Sekse- en familie-gerelateerde aspecten rondom christenvervolging |
|
Don Ceder (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport «A web of forces – The 2023 gender report» van Open Doors International?
Ja.
Hoe beoordeelt u de belangrijkste bevindingen in het rapport, namelijk dat:
Die bevindingen vind ik belangrijk en uiterst zorgwekkend. Waar mensenrechten worden geschonden, komen democratie en de bredere rechtsorde in gevaar. Nederland staat pal voor het mensenrecht op vrijheid van religie en levensovertuiging–dat betekent ook dat mensen vrij zouden moeten zijn van controle, dwang en andere vijandige krachten, ook voor deze groepen in deze landen. Daar zet dit Kabinet zich dan ook voor in.
Hoe beoordeelt u de vijf belangrijkste «drukpunten» die gebruikt worden tegen christelijke mannen, variërend van gevangenschap tot fysiek geweld?
Het kabinet beschouwt het gebruik van deze drukpunten als verwerpelijk en in strijd met de vrijheid van religie en levensovertuiging. Nederland zet zich ervoor in dat iedereen zonder angst of discriminatie in vrijheid hun geloof of levensovertuiging kan uitoefenen en stelt schendingen tegen dit beginsel aan de orde.
Herkent u daarnaast de vijf belangrijkste «drukpunten» die gebruikt worden tegen christelijke vrouwen, variërend van gedwongen huwelijken tot seksueel geweld? En beaamt u dat vrouwenrechten en religieuze vrijheid niet tegenstrijdig, maar wederzijds versterkend zijn?
De mensenrechten zoals geformuleerd in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens zijn universeel, complementair en hangen onderling samen: de vrijheid van religie en levensovertuiging en de rechten van vrouwen/meisjes versterken elkaar. Het kabinet veroordeelt geweld op basis van deze mensenrechten in welke vorm dan ook.
Hoe is of wordt binnen de Nederlandse inzet voor godsdienstvrijheid wereldwijd rekening gehouden met de vijf «hoofdbevindingen» en de analyses van «drukpunten» in het rapport, met name in contacten met de landen die opgesomd worden op pagina’s 7 en 9 en aanbeveling 2 op pagina 28?
In bilateraal en multilateraal verband stelt Nederland waar nodig altijd de mensenrechtensituatie aan de kaak. De mensenrechtenambassadeur en de speciaal gezant voor vrijheid van religie en levensovertuiging spelen een belangrijke rol bij het opbrengen van deze zorgen. Dit wordt in onderlinge afstemming gedaan (zie antwoord vraag 4).
Welke aanknopingspunten voor dialoog ziet u in de ratificatie en implementatie van relevante internationale verdragen door deze landen in eigen wetgeving en beleid, zoals uiteengezet op pagina 11?
Nederland is partij bij de genoemde verdragen. De stand van zaken ten aanzien van de toetreding tot en implementatie van deze mensenrechtenverdragen in derde landen is een vertrekpunt voor dialoog. Dit gebeurt in bilateraal alsook in multilateraal verband, bijvoorbeeld in de Mensenrechtenraad en de 3e Commissie van de Verenigde Naties- onder meer via het Universal Periodic Review-systeem.
Kunt u expliciet ingaan op de wijze waarop u in dialoog bent of gaat met landen in de Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) regio inzake het tegengaan van misstanden zoals seksueel geweld tegen vrouwen en gedwongen bekeringen van het christendom naar de islam?
Gelijke rechten van vrouwen en meisjes en de vrijheid van religie en levensovertuiging (inclusief vrijwillige bekering en afvalligheid) maken voortdurend deel uit van de mensenrechteninzet van het kabinet, ook in het Midden-Oosten. Dit gebeurt naar gelang de gelegenheid zich voordoet in bilateraal of multilateraal verband, via stille of publieke diplomatie. Zo zijn er op 8 maart jl., internationale vrouwendag, op initiatief van Nederland nieuwe EU-sancties aangekondigd tegen personen en entiteiten die seksueel geweld als wapen gebruiken. Tevens heeft Nederland ten aanzien van Iran tijdens de MRR zorgen uitgesproken over de meldingen van seksueel en gender gerelateerd geweld tegen vrouwen in detentie.
Ook organiseerde Nederland in Libië, samen met de VN en Zwitserland, een webinar voor Libische autoriteiten en vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap om een conceptvoorstel voor nieuwe wetgeving gericht op het voorkomen en vervolgen van geweld tegen vrouwen te bespreken. Doel van de sessie was de steun en lobby voor deze wetgeving te vergroten en zodoende geweld tegen vrouwen in Libië te verminderen.
Bent u bereid religie als, soms verborgen, reden voor vervolging en discriminatie breed en structureel mee te wegen in de vormgeving van mensenrechtenprojecten?
Ja, dit komt overeen met de zienswijze van het kabinet. Nederland financiert verschillende grote mensenrechtenprojecten en -programma’s op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging. Voorts zijn er zijn strikte richtlijnen en gedragscodes om discriminatie tegen te gaan bij het aangaan van Nederlandse financiering voor projecten in het algemeen.
Welke mogelijkheden ziet u voor het versterken van de inzet door Nederland op praktische hulp aan vervolgde christenen, bijvoorbeeld middels het (helpen) voorzien in veilige schuilplaatsen en/of sociaaleconomische behoeften? Wat doet Nederland en wat doet de EU reeds op dit vlak?
Het kabinet zet zich hier al sterk voor in. Zo financiert Nederland bijvoorbeeld het Shelter City programma en verschillende Power of Voices programma’s om het maatschappelijk middenveld in verschillende landen te versterken en middelen te geven om hun werk uit te kunnen voeren. Ook zijn recentelijk de Safety for Voices programma’s gestart om mensenrechtenverdedigers in benarde situaties te ondersteunen in hun fysieke en digitale veiligheid en mentale welzijn. Dit geldt ook voor mensenrechtenverdedigers die gevaar lopen op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging.
De ophanden zijnde juridische hervormingen in Israël |
|
Tom van der Lee (GL), Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de ophanden zijnde juridische hervormingen in Israël waarin de invloed van het Israëlische hooggerechtshof zal worden ingeperkt?
Ja.
Wat betekenen de plannen, waarin politici de macht krijgen om rechters te benoemen en voor rechtbanken het recht substantieel wordt ingeperkt om wetgeving en ministeriële afspraken te controleren, voor de Israëlische democratie?
Een onafhankelijke rechterlijke macht is het fundament voor een democratische rechtsstaat. De door u genoemde hervormingen raken hier direct aan en zijn daarom zorgelijk. Als gevolg van oplopende spanningen in de samenleving heeft premier Netanyahu op 27 maart jl. de behandeling van de juridische hervormingen gepauzeerd om in gesprek te gaan met de oppositie over een mogelijk compromis in de juridische hervormingsplannen. Op langere termijn zal een meer structurele oplossing moeten worden gevonden, waarbij het kabinet van mening is dat het in het belang van Israël zelf is om de fundamenten van de Israëlische rechtsstaat te eerbiedigen.
Hoe beoordeelt u deze ontwikkeling? Gaat u de hervormingen openbaar veroordelen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe ziet u deze ontwikkelingen in de context van de achtergestelde positie van Palestijnen in Israël en andere recente ontwikkelingen zoals de annexaties op de Westelijke Jordaanoever, de overdracht van bevoegdheden over de bezette gebieden naar het Israëlische Ministerie van Defensie, en het oplaaiende geweld tussen Israël en Palestina?
De voorgestelde hervormingen in de huidige vorm raken aan de rechtszekerheid voor alle Israëliërs (inclusief de Arabische bevolking). Dit geldt ook voor de rechtszekerheid van Palestijnen in de bezette gebieden. De exacte invloed is nu nog niet volledig te overzien, mede doordat de dialoog met de oppositie over een mogelijk compromis nog gaande is. De ontwikkelingen op dit gebied zetten de reeds bestaande en fragiele context verder onder druk. Op 19 maart jl. hebben Israël en de Palestijnse Autoriteit, gefaciliteerd door de VS, Jordanië en Egypte, in Sharm el-Sheikh afspraken gemaakt om te komen tot de-escalatie. Het kabinet steunt deze afspraken en neemt de ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse Gebieden, inclusief de recente gebeurtenissen tijdens de religieuze feestdagen, zeer serieus. Nederland heeft alle partijen tot kalmte en de-escalatie opgeroepen, en Israël bovendien met klem aangespoord geen actieve opvolging te geven aan de kabinetsplannen die een vreedzame en duurzame oplossing nog verder op afstand zouden plaatsen. Nederland heeft tevens in EU-verband voorgesteld om deze boodschap gezamenlijk aan Israël over te brengen, bijvoorbeeld ten aanzien van de aanpassing van de 2005 Gaza Disengagement Law en de invoering van de doodstaf voor terrorisme. Nederland staat in goed contact met de andere EU-lidstaten over deze ontwikkelingen en blijft dit doen. Deze boodschap wordt ook publiekelijk uitgedragen, getuige de verklaring van de hoge vertegenwoordiger Borrell en alle 27 lidstaten.1
Wat betekenen de hervormingen voor een van de laatste officiële manieren voor Palestijnen om onteigening of destructie van hun huis aan te vechten door middel van een petitie bij het Hooggerechtshof in Israël?
Dat is op dit moment niet volledig te voorspellen, mede doordat de dialoog met de oppositie over een mogelijk compromis in de juridische hervormingsplannen nog gaande is, en premier Netanyahu eind maart heeft aangekondigd de behandeling van de verschillende wetsvoorstellen – waaronder de zogenaamde «override» clausule – uit te stellen. De override clausule is één van de beoogde hervormingen, waarmee het mogelijk wordt om met een meerderheid van stemmen in de Knesset uitspraken van het Hooggerechtshof naast zich neer te leggen. Dat kunnen in potentie ook uitspraken zijn die raken aan onteigening en destructie.
Heeft u uw ambtsgenoot in Israël aangesproken op deze ontwikkeling? Zo nee, bent u bereid dit te doen? Zo ja, welk effect heeft dit gehad en heeft dit gesprek een vervolg?
In de continue dialoog met Israël wordt op alle niveaus het belang van de fundamenten van de democratische rechtsstaat onderstreept. Ik heb dit ook persoonlijk gedaan in een gesprek met mijn Israëlische counterpart dat ik had op 17 april jl.
Bent u bereid de aangekondigde hervormingen in EU-verband te bespreken en uw Europese ambtsgenoten aan te moedigen zich eveneens uit te spreken tegen de aangekondigde hervormingen en om diplomatieke stappen te zetten om deze problematische ontwikkelingen aan te kaarten?
Zie antwoord op vraag 4.
Wat zijn de consequenties voor de relatie met Israël als de hervormingen daadwerkelijk worden ingevoerd?
Nederland blijft richting Israël zorg uitspreken over de huidige ontwikkelingen. De brede bilaterale relatie met Israël biedt hier mogelijkheid toe.
Welke stappen kunnen er (in EU-verband) genomen worden om ervoor te zorgen dat de democratie in Israël niet verder afglijdt?
Onafhankelijke rechtspraak is onmisbaar in een democratische rechtsstaat. In de dialoog tussen de EU en Israël wordt het belang hiervan onderstreept. Zie tevens het antwoord op vraag 4.
De training door de Europese Unie van het Oekraïense leger |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de bewering onlangs van de voorzitter van de Europese Commissie, Von der Leyen, dat de Europese Unie het Oekraïense leger traint?1
Ja.
Klopt het, zoals meermaals is beweerd door de premier, dat de Europese Unie geen leger heeft en dat er ook geen Europees leger komt?2
Er is geen sprake van de vorming van een Europees Leger. De EU maakt voor EU-missies en operaties, dus ook voor de EU Military Assistance Mission (EUMAM) die zich richt op training van Oekraïense militairen, gebruik van militairen en capaciteiten die de lidstaten daartoe ter beschikking stellen. De besluitvorming over de inzet van de Nederlandse krijgsmacht is, conform de Grondwet, een nationale competentie.
Indien er geen Europees leger is en er ook geen Europees leger komt, hoe kan het dan zo zijn dat de Europese Unie het Oekraïense leger traint? Of zijn het misschien de legers van de afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie die het Oekraïense leger trainen en drukte Von der Leyen zich slechts wat slordig uit?
Zie antwoord vraag 2.
Is ook het Nederlandse leger betrokken bij het trainen van het Oekraïense leger?
Ja.
Indien dit het geval is, sinds wanneer traint het Nederlandse leger het Oekraïense leger?
Nederland draagt in EU-verband, sinds de oprichting van EUMAM eind 2022, op verschillende manieren bij aan de training van Oekraïense militairen.3
Het bericht 'Campaigners urge EU to rethink green investment label for aviation' |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de Europese Commissie overweegt om investeringen in nieuwe vliegtuigen te labelen als «climate-friendly investments»?1
De Commissie heeft zich hier voor zover bekend (nog) niet officieel over uitgelaten. In het artikel waarnaar verwezen wordt en andere media leest het kabinet dat de Commissie dit inderdaad overweegt. De vorm waarin dit zou moeten gebeuren is door een gedelegeerde handeling op basis van de taxonomieverordening2 voor te stellen. Tot een dergelijk voorstel openbaar gemaakt wordt, is het onzeker of en hoe luchtvaart hierin wordt opgenomen.
In de aanbevelingen die het EU-platform voor duurzame financiering in maart 20223 aan de Commissie heeft gedaan staan criteria voor vier activiteiten: het bouwen, leasen, exploiteren, en op de grond afhandelen van vliegtuigen. In de aanbevelingen van het platform levert het bouwen en exploiteren van nieuwe vliegtuigen met nul CO2 uit de uitlaat (bijvoorbeeld op basis van elektriciteit of groene waterstof) een substantiële bijdrage aan de mitigatie van klimaatverandering, en is het bouwen en exploiteren van nieuwe efficiëntere vliegtuigen (met verbrandingsmotoren) een transitieactiviteit. De taxonomie bestaat uit activiteiten die een substantiële bijdrage leveren aan de mitigatie van klimaatverandering en daarnaast uit specifieke regels voor faciliterende en transitieactiviteiten. Transitieactiviteiten hebben geen technologisch en economisch haalbaar koolstofarm alternatief en moeten bijdragen aan een traject naar maximaal 1,5 graden aardopwarming. Ze moeten overeenkomen met de beste prestaties in de sector, de ontwikkeling van koolstofarme ontwikkelingen niet in de weg staan en niet leiden tot een lock-in van koolstofintensieve activa. In de geldende taxonomie zijn al verschillende transitieactiviteiten opgenomen.
Deelt u de mening dat het absoluut ongeloofwaardig is om investeringen in vervuilende en fossiele vliegtuigen te betitelen als «klimaatvriendelijk»? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat activiteiten onder de taxonomie daadwerkelijk moeten bijdragen aan verduurzaming. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 zijn er verschillende categorieën aan activiteiten in de taxonomie en is er in de aanbevelingen van het platform onderscheid gemaakt tussen vliegtuigen met nul CO2-emissies en nieuwe efficiëntere vliegtuigen (de laatste als transitieactiviteit).
Vóór 2050 is het naar verwachting niet mogelijk om intercontinentaal te vliegen op waterstof en vrijwel zeker niet op batterijen. Daarom zet het kabinet daadkrachtig in op biologische en synthetische duurzame luchtvaartbrandstoffen (SAF) als oplossing om de grote luchtvaart op de korte en middellange termijn te verduurzamen. Daarbij is het nationale doel om in 2030 14% duurzame luchtvaartbrandstoffen bij te mengen en in 2050 volledig hierop over te gaan. Duurzame koplopers zullen mogelijk al eerder op 100% SAF vliegen. Vliegtuigen die op duurzame luchtvaartbrandstof vliegen stoten nog steeds wel CO2 uit, maar minstens 70%4 hiervan wordt in de levenscyclus gecompenseerd.
Volgens het rapport5 van het milieucomité van ICAO ter voorbereiding op het in oktober 2022 vastgestelde mondiale langetermijnklimaatdoel van netto-nul CO2 in 2050 zal er in een ambitieus scenario tot 2050 ruim drie biljoen dollar aan investeringen in duurzame brandstoffen nodig zijn van brandstofproducenten die zij door zullen belasten aan luchtvaartmaatschappijen. De productie van SAF is al opgenomen in de geldende taxonomie als een substantiële bijdrage aan de mitigatie van klimaatverandering. Het gebruik van SAF in vliegtuigen valt daarentegen nog niet onder de taxonomie, en zou dat in de vorm van een transitieactiviteit wel doen onder de criteria die het platform aanbeveelt. Het is op voorhand niet eenvoudig te definiëren hoe efficiënt een vliegtuig moet zijn en hoeveel SAF deze moet bijdragen om als transitieactiviteit bij te dragen aan de verduurzaming. Het kabinet wacht daarom een voorstel van de Commissie af.
Kunt u bevestigen dat luchtvaartmaatschappijen uit zichzelf al hun vloot vernieuwen, omdat a) ze dit veel brandstofkosten bespaart, b) sommige vliegtuigen nou eenmaal einde levensduur zijn en c) er steeds strengere grenzen worden ingevoerd voor geluidshinder, luchtvervuiling en broeikasgasemissies?
Luchtvaartmaatschappijen vernieuwen inderdaad om uiteenlopende redenen uit zichzelf hun vloot.
Weet u waarom de Europese Commissie deze fossiele investeringen nu dan als «groen» of «klimaatvriendelijk» wil labelen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kunt u aangeven wat de gemiddelde levensduur is van een vliegtuig, zodat we weten tot wanneer de straks als «groen» verkochte vliegtuigen zullen bijdragen aan de opwarming van de aarde?
Indicatief kan men uitgaan van een economische levensduur in de orde van vijftien tot vijfentwintig jaar. Over de gemiddelde levensduur van verkeersvliegtuigen zijn echter geen nieuwe, openbare cijfers bekend. De COVID-crisis heeft een grote impact gehad op zowel de instroom als de uitstroom uit de mondiale vloot, waardoor oudere cijfers niet langer representatief zijn. Een andere factor die het moeilijk maakt de gemiddelde levensduur in te schatten is onzekerheid rond toekomstig klimaatbeleid voor de luchtvaart.
Onderschrijft u de stelling dat een nieuw, iets minder vervuilend, vliegtuig nog steeds geen «groene» investering genoemd kan worden als het per saldo verder bijdraagt aan de cumulatieve CO2-uitstoot? Zo nee, hoe definieert u dan een «groene» investering?
Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, maakt het EU-platform voor duurzame financiering onderscheid tussen vliegtuigen met nul CO2-uitstoot en de nieuwe, efficiëntere vliegtuigen als transitieactiviteit. Nieuwe efficiëntere vliegtuigen stoten in de orde van 20% minder CO2 uit dan de voorgaande generatie. Hoe meer duurzame brandstof bijgemengd wordt, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, hoe minder een vliegtuig nog bijdraagt aan de cumulatieve CO2-uitstoot.
Een aanpalend risico is overigens dat de bouw en aanschaf van nieuwe efficiëntere vliegtuigen leidt tot groei van de mondiale vloot. Om een dergelijk risico te ondervangen heeft het platform de Commissie aanbevolen om in de criteria voor het leasen en exploiteren van vliegtuigen voorwaarden op te nemen met betrekking tot het uit de vloot halen en zelfs ontmantelen van een oud vliegtuig van vergelijkbare omvang voor elk aangeschaft nieuw efficiënter vliegtuig. Het kabinet wacht een voorstel van de Commissie af.
Bent u bereid zich actief te verzetten tegen het classificeren van investeringen in fossiele vliegtuigen als «groen» of «klimaatvriendelijk»? Zo ja, gaat u voor die positie steun zoeken in de Europese Unie? Zo nee, waarom niet?
In lijn met de Kamerbrief van juni 20216 zal het kabinet de Commissie blijven verzoeken om met aanvullende, realistische criteria te komen voor de luchtvaart, zodat private financiering optimaal benut kan worden voor de noodzakelijke energietransitie in deze sector. Belangrijke principes daarbij zijn technologische neutraliteit en wetenschappelijke onderbouwing in lijn met een 1,5-gradenpad. Wanneer een concreet voorstel voorligt zal het kabinet deze beoordelen en de Kamer daarover informeren.
Bent u bereid om de lobbyisten van de luchtvaartsector te laten weten dat wanneer ze dit soort ongeloofwaardige plannen blijven aandragen ze niet langer als serieuze gesprekspartner gezien zullen worden? Zo nee, waarom niet
De betreffende plannen zijn aanbevelingen van het EU-platform7 voor duurzame financiering. Dit platform heeft op basis van de taxonomieverordening een mandaat om (niet-bindende) aanbevelingen te formuleren voor de Commissie. De 35 leden en 14 waarnemers zijn een brede afspiegeling van de wetenschap en duurzame financieringswereld. Het kabinet hecht aan het onafhankelijke karakter van dit platform en haar aanbevelingen.
Het bericht dat de Europese Commissie parlementen buitenspel wil zetten inzake het Mercosur verdrag |
|
Christine Teunissen (PvdD), Jasper van Dijk (SP) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw oordeel over het artikel «Europese Commissie wil parlementen buitenspel zetten om export te beschermen»?1
Het artikel bevat een aantal verkeerde voorstellingen van zaken, in het bijzonder wat betreft besluitvorming over akkoorden waarbij alleen de EU partij wordt (zogenaamde EU-only akkoorden), zoals handelsakkoorden die enkel onderwerpen bevatten die tot de exclusieve bevoegdheid van de Unie behoren; de relatie tussen het advies van het EU-Hof van Justitie van 16 mei 2017 over het handelsakkoord met Singapore (Advies 2/152) en het onderhandelaarsakkoord EU-Mercosur; en de bevoegdheden van comités onder handels- en associatieakkoorden.
Ten eerste wordt in het artikel gesteld dat in geval van «splitsing», een handtekening van alleen de Commissie volstaat voor goedkeuring. Dat is niet juist. Wanneer de EU partij wenst te worden bij een akkoord, ook als dat een EU-only akkoord is, dient de Raad op voorstel van de Commissie een besluit tot ondertekening vast te stellen. Vervolgens dient de Raad op voorstel van de Commissie een besluit tot sluiting vast te stellen, en daar is vrijwel altijd ook de goedkeuring van het Europees Parlement voor vereist.3 Besluitvorming vindt dus plaats in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon, waarbij het de Raad is die via Raadsbesluiten instemt met zowel ondertekening van een akkoord, als sluiting ervan. Ook uw Kamer wordt betrokken in het geval van EU-only akkoorden. Het kabinet legt verantwoording af aan de Kamer over de positie die wordt ingenomen in de Raad. Dat geldt zowel voor de fase van besluitvorming als de daaraan vooraf gaande onderhandelingen, waarover uw Kamer onder andere via de reguliere voortgangsrapportage handelsakkoorden op de hoogte wordt gehouden.
Voor wat betreft het tweede punt geldt dat het advies van het EU-Hof specifiek zag op de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en de lidstaten in relatie tot het handelsakkoord met Singapore (na het Verdrag van Lissabon). Het EU-Hof bepaalde dat slechts enkele onderwerpen van dat handelsakkoord – portfolio investeringen en het geschillenbeslechtingsmechanisme tussen investeerders en staten – niet onder de exclusieve EU-bevoegdheden vallen. De inhoud van het akkoord met Singapore zoals destijds voorgelegd aan de Raad door de Commissie is niet gelijk aan de inhoud van het EU-Mercosur onderhandelaarsakkoord, dat de twee hierboven genoemde onderwerpen niet bevat. Conclusies van het EU-Hof over de aard van het handelsakkoord met Singapore kunnen dan ook niet zonder meer worden doorgetrokken naar het EU-Mercosur onderhandelaarsakkoord. Verder ontneemt het advies van het EU-Hof de Commissie als onderhandelaar niet de mogelijkheid om voorstellen te doen (waar nodig gezamenlijk met de Hoge Vertegenwoordiger) voor de architectuur van akkoorden, bijvoorbeeld door een voorstel te doen om een onderhandelingsresultaat in meerdere akkoorden voor te leggen aan de Raad.
Voor wat betreft het derde punt wordt in het artikel gesteld dat uit door Greenpeace gelekte teksten zou blijken dat een Associatieraad bindende aanbevelingen zou mogen doen aan lidstaten, en dat zulke aanbevelingen politiek vergaande voorstellen zijn waarover de Commissie niet in haar eentje mag beslissen. Een door een internationale overeenkomst van de Unie ingesteld lichaam, zoals een Associatieraad, kan besluiten en aanbevelingen aan de verdragspartijen vaststellen in onderlinge overeenstemming. Aan EU-zijde stelt de Raad voorafgaand aan die besluitvorming, op voorstel van de Europese Commissie, het namens de Unie in te nemen standpunt vast. Nederland heeft als lid van de Raad ook een stem in de besluitvorming hierover. Het Europees Parlement wordt geïnformeerd over het standpunt dat namens de EU wordt ingenomen. Er is dus geen sprake van besluitvorming waarbij de Commissie zonder voorafgaande interne besluitvorming in de EU een positie in kan nemen namens de EU.
Klopt het dat de Europese Commissie voornemens is het Mercosur verdrag te splitsen in een politiek gedeelte en een handelsgedeelte om de nationale parlementen (gedeeltelijk) te omzeilen? Zo ja, deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar zou zijn?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld is op dit moment niet bekend in welke vorm de Europese Commissie een mogelijk EU-Mercosur akkoord zal aanbieden aan de Raad ter besluitvorming. Op dit moment wordt nog onderhandeld tussen de Europese Commissie en de Mercosurlanden over een aanvullend instrument bij het in 2019 uit onderhandelde handelsdeel van een mogelijk EU-Mercosur akkoord. De Europese Commissie heeft aangegeven geen besluitvorming over dit akkoord te voorzien vóór 2024. Ik verwijs u verder naar de kabinetsreactie op de gewijzigde motie 34 682, nr. 125 van het lid Ouwehand c.s. en de gewijzigde motie 21 501–02, nr. 2618 van het lid Teunissen c.s (Kamerstuk 21501–02, nr. 2636).
Deelt u de mening dat nationale parlementen het laatste woord moeten krijgen in de ratificatie van volledige handelsverdragen, conform de aangenomen motie Teunissen (Kamerstuk 21501-02, nr. 2618)? Zo ja, gaat u dit standpunt binnen EU verband uitdragen? Zo nee, waarom niet?
De bevoegdheidsverdeling tussen de Europese Unie en de lidstaten is vastgelegd in het Verdrag van Lissabon. Voor wat betreft een mogelijk EU-Mercosur akkoord zal het kabinet binnen de EU bepleiten dat dit een integraal associatieakkoord blijft, zoals verzocht in de motie Teunissen c.s. Het kabinet zal dit actief uitdragen richting de Europese Commissie en de andere lidstaten van de EU. Ik verwijs u verder naar de kabinetsreactie op de gewijzigde motie 34 682, nr. 125 van het lid Ouwehand c.s. en de gewijzigde motie 21 501-02, nr. 2618 van het lid Teunissen c.s (Kamerstuk 21501-02, nr. 2636).
Klopt het dat de regering nog steeds geen standpunt over het Mercosur-verdrag heeft ingenomen? Zo ja, waar komen uw uitspraak uit juni 2022 vandaan dat de commissie zo snel mogelijk moet overgaan tot het «voltooien en implementeren van de onderhandelde handelsovereenkomsten met Chili, Mexico en Mercosur»? Zo nee, wat is het standpunt van de regering?
Zoals bij ieder verdrag, zal het kabinet pas een positie bepalen ten aanzien van een mogelijk akkoord tussen de Europese Unie en de Mercosurlanden op het moment dat alle daartoe noodzakelijke stukken door de Commissie ter besluitvorming aan de Raad worden aangeboden. Het kabinet heeft eerder toegezegd uw Kamer nauwgezet te betrekken bij deze standpuntbepaling. Ten behoeve hiervan zal een integrale weging worden gemaakt waarbij alle voor- en nadelen, waaronder ook de in de motie Ouwehand c.s. genoemde zorgpunten, worden betrokken.
Het kabinet zal in de tussentijd binnen de EU bepleiten dat een mogelijk EU-Mercosur akkoord een integraal associatieakkoord blijft, zoals verzocht in de motie Teunissen c.s. Het kabinet zal dit actief uitdragen richting de Europese Commissie en de andere lidstaten van de EU.
Hoe verhouden deze ontwikkelingen zich tot de aangenomen motie Teunissen over het tegengaan van het splitsen van het Mercosur-verdrag (Kamerstuk 21501-02, nr. 2618)? Hoe gaat u deze motie uitvoeren?
Zie antwoord vraag 4.
Gaat u de motie Ouwehand (Kamerstuk 34 682, nr. 125) uitvoeren, in die zin dat de Kamer niet wil dat het Mercosur verdrag in zijn huidige vorm wordt overgenomen? Zo nee, waarom negeert u de democratie?
Zie antwoord vraag 4.
De protesten in Georgië en de omstreden ‘Russische wet’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Georgian police use tear gas to halt protest against «foreign agents» law»?1
Ja
Bent u bekend met het bericht «Georgië trekt omstreden «Russische» wet in na twee dagen van protesten en de daarin beschreven aanhoudende protesten»?2
Ja
Hoe oordeelt u over de recente ontwikkelingen over dit wetsvoorstel? Schat u in dat er sprake is van uitstel van deze wetgeving of gaat deze wet volledig van tafel? Kunt u dat toelichten?
De regeringspartij kondigde aan het wetsvoorstel alsnog in te trekken, samen met andere partijen die het wetsvoorstel hadden ingebracht. Om dit ook formeel te kunnen laten gebeuren is het wetsvoorstel in een ingelaste tweede lezing verworpen door het parlement, waarbij de regeringspartij zich overigens onthield van stemming. Hiermee is de wet formeel van tafel. De regeringspartij heeft aangekondigd dat het zal proberen om het publiek beter uit te leggen waar de wet voor was bedoeld en waarom transparantie in buitenlandse invloed in Georgië belangrijk is.
Het is daarmee niet uit te sluiten dat nieuwe voorstellen zullen worden ontwikkeld om het werk van onafhankelijke NGO’s te beperken. Nederland zal dit nauwgezet blijven volgen, zich tegen een dergelijke wet blijven uitspreken en steun blijven uitspreken voor onafhankelijke media en een krachtig maatschappelijk middenveld.
Klopt het dat de wet in eerste lezing is aangenomen en het parlement de wet officieel zal moeten wegstemmen?
Dat klopt. Het wetsvoorstel is in tweede lezing verworpen, zie het antwoord op vraag 3
Bent u het eens dat deze wet lijkt op de Russische «foreign agents» wet uit 2012?3
Ik zie gelijkenissen tussen deze wet en de Russische Foreign Agent wet in haar initiële vorm van 2012.
Is er in Georgië sprake van desinformatie, manipulatie en hybride disruptie door Russische of aan Rusland gelieerde actoren?
Ja. Dit blijkt onder andere uit onderzoeken van NGO’s in Georgië naar desinformatie, vooral via sociale media. In 2019 vond een grootschalige cyberaanval plaats op Georgië, waarvoor Georgië en een aantal andere landen, waaronder Nederland, Rusland verantwoordelijk hebben gesteld.
Op welke manier uit Nederland, met Europese bondgenoten, zorgen over bovengenoemde wet?
Ik heb publiekelijk mijn zorgen geuit over dit wetsvoorstel. Hiermee heeft het kabinet zich aangesloten bij Hoge Vertegenwoordiger Borrell en verschillende Europese bondgenoten die hetzelfde deden. Daarnaast wordt door Nederland het belang van vrije pers en een sterk maatschappelijk middenveld regelmatig benadrukt, zowel op politiek als op hoogambtelijk niveau, in bilaterale ontmoetingen en in EU-verband.
Bent u bereid het geweld tegen vreedzame demonstranten te veroordelen? Heeft u contact met uw Georgische ambtsgenoot om uw zorgen uit te spreken over de antidemocratische en illiberale tendens die uit deze wet spreekt en die strijdig is met de Europese aspiraties van Georgië?
Ik heb in mijn publieke reactie de Georgische regering opgeroepen om het recht op vreedzame demonstratie te respecteren. Het blijft van belang dat de Georgische regering volledig uitvoering geeft aan de 12 hervormingsprioriteiten uit de Opinie van de Europese Commissie4, inclusief de prioriteiten op het gebied van mediavrijheid en de bescherming van het maatschappelijk middenveld. Dit zal ik in contact met mijn Georgische ambtsgenoot uitspreken, nadrukkelijk ook wanneer initiatieven worden ontplooid die niet in lijn zijn met de Kopenhagencriteria, zoals de Foreign Agent/Influence wetsvoorstellen.
Bent u bereid samen met andere Europese leiders en Europese ambtsgenoten naar Tbilisi af te reizen om de Georgische bevolking die wacht op een Europese toekomst een hart onder de riem te steken?
Ik heb mijn zorgen met betrekking tot deze wetsvoorstellen publiekelijk geuit en daarmee ook een signaal gegeven aan de Georgische bevolking. Nederland blijft het maatschappelijk middenveld in Georgië steunen, onder andere via het Mensenrechtenfonds en Matra. Daarmee blijven we ook hervormingsprocessen in Georgië steunen die in lijn zijn met het Europese pad van Georgië. Ik kan op dit moment geen toezeggingen doen over een eventuele reis naar Tbilisi.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk te beantwoorden?
Ja
Het bericht “Fini de chinoiser dans l’armée de l’air’” |
|
Peter Valstar (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Fini de chinoiser dans l’armée de l’air»?1
Ja.
Klopt het dat Frankrijk werkt aan een wettelijk verbod voor voormalig militaire vliegers om zonder toestemming van het Ministerie van Defensie te oefenen met buitenlandse krijgsmachten?
Er ligt momenteel een wet in het Franse parlement ter beoordeling. Die verplicht alle voormalig militairen om voorafgaand aan enige dienstbetrekking – betaald of onbetaald – in het buitenland, voorafgaande toetsing en toestemming te krijgen van een daartoe in te richten commissie die ook de staatsveiligheidsbelangen toetst.
Bent u bereid in contact te treden met de Franse krijgsmacht en de Franse ervaringen en oplossingen mee te nemen bij de uitvoering van de motie van het lid Valstar c.s. (Kamerstuk 36 200-X, nr. 25) die vraagt om maatregelen tegen het geven van trainingen aan onder meer China?
Nederland onderkent de risico’s van dergelijke trainingen en volgt de ontwikkelingen in gelijkgezinde landen uiteraard met belangstelling. Er zijn op dit moment twee soorten maatregelen om het geven van dergelijke trainingen tegen te gaan, preventieve en juridische.
De preventieve maatregel is dat gedurende de tijd dat de medewerker in dienst is bij Defensie het bewustzijn over de omgang met vertrouwelijke informatie hoog wordt gehouden, onder andere door het houden van beveiligingsbewustzijncampagnes. De huidige aanpak is gericht op alle manieren waarop informatie gedeeld kan worden en is dus breder dan alleen trainingen. De inhoud is daarbij bepalend.
In de uitwerking van de motie Valstar (kenmerk 36 200 X, nr. 25) is vanuit het Nederlands rechtssysteem gebleken dat er voldoende wettelijke middelen beschikbaar zijn voor eventuele strafvervolging indien gerubriceerde informatie, ook na de actieve diensttijd, wordt gedeeld met onbevoegden. Onderzocht wordt of er aanvullende (juridische) mogelijkheden zijn om het verzorgen van trainingen door oud-defensiemedewerkers, die bepaalde nader te specificeren functies hebben uitgevoerd, te voorkomen.
Er zal met de Franse krijgsmacht hierover in contact worden getreden om te beoordelen of ten aanzien van dit onderwerp lessen te leren zijn.
Welke lessen zijn er uit de Franse aanpak te trekken om specifiek een wettelijk verbod of strafbaarstelling in te stellen, los van andere maatregelen om de trainingen te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de Franse staat voorafgaand aan het ingaan van een wettelijk verbod voormalig militaire vliegers op het laatste moment via gesprekken heeft afgehouden van het geven van trainingen aan China nadat zij daarvoor benaderd waren?
De regering kan geen uitspraken doen over hoe bondgenoten zoals Frankrijk in concrete gevallen dergelijke activiteiten tegengaan.
Kunt u aangeven, desnoods vertrouwelijk, of dergelijke rekruteringspogingen ook in Nederland hebben plaatsgevonden? Zo ja, zijn deze ook gestopt?
Zoals gemeld in antwoord op vragen hierover van het lid Hammelburg en van de leden Valstar en Brekelmans, doet de MIVD actief onderzoek naar dergelijke activiteiten om de dreiging tegen te gaan1. Vanwege het gerubriceerde karakter van dit onderzoek kunnen over de aard en inhoud daarvan in het openbaar geen uitspraken worden gedaan.
Zet Nederland net als Frankrijk actief in op het voorkomen van dergelijke trainingen al in de fase voorafgaand aan een wettelijk verbod?
Zie ook antwoord bij vraag 4. Zoals ook gemeld in het kader van de uitvoering van de motie van het lid Valstar c.s. (Kamerstuk 36 200-X, nr. 25), die ik gelijktijdig met deze beantwoording aan uw Kamer stuur, worden momenteel aanvullende (juridische) mogelijkheden onderzocht om het verzorgen van trainingen door oud-defensiemedewerkers te voorkomen. Strafbaarstelling is mogelijk bij het schenden van de geheimhouding, zowel tijdens als na de diensttijd bij Defensie. De nadruk ligt op de inhoud van de informatie en niet op de vorm.
Voor enkele specifieke categorieën functies, waaronder vliegers op de F-35, bestaan reeds zogenaamde out-briefings. Momenteel wordt ook onderzocht of er een aanvulling in het Defensie Beveiligingsbeleid wenselijk is voor een specifieke briefing bij het einde van de functie voor alle vliegers.
Het feit dat sinds november 700 Iraanse meisjes op school zijn vergiftigd |
|
Tom van der Lee (GL), Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat sinds november al bijna 700 meisjes vergiftigd zijn op school in Iran, op maar liefst 58 scholen in het land?1, 2
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de notie in dit artikel dat sommige Iraniërs speculeren dat de schoolmeisjes worden vergiftigd door het regime als wraakactie tegen de demonstraties naar aanleiding van de dood van Mahsa Amini?
Het kabinet heeft met ontzetting kennis genomen van de verschrikkelijke berichten over grootschalige vergiftigingen van jonge meisjes op scholen in Iran. Meisjes moeten, overal ter wereld, veilig naar school kunnen gaan en veilig kunnen leren. Het is belangrijk dat dit grondig onderzocht wordt en dat de daders ter verantwoording worden geroepen. Het is op dit moment onduidelijk wie er achter deze vergiftigingen zit. De Iraanse autoriteiten hebben aangekondigd de vergiftigingen te onderzoeken en er zijn inmiddels ook arrestaties verricht. Het kabinet zal dit op de voet blijven volgen.
Wat is uw appreciatie van het feit dat Iraanse autoriteiten volgens Human Rights Watch tegenstrijdige verklaringen afleggen, de ernst van de aanvallen bagatelliseren ondanks de woede van ouders en studenten? Deelt u het vermoeden dat het Iraanse regime direct of indirect verantwoordelijk is voor deze gruwelijke misdaden?3
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het regime tot nu toe nog niets gedaan heeft om een einde te maken aan deze gifgasaanvallen, en dat er niets wordt gedaan om nieuwe aanvallen te voorkomen?
Het eerste bericht over vergiftiging van schoolmeisjes dateert van 30 november 2022. De vergiftigingen en de schaal waarop deze plaatsvonden – ruim 1200 meisjes op tenminste 91 scholen verspreid over 20 provincies – werden aanvankelijk ontkend door de Iraanse autoriteiten. Het kabinet heeft daarnaast ernstige zorgen over berichten over de arrestatie van een journalist die onderzoek deed naar deze vergiftigingen.4 Dit alles roept serieuze vragen op over de inzet van de Iraanse autoriteiten om dergelijke aanvallen te voorkomen en voortvarend onderzoek te doen naar de daders. De Iraanse autoriteiten hebben inmiddels aangegeven de vergiftigingen te zullen onderzoeken en daders streng te zullen straffen. Ook zijn er arrestaties verricht. Het kabinet zal dit op de voet blijven volgen.
Deelt u de mening dat we als het gaat om verantwoordelijkheid en gerechtigheid weinig kunnen verwachten van het feit dat Iran nu zegt zelf onderzoek te gaan doen naar deze aanvallen mede gezien het feit dat Iran een slechte trackrecord heeft als het gaat om onderzoek naar geweld tegen meisjes en vrouwen4, het regime al maandenlang op gruwelijke wijze protesten neerslaat, waarbij duizenden vrouwen gearresteerd zijn en honderden vermoord, en jonge mannen vermoord zijn zonder eerlijk juridisch proces?
Het kabinet deelt de mening dat de Iraanse autoriteiten geen goede reputatie hebben inzake het doen van onafhankelijk onderzoek conform internationale standaarden naar geweld tegen meisjes en vrouwen. Zo stelde de VN Speciaal Rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Iran in zijn recente rapport nogmaals expliciet dat de onderzoeken van de Iraanse autoriteiten naar de dood van Jina Mahsa Amini «geloofwaardig, noch transparant waren en niet voldeden aan de minimumvereisten van onpartijdigheid en onafhankelijkheid».6 In dit specifieke geval hebben de Iraanse autoriteiten tot op het hoogste niveau aangegeven de vergiftigingen te zullen onderzoeken en daders streng te zullen straffen. Of dat ook gebeurt, zal moeten blijken. Het kabinet blijft deze ontwikkelingen op de voet volgen.
Deelt u de mening dat de internationale gemeenschap een rol moet spelen om te zorgen dat de daders verantwoordelijk gehouden worden voor deze misdaden?
De Iraanse autoriteiten hebben aangekondigd de vergiftigingen te onderzoeken en inmiddels ook arrestaties verricht. Het kabinet zal dit op de voet blijven volgen. Indien duidelijk wordt wie de verantwoordelijken zijn, zal het kabinet serieus kijken naar mogelijke verdere acties in EU-verband.
Bent u bereid om als Nederland de lead te nemen in het opzetten van concrete programma’s die mensenrechtenverdedigers, journalisten en burgers kunnen trainen in het verzamelen van bewijsmateriaal dat gebruikt kan worden in rechtszaken tegen de misdaden die nu in Iran plaatsvinden?
Het is van groot belang dat bewijzen van mensenrechtenschendingen in Iran verzameld, geconsolideerd, bewaard en geanalyseerd worden, ook met het oog op gebruik in mogelijke toekomstige rechtszaken. Nederland heeft zich in de VN-Mensenrechtenraad actief ingezet voor de oprichting van een onafhankelijke VN Fact Finding Mission (FMM). De FFM is inmiddels gestart met haar werkzaamheden en zal in juni 2023 een eerste mondelinge update geven aan de VN-Mensenrechtenraad. Bewijsgaring is een onderdeel van het mandaat van de FFM, en bewijs van mensenrechtenschendingen kan bij de FFM worden aangeleverd. Hiertoe heeft deFFM een specifieke oproep gedaan.7 De FFM functioneert hiermee ook als een centraal punt voor bewijsgaring.
Bij het verzamelen van bewijs is het van belang dat aan bepaalde standaarden wordt voldaan, zodat het bewijs kan worden gebruikt in rechtszaken. Hiertoe bestaan verschillende richtsnoeren en codes. Het kabinet wijst bijvoorbeeld op de Guidelines for civil society organisations – Documenting international crimes and human rights violations for accountability purposes.8 Deze richtsnoeren zijn opgesteld door het Parket van de Aanklager van het Internationaal Strafhof en Eurojust, en bieden handvatten voor bewijsgaring die ook gebruikt kunnen worden voor het aanleveren van bewijs bij de FFM.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat er een centraal punt komt voor het verzamelen van bewijsmateriaal dat in juridische procedures gebruikt kan worden en dat nu apart door verschillende mensenrechtenorganisaties, activisten en journalisten verzameld wordt?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid om samen met de internationale gemeenschap, zoals bijvoorbeeld het Internationaal Strafhof (ICC) te bekijken hoe zo’n programma ontwikkeld en uitgevoerd kan worden, en hoe er een (online) centraal verzamelpunt opgezet kan worden dat toegankelijk is voor burgers, journalisten en activisten in Iran?
Het kabinet verwijst naar de eerdere Kamerbrief d.d. 31 januari 2023 over de juridische mogelijkheden om verantwoordelijken van mensenrechtenschendingen in Iran internationaal strafrechtelijk te vervolgen. Zoals ook gesteld in deze brief bestaat voor de vervolging en berechting van individuele verdachten van internationale misdrijven in Iran door een internationaal tribunaal vooralsnog geen rechtsgrondslag. Een eventuele verwijzing door Nederland of een ander gelijkgezind land naar het Internationaal Strafhof (ISH) zou geen effect hebben, omdat Iran geen partij is bij het Statuut van Rome en er ook geen andere rechtsgrondslag is voor de Aanklager om een onderzoek te starten (zoals een verwijzing door de VNVR, waarvoor draagvlak onwaarschijnlijk is).
Bent u daarnaast bereid om de hoofdaanklager van het ICC te vragen een onderzoek in te stellen naar de chemische aanvallen op de schoolmeisjes?
Zie antwoord vraag 9.
Betrokkenheid van de MIVD bij onderzoek naar vernieling van Nordstream 1 en Nordstream 2-pijpleidingen |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Is het juist dat de Nederlandse Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) betrokken is bij het onderzoek naar het opblazen van drie van de vier pijpleidingen van Nordstream 1 en 2 in september 2022?1
Over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken.
Zijn ook andere Nederlandse inlichtingendiensten betrokken bij het onderzoek, zoals de Joint Sigint Cyber Unit (JSCU)? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze dat het geval is?2
Over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken. Wel wil ik u er graag op wijzen dat de JSCU geen inlichtingendienst is, zoals u in uw vraag stelt, maar een gezamenlijke afdeling is van onze civiele en militaire inlichtingen- en veiligheidsdiensten AIVD en MIVD.
Is het juist dat ten tijde van de verdachte bewegingen van het jacht waar de vermeende daders zouden verblijven zeker 45 schepen in dat gebied van de Oostzee zonder transponder voeren? Zo nee, wat zijn dan de feiten? Zo ja, wat is de verklaring voor dit grote aantal schepen dat niet kan worden getraceerd?3
Op het moment wacht het kabinet de uitkomst van de onderzoeken van de Duitse, Deense en Zweedse autoriteiten naar de toedracht van de gebeurtenissen rondom de Nord Stream pijpleidingen af.
Is het juist dat begin 2023 het gebruikte jacht werd gevonden of vastgesteld werd dat dit jacht werd gebruikt? Zo nee, wanneer en waar werd het jacht gevonden?
Zie antwoord vraag 3.
Is het tevens juist dat meer dan 1.000 kilo explosief materiaal is gebruikt? Kunt u aangeven wat voor soort explosief materiaal het was?
Zie antwoord vraag 3.
Wat was de aard en de hoeveelheid van vervuiling met explosieresten in het jacht die door de autoriteiten werd aangetroffen? Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven op welke wijze de samenwerking van Nederlandse inlichtingendiensten met onderzoekers in andere landen is georganiseerd? Wie heeft de leiding bij het onderzoek?
Zie antwoord vraag 1.
Wat heeft de MIVD voor werkzaamheden uitgevoerd en welke informatie heeft zij gevonden? Indien Nederlandse inlichtingendiensten rapport van hun onderzoek doen, bent u voornemens dat rapport aan de Kamer te sturen?
Zie antwoord vraag 1.
Is het juist dat het onderzoek in Denemarken verder is gevorderd dan elders, zoals in Nieuwsuur werd gemeld?4
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven wanneer de onderzoeksrapporten van Zweden, Duitsland en Denemarken worden gepresenteerd? Gaat het om drie afzonderlijke rapporten of zullen zij worden samengevoegd?
Zie antwoord vraag 3.
De Nederlandse steun voor het project van Boskalis in Manila |
|
Joris Thijssen (PvdA), Tom van der Lee (GL) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Frontlinie over de Nederlandse betrokkenheid bij milieu,- en mensenrechtenschendingen bij de aanleg van een internationaal vliegveld in Filipijnen1, die ook worden benoemd in het Global Witness rapport «Runaway Risk»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u, in het licht van de OESO- en VN-richtlijnen, de weigering van ADSB en Boskalis om, ondanks verzoeken, informatie met stakeholders te delen met betrekking tot hun human rights due diligence?
Het kabinet is van mening dat de wijze waarop ADSB en Boskalis hun rol met betrekking tot transparantie bij dit project vervullen in lijn is met de internationale OESO- en VN richtlijnen. Deze richtlijnen vereisen onder meer publicatie van het beleid voor het uitvoeren van due diligence, maar stellen geen eisen ten aanzien van het openbaarmaking van specifieke projectinformatie.
Wel publiceert ADSB sinds 1 januari jl. de hoofdlijnen van de milieu en sociale beoordeling van categorie A en B projecten binnen dertig dagen na afgifte van de polis.
Bij dit project zet ADSB in op maximale transparantie. ADSB kan echter niet zelfstandig overgaan tot openbaarmaking van documenten die eigendom zijn van de projecteigenaar en bedrijfsgevoelige informatie bevatten. Verder hebben ADSB en Boskalis meerdere malen gesproken met (vertegenwoordigers van) lokale belanghebbenden en is er in deze dialoog, binnen de kaders van de OESO-richtlijnen en de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s), informatie met hen gedeeld.
Welke maatregelen gaat u naar aanleiding van het rapport van Global Witness nemen om te zorgen dat betrokken Nederlandse (of in Nederland gevestigde) bedrijven mensenrechten respecteren en due diligence uitvoeren en daarover rapporteren zoals voorgeschreven in de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen?
Het kabinet hecht belang aan het respecteren van mensenrechten en committeert zich aan VN-richtlijnen zoals de UNGP’s. ADSB onderschrijft de OESO-richtlijnen en werkt volgens deze richtlijnen, ook in het project waar deze Kamervragen over gaan. Daarbij beoordeelt ADSB of betrokken Nederlandse bedrijven mensenrechten respecteren, due diligence uitvoeren en transparant zijn conform de OESO richtlijnen. Voor Boskalis is geconcludeerd dat zij hieraan voldoen en hierop wordt tijdens de uitvoering van het project gemonitord door ADSB. Aangezien het beleid in lijn is met de OESO-richtlijnen, ziet het kabinet geen aanleiding om aanvullende maatregelen te nemen.
In de reactie van het Ministerie van Financiën op de Frontlinie aflevering «De baggerbaai op de Filipijnen» van 9 februari3, wordt gesteld dat de aanbevelingen uit het Manila Bay Sustainable Development Masterplan (MBSDMP) met betrekking tot «mitigatie, preventie en compensatie van de nadelige effecten» zijn meegenomen in de milieu en sociale beoordelingen van ADSB4; kunt u concreet per aanbeveling aangeven hoe deze zijn meegenomen in deze beoordelingen?
Het MBSDMP is een advies aan de overheid van de Filipijnen. Het is een masterplan voor de duurzame ontwikkeling van de baai van Manilla. De ontwikkeling van de luchthaven maakt hier geen onderdeel van uit. In het masterplan wordt wel een aantal aanbevelingen gedaan gericht op mitigatie, preventie en compensatie van nadelige effecten in de baai van Manilla voor het geval dat de Filipijnse overheid besluit op deze locatie een vliegveld te realiseren.
Zo beveelt het MBSDMP aan om maatregelen te nemen ter preventie van overstromingen, aandacht te hebben voor de watervoorziening van de omliggende gemeenschappen en zou hierop langdurige monitoring moeten plaatsvinden. Deze aspecten zijn meegenomen in de milieu en sociale beoordeling van de ekv-aanvraag. Voor de preventie van overstromingen zullen baggerwerkzaamheden in de rivieren rond het projectgebied plaatsvinden. De waterhuishouding in en rond het projectgebied wordt gemonitord zodat de watervoorziening voor omliggende gemeenschappen niet in gevaar komt. Hierop wordt gedurende de looptijd van de polis gemonitord door ADSB en de onafhankelijke consultants MFC en Earth Active.
Bent u bekend met het feit dat het MBSDMP afraadt om het project in de betreffende locatie te ontwikkelen en aanbeveelt om, indien het project toch doorgaat, natuurcompensatie te plegen met een omvang die gelijkstaat aan tenminste tienmaal de oppervlakte van het projectgebied (2.565 hectare)?5 Kunt u concreet aangeven hoe de betreffende aanbeveling uit het MBSDMP over de omvang van natuurherstel alsnog uitgevoerd zal worden nu San Miguel slechts uitgaat van een compensatie van 1.000–1.700 hectare?6
Ja, daar is het kabinet bekend mee. De in het masterplan voorgestelde compensatie van tenminste tien maal de oppervlakte van het projectgebied is echter niet overgenomen door het project of de Filipijnse overheid is ook geen vereiste om te voldoen met wat de internationale mvo-standaarden op het gebied van natuurcompensatie voorschrijven. De verloren natuurwaarden worden door het project gecompenseerd volgens het in de internationale standaarden voorgeschreven «no net-loss» principe, waarbij minimaal evenveel waarde dient te worden gecompenseerd als er verloren gaat. Dit is als vereiste opgenomen in het Environmental Social Action Plan (ESAP) en op de uitvoering hiervan wordt toegezien door ADSB en onafhankelijke consultants.
Bent u bekend met de aantijgingen uit het Global Witness rapport, dat het eerste Environmental Compliance Certificate (ECC) van projecteigenaar San Miguel onrechtmatig verkregen is? Hoe beoordeelt u de due diligence van Boskalis, gezien zij het New Manila International Airport (NMIA) project hebben aangenomen op basis van deze onrechtmatig verkregen ECC?
Ja. Het kabinet herkent dit beeld niet. Het ECC is volgens het kabinet rechtmatig verkregen op basis van nationale wet- en regelgeving. Dit beeld wordt bevestigd door ADSB die een onafhankelijke consultant onderzoek heeft laten doen naar dit aspect.
Bent u bekend met het persbericht van 24 mei 2022 van Boskalis over de toekenning van de exportkredietverzekering (EKV) aan dit project waarin ADSB stelt dat zij met de toekenning van de EKV «ook echt samen het verschil gemaakt voor de lokale gemeenschappen en de natuur»?7 Hoe ziet u dit in het licht van het interview met Boskalis waarin de CEO stelt dat de getroffen vissers ruim twee jaar na dato nog steeds niet gecompenseerd zijn?
Ja, het kabinet is bekend met dit persbericht.
De Nederlandse Staat verstrekt een exportkredietverzekering alleen als de negatieve effecten volgens de internationale standaarden gemitigeerd en zo nodig gecompenseerd worden. Het project is opgestart volgens Filipijnse wet- en regelgeving en kende tekortkomingen op dit punt, hetgeen ook door de heer Berdowski in het interview benoemd wordt. Op aandringen van ADSB en met behulp van consultants is in reactie hierop een plan opgesteld om het gat tussen de Filipijnse en de internationale standaarden te repareren. Dit heeft ertoe geleid dat de groep formele landeigenaren inmiddels volledig is geïdentificeerd en gecompenseerd. Daarnaast moesten de lokale bewoners zonder formele eigendomspapieren en vissers die niet, of niet voldoende gecompenseerd zijn, worden geïdentificeerd en gecompenseerd. Compensatie van deze groep is inmiddels bijna afgerond. Onafhankelijke consultants zien toe op de uitvoering en rapporteren ieder kwartaal over de voortgang. Vissers die niet gecompenseerd zijn maar menen hier wel recht op te hebben kunnen gebruik maken van een klachtenmechanisme. Ook op de afhandeling van binnengekomen klachten wordt toegezien door de onafhankelijke consultants.
Hoe beoordeelt u de uiting van de CEO van Boskalis in het interview met Frontlinie dat hij de vissers graag eerder had gecompenseerd, maar dat de verantwoordelijkheid hiervoor bij San Miguel ligt, in het licht van afspraken voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) zoals de OESO-richtlijnen, gezien deze effecten het directe gevolg zijn van de werkzaamheden van Boskalis?
Ook voor het kabinet is het belangrijk dat compensatie van betrokken partijen plaatsvindt conform internationale mvo-standaarden. Zoals in het antwoord op vraag 7 beschreven wordt op de uitvoering van de compensatie toegezien door ADSB en onafhankelijke consultants.
Bent u bekend met Flaviano Villanueva en het PAGHILOM project, dat in de Filipijnen in 2021 van de Nederlandse regering de Mensenrechtentulp ontving voor hun werk in het bijstaan van slachtoffers van buitengerechtelijke executies door de Filipijnse politie? Hoe kijkt u aan tegen het feit dat dezelfde organisatie die van Nederland een mensenrechtenprijs ontvangt op dit moment ondersteuning biedt aan Filipijnen die door Nederlandse betrokkenheid bij de bouw van Manila Airport geforceerd hun huis moeten verlaten en hun levensonderhoud verliezen?
Ja. De heer Villanueva verricht waardevol werk voor kwetsbare groepen mensen die door de brede stadsvernieuwing van de stad Manilla, inclusief de bouw van de nieuwe luchthaven, geraakt worden.
Wat is uw reactie op het statement van de Mensenrechtentulpwinnaar die zich afvraagt «waarom [hij] een award zou ontvangen die [hem] gegeven wordt in ruil voor bloedvergieten»?
Zie het antwoord op vraag 9. Het kabinet verwelkomt de inzet van de heer Villanueva voor kwetsbare groepen ook in het kader van de bouw van de nieuwe luchthaven.
Welke rol speelt de Nederlandse ambassade in het project? Is er momenteel contact en steun voor mensenrechtenverdedigers en vertegenwoordigers van slachtoffers van de zandwinning (de vissersfamilies die visgronden kwijtraken)? Waarom wel of niet?
De Nederlandse ambassade onderhoudt contacten met maatschappelijke partijen die opkomen voor de belangen van groepen die geconfronteerd worden met de stadsuitbreiding van Manilla. Deze stadsuitbreiding beslaat talloze projecten die voor het grootste gedeelte door niet-Nederlandse aannemers worden uitgevoerd. De Nederlandse ambassade is geen onderdeel van dit project in Manila Bay.
Op regelmatige basis spreekt de ambassade met de verschillende betrokkenen, zowel met de projecteigenaar en -uitvoerder als met vertegenwoordigers van lokale inwoners in en rond het projectgebied.
Hoe verklaart u deze incoherentie van Nederlands handelen in de Baai van Manila, waarbij aan de ene kant Boskalis een EKV krijgt om dit project te doen en aan de andere kant Nederland een organisatie die slachtoffers bijstaat een award uitreikt? Welke concrete acties gaat u op de korte termijn ondernemen om te zorgen dat de slachtoffers van dit project op korte termijn op een rechtvaardige wijze gecompenseerd gaan worden?
Het kabinet is niet van mening dat er sprake is van incoherentie. De mensenrechtentulp is uitgereikt aan de heer Villanueva voor het waardevolle werk voor kwetsbare groepen mensen die door de brede stadsvernieuwing van de stad Manilla, inclusief de bouw van de nieuwe luchthaven, geraakt worden.
De inzet van het kabinet is primair gericht op correcte uitvoering van de punten in het ESAP, inclusief compensatie, zodat het project aan internationale standaarden voor mvo voldoet. Bij uitblijven van concrete acties van de projecteigenaar ter verbetering van de situatie, kan als ultiem drukmiddel besloten worden om de trekking uit de lening te stoppen tot de afgesproken maatregel is uitgevoerd. Het kabinet zal dit instrument inzetten wanneer dat nodig is.
Bent u bereid om naast het publiceren van de second opinion als het gaat om de monitoring van het project, ook opdracht te geven voor een onafhankelijk onderzoek naar de besluitvormingsproces en naleving van IMVO-standaarden rondom de toekenning van een EKV voor het New Manila International Airport project van Boskalis aangezien dit twee aparte vraagstukken zijn?
Het gehele mvo-beleid voor de ekv is onlangs door een externe partij geëvalueerd.8 Uit deze evaluatie, die in december 2021 met uw Kamer is gedeeld, blijkt dat het beleid effectief is in het voorkomen van het verzekeren van transacties met onaanvaardbare risico’s voor mens en milieu.
Aan de besluitvorming over de ekv voor dit project is een zorgvuldige milieu- en sociale beoordeling voorafgegaan, welke bijna twee jaar in beslag heeft genomen. Als extra waarborg dat de monitoring naar behoren functioneert en in staat is om vertragingen en misstanden tijdig en toereikend te adresseren, heeft het kabinet de externe consultant Steward Redqueen ingehuurd om het monitoringsproces te beoordelen. Voor dit onderzoek heeft Steward Redqueen toegang tot alle relevante documenten. Een niet-bedrijfsgevoelige samenvatting van de conclusies zal met de Kamer worden gedeeld.
Alles in overweging nemende ziet het kabinet geen aanleiding om nog een extra onafhankelijk onderzoek naar deze transactie in te stellen.
Wilt u daarbij ingaan op 1) de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ADSB en Boskalis m.b.t. de effecten op mens en milieu en 2) wat er gedaan moet worden volgens IMVO-standaarden om negatieve effecten voor de gemeenschappen en de natuur te herstellen?
Zie antwoord vraag 13.
De berichtgeving over ‘Project Fear’ van de Britse overheid tijdens de coronacrisis |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers , Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving aangaande ««Project Fear» authors discussed when to «deploy» new Covid variant», de «Lockdown Files» en de openbaargemaakte chatberichten van voormalig health secretary Matt Hancock?1, 2, 3, 4
Ja.
Was u op de hoogte van deze strategie van de Britse voormalig Minister van Volksgezondheid om de bevolking angst aan te jagen door het «uitrollen» van een nieuwe COVID-variant? Zo ja, wanneer bent u hiervan op de hoogte gebracht, welke Nederlandse autoriteiten en/of bewindspersonen beschikten over deze informatie, wat is de Nederlandse reactie hierop geweest, waarom heeft u hierover de Kamer niet geïnformeerd en waarom heeft de Nederlandse overheid hieraan geen ruchtbaarheid gegeven en dit niet sterk veroordeeld?
Ik was hiervan niet op de hoogte. Overigens merk ik wel op dat de term «deploy», door u vertaald als «uitrollen», geen betrekking heeft op het uitrollen van een nieuwe COVID-variant maar op het nieuws over deze variant.
Indien u niet op de hoogte was van de tactiek van Hancock, hoe reflecteert u dan op de informatie uit de zogenaamde «Lockdown Files», die recent naar buiten is gebracht? Bent u voornemens contact op te nemen met de Britse overheid om opheldering te vragen over deze kwestie?
Uit de persberichten over de gelekte whatsapp berichten komt naar voren dat ook andere aspecten dan wetenschappelijke inzichten meegespeeld hebben in de besluitvorming in het Verenigd Koninkrijk. Ik zie geen reden om contact op te nemen met de Britse overheid.
Vindt u het geoorloofd dat de Britse regering een nieuwe COVID-variant actief en gecalculeerd heeft ingezet om angst en daarmee draagvlak voor een lockdown te creëren? Zo ja, kunt u dan uitleggen op welke manier het wat u betreft wetenschappelijk en moreel verantwoord is om een potentieel, vermeend, gezondheidsgevaar bewust in te zetten voor politieke doeleinden?
Ten algemene ben ik van mening dat het nooit geoorloofd is om angst te creëren.
Is het wat u betreft geoorloofd dat de Britse overheid belangrijke informatie zoals deze – het ontstaan van een nieuwe COVID-variant en daarmee een vermeend nieuw risico voor de volksgezondheid – niet direct openbaar heeft gemaakt, maar bewust heeft gewacht op het juiste «momentum» om deze informatie naar buiten te brengen, teneinde de eigen agenda maximaal te faciliteren? Zo ja, kunt u hiervoor een onderbouwde uitleg/rechtvaardiging geven?
De inzet van het kabinet is erop gericht belangrijke informatie zo snel mogelijk openbaar te maken. Tijdens de coronacrisis is op rijksoverheid.nl het coronadashboard ingericht, zodat eenieder de ontwikkeling van het virus kan volgen.
Weet u of en welke wetenschappers en/of wetenschappelijke instituten op de hoogte waren van deze aanpak van de Britse regering? Waren ook Nederlandse wetenschappers/instituten/prominenten ingelicht over deze strategie? Zo ja, wie waren dit? Indien u dit niet weet, bent u dan bereid dit uit te zoeken?
Aangezien de door u aangehaalde artikelen in de pers gaan over een grote hoeveelheid gelekte interne whatsapp berichten tussen leden van de Britse regering en ambtenaren, heb ik geen enkele reden om aan te nemen dat wetenschappers of wetenschappelijke instituten in Nederland op de hoogte waren van deze berichten. Ik zie geen reden om dit uit te zoeken.
Heeft de Nederlandse overheid zich tijdens de coronacrisis ook bediend van dergelijke strategieën? Kunt u aangeven of en welke informatie tijdens/over/met betrekking tot de coronapandemie en het coronavirus de Nederlandse overheid strategisch heeft ingezet voor politieke doeleinden? Zijn ook door Nederlandse bewindspersonen en/of andere autoriteiten in Nederland nieuwe COVID-varianten en/of andere COVID-gerelateerde zaken ingezet voor politieke doeleinden/beeldvorming en/of om kabinets(corona)beleid te ondersteunen/faciliteren en/of draagvlak voor beleid onder de bevolking te creëren? Zo ja, kunt u dan gedetailleerd inzicht geven op welke manier, op welke momenten, door welke personen en op basis van welke informatie en bevoegdheden dit is gebeurd, op basis van welke overwegingen, wie daar (indirect) vanaf wisten en welke communicatie tussen welke (bewinds)personen daarover heeft plaatsgevonden? Zo niet, kunt u dan bewijslast aanleveren die aantoont dat de Nederlandse overheid zich nooit van dergelijke tactieken heeft bediend? Zo nee, waarom niet?
De inzet van de Nederlandse overheid is gericht op het zo snel en accuraat mogelijk informeren van de Nederlandse bevolking over de aspecten die samenhangen met de corona epidemie. Daarbij is ook oog voor het draagvlak voor maatregelen maar is er geen sprake van het strategisch inzetten van informatie voor politieke doeleinden. Ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid, die het handelen van de Nederlandse overheid in de coronacrisis onderzocht heeft, heeft hiervan en in haar beide evaluatie rapporten geen melding gemaakt.
Klopt het dat het Nederlandse kabinet op basis van de specifieke variant die Hancock, zoals blijkt uit de openbaargemaakte chatberichten, wilde «uitrollen», de avondklok heeft ingevoerd? Zo ja, klopt het dan dus dat het Nederlandse kabinet (in ieder geval indirect) ook gebruik heeft gemaakt van deze nieuwe variant om politiek beleid te implementeren en hiervoor draagvlak te creëren? Is dit op meer momenten tijdens de coronacrisis gebeurd? Zo nee, waarom is dat volgens u niet het geval? Zo ja, vindt u dat gerechtvaardigd en waarom?
De avondklok is ingevoerd naar aanleiding van de epidemiologische situatie in Nederland.
Waarom zegt u in de beantwoording op eerdere Kamervragen dat er nooit gebruik is gemaakt van de zogenaamde Behavourial Dynamics Methodology (BDM) voor gedragsbeïnvloeding, terwijl dit zwart op wit staat in vrijgegeven Wet openbaarheid van bestuur (Wob)-documenten en inmiddels ook bekend is dat bepaalde coronamaatregelen, zoals de mondkapjesplicht, puur zijn ingezet voor het veranderen van gedrag?5, 6
Ik ben het niet eens met uw analyse dat uit de door u genoemde documenten zou blijken dat gebruik is gemaakt van de Behavioural Dynamics Methodology.
Indien de Nederlandse overheid tijdens de coronacrisis ook van dergelijke strategieën gebruik heeft gemaakt, is hierover dan contact geweest met de media? Over welke informatie beschikten welke journalisten/kranten/programma’s/websites en op welke manier en onder welke voorwaarden en afspraken door/met welke autoriteiten en/of bewindspersonen is deze gepubliceerd?
De Nederlandse overheid heeft tijdens de coronacrisis geen gebruikt maakt van door u genoemde strategieën.
Het artikel 'Nederland betaalde verdachte stichting in corruptieschandaal Europees Parlement' |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Is het kabinet op de hoogte van de berichtgeving «Nederland betaalde verdachte stichting in corruptieschandaal Europees Parlement»?1
Ja.
Is het kabinet op de hoogte van de beschuldigingen tegen de stichting «No Peace Without Justice» en haar bestuursleden?
Ja.
Wanneer is de samenwerking tussen het ministerie en No Peace Without Justice begonnen? Wat is de reden geweest om deze samenwerking te starten?
Het ministerie heeft in 2013 een bijdrage van EUR 50.000 aan No Peace Without Justice geleverd voor het organiseren van drie workshops voor jongeren op het onderwerp Transitional Justice.
In 2018 is er uit het mensenrechtenbudget via de Permanente Vertegenwoordiging in Geneve EUR 1.754 bijgedragen aan een evenement tijdens de Mensenrechtenraad gericht op Syrië. Gezien de veiligheid van betrokken deelnemers was het evenement vertrouwelijk.
Conform geldende procedures heeft financiële rapportage en monitoring plaatsgevonden voor deze voorgaande projecten. Op basis daarvan heeft het ministerie geconcludeerd dat de activiteit naar tevredenheid is uitgevoerd.
In 2022 heeft het ministerie twee activiteiten van No Peace Without Justice met betrekking tot Afghanistan gefinancierd. Voor beide projecten geldt dat de fondsen direct ten goede kwamen aan actoren die zich inzetten voor mensenrechten in Afghanistan, waarop No Peace Without Justice naar gemaakte afspraken heeft geleverd. Op de specifieke doeleinden kan het kabinet niet ingaan gezien de kwetsbare situatie van de actoren en hun families in Afghanistan.
Voor welke doeleinden is No Peace Without Justice gefinancierd door het ministerie?
Zie antwoord vraag 3.
Is dit het eerste project van No Peace Without Justice dat gefinancierd is door de Nederlandse regering? Zo nee, hoeveel projecten van No Peace Without Justice zijn er in het verleden gefinancierd? Voor welke doelen dienden deze projecten? Is er een evaluatie geweest nadat deze voorgaande projecten waren afgerond?
Zie antwoord vraag 3.
Welke eisen zijn er gesteld door het ministerie aan het project van een half miljoen euro waaraan het artikel refereert? Is er tijdens het project controle geweest naar de besteding van de subsidie? Zo nee, kunt u uitleggen waarom dit niet is gebeurd?
De twee activiteiten op het gebied van mensenrechten in Afghanistan waren, net als alle steun aan het Afghaanse maatschappelijk middenveld vanuit het ministerie, sinds de machtsovername van de Taliban aan specifieke voorwaarden verbonden.2 Deze voorwaarden zijn:
Daarnaast zijn alle subsidies die Nederland biedt, gebonden aan overkoepelende voorwaarden. Zo moet een subsidie bijvoorbeeld bijdragen aan de Nederlandse beleidsdoelen, en er moet een inhoudelijk en budgettair voorstel worden overlegd en goedgekeurd. Daarnaast is gekeken naar de uitvoeringscapaciteit van de organisatie.
De besteding van middelen wordt gecontroleerd volgens de verantwoordingsregels voor subsidies van het ministerie. Gezien de subsidie in twee delen is toegekend, is voor het eerste deel van de subsidie aan No Peace Without Justice inmiddels een inhoudelijke en financiële rapportage ontvangen en goedgekeurd, waarbij de financiële rapportage is voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. Eenzelfde rapportage over het tweede deel volgt nog.
Is er een evaluatie geweest van de samenwerking tussen de Nederlandse regering en No Peace Without Justice nadat de pr-manager in mei 2022 in opspraak kwam naar aanleiding van het rapport over de machtige lobby van de Emiraten in Brussel waaraan No Peace Without Justice heeft bijgedragen? Zo nee, waarom is er geen evaluatie gedaan? Zo ja, wat waren de conclusies van deze evaluatie?
Nee, er was geen aanleiding om een evaluatie uit te voeren. No Peace Without Justice heeft als fondsbeheerder een beperkte rol in de daadwerkelijke uitvoering van de activiteiten en heeft tot dusverre geleverd.
Waarom is de samenwerking tussen de Nederlandse regering en No Peace Without Justice opgezegd? Op welke datum is de samenwerking stopgezet?
De subsidie aan No Peace Without Justice liep af op 31 december 2022. De subsidie is niet verlengd vanwege de berichten over mogelijke betrokkenheid van No Peace Without Justice bij het corruptieschandaal in het Europees Parlement in december 2022. Zo lang het onderzoek van Belgische justitie loopt, wordt geen nieuwe subsidie overwogen.
Bent u van plan te monitoren of andere betrokkenen bij het corruptieschandaal in het Europees Parlement banden hebben met ngo’s of andere organisaties die gefinancierd worden door de Nederlandse regering? Bent u van plan controles uit te voeren bij deze ngo’s of andere organisaties om soortgelijke gevallen als de No Peace No Justice-zaak te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het ministerie zal de ontwikkelingen rondom dit dossier nauwgezet blijven volgen. Voor zover bekend hebben andere organisaties die mogelijk in verband staan met het corruptieschandaal in het Europees Parlement geen financiering vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen.
Indien de uitkomsten van het onderzoek daar echter wel aanleiding toe geven, zal het ministerie uiteraard vervolgstappen nemen.
Een dubieuze promotiecampagne van de EU |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over de promotiecampagne «You are EU» vol met opgeblazen teksten als: ««You are EU» is een manifest dat we samen kunnen evolueren naar schone en eigen energie.»?
Als lidstaat is Nederland niet betrokken bij deze campagne. De Europese Commissie gaat over haar eigen communicatie. Het kabinet ziet geen aanleiding de inhoud, opportuniteit of effectiviteit van specifieke communicatie-initiatieven van de Commissie te becommentariëren.
Bent u het eens met de volgende stelling op de website: «Onze kinderen en kleinkinderen wijzen ons de weg naar ons gemeenschappelijke doel: het behoud van onze democratie, onze economie en onze vreedzame en onafhankelijke Europese Unie»?1
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat dit soort teksten nogal pathetisch zijn en gelooft u werkelijk dat dit soort campagnes effectief zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het eens dat uitbreiding van bevoegdheden van de EU onderwerp moet zijn van politieke discussie in plaats van promotiecampagnes?
De bevoegdheden van de EU zijn vastgelegd in de EU-Verdragen. Eventuele uitbreiding van de bevoegdheden van de EU zal verdragsrechtelijk moeten worden verankerd, en kan daarmee alleen plaatsvinden via de in artikel 48 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) vastgelegde procedure. Dat betekent volgens het kabinet dat uitbreiding van bevoegdheden van de EU per definitie de uitkomst zou zijn van een politieke discussie tussen de EU lidstaten.
Wat zijn de totale kosten voor deze campagne?
Navraag leert dat de Europese Commissie de totale campagnekosten (dus in alle 27 EU-lidstaten) stelt op 34,5 miljoen euro.
Vindt u dit een verstandige campagne of had u het geld liever anders besteed?
Zie de beantwoording van de vragen 1, 2 en 3.
Was u op de hoogte van dit initiatief? Zo ja, heeft u toestemming verleend? Zo nee, gaat u dat overbrengen aan de Europese Commissie?
Zie antwoord vraag 6.
De vele berichten van ongeregeldheden, excessief geweld en het nederzettingenbeleid van de nieuwe Israëlische regering in de bezette Westelijke Jordaanoever |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw uitspraak in het Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken d.d. 19 januari 2023 dat de regering de nieuw Israëlische overheid (geïnstalleerd op 29 december) op haar daden zou moeten beoordelen?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht van 26 februari: «Palestinian killed as settlers rampage in Huwara after deadly terror attack»?2 Hoe beoordeelt u het feit dat Bezalel Smotrich, Minister van Financiën en Defensie, de tweet van Samaria Regional Council Deputy Chief Davidi Ben-Zion liket waarin wordt opgeroepen om Huwara «van de kaart te vegen»?
Ja, daarmee ben ik bekend; ik acht deze oproep onacceptabel.
Bent u bekend met het bericht van 22 februari jl.: «Israëlische inval op Westoever escaleert: elf doden en 102 gewonden gemeld»?3
Ja.
Bent u bekend met het bericht van 26 februari jl.: «Two Israeli brothers shot dead in West Bank terror attack – IDF»4
Ja.
Hoe oordeelt u over deze aanval en spreekt u de Palestijnse autoriteiten hierop aan?
De huidige spanningen en gebruik van geweld nemen steeds verder toe, zoals ook blijkt uit de door u genoemde voorbeelden in vragen 3, 5, 6, 7 en 8. Dit geeft reden tot grote zorg. Het is in het belang van beide partijen om verdere escalatie te voorkomen. Nederland roept beide partijen hiertoe op, publiekelijk en in bilaterale contacten. Daarnaast spreekt Nederland zich nadrukkelijk uit tegen unilaterale stappen die de situatie verder onder druk zetten. Ook op Europees niveau wordt deze boodschap uitgedragen getuige de recente verklaring van hoge vertegenwoordiger Borrell en alle 27 lidstaten.5 Nederland steunt in dit kader ook de recente initiatieven van Jordanië, Egypte en de VS in Aqaba om tot afspraken te komen om de situatie te de-escaleren.
Hoe beoordeelt u de grootschalige inval van het Israëlische leger van 22 februari jl. waarbij geen rekening werd gehouden met de burgerbevolking en waarbij onschuldige mensen zijn omgekomen? Vindt u dat de Israëlische krijgsmacht daarbij proportioneel heeft gehandeld?
Het hoge aantal slachtoffers als gevolg van de operatie in Nablus en andere recente operaties en aanslagen die onderdeel vormen van de huidige negatieve geweldsspiraal, baart Nederland zorgen. Ik heb mijn zorgen geuit en opgeroepen tot de-escalatie. Nederland roept Israël op terughoudend te zijn met het gebruik van geweld in veiligheidsoperaties en verwacht van Israël dat ieder geweldsgebruik proportioneel is.
Hoe beoordeelt u de inval van het Israëlische leger op 6 februari jl. in een Palestijns vluchtelingenkamp waarbij vijf Palestijnen om het leven kwamen?
Zie antwoorden op vragen 5 en 6.
Hoe beoordeelt u de aanval van het Israëlische leger op een Palestijns vluchtelingenkamp op 26 januari jl. waarbij negen Palestijnen op het leven kwamen?
Zie antwoorden op vragen 5 en 6.
Hoe beoordeelt u de overeenkomst die tussen het Israëlische Ministerie van Defensie en het Israëlische Ministerie van Financiën is gesloten over het geldende recht in de bezette gebieden?5
Het kabinet heeft kennis genomen van deze overeenkomst. Het kabinet maakt zich al langere tijd zorgen over ontwikkelingen in Israël die onduidelijkheid creëren over het bestuur over de door Israël bezette gebieden en die ertoe bijdragen dat het onderscheid tussen Israël en de bezette gebieden verder vervaagt en dat is problematisch. Nederland volgt de ontwikkelingen nauwgezet.
Hoe beoordeelt u het handelen van de Israëlische overheid van 13 februari jl. om negen nederzettingen te bouwen op land dat is gestolen van de rechtmatige eigenaren?6
Ik heb mij hier duidelijk tegen uitgesproken. Het legaliseren van onder Israëlisch recht illegale outposts, net als het goedkeuren en uitbreiden van nederzettingen in het algemeen, is in strijd met internationaal recht en plaatst een toekomstige vreedzame oplossing verder op afstand.
Hoe beoordeelt u het beleid van de Israëlische overheid om het aantal wapens onder kolonisten te vergroten?7
Het huidige wapenbezit in de fragiele veiligheidssituatie is problematisch, niet alleen onder kolonisten, maar over de gehele breedte in Israël en in de bezette Palestijnse gebieden. Wapenbezit vergemakkelijken werkt dit verder in de hand en is daarmee onwenselijk. Het kolonistengeweld is al geruime tijd aan het toenemen met als dieptepunt de recente gewelddadigheden in Huwara.
Hoe beoordeelt u de keuze van de Israëlische overheid om 7.000 woningen voor kolonisten in de bezette Westelijke Jordaanoever goed te keuren en aan te kondigen?8
Nederzettingen zijn strijdig met het internationaal recht, ondermijnen de kansen op een twee-statenoplossing en doen spanningen op de grond toenemen. Nederland blijft zich uitspreken tegen illegale nederzettingen, of unilaterale acties die een duurzame oplossing verder op afstand plaatsten.
Hoe beoordeelt u het feit dat het Israëlische leger kinderen gevangen neemt en inmiddels 160 kinderen in detentie houdt?9
Volgens het internationaal recht vormt arrestatie, detentie of gevangenschap van een kind een maatregel die alleen in een uiterst geval mag worden ingezet en voor een zo kort mogelijke tijd. Nederland blijft de Israëlische overheid consistent op haar internationaalrechtelijke verplichtingen aanspreken, waaronder het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en verplichtingen onder internationaal humanitair recht.
Herinnert u zich de aangenomen motie Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1669) waarin de regering wordt verzocht positieve maatregelen te formuleren en effectieve drukmiddelen in te zetten om de Israëli’s en Palestijnen weer aan de onderhandelingstafel te krijgen? Waarom is geen gehoor gegeven aan deze motie? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Deze motie is afgedaan middels Kamerstuk 23 432, nr. 484 van 16 juni 2021. In deze brief is toegelicht dat Nederland hier tijdens de Europese Raad en de informele bijeenkomst van Ministers van Buitenlandse Zaken op heeft aangedrongen.
Herinnert u zich de aangenomen motie Karabulut c.s. (Kamerstuk 32 735, nr. 301) waarin de regering wordt verzocht opties in kaart te brengen van (mogelijk) te nemen maatregelen indien Israël overgaat tot annexatie van Palestijns gebied? Waarom is geen gehoor gegeven aan deze motie? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Middels brief, Kamerstuk32 735, nr. 301, is destijds gehoor gegeven aan de motie. Het Midden-Oosten Vredesproces, inclusief mogelijke annexatie, en de EU-inzet zijn destijds meermaals besproken in de Raad Buitenlandse Zaken. De Nederlandse en Europese inzet was en is gericht op het tegengaan van annexatie en hierover vindt veelvuldig contact plaats met Israël en internationale partners.
Herinnert u zich de aangenomen motie Servaes c.s. (Kamerstuk 23 432, nr. 434) die het kabinet oproept om concrete maatregelen te nemen «wanneer partijen afzien van constructieve deelname aan vredesbesprekingen en ondermijnend beleid blijven voeren»? Waarom is geen gehoor gegeven aan deze motie? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Middels de beantwoording van de feitelijke vragen inzake de begroting Buitenlandse Zaken voor het jaar 2017 (Kamerstuk 34 550-V, nr. 7)11 is destijds gehoor gegeven aan de motie. Frankrijk nam het initiatief om een nieuwe dynamiek in het vredesproces te creëren en de bestaande patstelling te doorbreken. Nederland heeft zich ingezet om beide partijen te bewegen tot een constructieve deelname. Destijds is ook aangegeven dat de toekomstige dimensie van de motie («wanneer partijen afzien van constructieve deelname aan vredesbesprekingen en ondermijnend beleid blijven voeren, om concrete maatregelen te nemen, bijvoorbeeld door opschorting van bilaterale of Europese samenwerkingsovereenkomsten») op dat moment niet aan de orde was,
omdat er geen sprake was van vredesbesprekingen.
Herinnert u zich de Kamervragen van de leden Sjoerdsma en Agnes Mulder (Zaaknummer 2022Z03208) waarin de regering wordt opgeroepen maatregelen te formuleren om o.a. het illegale nederzettingenbeleid van Israël een halt toe te roepen?
Ja.
Herinnert u zich artikel 2 van het associatieverdrag met Israel? Vindt u dat de huidige ontwikkelingen onder reikwijdte van artikel 2 vallen? Zo nee, waarom niet?
Respect voor democratie en mensenrechten zijn integraal onderdeel van het associatieakkoord dat als basis fungeert voor de betrekkingen van de EU en Israël. Nederland benadrukt in EU-verband het belang van een brede dialoog met Israël, juist ook om gevoelige thema’s en actuele ontwikkelingen gezamenlijk te kunnen adresseren als EU, bijvoorbeeld via de Associatieraden.
Bent u het eens dat het ontmoedigingsbeleid van de Nederlandse regering en bondgenoten niet succesvol is geweest?
De Nederlandse overheid ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied. Indien Nederlandse bedrijven aankloppen bij de overheid, worden zij over dit beleid geïnformeerd. De Nederlandse overheid verleent geen diensten aan Nederlandse bedrijven waar het gaat om activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied. Het kabinet heeft geen overzicht van de effecten van het ontmoedigingsbeleid. Het beleid is van toepassing op activiteiten van Nederlandse bedrijven als die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of als die de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren. Het gaat hierbij om activiteiten in nederzettingen, activiteiten met bedrijven gevestigd in nederzettingen en activiteiten buiten nederzettingen die ten gunste komen aan nederzettingen. In gevallen waarin op voorhand niet duidelijk is of een activiteit ten gunste komt van nederzettingen raadt het kabinet desgevraagd Nederlandse bedrijven aan het gesprek aan te gaan met het desbetreffende Israëlische bedrijf. Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven dat zij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door invulling te geven aan internationale normen zoals die zijn neergelegd in de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen), waar de UN Guiding Principles on Business and Human Rights onderdeel van uitmaken. Het is vervolgens aan Nederlandse bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. In het kader van internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij, met inachtneming van de OESO-richtlijnen, tot een afgewogen besluit komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen.
Bent u bereid bilateraal en in Europees verband niet alleen grote zorgen uit te spreken over de huidige ontwikkelingen maar ook concrete drukmaatregelen voor te stellen om de Israëlische regering te laten stoppen met álle illegale maatregelen (van nederzettingenbouw tot excessief geweld)? Zo nee, waarom niet?
Nederland staat in goed contact met andere (EU) lidstaten over de huidige ontwikkelingen en blijft dit doen. Op Europees niveau wordt gesproken, met de EU-lidstaten en EU Speciaal Vertegenwoordiger voor het Midden-Oosten Vredesproces, over de wijze waarop de EU kan bijdragen aan de-escalatie.
Kunt u deze vragen met spoed en afzonderlijk beantwoorden?
Er is getracht zo snel mogelijk en afzonderlijk antwoord te geven.
Het bericht ‘Treasury Targets Global Sanctions Evasion Network Supporting Russia’s Military-Industrial Complex’ |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Treasury Targets Global Sanctions Evasion Network Supporting Russia’s Military-Industrial Complex»?1
Ja.
Klopt het dat deze personen en entiteiten ook Europese sancties tegen Rusland overtreden, als zij zoals de leden van het Zimenkov-netwerk bijvoorbeeld hoogtechnologische goederen aan de Russische defensiesector leveren of zakendoen met Rosoboroneksport?
In algemene zin is het direct of indirect exporteren van de meeste hoogtechnologische goederen – opgenomen in EU-verordening 833/2014 – vanuit de EU naar Rusland verboden. Rosoboroneksport is daarnaast een gesanctioneerde entiteit onder EU-verordening 269/2014, waardoor het verboden is om met dit bedrijf enige transactie aan te gaan of om er enige tegoeden of economische middelen aan ter beschikking te stellen, direct dan wel indirect. Het kabinet heeft echter geen eigenstandige informatie over deze specifieke casuïstiek.
Welke daden waarvoor de Verenigde Staten op 1 februari 2023 de in vraag één vermeldde sancties heeft uitgevaardigd zijn op dit moment niet verboden onder Europese Unie (EU)-sancties?
Zie antwoord op vraag 2.
Welke stappen bent u voornemens te zetten om ervoor te zorgen dat deze personen en entiteiten ook op de Europese sanctielijsten terecht komen, nu het achtste sanctiepakket een grond biedt om personen en entiteiten vanwege sanctieontwijking te sanctioneren?
EU-sancties zijn een instrument van het EU-buitenlandbeleid (GBVB). Vijf van de zes entiteiten in dit bericht zijn gevestigd in de EU. Dientengevolge staan er andere (rechts)instrumenten ter beschikking aan de nationale autoriteiten, zoals bijvoorbeeld strafrechtelijke vervolging. Dit is aan de relevante autoriteiten binnen de betreffende lidstaat.
Daarnaast is Nederland in EU-verband voortdurend in gesprek over het toevoegen van personen en entiteiten aan sanctielijsten en levert een actieve bijdrage aan nieuwe sancties. Voor personen en entiteiten die buiten de EU gevestigd zijn geldt dat er de mogelijkheid bestaat om deze op te nemen in de sanctieverordening wanneer zij voldoen aan de daartoe gestelde criteria. Het kabinet kan echter niet ingaan op specifieke sanctievoorstellen.
Klopt het dat de Verenigde Staten op 1 februari 2023 ook hebben opgetreden tegen personen en entiteiten die zich bevinden op het grondgebied van EU-lidstaten Cyprus en Bulgarije?
De sancties van de VS richten zich op personen met de Cypriotische nationaliteit waarvan niet bekend is waar zij zich precies bevinden. Daarnaast betreft het entiteiten die juridisch gevestigd zijn in Cyprus en Bulgarije, maar waarvan niet bekend is of zij zich ook daadwerkelijk bevinden op het grondgebied van die landen.
Welke stappen hebben Cyprus en Bulgarije zelf genomen om deze personen en entiteiten te bestraffen?
In openbare bronnen is tot nu toe geen informatie te vinden over acties van de Bulgaarse en Cypriotische autoriteiten tegen deze personen en bedrijven. Het kabinet heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de handhavende autoriteiten van andere EU-lidstaten.
Klopt het dat EU-lidstaten ook onder de huidige EU-regelgeving verplicht zijn op te treden tegen deze personen en entiteiten?
Sancties zijn juridisch bindend voor eenieder en alle lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de sancties geïmplementeerd en nageleefd worden. Handhaving is een nationale competentie van de individuele lidstaten en hun relevante autoriteiten, evenals het besluit om over te gaan tot handhaving en vervolging. Zo bepaalt het OM in Nederland volgens het opportuniteitsbeginsel welke zaken worden vervolgd.
Welke veranderingen zou de door de Europese Commissie voorgestelde harmonisering van bestraffing van sanctieovertreding in bovengenoemde casus brengen?2
Met de door de Europese Commissie voorgestelde harmonisering van strafbaarstelling van sanctieovertreding worden de definities van strafbare feiten die verband houden met de schending van beperkende maatregelen van de EU op elkaar afgestemd. Dit zorgt ervoor dat de strafbaarstelling in alle lidstaten gelijk wordt getrokken en dat eventuele zaken op vergelijkbare wijze kunnen worden opgepakt en bestraft.
Welke drukmiddelen zijn er op dit moment binnen de EU, bijvoorbeeld bij de Europese Commissie, als Cyprus en Bulgarije niet adequaat optreden tegen overtreders van de sancties?
Sancties zijn juridisch bindend voor eenieder en de lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de sancties geïmplementeerd en nageleefd worden. De lidstaten dienen daarbij te zorgen voor effectieve handhaving. De Europese Commissie monitort de implementatie van sancties door de lidstaten, heeft hierin een coördinerende rol en bespreekt dit op reguliere basis met de lidstaten. Een belangrijk instrument om gelijke interpretatie te bevorderen zijn niet-bindende guidance-documenten die de Commissie kan uitbrengen. Tenslotte heeft de Commissie instrumenten om de implementatie af te dwingen, bijvoorbeeld door systematische rapportage te vragen van alle lidstaten over hun inspanningen. Bij systematische niet-naleving van EU-recht heeft de Commissie de bevoegdheid om infractieprocedures te starten bij het EU Hof van Justitie.
Strengere regels voor schepen die migranten redden op de Middellandse Zee |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht1 dat van de Italiaanse autoriteiten een reddingsschip van Artsen zonder Grenzen gedurende twintig dagen niet mag uitvaren om mensen op de Middellandse Zee te redden en dat de Italiaanse autoriteiten een boete van 10.000 euro aan Artsen zonder Grenzen hebben opgelegd voor het achterhouden van informatie over een reddingsactie waarbij 48 migranten zijn gered? Zo ja, wat vindt u van deze maatregel?
Ja, het kabinet heeft hiervan kennisgenomen. Zie verder het antwoord op vragen 2 en 3.
Klopt het dat de Italiaanse president op 2 januari jongstleden een gedragscode voor migrantenreddingsschepen heeft vastgesteld, waarin onder meer wordt voorgeschreven dat reddingsschepen direct na een reddingsactie toegang moeten vragen tot een haven en daar onmiddellijk naartoe moeten varen, op straffe van boetes die kunnen oplopen tot 50.000? Zo ja, wat is de precieze status van deze gedragscode en hoe verhoudt deze code zich tot Europese en internationale verdragsrechtelijke bepalingen? Bent u het met de stelling eens dat deze gedragscode in ieder geval op gespannen voet staat met deUnited Nations Convention on the Law of the Sea, de International Convention for the Safety of Life at Sea, de Commission Guidance of te Facilitators Directive van de Europese Commissie en het Protocol against the smuggling of migrants by land, sea and air, supplementing the United Nations convention against transnational organized crime, waarin het onmiddellijk hulpverlenen aan mensen in nood op zee verplicht is gesteld en een uitzondering wordt gemaakt op gecriminaliseerde mensensmokkel voor humanitaire hulpverlening? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat sinds 3 januari jl., nadat het decreet daarvoor was ondertekend door de President van de Italiaanse Republiek op 2 januari jl., er een nieuwe gedragscode voor schepen die stelselmatig Search and Rescue-operaties (hierna: SAR-operaties) uitvoeren voor de kust van Italië van kracht is geworden. Op 23 februari jl. heeft het Italiaanse parlement het decreet goedgekeurd en daarmee heeft het de status van wet gekregen.
De nieuwe gedragscode bepaalt volgens de lezing van het kabinet dat 1) een schip dat stelselmatig SAR-operaties uitvoert over alle noodzakelijke toestemmingen van de vlaggenstaat moet beschikken en aan alle technische eisen moet voldoen om geschikt te zijn voor vervoer te water, 2) de drenkelingen aan boord tijdig moeten worden geïnformeerd over de mogelijkheid om internationale bescherming aan te vragen, 3) er onmiddellijk een veilige haven aangevraagd moet worden bij de verantwoordelijke autoriteiten en dat het schip daar onmiddellijk naar toe dient te varen en 4) dat alle vereiste informatie over de reddingsoperatie aan de verantwoordelijke autoriteiten moet worden verstrekt. Op niet-naleving van bovenstaande norm staan bestuurlijke sancties, zoals een boete.
Het is niet aan het kabinet om een oordeel te geven over de verenigbaarheid van deze Italiaanse wet met Europese en internationaalrechtelijke verdragen. Dat is voorbehouden aan een rechter. Het is aan de Europese Commissie, als hoedster van de EU-verdragen, om erop toe te zien dat de wetgeving verenigbaar is met het Unierecht. In algemene zin is het kabinet het eens met de stelling van de vraagsteller dat het internationaal recht staten en daarmee kapiteins van een schip varend onder een vlag van een staat verplicht onmiddellijk hulp te verlenen aan mensen in nood op zee. Voorts bepalen verdragen dat de staat in wiens opsporings- en reddingsgebied een drenkeling wordt gered de primaire verantwoordelijkheid heeft t.a.v. de coördinatie en samenwerking bij het vinden van een veilige haven. Staten dienen volgens het kabinet conform deze internationaalrechtelijke verplichtingen te handelen.
Bent u het eens met de stelling dat deze gedragscode levensreddende acties op de Middellandse Zee ernstig belemmert?
Zie antwoord vraag 2.
Houden deze Italiaanse maatregelen verband met de door u aangekondigde gesprekken over maatregelen rond de bewaking van de EU-zeegrenzen en het kunnen differentiëren naar «fatsoenlijke» non-gouvernementele organisaties (ngo’s) en ngo’s «die niet deugen» bij reddingsoperaties?2 Wat is uw concrete inzet bij dit soort gesprekken?
De getroffen maatregelen door Italië betreffen geen EU-maatregelen en zijn unilateraal door Italië genomen. In EU-verband is recent wel het gesprek opnieuw opgestart over operaties in het Middellandse zeegebied, door het bijeen roepen van de SAR-Contact Group, onder leiding van de Commissie. Het kabinet heeft de afgelopen jaren meermaals opgeroepen tot duidelijke kaders en te komen tot goede afspraken tussen alle betrokken partijen om tot een normalisatie van de ontschepingspraktijk op de Middellandse Zee te komen, inclusief het vaststellen van SAR-zones en veilige havens en de opbouw van goed werkende kustwachten met voldoende capaciteit. Ook dient daarbij altijd het non-refoulement principe in acht te worden genomen. Deze afspraken moeten bijdragen aan een voorspelbaar en verantwoordelijk mechanisme voor personen die tijdens een SAR-operatie zijn gered. Hier ligt wat Nederland betreft een gedeelde verantwoordelijkheid voor alle landen in het Middellandse Zeegebied; het is niet vanzelfsprekend dat SAR-operaties van (commerciële) schepen altijd uitmonden in ontscheping in de EU. Dit geldt temeer omdat verreweg de meeste van deze SAR-operaties plaatsvinden in de SAR-zones van Noord-Afrikaanse landen, soms op slechts geringe afstand van de kust. Het kabinet stelt zich op het standpunt dat drenkelingen conform de bestaande internationaalrechtelijke kaders naar een veilige haven dienen te worden gebracht. Dat kan ook in een land zijn van waaruit men vertrokken is. Wanneer een EU-lidstaat betrokken is bij een SAR-operatie dient deze er zorg voor te dragen dat ontscheping van drenkelingen niet plaatsvindt in strijd met het principe van non-refoulement.
Bent u het eens met de stelling dat ngo’s zoals Artsen zonder Grenzen hier worden gestraft voor het redden van mensen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om overleg te zoeken met uw Italiaanse ambtgenoot om humanitaire reddingsoperaties niet te hinderen of te blokkeren? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om in het individuele geval van het Artsen zonder GrenzenreddingsschipGeo Barents de Italiaanse autoriteiten te verzoeken om de opgelegde administrative detention onmiddellijk te schorsen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet waardeert de inzet van ngo’s om mensen in nood op zee te redden. Tegelijkertijd dienen de activiteiten van private schepen, die in SAR-zones stelselmatig drenkelingen aan boord nemen, niet behulpzaam te zijn bij het in stand houden van criminele activiteiten van mensensmokkelaars die mensenlevens op het spel zetten. Het is aan de nationale (opsporings)autoriteiten hier onderzoek naar te doen en zo nodig over te gaan tot strafrechtelijke vervolging. Dat hangt af van nationale wetgeving in het betreffende land. In Nederland is deze bevoegdheid voorbehouden aan het Openbaar Ministerie.
Het kabinet is daarmee niet voor het strafbaar stellen van hulp aan mensen in nood op zee door organisatie, zoals ngo’s, die handelen op basis van humanitaire gronden, maar wil de strafbaarstelling niet principieel bij wet uitsluiten. Zie daarover het antwoord op vraag 6. Ten slotte mengt het kabinet zich niet in de (individuele) rechtsgang van andere EU-lidstaten.
Wat vindt u ervan dat Nederland, in tegenstelling tot andere EU-lidstaten, de uitzonderingsclausule voor humanitaire hulpverlening niet heeft geïmplementeerd? Bent u bereid om de door de Europese Commissie in deCommission Guidance voorgestelde uitzonderingsclausule voor humanitaire hulpverlening op te nemen in de Nederlandse strafwetgeving voor mensensmokkel? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om in EU-verband het belang van humanitaire hulpverlening en de onmisbare rol daarbij van ngo’s zoals Artsen zonder Grenzen op zee te benadrukken en belemmeringen daarbij te helpen wegnemen? Zo nee, waarom niet?
Bij de implementatie van de Richtlijn tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf, is als gevolg van een door de Tweede Kamer aangenomen amendement, de humanitaire uitzonderingsclausule niet overgenomen in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (strafbaarstelling van mensensmokkel).3 Reden daarvoor was, aldus het amendement, het veronderstelde risico dat van de open geformuleerde uitzonderingsclausule misbruik zou kunnen worden gemaakt, terwijl de bestaande strafuitsluitingsgronden voldoende ruimte bieden om in de situatie waarin sprake is van handelen op humanitaire gronden te voorzien in straffeloosheid.4 Dat op humanitaire gronden is gehandeld kan nu al worden meegewogen in een strafrechtelijk onderzoek: op grond van een algemene strafuitsluitingsgrond – zoals overmacht in noodtoestand – kan die omstandigheid in de weg staan aan de strafbaarheid van mensensmokkel. Indien in een strafrechtelijk onderzoek aan het licht komt dat de betrokkene heeft gehandeld op humanitaire gronden, kan het Openbaar Ministerie zelf besluiten om niet over te gaan tot strafvervolging. Wanneer het handelen op humanitaire gronden pas na het instellen van vervolging aan het licht komt, dan kan ten overstaan van de rechter een beroep op zo’n algemene strafuitsluitingsgrond worden gedaan. Het voorgaande vindt bevestiging in jurisprudentie van de Hoge Raad. Daarin wijst het hoogste rechtscollege, mede op grond van de aangehaalde wetsgeschiedenis, voor situaties waarin een beroep op een dergelijke strafuitsluitingsgrond kan worden aanvaard in het bijzonder op «gevallen van humanitaire bijstand zonder enig oogmerk van eigen bevoordeling aan een vreemdeling van wie aannemelijk is dat hij in een zijn leven of veiligheid bedreigende noodsituatie verkeert en aan wie bij zijn vlucht redelijkerwijze niet op andere wijze hulp kan worden geboden dan door hem wederrechtelijk over de grens met Nederland te brengen of in Nederland verder te brengen.»5 Tegen die achtergrond acht het kabinet het niet nodig om te voorzien in een expliciete humanitaire uitzonderingsgrond.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat over de komende JBZ-Raad?
Dat is niet gelukt, omdat het kabinet de antwoorden op de vragen van de leden Ceder (ChristenUnie) en Podt (D66) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2191) tegelijkertijd met deze antwoorden aan uw Kamer wilde aanbieden.
Het bericht ‘Ik wil dat Wim wordt uitgeleverd aan Nederland. Zedenzaken tegen reformatorische hulpverlener staken’ |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Ik wil dat Wim wordt uitgeleverd aan Nederland. Zedenzaken tegen reformatorische hulpverlener staken»?1
Ja.
Op welke manier(en) zet de Nederlandse overheid zich in om te voorkomen dat Nederlanders in het buitenland dit soort misdrijven begaan?
Het kabinet werkt aan structurele, duurzame oplossingen voor het aanpakken van grondoorzaken van armoede, in brede zin. Armoede en de daarmee vaak gepaard gaande verschillen in welzijn en machtsverhoudingen zijn vaak oorzaak van dit soort misdrijven. De Nederlandse overheid kan niet voorkomen dat Nederlanders, ook in het buitenland, dit soort misdrijven begaan en/of dat dit soort misdrijven niet voorkomt.
Naar aanleiding van onder meer #MeToo en het seksueel grensoverschrijdend gedrag in Haïti zijn uitvoerders aangesproken en is bewustwording in het BHOS-beleid inzake machtsmisbruik aangescherpt, onder andere door aangescherpte gedragsregels inzake Sexual Exploitation, Abuse and Harassment (SEAH) en screening van medewerkers.
Kunt u aangeven welke vorderingen er zijn gemaakt op het weeshuisdossier sinds er een coördinator bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken is aangesteld?
Sinds het aanstellen van een coördinator bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn op het dossier «kind en welzijn» (weeshuistoerisme) de volgende activiteiten uitgevoerd.
In maart 2022 is er een uitvraag gedaan bij posten om te onderzoeken in hoeverre de problematiek rondom weeshuistoerisme speelt in het betreffende land. Deze exercitie is ook benoemd in de Kamerbrief van 6 mei 2022 (35 069 nr. 15). Daarnaast heeft het ministerie de reisadviezen aangepast voor landen waar weeshuistoerisme voorkomt. Op de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is in najaar 2022 informatie over vrijwilligerswerk in weeshuizen toegevoegd en geüpdatet.
Ook zijn de handelsperspectieven genoemd in het Ecorys-rapport onderzocht. Samen met de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën is besproken welke daarvan realistisch, wenselijk en haalbaar zijn en welke concrete acties hieraan verbonden kunnen worden.
Zo is de ANBI-status, het invoeren van een VOG-vereiste en actieve communicatie om reizen van vrijwilligers naar zorginstellingen tegen te gaan onderzocht.
Voor een ANBI-status kan niet specifiek worden gekeken naar particuliere instellingen die vrijwilligerswerk aan weeshuizen aanbieden, waardoor het via de ANBI-status niet mogelijk bleek om deze instellingen voor de ANBI-status uit te sluiten.
Ook is de effectiviteit, wenselijkheid en haalbaarheid van het gebruik van de verklaring omtrent gedrag (VOG) voor vrijwilligers die naar weeshuizen uitreizen onderzocht en lijkt voorafgaande screening van personeel van instellingen op dit vlak wenselijk. Dezelfde discussie speelt met relevante organisaties v.a.v. humanitaire hulpverleners met als doel een zo goed mogelijke screening in te regelen. Nederlandse organisaties kunnen voor deze screening de VOG gebruiken.
Een eerste sectorbijeenkomst «Kind en Welzijn» heeft op het Ministerie van Buitenlandse Zaken plaatsgevonden. Hieruit is de denktank «Kind en Welzijn» ontstaan, waar maatschappelijk middenveld en particuliere initiatieven samen komen om onderlinge samenwerking te versterken en gedeelde uitgangspunten te formuleren om de rechten van het kind en kinderwelzijn te beschermen. Het Ministerie van Buitenlandse zaken is hierbij betrokken en neemt hieraan deel.
Op welke manier is er vooruitgang geboekt in het aanmoedigen van initiatieven van derde partijen door het Ministerie van Buitenlandse Zaken omtrent de voorlichting over reizen naar buitenlandse weeshuizen?
Voorlichting is een effectief instrument voor ontmoediging gebleken zo stelt het Ecorys-rapport. De sector is daarmee verder aan de slag gegaan via een mediacampagne, met name gericht op jongeren die vanuit goede intenties op pad gaan. Het ministerie staat in contact met onder andere Better Care Network Nederland (BCNN) met betrekking tot de campagne #stopweeshuistoerisme. Het ministerie moedigt de sector aan om campagnes voor bewustwording over de schadelijke gevolgen van weeshuistoerisme voort te zetten.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoekt op dit moment ook zelf in hoeverre voorlichting vanuit de rijksoverheid voor jongeren en hun ouders over de negatieve gevolgen van -veelal goedbedoelde- vrijwilligersreizen naar residentiele zorginstellingen voor kinderen/weeshuistoerisme meerwaarde zou kunnen hebben.
Bent u bereid om steviger beleid te maken rondom het opzetten en steunen van weeshuizen in het buitenland nu opnieuw blijkt dat kinderen in weeshuizen extra kwetsbaar zijn voor mishandeling? Zo ja, welke invulling gaat u hieraan geven? Zo nee, waarom niet?
Naast de in de antwoorden op de vragen 3 en 4 genoemde inspanningen ten aanzien van het tegengaan van weeshuistoerisme moedigt het ministerie de sector aan om zelf het vereisen van een verklaring omtrent gedrag (VOG) verplicht te stellen.
Daarnaast zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken zelf in haar financieringsafspraken meer eisen stellen op het gebied van het screenen van personeel met organisaties die zij financiert. De VOG kan in deze screening gebruikt worden voor Nederlandse organisaties. Ik teken daarbij wel aan dat ook in geval van (extra) screening, individuele excessen niet kunnen worden voorkomen.
Wellicht ter overvloede, het Ministerie van Buitenlandse Zaken financiert geen instellingen die zich inzetten voor weeshuistoerisme.
Welke mogelijkheden heeft de Nederlandse overheid om te voorkomen dat Nederlanders die betrokken zijn bij misstanden in buitenlandse weeshuizen nieuwe particuliere initiatieven kunnen oprichten?
Die mogelijkheden zijn er niet. Onderzocht is of er mogelijkheden zijn om te voorkomen dat Nederlanders die betrokken zijn bij misstanden in buitenlandse weeshuizen nieuwe particuliere initiatieven kunnen oprichten bijvoorbeeld ten aanzien van de ANBI-status.
Kenmerkend voor de ANBI-regeling is dat deze is gericht op generieke, landelijke erkenning van doelen die niet op het eigenbelang of privébelang zijn gericht. ANBI’s hebben binnen de grenzen van de ANBI-regelgeving vrijheid in het nastreven van hun doelstelling. De grens van de ANBI-regeling ligt bij overtreding van de wet (of daar waar toepassing van de integriteitstoets in beeld komt) of waar een instelling door de rechter verboden wordt. De voorwaarden waarop door de Belastingdienst wordt getoetst, bieden geen ruimte om organisaties alleen vanwege het mogelijk aanbieden van weeshuistoerisme extra te controleren of om die reden de ANBI-status te ontnemen. In overleg met het Ministerie van Financiën is er geconcludeerd dat er middels de ANBI-regeling niet specifiek kan worden gekeken naar particuliere instellingen die werk in weeshuizen aanbieden. De ANBI is vooral een technische toets en geen inhoudelijke toets.
Bent u van mening dat buitenlandse weeshuizen die betrokken zijn bij Nederlandse organisaties, Nederlandse werknemers moeten verplichten in bezit te zijn van een verklaring omtrent het gedrag (vog)? Zo ja, op wat voor manier gaat u hierover communiceren en hiernaar handelen? Zo nee, waarom niet?
Ja, Nederlandse organisaties betrokken bij (de financiering van) buitenlandse weeshuizen zouden, als onderdeel van hun screenings beleid, Nederlandse werknemers moeten kunnen verplichten in het bezit te zijn van een verklaring omtrent gedrag (VOG). Het is aan de organisaties dan wel de sector zelf om de VOG verplicht te stellen.
Op dit moment onderzoekt het Ministerie van Buitenlandse Zaken in samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid de mogelijkheden om het gebruik van de VOG te faciliteren voor Nederlandse hulporganisaties. Inzet is om gezamenlijk met uitvoeringsinstantie COVOG van JenV functieprofielen te maken ten behoeve van screening van werknemers en vrijwilligers waarbij SEAH een risico is.
Ziet u in deze recente misstanden aanleiding om alle aanbevelingen uit het Ecorys-rapport uit 2020, waaronder het instellen van een verbod op weeshuistoerisme, opnieuw te onderzoeken?2
De aanbevelingen uit het Ecorys-rapport uit 2020 zijn onderzocht en waar mogelijk opgevolgd. Er is in samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Financiën onderzocht welke van de genoemde handelingsperspectieven realistisch, wenselijk en haalbaar zijn en welke concrete acties hieraan verbonden kunnen worden. Er is geen aanleiding voor nieuw onderzoek.
De militaire steun aan Oekraïne |
|
Thierry Baudet (FVD), Ralf Dekker (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Kunt u een overzicht verstrekken van uitgevoerde, voorgenomen en/of verzochte leveringen van militaire steun aan Oekraïne? Kunt u voor elke afzonderlijke levering aangeven welke procedures, voorwaarden en bedragen hieraan verbonden zijn? Wordt deze steun geschonken, verkocht, uitgeleend of anderszins ter beschikking gesteld?
Het kabinet informeert uw Kamer via de periodieke Kamerbrief «update leveringen militaire goederen aan Oekraïne» over alle geleverde militaire steun aan Oekraïne.1
De militaire steun van Nederland aan Oekraïne betreft een donatie.2
Welke overwegingen liggen aan deze leveringen van militaire steun ten grondslag en wie heeft het initiatief tot deze steun genomen? Kunt u uw antwoord toelichten en per levering beantwoorden?
Rusland voert al ruim een jaar een illegale aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Op basis van artikel 51 van het VN-Handvest heeft Oekraïne het recht zich te verdedigen tegen de Russische agressie. Nederland en een brede coalitie van bondgenoten en partnerlanden stellen, in nauwe samenwerking binnen onder meer het International Donor Conference Centre (IDCC) en de Ukraine Defense Contact Group (UDCG), Oekraïne door de militaire steun hiertoe in staat. De Oekraïense behoefte is leidend. Dat geldt voor elke afzonderlijke levering.
Kunt u voor elke afzonderlijk uitgevoerde, voorgenomen en/of verzochte levering van militaire steun aan Oekraïne aangeven of er sprake is van (mogelijke) onrechtmatigheden, zoals schendingen van het oorlogsrecht, illegale doorverkoop en wanprestaties (zoals het niet terugleveren van materieel)? Indien er sprake is van onrechtmatigheden, kunt u toelichten waaruit deze onrechtmatigheden bestaan, welke bedragen en entiteiten hiermee gemoeid zijn en welke stappen hierop zijn ondernomen?
Zoals recent is aangegeven in de Kamerbrief terug- en vooruitblik na een jaar Russische oorlog in Oekraïne van 20 februari 2023 zijn er op dit moment geen signalen dat geleverd materieel op ongewenste wijze wordt ingezet.3
Tegelijkertijd moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat een deel van deze goederen verloren gaat in de gewapende strijd of anderszins op ongewenste plekken terecht komt. Om deze onvermijdelijke risico’s te mitigeren, wordt elke leverantie zorgvuldig, maar gezien de omstandigheden versneld getoetst aan de EU-wapenexportcriteria door de Minister van Buitenlandse Zaken waarna door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking al dan niet een exportvergunning wordt afgegeven. Daarnaast wordt bij elke levering een eindgebruikersverklaring ondertekend door de Oekraïense autoriteiten waarin zij verklaren de enige gebruiker van de goederen te zijn en deze in te zetten in lijn met de principes van het internationaal humanitair oorlogsrecht en enkel ten behoeve van zelfverdediging.
Kunt u garanderen dat Oekraïne de gemaakte afspraken met betrekking tot de levering van militaire steun nakomt? Zo ja, waarom wel? Zo nee, hoe beoordeelt u dit en hoe gaat u ervoor zorgen dat u deze garantie wel kunt geven?
Oekraïne is verwikkeld in een oorlog tegen Russische agressie. Als gesteld onder vraag drie wordt elke leverantie zorgvuldig, maar gezien de omstandigheden versneld getoetst aan de EU-wapenexportcriteria door de Minister van Buitenlandse Zaken waarna door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking al dan niet een exportvergunning wordt afgegeven. Daarnaast wordt bij elke levering een eindgebruikersverklaring ondertekend door de Oekraïense autoriteiten waarin zij verklaren de enige gebruiker van de goederen te zijn en deze in te zetten in lijn met de principes van het internationaal humanitair oorlogsrecht en enkel ten behoeve van zelfverdediging. Er zijn op dit moment geen signalen dat geleverd materieel op ongewenste wijze wordt ingezet.
Kunt u uitsluiten dat de inzet van Nederlandse militairen of dienstplichtigen in de toekomst ook onder de militaire steun aan Oekraïne zal vallen? Kunt u dit toelichten?
Nederland zet militairen in voor de militaire steun aan Oekraïne. Nederlandse militairen leveren een significante bijdrage aan de training van Oekraïense militairen, waaronder via de operatie Interflexen de EU Military Assistance Mission(EUMAM). Daarnaast leveren Nederlandse militairen specialistische opleidingen en trainingen, zoals rij- en vaaropleidingen, medische training en training op het gebied van ontmijning en de bediening van drones. Voorts ondersteunen Nederlandse militairen bij het onderhoud- en de instandhouding van aan Oekraïne geleverd militair materieel De trainingen aan Oekraïense militairen vinden plaats op diverse locaties buiten Oekraïne, inclusief in Nederland.
Kunt u, conform artikel 68 van de Grondwet, inzage geven in alle gegevens en correspondentie verband houdende met de uitgevoerde, voorgenomen en/of verzochte levering van militaire steun aan Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet informeert uw Kamer via de periodieke Kamerbrief «update leveringen militaire goederen aan Oekraïne» over alle geleverde militaire steun aan Oekraïne. De operationele veiligheid blijft echter te allen tijde leidend in de afweging uw Kamer in het openbaar te informeren. Dit om de veiligheidsbelangen van Nederland, Oekraïne, partnerlanden en/of betrokken bedrijven te waarborgen.
Kunt u in de beantwoording van deze vragen alle militaire steun betrekken die op enigerlei wijze bestemd is voor Oekraïne en hier dus ook doorleveringen via derde partijen in meenemen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet informeert uw Kamer via de periodieke Kamerbrief «update leveringen militaire goederen aan Oekraïne» over alle geleverde militaire steun aan Oekraïne.
Kunt u deze vragen volledig, afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De aangekondigde wet in Georgië over het aanmerken van media en maatschappelijke organisaties als buitenlandse vertegenwoordigers |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de nieuwe wetgeving die in het Georgische Parlement wordt ingediend die het mogelijk maakt om media en maatschappelijke organisaties die financiering ontvangen uit het buitenland als «buitenlandse vertegenwoordigers» aan te merken?
Ja.
Welke consequenties verwacht u voor de vrije pers en mensenrechten in Georgië?
Als de wet definitief zou zijn aangenomen, dan had dit een ondermijnend en stigmatiserend effect gehad op de vrije pers en maatschappelijk middenveld in Georgië. Onafhankelijke media en een omgeving waarin maatschappelijke organisaties vrij hun werk kunnen doen zijn essentieel voor een goed functionerende democratie waarin respect voor mensenrechten is gewaarborgd.
Op 10 maart jl. is het conceptwetsvoorstel «foreign influence» formeel ingetrokken in het Georgische parlement. Deze formele intrekking volgde na dagen van grote protesten in Tbilisi en kleinere demonstraties in andere Georgische steden. Nederland en de internationale gemeenschap steunen de formele intrekking van deze conceptwet.
Ziet u de gelijkenis tussen deze wet en een wet die eerder in Rusland is ingevoerd in 2012 en voor grote restricties heeft gezorgd van media en het maatschappelijk middenveld? Verwacht u een vergelijkbare uitwerking?
Ik zie gelijkenissen tussen deze wet en de Russische Foreign Agent wet in haar initiële vorm van 2012. Indien de wet definitief was aangenomen en uitgevoerd, dan zou sprake zijn geweest van ernstige negatieve gevolgen. In welke mate die overeen waren gekomen met de uiteindelijke uitwerking in Rusland is nu niet aan te geven.
Welke consequenties heeft de implementatie van deze wet op het perspectief op het Europese Unie (EU)-kandidaat lidmaatschap van Georgië?
De Georgische regeringspartij kondigde op 9 maart jl. aan de wetgeving in te trekken. Op 10 maart jl. is de conceptwet formeel ingetrokken en verworpen in het parlement. Dat is een positieve ontwikkeling. De wetgeving is niet in lijn met de Kopenhagencriteria en staat haaks op het streven van Georgië om EU-kandidaat-lidmaatschap te verkrijgen. Het garanderen van mediavrijheid en een gunstige omgeving voor het maatschappelijk middenveld zijn essentieel in een democratie en tevens in het EU-toetredingsproces, zoals ook is benadrukt in de verklaring van de EU Hoge Vertegenwoordiger (HV) Borrell op 7 maart jl.1
De EU en Nederland moedigen de Georgische autoriteiten aan om volledig uitvoering te geven aan de twaalf hervormingsprioriteiten uit de Opinie van de Europese Commissie2. De Commissie zal in een formeel voortgangsrapport beoordelen in welke mate Georgië voldoet aan de prioriteiten uit de Opinie, ook op het gebied van mediavrijheid en de bescherming van het maatschappelijk middenveld. Dit rapport wordt in oktober 2023 verwacht.
Bent u bereid uw Georgische ambtsgenoot aan te spreken over het belang van vrije pers en het maatschappelijk middenveld?
Ja. Het belang van vrije pers en een sterk maatschappelijk middenveld wordt ook regelmatig op hoogambtelijk niveau, in bilaterale ontmoetingen en in EU-verband benadrukt. Op 1 maart jl. spraken de in Tbilisi vertegenwoordigde EU lidstaten inclusief Nederland, met de Voorzitter van het Georgische parlement. Tijdens het gesprek hebben de lidstaten hun zorgen geuit over het wetsvoorstel en de waarde van het maatschappelijk middenveld en de vrije media in Georgië nogmaals onderstreept.
Bent u bereid zich uit te spreken tegen het aannemen van deze wet?
Ja. Ik heb op 8 maart jl. middels een tweet de Nederlandse zorgen over het aannemen in eerste lezing van deze wet overgebracht.3 Het is positief dat de conceptwetgeving inmiddels formeel is ingetrokken. Het blijft van belang dat de Georgische regering voortvarend en onomkeerbaar uitvoering geeft aan alle twaalf prioriteiten die door de EU zijn gesteld, inclusief de prioriteiten die zijn verbonden met vrije media en het maatschappelijk middenveld.
De uitspraak van het Internationaal Gerechtshof over de onmiddellijke opening van de Lachin corridor door Azerbeidzjan |
|
Agnes Mulder (CDA), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Jasper van Dijk (SP), Christine Teunissen (PvdD), Kati Piri (PvdA), Marieke Koekkoek (D66), Tom van der Lee (GL), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV), Caroline van der Plas (BBB), Ruben Brekelmans (VVD), Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch), Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag van 22 februari 2023 op het verzoek om voorlopige maatregelen van de Republiek Armenië in de zaak over de toepassing van de internationale Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (Armenië tegen Azerbeidzjan) over de blokkade van de Lachin corridor, op grond waarvan Azerbeidzjan alle maatregelen die haar ter beschikking staan moet nemen, om te zorgen voor onbelemmerd verkeer van personen, voertuigen en vracht langs de Lachin Corridor in beide richtingen?1
Ja.
Wat is Nederland voornemens om te doen zodat de Azerbeidzjaanse autoriteiten deze uitspraak van het Internationaal Gerechtshof onmiddellijk naleven?
Uitspraken van het Internationaal Gerechtshof zijn bindend. Partijen zijn dan ook gehouden de uitspraak na te leven. Nederland roept partijen in geval van geschillen bij het Internationaal Gerechtshof dan ook op deze uitspraken na te leven, zo ook in dit geval.
Heeft u contact opgenomen met de betrokken partijen om de naleving van de uitspraak van het Internationaal Hof te bespreken? Zo ja, hoe heeft u dat gedaan, samen met wie en wat is het resultaat daarvan? Zo niet, waarom niet?
Nederland heeft naar aanleiding van deze uitspraak de Azerbeidzjaanse autoriteiten opgeroepen om de uitspraak na te leven.
Op 24 februari 2023 heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken publiekelijk deze oproep gedaan aan de Azerbeidzjaanse autoriteiten.2 De EU heeft dezelfde oproep gedaan.3 Verder heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 28 februari 2023 de naleving van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof inzake voorlopige maatregelen besproken met de ambassadeur van Azerbeidzjan en Azerbeidzjan hierbij opnieuw opgeroepen de uitspraak na te leven.
Bij herhaling heeft Nederland de zorgen over de humanitaire situatie in Nagorno-Karabach als gevolg van de de facto blokkade van de Laçın-corridor opgebracht in bilaterale gesprekken met de Azerbeidzjaanse autoriteiten, waaronder in een gesprek tussen de Minister-President en de Azerbeidzjaanse president Aliyev en marge van het WEF. Ik zelf heb deze zorgen overgebracht in meerdere gesprekken met mijn Azerbeidzjaanse counterpart. Verder heeft Nederland deze zorgen geuit in diverse multilaterale fora, zoals tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van de Europese Unie en in het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Nederland heeft voorts samen met de andere EU-lidstaten door middel van EU-verklaringen dit standpunt overgebracht in bijvoorbeeld de Permanente Raad van de Organisatie voor Veiligheid en Stabiliteit in Europa (OVSE).
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de ambassadeur van Azerbeidzjan in Nederland trots tweet: «74 day of eco-action. Inspired by the decision of @CIJ_ICJ Azeri activists and NGOs continue their peaceful action. Azerbeidzjan continues to take all measures at AT ITS DISPOSAL to ensure unimpeded movement of persons, vehicles and cargo along the #Lachin road in both directions»2
Ja.
Deelt u de mening dat Azerbeidzjan niet voldoet aan de uitspraak van het Hof, aangezien de weg nu al 74 dagen geblokkeerd is en er geen enkele wijziging is in de opstelling van Azerbeidzjan sinds het vonnis?
De beperkte uitleg die Azerbeidzjan aan de uitspraak geeft, wordt niet gedeeld door het kabinet. De uitspraak dient in zijn geheel te worden nageleefd, hetgeen betekent dat Azerbeidzjan vrij verkeer van personen, voertuigen en vracht door de Laçın-corridor in beide richtingen dient te verzekeren.
Bent u voornemens om de ambassadeur van Azerbeidzjan hierop aan te spreken?
Ja. Als boven reeds vermeld is op 28 februari jl. de Azerbeidzjaanse ambassadeur uitgenodigd op het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor een gesprek over het naleven van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof. Tijdens het gesprek heeft Nederland Azerbeidzjan opgeroepen om zich aan de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof te houden. Tijdens dit gesprek is ook specifiek aan de orde gesteld dat Nederland de beperkte uitleg die Azerbeidzjan aan de uitspraak geeft niet deelt en dat de uitspraak in zijn geheel dient te worden nageleefd.
Welke stappen gaat Nederland ondernemen in het kader van de Europese Unie (EU), de Raad van Europa en de Verenigde Naties (VN) zodat de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof onmiddellijk wordt nageleefd?
Nederland heeft de Azerbeidzjaanse autoriteiten zoals boven vermeld bij meerdere gelegenheden en in meerdere gremia zowel bilateraal als in EU-verband opgeroepen om de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof inzake voorlopige maatregelen na te leven. Nederland blijft zijn zorgen over de humanitaire situatie in Nagorno-Karabach als gevolg van de de facto blokkade van de corridor herhalen in bilateraal en multilateraal verband.
Deelt u de mening dat Azerbeidzjan als lid van organisaties als de VN en de Raad van Europa verplicht is te stoppen met de voortdurende schendingen van mensenrechten en internationaal recht en de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof onmiddellijk in zijn geheel dient na te leven?
Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen twee weken beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt om de beantwoording binnen een termijn van twee weken naar uw Kamer te sturen.