Het artikel "Schimmigheid krijgt trekjes van patroon" |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel: «Schimmigheid krijgt trekjes van patroon»?1
Ja.
Klopt het dat Nederland na consultaties van de Europese Commissie bezwaar maakte tegen de openbaarmaking van de correspondentie tussen Nederland en de Commissie over o.a. de naheffing?
Nederland is begin 2015 geconsulteerd, zoals bijvoorbeeld ook Eurostat door de Europese Commissie is geconsulteerd. Nederland heeft de Europese Commissie gemeld welke informatie Nederland in het kader van het Wob-verzoek openbaar zou maken. Nederland heeft, onder verwijzing naar jurisprudentie van het HvJ over de Eurowob en in lijn met de Nederlandse Wob, in eerste instantie de Europese Commissie gevraagd om ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de in enkele e-mails genoemde personen namen (van «non-senior management staff»), telefoonnummers en emailadressen uit deze mails niet openbaar te maken.
Daarnaast heeft Nederland een beroep gedaan op artikel 11 lid 1 van de Wet openbaarheid bestuur. Uit dit artikel volgt dat in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie wordt verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. De betreffende e-mails betreffen persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad en zijn dan ook bij een soortgelijk verzoek tot toegang tot documenten op grond van de Nederlandse Wet openbaarheid bestuur niet openbaar gemaakt met een beroep op genoemd artikel. Het Hof heeft in zaak C-64/05 P, Zweden tegen Commissie, erkent dat de inachtneming van nationale bepalingen die een openbaar of particulier belang beschermen en zich tegen openbaarmaking verzetten, kan worden beschouwd als een algemeen belang dat bescherming verdient in het kader van een van de uitzonderingen van de Eurowob-verordening (overweging2. Nederland heeft in deze ook gewezen op artikel 4 lid 3 van verordening 1049/2001. De betrokken documenten zijn opgesteld voor intern gebruik en bevatten beleidsopvattingen. In dit geval is Nederland van mening dat openbaarmaking van de betrokken documenten repercussies heeft voor toekomstige contacten tussen Nederland en de Europese Commissie en daarmee het besluitvormingsproces over toekomstige aanvullende begrotingen zou ondermijnen. Er is naar mening van Nederland geen hoger belang dat openbaarmaking gebiedt.
De Europese Commissie heeft deze en andere argumenten gewogen en geoordeeld dat de door Nederland aangedragen uitzonderingsgronden betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijke beleidsopvattingen van toepassing zijn op het Wob-verzoek. Nu dit uitzonderingsgronden op grond van de Nederlandse Wob betreffen, verwijst de Europese Commissie naar de volgende twee Eurowob-uitzonderingsgronden: bescherming van het financieel en economisch beleid van een lidstaat, en bescherming van het besluitvormingsproces. Bovendien geeft de Europese Commissie aan dat het vrijgeven van informatie hierover de toekomstige samenwerking met de Nederlandse autoriteiten en de andere lidstaten zou ondermijnen. Openbaarmaking van voorlopige data en persoonlijke opvattingen over deze data zou volgens de Europese Commissie onverenigbaar zijn met de vertrouwelijkheid van het besluitvormingsproces en de daaraan gerelateerde onderhandelingen. Dit zou de mogelijkheid van de Commissie om haar taak in het Europese begrotingsproces te vervullen, aanzienlijk verzwakken.
Kunt u aangeven wat de Nederlandse regering aan de Commissie heeft meegedeeld en wanneer?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u inzage geven in de relevante correspondentie (mail, brieven, gespreksverslagen) over de consultatie over de openbaarmaking van stukken?
De strekking van deze correspondentie is bij vraag 2 en 3 weergegeven.
Bent u bereid om een brief aan de Europese Commissie te schrijven waarin u helder stelt dat er van de kant van de Nederlandse regering geen enkel bezwaar is om onderlinge correspondentie tussen de lidstaat Nederland en de Europese Commissie openbaar te maken, wanneer de Europese Commissie dat wil en zeker in het dossier rond de naheffing? Kunt u deze brief aan de Kamer doen toekomen?
Zie het antwoord op vraag 2 en vraag 3.
Kunt u deze vragen vóór donderdag 19 maart 2015 om 10.00 uur beantwoorden, zodat de antwoorden betrokken kunnen worden bij het plenaire debat over het nieuwe eigen middelenbesluit van de Europese Unie?
Ja.
Uitspraken van de Eurocommissaris voor Betere Regelgeving over de Nederlandse implementatie van het Europese natuurbeleid |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraken van de Eurocommissaris voor Betere Regelgeving, Interinstitutionele Betrekkingen, Rechtsstatelijkheid en het Handvest van de grondrechten op maandag 9 maart 2015 inzake de implementatie van het Europese natuurbeleid in de lidstaat Nederland naar aanleiding van vragen van Europarlementariër Schreijer-Pierik over de fitness check van de Europese natuurwetgeving tijdens de vergadering van de commissie Milieubeheer, Volksgezondheid en Voedselveiligheid in het Europees parlement?1 2
Ja.
Deelt u de opvatting van de Eurocommissaris dat in Nederland veel van de problemen rondom het Europees natuurbeleid ontstaan zijn door de wijze van implementatie en uitvoering door de lidstaat zelf?
Ik verwijs naar mijn brief aan de Tweede Kamer d.d. 8 april 2015 waaruit blijkt dat de Nederlandse implementatiewijze in belangrijke mate wordt bepaald door de eisen die de Vogel- en Habitatrichtlijn stellen, zoals uitgelegd door het Europese Hof van Justitie en de Europese Commissie.
Tegelijk constateer ik dat ook in de nationale wetgeving zaken verbeterd kunnen worden. Ik verwijs naar het bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel natuurbescherming.3
Deelt u de verwondering van de Eurocommissaris over de verschillen in implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn en Europees natuurbeleid tussen de lidstaten en het feit dat deze implementatieverschillen in sommige lidstaten tot veel meer problemen leiden dan in de andere lidstaten?
De situatie in de lidstaten verschilt, wat ook tot verschillen kan leiden in de mate waarin lidstaten problemen ondervinden van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Zoals ik in mijn hiervoor aangehaalde brief heb aangegeven, zijn de resterende natuurgebieden in Nederland sterk versnipperd en verkeren veel Natura 2000-waarden niet in een gunstige staat van instandhouding. Het is een uitdaging om een gunstige staat van instandhouding te realiseren.
Gaat u de knelpunten en genoemde problemen omtrent de uitvoering van Europees natuurbeleid die ontstaan zijn in ons land proactief met de verschillende provincies inventariseren ten behoeve van de fitness check?
Ja.
Heeft Nederland bij de maatregelen ter implementatie van Richtlijn 92/43/EEG volgens u voldoende rekening gehouden met de vereisten op economisch en sociaal gebied?
Ja, de afweging vindt plaats in het kader van de ontwikkeling van het beheerplan voor het aangewezen Natura 2000 gebied. In het beheerplan wordt vastgelegd waar, wanneer en op welke wijze de doelen kunnen worden gerealiseerd. In het beheerplan wordt beschreven welke instandhoudingsmaatregelen dienen te worden getroffen en op welke wijze. Bij deze maatregelen wordt rekening gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede met regionale en lokale bijzonderheden. Dit is ook als zodanig in de Natuurbeschermingswet 1998 vastgelegd.
Zo ja, op welk wijze werd en wordt in Nederland bij de implementatie en de op grond van Richtlijn 92/43/EEG genomen maatregelen exact rekening gehouden met voornoemde vereisten?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid bovengenoemde problemen en knelpunten, na erkenning van de ontstane problemen door de Eurocommissaris, te verhelpen door maatwerk en bent u, indien als oplossing vereist, te werken aan wetswijzigingen in Nederland?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 2 en 3.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen overleg Programma Aanpak Stikstof?
Verzending van de antwoorden heeft helaas niet plaats kunnen vinden vóór het Algemeen Overleg PAS.
Het faciliteren van assemblees van de Inter-Parlementaire Unie in de Europese Unie |
|
Klaas Dijkhoff (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Inter-Parlementaire Unie (IPU) en de doelstellingen van dit forum, onder meer gericht op interparlementaire diplomatie en het creëren van een politieke dialoog gericht op democratie, mensenrechten en de rule of law?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat de IPU in 1999 voor het laatst een assemblee in de EU heeft georganiseerd maar dat het sindsdien onmogelijk is gebleken ten gevolge van de strenge visumregimes die in de EU gelden ten aanzien van parlementariërs van enkele van de 166 deelnemende landen? Kunt u bevestigen dat er onder deze regimes mogelijkheden bestaan om uitzonderingen te maken voor bijeenkomsten van internationale organisaties en dat op dit moment reeds uitzonderingen gemaakt worden voor bijeenkomsten van onder andere de OVSE en de Raad van Europa en hun parlementaire assemblees en ook voor bijeenkomsten van de Verenigde Naties? Bent u ervan op de hoogte dat de IPU sinds 2002 door de VN is erkend als «world organization of national parliaments», met een uniek interstatelijk karakter en de status heeft van permanente waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN? Deelt u de mening dat deze praktijk, zonder af te doen aan de rechtmatigheid van de regels omtrent visumbeperkingen, er niet toe zou mogen leiden dat een internationale politieke dialoog in de vorm van een IPU Assemblee op Europees grondgebied wordt belemmerd?
Nederland hecht belang aan interparlementaire dialoog. Wanneer IPU tijdig aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken meedeelt dat zij een dergelijke assemblee wil organiseren in Nederland, informeert het ministerie de posten en RSO’s over de verwachte visumaanvragen. De praktijk heeft geleerd dat de visa voor bonafide reizigers dan zonder problemen kunnen worden verstrekt. Tegelijkertijd zal het moeilijk zijn een algehele ontheffing van reisrestricties te realiseren voor IPU-assemblees, zoals de IPU bepleit. Daarvoor zijn zowel politieke als juridische redenen.
De reisrestricties vloeien voort uit sancties die de EU heeft vastgesteld in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid. De EU heeft een klein aantal parlementariërs uit een beperkt aantal landen op de sanctielijst geplaatst. Het opleggen van reisbeperkingen aan deze parlementariërs geschiedt op individuele basis en houdt verband met de negatieve rol die deze parlementariërs in hun land van herkomst spelen. Uitzonderingen op de reisbeperkingen moeten daarom tot een minimum beperkt worden.
Voor wat betreft het juridisch kader is het volgende van belang. De Europese sanctieregels bevatten specifiek omschreven uitzonderingen op de reisbeperkingen. Deze uitzonderingen zijn vrijwel altijd hetzelfde, aangezien er gewerkt wordt met een standaardartikel. Voor elke persoon die op de Europese sanctielijsten staat, moet een individuele afweging worden gemaakt op basis van de desbetreffende sanctiemaatregel.
Op grond van het standaardartikel gelden de reisverboden niet in situaties waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, te weten: a) als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie; b) als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties; c) krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of d) krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië. Deze uitzondering is ook van toepassing in gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).
Daarnaast bestaat de mogelijkheid voor lidstaten om een vrijstelling te verlenen in specifiek omschreven omstandigheden. Hierbij gaat het volgens het standaardartikel om reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om intergouvernementele vergaderingen, door de Europese Unie geïnitieerde vergaderingen, vergaderingen waarvoor de Unie als gastheer optreedt of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt.
Er bestaat dus niet een mogelijkheid om vergaderingen van ongeacht welke internationale organisatie te faciliteren. De Inter-Parlementaire Unie is een interparlementaire organisatie met de status van permanente waarnemer van de VN. Geen van de bovenstaande uitzonderingsgronden is van toepassing op de IPU.
De Directeur Externe Betrekkingen van de IPU heeft de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging in Genève benaderd met het verzoek om in de Europese Unie ontheffing te bepleiten van reisbeperkingen opgelegd in het kader van Europese sancties aan parlementariërs van derde landen in het geval er een IPU bijeenkomst in de Europese Unie zou worden georganiseerd. Ook is de huidige Voorzitter van de Raad van de Europese Unie, Letland, door de Secretaris-Generaal van de IPU benaderd. Het kabinet acht het, in het licht van bovenstaande argumenten, wenselijk noch haalbaar om een dergelijke ontheffing te bepleiten.
Klopt het dat Nederland eerder door de Secretaris-Generaal van de IPU is benaderd met het verzoek reisbeperkingen van de EU niet toe te passen op IPU-assemblees? Heeft u dit verzoek reeds in overweging genomen? Bent u bereid met uw Europese collega’s in gesprek te treden om visumverstrekking voor leden van de IPU gezamenlijk te vergemakkelijken?
Zie antwoord vraag 2.
Het rapport van de Raad van Europa over de toenemende aversie jegens migranten in Griekenland |
|
Marit Maij (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport van de Raad van Europa (het Comité tegen Racisme en Intolerantie, ECRI) over Griekenland?1 Klopt het dat dit rapport meldt dat er in Griekenland een zorgelijke mate van xenofobie en geweld jegens migranten bestaat?
Ja, het rapport maakt inderdaad melding van een substantiële stijging van racistische uitingen sinds 2009. Deze ontwikkeling valt samen met de opkomst van de rechts extremistische partij Gouden Dageraad. Als oorzaak hiervan wordt onder meer gerefereerd aan de verslechterde economische situatie in Griekenland. Ook in het anti-terrorismediscours wordt in Griekenland vooral naar immigranten en moslims gewezen. Het rapport maakt melding van een stijging van racistische geweldsincidenten in 2012 en 2013, maar constateert wel dat na de arrestatie van de leiders van Gouden Dageraad (september 2013) een dalende trend te zien was.
Hoe duidt u dit rapport over Griekenland en de acties hieromtrent die door de Griekse overheid worden ondernomen?
ECRI maakt in het kader van haar mandaat rapportages van alle landen en de trekt conclusies over de mate waarin zich racisme en intolerantie in de lidstaten van de Raad van Europa voordoet. Doel van deze rapporten is om regeringen te helpen bij het voldoen aan hun internationale verdragsverplichtingen in het kader van de Raad van Europa. Op dit moment kan nog niet worden beoordeeld in hoeverre Griekenland de aanbevelingen uit het ECRI-rapport heeft opgevolgd.
Op welke schaal vinden geweldsincidenten jegens illegale vreemdelingen, migranten en mogelijk ook asielzoekers in Griekenland plaats? Welke mogelijkheid ziet u om uw Griekse collega’s daar in Europees verband op aan te spreken? Op welke wijze wordt dit probleem door de Griekse overheid aangepakt?
Het geweld tegenover zowel legale als illegale migranten, alsook asielzoekers, nam tot voor een jaar geleden toe in Griekenland. De oorzaak hiervoor was de opkomst van de extreem rechtse partij Gouden Dageraad, die tot dat moment – in veel gevallen georganiseerde – aanvallen op immigranten uitvoerde. De meeste aanvallen zijn dan ook van dien aard. Het komt bijna nooit voor dat afzonderlijke burgers een immigrant aanvallen.
Overigens hebben de aanvallen van de Gouden Dageraad (GD) zich niet alleen tot immigranten beperkt, maar zijn ook steeds meer andere mensen het slachtoffer van geweld geworden: omdat ze politiek «links» zijn, omdat ze homoseksueel zijn of simpelweg omdat ze een theatervoorstelling bijwonen die de GD niet aanstaat.
Toen een Griekse, linkse DJ door twee GD-leden werd vermoord, was de maat vol voor de toenmalige regering Samaras. Er werd een grootschalig onderzoek naar de praktijken van de GD begonnen. N.a.v. dit onderzoek is de hele politieke top en de harde kern van de partij vastgezet (tientallen mensen) in afwachting van de rechtszaak, die volgende maand van start gaat. De paramilitaire organisatie die de aanvallen uitvoerde, lijkt zonder leiding van de partij tot weinig in staat, want de aanvallen op immigranten zijn erg afgenomen.
De nieuwe regering Tsipras heeft nog geen nieuw migratiebeleid geformuleerd. De dreigementen van enkele kabinetsleden om regels die zijn afgesproken over immigratie eenzijdig te overtreden en er ook nog bij te zeggen dat er eventueel extremisten of terroristen worden doorgelaten als een soort strategie van beïnvloeding van het Europese beleid is totaal onaanvaardbaar voor de Nederlandse regering. Zoals gezegd heeft de Griekse regering nog geen nieuw migratiebeleid geformuleerd en ook nog geen voorstellen gedaan.
Migratieminister Tasia Christodoulopoulou stelt zich meer pro-mensenrechten en pro-immigranten op dan haar voorganger. Het ligt dus in de verwachting dat het nog te formuleren migratiebeleid van de regering Tsipras zal tegemoetkomen aan aanbevelingen van ECRI en bijvoorbeeld zal leiden tot een verdere verbetering van de leefomstandigheden in de opvangcentra. Deze omstandigheden waren overigens de afgelopen paar jaar al relatief verbeterd, maar zijn nog niet op EU niveau.
Zijn er andere lidstaten waar in min of meer vergelijkbare mate geweld en uitingen jegens migranten plaatsvinden? Zo ja, welke?
Er zijn geen aanwijzingen dat migranten in andere Europese landen op grote schaal met geweld te maken krijgen. Wel wordt in Raad van Europa rapporten opgemerkt dat geweld tegen migranten lang niet altijd gerapporteerd wordt door wantrouwen van migranten jegens wetshandhavers. ECRI benoemt in haar rapporten de situatie van migranten in meer landen. SG Jagland heeft in zijn rapport «State of Democracy, Human Rights and the Rule of Law in Europe» de ergste mensenrechtenschendingen benoemd die zich voordoen in Europa. Dit zijn onder andere: slechte condities in detentiecentra, mensenhandel, corruptie en discriminatie van etnische en nationale minderheden. Ook in het rapport van Jagland wordt melding gemaakt van een groei van racistische en xenofobische uitingen tegen migranten.
Welke indicaties heeft u dat specifieke groepen migranten, zoals bijvoorbeeld homoseksuele of islamitische migranten, in Europese lidstaten extra en gericht het voorwerp zijn van ernstige discriminatie en gewelddadigheden?
Ik heb op dit moment geen indicaties dat deze groepen migranten meer dan voorheen gericht het voorwerp zijn van ernstige discriminatie en gewelddadigheden. De Raad van Europa geeft aan dat racisme en intolerantie zich in heel Europa voordoen en ten opzichte van veel groepen. Dat blijft voor alle lidstaten, inclusief Nederland, een continue punt van aandacht en actie.
Deelt u de mening dat één van de essentiële Europese waarden is dat racisme en discriminatie ontoelaatbaar zijn en dat geweld jegens migranten volstrekt onacceptabel is? Zo ja, bent u bereid in Europees verband het voortouw te nemen in een Europese aanpak tegen deze uitwassen?
Non-discriminatie maakt onderdeel uit van de fundamentele EU-waarden zoals neergelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De bescherming van deze waarden en de fundamentele rechten van de EU behoeven continu aandacht. Het kabinet is voorvechter van versterking van EU-mechanismen op dit terrein en de ontwikkeling van een breder kader, waarin discriminatie, maar ook andere problematiek rond de bescherming van EU-fundamentele waarden en rechten, kunnen worden geadresseerd.
Mede op initiatief van Nederland is de Europese Raad in december 2014 overeengekomen een jaarlijkse dialoog over rechtsstatelijkheid te organiseren. Hiermee beschikken de EU lidstaten over een platform om diverse problemen rond de «rule of law», zowel meer algemeen als thematisch, onderling aan de kaak te stellen. In aanvulling op dit initiatief zet Nederland in op de ontwikkeling van een EU interne mensenrechtenstrategie, om binnen de EU beter aandacht te besteden aan de bescherming van mensenrechten. Op deelterreinen zijn al vele initiatieven ontplooid, zoals bijvoorbeeld de instelling van een EU werkgroep om «hatecrime» tegen te gaan. Nederland vervult een actieve rol in dit verband, onder andere door het delen van «best practices». De thematiek staat ook op het netvlies van de Commissie. Dit jaar zal Eurocommissaris Timmermans het eerste jaarlijks «Rule of law» colloquium organiseren. De vicevoorzitter van de Commissie heeft reeds aangekondigd dat de discussie dit jaar over «Tolerantie» zal gaan, met specifieke aandacht voor anti-discriminatie en «hate crime». Nederland verwelkomt dit initiatief.
Deze verschillende sporen van zowel de Raad, binnen welk verband Nederland een voortrekkerrol vervult, als de Commissie kunnen bijdragen aan een effectief antwoord op xenofobie en anti-islamsentimenten Zoals in antwoord 5 al weergegeven, heb ik geen gegevens die over het volle spectrum een toename laten zien van dergelijke sentimenten in de EU. Dat was ook niet zichtbaar voor gevallen van anti-semitisme. Dat neemt niet weg dat het kabinet zich in EU-kader actief zal blijven inzetten om concrete invulling te geven aan de notie van de EU als waardengemeenschap en de ontwikkeling van een EU-mensenrechtenagenda, in nauwe samenwerking met relevante actoren, waaronder de Commissaris voor fundamentele rechten en de Raad van Europa.
In welke mate ziet u in de gehele EU een toename van xenofobie en anti-islamsentimenten? Op welke wijze zou de EU dit probleem gezamenlijk kunnen adresseren en aanpakken?
Zie antwoord vraag 6.
Het respect voor Europese waarden in Hongarije |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hongarije heeft Rusland nodig»?1
Ja.
Deelt u de in het bericht genoemde zorgen van een aantal EU-landen over het feit dat Hongarije in tijden van grote spanning tussen Rusland en de EU de banden met het Rusland van Poetin aanhaalt? Hoe verklaart u deze handelwijze van Hongarije?
De lidstaten van de Europese Unie hebben gezamenlijk het Russische handelen in de context van de crisis in Oekraïne veroordeeld en hebben, met unanimiteit, besloten tot drukmaatregelen om dit Russische handelen te beïnvloeden. Het kabinet heeft geen reden om aan te nemen dat Hongarije voornemens zou zijn tegenstrijdig met het sanctieregime te handelen of zich te distantiëren van de eerder aangenomen gemeenschappelijke standpunten van de Unie t.a.v. het Russisch handelen in Oekraïne.
Het kabinet onderschrijft het grote belang van een eensgezinde stellingname van de EU tegen de schendingen van de Oekraïense territoriale integriteit en soevereiniteit door Rusland. Het kabinet bepleit hierbij een combinatie van drukmiddelen, waaronder sancties, met een inzet om via dialoog tot een duurzame politieke oplossing voor het conflict te komen.
Alle sanctiemaatregelen en gemeenschappelijke standpunten van de EU m.b.t. de Russische inmenging in Oekraïne zijn aangenomen met unanimiteit. Ondanks publieke uitspraken van premier Orbán en het bezoek van president Poetin, constateert het kabinet niet dat Hongarije gezamenlijk EU-optreden op dit punt belemmert.
Deelt u de mening dat het gezien de huidige spanningen tussen de Europese Unie en Rusland van groot belang is dat de landen van de Europese Unie juist gezamenlijk jegens Rusland optrekken? In hoeverre vormt de relatie tussen Hongarije en Rusland hierbij een complicerende factor? Op welke wijze zet de regering zich binnen Europa in om een gesloten front te vormen richting Rusland?
Zie vraag 2.
Klopt het dat de Hongaarse premier Orban het Russische model als alternatief voor het EU-model heeft genoemd? Zo ja, in hoeverre strookt deze opvatting van de Hongaarse premier volgens u met de Europese waarden en regels in relatie tot democratische processen, de rechtstaat en de bescherming van mensenrechten?
Premier Orbán heeft aangegeven dat er naast de Westerse democratieën ook andere systemen zijn die – volgens hem – succesvol kunnen zijn, zoals in Rusland, Turkije of Singapore. Deze andere systemen zijn door hem omschreven als «illiberale democratieen». Voor zover dit concept is uitgewerkt, betreft het een grotendeels economisch concept (minder marktwerking, meer staatsinvloed). Het Russische model staat hierin niet centraal voor Orbán, noch biedt het een alternatief voor het EU-model. Het kabinet en verschillende Europese regeringsleiders, waaronder Bondskanselier Merkel, delen de visie van de Hongaarse premier niet.
Handelt de Hongaarse regering in uw waarneming ook naar deze opvatting? Welke maatregelen zijn er genomen door de Nederlandse regering en op Europees niveau om Hongarije te wijzen op de Europese waarden en regels? Zijn deze volgens u voldoende effectief gebleken? Zo niet, welke aanvullende maatregelen zouden volgens u doeltreffend kunnen zijn?
Het kabinet zet zich in op de volgende terreinen om de Europese waarden en regels te benadrukken.
Ten eerste gebeurt dit in EU-verband in het kader van het rechtsstatelijkheidsinitiatief dat in 2013 in EU-verband startte met een brief van Nederland, Denemarken, Duitsland en Finland aan de Commissie. Hierin werd de Commissie opgeroepen een aanvullend mechanisme te creëren om bedreigingen van de rechtsstaat in lidstaten effectief te kunnen adresseren in aanvulling op reeds bestaande instrumenten zoals art. 7 VEU en het Justitieel Scorebord. De Europese waarden neergelegd in art. 2 VEU vereisen immers continue bescherming, ook na toetreding. Voor een overzicht van de bestaande instrumenten op dit terrein verwijs ik u naar de Kamerbrief van 4 juli 2014 (Kamerstuk 33 877, nr. 23, Toezeggingen n.a.v. het Algemeen Overleg Rechtsstatelijkheid op 14 mei 2014).
In reactie op het initiatief publiceerde de Europese Commissie in maart 2014 de Mededeling «Een nieuw EU-kader ter versterking van de rechtsstaat» COM(2014)158 waarin zij een pre-artikel 7 mechanisme uiteenzet voor ad hoc situaties die een systeembedreiging van de rechtsstaat in een lidstaat inhouden (Kabinetsappreciatie rechtsstatelijkheid, Kamerstuk 33 877, nr. 19, d.d. 24 april 2014). Tot op heden heeft de Commissie het nieuwe mechanisme nog niet geactiveerd. Verantwoordelijk Commissaris Timmermans heeft evenwel al meermaals aangegeven niet te zullen schromen het nieuwe mechanisme te gebruiken indien daartoe aanleiding is.
Daarnaast heeft Nederland zich in de Raad actief ingezet om de rol van de Raad op dit terrein te versterken. Resultaat hiervan is dat tijdens de Raad Algemene Zaken op 16 december 2014 conclusies zijn aangenomen waarin de rol van de Raad op het terrein van rechtsstatelijkheid wordt vastgelegd. Hiermee wordt binnen de Raad de mogelijkheid gecreëerd om reguliere politieke dialogen te organiseren over ontwikkelingen op het gebied van rechtsstatelijkheid in de lidstaten. De eerste dialoog in dit verband zal waarschijnlijk plaatsvinden rond de zomer.
Ook pleit het kabinet voor een EU-interne mensenrechtenstrategie, gelijk aan het Strategisch Raamwerk en Actieplan voor Mensenrechten en Democratie dat de EU hanteert in haar externe optreden. Met de Raadsconclusies van de Raad van Justitie en Binnenlandse Zaken van 6 juni 2014 over de toepassing van het EU Handvest van de Grondrechten is een opstap gecreëerd voor een dergelijke strategie.
Ten tweede heeft de Raad van Europa en met name de Venetië Commissie een belangrijke rol gespeeld in de discussie over Hongaarse (grond-)wetswijzigingsvoorstellen tussen de Europese Commissie, de Europese Raad, het Europees parlement en Hongarije. De Venetië Commissie heeft op diverse voorstellen kritische opinies uitgebracht. Nederland heeft zich in debatten in het Comité van Ministers van de Raad van Europa altijd uitgesproken voor een belangrijke rol voor de Venetië commissie en aangedrongen op het overnemen van de adviezen van de Venetië Commissie. Hongarije heeft toegezegd de adviezen van de Venetië commissie deels op te volgen en de nationale wetten dienovereenkomstig aan te zullen passen.
Ten derde spreekt Nederland geregeld bilateraal over het waarborgen van de Europese waarden en regels. Zo wordt het onderwerp rechtsstatelijkheid opgebracht in contacten de autoriteiten. Ook loopt er een Nederlands regionaal initiatief betreffende justitiesamenwerking dat zich uitstrekt tot Hongarije. Door middel van dit initiatief wordt getracht een bijdrage te leveren aan het functioneren van het rechtssysteem van Hongarije.
Deelt u de mening dat onder de lidstaten van de huidige Europese Unie het handelen naar de gemeenschappelijke Europese waarden, vastgelegd in de Kopenhagencriteria, minstens net zo sterk afgedwongen moet worden als bij de lidstaten die mogelijk in de toekomst toe zouden kunnen treden tot de EU? Welk mechanisme is er binnen de Europese Unie om lidstaten aan te spreken op handelen in strijd met Europese waarden? In hoeverre is dit mechanisme volgens u voldoende effectief?
Zie beantwoording vraag 5.
Welke rol speelt de Eurocommissaris met de portefeuille rechtsstatelijkheid en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie bij de waarborging van Europese waarden door de huidige lidstaten? Bent u bereid om in dit kader de handelwijze van de Hongarije regering te bespreken met Eurocommissaris Timmermans?
Zie beantwoording vraag 5.
Het bericht “Fout bij 1 op 12 EU-subsidies” |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht in de Boerderij «Fout bij 1 op 12 EU-subsidies»?1
Ik heb kennis genomen van het bericht in de Boerderij. De Europese Rekenkamer heeft een foutenpercentage van 8,2 procent geconstateerd bij de uitvoering van subsidiemaatregelen in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). Het foutenpercentage is gebaseerd op een steekproef genomen uit de gehele begroting van de Europese Commissie op het gebied van het ELFPO. Het geeft daarmee een indicatie van de wijze waarop het geld in de lidstaten is besteed en het zegt iets over de juistheid van de gevolgde procedures door de betaalorganen en eventuele fouten geconstateerd door de Europese Rekenkamer bij de begunstigde. Het rapport is niet gebaseerd op controles door de Europese Rekenkamer in alle 28 lidstaten. Zoals is aangegeven in de Raadsconclusies van de Landbouw- en Visserijraad van 15 en 16 december 2014 (EU-doc 16229/14) vreesde de Raad reeds of het halen van de 2 procent norm realistisch is voor het plattelandsbeleid. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 15 en 16 december (Kamerstuk 21 501-32, nr. 818). Het risico op fouten bij het plattelandsbeleid is hoger, met name omdat het gaat om maatwerkmaatregelen, die zijn afgestemd op de regio’s, en omdat het zeer diverse, relatief kleine maatregelen betreft.
Echter, zoals ook erkend door de Raad, moet er gezocht worden naar een balans tussen het verwezenlijken van beleidsdoelstellingen enerzijds en de rechtmatigheid van de uitgaven anderzijds. Er moet oog zijn voor het evenwicht tussen evenredigheid van kosten voor de lidstaten en de verwachte voordelen van de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie. Ik heb dan ook unaniem met mijn Europese collega’s voor de Raadconclusies conform de tekst van EU-doc 16229/14 gestemd.
Daarmee geef ik tevens uitvoering aan motie Schouw, (Kamerstuk 28 625 nr. 193), die de regering verzoekt om zich in Europees verband hard te blijven maken voor een nuttige besteding van plattelandsontwikkelingsbudgetten.
Overigens, zoals ook aangegeven in de Raadsconclusies, geeft een foutenpercentage van de Europese Rekenkamer geen informatie over de feitelijke omvang van fraude, onrechtmatigheid of schade voor het fonds.
Bent u bekend met het rapport van de Europese Rekenkamer «Errors in rural development spending: what are the causes, and how are they being addressed»?2
Ja.
Kunt u aangeven bij welk percentage van de uitgekeerde subsidies in Nederland fouten zijn gemaakt? Ligt dit boven of onder het Europese gemiddelde?
Binnen de Europese subsidiestromen worden diverse methoden voor het berekenen van foutenpercentages gebruikt, die allen een ander doel dienen.
Het foutenpercentage in dit rapport van de Europese Rekenkamer komt mede tot stand omdat niet in alle gevallen aan te tonen is of door het betaalorgaan de juiste procedure is gevolgd om te komen tot de betaling van de plattelandsontwikkelingssubsidies. Bovendien is het foutenpercentage van de Europese Rekenkamer gebaseerd op drie jaren (2011, 2012 en 2013) door middel van een steekproef over alle uitgaven in het kader van het ELFPO. In 2011 en 2012 zaten er geen Nederlandse betalingen in deze steekproef van circa 180 betalingen EU-breed. In 2013 zaten 5 Nederlandse betalingen in deze steekproef van circa 180 betalingen EU-breed.
Het gemiddelde foutenpercentage over de jaren 2011–2013 in het kader van het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013 (POP2), ontleend aan de rapportages van de Algemene Rekenkamer bij de Nationale Verklaring
(Kamerstuk 33 942, nr. 1), bedraagt, uitgedrukt in financiële termen, 4,59 procent.
Dit betreft de door RVO.nl geconstateerde fouten gemaakt door de begunstigden bij de voor aselecte controle ter plaatse van geselecteerde dossiers. Het zegt niets over de juistheid van de door het betaalorgaan gevolgde procedures. Het percentage is daarmee dus niet vergelijkbaar met het percentage zoals opgenomen in het rapport van de Europese Rekenkamer.
Ik hecht eraan aan te geven dat het foutenpercentage zoals opgenomen in het ERK-rapport niet per definitie weergeeft dat plattelandsontwikkelingssubsidies onrechtmatig zijn besteed. Er kunnen namelijk verschillende oorzaken voor fouten zijn. In het geval bijvoorbeeld de voorgeschreven administratieve procedures niet aantoonbaar zijn gevolgd, kan de uitkering van de plattelandsontwikkelingssubsidie nog steeds doelmatig en rechtmatig zijn.
Indien uit controles en audits door de autoriteiten echter blijkt er sprake is van onrechtmatig uitgekeerde steun of fraude, dan zal ik overgaan tot terugvordering van subsidie. Uiteraard is het mijn streven om de uitvoering van de toekenning van subsidies zo optimaal te laten zijn, waardoor het aantal fouten afneemt.
Ik heb geen overzicht beschikbaar van de kosten die gemaakt zijn door deze fouten bij het uitkeren van plattelandsontwikkelingsgelden. Zoals aangegeven betreft het rapport van de Europese Rekenkamer een steekproef over alle uitgaven in het kader van het ELFPO en niet aan Nederland toe te rekenen kosten.
Kunt u aangeven welke kosten er gemaakt zijn door deze fouten bij het uitkeren van plattelandsontwikkelingsgelden?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de constatering van de Europese Rekenkamer dat boeren zich niet gestimuleerd voelen aan de regels te voldoen, er te weinig gecontroleerd wordt en de sancties (te) laag zijn?
Ik herken mij niet in de constateringen van de Europese Rekenkamer. Ik zie dat de landbouwer zich hard inzet voor het agrarisch natuurbeheer en voor het naleven van de regels daaromtrent. Ik erken echter wel dat het agrarisch natuurbeheer ingewikkeld en op punten complex van aard is en dat dit eenvoudiger kan. Zoals aan uw Kamer is gemeld (Kamerstuk 28 625, nr. 220), heb ik samen met de provincies besloten om per 2016 het agrarisch natuurbeheer op collectieve leest te schoeien. De verwachting is dat deze bundeling voor de individuele landbouwer eenvoudiger is en tot minder fouten gaat leiden.
Zoals ook in het rapport van de Europese Rekenkamer staat aangegeven zal, in de context van het adresseren van de oorzaken van de fouten, een gepaste balans gezocht moeten worden tussen onder meer de complexiteit van regelgeving en de rechtmatigheid van de uitgaven. Ik verwacht niet dat het invoeren van meer controles en hogere sancties effectief zal zijn. Ik zal in Europees verband blijven pleiten voor minder complexe en duidelijker regelgeving, dat vormt de oplossing.
Deelt u de mening dat bovengenoemde constatering van de Europese Rekenkamer ook op de Nederlandse situatie van toepassing is? Zo ja, bent u voornemens stappen te ondernemen naar aanleiding van deze uitkomsten van het onderzoek van de Europese Rekenkamer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Welke maatregelen bent u, conform de aanbevelingen om preventieve maatregelen te nemen op zeker drie gebieden: de openbare aanbesteding, de doelbewuste omzeiling van regels en de betalingen voor milieuvriendelijke landbouw, voornemens te nemen?
De insteek van mijn diensten is om ervoor te zorgen dat de uitgekeerde subsidies doelmatig en rechtmatig zijn. De aanbevelingen die de Europese Rekenkamer in dit speciale rapport geeft, neem ik dan ook uiterst serieus. Ik ben dan ook regelmatig in gesprek met de diensten van de Europese Commissie en Europese Rekenkamer om te bevorderen dat de plattelandsontwikkelingssubsidies doelmatig en rechtmatig worden uitgekeerd.
Voor de nieuwe programmaperiode (2014–2020) geldt overigens dat de Europese regelgeving verbeterd is door onder andere de invoering van de zogeheten «ex ante toets», waarbij lidstaten vooraf nagaan of de maatregelen binnen het ELFPO controleerbaar zijn. Dit zou er aan bij moeten dragen dat binnen de Europese Unie de doelmatigheid en rechtmatigheid van de subsidies verder verbetert.
Daarnaast werk ik aan vereenvoudigingsvoorstellen, onder meer op het vlak van plattelandsbeleid, zoals ik in mijn brief van 24 februari jl. aan uw Kamer (Kamerstuk 28 625, nr. 221) heb bericht.
De terreuraanslag in Kopenhagen tijdens een debat over de vrijheid van meningsuiting |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Opstelten (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Schoten bij bijeenkomst Mohammed-tekenaar Kopenhagen»?1
Ja.
Bent u, na deze zoveelste aanslag op de westerse vrijheid, inmiddels bereid fors extra te gaan investeren in de veiligheidsdiensten? Zo nee, waarom niet?
De optimale inzet van inlichtingendiensten, politie en defensiecapaciteiten heeft voortdurend de aandacht. In de brief van het kabinet aan uw Kamer van 5 februari jongstleden heb ik uitgebreid aandacht besteed aan de intensivering van de inspanningen van alle inlichtingen- en veiligheidsdiensten en lokale overheden op het gebied van terrorismebestrijding. Op 27 februari 2015 is uw Kamer per brief geïnformeerd over de versterking van de veiligheidsketen, met het oog op het langdurige karakter van het huidige dreigingsbeeld. Zoals gemeld in de brief gaat het om een pakket van in totaal 128,8 mln. euro structureel, dat in een oplopende reeks wordt gerealiseerd.
Ziet u – waar dat na de aanslagen in Parijs door dit kabinet niet werd genoemd – nu wel de relatie met de Islam, zeker vanwege het geschreeuw van «Allahoe akbar» tijdens de aanval? Zo nee, hoe lang blijft u dit gegeven nog ontkennen?
De aanslag in Kopenhagen, bevestigt, evenals de aanslagen in Parijs, de reeds eerder geconstateerde dreiging tegen Europa en dus ook tegen Nederland vanuit het jihadisme. Het Actieprogramma Integrale Aanpak richt zich op deze jihadistische dreiging. In antwoord op vragen van uw Kamer van 20 januari 2014 (leden Bontes en Van Klaveren) heb ik u laten weten dat «jihad» een islamitische term is, en dat er in die zin een relatie is. De term kent vele betekenissen in verschillende historische contexten. Over het algemeen gaat het om het leveren van een morele strijd, waarbij de mens zich moet inzetten voor het goede en om het kwade te bestrijden, zowel op het persoonlijke als op het sociaal-maatschappelijke niveau. Over de aard en wijze van deze «strijd» verschillen zoals gemeld in de beantwoording van de genoemde vragen de meningen onder moslims sterk. Binnen het huidige reëel existerende (mondiaal) jihadisme zeggen jihadisten zich te beroepen op de islam en claimen het alleenrecht op de interpretatie daarvan. Hun gewelddadige opvattingen en daden vormen echter een geperverteerde vorm van religie, zoals er ook geperverteerde vormen zijn van andere religies en/of ideologieën.
In hoeverre ziet u in dat de groeiende invloed van het islamitisch extremisme in Europa de vrijheid van meningsuiting steeds verder onder druk zet?
Vanuit het mondiaal jihadistische gedachtengoed worden andersdenkenden bedreigd. Hierdoor kunnen mensen belemmerd worden zich vrij te uiten. Dit is een zeer zorgelijke ontwikkeling. De vrijheid om een mening te koesteren en die te uiten, binnen kaders die bij wet zijn voorzien, en daarbij gevrijwaard te blijven van enige vorm van pressie of geweld, is een belangrijke voorwaarde voor en onderdeel van onze democratische rechtsorde. Dit geldt niet alleen in de verhouding tussen staat en burger, maar ook tussen burgers onderling. De overheid treedt waar mogelijk actief op om de grondrechten van burgers te beschermen.
Welke mogelijkheden ziet u om islamkritische geluiden in brede zin (dus naast beleidsmakers, ook columnisten, kunstenaars en andere publieke figuren) beter te beschermen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat er kritiek is op de Europese grensbewaking naar aanleiding van een nieuwe ramp met een migrantenschip |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Kritiek op Europese reddingsmissie na nieuwe ramp Lampedusa»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat zeker 29 vluchtelingen zijn omgekomen door onderkoeling op twee marineschepen onder de vlag van de EU-beschermingsoperatie Frontex?
Volgens de berichtgeving over het desbetreffende incident hebben de Italiaanse autoriteiten, naar aanleiding van een noodoproep van de migranten zelf, op zondag 8 februari jl een opsporings- en reddingsoperatie gestart ten zuiden van Lampedusa. Aan deze operatie namen ook twee schepen deel die ingezet werden in de Frontex operatie Triton. Internationale verplichtingen ten aanzien van redding op zee blijven ook tijdens een Frontex operatie bestaan en staten zijn verplicht om hun verantwoordelijkheid op dit punt te nemen. De reddingsoperatie resulteerde in de redding van meer dan honderd migranten. Helaas zijn bij de reddingsactie en de terugreis naar Italië 29 migranten omgekomen. Ik vertrouw erop dat de Italiaanse autoriteiten het incident grondig onderzoeken. Het overlijden van de migranten op de Middellandse Zee is een afschuwelijke gebeurtenis. Het laat wederom zien dat mensensmokkelaars op een nietsontziende manier tewerk gaan. Zij maken misbruik van de situatie van migranten door hen op overvolle boten de Middellandse Zee op te sturen. Het incident onderstreept wederom het belang van de integrale aanpak van illegale immigratie en georganiseerde mensensmokkel op EU niveau.
Deelt u de kritiek van de UNHCR dat deze gebeurtenis in verband staat met het vervangen van de Mare Nostrum-missie met de beperktere Triton-missie? Zo nee, waarom niet?
Allereerst wil ik duidelijk maken dat operatie Triton een door Frontex gecoördineerde operatie is die, conform het mandaat van het agentschap, zich primair richt op het ondersteunen van de grensbewaking aan de buitengrenzen en niet op redding op zee. Triton is gestart sinds november 2014 en zal voortgezet worden gedurende het gehele jaar 2015. Operatie Mare Nostrum was een nationale Italiaanse operatie die primair gericht was op het redden van mensen in de Middellandse Zee, vaak dichtbij de Noord-Afrikaanse kust. Deze operatie is vanaf november 2014 afgebouwd en sinds begin januari 2015 beëindigd. Het functioneren van de Frontex-operatie Triton en de inzet van materieel en personeel hierin, dient beoordeeld te worden op basis van het doel dat deze operatie heeft, namelijk grensbewaking. Het zijn de staten die primair verantwoordelijk zijn voor reddingstaken die voortkomen uit internationale regelgeving (SAR en SOLAS verdragen). Daarbij moeten lidstaten ervoor waken dat mensensmokkelaars gefaciliteerd worden in hun praktijken. Door in het kader van reddingsoperaties dicht bij de Noord-Afrikaanse kust te patrouilleren, wordt het verkeerde signaal afgegeven dat de illegale en gevaarlijke overtocht naar de EU veilig(er) wordt. Tegelijkertijd moet niet vergeten worden dat ook ten tijde van operatie Mare Nostrum incidenten plaats hebben gevonden waarbij honderden migranten zijn omgekomen. De Middellandse Zee blijft een gevaarlijk terrein voor overvolle boten die bovendien vaak niet zeewaardig zijn.
Ten slotte wil ik benadrukken dat internationale verplichtingen ten aanzien van redding op zee ook tijdens Frontex operaties geldig zijn. Bij noodsituaties kunnen schepen en vliegtuigen die ingezet worden in Frontex operaties, op verzoek van verantwoordelijke autoriteiten, deelnemen aan reddingsoperaties. Volgens Frontex zijn sinds 13 februari jl. alleen al ruim 3000 migranten op zee gered dankzij deelname van varende en vliegende middelen die participeren in operatie Triton.2
Deelt u de constatering van de UNHCR dat het materieel dat wordt ingezet voor patrouillering in het kader van de Triton-missie niet geschikt is voor het uitvoeren van reddingsoperaties?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid naar aanleiding van deze berichtgeving in overleg te treden met uw Europese collega’s om tot een humanere Europese grensbewaking rond de Middellandse Zee te komen, waarbij het voorkomen van sterfgevallen onder vluchtelingen op de Middellandse Zee tot absolute prioriteit wordt verheven en de bijbehorende adequate middelen worden ingezet? Zo nee, waarom niet?
De bewaking van de Europese buitengrenzen en bestrijding van mensensmokkel zijn al langer onderwerp van discussie binnen de Europese Unie. Incidenten op zee tonen het belang aan van Europese samenwerking en een integrale aanpak van deze problematiek. Eind 2013 is dan ook de Taskforce voor het Middellandse Zeegebied (TFM) opgericht, en zijn in een actieplan concrete maatregelen opgenomen die betrekking hebben op bijvoorbeeld samenwerking met derde landen, grensbewaking, regionale beschermingsprogramma’s, hervestiging, legale migratie en aanpak van georganiseerde migratiecriminaliteit. Daarnaast werkt de Europese Commissie aan een EU plan van aanpak tegen mensensmokkel.
Bent u bereid extra materieel of middelen beschikbaar te stellen om zo de Frontex-operatie toe te rusten met meer capaciteit, zodat de actieradius voor het redden van vluchtelingen kan worden vergroot? Zo nee, waarom niet?
Als het agentschap voor de buitengrenzen bepaalt Frontex, mede op basis van risicoanalyse, welke middelen nodig zijn om operaties uit te voeren. Op basis van de behoefte van Frontex leveren lidstaten materieel en personeel voor de diverse operaties. Zoals ik hierboven heb aangegeven voert Frontex de gezamenlijke operaties uit conform het mandaat dat primair ziet op grensbewaking. Dit bepaalt mede het materieel dat het agentschap nodig heeft. Nederland zal in april 2015 voor operatie Triton een kustwachtvliegtuig inzetten.
Het bericht dat dat de Cypriotische regering Rusland heeft aangeboden vlieg- en marinebases te openen op Cyprus |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Cyprus Rusland heeft aangeboden vlieg- en marinebases te openen op haar territorium?1
Ja, dit persartikel is mij bekend.
Heeft Cyprus in EU-verband bekend gemaakt dat een officiële overeenkomst over militaire samenwerking tussen de twee landen wordt ondertekend, naar verwachting al op 25 februari 2015?
Nee.
Is het waar dat Cypriotische en Russische bewindslieden vaker hebben gewezen op de stevige betrekkingen en intensieve militaire samenwerking tussen beide staten? Hoe ziet de Russisch-Cypriotische defensiesamenwerking eruit?
De Cypriotische Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 9 februari publiekelijk verklaard dat er géén sprake is van Russische militaire bases op Cyprus en dat Rusland een dergelijk verzoek ook niet gedaan heeft. De Minister noemde de mogelijke verlenging van een bestaande militaire samenwerkingsovereenkomst met Rusland, over onderhoud van eerder geleverd Russisch materieel en de aankoop van reserveonderdelen middels lopende contracten.
Gezien het feit dat Cyprus één van de 28 lidstaten van de Europese Unie is die met sancties tegen Rusland heeft ingestemd in reactie op de betrokkenheid bij de militaire escalatie in Oekraïne: is een dergelijk aanbod of de huidige vorm van militaire samenwerking verenigbaar met het Europese sanctiepakket?
De Europese Unie heeft het Russische optreden in de context van de crisis in Oekraïne veroordeeld en heeft met unanimiteit besloten tot drukmaatregelen om het Russische beleid te beïnvloeden. Het EU-sanctieregime omvat onder meer een wapenembargo tegen Rusland. Dit betreft een regulier, volledig wapenembargo dat export en import van alle wapens van en naar Rusland verbiedt, inclusief de daarbij behorende technische en financiële assistentie. Het wapenembargo heeft geen terugwerkende kracht. Daarnaast zal de import van bepaalde onderdelen en diensten die van essentieel belang zijn voor de veiligheid van Europese defensiesystemen toegestaan blijven. Ook bestaat er een inreisverbod voor bepaalde Russische personen en entiteiten, waaronder ook een aantal personen werkzaam voor het Russisch Ministerie van Defensie en de Russische strijdkrachten.
Het kabinet heeft geen reden om aan te nemen dat Cyprus voornemens zou zijn in strijd met het sanctieregime te handelen of zich te distantiëren van de eerder aangenomen gemeenschappelijke standpunten van de Unie over het Russische optreden in Oekraïne.
Ziet u de aanleiding om de Cypriotische autoriteiten in EU-verband aan te spreken op deze mogelijk te sluiten overeenkomst met Rusland?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u kennisgenomen van de rapportages waaruit blijkt dat de EU honderden woningen laat verrijzen voor Palestijnen in de zogenaamde C-gebieden op de West Bank?1 Hoe beoordeelt u de rechtmatigheid van deze ontwikkeling?
Ja, ik ben bekend met het artikel. Het is gebaseerd op een rapport van Regavim, een Israëlische NGO die financiering heeft ontvangen van onder meer gemeenteraden van Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever.
De EU ondersteunt uit humanitaire overwegingen lokale Palestijnse gemeenschappen in Area C. Het rapport verwijst met name naar de situatie van bedoeïenen. Deze gemeenschappen staan onder grote druk van gedwongen verhuizing naar andere delen van de Westelijke Jordaanoever, onder meer door stelselmatige afwijzingen van bouwvergunningen. Als gevolg van het ontbreken van de vergunningen staan de gemeenschappen bloot aan een verhoogd risico op sloop van hun huizen en tenten en andere basisvoorzieningen. Het kabinet is, zoals de EU en de VN, zeer bezorgd over het hoge aantal gevallen afgelopen jaar waarin is overgegaan tot sloop van huizen van Palestijnen in de Palestijnse Gebieden. In 2014 zijn in Area C en Oost Jeruzalem 590 Palestijnse gebouwen gesloopt, waardoor 1177 mensen hun huis kwijtraakten, het hoogste aantal sinds 2008.
Israël biedt de bedoeïenen in Area C een alternatieve locatie aan voor hervestiging, in een stedelijke omgeving. Die locatie is echter niet verenigbaar met de traditionele manier waarop bedoeïenen leven. Door de omstandigheden waarin zij nu leven kunnen zij bovendien niet vrij beslissen of zij willen blijven op de plek waar zij nu wonen of te verhuizen. De EU biedt in overleg met de betrokkenen simpele behuizing en andere installaties om de gemeenschappen in staat te stellen in hun basisbehoeften te blijven voorzien op de plek waar zij wonen. Via diplomatieke en politieke contacten dringt de EU aan op waarborgen van de rechten van Palestijnse gemeenschappen in bezet gebied.
Deze voorzieningen voor de Palestijnse bevolking zijn in lijn met het internationaal recht. Area C maakt onderdeel uit van de door Israël bezette gebieden. Israël heeft als bezettende mogendheid op basis van het bezettingsrecht specifieke verplichtingen jegens de Palestijnse bevolking. Zo is gedwongen verplaatsing van de burgerbevolking van het bezette gebied niet toegestaan. In de Oslo akkoorden was voorzien dat Israël voor een periode van 5 jaar de verantwoordelijkheid voor civiel bestuur en veiligheid in Area C zou hebben, maar deze laten Israëls verplichtingen op basis van het bezettingsrecht onverlet.
Kunt u nader uitleggen welke betrokkenheid de EU precies heeft bij deze bouwwerken? Op welke wijze wordt deze bouw gesteund (financieel, diplomatiek of anderszins) door de EU? Hoeveel geld heeft de EU hieraan reeds gespendeerd?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn de betreffende bouwwerken niet evident in strijd met het internationaal recht én in strijd met de Oslo-akkoorden die aan Israel de volledige bestuurlijke verantwoordelijkheid hebben gegeven over de C-gebieden op de West Bank?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het bericht dat het hier gaat om permanente woonstructuren, die zelfs voorzien zijn van het EU-logo?
Het gaat om verschillende soorten bouwwerken die noodzakelijk zijn om te kunnen blijven leven. De EU plaatst er een logo op, om de humanitaire hulp door de EU zichtbaar te maken.
Creëert de EU hiermee geen eenzijdige «feiten op de grond», een verwijt dat de EU ook regelmatig in de richting van Israël maakt? Acht u dit wenselijk en bevorderlijk voor het vredesproces?
Hiermee worden geen nieuwe feiten gecreëerd. Het gaat immers om Palestijnse groepen die er al woonden. Juist door de hulp te geven wordt voorkomen dat er nieuwe feiten gecreëerd worden. Hiermee draagt de EU bij aan het voorkomen van een verdere verslechtering in de Palestijnse Gebieden en daarmee is het bevorderlijk voor het vredesproces.
Ziet u aanleiding om genoemde illegale bouwwerken in Europees verband aan te kaarten en te bevorderen dat de EU onmiddellijk haar medewerking, indien bewezen, aan het creëren van feiten op de grond stopt?
Nee
EU-steun voor guerrilla’s in Guatemala |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het artikel ««EU Nations Fund Guerrilla Violence in Guatemala»?1
Ja.
In hoeverre kunt u uitsluiten dat de bijna € 2,5 miljoen die Nederland in 2013 en 2014 gaf aan Guatemala (deels) terecht is gekomen bij marxistische guerrilla’s?
Ik ga er vanuit dat u doelt op de jaarlijkse € 2,5 miljoen van het regionaal mensenrechtenfonds uit het Midden Amerika Programma (MAP). Het regionaal mensenrechtenfonds, dat wordt uitgevoerd in alle landen van Midden-Amerika, wordt beheerd door de organisatie ICCO. Uit het fonds worden zeven maatschappelijke organisaties gevestigd in Guatemala gefinancierd (ICCPG, SODEJU, SOTZIL, MADRE SELVA, CALDH, UDEFEGUA en LAMBDA). De organisaties houden zich bezig met het versterken van rechten voor inheemse bevolking, herstelrecht voor jongeren en transitional justice in verband met het binnenlands conflict dat in 1996 ten einde kwam. Het kabinet heeft geen kennis over steun aan marxistische guerrilla’s.
Kunt u een overzicht geven van de niet-gouvernementele organisaties (NGO's) die actief zijn in Guatemala en vanaf 1996 subsidie ontvingen van de Nederlandse overheid?
In 2013 heeft Nederland een evaluatie uitgegeven die betrekking heeft op de periode 2004–2010. De IOB-evaluatie «Op zoek naar nieuwe verhoudingen evaluatie van het Nederlandse buitenlandbeleid in Latijns-Amerika» en de bijbehorende deelstudie «Evaluacion de la Politica de los Paises Bajos en Apoyo a la Paz los Derechos Humanos en Guatemala» zijn beide volledig beschikbaar via http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/08/01/op-zoek-naar-nieuwe-verhoudingen.html en http://www.iob-evaluatie.nl/sites/iob-evaluatie.nl/files/Deelstudie%20Mensenrechten%20Guatemala%20(Spaans).pdf
Hoeveel van de meer dan € 10 miljoen die Nederland in het kader van het Midden-Amerika Programma uitgeeft, is bestemd voor NGO's in Guatemala? Graag een uitsplitsing per NGO, per land.
Het Midden Amerika Programma (MAP) heeft een budget van € 44 miljoen voor de periode 2013–2016 voor programma’s op het terrein van burgerveiligheid, justitie en mensenrechten.
Guatemala is één van de focuslanden van het MAP. Op de website van de ambassade in San Jose, van waaruit het MAP wordt beheerd, en de website van ICCO staat een overzicht van de partners die via het MAP programma worden gesteund (zie ook: http://costarica.nlambassade.org/producten-en-diensten/midden-amerika-programma en www.iccoca.org/fhdh).
Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van alle financiële steun die in EU-verband naar NGO’s in Guatemala gaat?
De EU heeft verschillende programma’s van waaruit financiering wordt gegeven aan Guatemala. De belangrijkste component is de landenallocatie uit het Development Cooperation Instrument (DCI). Voor de periode 2014–2020 bedraagt deze € 187 miljoen. Het DCI zet in op de sectoren voedselveiligheid, conflict resolutie, vrede en veiligheid en het verbeteren van de concurrentievermogen van het MKB.
Daarnaast financiert de EU uit het DCI een subregionaal (Midden-Amerika) en een regionaal (Latijns-Amerika) programma met een totale waarde van € 925 miljoen voor de periode 2014–2020. Hiervoor komen projecten in 18 Latijns-Amerikaanse landen in aanmerking. Een gedeelte van dit bedrag zal gedurende deze periode ook Guatemala ten goede komen, de precieze omvang is moeilijk te bepalen en zal afhangen van de projectaanvragen die in dit verband worden ingediend en gehonoreerd.
De Europese Commissie heeft ook fondsen beschikbaar uit het European Instrument for Democracy and Human Rights (EIDHR). Voor het country-based support gedeelte van het EIDHR worden de gelden beheerd door de EU-delegatie in Guatemala. In de periode 2007–2015 is er € 6.361.792,21 uitgegeven aan projecten in Guatemala. De EU-delegatie heeft nog 19 lopende programma’s (€ 2.788.165,00) op verschillende mensenrechten thema’s (vrouwen, kinderen, inheemse bevolking, toegang tot het recht en mensenrechtenverdedigers).
Het bericht dat de Europese Commissie grootschalig data van vliegtuigpassagiers wil opslaan |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «European counter-terror plan involves blanket collection of passengers» data»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Europese ministers van Binnenlandse Zaken het grotendeels eens zouden zijn over de anti-terreurplannen van de Commissie, en dat er een «workable compromise» zou zijn bereikt over het voorstel van de Commissie? Kunt u aangeven wat het standpunt van de Nederlandse regering is ten aanzien van deze plannen?2 3
Er is geen nieuw voorstel gedaan door de Europese Commissie en er is dan ook geen standpunt op ingenomen door de lidstaten. Zoals ik u eerder informeerde worden momenteel tussen de Europese Commissie en het Europees parlement gesprekken gevoerd over de afronding van de EU PNR richtlijn.
De Commissie is voornemens het voorstel aan te passen met waarborgen voor gegevensbescherming en bepalingen die recht doen aan de uitspraak Hof over de dataretentie-richtlijn.9 Een vergroting van de waarborgen voor de fundamentele rechten is wat Nederland betreft alleen maar positief.
Zoals afgesproken met de Kamer wachten wij het proces af en zetten geen stap zonder de Kamer te informeren. Graag verwijs ik u naar mijn brief van 9 februari jl. met het verslag van de informele JBZ Raad van 29 januari waarin ik het Nederlandse standpunt bevestig. De Kamer wordt nader geïnformeerd over de voortgang en de positie van andere landen daarbij, als onderdeel van de voorbereidingen van de JBZ-raden.
Is het waar dat volgens de plannen niet alleen de meest basale gegevens, maar ook bankgegevens en adressen tot maximaal vijf jaar mogen worden opgeslagen? Ziet u bezwaren tegen de opslag van deze data, omdat het mogelijk in strijd zou zijn met internationale richtlijnen aangaande gegevensbescherming van Europese burgers?4
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre is het volgens u wenselijk en proportioneel om dergelijke gegevens op te slaan? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u betreffend voornemen in lijn met artikel 8 EVRM, artikelen 7 en 8 van het Europees Handvest en bijbehorende jurisprudentie als het gaat om het opslaan van persoonsgegevens?
Zie antwoord vraag 2.
Is het verzamelen van gegevens van vliegtuigpassagiers toegestaan, gezien de uitspraak van het Europees Hof d.d. 8 april 20145 over het niet ongericht mogen verzamelen van gegevens, waarvan de Raad van State6 heeft aangegeven dat dit arrest ziet op de opslag van gegevens voor strafrechtelijke doeleinden waarbij aanwijzingen van betrokkenheid bij strafbare feiten ontbreken? In hoeverre werkt dit arrest derhalve door, vooral waar het gaat om de belangenafweging die gemaakt dient te worden? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van organisaties ter bescherming van burgerrechten dat het aangepaste voorstel betreffende persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) van de Commissie weliswaar betere regels op het gebied van gegevensbescherming en safeguards bevat, maar nog altijd een schending van de privacy van Europese burgers impliceert? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de volgende uitspraken van de Jan Philipp Albrecht, de vicevoorzitter van de commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Europees parlement: «The commission plans are an affront to the critics of the European parliament and the European court of justice who have said that data retention without any link to a certain risk or suspicion isn’t proportionate. It is an open breach of fundamental rights to blanketly retain all passenger data» en «Depersonalisation does not make the data anonymous. All they have to do is ask a senior officer for the identity to be revealed.»?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat volgens het voorstel van de Commissie elke lidstaat zelf zou mogen bepalen of het nieuwe systeem toegepast wordt op alle vluchten? Zo ja, bent u van plan het systeem in Nederland toe te passen op alle vluchten? Zo nee, op welke niet?7
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat er alsnog binnen twee jaar een Europa-brede overeenkomst kan komen over het uitwisselen en opslaan van PNR-gegevens?8
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de geuite zorgen over het voorstel van de Commissie ter tafel te brengen tijdens de eerstvolgende JBZ-Raad?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de plannen voor te leggen aan het College Bescherming Persoonsgegevens alvorens akkoord te gaan met het voorstel van de Commissie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de plannen voor te leggen aan de Tweede Kamer alvorens akkoord te gaan met het voorstel van de Commissie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor de eerstvolgende JBZ-Raad?
Zie antwoord vraag 2.
De uitlatingen van Guy Verhofstadt over een Europese CIA |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Verhofstadt: we moeten toe naar een Europese CIA» en klopt het wat hierin vermeld wordt?1
Ja, het bericht is bekend. Dhr. Verhofstadt heeft in het genoemde artikel vanuit zijn rol als Europarlementariër zijn opvatting over een inlichtingendienst op Europees niveau gegeven.
Bent u bereid om, net als de Britse premier Cameron, duidelijk stelling te nemen en te verklaren dat u niet bereid bent soevereiniteit over te dragen een Euro-CIA? Bent u bereid deze vraag met een enkel «ja» of «nee» te beantwoorden?
In de huidige Europese verdragen is vastgelegd dat de interne veiligheid van lidstaten een zaak van de lidstaten zelf is. Het kabinet vindt het van belang dat dit zo blijft en is dus geenszins voornemens om soevereiniteit aan een «Euro-CIA» over te dragen.
Vindt u ook dat mensen als Guy Verhofstadt, Věra Jourová en Dzintars Rasnacs die door het willens en wetens van pleidooien te houden voor de oprichting een Europees Openbaar Ministerie, het niet zo nauw nemen met de democratie? Zo nee, wat verstaat u dan onder democratie?
Het kabinet is van mening dat het de genoemde personen vrij staat hun opvattingen inzake een Europees Openbaar Ministerie of een Europese CIA naar Amerikaans voorbeeld te uiten. Het kabinet hecht aan het subsidiariteitsbeginsel binnen de EU en zoals gemeld in antwoord op vraag 2 is de verantwoordelijkheid voor de interne veiligheid van lidstaten een aangelegenheid van de afzonderlijke lidstaten.
Deelt u de mening dat Guy Verhofstadt met zijn radicale uitspraken om naar één Europese CIA te willen, de situatie met betrekking tot de aanslagen in Parijs en de huidige terreurdreiging in de rest van Europa ernstig misbruikt om meer soevereiniteit aan de EU over te dragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De uitspraken van de president van de Europese Investeringsbank (EIB), die twijfelt aan het realiteitsgehalte van projecten die zijn ingediend voor het Europese investeringsfonds EFSI |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de president van de Europese Investeringsbank (EIB), waarin hij zegt te twijfelen aan het realiteitsgehalte van projecten die zijn ingediend voor het Europese investeringsfonds EFSI?1
Ja.
Is het waar dat het EFSI vooral beoogt onrendabele investeringen te versnellen die momenteel onvoldoende van de grond komen, zoals rond innovatie, verduurzaming (isolatie gebouwen, hernieuwbare energie) en glasvezel?
Nee. Het EFSI heeft tot doel met beperkte publieke middelen in totaal 315 mld euro aan extra investeringsmiddelen aan te trekken voor de financiering van economisch kansrijke en kwalitatief volwaardige investeringsprojecten die passen binnen de Europese beleidsprioriteiten, zoals de Europa2020 strategie of het klimaat- en energiebeleid. Het betreft in beginsel rendabele investeringen, maar het zijn projecten die met name door het risicoprofiel niet in aanmerking komen voor het reguliere EIB-instrumentarium en onvoldoende in staat zijn private financiering aan te trekken. Het EFSI zal, dankzij de garantie vanuit de EU-begroting, in staat zijn risicovollere projecten te financieren dan het huidige EIB-instrumentarium. Potentiële projecten zullen op hun economische toegevoegde waarde en kwaliteit worden getoetst.
Bent u ervan op de hoogte dat veel provincies beschikken over fondsen, met als doel om dergelijke investeringen via leningen en participaties te bevorderen?
Ja.
Bent u bereid om u er samen met provincies voor in te zetten dat het EFSI wordt ingezet om regionale investeringsfondsen te versterken, zodat er ook daadwerkelijk extra investeringen plaatsvinden en de werkgelegenheid wordt bevorderd?
Volgens het voorstel van de Commissie voor een verordening die de juridische basis regelt voor een akkoord met de EIB over het EFSI is het EFSI ook toegestaan te investeren in investeringsplatformen, zolang het investeringsbeleid van die platformen voldoet aan de voorwaarden van het EFSI. Ook regionale partijen kunnen dus een aanvraag tot financiering doen bij het EFSI. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de EIB vervul ik hierin een faciliterende rol, samen met de Minister van Economische Zaken. Zie voor de Nederlandse inzet ten aanzien van het EFSI verder het BNC-fiche Verordening Europees Fonds voor Strategische Investeringen, zoals dat op 6 februari jl. aan uw Kamer is gezonden door de Minister van Buitenlandse Zaken.
Het besluit van de ECB om op grote schaal staatsobligaties op te gaan kopen |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Historische dag voor de ECB»?1
Ja.
Erkent u dat met het besluit van de ECB om systematisch en op grote schaal staatsobligaties op te gaan kopen de transferunie een feit is? Zo nee, waarom niet?
Nee. Voor een reactie op het door de ECB aangekondigde Expanded Asset Purchase Programme verwijs ik u naar kamerstuk 21 501-07, nr. 1235.
Ziet u in dat met deze maatregel, met een omvang van meer dan 600 miljard euro, Zuid-Europese landen – met enorme staatsschulden – feitelijk beloond worden voor hun financiële puinhopen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2.
In hoeverre bent u van mening dat het opkopen van overheidsschulden een taak is van de ECB?
Zie antwoord op vraag 2.
Welke concrete maatregelen bent u van plan te nemen om te voorkomen dat Noord-Europese landen, waaronder Nederland, op zullen blijven draaien voor de deplorabele overheidsfinanciën van Zuid-Europese landen?
De afgelopen jaren zijn verschillende maatregelen genomen om het budgettaire raamwerk van de eurozone te versterken, zoals de herziening van het Stabiliteits- en groeipact. De landen die programmasteun uit het ESM ontvangen, hebben zich bovendien gecommitteerd aan vergaande budgettaire doelstellingen en structurele hervormingen. Structurele hervormingen kunnen in Europese lidstaten een positieve bijdrage leveren aan de groeiverwachtingen en daarmee de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, bijvoorbeeld via een verbetering van het investeringsklimaat of het versoepelen van productmarktreguleringen.
Hoe beoordeelt u TMS (The Matheo Solution) als mogelijke (tussen)oplossing in de voortgaande crisis?
De invoering van een parallelle munt of een variant daarop, zoals The Matheo Solution, is voor de Nederlandse regering niet aan de orde.
Deelt u de mening dat het gebrek aan investeringen en bestedingen in de eurozone aangepakt moet worden middels belastingverlaging, meer economische vrijheid en dus een kleinere rol voor overheden in de economie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 5.
Activiteiten van Turkije in de exclusieve economische zone van Cyprus |
|
Harry van Bommel (SP), Mark Verheijen (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich uw uitlating dat u het moeilijk te beoordelen vindt of het seismisch onderzoek van Turkije in de exclusieve economische zone van Cyprus legaal of illegaal is?1
Ja.
Kunt u aangeven wat het doel en de reikwijdte is van het seismisch onderzoek van Turkije?
Het commerciële schip Barbaros dat onder Turkse vlag vaart doet wetenschappelijk seismisch onderzoek naar koolwaterstofvoorraden rondom het eiland Cyprus op verzoek van de Turks Cypriotische gemeenschap. Turkije begeleidde het onderzoeksschip met een drietal militaire schepen. Het onderzoek van de Barbaros volgde op een eerdere beslissing van de Cypriotische autoriteiten om gasvoorraden rondom het gehele eiland te gaan exploreren, ook zonder een oplossing voor een hereniging van Cyprus. De missie van de Barbaros werd recentelijk verlengd tot 6 april a.s.
Is het waar dat het VN-zeerechtverdrag stelt dat een staat het soevereine recht heeft onderzoek te doen in de eigen exclusieve economische zone?2 Indien ja, moet de conclusie dan niet zijn dat het onderzoek door Turkije illegaal is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Turkije is geen partij bij het VN-zeerechtverdrag UNCLOS. Turkije en Cyprus zijn het niet eens over de afbakening van hun beider exclusieve economische zones. Vanuit het oogpunt van Cyprus voert het schip Barbaros activiteiten uit binnen Cyprus» exclusieve economische zone, waarvoor het geen toestemming heeft verleend. De exploitatie van bodemschatten zou beide gemeenschappen op Cyprus ten goede moeten komen – zoals ook door beide gemeenschappen wordt erkend – en daardoor juist moeten dienen als een positieve katalysator voor de onderhandelingen. Provocatieve acties rondom de exploitatie van bodemschatten moeten vermeden worden.
Bent u bereid dit Turkse handelen als illegaal te veroordelen? Indien neen, waarom niet?
Nederland betreurt de acties van Turkije. Ongeacht de juridische context van deze acties is het duidelijk dat deze niet constructief zijn en niet bijdragen aan het creëren van een klimaat van vertrouwen. In de conclusies van de RAZ van 16 december jl. roept de Raad Turkije op om zich te houden aan goede nabuurschapsrelaties en conflicten vreedzaam op te lossen in overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties, waaronder, indien nodig, de voorlegging van een conflict aan het Internationaal Gerechtshof.
De ontwikkelingen rond het Vrijhandelsakkoord tussen de EU en de VS (TTIP) |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Deelt u de mening van Jeronim Capaldo dat we nog altijd de mogelijkheid hebben om geen handelsverdrag met de VS (TTIP) af te sluiten?1
Als de onderhandelingen zijn afgerond, zal de Europese Raad, het Europees parlement het akkoord nog moeten goedkeuren. Daarnaast ben ik, samen met de Tweede Kamer en de ander EU-lidstaten, van mening dat TTIP een gemengd akkoord is. Daarmee moeten ook alle parlementen van EU-lidstaten het akkoord ratificeren.
Welke sociale rechten moeten volgens u compromisloos beschermd worden in de EU, met of zonder TTIP?
Ik hecht grote waarde aan de sociale verworvenheden in Europa. Door de EU wordt in elk vrijhandelsakkoord een zogenaamde labour clause opgenomen. In deze clausule staat dat regelgeving op het gebied van werkgelegenheid en sociale zekerheid geldig blijft, ongeacht wat in het akkoord wordt opgenomen. De EU heeft daarmee de ruimte om haar sociale model in stand te houden.
Welke conclusies verbindt u aan het paper van Capaldo, dat onder meer stelt dat 600.000 banen in Europa verloren gaan? Wat voor gevolgen hebben de conclusies voor uw standpunt over TTIP?
In de Kamerbrief van 28 januari jl. heb ik uw Kamer een appreciatie gegeven van deze studie. We volgen alle onderzoeken en studies nauwgezet om te bekijken of ze consequenties moeten hebben voor onze inzet.
Welke uitkomst acht u wenselijk als het gaat om de onderhandelingen over TTIP, met name als het gaat om arbeidsrechten?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 zal TTIP niks afdoen aan de sociale verworvenheden in Europa. Daarnaast is de Nederlandse inzet dat in het duurzaamheidshoofdstuk afspraken worden gemaakt met de VS over het respecteren en het uitvoeren van de ILO-afspraken over arbeidsrechten. Deze inzet wordt gedeeld door de Europese Commissie, zoals ook te lezen is in de recent gepubliceerde position papers over het duurzaamheidshoofdstuk.2
Bent u bereid om met de vakbonden in gesprek te gaan over hun zorgen inzake de gevolgen van TTIP voor werkgelegenheid, arbeidsrechten en sociale zekerheid? Zo nee, waarom niet?
Ik heb op 14 december jl. tijdens een bijeenkomst in de Rode Hoed aangegeven dat ik graag met de vakbonden in gesprek ga over TTIP. Op 14 januari jl. heeft overleg plaatsgevonden met de vertegenwoordigers van de drie vakcentrales FNV, CNV en VcP. We hebben hierbij gesproken over de impact van TTIP op werkgelegenheid, over het investor-to-state dispute settlement (ISDS), arbeidsrechten en sociale zekerheid. Ik zal in dialoog blijven met de vakcentrales, net zoals ik met andere belanghebbenden in dialoog ben.
Hoe oordeelt u over het feit dat ruim één miljoen Europese burgers de petitie hebben getekend die oproept om de onderhandelingen over TTIP te staken? Op welke manier houdt u rekening met deze breed gedeelde oproep?2
Zoals eerder aangegeven, hecht ik veel waarde aan het betrekken van alle belanghebbenden bij de TTIP-onderhandelingen: alleen door een continue dialoog kunnen we een deal bereiken die voor de EU het beste resultaat oplevert en maatschappelijk breed gedragen wordt. De petitie «Stop TTIP», die na afwijzing van het officiële burgerinitiatief gestart is, is daarbij een belangrijk maatschappelijk signaal. De initiatiefnemers van de petitie uiten hun zorgen over onder meer ISDS, arbeidsrechten, verlaging standaarden en transparantie. Dit zijn allemaal zorgen waar we inderdaad scherp op moeten zijn en die ik ook aan de orde stel in mijn gesprekken met andere EU-lidstaten, de Europese Commissie en de VS.
Echter, het staken van de onderhandelingen steun ik niet. Ik ben ervan overtuigd dat als we de zorgen kunnen adresseren, we een fair en duurzaam handelsakkoord kunnen sluiten tussen de EU en de VS dat positief is voor de Nederlandse burger. Daarom moeten de onderhandelingen voortgezet worden, zodat we het uiteindelijke akkoord op de inhoud kunnen beoordelen.
Hoe oordeelt u over de publieke consultatie van de Europese Commissie over het investeringsgeschillenbeslechtingsmechanisme (ISDS), waaruit blijkt dat een grote meerderheid van de 150.000 respondenten zeer kritisch is over ISDS? In hoeverre beïnvloedt dit uw standpunt ten aanzien van ISDS?
De Europese Commissie heeft een groot aantal reacties op de publieke consultatie over investeringsbescherming en het investeerder-Staat geschillenbeslechtingsmechanisme (ISDS) ontvangen. Dit illustreert dat ISDS een complex onderwerp is en zorgvuldig geadresseerd moet worden.
De reacties geven een duidelijk signaal af. Om die reden verwelkom ik dat de Europese Commissie het debat over ISDS verder wil voeren met de EU-lidstaten, het Europees parlement en betrokken stakeholders.
Op basis van de consultaties heeft de Commissie een viertal terreinen geïdentificeerd waarop het vervolgdebat gefocust moet worden. Het gaat hierbij om:
Deze terreinen komen overeen met de punten die ik eerder heb aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer in juni 2014 over het Nederlandse onderzoek naar de risico’s van ISDS in TTIP (Kamerstuk 21 501-02-1397). Ik juich het dan ook toe dat in dit kader een gefocust debat gevoerd wordt om zo tot een EU-benadering te komen die bijdraagt aan het tot stand komen van een verbeterde standaard, die de bestaande zorgen voldoende adresseert.
Klopt het, dat de onderhandelingen over ISDS voorlopig zijn opgeschort? Deelt u de mening dat dit zeer terecht is, vanwege de grote zorgen?3
De onderhandelingen over ISDS in TTIP waren al opgeschort sinds de start van de publieksconsultatie begin 2014. De Europese Commissie heeft aangegeven dat de resultaten van de consultatie onderdeel zijn van een breder debat over ISDS. Ik vind het goed dat er op deze manier ruimte is om alle zorgen omtrent ISDS te bespreken.
Klopt het, dat Frankrijk en Duitsland zich bezinnen op een gezamenlijke strategie tegen ISDS in TTIP? Gaat u zich hierbij aansluiten? Zo nee, waarom niet?4
Mijn collega’s in Frankrijk, Duitsland en verschillende andere EU-lidstaten delen mijn opvatting dat het huidige ISDS-mechanisme verbeterd kan worden. Net als Nederland kijken ook die landen naar specifieke punten die in TTIP geadresseerd zouden moeten worden. Daarom spreek ik hen ook regelmatig over dit onderwerp.
Een mogelijke uittreding van Griekenland uit de Eurozone |
|
Carola Schouten (CU) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Bundesregierung hält Ausscheiden Griechenlands aus dem Euro für verkraftbar»?1
Ja.
Deelt u de mening van Bondskanselier Merkel dat een uittreding van Griekenland uit de euro overkomelijk is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Er is een sterk politiek commitment in Europa en de eurozone om de eurozone in tact te houden. Speculeren over een uittreding van Griekenland uit de eurozone en de gevolgen daarvan is daarom niet aan de orde.
Wel is de situatie in de eurozone inmiddels totaal anders dan een aantal jaar geleden. Er zijn allerlei maatregelen genomen om de eurozone op verschillende gebieden verder te versterken om toekomstige crises te voorkomen, zoals de herziening van het Stabiliteits- en groeipact, de oprichting van het ESM en de bankenunie.
Deelt het kabinet de opvatting dat er een moment kan zijn dat het zowel in het belang van Griekenland als in het belang van de eurozone als geheel is, dat uittreding van Griekenland de betere optie is?
Griekenland heeft de afgelopen jaren veel maatregelen genomen in de financiële sector, op structureel gebied en op budgettair terrein. Deze maatregelen zijn noodzakelijk om de Griekse economie weer op een houdbaar pad te brengen. Een uittreding uit de eurozone lost niet de uitdagingen waar Griekenland de komende jaren nog mee te maken heeft op. Ook bij een uittreding zal Griekenland nog steeds maatregelen op bovengenoemde terreinen moeten nemen om meer concurrerend te worden en het groeipotentieel te verbeteren. Het verdere herstel van Griekenland zal nog meer tijd in beslag nemen en dat kan mijn inziens het beste in de Eurozone.
Mochten de Grieken niet meer aan de hervormingsagenda van de trojka willen voldoen, vindt het kabinet het dan nog steeds wenselijk dat Griekenland in de Eurozone blijft?
Hoofddoel van het kabinet, maar ook van de Eurogroep, was en blijft om de eurozone bij elkaar te houden. Ook de leiders van de grootste Griekse politieke partijen hebben aangegeven binnen de eurozone te willen blijven. Speculeren over een uittreding van Griekenland uit de eurozone en de gevolgen daarvan is daarom niet aan de orde.
Heeft het kabinet een scenario klaarliggen waarin Griekenland uit de Eurozone zal treden? Zo ja, kan het parlement inzage krijgen in dit scenario?
De inzet is altijd geweest om Griekenland in de eurozone te houden. Speculeren over een uittreding van Griekenland uit de eurozone en de gevolgen daarvan is niet aan de orde. In de loop van het programma is telkens met alle denkbare ontwikkelingen rekening gehouden. Een scenario «Griekenland uit de eurozone» is niet beschikbaar.
De Europese naheffing die op 30 december betaald gaat worden |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat u voor de NOS-camera op 24 oktober 2014 gezegd heeft: «Blijkbaar is er een tabel op internet gezet, zonder dat er van tevoren iets over is gemeld aan de lidstaten. Dus ook in die zin zijn we verrast»?
Klopt het dat uit de documenten die zijn openbaar gemaakt n.a.v. het WOB-verzoek over de afdracht aan de EU, gepubliceerd op 19 december 20141, kan worden geconcludeerd dat u al op 17 oktober 2014 's-avonds een keer of twintig heen en weer mailde met uw ambtenaren over de heffing, maar dat die mails geheim zijn?
Ik heb u bij brief van 28 oktober 2014 (Kamerstuk 21 501-03, nr. 79) en met de beantwoording van de aanvullende Kamervragen over de gevolgen van de macro-economische revisies voor de EU-afdrachten geïnformeerd over de naheffing (Kamerstuk 21 501, nr. 80). Daarin bent u ook geïnformeerd over het moment waarop ik door mijn ambtenaren ben ingelicht over de naheffing, te weten 17 oktober 2014. In de inventarislijst I bij de besluitbrief op het genoemde Wob-verzoek zijn de betreffende e-mails opgenomen. De inhoud en strekking van deze e-mails zijn volledig betrokken bij de informatievoorziening aan uw Kamer via genoemde brief en beantwoording van aanvullende vragen.
Klopt het dat u in uw besluitbrief op het WOB-verzoek van 19 december 2014 aangeeft dat stuk nummer 75, de notitie van de PV Brussel van 17 oktober 2014 aan maar liefst zeven ministeries over onder andere de naheffing, gedeeltelijke openbaarmaking toezegt, terwijl u dat stuk in de bijlagen niet verschaft, omdat dit „het belang van de betrekkingen met andere staten of internationale organisaties schaadt»? Bent u bereid om het stuk (gedeeltelijk) openbaar te maken zoals u in de besluitbrief toezegt?
De Kamer heeft eerder verzocht om stuk 75 en dat is toen geweigerd omdat dit de noodzakelijke vertrouwelijkheid en effectiviteit van het onderhandelingsproces schaadt; deelt u de mening dat dit een andere reden is dan waarom het nu geweigerd is onder de WOB? Deelt u de mening dat er helemaal geen onderhandelingsproces was, omdat volgens de regering deze naheffing alleen afhing van verificatie en dat er niet over onderhandeld kon worden?
Bent u bekend met artikel 68 van de Grondwet dat luidt: „De ministers en de staatssecretarissen geven de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.»
Deelt u de mening dat er geen enkel staatsbelang is om dit stuk niet openbaar te maken? Zo nee, kunt u dit dan toelichten?
Heeft u contact gehad met de Europese Commissie om hen te vragen of zij bezwaar heeft tegen het openbaar maken van stuk 75? Zo ja, kunt u dan aangeven met wie en wanneer u contact hebt gehad, en wat daar de uitkomst van was?
Bent u bereid om stuk 75, of tenminste het deel dat gaat over de naheffing daarin, openbaar te maken, aangezien het duidelijk in het belang van de controle op de regering is om de mededelingen over een naheffing van € 642 miljoen netto, € 1,1 miljard euro bruto, in te zien en te kunnen controleren en er geen onderhandelingsbelang was en is, omdat er volgens de regering ook niet over onderhandeld mocht worden?
Herinnert u zich dat u tijdens de algemene financiële beschouwingen in de Eerste Kamer gemeld heeft „Wij hebben de mogelijkheid gekregen om zelf af te wegen wanneer wij gaan betalen. De Commissie heeft wel gevraagd om dit voor 1 december door te geven. Dat zullen wij doen. Het afwegingskader voor het kabinet is de vraag wat het beste in de kas past en wat het beste past wat betreft het saldo-effect en wat betreft het uitgavenkader om het in te passen. De beslissing hierover zullen wij in de ministerraad nemen. Ik zal dit de Kamers daarna uiteraard laten weten».
Ja. Via de Najaarsnota, verzonden op 21 november 2014, en de tweede suppletoire begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 28 november 2014 zijn de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd over het moment van betaling van de bruto naheffing.
Wanneer heeft u de Eerste Kamer mondeling of schriftelijk op de hoogte gesteld van de betaaldatum van 30 december?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u aangeven met welke Nederlandse autoriteit de Europese Commissies mails gewisseld heeft die in de Eurowob naar boven komen, wat de inhoud daarvan was en hoe die zich verhouden tot de in de WOB vermelde mails (mail van Nederland aan de Commissie op 20/10, 21/10 (twee), 23/10 (twee) en mails van Nederland aan de Commissie (21/10, 22/10 en 23/10)?
Het Wob-verzoek van De Telegraaf richtte zich op communicatie tussen het Ministerie van Financiën en andere actoren, zoals de Europese Commissie. De e-mails uit het Wob-verzoek aan de Europese Commissie betreffen e-mails die ontvangen en verstuurd zijn van en aan de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging te Brussel. Hiervan uitgezonderd is de e-mail die op maandag 20 oktober om 14:00 uur vanuit mijn ministerie naar de Europese Commissie is gestuurd en de reactie hierop vanuit de Europese Commissie naar het Ministerie van woensdag 22 oktober 14.55 uur. Deze corresponderen respectievelijk met stuk 96 en 97 op inventarislijst I. Daarbij is per abuis gemeld dat laatste mail was verzonden op 20 oktober in plaats van 22 oktober. De correspondentie van de Europese Commissie met de Permanente Vertegenwoordiging in Brussel en vice versa is steeds doorgezonden naar het Ministerie van Financiën, waardoor de betreffende correspondentie ook onderdeel is van de inventarisatie van stukken op grond van het Wob-verzoek van De Telegraaf. Concreet betreft dit de stukken 234, 235, 293, 423, 424 en 546 uit bijlage 2 bij het besluit naar aanleiding van het Wob-verzoek van De Telegraaf.
Is er contact geweest tussen de Nederlandse regering en de Europese Commissie over de Nederlandse WOB en/of de Eurowob over de naheffing? Zo ja, kunt u dat dan toelichten?
Er is op ambtelijk niveau aan de Europese Commissie gemeld dat er bij het ministerie een Wob-verzoek was binnengekomen. Ook het Wob-verzoek bij de Europese Commissie is op ambtelijk niveau gemeld. Over de inhoud en de behandeling ervan is verder geen contact geweest.
Bent u bereid om ten minste stuk 75 en alle andere stukken waarvan openbaarmaking apert niet in strijd is met het staatsbelang vóór 29 december 2014 openbaar te maken?
Nee. Zie ook het antwoord op de vragen 3 tot en met 8.
Bent u bereid deze Kamervragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Polen drie spookvliegvelden heeft laten bouwen met subsidie van de EU |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Polen drie nauwelijks gebruikte vliegvelden heeft laten bouwen met subsidie van de EU?1
Ja.
Klopt het dat Polen ruim 100 miljoen euro subsidie heeft ontvangen voor de bouw van deze vliegvelden? Zo ja, kunt u toelichten uit welke fondsen deze subsidie afkomstig is, en kunt u daar een tijdlijn bij geven?
Reuters noemt een bedrag van 125 miljoen euro voor tenminste drie vliegvelden. Voor de in het artikel genoemde vliegvelden kan ik u melden dat de gelden verstrekt zijn in de periode 2007–2013. Het gaat om een bijdrage aan uitbreiding van de luchthaven van Lodz van circa 18.082.000 euro via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Daarnaast gaat het om een bijdrage aan uitbreiding van de regionale luchthaven van Lublin ter waarde van 30.000.000 euro tevens via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Tot slot gaat het om een bijdrage voor uitbreiding en modernisering van luchthaven infrastructuur te Rzeszow van 9.481.000 euro uit het Cohesiefonds. Ook werd uit ditzelfde fonds subsidie gegeven voor aanleg van een nieuwe passagiersterminal te Rzeszow van 8.590.000 Euro.
In totaal komt dit tot een bedrag van 66.153.000 euro voor de genoemde vliegvelden.2 De Europese bijdragen bedroegen in de regel 25% tot 30% van de totale investering, de rest van de investering is gedaan met Poolse publieke middelen.
Kunt u aangeven wat volgens u de oorzaak is van het mislukken van deze projecten?
Een oordeel over het al dan niet slagen van individuele projecten hangt mede af van de doelstellingen waarvoor deze van Europese middelen zijn voorzien. Ik laat een dergelijke beoordeling op projectniveau aan de verantwoordelijke Europese instellingen over.
Ik verwijs u voor een onafhankelijke en meer algemene analyse naar het rapport over EU financiering van vliegvelden van de Europese Rekenkamer dat 16 december jl. verscheen. Hierin wordt verstrekking van Europese gelden aan vliegvelden in de periode 2000–2013 geëvalueerd aan de hand van een selectie van 20 vliegvelden. Ook twee Poolse vliegvelden zijn meegenomen, waaronder het door Reuters genoemde vliegveld te Rzeszow. De Europese Rekenkamer is kritisch over de geselecteerde vliegvelden en stelt onder meer dat te veel vliegvelden te dicht bij elkaar zijn gebouwd en er vaak sprake is van overcapaciteit.
Wat zijn de gevolgen van de bouw van de drie spookvliegvelden voor het uitkeren van de EU-subsidiegelden aan Polen voor de komende zeven jaar?
Wanneer zou blijken dat de vliegvelden niet volgens de destijds geldende regels voor Europese financiering zijn voorzien, dan zou dit aanleiding kunnen zijn tot maatregelen tegen de bij het project betrokken partijen. Hier zijn mij vooralsnog geen aanwijzingen voor bekend. Gevolgen voor de subsidieverlening aan Polen in de komende 7 jaar zijn niet aan de orde.
Hoe oordeelt u de volgende uitspraak van een voormalig ambtenaar van het Poolse Ministerie van Vervoer met betrekking tot de lokale overheden in Polen, die verantwoordelijk waren voor de planning van de bouw van de vliegvelden: «The local governments decided, «I’m a prince in my domain, the government doesn’t tell me what I’m supposed to do, we do what we want.»»? Welke consequenties zouden volgens u op Europees niveau aan deze uitspraak verbonden moeten worden?
Ik beschouw dit als een uitspraak van een Poolse burger.
Doen zich vergelijkbare situatie voor in andere landen dan Polen? Zo ja, welke?
Ik verwijs naar het genoemde rapport van de Europese Rekenkamer d.d. 16 december 2014 waarin vergelijkbare situaties worden beschreven.
Deelt u de mening dat deze vorm van rondpompen van geld, zeker gezien de niet-rendabele besteding, zeer onwenselijk is?
Ondoelmatige besteding van Europese gelden aan vliegvelden is onwenselijk.
Welke lessen kan de Europese Commissie volgens u trekken uit de subsidiëring van de spookvliegvelden?
De Europese Rekenkamer beveelt aan dat de Commissie in de periode 2014–2020 enkel EU gelden verschaft aan vliegvelden die financieel levensvatbaar zijn en waarvoor de investeringsbehoeften zorgvuldig zijn beoordeeld en bewezen. Bovendien zouden de lidstaten coherente regionale, nationale en grensoverschrijdende plannen moeten hebben voor het ontwikkelen van vliegvelden om overcapaciteit, duplicatie en ongecoördineerde investeringen te voorkomen.
In reactie geeft de Commissie onder meer aan dat voor de periode 2014–2020 al voor een significant andere aanpak wordt gekozen. De focus ligt op vliegvelden die onderdeel zijn van het kernnet van het trans-europese vervoernetwerk (TEN-T). Daarnaast vereist de nieuwe cohesieverordening 2014–2020 dat financiering nu onderbouwd is met transportplannen op regionaal en nationaal niveau, met een strategie per transportsector en een levensvatbare pijplijn van projecten die onder deze plannen vallen. Voor wat betreft grotere projecten die individueel door de Europese Commissie worden beoordeeld, zijn de kwaliteitseisen en toetsing aangescherpt.
Met deze maatregelen is de EU op de goede weg. Verbetering van processen om ondoelmatige besteding te voorkomen door best practices en evaluaties, zoals die van de Europese Rekenkamer, is een continu proces.
Bent u bereid om er bij de Commissie op aan te dringen dat de besteding van EU-gelden beter gemonitord wordt?
Goede monitoring en transparante verantwoording van de besteding van EU-gelden is voor Nederland een permanent aandachtspunt, zoals recent verwoord door de Minister van Financiën in zijn brief aan uw Kamer over het jaarverslag van de Europese Rekenkamer (Kamerstuk 24 202, nr. 30, vergaderjaar 2014–2015).
De in dit geval verstrekte gelden vallen onder het cohesiebeleid. Ook specifiek binnen dit beleidsterrein zet Nederland zich, zoals door de Staatssecretaris van Economische Zaken aan uw Kamer is meegedeeld (Kamerstuk 21 501-08, nr. 493), in voor resultaatgerichte en goed verantwoorde besteding van deze middelen. Mede dankzij de Nederlandse inzet is de cohesieverordening voor de periode 2014–2020 op dit punt aangescherpt. Nederland zal deze inzet voortzetten.