Het bericht dat mariniers een dure klimreis van bijna 1 miljoen euro hebben gemaakt |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Mariniers kwaad na dure klimreis»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er 900.000 euro aan deze expeditie is uitgegeven? Zo ja, wanneer bent u op de hoogte gesteld van het voornemen van deze oefening?
De kosten van de training in de Himalaya bedroegen ongeveer € 923.000. In 2014 is door Defensie met deze training ingestemd. Omdat de reguliere gereedstelling van de mountain leaders in 2015 en 2016 als voorbereiding diende op de eindtraining in de Himalaya zijn in dit totaalbedrag eveneens jaarlijkse gereedstellingskosten opgenomen. De meerkosten van de training in de Himalaya ten opzichte van de jaarlijkse gereedstellingsactiviteiten bedroeg daarmee ongeveer € 600.000. Het voor de training aangeschafte materieel blijft tot einde levensduur beschikbaar voor inzet, oefeningen, trainingen en opleidingen.
Wat was de toegevoegde waarde van deze missie? Als die er al was, was die doelstelling niet anders/elders en goedkoper te realiseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?
Defensie moet in staat zijn om op te treden in (hoog)gebergten en onder arctische omstandigheden. De militaire berggidsen (mountain leaders) van het Korps Mariniers worden hiervoor opgeleid. Recent is er in onder meer Afghanistan en Irak gebruik gemaakt van deze expertise.
Met de training in het Himalayagebergte werd in dit kader en sinds lange tijd waardevolle ervaring opgedaan voor het opereren onder extreme omstandigheden. De laatste vergelijkbare training was eind jaren tachtig toen de Denali in Alaska is beklommen. Er is bij de training niet alleen operationele ervaring opgedaan, maar ook medische kennis over het functioneren van het menselijk lichaam onder dergelijke omstandigheden. Naast 26 Nederlandse mariniers deden twee Britse mountain leaders en een Oostenrijkse berggids mee. Om zoveel mogelijk oefenwaarde te verkrijgen, is gezocht naar een gebergte waar het mogelijk is om onder zeer uitzonderlijke omstandigheden te trainen.
Van een bezuiniging was in 2016 geen sprake. Defensie heeft in 2016 eenmalige maatregelen moeten nemen om binnen de budgettaire kaders te blijven, waarbij ook de gereedstellingsplannen van CZSK zijn geraakt. Belangrijke overwegingen bij het nemen van de maatregelen waren de operationele waarde van de oefening of training en de opbrengst van de maatregel. Vanwege de reeds aangegane verplichtingen voor de training en vanwege de oefenwaarde in het Himalayagebergte is ervoor gekozen deze activiteit door te laten gaan.
Wat gaat u doen om de onvrede onder het korps mariniers over dit voorval weg te nemen?
Waar nodig zullen gemaakte keuzes in het gereedstellingsplan uitvoeriger worden uitgelegd aan het personeel.
Kunt u aangeven waarom dergelijke expedities te billijken zijn, terwijl de marine op tal van andere disciplines extra moet bezuinigen?
Zie antwoord vraag 3.
De klokkenluider van Vliegbasis Eindhoven |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Waarom is over de melder een zogenaamde aantekening gemaakt in het medisch dossier onder de noemer «psychische stoornissen», terwijl dit pertinent onjuist is? Waarom niet over een andere aandoening?1 2 3
Zoals vermeld in de brief van 1 februari 2017 (Kamerstuk 34 550 nr. 71), heeft er op 16 november 2009 een gesprek plaats gevonden tussen de leden van het Sociaal Medisch Team (SMT).
Zowel het rapport van de Onderzoeksraad Integriteit en Overheid (OIO) als dat van de Inspectie Militaire Gezondheidszorg (IMG) vermeldt dat dit gesprek door de onderdeelsarts als consult is geregistreerd onder een onjuiste code. Die registratie is later verwijderd. Van het vervalsen van het medisch dossier is geen sprake.
De IMG heeft de feiten en data zo goed mogelijk gereconstrueerd op basis van de gesprekken en andere informatie. Mede vanwege de verstreken tijd heeft de IMG daarbij een voorbehoud gemaakt bij de dateringen. Zo is hij uitgegaan van een vakantie van de melder van ongeveer een week. Dat was een verkeerde aanname, omdat de melder langer op vakantie is geweest. Het rapport is de melder en zijn raadsman overigens op 22 maart 2012 verstrekt. De melder heeft de IMG toen, en voor zover bekend ook daarna, niet verzocht om een correctie.
Als u stelt dat het niet bestaande consult van 16 november 2009 een «onjuist weggeschreven aantekening» zou zijn, wat is dan volgens u de exacte aanleiding geweest voor deze zogenaamde aantekening? Kunt u dit specifiek en onderbouwd omschrijven?4 5
Zie antwoord vraag 1.
Waarom is hierover contact geweest tussen de squadroncommandant en de arts? Wat is daar besproken en waarom? Waarom is er überhaupt iets in het medisch dossier terecht gekomen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verklaart u dat de squadroncommandant op 2 december 2009 publiekelijk verklaringen deed die geheel niet op waarheid berusten, maar die wel naadloos aansluiten op het consult van 16 november 2009? Wat was de intentie van de squadroncommandant? Welke informatie lag ten grondslag aan zijn uitspraken en van wie was die informatie afkomstig?6
Zie antwoord vraag 7.
Waarom werd de melder door de squadroncommandant van 23 november tot en met 7 december 2009 in het personeelssysteem valselijk op «ziek thuis» gezet? Hoe rijmt dit met de beweringen dat de melder op 23 tot en met 25 november 2009 aan het werk was? Waarom negeert de IMG dit gegeven in het rapport? Waar was de melder volgens Defensie op 23, 24 en 25 november 2009? Welke verklaring heeft de squadroncommandant hiervoor gegeven?7
De melding die de IMG heeft onderzocht had betrekking op het handelen van de onderdeelsarts en de notities in het medisch dossier. Het handelen van de squadroncommandant valt niet onder het toezicht van de IMG en is derhalve niet door de IMG onderzocht.
Waarvoor is precies excuses gemaakt door de squadroncommandant? Is dat vastgelegd? Waren de melder mogelijke (rechtspositionele) consequenties in het vooruitzicht gesteld in het geval van het door hem niet accepteren van excuses?8
Zie antwoord vraag 7.
Is aan melder ooit een verklaring gegeven voor de gebeurtenissen in november-december 2009, de uitspraken en het toevoegen van een consult aan het medisch dossier? Zo nee, waarom niet?
Melder heeft op 2 februari 2012 een klacht ingediend over het handelen van zijn toenmalige onderdeelsarts. Zowel de IMG als de OIO heeft de gang van zaken rondom de mutaties in het medisch dossier van melder onderzocht. Het OIO-rapport van 5 februari 2015 vermeldt dat de IMG met zijn medische expertise en bevoegdheid heeft vastgesteld dat er sprake was van een onzorgvuldige verslaglegging onder een onjuiste code. Ook blijkt uit het OIO-rapport dat zaken destijds niet direct zijn gecorrigeerd nadat de IMG had vastgesteld dat deze onjuist waren. Zoals gemeld in de reactie van Defensie op het OIO-rapport (op 30 april 2015 gepubliceerd op de website van de OIO), zijn de gegevens van 16 november 2009 tot en met 5 januari 2010 gewist uit het medisch dossier.
Is de melder ooit door Defensie geïnformeerd over het plaatsen van het zogenaamde consult in zijn medisch dossier en over het feit dat er door commandant en arts over hem gesproken zou zijn of moest de melder daar zelf achter komen?
Zie antwoord vraag 7.
Heeft de melder Defensie eerder verzocht om het zogenaamde consult uit zijn medisch dossier te laten verwijderen? Zo ja, wat was daarop de reactie van Defensie? Waarom heeft Defensie het medisch dossier van de melder pas geschoond na het verschijnen van het OIO rapport en niet eerder?
Zie antwoord vraag 7.
Wat staat er in de originele klokkenluidersmelding van 37 punten? Kunt u de originele melding delen met de Kamer?9
Op 24 oktober 2011 heeft melder een melding van vermoede misstanden gedaan bij de Secretaris-generaal van het Ministerie van Defensie. De Secretaris-generaal heeft de OIO verzocht een onderzoek in te stellen en advies uit te brengen inzake de genoemde melding. De OIO is ook gevraagd de (wijze van) behandeling van de meldingen en melder in eerdere interne onderzoeken van Defensie te bezien. Een geanonimiseerde versie van het onderzoeksrapport van de OIO en de reactie van Defensie daarop zijn op 28 mei 2015 aan uw Kamer verstrekt.
De Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV) heeft onderzoek gedaan naar de (vlieg)veiligheidsincidenten. Dit onderzoek is op verzoek van de OIO en met instemming van Defensie en de melder uitgevoerd.
De OIO meldt in zijn rapport dat hij niet ingaat op alle afzonderlijke onderdelen van de melding. Een aantal onderdelen van de melding overlapt elkaar namelijk en andere onderdelen kunnen naar het oordeel van de OIO het best worden beoordeeld indien zij vanuit een breder en meer algemeen kader worden beschouwd.
Wat heeft Defensie gedaan om moedwillige verzinsels over de melder te ontkrachten?
De melder is op vrijdag 15 april 2016 door de plaatsvervangend Commandant Luchtstrijdkrachten opnieuw geïntroduceerd op vliegbasis Eindhoven. Dit gebeurde in het bijzijn van de directeur Operaties Luchtstrijdkrachten en de commandant Vliegbasis Eindhoven. Tijdens deze bijeenkomst hebben alle betrokkenen, inclusief de melder, afgesproken niet terug maar vooruit te kijken. Tijdens de toespraak voor het personeel van de vliegbasis Eindhoven is in zijn bijzijn waardering geuit voor de melder. Ook heb ikzelf met hem gesproken.
Is het waar dat Defensie meer dan 50 documenten heeft achtergehouden voor de OIO? Zo ja, waarom? Zo nee, waarop baseert de melder zich dan?10
De OIO heeft vastgesteld dat Defensie tijdens het OIO-onderzoek terughoudend is geweest met het (tijdig) overleggen van relevante informatie. Zo heeft de OIO vastgesteld dat van de overgelegde stukken soms meer versies bestonden, dat stukken geen kenmerk of correspondentienummer hadden en meermaals niet waren ondertekend of gedateerd. Zoals gemeld in de reactie van Defensie van 29 april 2015 op het OIO-rapport is er in 2013 een aanwijzing «Protocol interne onderzoeken» vastgesteld. Deze aanwijzing bestond nog niet ten tijde van de interne onderzoeken. De aanwijzing besteedt ook aandacht aan de wijze waarop moet worden omgegaan met de stukken die in het onderzoek zijn betrokken.
Is het waar dat Defensie moedwillig zaken heeft verzonnen over de terminaal zieke vader van de melder en dat Defensie dit heeft beoordeeld als «geen ongewenst gedrag»? Heeft Defensie carte blanche om een melder op deze manier te krenken?11
Zoals het OIO-rapport vermeldt, heeft de melder op 2 mei 2012 een klacht ingediend op grond van de regeling Klachtenprocedure ongewenst gedrag en melding van misstanden Defensie (KOGVAM). De KOGVAM-commissie heeft de klacht over onjuiste mededelingen door de squadroncommandant over de ziekte en behandeling van de vader van de melder onderzocht en ongegrond verklaard.
U noemt gespreksverslagen die tijdens het IMG onderzoek gebruikt zijn om de tijdslijn te creëren; wat zijn dat voor gespreksverslagen? Waarom en door wie zijn die gemaakt en wat staat daar exact in? Kunt u aantonen dat deze gespreksverslagen bestaan?12
Bij de beantwoording van de vragen tijdens het algemeen overleg Personeel op 26 januari jl. heb ik de redeneerlijn verwoord van de opsteller van het IMG-rapport. Bij het onderzoek van de IMG heeft de inspecteur relevante zaken genoteerd en deze vervolgens uitgewerkt in het rapport.
Waarom gaat het IMG-rapport niet in op zeer relevante gebeurtenissen, onlosmakelijk verbonden met de vervalsing van het medisch dossier, zoals bijvoorbeeld het feit dat het niet bestaande consult van 16 november 2009 wel degelijk een doel heeft gediend?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom negeert de IMG het feit dat de melder van 23 november 2009 tot en met 4 januari 2010 door de squadroncommandant op «ziek thuis" was gezet? Welke verklaring heeft de squadroncommandant gegeven voor het maken van die wijziging?13
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer wist u dat de in het IMG rapport geschetste tijdslijn (16–18 november 2009) niet op waarheid berust? Was u al voordat het IMG-rapport (vertrouwelijk) met de Tweede Kamer werd gedeeld op de hoogte van de onjuiste tijdslijn? Zo ja, waarom is die informatie niet met de Kamer gedeeld? Zo nee, wanneer wist u het dan wel?
Zie antwoord vraag 1.
Geniet de melder op dit moment de bescherming die de Interne klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie en de Wet Huis voor Klokkenluiders hem zou moeten bieden?14
Ja, nog steeds geldt dat de melder, als voormalige klokkenluider, niet vanwege zijn melding mag worden benadeeld in zijn rechtspositie en dat hij de bescherming geniet die de regeling biedt. Wat zijn verdere functioneren betreft, is de melder net als alle militairen, gehouden aan de regels en is de normale rechtspositie van toepassing.
Nederlandse verzekeraars die nog steeds investeren in wapenfabrikanten |
|
Jasper van Dijk (SP), Michiel Servaes (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van de Eerlijke Verzekeringswijzer waaruit blijkt dat zes van de tien grootste Nederlandse verzekeraars nog steeds investeren in bedrijven die wapens en wapensystemen maken en leveren aan Saudi-Arabië?1
Ja.
Hoe verhoudt een miljardeninvestering in wapenleveranties aan Saoedi-Arabië door Nederlandse levensverzekeraars zich tot de exportrestricties die Nederland hanteert voor wapenleveranties aan Saoedi-Arabië?
Op grond van EU-sancties kan het voor verzekeraars verboden zijn te investeren in wapenproducenten in een bepaald land. Voor Saoedi-Arabië gelden er geen EU-sancties. Ook in gevallen waarvoor additionele wetgeving is opgesteld, gelden beperkingen. Zo is het in Nederland bijvoorbeeld verboden om te investeren in clustermunitie. Met in achtneming van deze voorwaarden is het aan verzekeraars zelf om te bepalen in welke bedrijven zij investeren, de overheid reguleert dit in beginsel niet.
Hoe verhoudt deze investering door Nederlandse levensverzekeraars in wapenexport naar Saoedi-Arabië, waarbij wapens mogelijk worden gebruikt voor ernstige mensenrechtenschendingen in de strijd in Jemen, zich tot de Code Duurzaam Beleggen van de verzekeringssector en hun verantwoordelijkheid om de mensenrechten te respecteren onder de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGPs), en de verplichtingen onder de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen?
Volgens de Code Duurzaam Beleggen van het Verbond van Verzekeraars moeten de leden van het Verbond investeringen in controversiële wapens nalaten. Onder controversiële wapens verstaat het Verbond van Verzekeraars wapens die geen onderscheid maken tussen militaire en civiele doeleinden. Ook moeten de leden volgens de code de United Nations Principles for Responsible Investments (UN PRI) en United Nations Global Compact naleven. De UNPRI stellen dat verzekeraars milieu, sociale en governance onderwerpen mee moeten nemen in de analyse voorafgaand aan een investeringsbeslissing en UN Global Compact hanteert tien principes ten aanzien van mensen-, arbeidsrechten, milieu en anti-corruptie. Deze principes en richtlijnen schrijven niet voor in welke bedrijven, landen of sectoren wel of niet geïnvesteerd mag worden. Het is aan de verzekeraars zelf om deze afweging te maken waarbij het risico voor mens en milieu moet worden meegenomen. Dit geldt ook voor de verantwoordelijkheden en verplichtingen voor verzekeraars onder United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGPs) en de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen.
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen uit 2015 naar aanleiding van vergelijkbare berichten over controversiële investeringen in wapenhandel, waarin u aangaf dat u in gesprek was met het Verbond van Verzekeraars over het beleid op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) van de sector? Wat hebben uw gesprekken met de sector opgeleverd en in hoeverre zijn inmiddels binnen de verzekeringssector concrete afspraken gemaakt over het afbouwen van controversiële investeringen in wapenfabrikanten?
Het Verbond van Verzekeraars heeft eind 2015 het initiatief genomen om te komen tot een IMVO-convenant, in september 2016 zijn de convenantbesprekingen onder begeleiding van de SER van start gegaan. Naar verwachting zal het convenant voor het zomerreces van de Tweede Kamer afgerond zijn.
Het convenant zal voortbouwen op de Code Duurzaam Beleggen van het Verbond van Verzekeraars. Voor het convenant wordt het SER-advies «IMVO-convenanten» gevolgd. Volgens het advies hebben de convenanten een tweeledig doel: ten eerste om op specifieke risico's binnen een ambitieuze en realistische termijn substantiële stappen van verbetering te bereiken voor groepen die negatieve effecten ervaren en, ten tweede, om een gezamenlijke oplossing te bieden voor problemen die bedrijven zelf niet geheel op kunnen lossen.
De OESO-richtlijnen en de UNPGs zijn de uitgangspunten voor het convenant. In deze richtlijnen en principes staat dat bedrijven moeten onderzoeken welke mogelijke schade voor mens en milieu door hun activiteiten of de activiteiten van toeleveranciers of investeringen kunnen ontstaan. Op basis dit onderzoek moeten verzekeraars zelf bepalen welke zakelijke relaties zij aangaan of in welke bedrijven zij investeren. Ook bepalen zij zelf of zij deze relaties of investeringen stopzetten. De convenantbesprekingen vinden op dit moment plaats, daarom kan er nog niet vooruitgelopen worden op de afspraken die in het convenant zullen worden vastgelegd.
Neemt u naar aanleiding van de Eerlijke Verzekeringswijzer opnieuw contact op met het Verbond van Verzekeraars over het IMVO-beleid van de sector of bent u voornemens dat op korte termijn te doen en bent u daarbij voornemens om de aanbevelingen van de Eerlijke Verzekeringswijzer onder de aandacht te brengen van de verzekeraars?
Het IMVO-beleid van de sector wordt met het Verbond van Verzekeraars besproken in het kader van het IMVO-convenant. Voor de overheid vormen de OESO-richtlijnen en de UNGPs het uitgangspunt bij deze gesprekken. Onder deze richtlijnen en principes wordt verwacht dat een bedrijf een IMVO-beleid heeft, een gedegen risicoanalyse uitvoert om de meest ernstige risico’s voor mens en milieu te identificeren en aan te pakken en hier publiekelijk over rapporteert.
De aanbevelingen van de Eerlijke Verzekeringswijzer kunnen verzekeraars die investeren in de wapenindustrie ondersteunen bij het aanscherpen van hun IMVO-beleid en risicoanalyse. Het is echter aan de verzekeraars zelf om te bepalen of zij de aanbevelingen overnemen.
Naar aanleiding van het rapport van de Eerlijke Verzekeringswijzer is contact opgenomen met de zes verzekeraars die in het rapport worden genoemd of hun Nederlandse maatschappij. Uit het contact met de zes verzekeraars kwam naar voren dat zij regelmatig in gesprek zijn met de Eerlijk Verzekeringswijzer over de onderzoeken, dat zij belang hechten aan deze dialoog en streven naar verbetering van hun MVO-beleid. Ook werd ingebracht dat één van de bedrijven uit het rapport ook bijdraagt aan de ontwikkeling van producten voor de Nederlandse staat, namelijk BAE Systems voor de ontwikkeling van de JSF. Een aantal verzekeraars, zoals Generali en Legal & General, gaf aan dat het MVO-beleid van de Nederlandse maatschappij en de moedermaatschappij verschilt. Het onderzoek van de Eerlijke Verzekeringswijzer kijkt naar de moedermaatschappij en derhalve konden Nederlandse maatschappijen hier geen reactie op geven.
Een Chinees radarsysteem waarvoor de JSF niet langer onzichtbaar zou zijn |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat Chinese staatsmedia hebben gemeld dat er succesvolle testen zijn gedaan met een zogenaamde «kwantum» radar?1
De China Electronics Technology Group Corporation (CETC), een Chinees staatsbedrijf gespecialiseerd in militaire elektronica, heeft in september 2016 een bericht op haar website geplaatst waarin zij meldt een kwantumradar met een bereik van 100 kilometer te hebben getest. Dit bericht is overgenomen door de nationale en internationale media.
In hoeverre bent u bekend met kwantum radarsystemen? Zijn deze radarsystemen een reële bedreiging voor de onzichtbaar geachte JSF?
De technologie van kwantumradarsystemen is bekend. Tot op heden zijn er alleen experimentele systemen die geen dreiging vormen voor de F-35.
Zijn er meer landen die kwantum radarsystemen ontwikkelen? Zo ja, om welke landen gaat het en hoe ver zijn deze landen met de ontwikkeling daarvan?
Enkele Navo-lidstaten volgen gezamenlijk de ontwikkelingen op het gebied van kwantumradarsystemen. TNO is hierbij in opdracht van Defensie betrokken. De ontwikkeling van dergelijke systemen bevindt zich in een pril experimenteel stadium. Er zijn geen aanwijzingen dat deze technologie op korte termijn operationeel inzetbaar is.
Kan het Joint Program Office nog garanderen dat de door Nederland aangeschafte JSF-toestellen onzichtbaar zijn voor vijandelijke (kwantum) radarsystemen?
De F-35 zal moeten voldoen aan de operationele en technische eisen, waaronder die betreffende stealth eigenschappen. Het F-35 Joint Program Office(JPO) ziet er op toe dat dit gebeurt. Stealth maakt niet volledig onzichtbaar, maar verkleint de kans op detectie. Stealth vergroot dus de overlevingskansen van vlieger en toestel.
Er is een voortdurende wedloop gaande om radarsystemen te verbeteren en radardetectie te vermijden of beperken. De keuze voor de F-35 is mede gemaakt op grond van de toekomstbestendigheid van het toestel en de mogelijkheden om in te spelen op ontwikkelingen op het gebied van radartechnologie.
Gaat Nederland, na levering van de eerste JSF-toestellen, eigenhandig testen of de JSF wel «stealth» is of laat u die tests over aan de Amerikanen zodat de slager in feite zijn eigen vlees mag keuren?
Het productieproces waarborgt dat het toestel bij aflevering aan de stealth specificaties voldoet. De luchtmacht beschikt ook zelf over middelen om de stealth eigenschappen van de afgeleverde toestellen te beoordelen en te onderhouden.
Deelt u de mening dat een zichtbare JSF een makkelijk prooi is voor luchtafweersystemen vanwege zijn lage snelheid en slechte wendbaarheid?
Nee. De F-35 zal voldoen aan de operationele en technische eisen. Het JPO ziet daar op toe.
Kunnen we nu al concluderen dat u met de JSF een kat in de zak heeft gekocht?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht inzake de illegale opstelling van raketten door Rusland |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Russia Deploys Missile, Violating Treaty and Challenging Trump»1?
Ja.
Klopt het dat de Russische krijgsmacht, in strijd met eerdere afspraken, nieuwe middellangeafstandsraketten heeft opgesteld?
Hoewel het beeld van het bericht in brede zin overeenkomt met de Nederlandse beoordeling, kan de regering het opstellen van een grondgelanceerd kruisvluchtwapen met een bereik van 500 kilometer tot 5.500 kilometer door de Russische krijgsmacht vooralsnog niet bevestigen. Het opstellen van een dergelijk grondgelanceerd kruisvluchtwapen door een verdragspartij zou in strijd zijn met de verplichtingen onder het Intermediate-Range Nuclear Forces (INF-) verdrag.
Kunt u toelichten, voor zover u dit bericht kunt bevestigen, in hoeverre een dergelijke handeling strijdig is met internationale afspraken?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u tevens toelichten in hoeverre de in het artikel vermelde Russische kritiek dat juist de Amerikanen deze afspraken hebben geschonden, gerechtvaardigd is? Heeft de Russische regering dit verwijt onderbouwd? Zo ja, hoe?
De Russische regering zou de vermeende opmerkingen hebben gemaakt tijdens een bijeenkomst van de Speciale Verificatiecommissie van INF-verdragspartijen. Nederland heeft als niet-verdragspartij geen zitting in deze commissie.
Hebben de NAVO en/of NAVO-lidstaten, bijvoorbeeld de Verenigde Staten, reeds gereageerd op het bericht? Zo ja, hoe?
Nederland heeft nauw contact over dit onderwerp met de NAVO-bondgenoten, in het bijzonder met de Verenigde Staten als partij bij het INF-verdrag. Het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 14 februari jl. in een persverklaring laten weten dat Rusland de verplichtingen onder het INF-verdrag niet nakomt.
Dit laat onverlet dat Nederland het van groot belang acht dat de NAVO en Rusland in dialoog blijven, vooral om ongevallen, misverstanden en escalatie te vermijden en transparantie op militair gebied te bevorderen. Mede op aandringen van Nederland kwam de NAVO-Rusland Raad (NRR) in 2016 drie keer bijeen op ambassadeursniveau. Nederland bepleit dat de NRR regelmatig bijeen blijft komen om dergelijke onderwerpen te bespreken.
Signaleert u in algemene zin toename van het aantal provocaties met strategische en/of tactische wapens van Russische zijde, dan wel een toename van het aantal pogingen om bestaande afspraken over beheersing van dergelijke wapens te ondermijnen?
Het afgelopen decennium is er in toenemende mate sprake van opzichtig oefenen met strategische en tactische wapens door Rusland en het vermelden ervan in de openbare woordvoering. Rusland heeft bovendien de Plutonium Management and Disposition Agreement (PMDA) met de Verenigde Staten vorig jaar geschorst en de samenwerking onder het Cooperative Threat Reduction programma (ook wel de Nunn-Lugar Act) in 2015 beëindigd.
Weer een lancering van een ballistische raket door Iran |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Report: Iran launches ballistic missile test in violation of UN resolution»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Iran opnieuw een ballistische raket heeft afgevuurd als onderdeel van een reeks testen om het bereik en de nauwkeurigheid van deze raketten te vergroten? Graag een toelichting.
Het kabinet kan bevestigen dat Iran op 29 januari jl. een ballistische raket heeft afgevuurd van het type «Khorramshahr». Dit is een middellangeafstandsraket met een geschat bereik van 1000–3.000 km. Het kabinet kan geen uitspraken doen over de mogelijke intenties van Iran met deze lancering.
Is deze test weer een schending van VN-resolutie 2231, waarin staat bepaald dat Iran geen ballistische raketten mag ontwikkelen waarmee nucleaire ladingen gelanceerd kunnen worden, laat staan deze wapens mag testen? Graag een toelichting.
De afgevuurde raket valt binnen de «Categorie 1 Systemen», zoals door het Missile Technology Control Regime (MTCR) gedefinieerd. Op basis van deze richtlijnen kan worden gesteld dat zulke «Categorie 1 Systemen» in theorie in staat zijn om massavernietigingswapens te vervoeren. Het afvuren van dit soort raketten is juridisch gezien geen schending van VNVR-Resolutie 2231 (2015), maar wel inconsistent met paragraaf 3 van Annex B van die resolutie, waarin Iran wordt opgeroepen geen activiteiten te ondernemen m.b.t. ballistische raketten die ontworpen zijn om in staat te zijn kernwapens te vervoeren.
Kunt u nader toelichten of er inmiddels maatregelen zijn getroffen tegen Iran – zoals het instellen van nieuwe sancties – naar aanleiding van vorige lanceringen van ballistische raketten door Iran in 2015 en 2016? Om welke maatregelen gaat het?
Zoals vermeld in de beantwoording van schriftelijke vragen gesteld op 19 juli 2016 (Kamerstuk 2016D32174) is bij voorgaande ballistische raketlanceringen door Iran gebleken dat er onvoldoende draagvlak bestond binnen de VNVR en EU voor het instellen van nieuwe maatregelen jegens Iran. Nederland heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van de EU op 12 maart 2016 zijn zorgen kenbaar gemaakt over de ballistische raketlanceringen door Iran en gepleit voor een gezamenlijke reactie van de Europese Unie. Ook heeft de EU, mede op aandringen van Nederland, in een verklaring (d.d. 14 juli 2016) Iran opgeroepen af te zien van activiteiten die inconsistent zijn met VNVR-Veiligheidsraad resolutie 2231.
Heeft u aangedrongen in VN- en/of EU-verband op dergelijke maatregelen? Heeft u getracht het ontbrekende draagvlak daarvoor te versterken? Zo ja op welke wijze? Zo nee, waarom niet? En bent u van plan om dat nu wel te doen? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het niet normaal is dat landen – in dit geval Iran – ongestraft wegkomen met (herhaaldelijke) schendingen van VN-resoluties? Bent u eveneens van mening dat Iran deze onwelwillendheid om in te grijpen kan opvatten als vrijbrief om door te gaan met de ontwikkeling van ballistische raketten, hetgeen ook de Nederlandse veiligheid en die van onze bondgenoten raakt? Graag een toelichting.
Het kabinet acht het van groot belang dat de VNVR en de EU ballistische raketlancering die inconsistent zijn met Annex B van VNVR-resolutie 2231 consequent bij Iran aankaarten. De onderhandelingen over het Iraanse nucleaire akkoord hebben aangetoond dat de internationale gemeenschap de meeste kans op resultaat heeft als het samen optrekt.
Ik heb in zeer recente bilaterale politieke contacten met Iran het ongenoegen over de raketlancering geuit. Het kabinet is overigens van mening dat omdat het om inconsistenties met een VN-Veiligheidsraadresolutie gaat, de VNVR het primaire gremium is waarin hierover gesproken moet worden. Dit is consequent gebeurd: bij de Iraanse raketlanceringen in maart 2016, oktober 2016 en ook op 31 januari jl. is de VN-Veiligheidsraad op verzoek van de Verenigde Staten in een spoedzitting bijeengekomen om te spreken over de lancering van 29 januari jl. De Verenigde Staten heeft op 3 februari jl. 13 individuen en 12 entiteiten toegevoegd aan reeds bestaande, niet-nucleair gerelateerde sanctielijsten. Het kabinet dringt er ook in EU-verband op aan dat Iran wordt aangesproken op deze lanceringen.
Deelt u inmiddels de mening dat Iran zich klaarblijkelijk weinig aantrekt van voorgaande waarschuwingen en van de zorgen die heersen binnen de internationale gemeenschap ten aanzien van deze lanceringen door de houding van Iran? Zo ja, wat gaat u eraan doen om hier verandering in aan te brengen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de verwachting dat Iran zich na de nucleaire deal gematigder en meer meewerkend op zou stellen niet is uitgekomen en dat het land zich nog steeds niet gedraagt volgens de binnen de internationale gemeenschap breed gedeelde normen en waarden? Wat moet er volgens u gebeuren om hier verandering in aan te brengen?
Iran maakt sinds het bereiken van het nucleaire akkoord, na jarenlange isolement, weer deel uit van de internationale gemeenschap. Het akkoord is het bewijs dat multilaterale diplomatie effectief is en dat met Iran verifieerbare afspraken te maken zijn. De gewenste constructieve rol van Iran in de regio laat echter op zich wachten. Iran speelt een sleutelrol in m.n. Syrië en Irak. De assertievere rol van Iran in de regio baart de Soennitische landen grote zorgen en wordt door hen gezien als een bedreiging. Het kabinet zal, zoveel mogelijk gezamenlijk met de EU-partners, druk op Iran moeten blijven opvoeren. Het is belangrijk te kijken hoe dit zo effectief mogelijk te doen. Gesprekken met Iran, bilateraal -bijvoorbeeld zoals tijdens de ontbieding van de Iraanse ambassadeur over de situatie in Syrië d.d. 14 december 2016, maar ook in EU verband, worden benut om het land te overreden zich constructiever op te stellen.
Mariniers die op Aruba “uit de kast zijn gekomen” om Defensie te benadelen |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel mariniers op Aruba hebben Defensie met de in het bericht genoemde «creatieve trucs» om de tuin geleid en daarmee financieel benadeeld?1
Defensieambtenaren kunnen bij plaatsing op een functie buiten Nederland aanspraak maken op voorzieningen, waaronder een buitenlandtoelage als tegemoetkoming in de kosten. Mariniers worden op individuele basis voor tien maanden op Aruba geplaatst en hebben recht op een buitenlandtoelage. Een marinier die op Aruba samenwoont en een eigen huishouding voert met een andere marinier of een inwoner van Aruba die door het ABP is geregistreerd als partner, kan aanspraak maken op een hogere buitenlandtoelage.
Het is voorgekomen dat mariniers, louter met het oogmerk een hogere buitenlandtoelage te krijgen, voor de duur van de plaatsing op Aruba een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met een andere marinier of een inwoner van Aruba. Het is evident dat de regeling hiervoor niet is bedoeld. Dit gedrag wordt niet meer getolereerd en verzoeken daartoe worden niet langer gehonoreerd door de commandant.
Het is niet bekend hoeveel mariniers op deze manier gebruik hebben gemaakt van de verhoogde buitenlandtoelage. Om redenen van privacy registreert Defensie bij een dergelijke aanvraag namelijk niet de aard van een relatie. Vaststaat dat deze praktijk nu een halt wordt toegeroepen.
Kunt u aangeven welk bedrag daarmee is gemoeid?
Zie antwoord vraag 1.
Worden de onterecht toegekende toelagen teruggevorderd? Zo neen, waarom niet?
Zoals uit de antwoorden op de vragen 1, 2, 5 en 6 blijkt, is er in formele zin geen sprake van onrechtmatig gebruik van de regeling. Hierdoor zijn terugvordering of andere consequenties niet aan de orde.
Zijn er nog andere consequenties voor betrokkenen verbonden aan deze handelwijze?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u onderzocht of deze dubieuze constructie ook door andere Defensiemedewerkers is toegepast? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de uitkomsten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat Defensie hier in is getuind? Wat had gedaan moeten worden om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg Personeel Defensie voorzien op 26 januari 2017?
Nee.
De wapenopbouw van Hezbollah |
|
Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV), Joram van Klaveren (GrBvK), Raymond Knops (CDA), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «Hezbollah maakt van zuiden Libanon een kruitvat»?1
Ja.
Klopt het dat Hezbollah in Zuid-Libanon grote hoeveelheden wapens in handen heeft gekregen, en dat Iran hier een aanzienlijke bijdrage aan heeft geleverd, ondanks het verbod door de VN-Veiligheidsraad op wapenleveranties aan Hezbollah?2
Het kabinet heeft met zorg kennisgenomen van de berichtgeving in de media maar kan geen uitspraken doen over de juistheid van deze informatie. Het inzetten van burgers als menselijk schild is volgens alle internationale regels verboden. Als Hezbollah zich hieraan schuldig zou maken zou het kabinet dit ten zeerste veroordelen.
In hoeverre deelt u de beweringen van de nieuwssite Jewish Press dat burgers nu een militair schild zouden vormen tegen mogelijk Israëlisch militair optreden?
Zie antwoord vraag 2.
Wat betekent de bewapening van Hezbollah voor de betrekkingen tussen Israël en Syrië en Libanon, en voor de vrede en stabiliteit in de regio?
De situatie in de regio is zeer volatiel en de verhoudingen reeds gespannen. De militaire tak van Hezbollah is door de EU geclassificeerd als een terroristische organisatie en dient conform resolutie 1701 van de VN-Veiligheidsraad te ontwapenen. Ook steunen strijders van Hezbollah het regime van Assad bij het bloedig onderdrukken van de eigen bevolking. Het behoeft geen betoog dat verdere bewapening van Hezbollah buitengewoon onwenselijk zou zijn en op geen enkele wijze zou bijdragen aan stabiliteit en goede verhoudingen in de regio.
In hoeverre is de constatering juist dat Israël zich genoodzaakt ziet om luchtaanvallen op Hezbollah uit te voeren om daarmee te voorkomen dat deze terreurbeweging luchtdoelraketten of zelfs chemische wapens in handen krijgt? Heeft u aanwijzingen dat Hezbollah dergelijke wapens daadwerkelijk in handen gekregen heeft?
Israël heeft het recht zijn bevolking tegen de dreiging van Hezbollah te beschermen met inachtneming van het internationaal recht. Het is niet aan het kabinet om de vraag te beantwoorden of Israël zelf noodzaak ziet tot luchtaanvallen op Hezbollah.
Welke mogelijkheden ziet u om Israël in internationaal verband te steunen in de strijd tegen het internationale terrorisme in het algemeen, en tegen Hezbollah en ISIS in het bijzonder?
Nederland en Israël hebben regelmatig contact over de strijd tegen het internationale terrorisme, bijvoorbeeld tijdens de bilaterale consultaties over terrorismebestrijding die op 2 november jl. plaatsvonden in Den Haag. Er zijn toen ervaringen uitgewisseld over het tegengaan van radicalisering en terrorismebestrijding, in het bijzonder het bevriezen van tegoeden die te herleiden zijn naar terroristische activiteiten. Ook liggen er mogelijkheden op het terrein van multilaterale samenwerking, zoals binnen het Global Counterterrorism Forum (GCTF), waar Nederland covoorzitter van is. Israël heeft recent deelgenomen aan een GCTF-bijeenkomst over het beschermen van kwetsbare doelen zoals cafés en restaurants.
Hoe duidt u de rol die Iran momenteel speelt in de strijd tegen ISIS en het al dan niet bereiken van vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten?
De positie van Iran in de regio is versterkt door de ontwikkelingen in Syrië en Irak. De door de internationale gemeenschap verwachte constructieve opstelling van Iran in de regio, na het bereiken van het nucleaire akkoord, laat vooralsnog op zich wachten. Een voorbeeld hiervan zijn indicaties dat door Iran gesponsorde milities een akkoord over de evacuatie van burgers uit Aleppo tegenhielden. Het kabinet heeft met zorg kennisgenomen van deze berichten en op 12 december jl. de Iraanse ambassadeur ontboden om het land aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid voor de bescherming van burgers in Aleppo. Wel is Iran betrokken bij het bestrijden van ISIS, onder andere door hun steun aan de Popular Mobilisation Forces (PMF) die ISIS in Irak bestrijden.
Bent u bereid om, bij voortgaande wapenleveranties door Iran aan Hezbollah, in internationaal verband een veel hardere opstelling tegenover Iran te bepleiten, waaronder het opnieuw instellen van doelmatige sancties, teneinde het land te bewegen een constructieve in plaats van destructieve rol te spelen in de regio?
Het kabinet roept Iran in bilateraal en multilateraal verband consequent op een constructieve rol te spelen in de regio. Nederland zal in overleg met gelijkgestemde landen blijven werken aan mogelijkheden om het land te bewegen om die constructieve rol te vervullen. Het verhogen van diplomatieke druk is daar één van, zoals het ontbieden van de Iraanse ambassadeur over de situatie in Aleppo.
Bij het vergroten van de druk op Iran is het van belang onderscheid te maken tussen de verschillende sanctieregimes die reeds op Iran van toepassing zijn. Als onderdeel van het nucleaire akkoord (JCPOA) zijn een deel van de VN-sancties en autonome VS- en EU-sancties tegen Iran opgeschort. Sancties ingesteld vanwege het risico op proliferatie en mensenrechtenschendingen zijn nog altijd van toepassing. Enkele Iraniërs en de militaire tak van Hezbollah staan reeds op de EU terrorisme-sanctielijst.
Het kabinet is voorstander van een effectief en gericht sanctiebeleid. De bestaande sanctieregimes moeten niet vermengd worden met het optreden van Iran in de regio. Vermenging van sanctieregimes vermindert de effectiviteit en maakt het onduidelijk aan welke eisen voldaan moet zijn om aanspraak te kunnen maken op sanctieverlichting. Een nieuw sanctieregime jegens Iran in reactie op de rol in de regio is vooralsnog niet aan de orde. Wel houdt het kabinet de ontwikkelingen scherp in de gaten en blijft het kabinet met partners in gesprek over de mogelijkheden Iran te bewegen de constructieve rol te spelen die van hen verwacht wordt.
Claims met betrekking tot het reinigingsmiddel PX-10 |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «Claims PX-10 toch verjaard»?1
In mijn brief van 29 maart jl. (Kamerstuk 34 300 nr. 92) heb ik uiteengezet dat er twee soorten verjaring zijn: de relatieve en de absolute verjaring. De toenmalige Staatssecretaris van Defensie meldde op 11 juni 2009 (Kamerstuk 31 700, nr. 120) dat de relatieve verjaringstermijn van vijf jaar is gestart op 13 oktober 2008 toen alle medewerkers zijn gewezen op de mogelijke gevolgen van het werken met PX-10 en Defensie tegelijkertijd het informatieloket opende. Ik heb uw Kamer in mijn brief van 29 maart 2016 (Kamerstuk 34 300, nr. 92) naar aanleiding van de toezegging tijdens het dertigledendebat PX-10 van 18 februari jl., hier nogmaals op gewezen. Bij de beoordeling van de claims wordt dit als uitgangspunt genomen. Echter, Defensie zal de relatieve verjaringstermijn niet automatisch inroepen. Indien er gegronde redenen zijn om in specifieke gevallen de verjaringstermijn van vijf jaar op een later moment in te laten gaan, wordt maatwerk toegepast. De relatieve verjaring is tot nu toe ten aanzien van PX-10 claims dan ook niet ingeroepen.
Wel heeft Defensie bij PX-10 claims in één geval een voornemen tot afwijzing op grond van relatieve verjaring kenbaar gemaakt. Betrokkene is vervolgens uitgenodigd hierop te reageren. Defensie wacht nog op de toelichting van de juridische vertegenwoordiger. Ook in dit geval is de claim niet afgewezen op grond van relatieve verjaring.
In het geval van de absolute verjaringstermijn van 30 jaar is het beleid dat Defensie zich daar niet op zal beroepen.
Hoe is het mogelijk dat slachtoffers van PX-10 te horen krijgen dat hun claim verjaard zou zijn, terwijl u in de Tweede Kamer beweert dat het geen pas geeft om verjaring als argument te gebruiken terwijl de discussie hot en actueel is?2
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u in reactie op de uitzending van EenVandaag gezegd dat verjaring een kwestie van «maatwerk» is en dat «per geval» kan worden bezien «of het inroepen van de verjaring te rechtvaardigen is»?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat de communicatie rond verjaring tegenstrijdig is en dat slachtoffers zich hierdoor misleid voelen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het tevens nogal opmerkelijk is dat oud-medewerkers moeten aantonen dat zij bij defensie hebben gewerkt? Waarom heeft Defensie de eigen administratie niet op orde?
Het uitgangspunt is om alle benodigde gegevens uit het eigen personeelssysteem te halen. Soms betreft het echter werknemers die al lang geleden met ontslag zijn gegaan. Het is niet onredelijk oude gegevens te valideren en daarvoor claimanten te benaderen.
Wilt u voor eens en altijd duidelijkheid verschaffen, door te stellen dat claims met betrekking tot PX-10 niet kunnen verjaren? Zo nee, waarom heeft u de Kamer onjuist geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om uw onduidelijke beleid recht te zetten door slachtoffers expliciet te wijzen op het feit dat claims rond PX-10 niet kunnen verjaren?
Zie antwoord vraag 1.
Het Apache ongeluk in Mali |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van 4 november 2014 in The Washington Times over een ernstig probleem door vervuiling van de hydraulische vloeistof in het besturingssysteem van de AH-64D?1
Ja.
Bent u, toen het Amerikaanse Ministerie van Defensie de risico’s van vervuilde vloeistof in het hydraulische component van het besturingssysteem van de AH-64D eind 2014 ontdekte, daarvan op de hoogte gebracht? Zo nee, waarom niet?
Ja. Defensie is daarover op de gebruikelijke manier geïnformeerd.
Was het technisch falen van het component in het besturingssysteem van de verongelukte Nederlandse AH-64D te wijten aan het hydraulische component van het besturingssysteem, hetzij direct of indirect? Zo niet, aan welk ander component refereert u dan in uw brief van 21 november 2016?
Beide incidenten waren te wijten aan dezelfde hydraulische component van het besturingssysteem van de Apache helikopter. Het falen van de component had bij de Nederlandse Apache helikopter een andere oorzaak dan bij de Amerikaanse. Bij de Nederlandse Apache lag het aan het technisch falen van de component. Zie ook de brief hierover van 21 november jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 332). Het ongeval met de Amerikaanse Apache in Fort Rucker werd veroorzaakt door – via de gronduitrusting – verontreinigde hydraulische vloeistof. Destijds heeft Defensie onderzocht of de Nederlandse gronduitrusting voldeed aan de eisen en of de hydraulische vloeistof periodiek werd getest en geanalyseerd. Dat bleek het geval en er zijn geen tekortkomingen geconstateerd. Resultaten van vervolganalyses laten tot op heden geen bijzonderheden zien.
Heeft u maatregelen genomen tegen vervuiling van het hydraulische component van het besturingssysteem in uw AH-64D’s vóór het ongeluk in Mali op 17 maart 2015? Zo ja, welke maatregelen betreffen dit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat Rusland een Nederlandse onderzeeër op de Middellandse Zee verjaagt |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Rusland verjaagt Nederlandse onderzeeër op Middellandse Zee»?1
We hebben kennisgenomen van de uitlatingen van de woordvoerder van het Russische Ministerie van Defensie op 9 november 2016 en de weergave daarvan in verschillende media.
Klopt het dat een Nederlandse onderzeeër is verjaagd door Russische intimidatie en wat is uw oordeel daarover?
Was de Nederlandse onderzeeër in internationale wateren op het moment dat hij werd verjaagd?
Op welke recht beriep Rusland zich bij deze militaire manoeuvre?
Is er diplomatiek en politiek contact geweest tussen Nederland en Rusland naar aanleiding van dit incident? Zo ja, waaruit bestond dit contact?
Deelt u de mening dat deze intimidatie van Russische zijde zorgelijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk passend antwoord stelt u tegenover deze Russische dreiging?
Met welke doeleinden was de Nederlandse onderzeeër aanwezig in het Middellandse Zeegebied?
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de behandeling van de begroting Buitenlandse Zaken?
Ja.
Het bericht dat het mandaat voor de VN-missie in Mali dubbelzinnig is |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «Militairen en experts: mandaat Mali dubbelzinnig»?1
Het kabinet is van oordeel dat het mandaat van MINUSMA duidelijk is. De belangrijkste taak van MINUSMA is ondersteuning van de uitvoering van het vredesakkoord, dat door alle Malinese partijen is ondertekend. In dit akkoord zijn ook afspraken gemaakt over de terugkeer van de overheid naar het noorden van Mali. Concrete stappen die worden gezet ten behoeve van de uitvoering van het akkoord, zoals het instellen van gezamenlijke patrouilles in het noorden van het land en het installeren van interim- besturen, vinden plaats op basis van overeenstemming tussen alle gewapende groepen en de Malinese regering. MINUSMA speelt hierbij een ondersteunende rol en faciliteert de dialoog tussen de gewapende groepen onderling en de Malinese regering. Daarnaast ziet de missie toe op naleving van het staakt-het-vuren. Het mandaat van MINUSMA is voldoende robuust om indien noodzakelijk proactief op te treden.
Deelt u de mening dat het mandaat voor de VN-missie dubbelzinnig is, omdat de troepen onafhankelijk moeten zijn, terwijl zij tegelijkertijd de Malinese regering ondersteunen bij de opbouw van de staat?
Zie antwoord vraag 1.
Welke lessen heeft u getrokken uit de opmerkingen en het rapport van VN-diplomaat Lakhdar Brahimi, waarin hij stelt dat de VN steeds minder wordt gezien als onpartijdig?
Zoals ook in de kamerbrief van 2 september 2016 over de Nederlandse inzet in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (Kamerstuk 26 150, nr. 154) wordt toegelicht, vereist de verdere hervorming en verbetering van vredesmissies blijvend de aandacht van het kabinet. Nederland is actief betrokken bij discussies binnen VN-verband over dit onderwerp. De aanbevelingen uit het Brahimi-rapport van 2000, maar ook recentere evaluaties, vormen hierbij een belangrijke leidraad. De VN heeft in 2015 drie grote evaluaties uitgevoerd op het terrein van vredesoperaties, vredesopbouw en de positie van vrouwen in conflictgebieden (VNVR resolutie 1325). Een van de terugkerende conclusies is de noodzaak voor een geïntegreerde benadering, waarbij de samenhang op het gebied van veiligheid, stabiliteit, ontwikkeling en een inclusief politiek proces centraal staat.
Erkent u dat deze partijdigheid oorzaak kan zijn van de vele aanvallen op VN-militairen? Zo nee, hoe verklaart u de aanvallen op blauwhelmen?
De aanvallen op blauwhelmen betreffen terroristische aanvallen door groeperingen die het vredesakkoord niet hebben ondertekend en daarom ook niet betrokken zijn bij de uitvoering daarvan. Deze aanslagen hebben een terroristisch oogmerk en worden gepleegd omdat deze groeperingen, mede gemotiveerd door criminele doelstellingen, hun eigen bewegingsvrijheid in Mali willen vergroten. De aanwezigheid van internationale troepen in Noord-Mali beperkt deze bewegingsvrijheid en daarom vormen VN-militairen een doelwit voor terroristen.
Hoe verklaart u het geweldsincident waarbij een Nederlandse commandant door een «ziedende rebellenleider werd beschuldigd van partijdigheid»?
In dit fragment uit de documentaire «De Missie» wordt gerefereerd aan het incident op 20 januari 2015, waarbij een Nederlandse Apache-helikopter een Hellfire raket heeft afgevuurd op een stelling van de Mouvement National de Libération de l’Azawad (MNLA). Deze actie was bedoeld om, in overeenstemming met het mandaat, de burgerbevolking en eigen VN-troepen te beschermen. Uw Kamer is over dit incident geïnformeerd in de brief «Tussentijdse evaluatie Nederlandse inzet MINUSMA» van 7 mei 2015 (Kamerstuk 29 521, nr. 292).
Wat wordt ondernomen tegen de onduidelijke instructies voor VN-militairen als het gaat om het gebruik van geweld?
De VN-veiligheidsraad heeft duidelijke en bruikbare instructies (Rules of Engagement) aan MINUSMA verstrekt. Er is bij de Nederlandse operationele commandanten geen sprake van onduidelijkheid over het gebruik van geweld.
Deelt u de mening van Defensiespecialist Dick Zandee van Clingendael: «Echte onpartijdigheid – zoals de VN nastreven – is in Mali eigenlijk onmogelijk?» Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er meer militairen zoals Peter Gordijn, die niet langer willen deelnemen aan VN-missies? Welke lessen trekt u hieruit?
Nederlandse militairen worden voorbereid op, en ingezet in, uiteenlopende operaties, waaronder VN-missies.
Maakte het onduidelijke mandaat deel uit van de discussie over Nederlandse verlenging van de VN-missie in Mali? Zo ja, wat was de conclusie?
Het mandaat van de missie vormt een onderdeel van het Toetsingskader en is daarmee onderdeel van de Nederlandse politieke besluitvorming over verlenging. Zoals ook aangegeven in de antwoorden op vraag 1, 2, 7 en 10 is het kabinet van mening dat het mandaat van MINUSMA duidelijk is.
Gaat u bij de VN aandringen op verduidelijking van het onduidelijke mandaat? Zo nee, is voortzetting van de missie dan nog verstandig? Hoe voorkomt u voortgaande problemen met het mandaat, zoals beschreven in NRC?
Zie antwoord vraag 1.
De Nederlandse positie inzake een AVVN-resolutie over een internationaal verbod op kernwapens |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe verhoudt de in het kader van de 71ste AVVN opgestelde concept-resolutie van Mexico, Oostenrijk en andere landen (over de noodzaak om onderhandelingen te initiëren over een verdrag dat kernwapens verbiedt) zich tot bestaande NAVO-verplichtingen?
Hoeveel NAVO-bondgenoten hebben aangekondigd de resolutie te zullen steunen? En hoeveel NAVO-bondgenoten hebben tijdens de AVVN meeonderhandeld over de resolutie?
Hoe zou een «voor»-stem van een NAVO-bondgenoot zich verhouden tot de geldende doctrine die stelt dat de NAVO een «nucleaire alliantie» is, hetgeen alle NAVO-bondgenoten, inclusief Nederland, onlangs nog bevestigden in het communiqué van de NAVO-top in Warschau?1
Hoe zou een eventuele «voor»-stem van Nederland zich verhouden tot de nucleaire taak die Nederland in NAVO-verband heeft?
Hoe zou de resolutie, en later de aanvang van onderhandelingen over een verdrag dat kernwapens verbiedt, zich verhouden tot het Non-proliferatieverdrag (NPV)? Is het kabinet nog steeds van mening dat het NPV de hoeksteen zou moeten zijn van het nucleaire ontwapeningsbeleid? En is het kabinet van mening dat de resolutie het NPV zou uithollen? Zo neen, waarom niet?
Hoe beoordeelt het kabinet het nucleaire spierballenvertoon van de Russische Federatie, dat zich bijvoorbeeld manifesteert in de vorm van stationering van Iskander-raketten in Kaliningrad2 en de diverse opmerkingen over de gereedheid van het Russische nucleaire arsenaal?
Deelname aan onderhandelingen over een internationaal verbod op kernwapens |
|
Marianne Thieme (PvdD), Harry van Bommel (SP), Selçuk Öztürk (GrKÖ), Michiel Servaes (PvdA), Rik Grashoff (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Herinnert u zich de motie van het lid Servaes c.s. over «doeltreffende maatregelen, waaronder de start van onderhandelingen over een internationaal verbod op nucleaire wapens»1 en de motie van het lid Sjoerdsma c.s. over inhoudelijk deelnemen aan internationale besprekingen over een dergelijk verdrag?2
De schriftelijke vragen van de leden Sjoerdsma (D66), Servaes (PvdA), Van Bommel (SP), Voordewind (ChristenUnie), Grashoff (GroenLinks), Thieme (PvdD) en Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk), vraagnummer 2016Z19120, zijn beantwoord middels de brief «Onderhandelingen over een internationaal verbod op kernwapens» (Kamerstuk 33 783, nr. 23).
Begrijpt u dat een meerderheid van de Tweede Kamer, gezien de aangenomen moties, een vóórstem had verwacht bij de stemmingen over het rapport van de Open Ended Working Group (OEWG) over nucleaire ontwapening waarin onder meer de aanbeveling is opgenomen om in 2017 te starten met onderhandelen over een nieuw juridisch instrument om kernwapens te verbieden en te elimineren?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u specifiek toelichten waarom Nederland niet in kon stemmen met paragraaf 67 van het OEWG-rapport waarin deze aanbeveling is opgenomen? Kunt u aangeven waarom deze paragraaf «afbreuk deed aan jaren werk» en «zowel het gehele NPV-acquis als het Nederlands beleid van de laatste 25 jaar» ondermijnde, zoals u stelt in het recente Schriftelijk Overleg over de Algemene Vergadering van de Verenigde Natioes (AVVN)?3
Zie antwoord vraag 1.
Is het niet juist zo dat in het eindrapport bewust ruimte is gelaten voor verschillen van inzicht tussen de deelnemende landen aan de OEWG over de waarde van andere maatregelen voor non-proliferatie en nucleaire ontwapening?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u meer inzicht geven in het verloop van de discussie over dit thema binnen de NAVO? Op welke wijze heeft Nederland getracht om bruggen te bouwen tussen NAVO-landen en overige deelnemers aan de OEWG?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u er zich van bewust dat er op dit moment in de AVVN een resolutie voorligt van Oostenrijk, Ierland, Mexico, Brazilië, Zuid-Afrika en Nigeria om in 2017 in VN-verband te gaan onderhandelen over een internationaal verbod op kernwapens? Bent u bereid deze resolutie mede te ondertekenen? Zo nee, waarom niet, en hoe verhoudt zich dit dan tot de aangenomen motie Servaes c.s?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om bij de stemmingsronde over de ingediende resoluties bij de AVVN vóór de resolutie van Oostenrijk, Ierland, Mexico, Brazilië, Zuid Afrika en Nigeria, om in 2017 in VN-verband te gaan onderhandelen over een internationaal verbod op kernwapens, te stemmen? Zo nee, waarom niet, en hoe verhoudt zich dit dan tot de aangenomen motie Servaes c.s?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de inschatting dat de resolutie zeer waarschijnlijk aangenomen zal worden door een meerderheid van landen binnen de AVVN?
Zie antwoord vraag 1.
Indien dit inderdaad het geval is en er daadwerkelijk een conferentie in 2017 zal plaatsvinden over een verdrag voor een verbod op nucleaire wapens, bent u dan nog altijd voornemens om conform de motie Sjoerdsma c.s. deel te nemen aan deze internationale bijeenkomst?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze vragen uiterlijk 21 oktober te beantwoorden, dus nog voordat de daadwerkelijke stemming plaatsvindt over de resolutie waarin wordt voorgesteld om in 2017 te gaan onderhandelen over een internationaal verbod op kernwapens?
Zie antwoord vraag 1.
De onrust binnen het Korps Commandotroepen |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Commando's het haasje»?1 2
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat militairen van het Korps Commandotroepen (KCT), voor de tweede keer in korte tijd, publiekelijk aan de bel trekken omdat ze binnen de defensieorganisatie kennelijk niet gehoord worden?3
Het KCT volgt de bestaande procedures voor meldingen en rapportages en vindt hierin voldoende gehoor. Defensie in het algemeen en het KCT in het bijzonder, herkennen zich niet in de uitspraken in De Telegraaf.
In hoeverre klopt het volgens u dat de elitetroepen van het KCT beschikken over onvoldoende en onveilige trainingslocaties?
Defensie gebruikt trainingslocaties in binnen- en buitenland, inclusief schietbanen van politie en terreinen van Navo bondgenoten. Hiermee kan adequaat invulling worden gegeven aan de trainingsbehoefte van het KCT. Iedere trainingslocatie heeft zijn eigen veiligheidsmaatregelen die vooraf bekend moeten zijn. Defensie hecht grote waarde aan het veilig kunnen oefenen. Daarom maakt de oefenende eenheid een risk assessment om zich onder meer op de hoogte te stellen van de vigerende veiligheidsbepalingen van de trainingslocatie.
Zijn er maatregelen genomen om de veiligheid in en rond de schiethuizen te verbeteren sinds het fatale ongeval bij een oefening in maart dit jaar?
Dit ongeval wordt momenteel onderzocht door de Onderzoek Raad voor de Veiligheid (ORV) en het Openbaar Ministerie (OM). Vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek heeft het KCT maatregelen genomen. Direct na het ongeval zijn de schietoefeningen met scherpe munitie opgeschort. Tevens is nog eens goed gekeken naar de geldende voorschriften bij het schieten met scherpe munitie in en rond schiethuizen. Ondanks dat met deze voorschriften de veiligheid zoveel mogelijk is gewaarborgd, kan een ongeval nooit helemaal worden uitgesloten. Als extra maatregel is er voor gekozen om de contra terreur opleiding met extra instructeurs te ondersteunen. Daarnaast is er een verhoogde inspanning om de opleidingsdocumentatie aan te passen. Met deze extra maatregelen zijn de schietoefeningen dit najaar hervat.
Schaamt u zich niet verschrikkelijk voor het feit dat onze elitetroepen naast onveilige trainingslocaties, kampen met een materieeltekort en zelfs om materieel moeten bedelen bij andere landen?
Voor operationele inzet wordt het personeel van het KCT uitgerust met voldoende materieel van de juiste kwaliteit. Voor een missie kan aanvullend of missie-specifiek materieel nodig zijn. De behoefte hieraan ontstaat vaak pas in de aanloop naar, of tijdens een missie. Om dan tijdig te voorzien in het benodigde materieel, wordt een spoed-aanbestedingsprocedure doorlopen.
Kunt u een complete opsomming geven van het materieel waar binnen het KCT een tekort, dan wel een behoefte, naar is?
Defensie beschouwt dit als operationeel gevoelige informatie. Voor een overzicht van de materieelbehoeften van het KCT verwijs ik naar de vertrouwelijke brief4 in reactie op het verzoek van het lid Omtzigt, ingezonden op 28 september 2016 met kenmerk 2016Z17593.
Hoe en binnen welke termijn gaat u de materieeltekorten bij het KCT wegwerken zodat onze elitetroepen niet verder verwaarloosd worden?
Het stellen van materiële behoeften is een continu proces. Als gevolg van nieuwe technische en operationele ontwikkelingen, maar ook door gebruik en slijtage zullen altijd nieuwe behoeften ontstaan. Voor het vervullen van materieelbehoeften bestaan binnen Defensie vaste procedures. Het KCT heeft haar materieelbehoefte volgens die procedures ingediend. De Staf van het Commando Landstrijdkrachten heeft deze behoeften in behandeling genomen. Afhankelijk van de aard en inhoud komen diverse projecten tot realisatie in de periode 2016 tot en met 2019.
Bent u overtuigd van nut en noodzaak van drones voor het KCT? Zo ja, bent u bereid zo spoedig mogelijk drones aan te schaffen voor het KCT?
Defensie is overtuigd van de nut en noodzaak die remotely piloted aircraft systems (RPAS, «drones») hebben bij het uitvoeren van operaties. Defensie beschikt dan ook over verschillende onbemande systemen zoals de Scan Eagle en de Raven. Het KCT kan voor missies gebruik maken van de Raven. In dit kader heb ik, tijdens het recente algemeen overleg over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de internationale strijd tegen ISIS, gemeld dat RPAS in IRAK aanwezig moeten zijn ten behoeve van de Advice & Assist-teams. De invulling van deze behoefte wordt momenteel bezien. Defensie volgt en beoordeelt voortdurend de operationele en technische ontwikkelingen en bereidt, onder andere voor het KCT, een uitbreiding van de beschikbare systemen voor. Deze uitbreiding wordt medio 2017 verwacht.
Is het niet bizar dat Nederland zich van Somalië tot Irak bezig houdt met het trainen van militairen, maar het de eigen elitetroepen ontbreekt aan voldoende trainingsfaciliteiten en materieel?
Onze militairen beschikken over voldoende materieel van de juiste kwaliteit en gaan goed voorbereid op een missie. Daarbij laten zij een hoge mate van geoefendheid en professionaliteit zien.
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk en ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het gebruik van prepaidkaarten door de minister van Defensie |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de Minister van Defensie op 8 september 2016 in een Kamerdebat heeft gezegd: «(i)k reis af en toe naar landen waar ik mijn telefoon niet aanzet en gewoon met een prepaiddingetje mijn werk doe. We maken er nu grappen over maar het is wel een serieus aandachtspunt, ook voor uw relatiegeschenken, uw bezoeken en uw contacten.»? Wordt bij het Ministerie van Defensie vaker gebruik gemaakt van prepaidkaarten uit veiligheidsoverwegingen? Maakt het gebruik daarvan onderdeel uit van het veiligheidsprotocol van het Ministerie van Defensie?
Tijdens het Algemeen Overleg Toezichtsverslagen AIVD en MIVD op 29 juni 2016 (Kamerstuk 29 924, nr. 143) heeft de Minister van Defensie aangegeven dat het in sommige situaties wenselijk kan zijn om geen gebruik te maken van de reguliere werktelefoon. Om veiligheidsredenen ga ik niet nader in op de inhoud van beveiligingsprotocollen of – regels.
Kunt u toelichten hoe het gebruik van prepaid kaarten door de Minister van Defensie uit serieuze veiligheidsoverwegingen, zoals zij zelf stelt, zich verhoudt tot uw voornemen het gebruik van prepaidkaarten te verbieden omdat terroristen en criminelen ze ook zouden gebruiken?
Er bestaat geen voornemen voor een algeheel verbod van prepaid SIM-kaarten. Tijdens het Algemeen Overleg over terrorismebestrijding van 7 september 2016 (Kamerstuk 29 754, nr. 396) heb ik aangekondigd voornemens te zijn – net als België en Duitsland – de anonieme pre-paid simkaarten te verbieden en daartoe een onderzoek te zullen doen naar de effectiviteit en proportionaliteit van een verplichte registratie van de houders van prepaid SIM-kaarten ten behoeve van terrorisme- en criminaliteitsbestrijding.
Heeft u contact gehad met de Minister van Defensie over haar gebruik van prepaidkaarten dan wel het gebruik daarvan door het Ministerie van Defensie als zodanig en uw voornemen het gebruik prepaidkaarten te verbieden? Zo ja, wat was de reactie van de Minister van Defensie op uw voornemen?
Nee.
Zijn er meer bewindspersonen die gebruik maken van prepaidkaarten uit veiligheidsoverwegingen? Zo ja, wie?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u, mede gezien de uitlatingen van de Minister van Defensie en ook de beschikbaarheid van zogeheten digitale cricumventietechnieken en katvangers, begrip voor het standpunt dat een verbod op prepaid kaarten niet zozeer de crimineel of terrorist zal raken maar vooral de onschuldige burger die prepaidkaarten gebruikt voor «goede» doeleinden? Zo ja, bent u bereid om nog eens heel goed naar de effectiviteit en implicaties te kijken van uw voorgenomen verbod op prepaid kaarten? Zo nee, wat betekent uw voornemen dan voor het veiligheidsprotocol van de Minister van Defensie?
Zie het antwoord op vraag 2.
Problemen met de JSF |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «Problemen met JSF-vliegtuig zijn nog altijd niet opgelost»?1
Het is inherent aan de ontwikkeling van een complex wapensysteem zoals de
F-35 dat zich in deze fase technische uitdagingen manifesteren die om een oplossing vragen. Het betekent ook dat tussentijdse versies van software nog niet over alle geplande capaciteiten beschikken die voor de eindversie zijn voorzien. Zoals bekend volgt de Director Operational Test & Evaluation (DOT&E) van het Amerikaanse Ministerie van Defensie, dr. Gilmore, het programma kritisch en brengt hij jaarlijks een rapport uit over het F-35 programma. Het laatste rapport is de Kamer aangeboden op 26 februari (Kamerstuk 26 488, nr. 403). Zoals bekend verwacht DOT&E vertraging in de oplevering van de software. Het volgende rapport wordt begin 2017 verwacht en zal zoals gebruikelijk met een appreciatie aan de Kamer worden aangeboden.
Is het waar dat Michael Gilmore (hoofd van het testprogramma) in een uitgelekte memo spreekt over «substantiële risico's» en testvluchten die «ver achter op schema» liggen? Kunt u deze memo aan de Kamer doen toekomen?
De Amerikaanse overheid heeft het desbetreffende memo tot op heden niet vrijgegeven. Het Joint Program Office (JPO) heeft al wel laten weten dat de constateringen van DOT&E geen verrassingen bevatten.
Over welke substantiële risico’s gaat het precies?
De softwareontwikkeling vormt al geruime tijd het belangrijkste risico van het programma. Nu de software van block 3iis voltooid, is alle aandacht gericht op het tijdig gereed maken van de block 3F vliegtuigsoftware. Vervolgens zullen de toestellen met die versie worden uitgerust ten behoeve van de operationele testfase.
Is het waar dat het toestel nog niet gevechtsklaar is?
Zowel de Amerikaanse mariniers als de Amerikaanse luchtmacht hebben de F-35 Initial Operational Capable (IOC) verklaard. Dat wil zeggen dat het toestel in gevechtssituaties kan worden ingezet. De toestellen zijn nu nog uitgerust met een tussenversie van de software (block 2B en 3i) en dus nog niet met de eindversie (block 3F) van de System Development and Demonstration (SDD) fase. De volledige capaciteiten van het toestel komen met de block 3F software beschikbaar. Dat is de versie waarmee de Nederlandse toestellen de IOC-status zullen behalen.
Klopt het dat Gilmore «vraagtekens zet bij de doelstelling om het toestel in 2019 in productie te nemen»? Hoe groot is de vertraging precies en wat heeft dit voor gevolgen voor uw planning?
De F-35 is al geruime tijd in productie onder Low Rate Initial Production contracten en er zijn er nu zo’n 200 geproduceerd. In eerdere rapporten van DOT&E was dr. Gilmore kritisch over de beoogde verhoging van de productieaantallen zolang de ontwikkelingsfase van het programma nog niet is voltooid. Dit brengt het risico met zich mee dat reeds geproduceerde toestellen later moeten worden gemodificeerd.
Zoals bekend is de ontwikkeling van de block3F software ongeveer zes maanden vertraagd. Het JPO voorziet het einde van de ontwikkelingsfase van het toestel voor eind 2017. De DOT&E houdt er rekening mee dat de block 3F software in januari 2018 gereed is. Voor Nederland heeft een dergelijke vertraging geen directe invloed op het tijdig kunnen behalen van de IOC-status per eind 2021. Wel kan vertraging in de levering van de uiteindelijke block3F software tot vertraging leiden in de uitvoering van de operationele testen.
Is het waar dat de aanschaf van 37 JSF-toestellen 5,2 miljard euro gaat kosten? Wordt hiermee de eerdere belofte verbroken, namelijk om 4,5 miljard euro te besteden aan 37 toestellen?
De raming voor de aanschaf van 37 F-35A toestellen in prijspeil 2016 is thans
€ 5.286,5 miljoen (plandollarkoers € 0,9174 voor periode 2017–2021 en plandollarkoers € 0,8000 voor periode 2022 en verder). Het budgettaire investeringskader van € 4.500 miljoen (prijspeil 2012) is ongewijzigd. Door loon- en prijsbijstellingen bedraagt het investeringsbudget voor de verwerving van F-35A toestellen nu € 4.700 miljoen (prijspeil 2016). Voor verdere financiële gegevens verwijs ik naar de voortgangsrapportage die u 20 september a.s. ontvangt.
Is het waar dat Gilmore vreest dat het bedrag van 400 miljard dollar voor de ontwikkeling van de JSF «niet voldoende zal zijn»? Hoeveel extra geld gaat dit kosten?
Gilmore heeft al vaker gewezen op de mogelijkheid dat de System Development and Demonstration (SDD) fase meer kost dan voorzien. Overschrijdingen hebben geen effect op de Nederlandse bijdrage aan de SDD-fase. De Nederlandse bijdrage van $ 800 miljoen aan de SDD-fase is namelijk gemaximeerd. Overschrijdingen van het budget komen, volgens afspraak, geheel voor rekening van de Verenigde Staten.
Wat betekent dit voor Nederland en de aanschafprijs van het vliegtuig?
Zie antwoord vraag 7.
Wat kosten 37 JSF-toestellen op dit moment (met inbegrip van de huidige euro/dollarkoers)?
Zie antwoord vraag 6.
Sluit u uit dat de aanschaf van de JSF meer gaat kosten dan aanvankelijk afgesproken (4,5 miljard euro voor 37 toestellen)?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat de Amerikanen pas in 2018 – na de verkiezingen – een besluit nemen over het in productie nemen van de JSF?2
Dit is onjuist. Het vliegtuig is al jaren in productie onder Low Rate Initial Production contracten. In 2019 is de overgang voorzien naar de zogenaamde Full Rate Production fase, met hogere productieaantallen per jaar.
Klopt het dat de JSF nog steeds niet zelfstandig een missie kan draaien?
De F-35 kan ook met de tussenversies van de software diverse missies zelfstandig uitvoeren. Niet voor niets hebben de Amerikaanse mariniers en de Amerikaanse luchtmacht de F-35 Initial Operational Capable (IOC) verklaard met block 2B en block 3i software. De ontwikkeling van de F-35 is nog niet voltooid en dus zijn nog niet alle capaciteiten beschikbaar. Met de volgende softwareversie block 3F zal dat wel het geval zijn.
Zijn er inderdaad grote problemen met de software en is deze nog steeds niet klaar om getest te worden?3
Zoals in diverse voortgangsrapportages aan de Kamer is gemeld, vormt de ontwikkeling van de software voor het vliegtuig en het ondersteuningssysteem Autonomic Logistics Information System (ALIS) het belangrijkste risico van het programma. Er wordt nu gewerkt aan de Block 3F en ALIS 3.0 softwareversies. Die software wordt getest en tekortkomingen worden vervolgens verholpen. Naar verwachting zullen deze softwareversies eind 2017 worden opgeleverd.
Deelt u de mening dat aanschaf en ingebruikname van de JSF door deze berichten nog altijd op losse schroeven staat?
Nee, deze mening deel ik niet.
"leenhelmen" voor militairen |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Militair op missie moet helm met andere soldaat delen»?1
Ja.
Deelt u de zorgen over deze schandalige situatie, waarbij soldaten op missie niet eens meer beschikken over een eigen helm (nota bene onderdeel van de basisuitrusting)?
In de huidige situatie beschikken militairen nog over een eigen helm. In de toekomst zorgt Defensie, door middel van een centrale pool, dat iedereen voor het opwerken en de duur van een missie over de best mogelijke uitrusting kan beschikken. Defensie schaft daarom 22.500 nieuwe helmen aan, waarvan 18.000 worden verstrekt aan militairen met een operationele functie. De overige 4.500 stuks zijn bestemd voor verstrekking vanuit een pool. De pool is vooral bestemd voor militairen met een staffunctie, personeel van dienstencentra en in ondersteunende operationele functies of instructeurs. Zij behouden in hun basisuitrusting nog steeds hun huidige helm. Dat deze niet organiek wordt vervangen door een nieuwe helm, is omdat zij andere taken vervullen, onder andere omstandigheden werken of een helm minder vaak gebruiken.
Begrijpt u dat de zogenaamde «leenhelm» ervaren wordt als de zoveelste vernedering, nadat er door munitiegebrek al «pang, pang» moet worden geroepen en er zelfs aangeraden wordt om lekke buitenjassen met ducttape op te lappen?
Defensie wil de beschikbare middelen zo doelmatig mogelijk benutten. Hiermee wordt voorkomen dat er geld wordt uitgegeven aan voorraden en uitrustingsstukken die niet of nauwelijks worden gebruikt. De gedeeltelijke vervanging van de helmen is hier een voorbeeld van. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Het kan incidenteel voorkomen dat jassen gerepareerd moeten worden tijdens oefeningen. Dit is geen structureel probleem. Defensie heeft voldoende voorraad beschikbaar. Op gebied van munitie zijn, in lijn met mijn brief van 10 juni jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 171), bestelorders geplaatst om de munitievoorraden voor inzet op niveau te brengen. Ook wordt extra aandacht geschonken aan het op peil houden van de voorraden voor opleidingen en trainingen.
Welk signaal geeft u af door onze soldaten hun helmen te laten lenen, hun kapotte buitenjassen te laten plakken met ducttape en nog steeds niet te zorgen voor voldoende munitie?
Zie antwoord vraag 3.
Ziet u de terechte zorgen binnen en buiten defensie om de staat van de krijgsmacht die, na decennia van bezuinigingen, volledig is uitgekleed?
Voor het kabinet is de behoefte aan een krijgsmacht met een effectief handelingsvermogen evident. Crises komen snel op en er is sprake van een groeiende diversiteit aan dreigingen en een toegenomen complexiteit van die dreigingen. In de afgelopen jaren zijn reeds stappen gezet om de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht te verbeteren. Dit kabinet heeft de jarenlange trend van bezuinigingen gebroken en sinds 2014 gefaseerd budget toegevoegd aan de defensiebegroting.
Op welke wijze gaat u zorgen dat iedere soldaat de beste en meest complete uitrusting heeft die er is, en dus zeker ook een eigen helm heeft?
Bij verschillende uitrustingsstukken hanteert Defensie het zogenoemde «need-to-have»-principe. Een militair krijgt zijn uitrusting op basis van omstandigheden, functie of taak. Dat kan leiden tot een verschil tussen de uitrusting in de kazernesituatie en bij inzet. Iedere voor inzet gereed gestelde militair beschikt over de voor die inzet benodigde middelen. Daar hoort ook een nieuwe helm bij.
In hoeverre bent u inmiddels bereid de gemaakte NAVO-afspraak, dat er minimaal 2% van het nationaal inkomen wordt besteed aan defensie, na te komen en dus vijf miljard euro extra te investeren?
Het kabinet neemt de Navo-afspraken over de hoogte van de defensie-uitgaven serieus. In de afgelopen jaren zijn er stappen voorwaarts gezet. Er is een einde gekomen aan de trend van dalende defensie-uitgaven en er zijn middelen toegevoegd aan de defensiebegroting. Zoals bekend, heeft het kabinet in het kader van een meerjarig perspectief bovendien vervolgstappen voor ogen.
De inzet van militairen op Schiphol |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Militairen gaan assisteren bij controles Schiphol»1, «Marechaussee krijgt hulp van infanterist»2 en «Plan veilig Schiphol»?3
Ja.
Is het waar dat de Koninklijke Marechaussee (hierna KMar) door tekorten in de capaciteit zich op 12 augustus jl. genoodzaakt heeft gevoeld de hulp in te roepen van infanteristen van de Landmacht, zoals een woordvoerder van de KMar heeft aangegeven?4
Voor de door het bevoegd gezag afgekondigde extra maatregelen was extra capaciteit benodigd. Voor uitzonderlijke situaties waarvoor extra capaciteit nodig is, kan de Landmacht bijstand verlenen. Door het lokaal bevoegd gezag is daartoe in samenspraak met de politie bijstand gevraagd van de Landmacht. De Minister van Defensie, in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie, heeft deze aanvraag ingewilligd. Voor deze constructie is gekozen omdat de verwachting was dat deze maatregelen voor langere duur zouden gelden en ten koste ging van de uitvoering van andere taken van de KMar. Op deze wijze kon de uitvoering van de andere taken van de KMar worden gecontinueerd. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Is het waar dat militairen van de Landmacht zonder marechausseeopleiding rond Schiphol worden ingezet? Moeten zij eerst een training krijgen van de KMar en wat doet dit voor de inzet van de capaciteit? Had dit niet voorkomen kunnen worden door meer marechaussee vrij te maken voor Schiphol?
De Landmachtmilitairen die zijn ingezet op Schiphol hebben een korte opleiding gekregen door de KMar. Daarmee zijn ze voorbereid voor de te leveren bijstand aan de beveiligingstaken op de toegangswegen tot het luchthaventerrein Schiphol. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Hoe kan het gebeuren dat de KMar op Schiphol, zelfs na herhaaldelijk aandringen van de Kamer om hier iets aan te veranderen en te komen tot een structurele oplossing, in ieder geval tot 12 augustus jl. nog altijd te kampen had met tekorten, zoals aangegeven door een woordvoerder van de KMar die te kennen geeft dat «het op een gegeven moment echt op is»?5
Er is afgelopen tijd een steeds groter beroep gedaan op KMar-capaciteit vanwege de terreurdreiging, de migratiestromen en de (veel) sterkere groei van passagiersaantallen op Schiphol dan kon worden voorzien. Ik deel uw zorg over deze extra druk op de KMar. Met betrokken overheidspartijen en Schiphol is veelvuldig overleg gevoerd over mogelijke oplossingen voor de kortere en de langere termijn waarbij gesproken is over een mix van maatregelen ten aanzien van de versterking van de capaciteit, techniek en aanpassing van het beleid om deze druk het hoofd te kunnen bieden. Voor wat betreft capaciteit is gekeken naar herprioritering van de taken, de stroomlijning van processen en de uitbreiding van de capaciteit.
Voor wat betreft de uitbreiding van de capaciteit geldt dat er tijd overheen gaat voordat nieuw geworven personeel daadwerkelijk kan worden ingezet. Voor de kortere termijn is daarom ook gezocht naar alternatieve maatregelen om de KMar te ondersteunen, zoals de inzet van DJI en Douane personeel ten behoeve van de KMar-taken op Schiphol waarover u in de actieagenda Schiphol bent geïnformeerd, vooral voor de grensbewakingstaak. Gelet op de recente terreurdreiging zijn kortstondig ook militairen van de Landmacht ingezet voor de ondersteuning van de politietaak. Inmiddels is de inzet van de Landmacht beëindigd.
Deze zomer is de bezetting op deze manier afdoende gebleken, maar ik ben van mening dat voor de langere termijn een structurelere oplossing noodzakelijk is. Allereerst is daarom besloten om de capaciteitsbehoefte van de KMar voor de luchthavens de komende jaren in kaart te brengen.
Deze capaciteitsbehoeftestelling ziet op alle taken van de KMar op de verschillende luchthavens. Daarin is maximaal rekening gehouden met de effecten van de invoering van elektronische grenspassages, die op termijn ook voor een verlichting van de behoefte aan KMar-capaciteit zal zorgen. Voor de zomer is daarom de businesscase voor de automatische grenspassages herijkt. Op basis van die herijking is, met Schiphol, besloten tot uitbreiding van het aantal e-gates. Vanaf nu tot en met mei 2017 zullen er nog 30 e-gates (6 meer dan oorspronkelijk gepland) worden geplaatst.
Met betrokken bewindslieden zal ik deze behoeftestelling bespreken en bezien welke maatregelen passend zijn. Dit najaar zal ik u nader informeren.
Hoe verhouden zich de aanhoudende tekorten, ten gevolgde waarvan de KMar zich genoodzaakt voelt om de Landmacht op hulp te vragen, tot uw eigen uitspraken in de Actieagenda Schiphol, namelijk dat «er steeds meer van de KMar wordt gevraagd als gevolg van de internationale veiligheidssituatie (antiterrorisme en migratiestromen), dit aanzienlijke gevolgen heeft voor alle luchthaventaken van de KMar en dat dit specifiek in het grenspolitieproces invloed heeft op de werklast en -druk (de hoeveelheid benodigd personeel)»?6 Hoe kan het dat met dit inzicht men toch een beroep moet doen op militairen van de Landmacht om bij te springen, wanneer u de verhoogde druk feitelijk al zag aankomen?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat de door de regering in april toezegde 85 marechaussees voor Schiphol bestaan uit nieuw indiensttredend personeel?
Dat klopt. Het nieuw indiensttredend personeel is eerst op Schiphol ingezet, zodat de werkdruk daar zo snel mogelijk kon worden verlicht.
Is het correct dat dit feitelijk geen extra 85 marechaussees betreft, maar 85 fte die de reguliere instroom van de KMar sowieso al zou opleveren maar nu eerst specifiek op Schiphol te plaatsen? Zo ja, voor welke taken/locaties stonden deze 85 instromers vóór dit besluit op de rol? Kunt u deze verschuiving nader toelichten en verantwoorden?
Dat klopt. Zoals gemeld in de actieagenda Schiphol komt deze inzet uit de reguliere personeelsinstroom van de KMar. Vanwege de drukke periode en uitstroom van personeel op Schiphol is er voor gekozen om het nieuwe in dienst tredende personeel eerst op Schiphol te plaatsen om zo de werkdruk te verlichten. Vanwege de opleidingscapaciteit wordt de 85 vte gefaseerd operationeel ingezet. Circa 50 vte zijn vanaf dit voorjaar operationeel, in de periode van medio september tot begin december komen daar 36 vte bij. Deze nieuwe personeelsleden zullen na hun plaatsing op Schiphol elders in het land worden geplaatst, afhankelijk van de drukte en vullingsmogelijkheden bij de verschillende KMAR-brigades. Er is voor gekozen om de extra werkdruk daar te accepteren ten gunste van Schiphol. Al het in dienst tredend KMar-personeel is opgeleid voor grenstaken.
Zijn de in april door het kabinet toegezegde 85 nieuw in dienst tredende marechaussees voor Schiphol daadwerkelijk ingezet? Zo ja, sinds wanneer zijn zij operationeel geworden? Heeft dit de werkdruk van de KMar op Schiphol significant ontlast?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn de in totaal 50 medewerkers vanuit de Douane, de Dienst Justitiële Inlichtingen en vanuit interne herschikking bij de KMar op Schiphol daadwerkelijk ingezet, omdat de regering tevens in april aankondigde hen in te zetten tijdens de drukke periode? Zo ja, sinds wanneer zijn zij operationeel? Heeft dit de werkdruk van de KMar op Schiphol significant ontlast?
De bijstand van de Douane is daadwerkelijk gerealiseerd met ingang van mei jl. Dit heeft de operatie aan de grens deze zomer ontlast. De nu toegezegde ondersteuning loopt tot en met september.
De DJI levert eveneens ondersteuning vanaf mei jl. voor de grenswerkzaamheden en de Arrestanten Passanten Wacht (APW). Dit heeft deels geleid tot verlaging van de werkdruk bij de KMar, maar een ruimere en langdurigere inzet is gewenst. Hierover vinden momenteel gesprekken plaats. Omdat de DJI nog geen volledige ondersteuning biedt, kan de capaciteit met name bij de APW nu nog niet optimaal vrijgespeeld worden.
Deelt u de mening dat bovenstaande maatregelen sterk de indruk wekken dat er hier sprake is van knip en plakwerk, pleisters plakken en gaten met gaten vullen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Nu is gebleken dat de KMar zich genoodzaakt voelt militairen in te zetten om de adequate uitvoering van de veiligheidstaak op Schiphol te garanderen, houdt u nog altijd vast aan uw beleid om geen extra middelen uit te trekken voor de KMar op Schiphol, zoals u in juni nog aangaf door over de 85 nieuw indiensttredende marechaussees te verklaren dat er sprake was van herprioriteren en niet van nieuw geld, omdat «we in een tijd leven waarin het geld niet zomaar voor het oprapen ligt»?7
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u ingaan op het in de Actieagenda Schiphol aangekondigde voorstel voor de inzet van de KMar op haar luchthaventaken voor de periode 2016–2019, waarover volgens uzelf «nadere besluitvorming is vereist»8 en dat vóór deze zomer gereed zou zijn? Waarom is dit voorstel nog niet wereldkundig gemaakt?
Zie antwoord vraag 4.
Is bovengenoemd voorstel de structurele oplossing waar de Kamer al geruime tijd naar vraagt? Zo ja, kunt u aangeven waaruit het voorstel bestaat en indien dat (nog) niet bekend is, bent u dan bereid dit voorstel uiterlijk in september naar de Kamer te sturen? Zo nee, wat kan dan van de regering verwacht worden op dit punt?
Zie antwoord vraag 4.
De absolute noodzaak om NAVO-kernwapens weg te halen uit Turkije. |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met de artikelen «Geen kernwapens en JSF voor Erdogan»1 en «Turkey coup attempt raises fears over safety of nuclear stockpile»2?
Ja.
Deelt u de grote zorgen over de aanwezigheid van tientallen NAVO-kernwapens in Turkije, een land dat onder president Erdogan hard afglijdt naar een islamitische dictatuur?
Zoals ook gesteld in de Beleidsbrief non-proliferatie en ontwapening3 is het bekend dat Amerikaanse kernwapens aanwezig zijn in Europa. Op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken worden geen mededelingen gedaan over locaties en aantallen per locatie van deze kernwapens in Europa. De woordvoerder van het Amerikaanse Ministerie van Defensie heeft op 18 juli jl. verklaard dat de Verenigde Staten geen uitspraken doet over nucleaire wapensystemen.
Erkent u dat het daardoor niet langer veilig is om deze nucleaire wapens op te slaan op de Turkse vliegbasis Incirlik?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u net als vele defensiespecialisten de absolute noodzaak om deze kernwapens zo snel mogelijk weg te halen uit Turkije? Zo ja, hoe gaat u zich hier binnen NAVO-verband hard voor maken?
Zie antwoord vraag 2.
Steunt u, gezien het feit dat de Turkse democratie en rechtstaat definitief de nek is omgedraaid, eindelijk het pleidooi om Turkije uit de NAVO te zetten? Zo nee, hoe ver kan Ankara nog gaan voordat de militaire samenwerking wél wordt opgezegd?
Turkije is een strategische NAVO-partner en een belangrijke coalitiepartner in de strijd tegen ISIS en tegen terrorisme. Het kabinet onderschrijft daarom de oproep van de Secretaris-Generaal van de NAVO van 18 juli dat Turkije, als lid van een unieke waardengemeenschap, volledig respect toont voor de democratie en zijn instituties, de Grondwet, de rechtsstaat en de fundamentele vrijheden. Op 10 augustus heeft de woordvoerder van de NAVO in reactie op bepaalde speculaties in de media herbevestigd dat het Turkse lidmaatschap van de NAVO niet ter discussie staat. Zij heeft hieraan toegevoegd dat de NAVO blijft rekenen op bijdragen van Turkije en dat Turkije kan rekenen op solidariteit en steun van de NAVO.
Zoals eerder aan uw kamer gemeld4, blijft Nederland met grote klem bij de Turkse autoriteiten aandringen om de regels van de rechtsstaat na te leven.