvullende informatie over het conflict te achterhalen bij andere landen? Zo ja, kunt u hier een overzicht van geven? Zo nee, waarom niet?
In 1996 heeft het kabinet opdracht gegeven aan het toenmalige Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie om de gang van zaken voorafgaand aan, tijdens en na de val van Srebrenica te onderzoeken. Het onderzoek resulteerde in april 2002 in de publicatie van het rapport «Srebrenica, een «veilig» gebied» door dit instituut dat inmiddels Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) heette. Voor het NIOD-rapport van 2002 is uitvoerig onderzoek gedaan in binnen- en buitenlandse archieven en zijn vele gesprekken gevoerd met betrokken personen.
Naar aanleiding van de publiciteit van juni 2015 heeft de Minister van Defensie bij Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten navraag laten doen of over genoemde kwesties meer informatie beschikbaar was. Tevens heeft het kabinet opdracht gegeven aan het NIOD om een verkenning uit te voeren naar de besproken onderwerpen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft aan de bondgenoten verzocht om de gevraagde informatie ook aan het NIOD ter beschikking te stellen. Het NIOD heeft de in 2013 vrijgegeven Amerikaanse documenten betrokken bij de uitgevoerde verkenning die de Kamer, met een kabinetsreactie, op 18 november 2016 heeft ontvangen.
Zoals uiteengezet in deze kabinetsreactie zijn landen in de regel terughoudend met het vrijgeven van gevoelige informatie, zeker als het gaat om informatie over internationaal beleid of van inlichtingendiensten. Het NIOD verwacht dat informatie die nu onder geheimhouding valt, niet op korte termijn wordt vrijgegeven. Het kabinet deelt deze verwachting en acht het daarom niet zinvol bondgenoten nu nogmaals te verzoeken om vrijgave van informatie. Overigens heeft het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals vermeld in de NIOD-verkenning, nog een verzoek om vrijgave van documenten in behandeling.
Onderschrijft u de strekking van de documentaire, dat er blijkbaar anderhalve maand voor de val van Srebrenica al besloten was door de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk om geen luchtsteun te geven en dat Nederland hierover niet was ingelicht? Zo ja, gaat u deze landen hierop aanspreken? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 stelt het NIOD in de verkenning dat niet is gebleken dat de bondgenoten Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten geheime afspraken hebben gemaakt om het luchtwapen niet meer in te zetten.
Bent u boos over het feit dat deze landen Nederland niet hebben ingelicht over het opschorten van de luchtsteun? Ziet u dit als verraad?
Zie antwoord vraag 5.
Welke belangen speelden er voor de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk volgens u mee om de luchtsteun te blokkeren? Was dit voor de gegijzelde soldaten of speelden er andere politieke overwegingen mee?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat, als de luchtsteun wel had gekomen, de enclave wellicht niet was gevallen en de vreselijke gebeurtenissen hierna wellicht hadden kunnen worden voorkomen? Zo ja, maakt u dit niet verdrietig en woedend? Zo nee, waarom niet?
Deze vraag is niet met zekerheid te beantwoorden. Het NIOD stelt hierover in de verkenning (pag. 138): «Bij wijze van conclusie: volkomen uitgesloten is het niet, maar er zijn goede redenen om eraan te twijfelen dat tijdige luchtsteun tot resultaat had gehad dat de enclave Srebrenica behouden was gebleven.»
Deelt u de mening dat, omdat het NIOD reeds een onderzoek heeft gedaan en dus niet volledig objectief is, een ander extern team van experts nu een nieuw onderzoek naar het conflict moet uitvoeren? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dit ten uitvoering brengen? Zo nee, waarom niet?
Neen, die mening deelt het kabinet niet. Het NIOD heeft een uitstekende wetenschappelijke reputatie en de verkenning door het NIOD heeft geresulteerd in een gedegen rapport. Het kabinet is het NIOD daarvoor bijzonder erkentelijk. Overigens is de verkenning uitgevoerd door andere onderzoekers dan die betrokken waren bij het NIOD-rapport van 2002.
Begrijpt u dat vele Nederlanders en Bosniërs zich door het verraad van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk beledigd en geschoffeerd voelen en zult u alles op alles zetten om deze sentimenten aan deze landen over te brengen? Zo nee, waarom niet?
De NIOD-verkenning heeft geen bewijzen of aanwijzingen opgeleverd dat de genoemde bondgenoten Nederland of de Bosnische bevolking in de steek zouden hebben gelaten of zouden hebben verraden. De in deze vragen genoemde maatregelen zijn niet aan de orde.
Is de Nederlandse regering bereid, op welk niveau dan ook en met wat voor soort vertegenwoordigers dan ook, in elk bilateraal overleg met vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, deze landen aan te spreken op hun verraad van Nederland en de Bosnische bevolking en in deze overleggen te proberen hierover de onderste steen boven te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Vindt u dat de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk het vertrouwen van Nederland hebben geschaad en kunt u toezeggen dat u in de toekomst op het gebied van defensie nooit meer klakkeloos op aanbiedingen, toezeggingen en voorstellen van deze landen zult ingaan zonder hun verraad in het hoofd te houden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat het voor de gemoedsrust van de ex-Dutchbatters, de Bosniërs en van de Nederlandse bevolking in zijn geheel essentieel is, dat de Amerikaanse veiligheidsdienst-documenten uit de periode dat de Serviërs de enclave veroverden op tafel moeten komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Is de Nederlandse regering bereid, op welk niveau dan ook en met wat voor soort vertegenwoordigers dan ook, in elk bilateraal overleg met vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, erop aan te dringen dat de veiligheidsdienst-documenten uit de periode waarin de Serviërs de enclave veroverden boven water moeten komen of dat Nederland ze op zijn minst mag inzien? Zo ja, hoe gaat u dit concreet vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke kanalen kan de Nederlandse regering benutten om de Verenigde Staten, aangezien dit land het Internationaal Strafhof niet erkent, verantwoordelijk te houden voor hun verraad en te bewerkstelligen dat Nederland de nodige informatie verkrijgt?
Zie antwoord vraag 4.
Is de Nederlandse regering bereid te overwegen om het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk voor het Internationaal Strafhof te dagen voor het feit dat deze landen mede verantwoordelijk blijken te zijn voor de val van de enclave, het schokkende leed van de Bosniërs erna en het leed van veel van onze Dutchbat-veteranen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Is de Nederlandse regering bereid om in de toekomst, op alle gebieden van internationale samenwerking, uit te gaan van de eigenwaarde en soevereiniteit van Nederland en te stoppen met de ik-huppel-achter-de-grote-landen-aan-doctrine? Zo nee, waarom niet?
In de Beleidsbrief Internationale Veiligheid die de Kamer op 14 november 2014 heeft ontvangen (Kamerstuk 33 694, nr. 6), heeft het kabinet uiteengezet dat samenwerking met andere landen absoluut noodzakelijk is om de veiligheid en de welvaart van ons land te verzekeren.
Hoeveel ex-Dutchbatters die betrokken waren bij het conflict hebben zelfmoord gepleegd en hoeveel ex-Dutchbatters die betrokken waren bij het conflict hebben psychische problemen? Zijn deze cijfers vergelijkbaar met veteranen die betrokken waren bij andere conflicten?
Tijdens het regelmatige overleg tussen Defensie en vertegenwoordigers van de Dutchbat-gemeenschap is onder andere gesproken over de behoefte aan een onderzoek naar de huidige toestand van de Dutchbat-veteranen en naar de vraag of zelfdoding onder deze groep vaker is voorgekomen dan bij andere groepen.
Het is momenteel niet bekend of psychische aandoeningen vaker voorkomen bij Dutchbat-veteranen dan bij militairen die hebben deelgenomen aan andere missies. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft in oktober 2015 een breed onderzoek gepubliceerd naar zelfdoding onder mannelijke militairen die op missie zijn geweest. Dit onderzoeksrapport heeft de Kamer op 19 oktober 2015 ontvangen (Kamerstuk 30 139, nr. 152). Het onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat onder deze groep militairen zelfdoding vaker voorkomt dan bij werkende mannen in de niet-militaire bevolking, of bij militairen die niet uitgezonden zijn geweest.
Uit het RIVM-onderzoek zijn niet zonder meer conclusies te trekken voor Dutchbat-veteranen. Het was niet mogelijk om de resultaten uit te splitsen naar afzonderlijke missies. Daarnaast had het onderzoek betrekking op militairen die uitgezonden zijn geweest in de periode 2004 tot 2012 terwijl de Dutchbat-III missie plaatshad in 1995. Een apart onderzoek naar zelfdoding onder Dutchbatters is echter problematisch. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geeft geen toestemming om te rapporteren over minder dan tien zelfdodingen in verband met privacybelangen. Herleidbaarheid naar individuen moet worden vermeden.
Zoals vermeld in de Veteranennota van 3 juni 2016 (Kamerstuk 30 139, nr. 159) is daarom in overleg met de Dutchbat-vertegenwoordigers gekozen voor een nieuw onderzoek langs de lijnen van de eerder uitgevoerde studie «Veteraan, hoe gaat het met u?». Hierover is de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO) om advies gevraagd. Het overleg hierover tussen de RZO, Defensie en de Dutchbat-vertegenwoordigers verloopt positief. Het onderzoek zal zich niet alleen richten op de toestand van de Dutchbat-veteranen maar ook op hun zorgbehoefte. De resultaten van het onderzoek kunnen aanleiding geven tot verder onderzoek naar de aansluiting tussen de zorgbehoefte en het zorgaanbod.
Vindt u dat de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk mede verantwoordelijk zijn voor de problemen van de ex-Dutchbatters? Zo ja, hoe gaat u deze schade verhalen op deze landen? Zo nee, waarom niet?
Neen. De NIOD-verkenning heeft geen bewijzen of aanwijzingen opgeleverd dat de genoemde bondgenoten Nederland in de steek zouden hebben gelaten.
Deelt u de mening dat het schokkend is dat een op de vijf Nederlanders niet weet wat er zich in Srebrenica heeft afgespeeld?2 Zo ja, gaat de Nederlandse regering er dan zorg voor dragen dat de genocide en de rol van Nederland in Srebrenica prominenter in de geschiedenisboeken op scholen zal voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De afschuwelijke gebeurtenissen tijdens en na de val van Srebrenica verdienen aandacht. Mede met het oog daarop heeft de Minister van Buitenlandse Zaken in 2015 deelgenomen aan de internationale herdenking van de slachtoffers in Potocari. Verder hebben de Minister-President en de Minister van Defensie in hun toespraken tijdens de Nationale Veteranendag op 25 juni 2016 aandacht besteed aan Srebrenica en de rol van Dutchbat.
De overheid stelt echter niet de inhoud van schoolboeken vast. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap schrijft de kerndoelen, eindtermen en examenprogramma’s van het basisonderwijs en voortgezet onderwijs op hoofdlijnen voor. Uitgevers werken deze verder uit in individuele lesmethodes, in dialoog met leraren, wetenschappers en diverse andere stakeholders in het onderwijs. Het is aan de scholen en de leraren om te bepalen welke lesmethodes zij gebruiken en hoe in de les aandacht wordt besteed aan de verschillende onderwerpen.
Is de Nederlandse regering bereid om de Bosniërs technische en financiële hulp te bieden bij het zoeken en het identificeren van de 1000 nog niet geïdentificeerde slachtoffers?3 Zo ja, wanneer en hoe gaat zij dit doen en is de regering ook bereid de andere betrokken landen aan te sporen dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Nederland ondersteunt al vele jaren de International Commission on Missing Persons (ICMP) bij het zoeken naar en identificeren van de slachtoffers in Bosnië-Herzegovina, onder wie ook slachtoffers van de genocide in Srebrenica. De ICMP heeft met steun van Nederland vele vermisten uit Srebrenica teruggevonden en kunnen identificeren. Ook voor de laatste nog 1.000 vermisten in Srebrenica heeft Nederland extra financiering vrijgemaakt.
Andere landen en de EU steunen het werk van ICMP eveneens financieel. De ICMP werkt intensief samen met de Bosnische autoriteiten bij de zoektocht en identificatie, zoals met het Bosnische Missing Persons Institute(MPI) en met het kantoor van de openbare aanklager.
Is de Nederlandse regering bereid een nationaal monument op te richten om de slachtoffers en de rol van Nederland in het conflict op een waardige manier te kunnen herdenken en, conform de oproep van het Europees parlement, van 11 juli een nationale gedenkdag te maken? Zo nee, waarom niet?
Nederland is elk jaar vertegenwoordigd bij de herdenking van de slachtoffers in Potocari. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 20 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken in 2015 deelgenomen aan deze herdenking. Daarnaast houden organisaties in Nederland jaarlijks op 11 juli een herdenking op het Plein in Den Haag. Begin juli 2016 heeft de Minister van Defensie besloten, naar aanleiding van verzoeken daartoe van zowel organisatoren als Dutchbat-veteranen, dat voortaan tijdens deze herdenking de vlag boven het ministerie aan het Plein halfstok zal worden gehangen.
Is de Nederlandse regering bereid om, na de recentelijk geopenbaarde informatie, opnieuw te kijken naar de ingediende schadeclaims door nabestaanden en wat deze informatie hier voor gevolgen voor heeft? Zo nee, waarom niet?
De conclusies van de NIOD-verkenning geven daartoe geen aanleiding. Het kabinet gaat verder niet in op lopende rechtszaken.
Misstanden bij de verbetering van de veiligheid bij de luchtmacht |
|
Jasper van Dijk , Wassila Hachchi (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Defensie laat veiligheid over aan brokkenpiloot»?1
De titel en de strekking van dit artikel komen niet overeen met mijn beeld van de situatie.
Klopt het dat de persoon die moet toezien op de verbetering van de veiligheid bij de luchtmacht, dat wil zeggen de directeur van de Militaire Luchtvaartautoriteit, dezelfde persoon is die commandant was van de Vliegbasis Eindhoven waar ernstige misstanden waren bij het Hercules-squadron?
Ja. Uit het in 2014 verschenen onderzoeksrapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) is overigens duidelijk gebleken dat er bij het Herculessquadron geen sprake was van grote tekortkomingen of acute risico’s op het gebied van de vliegveiligheid.
Bent u zich er van bewust dat de schijn van belangenverstrengeling kan ontstaan indien de persoon die toeziet op verbetering van de veiligheid bij de luchtmacht in een eerdere functie verantwoordelijk was voor het ontstaan van deze veiligheidsproblemen?
Juist ter voorkoming van de schijn van belangenverstrengeling is eerder dit jaar besloten de beoordeling van de certificering van de vliegactiviteiten op vliegbasis Eindhoven op te dragen aan de plaatsvervangend directeur Militaire Luchtvaartautoriteit (MLA).
Bent u bereid een andere persoon verantwoordelijk te maken voor de verbetering bij de luchtmacht dan diegene die eerst verantwoordelijk was voor het ontstaan van de veiligheidsproblemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid een externe, onafhankelijke specialist in dienst te nemen die toeziet op en oordeelt over de verbeteringen die worden doorgevoerd bij de luchtmacht? Zo nee, waarom niet?
Op verzoek van Defensie heeft een externe, onafhankelijk instantie, namelijk de OVV, onderzoek gedaan naar de vliegveiligheidsincidenten. Uit het in 2014 verschenen onderzoeksrapport bleek dat er geen structurele tekortkomingen of acute risico’s voor de vliegveiligheid zijn geconstateerd. Het onderzoek identificeerde wel aandachtspunten op het gebied van communicatie, uitzenddruk en de invoering van de militaire luchtvaarteisen. Vervolgens zijn er maatregelen ter verbetering genomen, zoals eerder gemeld aan uw Kamer (Kamerstuk 34 000 X, nr. 94). De MLA ziet toe op de vliegveiligheid. Er is daarbij sprake van functiescheiding tussen uitvoering (Commando Luchtstrijdkrachten) en toezicht (MLA). Ik zie daarom geen noodzaak om een externe onafhankelijke specialist in dienst te nemen die zou moeten toezien op de verbeteringen bij de luchtmacht.
Zijn er disciplinaire maatregelen genomen tegen de perso(o)n(en), verantwoordelijk voor de veiligheid bij de Vliegbasis Eindhoven en het Hercules-squadron, naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad Integriteit Overheid over de misstanden in de veiligheid bij de luchtmacht en de omgang met meldingen daarover? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke?
Het spreekt vanzelf dat Defensie er alles aan gelegen is om herhaling te voorkomen. Deze zaak zal op meer niveaus met alle betrokkenen binnen de Luchtmacht, maar ook breder binnen de defensieorganisatie, worden besproken om er lering uit te trekken. Met de melder zijn gesprekken gaande over een voor alle partijen redelijke oplossing. Disciplinaire maatregelen zijn niet genomen.
Het bericht dat via een Nederlands handelsbedrijf afgedankte Duitse legertrucks terecht zijn gekomen bij het Sudanese leger |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met berichtgeving1 dat via een Nederlands handelsbedrijf afgedankte Duitse legertrucks terecht zijn gekomen in het leger van de omstreden Soedanese president Omar al-Bashir?
Het kabinet is bekend met de berichtgeving omtrent de gedemilitariseerde vrachtwagens die door een Nederlands handelsbedrijf gekocht zijn van het Duitse Ministerie van Defensie en vervolgens zijn doorverkocht aan een Sudanese private partij. Aangezien deze trucks gedemilitariseerd zijn en qua eigenschappen gelijk zijn aan civiele voertuigen, hoeft voor de uitvoer ervan volgens de Nederlandse exportcontrolewetgeving geen vergunning aangevraagd te worden. Om deze reden is er geen speciale controle geweest bij de uitvoer van deze trucks, en beschikt het kabinet niet over exacte cijfers van het aantal gedemilitariseerde trucks dat de afgelopen tien jaar is verkocht door Nederlandse handelaren.
Heeft de Nederlandse regering vooraf van deze transfers geweten? Zo nee, kunt u verklaren waarom bij de Douane noch inlichtingendiensten alarmbellen zijn afgegaan bij de uitvoer van dergelijke toch vrij omvangrijke transporten? Zo ja, op basis waarvan heeft de regering hiervoor groen licht gegeven en kennelijk gemeend dat er geen risico op militair gebruik bestond, in het bijzonder met het oog op het feit dat de EU een wapenembargo heeft afgekondigd tegen Soedan?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u een idee hoeveel oud-legertrucks de afgelopen tien jaar door Nederlandse handelaren aan Soedan zijn verkocht? Zo ja, kunt u een zo precies mogelijk overzicht geven?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beschouwt u deze affaire achteraf? Worden maatregelen overwogen om een vergelijkbare affaire te voorkomen, mede ook in het licht van eerdere affaires?2
Het kabinet is bezorgd over de veiligheidssituatie in onder meer de door u genoemde bestemmingen. Vergunningplichtige export wordt, wanneer aangemeld bij Ministerie van Buitenlandse Zaken, secuur en op een case-by-case-basis bekeken om zoveel mogelijk uit te sluiten dat te exporteren goederen voor onwenselijke doeleinden worden ingezet. Daarnaast is er contact tussen het ministerie en het bedrijfsleven over beperkingen op export naar gevoelige bestemmingen.
Het beleid sinds 2008 heeft betrekking op overtollige vrachtwagens die door het Nederlandse Ministerie van Defensie worden verkocht. De vrachtwagens die in Sudan zijn aangetroffen, waren gekocht van het Duitse Ministerie van Defensie. Het in 2008 verruimde beleid voor de afstoting van vrachtwagens van het Nederlandse Ministerie van Defensie is in dit kader niet van toepassing, aangezien dit geen betrekking heeft op de verkoopprocedures voor trucks van het Duitse Ministerie van Defensie.
Het toezicht op te exporteren goederen is afhankelijk van het al dan niet vergunningplichtig zijn van die goederen. Duitsland en Nederland hanteren evenals de andere EU-lidstaten de (EU) Gemeenschappelijke lijst van militaire goederen als controlelijst. Navraag bij de Duitse autoriteiten leert echter dat er een interpretatieverschil is tussen Duitsland en Nederland van deze lijst. De Nederlandse exportautoriteiten beschouwen vrachtwagens die na demilitarisatie qua eigenschappen niet te onderscheiden zijn van civiele voertuigen als civiel en derhalve niet vergunningplichtig en dus niet vallend onder het EU-wapenembargo. Duitsland blijft voertuigen die specifiek ontworpen zijn voor militair gebruik beschouwen als militair en dus vergunningplichtig, ook als zij gedemilitariseerd zijn.
Vanwege de uiteenlopende interpretaties van dit specifieke onderdeel van de militaire lijst, is Duitsland ertoe overgegaan expliciet in zijn contracten op te nemen dat ook bij doorverkoop na demilitarisatie aan derde landen toestemming aan Duitsland moet worden gevraagd. Deze aanpassing van zijn contractteksten heeft Duitsland al in 2014 doorgevoerd, overigens niet naar aanleiding van deze specifieke casus.
Een eventuele aanscherping van de vergunningplicht door Nederland op deze goederen overeenkomstig de Duitse interpretatie dient zorgvuldig te gebeuren in overleg niet alleen met Duitsland maar ook met de andere EU-lidstaten, in het licht van het Nederlandse streven naar verdergaande harmonisatie van het EU-wapenexportbeleid. Wij zullen de mogelijkheden onderzoeken om het Nederlandse beleid nauwer af te stemmen op het Duitse beleid. Tevens zullen wij nagaan hoe andere Europese lidstaten hier tegenaan kijken.
Herinnert u zich het in 2008 aangekondigde beleid3, mede naar aanleiding van eerdere incidenten met (al dan niet gedemilitariseerde) oud-legervoertuigen om ongewenste wederverkoop van voormalige legervoertuigen tegen te gaan? Zou het niet logisch en wenselijk zijn dat Nederland ook zulk/vergelijkbaar toezicht houdt op dergelijke goederen die niet door Defensie, maar andere, Nederlandse of buitenlandse, bedrijven of overheden worden verkocht aan Nederlandse bedrijven, zoals in het geval als bij Bureau Buitenland naar voren kwam?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid te overwegen om met het bedrijfsleven opnieuw, en betere afspraken te maken over handel met een ruim handvol bijzonder gevoelige bestemmingen (zoals Syrië, Noord-Korea, Soedan, Birma en Iran), zodat beter voorkomen kan worden dat potentieel gevoelige, doch niet-strategische goederen niet militair aangewend worden? Kan daarmee, zonder al te grote administratieve lasten, bijvoorbeeld ook het «catch-all mechanisme» (dat voor embargolanden en potentiële proliferatie van MVW geldt) versterkt worden?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u ook vernomen dat Duitsland inmiddels stappen heeft ondernomen om het gat in haar exportcontrole te dichten door alle afnemers van overtollige legertrucks toestemming voor wederuitvoer te laten vragen?4 Zou het niet goed zijn op EU-niveau maatregelen te nemen om de controle op gedemilitariseerde voertuigen (en vergelijkbare zaken) voor gevoelige bestemmingen te verbeteren en harmoniseren, bijvoorbeeld zoals Duitsland nu heeft voorgesteld?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met berichten5 over bombardementen op de school en ziekenhuis van de bisschop in Kauda, Nuba Mountains in Zuid-Kordofan op 25 mei j.l. en het rapport van Human Rights Watch6 over schendingen in Blue Nile en Zuid-Kordofan? Bent u van mening dat er sprake is van een strategie van Sudanese strijdkrachten waarbij zij bewust geweld gebruiken richting burgers in Zuid-Kordofan en Blue Nile, onder andere middels seksueel geweld en bijna dagelijkse bombardementen?
Deze berichten zijn ons bekend. Er lijkt inderdaad sprake van een strategie van de Sudanese strijdkrachten om bewust geweld tegen burgers in Zuid-Kordofan en Blue Nile te gebruiken, zoals beschreven in het desbetreffende HRW-rapport.
Deelt u de zorg dat bij het ontbreken van afdoende regionale en internationale politieke druk op de regering in Khartoum de mensenrechtenschendingen door blijven gaan er de komende tijd meer bombardementen op burgers zullen plaatsvinden?
Wij delen uw zorgen over de mensenrechtenschendingen in Sudan. Nederland brengt die ook over aan de Sudanese regering. De internationale gemeenschap zal de druk op de Sudanese regering maximaal moeten houden, ook al leert de ervaring dat dit geen garantie geeft op het voorkomen van nieuwe schendingen.
Bent u bereid om in EU- en VN-verband te pleiten voor veroordeling van het regime in Khartoum voor het bewust en gericht bombarderen van haar burgers in Blue Nile en Zuid-Kordofan?
Ja.
Klopt het dat burgers in de door rebellen gecontroleerde gebieden zijn nog altijd verstoken van humanitaire hulp omdat de Soedanese regering hulporganisaties hier niet toe laat en cross border hulp enkel mondjesmaat plaats vindt? Bent u bereid alsnog te overwegen over te gaan tot cross border hulp aan deze gebieden, hetzij met directe hulp of door middel van ondersteuning van hulpverleners, mensenrechtenactivisten en monitors, hiervoor de mogelijkheden te onderzoeken en hierover te rapporteren aan de Kamer?
Ondanks druk van de internationale gemeenschap laat de Sudanese overheid formeel geen hulp toe tot gebieden die door rebellen worden gecontroleerd. In de praktijk wordt echter wel hulp geboden. Dit gebeurt deels door grensoverschrijdende activiteiten (o.a. naar Zuid-Kordofan) en deels door activiteiten over de strijdlijnen heen. Omdat het leveren van deze hulp voor betrokken organisaties en hun medewerkers een riskante activiteit is in het licht van de veiligheidssituatie en de houding van de Sudanese overheid is de regering zeer terughoudend ten aanzien van openbare rapportage hierover. Nederland geeft dit jaar 2 mln. euro aan directe humanitaire steun via het Common Humanitarian Fund. Daarnaast draagt Nederland indirect bij aan humanitaire hulp in Sudan via de algemene ongeoormerkte bijdragen aan ICRC, WFP, UNHCR en OCHA.
Deelt u de teleurstelling dat Rusland en China de mening zijn toegedaan dat VN-gezant Menkerios niet het mandaat heeft om aan de VN-Veiligheidsraad te rapporteren over de situatie in Soedan? Bent u bekend met VN-Veiligheidsraad Resolutie 2046 waarin de VNVR aangeeft dat zij «actively seized of this matter» blijft?
Resolutie 2046 en het mandaat van Haile Menkerios, Speciaal Gezant van de Secretaris Generaal voor Sudan en Zuid-Sudan zijn ons bekend. Dit mandaat behelst rapportage over de situatie in Sudan en Zuid-Sudan. De gespannen situatie in relatie tussen Sudan en Zuid-Sudan vereist zorgvuldige rapportage aan de VN-Veiligheidsraad. Op 8 juli jl. vonden consultaties plaats in de VN-Veiligheidsraad over Sudan en Zuid-Sudan en de implementatie van het mandaat van de United Nations Interim Security Force for Abyei (UNISFA). Zowel Speciaal Gezant Menkerios als Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal voor UNISFA Gebremariam heeft de VN-Veiligheidsraad geïnformeerd over deze onderwerpen.
Bent u bereid met gelijkgestemden leden van de Veiligheidsraad de mogelijkheden te onderzoeken om aan de hand van resolutie 2046 alsnog mandaat te verzorgen voor VN gezant Menkerios om te rapporteren over de situatie in Soedan, waaronder in Zuid-Kordofan en Blue Nile?
Het is in principe aan Speciaal Gezant Menkerios om invulling te geven aan zijn mandaat, in overleg met de SGVN en de leden van de VN-Veiligheidsraad. Nederland vraagt wel op verschillende manieren aandacht voor de situatie in Zuid-Kordofan, Blue Nile en Darfur, onder meer in onze rol als co-voorzitter van de humanitaire donorwerkgroep in Sudan en door de situatie te agenderen in internationale fora waaronder de VN.
Bent u bekend met de uitspraken van president Bashir dat Soedan de gewapende opstand zal neerslaan en een nationale dialoog opzet die wordt gerund door de overheid en de National Congress party (NCP)?7 In het licht van deze uitspraken en gezien de Nederlandse en Europese steun aan het African Union High Implementation Panel (AUHIP), die de dialoog probeert de faciliteren maar hierin door Bashir dus wordt tegengewerkt, kunt u aangeven hoe u denkt dat de door AUPSC’s September 2014 Communique 456 gestelde voorwaarden8 aan de dialoog gerealiseerd zouden moeten worden?
De door u genoemde documenten zijn ons bekend, evenals de weergave van president Bashirs woorden in het door u aangehaalde artikel.
De internationale gemeenschap (AU, EU, VN) blijft van mening dat alleen politieke oplossingen een antwoord op Sudans crises kunnen zijn. Daartoe is echter politieke wil en medewerking vereist van de betrokken partijen, die op dit moment lijkt te ontbreken. De AUPSC heeft in het genoemde Communiqué het belang van de voorwaarden benadrukt, maar het is onwaarschijnlijk dat deze in de huidige opzet van de dialoog worden gerealiseerd.
Bent u van mening dat de EU, de VN en de Afrikaanse Unie de dialoog niet zouden moeten steunen wanneer aan deze voorwaarden niet wordt voldaan?
Ja, zeker voor wat betreft de huidige Nationale Dialoog in de door de overheid gekozen vorm. Tegelijk geldt dat een oprechte dialoog en een politieke oplossing voor de verschillende conflicten en crises van onverminderd groot belang blijven. Hier dringen Nederland en de EU dan ook voortdurend op aan.