| Wapenexportvergunningen voor het Israëlische Iron Dome-systeem | |
| Stephan van Baarle (DENK) | |
| Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | |
|   | |
Herinnert u zich uw opmerking in een debat vorige week over ««twee exportvergunningen voor onderdelen van het zogeheten Iron Dome-systeem» van Israël?»1
Ja, ik ben bekend met de woorden van de Minister van Buitenlandse Zaken waar naar wordt verwezen. Het kabinet handelt daarmee conform de motie van het lid Kahraman (motie 21 501-02, nr. 3170).
Kunt u aangeven wat voor export dit precies betreft, over welke onderdelen dit gaat?
Sinds de aanval van Hamas op Israël op 7 oktober 2023 heeft het kabinet in respectievelijk januari 2024 en maart 2025 vergunningen goedgekeurd voor de uitvoer van onderdelen voor het Iron Dome-luchtafweersysteem. In beide gevallen betrof het onderdelen voor de radar waarmee het Iron Dome-luchtafweersysteem inkomende projectielen kan waarnemen om deze vervolgens uit te schakelen.
Produceren in Nederland gevestigde bedrijven onderdelen voor de Iron Dome? Zo ja, sinds wanneer exporteren deze bedrijven onderdelen hiervoor naar Israël?
Het gaat hier om goederen die niet in Nederland, maar in Canada zijn geproduceerd. De onderdelen zijn daarna vanuit Nederland naar Duitsland overgebracht om daar verder verwerkt te worden met als uiteindelijke eindbestemming Israël. Meerdere vergelijkbare transacties hebben sinds 2013 plaatsgevonden.
Daarnaast hebben er tussen 2005 en 2012 zes transacties plaatsgevonden voor de uitvoer van onderdelen en technologie met als eindbestemming Israël waarvan niet kan worden uitgesloten dat deze transacties gebruikt zijn ten behoeve van (de ontwikkeling van) het Iron Dome-luchtafweersysteem dat sinds 2011 operationeel is.
Indien onderdelen voor de Iron Dome niet in Nederland worden geproduceerd, hebben deze vergunningen dan betrekking op doorvoer van onderdelen voor dit wapensysteem? Zo nee, wat bedoelt u dan met uw opmerking in het debat?
De twee transacties ten behoeve van het Iron Dome-systeem betreffen in Canada geproduceerde goederen die in Nederland zijn binnen gebracht en vervolgens naar Duitsland zijn verzonden. Op grond van het Besluit strategische goederen is er hier sprake geweest van overdracht vanuit Nederland naar Duitsland, dan wel van doorvoer door Nederland naar Duitsland. Vanwege deze overdracht/doorvoer zijn er in Nederland overdracht- en doorvoervergunningen verleend. In de loop van tijd is de aard van de transacties overigens veranderd van doorvoer naar uitvoer. Dit vanwege aanpassingen in de goederenstroom, namelijk van binnenbrengen en directe doorvoer naar Duitsland, naar invoer in Nederland om vervolgens overgedragen te worden naar Duitsland. De in Canada geproduceerde goederen zijn in geen van de gevallen rechtstreeks vanuit Nederland naar Israël uitgevoerd.
| De beschieting van diplomaten op de Westoever door het Israëlische leger | |
| Daniëlle Hirsch (GL), Laurens Dassen (Volt), Kati Piri (PvdA) | |
| Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | |
|       | |
Bent u bekend met het bericht dat het Israëlische leger schoten heeft afgevuurd tijdens een bezoek van buitenlandse diplomaten aan de Westoever?1
Ja.
Kunt u dit bericht bevestigen? Is er in de richting van diplomaten geschoten door het Israëlische leger?
Ja, het klopt dat er meerdere schoten zijn gelost vlakbij een diplomatieke delegatie.
Kunt u bevestigen of hier Nederlandse diplomaten bij aanwezig waren?
Ja, er was één Nederlandse diplomate en een lokaal geworven medewerker van de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah aanwezig. Direct na de gebeurtenis heb ik contact opgenomen met de Nederlandse Vertegenwoordiging om zeker te zijn dat zij veilig waren.
Onderschrijft u dat, indien er sprake is van geweld of intimidatie van diplomaten door een gastland, dit een zeer serieuze schending van het internationaal recht is, in het bijzonder de Conventie van Wenen?
Op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer dient Israël de onschendbaarheid van bij de Israëlische autoriteiten aangemelde diplomaten te respecteren en maatregelen te nemen om te verhinderen dat zij in gevaar worden gebracht. Israël heeft dat in dit geval nagelaten door een gevaarlijke situatie te creëren voor deze diplomaten.
Ongeacht de identiteit van de diplomaten, maar zeker indien hier Nederlandse diplomaten bij aanwezig waren, bent u het eens dat dit incident om een zeer sterk antwoord van Nederland vraagt?
Het kabinet veroordeelt het schietincident. Diplomaten moeten veilig en ongehinderd hun werk kunnen uitvoeren. Een gevaarlijke situatie voor hen creëren is onaanvaardbaar.
Bent u van plan in internationaal verband een onderzoek naar dit incident te vragen en dit incident in de scherpste bewoordingen te veroordelen?
Zie antwoord vraag 5. Er is direct na het incident om opheldering gevraagd.
Bent u van plan de Israëlische ambassadeur te ontbieden naar aanleiding van dit incident? En bent u van plan zelf met hem te spreken?
Nee, de Israëlische ambassadeur is niet ontboden n.a.v. dit incident. De Nederlandse ambassadeur in Israël heeft mondeling en schriftelijk middels Note Verbale om opheldering gevraagd bij het Israëlische Ministerie van Buitenlandse Zaken en verzocht om schriftelijke informatie over de uitkomsten van het Israëlische onderzoek, hetgeen door Israël is toegezegd.
Ziet u na de beschieting van buitenlandse diplomaten reden om uw standpunt te wijzigen over het herzien van de economische, politieke en defensie-samenwerking met de Israëlische regering?
Het kabinet heeft het incident veroordeeld, wacht het onderzoek af en overweegt verdere stappen.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Er is getracht de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
| Het bericht ‘Troops fire warning shots in air as foreign diplomats tour West Bank’s Jenin, footage shows; no comment from IDF’ | |
| Stephan van Baarle (DENK) | |
| Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | |
|   | |
Bent u bekend met het bericht‘Troops fire warning shots in air as foreign diplomats tour West Bank’s Jenin, footage shows; no comment from IDF»?1
Ja.
Klopt het dat er minimaal vijf geweerschoten zijn geweest in de richting van een internationale delegatie van diplomaten die een rondleiding kregen in Jenin? Zo ja, bent u het eens dat dit roekeloos, ondiplomatiek en, bovenal, levensgevaarlijk was?
Ja, het klopt dat er meerdere schoten zijn gelost vlakbij een diplomatieke delegatie. Het kabinet veroordeelt het schietincident. Diplomaten moeten hun werk veilig en ongehinderd kunnen uitvoeren. Een gevaarlijke situatie voor hen creëren is onaanvaardbaar.
Waren er ook Nederlanders aanwezig bij de internationale delegatie? Heeft u contact met hen? Hebben zij de locatie in veiligheid kunnen verlaten?
Ja, er was één Nederlandse diplomate en een lokaal geworven Palestijnse medewerker van de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah aanwezig. Direct na het schietincident heb ik contact opgenomen met de Nederlandse Vertegenwoordiging om te vernemen of zij veilig waren. Zij hadden de locatie veilig kunnen verlaten.
Klopt het dat de delegatie van tevoren had aangegeven dat ze Jenin zou bezoeken en dat de Israëlische soldaten hiervan op de hoogte waren en dit hadden geaccordeerd?
Het betrof een officieel bezoek aan Jenin dat was georganiseerd door de Palestijnse Autoriteit en dat bekend was bij het Israëlische leger.
Veroordeelt u dat, zoals op videobeelden is te zien, de Israëlische soldaten hun geweren op de delegatie van diplomaten richten die op grote afstand staan en geen enkele bedreiging vormen?
Het kabinet veroordeelt het schietincident.
Hoe beoordeelt u dit in het bijzonder in het kader van de beschermde status van diplomaten in het internationaal recht? Hoe zwaar weegt u dit in relatie tot de gebeurtenissen in Jenin?
Op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer dient Israël de onschendbaarheid van bij de Israëlische autoriteiten aangemelde diplomaten te respecteren en maatregelen te nemen om te verhinderen dat zij in gevaar worden gebracht. Israël heeft dat in dit geval nagelaten door een gevaarlijke situatie te creëren voor deze diplomaten.
Veroordeelt u bovendien dat er niet eerst op een andere manier is gewaarschuwd (zoals door middel van een oproep in een megafoon)?
Zie vraag 1 en 5. Nederland veroordeelt het schietincident.
Heeft u al geëist dat er onafhankelijk internationaal onderzoek komt of neemt u er genoegen mee dat het Israëlische leger zelf onderzoek doet?
Het is allereerst aan Israël om onderzoek te doen naar het incident en de uitkomsten te delen van de internationale gemeenschap.
Bent u direct na dit bericht verhaal gaan halen bij de regering in Israël?
Ik heb het incident direct publiekelijk veroordeeld en Israël om opheldering gevraagd. De Nederlandse ambassadeur in Israël heeft mondeling en schriftelijk middels Note Verbale om opheldering gevraagd bij het Israëlische Ministerie van Buitenlandse Zaken en verzocht om schriftelijke informatie over de uitkomsten van het Israëlische onderzoek, hetgeen door Israël is toegezegd.
Heeft u de Israëlische ambassadeur ontboden?
Nee, de Israëlische ambassadeur is niet ontboden.
Gaat u sanctioneren of blijft het weer bij het uitspreken van uw afkeur en zorgen?
Zie het antwoord op vraag 2. Het kabinet heeft het incident veroordeeld, wacht het onderzoek af en overweegt verdere stappen.
| Het bericht dat Amerikaanse experts geheime communicatieapparatuur hebben aangetroffen in Chinese zonne-omvormers. | |
| Derk Boswijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA) | |
| Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) | |
|   | |
Bent u bekend met het artikel «Rogue communication devices found in Chinese solar power inverters»1?
Ja.
Is het feit dat er naar schatting in totaal 200 gigawatt (GW) aan Europese zonne-energiecapaciteit (een vermogen dat gelijk is aan dat van meer dan 200 kerncentrales) is gelinkt aan in China gemaakte omvormers voor u reden tot zorg?
Er is veel gigawatt aan Europese zonne-energiecapaciteit gelinkt aan Chinese omvormers, en dat is voor het kabinet reden om alert te zijn. Het kabinet en de vitale energieaanbieders brengen de dreigingen in kaart om goed zicht te houden op de werkelijke risico’s voor onze energie-infrastructuur. Omvormers maken hiervan onderdeel uit.
Het Nederlandse energiesysteem wordt beschermd door een robuust ontwerp, redundantie, de aanwezigheid van voldoende herstelcapaciteit en interconnectie met de ons omringende landen. De eventuele risico’s van ongedocumenteerde componenten in omvormers voor de Nederlandse energievoorziening zijn afhankelijk van meerdere factoren, zoals: het totaal beschikbare vermogen van de getroffen partij(en) en de (internationale) belastbaarheid van het elektriciteitsnet tijdens een eventuele uitval.
In het aangehaalde artikel staat dat er geheime componenten in omvormers voor zonnepanelen zijn aangebracht, waarmee China op afstand omvormers aan en uit kan schakelen en instellingen kan aanpassen. Dit bericht is gebaseerd op anonieme bronnen en beschrijft niet door wie en hoe het onderzoek is uitgevoerd. Verder is niet aangegeven om welke producten en leveranciers het gaat. Deze informatie is ook niet via andere kanalen beschikbaar gekomen. Omdat deze informatie niet beschikbaar is, kan niet worden vastgesteld of en zo ja waar deze producten in Nederland of Europa worden gebruikt.
Deelt u de mening dat dit laat zien dat we in Europa te afhankelijk zijn geworden van Chinese omvormers en dat dit grote risico’s met zich mee kan brengen voor onze energie-infrastructuur?
Zie antwoord vraag 2.
Vallen de zonne-energiecapaciteit en de bijbehorende omvormers onder de vitale objecten waarvan de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) de wettelijke taak heeft maatregelen te bevorderen voor een adequate beveiliging (c-taak)? Ziet de AIVD redenen om naar aanleiding van het genoemde bericht redenen om maatregelen te bevorderen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De AIVD heeft de wettelijke taak om maatregelen te bevorderen ter bescherming van vitale belangen. Zonne-energiecapaciteit en de bijbehorende omvormers kunnen onder deze vitale belangen in de c-taak2 vallen. De integriteit van omvormers is relevant voor de nationale veiligheid en daarmee de c-taak indien met die omvormers transport, distributie en productie van elektriciteit substantieel kunnen worden verstoord. Dit is aan de orde zodra op grote schaal instellingen van omvormers voor zonnepanelen kunnen worden veranderd of wanneer deze kunnen worden uitgeschakeld.
Voor de nationale veiligheid is het essentieel dat veiligheidsaspecten worden meegenomen bij het aanschaffen en inrichten van nieuwe infrastructuur om daarmee te voorkomen dat er op korte of langere termijn kwetsbaarheden ontstaan die voor grootschalige verstoringen kunnen zorgen. De AIVD draagt deze boodschap onder meer onder de c-taak op verschillende manieren uit. Denk hierbij aan bilaterale contacten met organisaties binnen de vitale infrastructuur en relevante overheidsorganisaties
In hoeverre wordt er binnen de Europese Unie (EU) nagedacht over maatregelen om gezamenlijk op te treden tegen de import en het gebruik van potentieel onveilige Chinese omvormers? Wordt er bijvoorbeeld overwogen om in navolging van Litouwen het gebruik van deze omvormers in installaties boven een bepaalde capaciteit te verbieden?
Vraag 9 heeft betrekking op geheime communicatieapparatuur «dergelijke apparatuur».
Vraag 18 heeft betrekking op de NIS2- en de CER- richtlijnen «deze Europese richtlijnen».
Omvormers moeten voldoen aan elektrotechnische eisen die in de Netcode Elektriciteit3 staan, die deels voortvloeien uit de Europese Netcode «Requirements for Generators4». Omvormerfabrikanten moeten met een door een onafhankelijk geaccrediteerd testbureau verstrekt testcertificaat aantonen dat zij voldoen aan de functionele vereisten uit deze Netcode. Netbeheerders houden hier toezicht op.
Bedrijven die actief zijn in de elektriciteitssector, gebruikmaken van omvormers en onder de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni) vallen, zijn verplicht beveiligingsmaatregelen te nemen. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) houdt hier toezicht op. Op korte termijn worden deze wettelijke verplichtingen uitgebreid middels de Cyberbeveiligingswet (Cbw) en de toekomstige Wet weerbaarheid kritieke entiteiten (Wwke). KGG heeft uitvoerig contact met bedrijven over de uitvoering van deze toekomstige wetgeving.
Met de komst van de Cbw en Wwke worden zwaardere beveiligingseisen gesteld dan voorzien in de huidige Wbni. Bedrijven moeten op basis van een risicogebaseerde aanpak zorgdragen voor de beveiliging van hun netwerk- en informatiesystemen. Bij het overwegen van passende maatregelen zijn bedrijven verplicht om rekening te houden met de specifieke kwetsbaarheden van hun rechtstreekse leveranciers en dienstverleners en met de algemene kwaliteit van de producten en de cyberbeveiligingspraktijken van hun leveranciers en dienstverleners.
Voor mogelijke cyberrisico’s van zonne-omvormers gebruikt door consumenten en bedrijven zijn er additionele wetgevingstrajecten die gericht zijn op de fabrikanten van hard- en software. Voor digitale producten op de Europese markt introduceren de gedelegeerde handeling onder de radioapparatuurrichtlijn (RED3.3def) en de Cyber Resilience Act (CRA) cybersecurityeisen waaraan deze producten moeten voldoen. Vanaf augustus 2025 is de RED3.3def van kracht met eisen voor alle draadloos verbonden apparaten, waaronder zonnepaneelomvormers. Vanaf december 2027 is de CRA van kracht met eisen voor alle producten met digitale elementen (hardware- en softwareproducten), waaronder zowel consumentenapparatuur en -software, als digitale producten voor industriële en operationele toepassingen vallen.
Fabrikanten, importeurs en distributeurs mogen op grond van deze productregelgeving alleen producten op de EU-markt aanbieden die passende beveiligingsmaatregelen bevatten. Deze maatregelen hebben onder meer betrekking op ongeautoriseerde toegang. Producten moeten passend beveiligd zijn tegen hacken.
Op de Europese markt is het verboden om (heimelijk) functionaliteit in te bouwen (zowel software en hardware) die niet in de technische documentatie is beschreven. Het is verboden om producten aan te bieden die «verstopte» functionaliteiten bevatten om apparaten op afstand aan of uit te zetten. Deze eisen gelden ook voor producten die afkomstig zijn van een fabrikant die buiten de EU is gevestigd, zodra deze producten op de Europese markt worden aangeboden.
De RDI houdt toezicht op deze wettelijke verplichtingen. De RDI onderzoekt onder meer op basis van steekproeven in testlaboratoria of de producten overeenkomen met de technische documentatie en of de producten de nodige cybersecuritymaatregelen bevatten. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze cybersecurityproducteisen heeft de RDI in 2023 een rapport gepubliceerd over zonnepaneelomvormers waarin fabrikanten op deze aankomende verplichtingen worden gewezen.5
Het kabinet acht deze combinatie van product- en ketengerichte Europese wetgeving essentieel om risico’s te beheersen en de weerbaarheid van het Europese energiesysteem te versterken.
De aangehaalde regelgeving in Litouwen is bedoeld om de digitale toegang tot apparatuur met een capaciteit van meer dan 100 kW te beperken. De meerderheid van de Nederlandse consumenten PV-installaties heeft een kleinere capaciteit en zou niet onder de reikwijdte van dergelijke regelgeving vallen. Het kabinet is geïnformeerd over het bestaan van deze regelgeving. Het kabinet zal, in samenwerking met onze partners binnen de Europese Unie, de komende tijd bezien of dergelijke voorschriften toegevoegde waarde hebben voor de Europese markt.
Welke initiatieven zijn er nationaal en in Europees verband om Europese fabrikanten van veilige en betrouwbare omvormers te ondersteunen en het gebruik van in Europa geproduceerde omvormers te stimuleren en daarmee de afhankelijkheid van Chinese producten te verminderen?
Zowel op nationaal als op Europees niveau lopen er verschillende initiatieven om Europese fabrikanten van omvormers te ondersteunen en risicovolle strategische afhankelijkheden van China te verminderen. De EU investeert in de ontwikkeling en opschaling van Europese productiecapaciteit, technologische innovatie en het formuleren van strengere (veiligheids-) normen. De Net-Zero Industry Act (NZIA) heeft als doel om de Europese netto-nultechnologieën op te schalen naar ten minste 40% van de jaarlijkse Europese behoefte in 2030. De EU streeft ernaar om rond 2030 productiecapaciteit te hebben om zelf minstens 40% van de omvormers te kunnen produceren die jaarlijks nodig zijn voor het behalen van haar klimaat- en energiedoelen.
Deze doelen worden ondersteund via het Europees publiek-privaat samenwerkingsinstrumentarium zoals Important Projects of Common European Interest (IPCEI), en onderzoekprogramma’s zoals Horizon Europe. Nederland neemt hieraan actief deel.
Voor Nederland heeft Invest-NL in samenwerking met TKI Urban Energy in kaart gebracht wat nodig is om een sterke Europese basis voor de productie van zonnepanelen te realiseren en strategische onafhankelijkheid te bereiken6. Nationaal wordt er gewerkt aan verschillende maatregelen ter bevordering van circulaire zonnestroomsystemen, zoals beschreven in het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE), initiatieven die lopen via Topsector Energie en industriële programma's binnen het Nationaal Groeifonds.
Kunt u aangeven in hoeverre en op welke schaal omvormers van Chinese makelij momenteel in Nederland zijn geïnstalleerd?
In onder meer het rapport «Scenario’s en maatregelen voor cyberweerbare zonnestroominstallaties» staat dat een substantieel deel van de in Nederland geïnstalleerde omvormers afkomstig is van Chinese fabrikanten7. Dit rapport is opgesteld in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en Topsector Energie. Dit rapport beschrijft zowel residentiële toepassingen als grootschalige zonneparken.
Wat zijn de potentiële risico’s voor de Nederlandse energievoorziening als ook in (een deel van) deze omvormers geheime communicatieapparatuur is geïnstalleerd?
Zie antwoord vraag 2.
Welke waarborgen en controles zijn er om te voorkomen dat dergelijke apparatuur wordt geïnstalleerd in bijvoorbeeld omvormers die ook in Nederland worden gebruikt?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeverre bestaan er in Nederland en in de EU systemen of procedures waarmee verdachte communicatie vanuit omvormers kan worden gedetecteerd of geblokkeerd? Worden daar actief controles op uitgevoerd?
De RDI heeft haar inspecties geïntensifieerd en is in gesprek met fabrikanten om hun producten te verbeteren en voor te bereiden op de RED- en CRA-verplichtingen.
Omvormers voor zonnepanelen zijn veelal consumentenproducten die communiceren via cloudplatforms van de fabrikant. Er is geen systeem om het volledige dataverkeer en potentieel (verdachte) communicatie te herkennen of te blokkeren. Misbruik van deze platforms en cyberdreigingen wordt internationaal gemonitord. Cloudplatformen hebben in de eerste plaats zelf mogelijkheden om cyberdreigingen te monitoren en te mitigeren. Ook de overheid heeft een taak. In Nederland is het Nationaal Cyber Security Centrum hier medeverantwoordelijk voor. Het Nationaal Cyber Security Centrum reageert op cyberincidenten, geeft advies en bevordert de publiek-private samenwerking rond cloudplatforms.
Zodra de CRA van kracht is, gelden er meer cybersecurityvereisten voor omvormers voor zonnepanelen, inclusief de applicaties waarmee deze kunnen worden bediend. Ook de gegevensverwerking op afstand via clouddiensten van de fabrikant moet voldoen aan de cyberveiligheidseisen, waaronder bescherming tegen ongeautoriseerde toegang. Deze cloudcomponenten moeten ook beschreven staan in de technische documentatie. De toezichthouder kan zowel administratief als in de praktijk toezicht houden. De RDI zou toegang kunnen vorderen tot de productie omgeving, van een cloudplatform, om controles uit te voeren.
Is bestaande wet- en regelgeving die ervoor moet zorgen dat ook fabrikanten en leveranciers hun verantwoordelijkheid nemen om de risico’s van door hen geleverde apparatuur voor het elektriciteitsnet te verkleinen voldoende om te voorkomen dat er alsnog bijvoorbeeld geheime communicatieapparatuur in wordt geïnstalleerd?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe groot acht u het risico dat kwaadwillende actoren via ongeautoriseerde communicatieapparatuur in zonne-omvormers gecoördineerde verstoringen kunnen veroorzaken in het Nederlandse elektriciteitsnet, bijvoorbeeld door duizenden huishoudens of installaties tegelijkertijd uit te schakelen?
De aanwezigheid van hardwarecomponenten, zoals bijvoorbeeld een 5g-verbinding via een ingebouwde communicatiemodule, zoals geopperd in het Reuters artikel (dat spreekt van «devices») wordt niet praktisch geacht en is in de praktijk goed te detecteren door de toezichthouder.
Zodra een module wel is opgenomen in de technische documentatie moet deze op grond van de RED3.3 passend beveiligd zijn tegen ongeautoriseerde toegang (hacken door derden).
Het kabinet neemt dergelijke signalen desalniettemin zeer serieus. Juist vanwege de toenemende digitalisering en het gebruik van slimme apparatuur, zoals omvormers, is de nationale en Europese wetgeving aangescherpt. Op alle schakels in de keten is er aandacht voor cybersecurity.
Zowel het Nationaal Cyber Security Centrum, de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur als publiek-private organisaties zoals de Topsector Energie en branchevereniging Holland Solar zetten in op de weerbaarheid van de energiesector, inclusief consumentenapparaten. Leveranciers en exploitanten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid om apparatuur veilig in te richten, verdachte patronen te monitoren en zich te verenigen om gezamenlijk de weerbaarheid van deze apparaten te versterken.
Welke maatregelen zijn er genomen sinds de waarschuwing van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) van mei 20232 over de kwetsbaarheid van zonne-omvormers voor hacking en sabotage?
Uit het onderzoek van RDI uit 2023 bleek dat de kwetsbaarheden vooral zitten in de slechte beveiliging van omvormers door het gebruik van standaard wachtwoorden en in het niet tijdig zorgen voor software-updates door fabrikanten om de omvormers veilig te houden. De RDI heeft in de periode 2023–2024 geen vervolgonderzoek uitgevoerd naar de cyberveiligheid van omvormers voor zonnepanelen.
De RDI heeft haar inspecties geïntensiveerd, en fabrikanten aangemoedigd om hun producten te verbeteren en voor te bereiden op de RED- en CRA-verplichtingen. Er wordt gewerkt aan normontwikkeling op Europees niveau, ook met het oog op certificering en producttoelating. Mede daarom is de relatie met importeurs en distributeurs verdiept en wordt er, via marktonderzoek, steekproefsgewijs gecontroleerd of apparaten voldoen aan de technische documentatie.
De fabrikant, de installateur en de consument hebben een eigen verantwoordelijkheid om de zonnestroominstallaties te allen tijde goed te beveiligen met sterke wachtwoorden en door regelmatig updates uit te voeren. In de Gedragscode Zon op Woningen heeft de sector afspraken gemaakt over het veilig installeren van residentiële systemen. Volgens deze gedragscode zal de installateur de omvormer instellen met een sterk en per installatie uniek wachtwoord voor de onderhoudsinstellingen van de omvormer.
Verder werkt het kabinet aan proactieve informatieverstrekking over de komende wet -en regelgeving, zodat de partijen en fabrikanten zich alvast kunnen voorbereiden. Het kabinet zet ook in op het vergroten van bewustzijn, zoals in de overheidscampagne «Doe je updates», waarin een oproep wordt gedaan om slimme apparaten in huis direct te updaten.
Vanwege de in het onderzoek beschreven risico's was en is het zaak dat fabrikanten hun apparaten waar nodig aanpassen. RDI ziet erop toe dat fabrikanten deze maatregelen nemen. Dit doet zij door controles te doen vanaf 1 augustus 2025 wanneer deze eisen in werking treden. Als hieruit blijkt dat fabrikanten in de producten die zij na die datum op de markt aanbieden geen passende maatregelen hebben genomen, kan de RDI handhavende maatregelen nemen. Dit zijn eerste lichte maatregelen, die opgebouwd kunnen worden naar bijvoorbeeld boetes, verkoopverboden of terugroepacties.
Welke stappen zijn er specifiek gezet naar aanleiding van de bevinding van de RDI dat geen enkele van de onderzochte omvormers voldeed aan de norm en daardoor eenvoudig was te hacken, van afstand uit te schakelen of in te zetten voor DDoS-aanvallen?
Zie antwoord vraag 13.
Heeft de RDI hier in de afgelopen twee jaar nieuw onderzoek naar gedaan en is daarbij verbetering geconstateerd?
Zie antwoord vraag 13.
Heeft het onderzoek van de RDI uit 2023 ertoe geleid dat er een bredere evaluatie is uitgevoerd van bestaande zonne-energie-installaties in Nederland om te bepalen welke omvormers mogelijk een beveiligingsrisico vormen? Zo ja, wat zijn daarvan de resultaten en welke vervolgstappen worden er genomen? Zo nee, bent u bereid om hier alsnog vervolgonderzoek naar te laten doen?
Zie antwoord vraag 13.
Hoe verloopt de implementatie van de Critical Entities Resilience Directive (CER) en de Network- and Information Security 2 Directive (NIS2) in Nederland?
Kunt u uiteenzetten hoe er bij de implementatie van deze Europese richtlijnen die gaan over het verbeteren van de bescherming van vitale infrastructuur in Nederland aandacht wordt besteed aan verbeterde beveiliging van zonne-omvormers en andere componenten van het elektriciteitsnet?
Zie antwoord vraag 5.
| Genocide in Gaza | |
| Christine Teunissen (PvdD) | |
| Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | |
|   | |
Bent u bekend met het groeiende aantal organisaties dat spreekt over (mogelijke) genocide in Gaza, zoals onder andere Amnesty International, het NIOD en Human Rights Watch?1
Ja.
Herinnert u zich het oordeel van het Internationaal Gerechtshof, dat stelt dat Israël genocide in Gaza moet voorkomen?2
Ja. In de rechtszaak tussen Zuid-Afrika en Israël inzake vermeende genocide in de Gazastrook bij het Internationaal Gerechtshof (IGH), heeft het Hof geoordeeld dat het aannemelijk is dat er rechten van Zuid-Afrika in het geding zijn in dit geschil, namelijk het recht van Palestijnen om niet te worden onderworpen aan handelingen die verboden zijn in het Genocideverdrag en het recht van Zuid-Afrika om naleving door Israël van de verplichtingen onder het Genocideverdrag te eisen.
Hoe kijkt u aan tegen deze kwestie? Bent u van mening dat Israël (mogelijk) genocide pleegt? Zo nee, waarom wijkt u in uw opvatting af van bovengenoemde organisaties?
Nederland is in de regel terughoudend met het kwalificeren van situaties als genocide. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan. Er moet dus sprake zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Bij dit misdrijf geldt een hoge bewijslast. Hiervoor is het noodzakelijk om voldoende bewijs te vergaren, dit materiaal te analyseren en dat te beoordelen. Uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen door de VN-
Veiligheidsraad zijn dan ook voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van dergelijke handelingen als genocide. Hoewel de aandacht in het maatschappelijk debat vooral uitgaat naar genocide, is het kabinet van mening dat binnen het internationaal recht geen hiërarchie bestaat tussen de verschillende internationale misdrijven. Tegelijkertijd moet de terughoudendheid om zaken te kwalificeren als genocide zeker niet worden gezien als ontkenning van de ernst van de catastrofale situatie in de Gazastrook. In de Kamerbrief van 21 januari 2025 en van 18 juni 2025 is de Nederlandse visie over het kwalificeren van genocide in de Gazastrook in meer detail uiteengezet.3
Bent u van mening dat landen, ook Nederland, verplicht zijn om actie te ondernemen om genocide te voorkomen, zoals in artikel 1 van het genocideverdrag is bepaald, dus ook in Gaza?3 Zo nee, waarom niet?
Ja. Zoals weergegeven in Annex 1 in de Kamerbrief van 21 januari 2025, is de verplichting om genocide te voorkomen primair gericht op de staat met controle over de handelingen of het grondgebied, maar niet territoriaal begrensd. De reikwijdte van de verplichting voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide.
Het kwalificeren van een situatie als genocide door Nederland of andere staten is geen vereiste voor de toepasselijkheid van verplichtingen onder het Genocideverdrag. Zoals ook gesteld in de Kamerbrief van 21 januari 2025 ontstaat de verplichting om genocide te voorkomen en de bijbehorende plicht om te handelen op het moment dat een (derde) staat verneemt, of normaal gesproken had moeten weten, van het bestaan van een ernstig risico op genocide. Nederland neemt elk risico op genocide zeer serieus en heeft, mede in het licht van de genoemde verplichting, al langere tijd stappen ondernomen om de situatie ter plaatse naar vermogen te verbeteren.
Volgens het IGH is de verplichting om genocide te voorkomen een inspanningsverplichting en moet een (derde) staat alle redelijkerwijs beschikbare maatregelen nemen om genocide zoveel mogelijk te voorkomen. Bij de invulling van de verplichting tot het voorkomen van genocide moet een staat zich aan het internationaal recht houden, waaronder het geweldsverbod in het VN-Handvest. Daarnaast kan iedere partij bij het Genocideverdrag een beroep doen op de bevoegde organen van de VN om op grond van het VN-Handvest maatregelen te treffen ter voorkoming van genocide.
Voor meer details over de verplichting tot het voorkomen van genocide verwijst het kabinet naar de Kamerbrief van 21 januari 2025 en de Kamerbrief van 18 juni 2025.5
Bent u van mening dat op landen, waaronder Nederland, een actieve verplichting rust om alle redelijke middelen in te zetten om een genocide in Gaza te voorkomen, conform de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in de zaak Bosnië v. Servië? Kunt u dit toelichten?
Ja. Conform de uitspraak van het IGH in de zaak tussen Bosnië-Herzegovina en Servië en Montenegro uit 2007 over de aansprakelijkheid van Servië voor de genocide in Srebrenica, zijn alle 153 bij het Genocideverdrag aangesloten staten verplicht om alle redelijkerwijs beschikbare maatregelen te nemen om genocide zoveel mogelijk te voorkomen.
Zoals in het antwoord op vraag 4 omschreven, gaat het om een inspanningsverplichting en ontstaat deze verplichting op het moment dat een staat verneemt (of had moeten weten) van een ernstig risico op genocide.
Kunt u een volledig overzicht geven van de acties die Nederland sinds oktober 2023 heeft ondernomen om genocide in Gaza door Israël te voorkomen?
Nederland neemt elk risico op genocide zeer serieus en heeft, mede in het licht van de genoemde verplichting, al langere tijd stappen ondernomen om de situatie naar vermogen te verbeteren, zoals ook in de Kamerbrief van 21 januari 2025 is omschreven. Het kabinet blijft naar aanleiding van de ontwikkelingen ter plaatse steeds de inzet blijven en beziet welke instrumenten, maatregelen of stappen op het terrein van diplomatie, humanitair, veiligheid en bestrijding van straffeloosheid kunnen worden ingezet ten behoeve van verbetering van de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden.
Recent heeft het kabinet daarom verdere stappen gezet, waarbij het belangrijkste doel steeds was om Israël te bewegen de humanitaire blokkade op te heffen en de partijen tot een staakt-het-vuren te laten komen en geen stappen te zetten die tweestatenoplossing verder uit zicht brengt. Zo is het kabinet op 7 april overgegaan tot intrekking van de algemene vergunning NL002 en aanpassing algemene vergunning NL007 NL010 door Israël uit te sluiten als land van eindbestemming. Op 9 april heeft Nederland – als eerste EU-lidstaat sinds het einde van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. – de Israëlische ambassadeur ontboden naar aanleiding van de aanval op een Palestijns hulpkonvooi met ambulancemedewerkers. Op 6 mei heeft Nederland tevens een brief aan de EU Hoge Vertegenwoordiger verstuurd met het verzoek om de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord te evalueren. Het is van belang dat deze stap in Europees verband is gezet, omdat gezamenlijk opvoeren van de druk meer gewicht in de schaal legt. Op 23 juni heeft de Raad Buitenlandse Zaken gesproken over de uitkomsten van het onderzoek aangaande mogelijke schending van artikel 2 van het Associatieakkoord EU-Israël. Voor verdere informatie verwijs ik uw Kamer naar het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken. Daarnaast blijft Nederland in Europees verband zich als initiatiefnemer inzetten om gewelddadige en kolonistenorganisaties te sanctioneren. Verder hebben verschillende demarches plaatsgevonden in Israël over de catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook, waaronder in EU-verband en met gelijkgezinde landen als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, en is met de betrokken partners steeds contact geweest over de onderhandelingen ten aanzien van een staakt-het-vuren. Ook heeft Nederland op 18 juni jl. zich aangesloten bij het Zweedse initiatief om EU-sancties tegen de extremistische Ministers Ben-Gvir en Smotrich in te stellen.
Kunt u een volledig overzicht geven van de maatregelen die Nederland sinds oktober 2023 heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat Nederlanders (natuurlijke personen en rechtspersonen, inclusief ondernemningen) geen materiële bijdrage leveren aan (mogelijke) genocide door Israël in Gaza?
Zie de beantwoording op vraag 6.
| Het aangekondigde onderzoek naar de naleving van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord door Israël | |
| Jan Paternotte (D66) | |
| Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | |
|   | |
Klopt het dat u geen concrete deadline heeft gesteld voor de afronding van het aangekondigde Europese Unie (EU)-onderzoek naar mogelijke Israëlische oorlogsmisdaden?1
De brede steun van EU-lidstaten voor het Nederlandse initiatief om de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord te evalueren en de toezegging van de Hoge Vertegenwoordiger om deze evaluatie uit te voeren, is tekenend voor de grote zorgen over de desastreuze situatie in met name de Gazastrook en de zorgelijke ontwikkelingen op de Westelijke Jordaanoever. De uitvoering van deze evaluatie ligt bij de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie. Het kabinet is van mening dat deze evaluatie, gezien de situatie in de bezette Palestijnse Gebieden en de bredere regio, met urgentie moet worden behandeld en zal hierop blijven aandringen, onder meer in de aanloop naar de Raad Buitenlandse Zaken op 23 juni 2025.
Zo nee, welke deadline is er dan wel gesteld? En welke politieke of diplomatieke consequenties verbindt u aan het overschrijden daarvan?
Het is aan de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie om de evaluatie uit te voeren. Het kabinet benadrukt in gesprekken met de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie dat de evaluatie er zo snel mogelijk moet komen en dat de uitkomst hiervan moet worden besproken. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Zo ja, bent u het eens dat het uitblijven van een deadline de indruk wekt dat er voorlopig opnieuw vooral wordt volstaan met woorden in plaats van met daadwerkelijke actie richting de regering-Netanyahu?
Gezien de catastrofale situatie in de Gazastrook is het van belang dat er in de Raad Buitenlandse Zaken brede steun is uitgesproken voor het verzoek om een evaluatie van de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord. Het vormt een sterk politiek en diplomatiek signaal, dat internationaal is opgevallen. De brede steun laat zien dat veel lidstaten, net als Nederland, zich grote zorgen maken over de ontwikkelingen en over de naleving door Israël van de afspraken over de eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen. Voor Nederland waren de humanitaire blokkade en de intensivering van het offensief in de Gazastrook, de situatie op de Westelijke Jordaanoever, alsook uitspraken van het Israëlische kabinet over de permanente (her)bezetting van (delen van) de Gazastrook, Syrië en Libanon, aanleiding om tot deze stap over te gaan. Met de aankondiging en de uitvoering van de evaluatie voert de EU de druk op richting Israël om van koers te veranderen. Nederland dringt erop aan dat de evaluatie wordt besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni.
Nu u zelf heeft aangegeven dat het opzeggen van het Associatieverdrag met Israël überhaupt niet uw doel is: wat zijn dan de concrete consequenties die volgens u aan de uitkomst van het onderzoek verbonden kunnen worden als blijkt dat artikel 2 van het verdrag wordt geschonden?2
Het is nu aan de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie om de evaluatie uit te voeren. Indien de HV en de Commissie op basis van de evaluatie concluderen dat Israël artikel 2 niet naleeft, zullen zij vervolgstappen of passende maatregelen voorleggen aan de lidstaten. De situatie is desastreus en de Europese druk op Israël om van koers te veranderen dient significant te worden opgevoerd; de uitvoering en de bespreking van de evaluatie dragen daar aan bij.
Hoe beoordeelt u de geloofwaardigheid van Nederland als wij enerzijds stellen dat Israël artikel 2 van de Associatieovereenkomst schendt, maar anderzijds genoegen nemen met een onderzoek zonder tijdskader en zonder zicht op concrete vervolgstappen? Wat is uw constatering dat artikel 2 is geschonden dan überhaupt waard?
Zie het antwoord op vraag 1, 3 en 4.
Begrijpt u dat voor de duizenden Palestijnse kinderen die lijden aan acute ondervoeding, een langdurig onderzoek zonder urgentie ontoereikend is?
De humanitaire situatie in de Gazastrook is catastrofaal en het lijden van de Palestijnse burgerbevolking is onacceptabel. Het is van levensbelang dat de bevolking van de Gazastrook snel de hulp krijgt die zo hard nodig is. Hoewel nu mondjesmaat voedsel naar binnen wordt gelaten is het volstrekt onvoldoende om aan de noden te voldoen. Het kabinet spant zich naar vermogen en met partners in om de situatie ter plaatse te verbeteren. Het kabinet heeft de blokkade op humanitaire hulp en elektriciteit veroordeeld en roept Israël publiekelijk en in al zijn contacten op om ongehinderd en onmiddellijk meer humanitaire hulp te verlenen zonder voorwaarden of beperkingen, in lijn met de verplichtingen onder humanitair oorlogsrecht. Mede naar aanleiding van de humanitaire blokkade is op 9 april 2025 de Israëlische ambassadeur ontboden. Daarnaast heeft het kabinet, samen met 23 andere landen, op 19 mei een verklaring3 ondertekend die deze boodschap aan Israël nogmaals onderstreept. Ook met het besluit de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord te evalueren, voert de EU de druk richting Israël verder op. Zoals gezegd moet de evaluatie wat het kabinet betreft er snel komen.
Bent u bereid alsnog een harde deadline te stellen aan het onderzoek, om te voorkomen dat – net als bij het bijeenroepen van de Associatieraad – het maanden duurt voordat er daadwerkelijk iets gebeurt?
Zie het antwoord op vraag 1.
Wat is uw reactie op de ruim 100.000 Nederlanders die wel vragen om concrete actie?
Het is begrijpelijk dat het lijden in de Gazastrook mensen diep raakt. De situatie is onacceptabel. De evaluatie van de naleving door Israël van artikel 2 van het Associatieakkoord is een concrete stap waarmee de Europese Unie de druk op Israël opvoert om van koers te veranderen. Indien de HV en de Commissie op basis van de evaluatie concluderen dat Israël artikel 2 niet naleeft, zullen zij vervolgstappen of passende maatregelen voorleggen aan de lidstaten.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor donderdag 22 mei, 12:00 uur?
Dat is helaas niet gelukt.
| Het artikel 'Vechten om te overleven: middelgrote defensiebedrijven in Nederland dreigen ten onder te gaan' | |
| Jimme Nordkamp (PvdA) | |
| Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) | |
|   | |
Bent u bekend met het artikel «Vechten om te overleven: middelgrote defensiebedrijven in Nederland dreigen ten onder te gaan»?1
Ja.
Kunt u verklaren waarom, blijkens het artikel, grote defensiebedrijven wel meerjarige contracten krijgen, maar mkb-bedrijven niet? Ligt hier voorkeursbeleid aan ten grondslag?
Defensie werkt samen met EZ hard aan de opschaling van de defensie-industrie, en investeert daarom doelgericht, bijvoorbeeld in de 5 NLD gebieden. Dit doen we conform de uitgewerkte strategie die wij op 4 april 2025 met uw Kamer deelden2. In algemene zin geldt ook dat de sector fors aantrekt, mede door de sterk toegenomen investeringen die wij doen in de krijgsmacht. De noodzakelijke private financiering – van bijvoorbeeld banken en fondsen – veert tevens op na actieve communicatie vanuit Defensie.
Bij deze opschaling is geen sprake van een voorkeursbeleid. Defensie koopt eindproducten of -diensten en maakt geen onderscheid naar bedrijfsgrootte. Een verklaring schuilt in de manier waarop Defensie producten doorgaans verwerft. Ruwweg bestaan de verworven eindproducten uit twee categorieën. 1) minder complexe artikelen, die in grote hoeveelheden benodigd zijn 2) complexe (wapen)systemen.
Voor de eerste categorie worden vaak meerjarige raamcontracten gesloten, die in beginsel worden aanbesteed. Grote bedrijven komen in een dergelijke aanbesteding relatief vaak als beste uit de aanbesteding, bijvoorbeeld doordat een betere leveringszekerheid en service kunnen garanderen dan kleinere ondernemingen.
Voor de tweede categorie geldt dat grote bedrijven relatief vaak beschikken over de benodigde kennis en ervaring voor de ontwikkeling en productie van dergelijke complexe (wapen)systemen. Defensie komt daarom vaker uit bij de grotere defensie-industrieën die als hoofdaannemer optreden, die mkb-bedrijven in hun toeleveringsketen hebben. Zo profiteren mkb-bedrijven ook mee in toename in het aantal opdrachten. Defensie zet meer in op strategische autonomie en weegt bij de aanschaf van defensie materieel mee waar iets wordt geproduceerd, waarbij een Nederlandse of Europese toeleveringsketen de prioriteit heeft. Daarnaast maken Defensie en EZ zich via Industriële Participatie hard voor de betrokkenheid van Nederlandse Defensiebedrijven en kennisinstituten bij de ontwikkeling, productie en instandhouding van Defensiematerieel, waarbij in het bijzonder aandacht is voor aansluiting van het MKB.
Mkb-bedrijven zijn doorgaans wendbaarder en sterker in innovaties, maar vragen een ander type zekerheden dan grote bedrijven. Daarom stimuleert Defensie de samenwerking met innovatieve mkb-ers en scale-ups. Dit doen wij op twee manieren. Ten eerste door de vorming van ecosystemen rond prioritaire technologiegebieden te stimuleren. Hier binnen kunnen grote en kleinere bedrijven gezamenlijk werken aan sterke proposities voor Defensie en voor toepassing op de civiele markt; de zogenaamde «dual-use» producten of diensten. Ten tweede zet Defensie in op vernieuwende manieren van aanbesteden die het voor een bredere groep bedrijven aantrekkelijker maakt om met Defensie meerjarig samen te gaan werken. Met wie bedrijven dat binnen het ecosysteem gaan doen, blijft echter de verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf. Uiteindelijk kan het toetreden van nieuwe partijen, zoals MKB-bedrijven, de defensie-industrie juist versterken en meer competitief maken, bijvoorbeeld op het gebied van snellere levering en lagere prijzen.
Onderschrijft u het categoriseren van leveranciers in zogenaamde «tiers»? Zo ja, waarom en welk afwegingskader ligt daaraan ten grondslag? Zo nee, hoe gaat u hiermee om?
De indeling van bedrijven in «tiers» is een algemene bedrijfseconomische groepering. In het kort zegt het iets over de plek van bedrijven in de toeleveringsketens, waarbij «tier 1»-bedrijven de Original Equipment Manufacturer (OEM) of systeemintegrator van een (sub-)systeem zijn en «tier 2»-bedrijven hun toeleveranciers zijn. Uit onderzoek van Berenschot (2024) blijkt dat we in Nederland relatief weinig «tier 1»-bedrijven hebben en relatief veel «tier 2»-bedrijven.3
De indeling in tiers vloeit voort uit de productiestrategie en sourcingstrategie van de fabrikant. Zoals bij vraag 2 al aangegeven is het niet aan Defensie om de leverancier voor te schrijven hoe die zijn supply chain moet inrichten. Wel onderkent de rijksoverheid dat het voor toeleveranciers lastig kan zijn om toegang te krijgen tot de toeleveringsketens van grote defensiebedrijven. We proberen die toegang op verschillende manieren te verbeteren. Vandaar dat we tier-1 bedrijven aanspreken op hun ketenverantwoordelijkheid, met als doel dat ze zelf goede afspraken maken met hun leveranciers over tijdige levering en kwaliteitseisen, zonder hierbij de eigen bedrijfsrisico’s en verantwoordelijkheden grotendeels op hen af te wentelen. Zo werkt het Ministerie van Economische Zaken nauw samen met Defensie om via het Industrieel Participatiebeleid Nederlandse bedrijven een positie te geven in de toeleveringsketens van internationale defensiebedrijven. Er zijn ook financieringsinstrumenten, zoals het SecFund, die specifiek gericht zijn op het (voor-)financieren van mkb voor het ontwikkelen van «dual-use» toepassingen.
Deelt u de zorgen dat mkb-defensiebedrijven door het stringente aanbetalingsbeleid gedwongen worden om dure externe geldschieters te vinden en dat dit de kosten van defensiematerieel onnodig omhoogstuwt? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Deze mening delen wij slechts gedeeltelijk. Per contract vindt onderhandeling plaats over het betaal- en leverschema, waarbij de leveringsbehoefte van Defensie wordt afgewogen tegen de liquiditeitsbehoefte van de leverancier om deze planning te kunnen realiseren. Afhankelijk daarvan wordt de hoogte van een aanbetaling en de vervolgbetalingen vastgesteld. Er is daarbij op voorhand geen beperking in de hoogte van een aanbetaling. Wel loopt Defensie een risico bij zo’n voorschotbetaling, vandaar dat financiële regelgeving stelt dat boven 0,5 miljoen euro een bankgarantie verplicht is.
Zo’n bankgarantie wordt door bedrijven vaak als beperkend ervaren. Daarom onderzoekt Defensie in overleg met het Ministerie van Financiën hoe alternatieven op de voorgeschreven bankgarantie-eis bij voorschotbetalingen kunnen worden toegepast en hoe het proces en de voorwaarden daarvoor kunnen worden versneld en geformaliseerd. Deze inzet heeft er al toe geleid dat de afgelopen tijd voor verschillende casussen een alternatief op de bankgarantie-eis bij voorfinanciering is toegekend, waarmee knelpunten in deze specifieke casussen werden weggenomen. Defensie houdt geen gegevens bij over het aanbetalingsbeleid van andere Europese landen. Zoals beschreven kiest Defensie voor een maatwerkbenadering, waarbij in de onderhandelingsfase een afweging mogelijk is voor aanbetaling.
Verder blijkt uit onderzoek wel dat zelfs met het voorfinancieren van de hoofdaannemer, er alsnog knelpunten in de toeleveringsketens van deze aannemer kunnen ontstaan. Dat komt doordat de hoofdaannemer in dergelijke gevallen pas tot betaling aan de toeleveranciers overgaat wanneer een «milestone» is behaald en de daaraan gekoppelde betaling bij de hoofdaannemer binnen is gekomen. In de praktijk kan dat tot de situatie leiden dat juist de kleinere toeleveranciers langer moeten wachten op financiering. Een oplossing hiervoor is niet eenvoudig, maar Defensie benadrukt bij de grote bedrijven dat ook zij hier een verantwoordelijkheid in hebben om binnen hun eigen toeleveringsketen dergelijke drempels bij toeleveranciers weg te nemen.
Waarom is de aanbetaling vastgesteld op 10 procent en hoe verhoudt dit zich tot andere Europese landen?
Zie antwoord vraag 4.
Is geïnventariseerd wat de impact is van het huidige aanbestedingsbeleid en wat de impact zou zijn van een eventuele verhoging van het aanbestedingspercentage op de productiecapaciteit in Nederland?
Uw Kamer is onlangs met een verzamelbrief4 door de Minister van Economische Zaken geïnformeerd over diverse onderzoeken, waaronder kansen voor het mkb en kansen voor de Nederlandse industrie. Tenderned publiceert ook regelmatig over deze onderwerpen, gebaseerd op de beschikbare aanbestedingsdata. De verzamelbrief vermeldt dat het stellen van kwalitatieve eisen binnen een aanbesteding een geschikt middel is om de Nederlandse industrie beter te positioneren. Dat is wat Defensie al doet door tijdige beschikbaarheid en herkomst van producten -bij voorkeur Nederlands of Europees- mee te wegen in de gunning. Het meest recente rapport Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische industriële basis5 laat groeiverwachtingen in de sector zien, over de diverse domeinen en de diverse «tiers» heen.
Vindt er overleg tussen de overheid en de defensie-veiligheidssector plaats over mogelijke wijzigingen in het beleid om knelpunten weg te nemen? Zo ja, wat is hier tot nu toe uitgekomen en neemt het Ministerie van Financiën deel aan deze overleggen? Zo nee, op welke manieren wordt de sector dan wel betrokken bij het opstellen en evalueren van beleid?
Ja dat overleg vindt plaats. Gezien de rol van de overheid, nemen het Ministerie van Economische Zaken en Defensie het voortouw aan de financieringstafel van het nieuwe publiek-privaat platform Defport. Aan deze tafel nemen verschillende publieke en private financiers en brancheverenigingen zoals VNO-NCW en NVB deel. Eind maart 2025 is de financieringstafel van start gegaan, en werkt nu gezamenlijk aan identificatie en mitigatie van knelpunten van financiering. Deze tafel moet resulteren in concrete oplossingsvoorstellen voor de gesignaleerde knelpunten; zowel aan overheids- als aan private zijde. Het Ministerie van Financiën heeft besloten in deze fase nog niet aan te sluiten, maar zal door Defensie en EZ worden geconsulteerd nadat de financieringstafel met oplossingen voor financieringsknelpunten naar voren komt.
Deelt u de analyse dat geld an sich niet de primaire belemmering is voor onze gereedstelling, maar de wijze waarop het geld wordt ingezet wel? Zo ja, hoe gaat u dit oplossen? Zo nee, kunt u dat motiveren?
Defensie beseft zich dat de wijze waarop het geld wordt ingezet bepalend is voor de effectiviteit van de krijgsmacht. Daarom kiezen we per dossier voor de meest effectieve oplossing, zowel bij de wijze van aanbesteding, de selectie van de uitvoerende partij als de financiële afspraken die met deze partij worden gemaakt.
In de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie schrijft u dat de defensie-industrie geen gewone markt is. Heeft dit volgens u consequenties voor hoe de overheid zich tot de defensiesector zou moeten verhouden? Zo ja, welke? Zo nee, kunt u dit motiveren?
Ja, de overheid heeft samen met de private sector een duidelijke rol voor de opschaling van de defensie-industrie. De huidige situatie maakt het nodig om op een andere manier met elkaar als overheid en industrie samen te werken. Met een andere mindset aan beide kanten, gericht op het gezamenlijk versnellen van het innovatie- en productievermogen, in plaats van een louter formele opdrachtgever-leverancierrelatie. Daarom zet defensie samen met kennisinstellingen en de industrie partnerschappen op, bijvoorbeeld via het publiek-private platform Defport. In deze partnerschappen wordt samen gewerkt, samen geïnvesteerd, geïnnoveerd en worden de risico’s gezamenlijk gedragen. Transparantie, onderling vertrouwen en wederkerigheid is daarbij het devies. Aan de ene kant vereist dit dat de overheid ervoor zorgt dat we bepaalde randvoorwaarden verbeteren, zoals ruimte om te testen of toegang tot financiering. Het vraagt ook om het geven van voldoende perspectief voor onze industrie die producten ontwikkelt. Daarvoor moeten we nauw contact hebben en houden met potentiële (toe)leveranciers. Aan de andere kant vraagt het ook van de industrie dat ze de samenwerking met elkaar opzoeken op onderwerpen die voor Defensie belangrijk zijn en daarmee met ons in gesprek blijven. De gebieden die genoemd zijn in de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie bieden daarvoor het vertrekpunt.
Welke rol ziet u voor de overheid weggelegd om te voorkomen dat bedrijven omvallen waardoor broodnodige productiecapaciteit verdwijnt en afhankelijkheid van vreemde niet-Europese mogendheden toeneemt?
De verantwoordelijkheid voor een gezonde bedrijfsvoering is vooral een zaak van bedrijven zelf. In een groeisector als de defensie- en veiligheidsindustrie bestaan er goede kansen voor bestaande en nieuwe toetreders met een aantrekkelijk en innovatief aanbod. Met de hogere budgetten, doelgerichte investeringen en het nieuwe aanschafbeleid van Defensie – zoals aangekondigd in de nieuwe Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (D-SII) – is de kans dat Nederlandse bedrijven in aanmerking komen voor contracten met Defensie toegenomen. Dit draagt bij aan een betere marktdynamiek binnen de defensie- en veiligheidssector van Nederland en Europa. Bovendien beschikt EZ over een aantrekkelijk aanbod van regelingen die bedrijven door uitdagende situaties kunnen helpen. Ondanks dat kan het voorkomen dat bedrijven die voor Defensie een rol van betekenis spelen door een samenloop van omstandigheden in zwaar weer komen te zitten. In een groeimarkt zit ook altijd een zelfreinigend vermogen. Niet alle bedrijven kunnen mee of zijn in staat om bedrijfsvoering aan te passen. Zeker zodra innovatie een grotere rol gaat spelen zullen er winners en verliezers zijn, zoals dat in elke groeimarkt voorkomt.
In uitzonderingssituaties kan de overheid overwegen om bedrijven of sectoren te ondersteunen. Algemene uitspraken over het wel of niet ingrijpen zijn moeilijk te doen, maar in het proces worden verschillende factoren evenwichtig bekeken. Of de overheid ingrijpt ter behoud van industriële productiecapaciteit in Nederland of niet, is sterk afhankelijk van de eventuele veiligheidsrisico’s, de mate van strategische afhankelijk van de activiteit in de toeleveranciersketen van de defensie- en veiligheidssector, de bereidheid van derden om bij te dragen aan een oplossing, de levensvatbaarheid en het innovatieve vermogen van het bedrijf in relatie tot prioritaire technologie-gebieden van Defensie. Ook wordt gekeken of een logisch Europees alternatief bestaat wanneer productie uit Nederland zou verdwijnen en of dat een acceptabel alternatief is gezien concurrentievermogen en strategische afhankelijkheid. Het Kabinet verbindt altijd voorwaarden aan dergelijke ondersteuning, afhankelijk van de specifieke casus.
Wanneer vast staat dat er met het wegvallen van de productiecapaciteit een ongewenste strategische afhankelijkheid of veiligheidsrisico ontstaat voor Nederland, en de private (financiële) sector niet bereid is om in te stappen, dan is Defensie – mits dit in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving – samen met o.a. EZ bereid om oplossingsrichtingen te onderzoeken en waar noodzakelijk in te grijpen om de leveringszekerheid van partnerlanden te garanderen. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het (Europeesrechtelijke) juridisch kader voor staatssteun. Dit alles in nauw overleg met het Ministerie van Financiën.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de hogere defensie-investeringen op een effectieve wijze ingezet worden om de gereedstelling van de krijgsmacht ook daadwerkelijk te verhogen?
Dit doen wij op verschillende manieren, Namelijk door invulling te geven aan onze plannen, de industrie te stimuleren, belemmeringen te verwijderen, knelpunten op te lossen en door resoluut te innoveren. Daarbij nemen we gecalculeerd risico, werken we meer met partnerschappen en gaan we groot leren met de meeste impact. Daarbij bestaat het risico dat ook dingen fout gaan, investeringen niet optimaal blijken te zijn, en behoeften later of duurder worden ingevuld. In dergelijke gevallen zullen we daarvan leren en hierover transparant zijn richting toezichthouders, maatschappij en Kamer.
Bent u voornemens om noodlijdende defensiebedrijven te steunen? Zo ja, worden hier voorwaarden aan verbonden zoals publieke inspraak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u alle vragen afzonderlijk en een week voor het commissiedebat Defensie-industrie van 11 juni 2025 beantwoorden?
Ja. Wegens de samenhang tussen vragen 4 en 5 en de vragen 10 en 12 zijn deze gezamenlijk beantwoord.
| De rol van Microsoft bij Amerikaanse sancties richting het Internationaal Strafhof | |
| Barbara Kathmann (PvdA) | |
| Zsolt Szabó (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) | |
|   | |
Bent u bekend met het bericht: «Rol Microsoft bij Amerikaanse sancties ICC «ernstige wake-up call»»?1
Ja.
Vindt u het acceptabel dat de marktmacht van Amerikaanse techbedrijven door de regering-Trump wordt ingezet als drukmiddel jegens onafhankelijke instituten als het Internationaal Strafhof?
Het kabinet keurt de tegen de ambtsdragers van het Internationaal Strafhof (ISH) opgelegde sancties af. Het werk van het ISH is essentieel in de strijd tegen straffeloosheid en het Hof dient zijn mandaat zonder belemmeringen uit te kunnen voeren. De sancties hebben impact op het onafhankelijk functioneren van het Hof. Tegelijkertijd erkent het kabinet de rechtsmacht die de VS heeft over Amerikaanse bedrijven. Het kabinet is op meerdere niveaus in gesprek met de VS gebleven om de reikwijdte en de effecten van de sancties zo veel mogelijk te beperken. Zo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de Nederlandse zorgen over de sancties recent nog nadrukkelijk onder de aandacht gebracht bij de Amerikaanse Secretary of State Rubio. Naar aanleiding van de recente uitbreiding van de sanctielijst van de VS met vier rechters van het Hof is de Amerikaanse tijdelijk zaakgelastigde uitgenodigd op het Ministerie van Buitenlandse Zaken om een toelichting te geven op de sancties. Dit gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden, waarbij is aangegeven dat Nederland de sancties tegen ambtsdragers van het ISH afkeurt en pal achter het Hof staat. Ook blijft Nederland zowel in EU-verband, als in een veelvoud van bilaterale contacten, andere verdragspartijen oproepen om eveneens een actieve rol te spelen bij het mitigeren van de sancties. Alle 125 verdragspartijen hebben namelijk een rol te spelen om het Hof zo onbelemmerd mogelijk te laten functioneren.
Bent u van mening dat Microsoft zich dient te verzetten tegen dergelijke verzoeken van de regering-Trump?
Het is aan Amerikaanse bedrijven zelf om te wegen hoe ze met de sanctiewetgeving in hun eigen land omgaan.
Bent u in gesprek met Microsoft over de invloed van de regering-Trump op de handelingsvrijheid van het bedrijf om eisen van de Amerikaanse president af te slaan? Zo niet, bent u bereid dit alsnog te doen?
Het kabinet staat in contact met het (Nederlandse) bedrijfsleven over de kwestie van Amerikaanse sancties tegen het ISH, onder meer om zogenaamde overcompliancete voorkomen (verder gaan dan de sancties vergen). Wegens de vertrouwelijkheid kan er niet in detail worden getreden over de inhoud van deze gesprekken.
Is Microsoft voornemens om de sancties te bestrijden, zoals wordt gesuggereerd in het recente BNR-interview van de vicevoorzitter van het bedrijf en in de beloftes die onder andere aan de Nederlandse overheid zijn gedaan?2 3
Het kabinet kan geen uitspraken doen over hoe Amerikaanse bedrijven omgaan met de sanctiewetgeving in hun eigen land.
Gaat u Microsoft aan de gedane beloftes houden? Welke conclusies trekt u als Microsoft niet handelt in lijn met de gedane beloftes om zich te verweren tegen dergelijke verzoeken van de regering-Trump?
Zie de antwoorden op vraag 4 en 5.
Komt door deze sancties ook de onafhankelijkheid en neutraliteit van andere sectoren die afhankelijk zijn van Amerikaanse techdiensten in gevaar, waaronder vitale infrastructuur en alle overheidslagen?
Nee, door deze sancties komt de onafhankelijkheid en neutraliteit van de vitale en de digitale infrastructuur niet in gevaar. Dit geldt ook voor de overheidslagen.
Is hier sprake van het misbruiken van de marktdominantie in het digitale domein om druk uit te oefenen op de onafhankelijke rechtspraak? Wat doet u om de marktdominantie op te breken?
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op de initiatiefnota «Wolken aan de Horizon» vindt het kabinet het sterk geconcentreerde marktaanbod op zichzelf problematisch voor onze concurrentiepositie en onze digitale open strategische autonomie. De beleidsinzet op de markt voor clouddiensten delen we als kabinet in langs de drie pijlers uit de Agenda DOSA (Digitale Open Strategische Autonomie), welke op nationaal en Europees gebied worden ingezet:4 Protect: met wet- en regelgeving gebruikers beschermen en marktpartijen een eerlijk speelveld bieden;5 Promote: innovatie en de toetreding van nieuwe cloudaanbieders stimuleren. Door samen te werken en te clusteren met overheidspartijen in binnen- en buitenland is het ook mogelijk om schaal te creëren en hiermee Europese aanbieders te stimuleren;6 Partnership: samenwerking en contact met marktpartijen en overheden, zowel decentraal als Europees, voor het uitwisselen van expertise en best practices. Zie voor de nadere invulling van deze drie pijlers de kabinetsreactie op de initiatiefnota «Wolken aan de horizon».
Is het mogelijk dat Nederlandse burgers ook toegang tot hun Microsoft-account en bankrekening wordt ontnomen door sancties van de regering-Trump? Wat doet u om dit te voorkomen?
Amerikaanse bedrijven vallen onder de rechtsmacht van de Verenigde Staten en Amerikaanse bedrijven moeten zich aan de sanctiemaatregelen van de Amerikaanse overheid houden.
Het is ook mogelijk dat Nederlandse financiële instellingen verplicht zijn volgens Amerikaanse wetgeving om deze maatregelen te implementeren, bijvoorbeeld in het geval van transacties in dollars. Daarnaast kunnen Amerikaanse sancties financiële instellingen in Nederland en andere landen onder druk zetten om hun dienstverlening aan door de VS gesanctioneerde personen te beëindigen of te beperken.
Het kabinet is doorlopend met de VS in gesprek om dergelijke vergaande maatregelen te voorkomen.
Hoe is het technisch mogelijk dat een bedrijf als Microsoft op last van de Amerikaanse president toegang tot digitale diensten kan ontzeggen? Welke grondslag heeft de Amerikaanse regering om hiertoe te kunnen besluiten en had Microsoft dit kunnen weigeren?
Zie ook het antwoord op vraag 9. Als de VS sanctiemaatregelen uitvaardigt tegen een persoon of entiteit, dan moeten Amerikaanse bedrijven zich daaraan houden.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en gezien de urgentie binnen 14 dagen beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
| Plannen van de Europese Commissie om de rechten van gedetacheerde werknemers in te perken in het kader van de ‘Single Market Strategy’ | |
| Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) | |
| Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) | |
|   | |
Bent u bekend met de wens van Eurocommissaris Stéphane Séjourné om de interne markt te versimpelen?
Ja, ik ben bekend met de Single Market Strategy die de Europese Commissie op 21 mei jl. in een mededeling heeft gepubliceerd en waarin de Commissie acties heeft aangekondigd ter versterking van de interne markt. Uw Kamer zal via de geëigende weg via een BNC-fiche worden geïnformeerd over het standpunt van het kabinet over deze mededeling.
Bent u bekend met de plannen van Eurocommissaris Séjourné om de geldigheid van certificaten voor bedrijven (voor detachering en uitzendwerk) in de EU te harmoniseren?
In de Single Market Strategy wordt een initiatief aangekondigd dat ziet op het vergemakkelijken van de levering van pan-Europese diensten door aanbieders die in één lidstaat zijn geautoriseerd of gecertificeerd op basis van EU-wetgeving. De Commissie benoemt dat het harmoniseren van dergelijke autorisatie- en certificeringsschema’s mogelijk onderdeel kan uitmaken van dit initiatief. Ook kondigt de Commissie aan te komen met EU-richtsnoeren en aanbevelingen voor de lidstaten om duidelijkheid te verschaffen over het recht om tijdelijk grensoverschrijdende diensten te verlenen. Hoewel de mededeling daar niet expliciet op ingaat, zou dit initiatief, afhankelijk van de vormgeving, mogelijk van toepassing kunnen zijn op bedrijven die detacheren of uitzenden naar een andere EU-lidstaat.
Wat zou het betekenen voor de werking van de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) als certificaten van Europese lidstaten op hetzelfde niveau gewaardeerd zouden worden als de toelating onder de Wtta?
Het is nog te vroeg om aan te geven of de aangekondigde plannen daadwerkelijk betekenen dat certificaten of vergunningen van andere EU-lidstaten op hetzelfde niveau gewaardeerd zouden moeten worden als bij de toelating onder de Wtta.
De uitzendsector wordt al jarenlang gekenmerkt door ernstige en wijdverbreide misstanden. De Wtta – die op dit moment aanhangig is bij de Eerste Kamer – is, samen met andere maatregelen, noodzakelijk om die misstanden aan te pakken. In samenwerking met onder andere de Arbeidsinspectie, vakbonden en werkgeversorganisaties is de Wtta toegespitst op de risico’s die arbeidskrachten in Nederland lopen. Voor een deel gaat het om risico’s die specifiek zijn voor de Nederlandse uitleenmarkt. Na inwerkingtreding moeten alle uitleners die in Nederland arbeidskrachten ter beschikking stellen, inclusief buitenlandse uitzendbureaus, een toelating hebben. In de wetsbehandeling heb ik richting uw Kamer meermaals benadrukt dat de toepasselijkheid van de Wtta op alle uitleners, binnenlands en buitenlands, essentieel is voor de effectiviteit van het stelsel. Als die verplichting niet meer aan uitleners uit andere lidstaten kan worden opgelegd, zal dat de effectiviteit van het stelsel ondermijnen. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel is onderbouwd waarom deze verplichting gerechtvaardigd is binnen het kader van de interne-marktregelgeving.
Maakt u zich zorgen over sluiproutes die ontstaan wanneer een certificaat uit bijvoorbeeld Hongarije of Litouwen dezelfde status moet hebben als de toelating onder de Wtta?
Als certificaten of vergunningen uit andere lidstaten dezelfde status krijgen als de toelating onder de Wtta, leidt dat tot een risico op sluiproutes wanneer uitleners in deze lidstaten aan minder verplichtingen hoeven te voldoen om aanspraak te kunnen maken op een certificaat of vergunning. Het maakt het aantrekkelijk om een uitzendbureau over de grens te vestigen om de verplichtingen en controles van de Wtta te ontlopen.
Het kabinet zal aan de Commissie meegeven dat de betreffende actie in de strategie geen afbreuk mag doen aan de bescherming van werkenden. Wanneer de Commissie een concreet voorstel presenteert zal het kabinet dit mede aan dit uitgangspunt toetsen.
Bent u in gesprek met de Europese Commissie over de onwenselijkheid van een dergelijke harmonisering?
Ik vind het belangrijk dat de Wtta zonder vertraging kan worden ingevoerd en dat het beschermingsniveau daarvan – op de korte of lange termijn – niet ondermijnd wordt. Ik zal hier in mijn contacten met de Europese Commissie en waar relevant andere lidstaten aandacht voor vragen. In het BNC-fiche over de Single Market Strategy zal het kabinet nader ingaan op het standpunt van het kabinet over de acties die worden aangekondigd in deze mededeling en hoe zij hier opvolging aan gaat geven.
Bent u bekend met bovenstaand bericht?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het besluit van de Verenigde Staten om militairen die transgender zijn te ontslaan?
In een steeds onveiliger wereld heeft Defensie het beste van iedereen nodig om Nederland en bondgenoten te kunnen blijven beschermen. Iedereen moet zich thuis kunnen voelen en daarbij kijken wij niet naar geaardheid, genderidentiteit of voorkeuren. Nederland blijft zich daarom inzetten voor een diverse en daarmee sterke krijgsmacht. In dat licht kijken wij met zorg naar de recente overheidsmaatregelen in de Verenigde Staten aangaande transgender personen.
Bent u bereid het besluit van het Pentagon om transgender militairen te ontslaan te veroordelen?
Nederland spreekt zich voor en achter gesloten deuren uit over het belang van diversiteit binnen de krijgsmacht, en zal dat ook blijven doen. Het zorgt ervoor dat we vanuit verschillende invalshoeken naar oplossingen kijken. Daardoor word je als team creatiever en als organisatie effectiever en ben je beter opgewassen tegen de dreigingen van vandaag en morgen.
Hoe beoordeelt u het voornemen van de Verenigde Staten om militairen die «in stilte» transgender zijn op te sporen, onder andere door medische dossiers onder de loep te nemen en daarin te zoeken naar wie tekenen van genderdysforie vertoont?
Het opsporen van collega’s middels inzage in medische dossiers, is in Nederland en dus ook bij Defensie wettelijk verboden. Het is mogelijk dat wetgeving in de Verenigde Staten anders is. Los daarvan zien wij niet in wat de noodzaak zou zijn van dergelijke voornemens.
Bent u van mening dat deze actie past bij een land (tevens NAVO-bondgenoot) die wij een bondgenoot noemen? Kunt u hierop reflecteren?
Alle landen genieten soevereiniteit en zij nemen beslissingen op grond van hun eigen specifieke nationale prioriteiten.
Strookt dit besluit volgens u met de waarden die NAVO-lidstaten op basis van het NAVO-verdrag verdedigen, waaronder democratie, individuele vrijheid en de democratische rechtsstaat?
Zoals we in het NAVO-commissiedebat van 22 mei 2025 aangaven, is het een zorgelijke ontwikkeling waar we kritisch op zijn. Het standpunt van Nederland is daarbij duidelijk, zoals benoemd in vraag 2 en 3.
Klopt het dat Defensie met een aanzienlijk tekort aan opleidingscapaciteit kampt, waardoor veel aspirant-militairen momenteel niet opgeleid kunnen worden?
Defensie heeft bij initiële opleidingen de bestaande problemen opgelost. Voor in de toekomst wordt gewerkt aan bestendiging, zodat ook grote aantallen aspirant-militairen tijdig kunnen worden opgenomen in de organisatie. Zo beoogt het Deltaplan Opleidingen om de balans te herstellen met de daarin opgelegde maatregelen2.
Bent u bereid deze ontslagen militairen een veilige haven te bieden in Nederland en hen een baan aan te bieden als opleider van militairen in Nederland?
Asiel wordt niet aangeboden. Een persoon die in aanmerking wil komen voor asiel, dient daartoe persoonlijk een verzoek in te dienen. Mocht een ontslagen Amerikaanse militair zich in Nederland bevinden, dan staat het deze persoon vrij om een asielverzoek in te dienen. Bij de beoordeling daarvan maakt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een zorgvuldige afweging of iemand voldoet aan de voorwaarden voor asiel. Ontslag uit een militaire functie is op zichzelf bezien niet voldoende om een asielvergunning te verlenen, verder krijgt het verzoek an sich altijd een individuele beoordeling.
Daarnaast is de inzet van het kabinet niet gericht op het faciliteren van werk, dat is in de regel wel nodig om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in het kader van werk te verkrijgen.
Zo ja, welke acties, zoals het creëren van een speciale vluchtelingenstatus van trans personen uit de VS, bent u bereid hiertoe te ondernemen?
De aangekondigde wijzigingen in het beleid van de Verenigde Staten zijn op dit moment geen aanleiding om in algemene zin aan te nemen dat transgender personen uit de Verenigde Staten een gegronde vrees voor vervolging hebben of een reëel risico lopen op ernstige schade bij terugkeer. Er is nu dan ook geen aanleiding om aanvullend beleid op te stellen voor deze groep. Evenmin is dit aanleiding de bestaande kader daarvoor aan te passen, nog daargelaten de vraag of hier binnen het EU-acquis ruimte voor is. Dit neemt niet weg dat iedere asielaanvraag altijd op zijn eigen merites wordt beoordeeld.
Zo nee, waarom bent u hiertoe niet bereid?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid de samenwerking op te zoeken met andere Europese lidstaten (al dan niet NAVO-lidstaten) om militairen die transgender zijn een veilige haven te bieden in Europa?
Gezien de antwoorden op de vragen 8 t/m 10 bestaat daarvoor geen aanleiding.
Bent u bereid de samenwerking op te zoeken met andere Europese lidstaten (al dan niet NAVO-lidstaten) om transgender personen een veilige haven te bieden in Europa?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid deze vragen los van elkaar te beantwoorden?
Enkel waar dit dienstig was aan de beantwoording zijn de antwoorden samengevoegd.
| Het UN Watch onderzoek naar omstreden VN-rapporteur Francesca Albanese | |
| Chris Stoffer (SGP), Diederik van Dijk (SGP) | |
| Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | |
|   | |
Bent u bekend met het artikel «Omstreden VN-rapporteur Albanese opnieuw onder vuur: Rapport over gesponsorde Anti-Israël tournee in doofpot»?1
Ja.
Heeft u tevens kennisgenomen van het rapport van United Nations (UN) Watch «Nothing to Hide»?2
Ja.
Kunt u een appreciatie van het rapport van UN Watch naar de Kamer sturen in antwoord op deze vragen of separaat?
Het recente rapport «Nothing to Hide» (mei 2025), gaat in op diverse klachten tegen het functioneren van Speciaal Rapporteur Albanese, die door het coördinatie comité van Speciaal Rapporteurs reeds zijn behandeld en afgedaan. Met het rapport probeert UN Watch duidelijk te maken dat het functioneren van Speciaal Rapporteur Albanese toch in strijd is met de gedragscode en dat het interne klachtensysteem binnen de VN niet naar behoren functioneert. De huidige voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad heeft in een bijeenkomst van het dagelijks bestuur van de VN-Mensenrechtenraad («het bureau») op 1 april 2025 de leden van het bureau geïnformeerd over de gevolgde procedures inzake klachten over Speciaal Rapporteur Albanese. Hierbij heeft de voorzitter ook verwezen naar een brief van het coördinatie comité van Speciaal Rapporteurs die klachten omtrent het functioneren van Speciaal Rapporteur hebben behandeld conform de daartoe ingestelde regels en procedures. Het kabinet heeft op dit moment geen indicatie dat de gevolgde procedures ontoereikend zijn. Zowel de notulen van de bijeenkomst van het bureau als de brief van het coördinatie comité vindt u als bijlage bij de beantwoording van deze Kamervragen.
Bent u bereid alle documenten van het coördinatiecomité over de klachten aan het adres van Speciaal Rapporteur Albanese te delen, zowel over online uitingen als het vergoeden van reizen?
Klachten over het handelen van VN Speciaal Rapporteurs worden altijd vertrouwelijk behandeld. Vanwege de vele aandacht voor de verlenging van de ambtstermijn van Speciaal Rapporteur Albanese heeft de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad besloten toch een tweetal documenten openbaar te maken, die als bijlage zijn meegestuurd met deze beantwoording. Het gaat om de hierboven genoemde brief van het coördinatie comité waarin uiteen is gezet hoe de diverse klachten tegen het functioneren van Speciaal Rapporteur Albanese zijn behandeld en welke stappen zijn genomen. Daarnaast ook de hierboven genoemde notulen van de bijeenkomst van het dagelijks bestuur van de VN-Mensenrechtenraad («het bureau») waarin wordt ingegaan op de correspondentie van de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad betreffende deze klachten. Het kabinet heeft geen beschikking over aanvullende documenten.
Welke gevolgen heeft in uw ogen het mogelijk onterecht vergoeden van reizen van de Verenigde Naties (VN) speciaal rapporteur voor haar functioneren?
Het is gebruikelijk dat een VN Speciaal Rapporteur wordt uitgenodigd om te spreken over diens werk, bijvoorbeeld op een universiteit, en dat deze reis wordt vergoed door de uitnodigende partij. Zo komen er regelmatig verschillende VN Speciaal Rapporteurs op bezoek in Nederland voor deelname aan conferenties of het geven van lezingen. Het is niet ongebruikelijk dat de reiskosten (deels) worden vergoed door de uitnodigende partijen, onder meer omdat het reguliere VN-budget niet toereikend is voor de financiering van alle activiteiten die Speciaal Rapporteurs ondernemen ter implementatie van hun mandaat.
Het coördinatie comité heeft wat betreft reisvergoedingen geen belangenverstrengeling of schending van de gedragscode vastgesteld. De door UN Watch genoemde reis van Speciaal Rapporteur Albanese naar Australië werd volgens het coördinatie comité rechtmatig uit het reguliere reisbudget vergoed. Haar reiskosten binnen Australië en Nieuw-Zeeland zijn deels vergoed door derde partijen, waarover dezerzijds geen oordeel kan worden gegeven. Albanese kan geen gebruik maken van het reisbudget voor bezoek aan de Palestijnse Gebieden of Israël omdat ze daar geen toegang tot krijgt. Om die reden kan zij een beroep doen op het beperkte VN-reisbudget voor reizen naar derde landen. Het kabinet heeft geen indicatie of additionele informatie waaruit zou blijken dat er wel onterechte vergoedingen zouden zijn ontvangen.
Bent u van mening dat de aanklachten over onterechte vergoeding van de reis van VN-rapporteur Albanese onpartijdig en naar behoren zijn onderzocht?
Zoals u kunt lezen in de brief van het coördinatie comité, dd. 28 maart 2025, en in de notulen van de bijeenkomst van het dagelijks bestuur van de Mensenrechtenraad («het bureau»), dd. 1 april 2025, zijn deze uitgebreid onderzocht en er is geen schending van de gedragscode vastgesteld. Ik heb op dit moment geen reden om van dat oordeel af te wijken.
Hoe reageert u op de aantijgingen over het overmaken van honorariums en vergoedingen voor spreekbeurten die indirect aan de Speciaal Rapporteur en haar medewerking ten goede komen? Deelt u de mening dat dit buitengewoon ongewenst is?
Ja, ik deel dat het ongewenst is dat honorariums aan het team en het werk van de Speciaal Rapporteur ten goede zouden kunnen komen. Dit is door het coördinatie comité met Speciaal Rapporteur Albanese besproken, waarbij Speciaal Rapporteur Albanese heeft aangegeven dat ze geen betaling of honorarium heeft geaccepteerd, of dit ooit zal doen, voor werk dat ze in haar officiële VN-capaciteit doet.
Deelt u de twijfels over de onafhankelijkheid van het onderzoek naar mevrouw Albanese door verklaarde voorstanders en vrienden, die tevens de herbenoeming vierden?
Op dit moment is er geen reden om te twijfelen aan de integriteit van deze interne klachtenprocedure. Als actief lid van de VN-Mensenrechtenraad respecteert Nederland de VN-regels en procedures voor afhandeling van eventuele klachten over het functioneren van Speciaal Rapporteurs.
Constaterende dat de VN-onderzoekscommissie na enkel gesprekken met rapporteur Albanese concludeert dat de door haar gedane uitingen niet antisemitisch waren, vindt u dat de eerder bevraagde uitspraken antisemitisch zijn?3
Zoals ik ook in eerdere beantwoording aan uw Kamer heb aangegeven, vind ik enkele van de uitlatingen van Speciaal Rapporteur Albanese onbetamelijk en niet in lijn met de gedragscode, en dit blijf ik ook vinden. Nederland heeft Speciaal Rapporteur Albanese hier meermaals op aangesproken, meest recentelijk in februari 2025. Indien nodig zal het kabinet zorgen over de impact van bepaalde uitlatingen van Speciaal Rapporteur Albanese opnieuw onder de aandacht brengen.
In een sindsdien verwijderde tweet spreekt zij over «de Joodse brigade» en trawanten4, ziet u dit als antisemitisch? En bent u bereid dit met de indieners te veroordelen?
Voelt u zich, dit alles overwegende, gesterkt in uw ingenomen standpunt tegen de herbenoeming van Speciaal Rapporteur Albanese?
Bent u bereid in de VN aan te dringen op meer neutrale en onpartijdige onderzoeken, waar die neutraliteit en onpartijdigheid in het geding komt door personele samenstelling of werkwijze?
Heeft u tevens kennisgenomen van de inhoudelijke lobbyactiviteiten van de Speciaal Rapporteur in Australië?5 Deelt u het inzicht dat beleidsbeïnvloeding op nationale terreinen ver buiten het VN-mandaat van een rapporteur is?
Welke mogelijke gevolgen hebben klachten over het functioneren van de Speciaal Rapporteur na de herbenoeming voor haar functioneren?
Deelt u het inzicht dat deze onthullingen buitengewoon schadelijk zijn voor het aanzien van de VN en de geloofwaardigheid van haar verslaglegging?
Kent u het bericht «Taking Back Control: Denmark and Italy To Challenge Human Rights Court on Asylum Rules»?1
Ja.
Is het waar dat Denemarken en Italië een brief willen sturen aan het Europese Hof voor de Rechten van het Mens omdat dit Hof de bepalingen uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in asielzaken te ruim interpreteert waardoor de nationale soevereiniteit van lidstaten wordt ingeperkt?
Denemarken en Italië hebben samen met een aantal andere landen op 23 mei jl. een ingezonden brief gepubliceerd over dit onderwerp.
Is het waar dat de Nederlandse regering door Denemarken en Italië is benaderd om deze brief te steunen?
Ja.
Herinnert u zich de passage uit Hoofdstuk 2 Grip op asiel en migratie van het Hoofdlijnenakkoord «Er wordt ingezet op aanpassing van de EU-regelgeving en -verdragen waar nodig»?
Ja.
Mogen wij ervan uitgaan dat u de brief zonder meer zal ondertekenen gelet op de passage uit het Hoofdlijnenakkoord en de wens van de grootste coalitiepartij?
Het kabinet ziet in de ingezonden brief van de regeringsleiders van Denemarken, Italië en een aantal andere landen een oproep voor een open dialoog over de juridische kaders voor de mogelijkheden om veroordeelde vreemdelingen uit te kunnen zetten. Zoals ook opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord is het de inzet van dit kabinet een lik-op-stuk aanpak te voeren op overlast, intimidatie en geweld, en om vergunningen van criminele vreemdelingen sneller in te kunnen trekken. Het kabinet steunt daarom dat signaal van de brief in algemene zin. Conform de eerdere toezegging aan uw Kamer in het Commissiedebat over de JBZ-Raad van 12 en 13 juni (vreemdelingen- en asielbeleid) van 11 juni jl., heeft Nederland daarom ook tijdens de JBZ-Raad van 13 juni jl. aangegeven de geest van dat deel van de brief te steunen en open te staan voor dialoog. Als de juridische kaders hiervoor niet meer aansluiten bij de politiek gewenste praktijk, dan moet het gesprek over die kaders gevoerd worden binnen de daartoe aangewezen gremia. In het Hoofdlijnenakkoord is dan ook opgenomen dat Nederland daar waar nodig inzet op het aanpassen van EU-regelgeving of internationale verdragen. Het kabinet ziet steun voor deze inzet in de brief.
De brief roept tegelijkertijd specifiek op om een open dialoog te voeren over de interpretatie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Die inzet volgt niet uit het Hoofdlijnenakkoord en raakt aan meer dan migratiebelangen, zoals de onafhankelijkheid van rechters en het EHRM. Nederland wil niet de indruk wekken op de stoel van de rechter te willen zitten en kan daarom dat deel van de oproep niet steunen. Om die reden is besloten deze ingezonden brief niet mede te ondertekenen.
Nederland zal het signaal van Denemarken en Italië t.a.v. de mogelijkheid om veroordeelde vreemdelingen uit te kunnen zetten via andere wegen ondersteunen. Zo kan Nederland standpunten over de interpretatie van het EVRM naar voren brengen in het kader van lopende EHRM-procedures op het gebied van het vreemdelingenrecht inclusief in EHRM-zaken tegen andere EVRM-verdragspartijen over de uitzetting van vreemdelingen. Verder blijft Nederland zich in Europees verband onverminderd inzetten voor aanscherpingen in de EU-regelgeving, zoals de Terugkeerverordening en de Veilig derde land-herziening. Ook deze inzet is erop gericht om EU-wetgeving (en dus de toetsingskaders voor rechters) zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de politieke wens voor een strikt en sober asielbeleid. Bovendien blijft het kabinet zich via andere wegen, zoals innovatieve oplossingen en partnerschappen, nationaal en internationaal onverminderd inzetten om meer grip te krijgen op migratie, ook als het gaat om de mogelijkheden voor het uitzetten van veroordeelde vreemdelingen. Hierover sprak een aantal regeringsleiders informeel voorafgaand aan de Europese Raad van 26 juni 2025, zoals ook vermeld in het verslag van de Europese Raad van 26 juni 2025. Daar kwam ook de brief ter sprake. Denemarken en Italië kondigden tijdens de bijeenkomst aan opvolging te willen geven aan de brief. Nederland heeft actief aangegeven bij te willen dragen aan verdere samenwerking gericht op de uitwerking. Dit is ook in lijn met de motie Eerdmans2.
Wilt u deze vragen voor a.s. maandag 19 mei 2025, 17.00 uur beantwoorden?
De beantwoording is zo spoedig als mogelijk opgesteld.
| Het bericht ‘EU to roll back Ukraine trade perks to protect its farmers’ | |
| Jan Paternotte (D66) | |
| Reinette Klever (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PVV), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | |
|   | |
Bent u bekend met het bericht «EU to roll back Ukraine trade perks to protect its farmers»?1
Ja.
Bent u bereid er tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Handel en Raad Buitenlandse Zaken, conform motie Paternotte/Kamminga (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3029), voor te pleiten dat de huidige handelsliberalisatie niet wordt afgezwakt? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het kabinet steunt Oekraïne, ook op economisch gebied en in de wederopbouw. Het is positief dat de Commissie met Oekraïne in gesprek is over verdere wederzijdse tariefliberalisatie onder het Associatieakkoord, in lijn met de motie-Paternotte/Kamminga. Dit kan zorgen voor meer permanente steun aan Oekraïne dan de huidige tijdelijke eenzijdige opschorting van importtarieven door de EU (de zogenaamde «autonome handelsmaatregelen»), doordat de wederzijdse verdieping meer toegang biedt tot elkaars markten. Het kabinet blijft daarbij ook inzetten op het overnemen van Europese regelgeving over EU-productiestandaarden door Oekraïne. Bovendien biedt de wederopbouw van Oekraïne kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Hierbij is het van belang voor het kabinet dat er een soepele overgang is tussen het aflopen van de autonome handelsmaatregelen en de inwerkingtreding van de wederzijdse tariefliberalisatie. Hiertoe roept het kabinet binnen de EU ook op.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk voor 19 mei, 17.00u beantwoorden?
Ja.
| Het bericht 'Hungary ruling party drafts bil lto crack down on foreign-funded organisations' | |
| Kati Piri (PvdA), Jesse Klaver (GL) | |
| Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | |
|     | |
Bent u bekend met het bericht van Reuters over het Hongaarse wetsvoorstel om organisaties die buitenlandse financiering ontvangen aan te vallen?1
Ja.
Wat zou deze wet volgens u betekenen voor maatschappelijke organisaties en mensenrechtenorganisaties in Hongarije als zij niet in lijn zijn met Hongaars beleid en dus volgens Hongarije indruisen tegen de Hongaarse soevereiniteit of identiteit?
De inhoud van het zogenaamde «Transparency of public life» wetsvoorstel is zeer zorgelijk. Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, zou het de ruimte voor het maatschappelijk middenveld ernstig verder inperken en dit keurt het kabinet af.
Wat zou deze wet betekenen voor de persvrijheid in Hongarije, aangezien onafhankelijke media door andere landen worden gefinancierd?
Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, zou het de ruimte voor onafhankelijke media ernstig verder inperken en het voortbestaan van onafhankelijke mediaorganisaties ernstig onder druk zetten.
In het verlengde van de persvrijheid, wat betekent dit voor de verkiezingen in 2026 en de onafhankelijke informatievoorziening?
Persvrijheid, en onafhankelijke media als onderdeel hiervan, is cruciaal voor een goed functionerende democratie, inclusief vrije en eerlijke verkiezingen. Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, zou het betekenen dat deze democratische beginselen in Hongarije ernstig onder druk komen te staan.
Wat vindt u van het feit dat organisaties die volgens Hongarije niet in lijn zijn met de christelijke cultuur ook als dreiging aangemerkt kunnen worden?
De passages in het wetsvoorstel die zien op de gronden voor organisaties om aangemerkt te worden als bedreiging voor de soevereiniteit, waaronder organisaties die niet in lijn zijn met de christelijke cultuur, zijn zorgelijk en kwalijk, en keurt het kabinet af.
Wat betekent dit volgens u voor organisaties die zich inzetten voor LHBTI-rechten en de LHBTI-gemeenschap als geheel?
Zie het antwoord op vraag 3. Deze zorgen bestaan ook voor organisaties die zich inzetten voor LHBTI-rechten, terwijl deze al onder grote druk staan.
Bent u het eens dat deze wet rechtstreeks indruist tegen de voorwaarden van een rechtsstaat en deze hiermee dus in Hongarije verder wordt ontmanteld?
Ja. De tekst van het huidige wetsvoorstel druist in tegen rechtsstatelijke en democratische beginselen en grondrechten. De Commissie startte reeds een EU-Hofzaak tegen de Hongaarse soevereiniteitswet van december 2023, en dit nieuwe wetsvoorstel is daarop een vervolg. Nederland intervenieert met een grote groep lidstaten in deze EU-Hofzaak aan zijde van de Commissie.
Vindt u het feit dat financiering voor organisaties die volgens Hongarije niet in lijn zijn met «de soevereiniteit, de constitutionele identiteit en de christelijke cultuur» kan worden afgeknepen en zelfs een boete gegeven kan worden tot 25 keer hoger dan deze financiering niet veel weghebben van afpersing?
De passages in het wetsvoorstel die gericht zijn op het aan banden leggen van financiering en het opleggen van boetes keur ik af. Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, zou het voortbestaan van organisaties die aangemerkt worden ernstig onder druk komen te staan.
Wat gaat u, bilateraal én in EU-verband, doen om het anti-rechtsstatelijke karakter van deze wet kenbaar te maken en wat moeten volgens u consequenties zijn op EU-niveau als deze wet wordt aangenomen?
Het kabinet zal de zorgen over dit wetsvoorstel in Benelux-verband uiten tijdens de Raad Algemene Zaken van 27 mei as., en brengt deze ook op in bilaterale contacten. Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, verwacht het kabinet dat de Europese Commissie snel en effectief zal optreden. Het kabinet zal de Commissie, als hoedster van de Verdragen, daarin steunen.
Ziet u alternatieve routes om organisaties in Hongarije toch financieel te blijven steunen?
Nederland steunt het maatschappelijk middenveld in Hongarije dat zich inzet voor democratie, de rechtsstaat en mensenrechten zowel politiek als financieel en kan nu nog niet vooruitlopen op de ontwikkelingen omtrent dit nieuwe wetsvoorstel.
Op welke manier heeft u zich de afgelopen maanden ingezet om tot een 4/5e meerderheid te komen voor een volgende stap in de artikel 7-procedure tegen Hongarije?
In aanloop naar de Raad heeft het kabinet zich, in uitvoering van de motie Paternotte/Van Campen2, ingezet om het krachtenveld verder in kaart te brengen, en gesproken met andere lidstaten over de mogelijkheden om de artikel 7-procedure verder te brengen. Het kabinet heeft naar aanleiding hiervan geconstateerd dat de meerderheden hiervoor momenteel nog niet in zicht zijn. Het kabinet zal zich blijven inzetten voor het vinden van de benodigde meerderheid. Bij wijzigingen in het krachtenveld die mogelijk stap(pen) in de Artikel 7-procedure tegen Hongarije in beeld zou(den) brengen, informeert het kabinet uw Kamer daarover.
Welke stappen gaat u zetten om tot een 4/5e meerderheid te komen om de artikel 7-procedure verder te brengen voor de hoorzitting op 27 mei?
Zie antwoord vraag 11.
| Een ongekend kritisch rapport van de Europese Rekenkamer over het coronaherstelfonds | |
| Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) | |
| Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) | |
|   | |
Bent u bekend met het onderzoek «prestatiegerichtheid, verantwoordingsplicht en transparantie – lessen die te trekken zijn uit de tekortkomingen van de RRF» van de Europese Rekenkamer?1
Ja, ik ben bekend met de op 6 mei jl. verschenen publicatie van de Europese Rekenkamer (ERK) «Prestatiegerichtheid, verantwoordingsplicht en transparantie – lessen die te trekken zijn uit de tekortkomingen van de RRF». Deze publicatie betreft geen nieuw onderzoek, maar vat de eerdere adviezen en verslagen van de ERK met betrekking tot het ontwerp, het controlekader en de uitvoering van de Herstel en veerkrachtfaciliteit (HVF) samen.
Wat vindt u van het rapport? En welke lessen trekt u hieruit voor het toekomstig beleid en de Nederlandse standpuntbepaling in de Europese Unie met betrekking tot dit soort instrumenten?
Het kabinet hecht belang aan de controlerende rol van de ERK en haar toezien op de rechtmatige besteding van Europese middelen. De ERK signaleert punten die van belang zijn voor eventuele toekomstige instrumenten die gericht zijn op prestatie gebonden financiering.
De kritiek van de ERK heeft betrekking op diverse punten, waaronder onduidelijkheid over kosten en resultaten, en het ontbreken van effectieve controlemechanismen. Onderstaand worden deze punten samengevat en voorzien van een duiding en appreciatie.
De ERK is van mening dat de efficiëntie van de inzet van HVF-middelen niet kan worden gemeten, omdat het onduidelijk is wat de kosten zijn van de uitgevoerde plannen. Bij de HVF vindt uitbetaling plaats op basis van het bereiken van mijlpalen en doelstellingen, niet op basis van gedeclareerde uitgaven zoals bij klassieke EU-instrumenten. Lidstaten moesten bij het opstellen van hun herstel- en veerkrachtplan (HVP) wel ex ante een kosteninschatting onderbouwen, maar de werkelijk gemaakte kosten spelen geen rol bij de uitbetaling. De Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie en het Europees Parlement zijn het in 2021 eens geworden over deze systematiek. Deze systematiek bood een manier om praktische invulling te geven aan de koppeling van EU-middelen aan structurele hervormingen in lidstaten. Deze werkwijze vergroot ook de prikkel voor het boeken van voortgang ten aanzien van noodzakelijke investeringen, omdat de mijlpalen en doelstellingen ook betrekking hebben op tussenstappen. Het is dus een bewuste keuze geweest om de HVF anders vorm te geven dan bijvoorbeeld de cohesiefondsen. Het kabinet voorziet hier ook een risico van een dubbele verantwoordingslast.
Daarnaast vindt de ERK dat de HVF geen resultaatgericht instrument is. De mijlpalen en doelstellingen zijn volgens de ERK in veel gevallen gericht op output in plaats van impact. De Commissie heeft in een richtsnoer2 lidstaten aangemoedigd om voornamelijk gebruik te maken van input- of output-indicatoren bij het vaststellen van de mijlpalen en doelstellingen. De Commissie raadde het gebruik van impact-indicatoren af, gegeven de onvoorspelbaarheid van zulke indicatoren en hun afhankelijkheid van andere factoren waar de lidstaat zelf geen invloed op heeft. Het kabinet vindt het wenselijk om resultaten te meten, maar erkent daarbij dat het om verschillende redenen, zoals aangehaald door de Commissie, lastig is om (op korte termijn) resultaten te beoordelen. Het kabinet kan zich daarom vinden in het advies van de Commissie.
Hiernaast is de ERK van mening dat het nalevingskader van de HVF en de regels voor de bescherming van de financiële belangen van de EU niet robuust genoeg zijn. De controlesystemen bevatten volgens de ERK tekortkomingen. Daarnaast ziet de ERK dat de Commissie alleen corrigerende maatregelen kan nemen in geval van ernstige onregelmatigheden en systeemgebreken. De Commissie kan geen correcties aanbrengen voor individuele inbreuken op de regels inzake overheidsopdrachten in het geval deze niet «ernstig» zijn.
Om de financiële belangen van de EU te beschermen, dat wil zeggen fraude, corruptie, dubbele financiering en belangenverstrengeling te voorkomen, op te sporen en te corrigeren zijn er binnen de HVF diverse bepalingen van kracht, die zijn vastgelegd in de HVF-verordening. Daarbij staan lidstaten primair aan de lat om de financiële belangen van EU te beschermen. Dit vertaalt zich in diverse verplichtingen. Om aanspraak te maken op middelen uit de HVF moeten lidstaten, als onderdeel van hun herstelplan, een robuust nationaal controlesysteem opzetten. Bij de beoordeling van de herstelplannen heeft de Commissie getoetst of de controlesystemen voldeden aan de eisen van de HVF-verordening. Daarnaast voert de Commissie in alle lidstaten zogenoemde systeemaudits uit om te controleren of de controlesystemen voldoen aan de vereisten. Zonder een goed werkend controlesysteem hebben lidstaten geen recht op uitbetaling. Lidstaten moeten verkeerd uitbetaalde of incorrect bestede middelen terugvorderen. Daarnaast is vastgelegd dat lidstaten ten behoeve van audit en controle, gegevens moeten verzamelen over o.a. eindontvangers, contractanten en sub-contractanten. Verder moet een lidstaat met ieder betaalverzoek een beheersverklaring meesturen die o.a. bevestigt dat de controlesystemen de nodige garanties bieden dat de middelen zijn beheerd volgens alle toepasselijke regels, in het bijzonder inzake het voorkomen van belangenconflicten, fraude, corruptie, en dubbele financiering. Ook moet een lidstaat bij ieder betaalverzoek een samenvatting meesturen van de door de nationale auditautoriteit uitgevoerde audits, met inbegrip van vastgestelde zwakke punten en eventuele genomen corrigerende maatregelen. Doordat de Commissie eisen stelt aan de controlesystemen, systeemaudits en audits op maatregelniveau uitvoert, en de lidstaten verplicht zijn om gegevens van eindontvangers te verzamelen en controleren, is bekend waar en bij wie de middelen terecht zijn gekomen. Daarnaast heeft de Commissie tijdens de looptijd van de HVF aanvullende richtsnoeren publiceert om lidstaten te ondersteunen bij het tegengaan van bijvoorbeeld dubbele financiering3.
Dat gezegd hebbende, hecht het kabinet er groot belang aan dat de financiële belangen van de EU worden beschermd Het kabinet ziet de HVF als een eenmalig en tijdelijk instrument dat is opgezet in reactie op een uitzonderlijke crisis. Het kabinet is geen voorstander van een herhaling van de financiering van het instrument middels gemeenschappelijke leningen. Het kabinet staat wel open voor een verkenning van het gebruik van resultaatgericht begroten, waarmee lidstaten aan vooraf vastgestelde voorwaarden/prestaties moeten voldoen alvorens middelen uit EU-fondsen worden uitgekeerd. Mocht de werkwijze van resultaatgericht begroten, met uitbetaling op basis van het bereiken van mijlpalen en doelstellingen, een vervolg krijgen onder het volgend MFK dan is het van belang dat de observaties van de ERK waar relevant worden benut. Dat betekent concreet dat tekortkomingen in de controlesystemen zo vroeg mogelijk moeten worden opgespoord en gecorrigeerd, en dat de Commissie ook correcties moet kunnen aanbrengen voor individuele inbreuken op de regels inzake overheidsopdrachten in het geval deze niet ernstig zijn. Hierbij geeft het kabinet wel graag mee dat de administratieve lasten nu al erg hoog zijn, en dat ervoor gewaakt moet worden dat verantwoordingslasten proportioneel blijven.
Ook vindt de ERK dat de methode die de Commissie heeft vastgesteld om de financiële bijdragen van de HVF aan een lidstaat te verlagen in geval van niet-naleving van mijlpalen en streefdoelen, tot verschillende interpretaties kan leiden. Deze methode rust gedeeltelijk op een kwalitatieve interpretatie van het belang van een niet-behaalde mijlpaal of streefdoel. Het kabinet acht het derhalve van belang dat de Commissie transparant is over haar beoordeling en kaders zoveel mogelijk vooraf worden vastgesteld.
Tot slot wijst de ERK erop dat de huidige regels geen bepaling bevatten op grond waarvan de Commissie het terugdraaien van eerdere verwezenlijkte mijlpalen en streefdoelen na 2026 kan aanpakken. In het geval dat mijlpalen of doelstellingen die reeds zijn behaald, door een lidstaat worden teruggedraaid, kan de Commissie corrigerende maatregelen nemen. Wanneer deze situatie zich voordoet, zal een lidstaat bij het indienen van het eerstvolgende betaalverzoek een korting op de uitbetaling ontvangen, evenredig aan de teruggedraaide mijlpaal of doelstelling. In het geval dat er geen betaalverzoeken meer ingediend worden door de lidstaat, zoals het geval zal zijn na 2026, kunnen alleen middelen worden teruggevorderd door de Commissie als sprake is van ernstige schending van een verplichting uit hoofde van de financieringsovereenkomst of leningsovereenkomst, of als een lidstaat geen corrigerende maatregelen heeft genomen in het geval van fraude, corruptie en belangenverstrengeling. Het kabinet merkt op dat de Commissie tot op zekere hoogte dus wel mogelijkheden heeft om corrigerende maatregelen te nemen.
Hoe kan het dat de Europese Rekenkamer constateert dat eind 2024 42% van de gelden is uitbetaald, terwijl slechts 28% van de mijlpalen en streefdoelen is bereikt?
Conform de HVF-verordening konden lidstaten aanspraak maken op voorfinanciering uit de HVF, ter waarde van maximaal 13% van de toegewezen giften en leningen. De verdere uitbetalingen vinden plaats op basis van het behalen van mijlpalen en doestellingen. Daarbij zijn de verschillende betalingstermijnen gekoppeld aan sets van mijlpalen en doelstellingen. Dit is vastgelegd in het uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie (de Raad) ter vaststelling van het HVP en de door de lidstaat en de Commissie overeengekomen operationele regelingen. Het totale bedrag waar een lidstaat aanspraak op maakt is niet evenredig verdeeld over deze betalingstermijnen, noch over het aantal mijlpalen en doelstellingen. Het betalingsprofiel verschilt per lidstaat, waarbij rekening is gehouden met het relatieve belang van deze mijlpalen en doelstellingen. Betaalverzoeken waarin grotere mijlpalen of doelstellingen zijn opgenomen, zoals het voltooien van een belangrijke maatregel, staan gelijk aan een relatief grotere uitbetaling uit de faciliteit. Deze werkwijze, en de verstrekte voorfinanciering, zorgen ervoor dat het percentage dat is uitbetaald aan een lidstaat niet noodzakelijkerwijs overeen hoeft te komen met het percentage behaalde mijlpalen en doelstellingen.
Wat kan er nog gedaan worden om voor het restant van de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (Recovery and Resilience Facility; RRF) niet weer zo’n rapport te krijgen? Hoe gaat u dat aanpakken en aankaarten in de vergaderingen van de Eurogroep en de Ecofinraad?
De analyse van de ERK betreft geen nieuw onderzoek, maar vat de eerdere adviezen en verslagen van de ERK met betrekking tot het ontwerp, het controlekader en de uitvoering van de HVF samen. De analyse richt zich op het ontwerp en de uitvoering van de HVF en de HVPs in brede zin. Het is in eerste instantie aan de Commissie om zich hiervan rekenschap te geven, aangezien zij is belast met het toezicht op de implementatie van de HVF, en het recht van initiatief heeft voor het doen van voorstellen voor toekomstige instrumenten. De Commissie verwijst in reacties op de reeds gepubliceerde rapporten van de ERK op de afspraken over de werkwijze van de HVF, zoals die door de medewetgevers (de Raad en Europees Parlement) zijn vastgelegd in de HVF-verordening. Het kabinet heeft begrip voor deze reactie. Het kabinet verwelkomt daarnaast het gehoor dat de Commissie heeft gegeven aan een deel van de aanbevelingen van de ERK die volgden uit eerdere rapporten.
Een wijziging van de werkwijze van de huidige HVF ligt gegeven de beperkte resterende looptijd van de HVF (tot eind 2026) niet voor de hand. Het kabinet ziet de HVF als een eenmalig en tijdelijk instrument dat is opgezet in reactie op een uitzonderlijke crisis. Het kabinet is geen voorstander van een herhaling van de financiering van het instrument middels gemeenschappelijke leningen. Het kabinet staat wel open voor een verkenning van het gebruik van resultaatgericht begroten, waarmee lidstaten aan vooraf vastgestelde voorwaarden/prestaties moeten voldoen alvorens middelen uit EU-fondsen worden uitgekeerd. Het kabinet acht het van belang dat bij het opstellen van eventuele voorstellen voor toekomstige instrumenten gebaseerd op prestatiegerichte systematiek, de bevindingen en aanbevelingen van de ERK op relevante punten ter harte worden genomen.
Deelt u de constatering van de Europese Rekenkamer dat er slechts beperkt zicht is op de resultaten die worden geboekt bij het behalen van de mijlpalen van het Herstel- en Veerkrachtplan? Zo nee, waarom niet?
De ERK is van mening dat de HVF geen resultaatgericht instrument is. De mijlpalen en doelstellingen zijn volgens de ERK gericht op output in plaats van impact. De Commissie heeft in een richtsnoer4 lidstaten aangemoedigd om voornamelijk gebruik te maken van input- of output-indicatoren bij het vaststellen van de mijlpalen en doelstellingen. De Commissie raadde het gebruik van impact indicatoren, zoals de ERK deze graag had gezien, af gegeven de onvoorspelbaarheid van zulke indicatoren en hun afhankelijkheid van andere factoren waar de lidstaat zelf geen invloed op heeft. Het kabinet kan zich vinden in dit advies.
Daarnaast is het bijzonder lastig om op korte termijn resultaten te beoordelen. De deadline voor het voltooien van mijlpalen en doelstellingen is augustus 2026, en een groot deel van de mijlpalen en doelstellingen moet nog worden geïmplementeerd. Ook kan het langer duren voordat de concrete resultaten van doorgevoerde hervormingen en investeringen meetbaar zijn. Het zou daarom prematuur zijn om nu een volledig beeld te schetsen van de concrete resultaten van de HVF.
Conform de HVF-verordening zal de Commissie uiterlijk 31 december 2028 een onafhankelijk ex-postevaluatieverslag voorleggen aan het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie (de Raad), het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Dit verslag zal bestaan uit een algemene evaluatie van de faciliteit en zal informatie bevatten over het effect ervan op de lange termijn.
Welke lessen trekt u daaruit, mede met het oog op de plannen van de Europese Commissie om in het Meerjarig Financieel Kader meer conditionaliteit in te bouwen?
Het kabinet ziet de HVF als een eenmalig en tijdelijk instrument dat is opgezet in reactie op een uitzonderlijke crisis. Het kabinet is geen voorstander van een herhaling van de financiering van het instrument middels gemeenschappelijke leningen. Het kabinet staat wel open voor een verkenning van het gebruik van resultaatgericht begroten, waarmee lidstaten aan vooraf vastgestelde voorwaarden/prestaties moeten voldoen alvorens middelen uit EU-fondsen worden uitgekeerd. Mocht de werkwijze van resultaatgericht begroten, met uitbetaling op basis van het bereiken van mijlpalen en doelstellingen, een vervolg krijgen onder het volgend Meerjarig Financieel Kader (MFK), dan is het van belang dat de observaties van de ERK waar relevant ter harte worden genomen. Deze lessen en de appreciatie ervan zijn toegelicht in het antwoord op vraag 2. De kabinetsinzet ten aanzien van prestatiegerichte financiering in het volgende MFK is opgenomen in de Kamerbrief van 28 maart jl5.
Deelt u de constatering van de Europese Rekenkamer dat het Herstel- en Veerkrachtplan het risico van overlapping met andere fondsen van de Europese Unie vertoont? Zo nee, waarom niet? Hoe wordt dat in de toekomst voorkomen?
De ERK heeft kritiek op het feit dat de HVF doelstellingen een groot aantal beleidsterreinen bestrijken, waardoor het risico op overlap met andere EU-instrumenten toeneemt. In dit kader adviseert de Commissie voor de inrichting van mogelijke toekomstige prestatiegerichte instrumenten dat het toepassingsgebied en de doelstellingen van de instrumenten duidelijk zijn omschreven.
De HVF is gericht op het vergroten van de veerkracht van de lidstaten, door middel van steun voor maatregelen die betrekkingen hebben op beleidsterreinen die gestructureerd zijn in zes pijlers, namelijk: de groene transitie; digitale transformatie; slimme duurzame en inclusieve groei; sociale en territoriale cohesie; gezondheid en economische; en sociale en institutionele veerkracht. Er bestaan verschillende EU-instrumenten, waaronder de Europese Structuur- en Investeringsfondsen, die ook een aantal van deze terreinen bestrijken. Het kabinet acht het wenselijk dat onder het volgende MFK overlap tussen verschillende instrumenten zoveel mogelijk wordt beperkt.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat de Europese Commissie in veel gevallen geen geld terug kan vorderen als een lidstaat zich niet aan de regels houdt, omdat het geld al is overgemaakt? Hoe kan dit in de toekomst worden voorkomen?
De kritiek van de ERK op de beperkte mogelijkheid van de Commissie om middelen terug te vorderen heeft betrekking op twee zaken. In de eerste plaats noemt de ERK dat de Commissie alleen corrigerende maatregelen kan nemen, oftewel middelen terugvorderen, in geval van ernstige onregelmatigheden en systeemgebreken. De Commissie kan geen correcties aanbrengen voor individuele inbreuken op de regels inzake overheidsopdrachten (in het geval deze niet «ernstig» zijn). Het kabinet kan de kritiek van de ERK op dit punt volgen. Het kabinet zet onderstaand uiteen welke verschillende gronden bestaan op basis waarvan terugvordering wel kan plaatsvinden.
Conform artikel 22 lid 5 van de HVF-verordening voorziet de financiële overeenkomst, en in voorkomend geval leningsovereenkomst, die wordt afgesloten tussen een lidstaat en de Commissie, de Commissie van het recht om in een aantal gevallen middelen die zijn uitbetaald uit de HVF terug te vorderen. In reactie op een eerdere aanbeveling van de ERK6 heeft de Commissie richtsnoeren7 opgesteld die een kader bieden voor de toepassing van deze bepaling. Er bestaan drie situaties op grond waarvan de Commissie verminderingen en terugvordering van HVF-middelen kan uitvoeren. Allereerst in het geval dat fraude, corruptie en belangenverstrengelingen die de financiële belangen van de EU schaden niet zijn gecorrigeerd door een lidstaat. Ten tweede, in het geval van ernstige schending van een verplichting uit hoofde van de financieringsovereenkomst of de leningsovereenkomst tussen de lidstaat en de Commissie. Dit vereist een schending door de lidstaat van specifieke verplichtingen van de overeenkomsten die op een wezenlijke wijze afbreuk doet aan de rechten van de Commissie of de goede besteding van middelen van de EU. Ten derde, in het geval dat informatie en rechtvaardiging die ten grondslag liggen aan een betaalverzoek onjuist blijken te zijn.
In het geval dat de situatie zich voordoet dat de Commissie middelen gaat terugvorderen, wordt dit in eerste instantie gedaan door middel van een vermindering van de eerstvolgende uitbetaling uit de faciliteit. Indien er geen openstaande betaalverzoeken meer zijn of de lidstaat geen betaalverzoeken meer indient, zal de Commissie een nota aan de lidstaat uitschrijven om de te betalen middelen, terug te vorderen.
In de tweede plaats noemt de ERK de beperkte mogelijkheid van de Commissie om middelen terug te vorderen in het geval dat mijlpalen en doelstellingen worden teruggedraaid. Wanneer deze situatie zich voordoet, zal een lidstaat bij het indienen van het eerstvolgende betaalverzoek een korting op de uitbetaling ontvangen, evenredig aan de teruggedraaide mijlpaal of doelstelling. In het geval dat er geen betaalverzoeken meer ingediend worden door de lidstaat, kunnen er geen middelen worden teruggevorderd door de Commissie anders dan op de hierboven genoemde gronden.
Deelt u de mening dat de constatering van de Europese Rekenkamer dat het «onduidelijk is of EU-burgers echt waar voor hun geld krijgen» uiterst pijnlijk is, aangezien er immer zorgvuldig moet worden omgegaan met belastinggeld? Deelt u eveneens de mening dat dit een zeer slechte zaak is voor draagvlak voor de Europese Unie in zijn algemeenheid?
Het kabinet hecht aan een effectieve besteding van EU-middelen. Het is van belang dat burgers erop kunnen vertrouwen dat EU middelen correct en effectief worden besteed, ook met oog op het draagvlak.
De ERK is van mening dat de efficiënte inzet van HVF-middelen niet kan worden gemeten, omdat het onduidelijk is wat de kosten zijn van de uitgevoerde plannen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 vindt uitbetaling plaats op basis van het bereiken van mijlpalen en doelstellingen, niet op basis van rechtmatigheid van gedeclareerde uitgaven zoals bij klassieke EU-instrumenten. Lidstaten moesten wel bij het opstellen van hun herstel- en veerkrachtplan (HVP) ex ante een kosteninschatting onderbouwen, maar de gemaakte kosten spelen geen rol bij de uitbetaling. De lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement zijn het in 2021 eens geworden over deze systematiek. Dit bood een manier om praktische invulling te geven aan de koppeling van EU-middelen aan structurele hervormingen in lidstaten. Deze werkwijze vergroot ook de prikkel voor het boeken van voortgang ten aanzien van noodzakelijke investeringen, omdat de mijlpalen en doelstellingen ook betrekking hebben op tussenstappen. Het is dus een bewuste keuze geweest om de HVF anders vorm te geven dan bijvoorbeeld de cohesiemiddelen. Het kabinet voorziet hier ook een risico van dubbele verantwoordingslast.
Deelt u, net als de Europese Rekenkamer, de constatering dat er risico is dat de terugbetalingen van het Herstel- en Veerkrachtplan door de gestegen rentes toekomstige begrotingen van de Europese Unie flink onder druk kunnen zetten? Zo nee, waarom niet? Wat betekent dit voor de Nederlandse afdrachten in het volgende Meerjarig Financieel Kader?
In het eigenmiddelenbesluit8 is overeengekomen dat de middelen die zijn geleend ten behoeve van het giftendeel van de HVF via de EU-begroting worden terugbetaald. Die terugbetaling moet uiterlijk in 2058 zijn afgerond, gestaag en voorspelbaar gebeuren en jaarlijks niet groter zijn dan 7,5% van de geleende middelen. Het aandeel dat de lidstaten moeten bijdragen aan de terugbetaling hangt af van de BNI-sleutel. In een brief van 27 augustus 20249 heeft het kabinet uiteengezet dat de terugbetaling voor Nederland naar schatting neerkomt op 38 miljard euro tot en met 2058. Dit betreft zowel de nominale terugbetaling van het subsidiedeel als de rentelasten. Een hogere rente leidt tot een hogere terugbetaling voor de EU en daarmee ofwel tot herprioritering in de EU-begroting ofwel tot hogere afdrachten van lidstaten, waaronder Nederland.
Er moeten nog afspraken worden gemaakt over de precieze terugbetaling van NGEU. Deze afspraken worden gemaakt in het kader van de onderhandelingen over het volgend MFK. In de tweede helft van 2025 publiceert de Commissie naar verwachting een voorstel voor het volgende MFK.
Wat is de onderbouwing van de Europese Commissie om te stellen dat het Herstel- en Veerkrachtplan wél een prestatiegericht instrument is, in het bijzonder gezien de constatering van de Europese Rekenkamer dat eind 2024 42% van de gelden is uitbetaald, terwijl slechts 28% van de mijlpalen en streefdoelen is bereikt? Welke gevolgen moet dit hebben voor de resterende uitbetaling van de middelen (58%)?
De ERK hanteert een andere definitie van een prestatiegericht instrument dan de Commissie. Volgens de definitie van de ERK zijn prestaties een maatstaf die aangeeft in hoeverre de doelstellingen van door de EU gefinancierde acties, projecten of programma’s zijn verwezenlijkt en of dit op een kosteneffectieve wijze is gedaan. De ERK vindt dat de HVF conform deze definitie geen resultaatgericht instrument is. De mijlpalen en doelstellingen zijn volgens de ERK gericht op output in plaats van resultaten.
De Commissie hanteert in het kader van de HVF een andere definitie van prestaties, waarbij met de term prestaties wordt gedoeld op het behalen van mijlpalen en doelstellingen. Uitbetaling vindt plaats op basis van het bereiken van deze mijlpalen en doelstellingen. De Commissie heeft in een richtsnoer10 lidstaten aangemoedigd om voornamelijk gebruik te maken van input- of output-indicatoren bij het vaststellen van de mijlpalen en doelstellingen. De Commissie raadde het gebruik van impact indicatoren, zoals de ERK deze graag had gezien, af gegeven de onvoorspelbaarheid van zulke indicatoren en hun afhankelijkheid van andere factoren waar de lidstaat zelf geen invloed op heeft.
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 3 bestaat er een aantal verklaringen voor het feit dat het percentage uitbetaalde middelen hoger ligt dan het percentage bereikte mijlpalen en doelstellingen.
Hoe neemt u de lessen van dit kritische rapport mee bij uw inzet voor de aanstaande vaststelling van het Meerjarig Financieel Kader, in het bijzonder omdat de voorzitter van de Europese Commissie, mevrouw Von der Leyen, het Herstel- en Veerkrachtplan als uitgangspunt voor deze toekomstige begroting van de Europese Unie wil hanteren?
Op dit moment ligt er nog geen concreet Commissievoorstel voor het aanstaande Meerjarig Financieel Kader. Het is daarom te vroeg om al een nader oordeel te hebben over de toepassing van de systematiek van het Herstel- en Veerkrachtfaciliteit in het volgende MFK. Het kabinet deelt naar verwachting na het zomerreces de appreciatie van het MFK-voorstel met uw Kamer.
Het rapport biedt echter wel aanknopingspunten voor het kabinet. Het kabinet hecht belang aan de controlerende rol van de ERK en haar toezien op de rechtmatige besteding van Europese middelen. Het kabinet ziet de HVF als een eenmalig en tijdelijk instrument dat is opgezet in reactie op een uitzonderlijke crisis. Het kabinet is geen voorstander van een herhaling van de financiering van het instrument middels gemeenschappelijke leningen. Het kabinet staat wel open voor een verkenning van het gebruik van resultaatgericht begroten, waarmee lidstaten aan vooraf vastgestelde voorwaarden/prestaties moeten voldoen alvorens middelen uit EU-fondsen worden uitgekeerd. Mocht de werkwijze van resultaatgericht begroten een vervolg krijgen onder het volgend MFK, dan is het van belang dat de relevante aanbevelingen van de ERK op dit punt ter harte worden genomen. De lessen die worden meegenomen en een uitgebreidere appreciatie van de kernpunten van het synergierapport zijn opgenomen in de beantwoording op vragen 2 en 6.
Hoe schat u het krachtenveld in de Europese Unie om de aanbevelingen en kritiekpunten van dit rapport ter harte te nemen voor toekomstige financieringsinstrumenten van de Europese Unie in?
Het is in dit stadium onduidelijk hoe het krachtenveld eruit ziet met betrekking tot de kritiekpunten uit het syntheserapport. In algemene zin verwelkomen de lidstaten de rapporten van de ERK over de HVF, maar wordt er ook begrip getoond voor kritische tegenreacties van de Commissie. Lidstaten hebben in het verleden hun zorgen uitgesproken over de correcte besteding van middelen. Daarnaast zijn ook zorgen geuit over de hoge administratieve lasten die de uitvoering van de HVF met zich mee heeft gebracht.
Herinnert u zich het antwoord op de Kamervragen over meldingen in het veiligheidssysteem Eccairs over het luchtruim boven Oekraïne voor 17 juli 2014, de datum waarop vlucht MH17/KL4103 werd neergeschoten?1 Wilt u bij het vervolg van deze vragen ook meldingen betrekken die op of na 17 juli gedaan zijn, maar over een voorval gingen dat plaatsvond voor het neerhalen van MH17.
Het antwoord op die Kamervragen is mij bekend. Ja, bij het vervolg van de antwoorden hieronder neem ik dat mee.
Herinnert u zich dat u weigerde deze meldingen aan de Kamer te sturen en beloofde daarop later terug te komen en ziet u dat dat nog niet is gebeurd?
In de brief van 16 mei 2024 legde mijn ambtsvoorganger uit waarom deze meldingen toen niet met de Kamer gedeeld konden worden. Hij zei hierbij toe om de Kamer te berichten na afloop van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Met deze brief geef ik gevolg aan deze toezegging.
Kunt u al deze meldingen openbaar aan de Kamer doen toekomen en wilt u deze vraag behandelen als een «artikel 68 Grondwet»-vraag, waarbij de aanvankelijke weigering al gedaan is, waardoor weigering alleen kan plaatsvinden door het inroepen van het belang van de Staat en het voorleggen aan het kabinet?
Deze meldingen vallen onder het regime van EU Verordening 376/2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart. De Raad van State heeft over het openbaar maken van deze meldingen uitspraak gedaan op 12 februari 2025. De Raad van State heeft het Europese Hof prejudiciële vragen gesteld. Naar het oordeel van het Europese Hof is de vertrouwelijkheid van informatie over gemelde incidenten en voorvallen een belangrijk onderdeel van het stelsel van toezicht en controle om de luchtvaartveiligheid te verbeteren. Volgens het Hof geldt een strikte vertrouwelijkheid voor alle informatie die nationale autoriteiten daarvoor verzamelen of opstellen. De Raad van State volgt in zijn uitspraak het Europese Hof. Gelet op de uitspraak kan ik de genoemde meldingen niet openbaar aan de Kamer doen toekomen.
Een verzoek om inlichtingen op grond van artikel 68 Grondwet, betekent dat ik in dit concrete geval afweeg of het belang van de Staat zich hier tegen verzet. Wat hier zwaar in meeweegt, is dat deze zaak al vele jaren speelt. Vanzelfsprekend erken ik dat de Kamer haar controlerende taak goed moet kunnen uitvoeren.
In dit specifieke geval ligt vertrouwelijke terinzagelegging bij de Kamer het meest voor de hand, omdat ik daarmee ook rekening kan houden met het door het Hof gesignaleerde belang van de vertrouwelijkheid voor de luchtvaartveiligheid. Ik ben bereid de meldingen in bewerkt anonieme vorm bij de Kamer ter inzage te leggen. Door de kern van de meldingen te beschrijven, krijgt de Kamer inzicht in de aard en de omvang van de meldingen.2
Herinnert u zich dat de Wet open overheid (Woo) en Europese richtlijnen (die hier met terugwerkende kracht worden toegepast) niet hoeven te leiden tot een weigering onder artikel 68 Grondwet en dat er dus een zelfstandige afweging moet plaatsvinden?
Ja, ik vind dat ook belangrijk. Zie mijn antwoord op vraag 3. Gezien het belang van de controlerende taak die het parlement heeft, zet ik me in om zoveel mogelijk inlichtingen te verstrekken.
Klopt het dat er geen Eccairs-meldingen staan in het OVV-rapport over de MH17? Klopt het dat er niet naar Eccairs verwezen wordt in bijvoorbeeld paragraaf 5.6 (niet openbare bronnen), terwijl dat wel voor de hand gelegen zou hebben?
In het OVV-rapport MH17 Crash van 13 oktober 20153 staan geen ECCAIRS-meldingen vermeld omdat deze vertrouwelijk zijn. Om die reden wordt er ook niet naar meldingen verwezen.
Heeft de OVV de beschikking gehad over deze Eccairs-meldingen? Zo nee, wilt u ze dan aan de OVV sturen en vragen of dit zou leiden tot een aanvulling van het rapport over vliegen over Oekraïne?
De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft zelfstandig toegang tot alle meldingen in ECCAIRS. Naar deze meldingen is in diverse Kamerstukken verwezen. De Onderzoeksraad kent de inhoud van deze Kamerstukken ook.
Wilt u ervoor zorgen dat deze stukken ook in het hotspotarchief MH17 opgenomen worden?
De ECCAIRS meldingen zijn gearchiveerd in het hotspotarchief van MH17.
Wanneer zullen deze meldingen openbaar gemaakt worden? Als ze nooit openbaar gemaakt gaan worden, hoe kunnen veiligheidssystemen dan ooit democratisch gecontroleerd worden?
Deze meldingen worden niet openbaar gemaakt. Zie mijn antwoord op vraag 3. Er is een toezichtsysteem ingericht als controlerend mechanisme. De Europese toezichthouder voor een veilige burgerluchtvaart (EASA) houdt toezicht op de werking van het ECCAIRS systeem.
In 2022 concludeerde de OVV dat alle aanbevelingen uit het ongevalsonderzoek afdoende zijn opgevolgd.4 Hierbij maakt de OVV de kanttekening dat voor vliegveiligheid in relatie tot conflictgebieden voortdurende aandacht en doorontwikkeling nodig blijft op mondiaal, Europees en nationaal niveau.
Sinds het neerhalen van vlucht MH17, 11 jaar geleden, zijn veel stappen gezet ter voorkoming van nog zo’n ramp. Het kabinet heeft zich daarvoor ingespannen op nationaal, Europees en internationaal niveau. Er zijn verbeteringen doorgevoerd in de vliegveiligheidssystematiek voor het zo goed mogelijk beheersen van risico’s die gepaard gaan met het vliegen over en nabij conflictgebieden. Hierover heeft mijn ambtsgenoot uw Kamer geïnformeerd op 16 september 2024.5
Heeft de KLM Eccairs-meldingen gedaan over het luchtruim boven Oost-Oekraïne in juni en/of juli 2014? Zo ja, kunt u daarover details geven?
Alle meldingen aan ECCAIRS zijn vertrouwelijk. Hierdoor kan ik geen antwoord geven op deze vraag.
Indien u niet weet of KLM Eccairs-meldingen gedaan heeft over het luchtruim boven Oost-Oekraïne in juni/juli 2014, wilt u dat dan aan KLM vragen en het antwoord aan de Kamer doen toekomen?
Vanwege de vertrouwelijkheid van alle ECCAIRS meldingen, kan de KLM geen antwoord geven op deze vraag. Ik heb deze vraag dan ook niet gesteld aan de KLM.
Kunt u alle documenten (fysieke documenten, mails, appjes en andere vormen) bij de rijksoverheid (inclusief ministeries, landsadvocaat, OVV, toezichthouders en andere overheidsinstellingen) die betrekking hebben op Eccairs-meldingen boven (Oost-)Oekraïne in juni/juli 2014 openbaar maken? Het gaat dus om alle documenten vanaf 1 juni 2014 tot heden. Dit verzoek dient u zowel als een «artikel 68 Grondwet»-verzoek als een Woo-verzoek te behandelen, zodat er ook een inventarislijst van de documenten bestaat. Het gaat heel expliciet ook over (juridische) procedures over deze Eccairs-meldingen.
Uw vraag beschouw ik als een informatieverzoek op grond van artikel 68 Grondwet en zal ik apart wegen. Gelet op mijn antwoord op vraag 3, krijgt de Kamer inzicht in de aard en de omvang van de meldingen. Uw verzoek om alle documenten bij de rijksoverheid openbaar te maken die betrekking hebben op ECCAIRS-meldingen boven (Oost-) Oekraïne vanaf 1 juni 2014 tot heden lijkt uit te gaan van de veronderstelling dat hierover veel informatie is gewisseld. Vanwege de vertrouwelijkheid wordt echter, ook binnen de rijksoverheid, slechts beperkt over de inhoud van deze meldingen gecorrespondeerd. Over de juridische procedures ten aanzien van de vertrouwelijkheid van de meldingen is veel openbaar. Daarom verwijs ik de Kamer graag naar eerdere Wob-besluiten over de ECCAIRS-meldingen en de uitspraken van de Raad van State.6
Wilt u de stukken over het vertrouwelijke verslag van de ontmoeting van de European Civil Aviation Conference – Directors General of Civil Aviation (ECAC-DGCA) op 6 mei 2014, openbaar maken, namelijk de volledige persoonlijke aantekeningen (die volgens de rechter zeer feitelijk zijn en dus al gedeeltelijk openbaar zijn) en het officiële verslag (ten minste punt 17 en 18 daarvan)?
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft in de brief aan de kamer van 17 november 2021 uitvoerig stilgestaan bij wat wel en niet openbaar gemaakt kan worden op basis van de Woo (destijds Wob)7. Ondanks de beperkingen vanuit de Wob, heeft de Minister de paragrafen 17 en 18 van de 142e ECAC DGCA vergadering (summary of decisions) van 6 mei 2014 in geanonimiseerde vorm vertrouwelijk ter inzage aangeboden aan de Kamer. Hiermee is aan dit deel van het verzoek voldaan.
Wilt u, wederom met een beroep op artikel 68 van de Grondwet, deze stukken openbaar maken of aangeven welk belang van de Staat geschonden wordt, indien zij openbaar gemaakt worden?
Zie antwoord vraag 12.
Heeft de OVV beschikking gehad over deze stukken (ECAC-DGCA-ontmoeting) voor het rapport over de MH17?
De stukken die vertrouwelijk aan de Kamer ter inzage zijn gegeven, zijn op dat moment ook aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid ter inzage aangeboden.
Wilt u deze vragen een voor een beantwoorden en binnen 6 weken?
Op 3 juni 2025 is aan de Kamer een uitstelbrief voor beantwoording van de vragen gestuurd.8 Voor de antwoorden op vragen 3 en 11 was meer onderzoek nodig gezien de complexiteit. De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
| De Kinderklimaattop | |
| Henk Vermeer (BBB) | |
| Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC) | |
|   | |
Bent u bekend met de Kinderklimaattop die is georganiseerd door UNICEF Nederland en De Kleine Ambassade in het kader van het Nationaal Burgerberaad Klimaat?
Ja.
Welke rol heeft uw ministerie gespeeld bij de totstandkoming, financiering of inhoudelijke toetsing van deze Kinderklimaattop en het daarbij gebruikte educatiemateriaal?
De onafhankelijk voorzitter van het Nationaal Burgerberaad Klimaat (hierna: burgerberaad) is verantwoordelijk voor de opdrachtverlening, de totstandkoming en de inhoudelijke toetsing van de Kinderklimaattop en het daarbij gebruikte voorbereidingsmateriaal.1 In opdracht van de voorzitter hebben UNICEF Nederland en de Kleine Ambassade de Kinderklimaattop georganiseerd.
Eén van de door de Kamer en kabinet vastgestelde randvoorwaarden2 is het vaststellen van betrokkenheid van de samenleving voor, tijdens en na het burgerberaad. Het burgerberaad wil bij het schrijven van zijn advies ook de mening van kinderen en jongeren meenemen die te jong zijn om mee te doen. Keuzes over klimaatbeleid zijn extra belangrijk voor deze doelgroep: het gaat om hún toekomst. De voorzitter heeft daarom tijdens het voortgangsoverleg een voorstel besproken om kinderen en jongeren onder de 16 te betrekken. De Kinderklimaattop is onderdeel van het burgerberaad dat wordt bekostigd uit het Klimaatfonds. Om invulling te geven aan het betrekken van de brede samenleving is vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook budget beschikbaar gesteld voor de Kinderklimaattop.
Acht u het gepast dat kinderen van 9 tot 12 jaar in educatieve context worden geconfronteerd met de boodschap dat «als we geen andere keuzes maken, we niet langer fijn kunnen leven op onze planeet»?
Klimaatverandering raakt iedereen. Het is belangrijk dat ook kinderen en jongeren hierover betrouwbare informatie krijgen, gebaseerd op wetenschappelijke feiten en in taal en vorm passend bij hun leeftijd. Deze stelling had echter genuanceerder gemoeten. Lokaal kan klimaatverandering druk zetten op de leefbaarheid, bijvoorbeeld door een toename van extreem weer en droogte. Dit zal vooral impact hebben op al kwetsbare groepen. Dit blijkt uit de wetenschappelijke factcheck die de onafhankelijk voorzitter heeft laten doen op gepresenteerde feiten in de video die tijdens één van de twee bijeenkomsten van de Kinderklimaattop getoond is. Deze factcheck is tevens online geplaatst bij de video.3 Het kabinet hecht grote waarde aan passende, zorgvuldige en genuanceerde info voor kennis.
Deelt u de mening dat hier sprake is van een valse, polariserende tegenstelling?
Het kabinet is niet van mening dat hier sprake is van een polariserende tegenstelling. De video liet zien hoe verschillende kinderen over klimaatverandering denken en deelde basiskennis over klimaatverandering. Zoals hierboven aangegeven behoeft deze stelling wel nuancering. Het kabinet vindt het daarom ook belangrijk dat de voorzitter heeft ingegrepen.
Hebt u kennisgenomen van de gebruikte video waarin onder meer wordt verwezen naar een vermeende zeespiegelstijging van 1,9 meter – een fors hogere projectie dan de 44 tot 76 cm die het IPCC als bandbreedte hanteert voor het jaar 2100? Acht u het verantwoord dat kinderen met deze eenzijdige en wetenschappelijk discutabele scenario’s worden geconfronteerd?
De voorzitter heeft erkend dat zij als opdrachtgever scherper had moeten zijn op de gepresenteerde voorbeelden en feiten. De voorzitter heeft een wetenschappelijke factcheck op de gepresenteerde feiten in de video toegevoegd. Daaruit blijkt dat het geschetste scenario nuancering behoeft. Die nuancering is cruciaal voor passende en zorgvuldige informatievoorziening.
Deelt u de opvatting dat klimaateducatie realistisch, feitelijk onderbouwd en niet-doemdenkend moet zijn, zeker waar het kinderen betreft?
We delen uw opvatting dat klimaateducatie realistisch, feitelijk onderbouwd en niet-doemdenkend moet zijn voor kinderen.
Hoe beoordeelt u de volgende elementen uit het lesmateriaal:
Zoals hierboven gezegd heeft de voorzitter erkend dat zij als opdrachtgever scherper had moeten zijn op de gepresenteerde voorbeelden en feiten in de video. Uit de wetenschappelijke factcheck blijkt dat de gepresenteerde elementen nuance behoeven. Het is goed dat die nuance is toegevoegd.
Deelt u de mening dat het verengen van oplossingen tot gedragsaanpassing (consuminderen, minder vlees eten, tweedehands kleding dragen) kinderen een beperkend wereldbeeld voorschotelt, waarin technologische vooruitgang en menselijke vindingrijkheid nauwelijks een rol spelen?
De onafhankelijk voorzitter van het burgerberaad is verantwoordelijk voor de inhoudelijke toetsing van de Kinderklimaattop en het daarbij gebruikte voorbereidingsmateriaal. Onderwerpen zoals innovatie of de afname van emissies in westerse landen spelen een rol bij de vraagstelling aan het burgerberaad. Echter, deze onderwerpen zijn door de onafhankelijke organisatie van de Kinderklimaattop als te abstract beoordeeld voor de doelgroep van kinderen en jongeren.
Bent u bereid een onafhankelijk inhoudelijk oordeel te laten vellen over dit type educatieve klimaatprojecten, juist in het licht van de invloed die dit heeft op jonge kinderen?
Het burgerberaad heeft kinderen en jongeren om hun mening gevraagd. De Kinderklimaattop is geen educatief klimaatproject.
Bent u bereid beleid te ontwikkelen waarin wordt vastgelegd dat door of namens de overheid gefinancierde klimaatvoorlichting aan kinderen feitelijk, evenwichtig en ideologievrij moet zijn?
De overheid maakt geen lesmateriaal, mede in het licht van artikel 23 vrijheid van onderwijs. Scholen maken zelf de keuze welk lesmateriaal ze gebruiken. Bij de keuzes die leraren en schoolleiders maken in de invulling van hun onderwijs is het van belang dat dat ze deze weloverwogen maken en daarbij de best beschikbare (wetenschappelijke en praktijk) kennis betrekken. Dit stimuleren we door het evidence-informed werken op te nemen in de wet als deugdelijkheidseis en door het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) door te ontwikkelen tot landelijk kennisinstituut voor het onderwijs.
Kunt u een overzicht verschaffen van de kosten die gemaakt zijn voor de Kinderklimaattop en het maken van het filmpje?
De kosten voor de organisatie van de Kinderklimaattop bedragen in totaal circa 61.000 euro. Dit is inclusief de kosten voor het maken van de video, die samen met ander voorbereidend materiaal circa 2.700 euro kostte.
Hoe voorkomt u dat het Nationaal Burgerberaad Klimaat zich ontwikkelt tot een activistisch platform waarin het debat voorafgaand wordt gekanaliseerd richting vooraf gewenste conclusies en zelfs kinderen worden ingezet om dit proces te legitimeren?
Het burgerberaad is qua samenstelling een soort Nederland in het klein. Het is een afspiegeling van onze samenleving, ook als het gaat om hun opvattingen en zorgen over het klimaat. De deelnemers zijn geselecteerd op een vijftal kenmerken4: leeftijd, geslacht, geografische spreiding, opleidingsniveau en mening over klimaatbeleid. Wat betreft mening over klimaatbeleid zijn alle stemmen vertegenwoordigd. Van mensen die zich geen zorgen maken tot mensen die zich heel veel zorgen maken en iedereen daar tussenin.
De inhoud van het advies is aan de deelnemers zelf. De voorzitter heeft de opdracht om de deelnemers van het burgerberaad onafhankelijk en neutraal te ondersteunen. Zij worden daarbij ondersteund door de wetenschappelijke en ambtelijke werkgroep en krijgen inbreng mee vanuit deskundigen met verschillende perspectieven, de samenleving via de brede raadpleging alsook de mening van kinderen en jongeren die is opgehaald tijdens de Kinderklimaattop. Het burgerberaad heeft zelf bepaald welke deskundigen werden uitgenodigd. Dit heeft geleid tot een grote verscheidenheid aan inzichten en perspectieven die zijn ingebracht. In het kader van transparantie is deze informatie ook terug te vinden op de website van het burgerberaad.5
| Het bericht dat Nederland de Russische oorlogskas spekt en mogelijk spionnen binnenlaat | |
| Eric van der Burg (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66), Laurens Dassen (Volt), Kati Piri (PvdA) | |
| Barry Madlener (PVV), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | |
|           | |
Bent u op de hoogte van het artikel «Russische tankers: Nederland spekt Russische oorlogskas en laat mogelijk spionnen binnen»?1
Ja.
Was u al op de hoogte van het feit dat tankers met Russisch aardgascondensaat net als tankers met Russisch LNG nog steeds hun toegang weten te vinden tot de Nederlandse havens en specifiek de haven van Rotterdam?
Ja.
Heeft u een verklaring voor het feit dat Russisch aardgascondensaat niet onder de Europese sanctiepakketten valt?
De Europese Unie heeft in het kader van sancties geen importverbod ingesteld op Russisch aardgas of aanverwante producten. Voor het instellen van sancties is altijd EU-unanimiteit vereist, en dit is voor aardgascondensaat net als voor aardgas tot op heden niet bereikt.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederland en de Europese Unie (EU) Russisch aardgascondensaat en LNG afnemen en daarmee bedrijven financieren die nauwe banden hebben met de Russische staat en mogelijk zelfs de Russische oorlogskas spekken? Zo nee, waarom niet?
Ja, het kabinet acht het onwenselijk dat de Europese Unie op deze wijze bijdraagt aan het verdienvermogen van Rusland en spant zich daarom in om de import van Russische fossiele brandstoffen op zo kort mogelijke termijn uit te faseren gegeven de randvoorwaarde dat dit geen negatieve gevolgen mag hebben voor de leveringszekerheid van de Unie.
Bent u bereid om in Europa te pleiten voor het toevoegen van Russisch aardgascondensaat aan de sanctielijst? Zo nee, waarom niet?
Ja, voor het kabinet liggen alle opties op tafel om het Russische verdienvermogen verder in te perken en het kabinet is hier dan ook toe bereid. Tegelijkertijd constateert het kabinet dat het zeer complex blijkt om unanimiteit te bereiken op importbeperkende maatregelen in de energiesector met het oog op de leveringszekerheid in een aantal EU-lidstaten.
Op welke termijn verwacht u dat Europa over zal gaan tot het volledig aan banden leggen van Russisch LNG door sanctiepakketten?
De Europese Commissie heeft op 6 mei jl. de zogenaamde RePowerEU Routekaart gepubliceerd. Het kabinet heeft u bij brief van 30 mei jl. een appreciatie van deze Routekaart toegezonden.2 Deze Routekaart schetst een scenario voor de geleidelijke uitfasering van de Russische energie-import waaronder de import van Russisch LNG uiterlijk eind 2027. In de aanloop naar deze datum kunnen gerichte sancties tegen bijvoorbeeld specifieke bedrijven en schepen het geschetste afbouwplan complementeren.
Bent u bereid om in Europa de druk op te voeren om over te gaan tot een totaal verbod op de import van Russisch LNG? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet pleit conform de moties Klaver c.s.3, Teunissen4, Paternotte c.s.5 en Van der Burg c.s.6 die oproepen tot het zo spoedig mogelijk beëindigen van de import van Russische fossiele energie tijdens sanctie-onderhandelingen al langer voor een importverbod op Russisch LNG, met daarbij de randvoorwaarde dat dit geen onaanvaardbare gevolgen mag hebben voor de leveringszekerheid van de Unie. Het kabinet constateert ook dat hierover ondanks aanhoudende druk van een groep lidstaten tot op heden niet de benodigde unanimiteit over is bereikt. Daarom lijkt de door de Europese Commissie gepresenteerde REPowerEU Routekaart, en daarin aangekondigde wetgevingsvoorstellen die de Commissie medio juni zal presenteren. op dit moment de meest perspectiefrijke optie om de import van Russisch LNG op termijn geheel uit te faseren.
Ziet u mogelijkheden om de import van Russisch LNG en aardgascondensaat aan banden te leggen door middel van een landelijk verbod wanneer dit sneller effect zal hebben dan een Europees sanctiepakket? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is in principe geen voorstander van nationale importverboden omdat deze de gemeenschappelijke markt verstoren en daarmee kwetsbaar zijn voor omzeilings- en verschuivingseffecten. Een nationaal importverbod draagt een groot risico op een direct concurrentienadeel voor de Nederlandse industrie zonder dat de feitelijke doelstelling van de maatregel, het raken van de Russische staatsinkomsten, wordt behaald. Het kabinet zet daarom in op Europese maatregelen die effectiviteit en gelijk speelveld garanderen waarbij gekeken wordt naar de volle breedte van zowel het sanctie- als het handelsinstrument.
Kunt u reflecteren op de bevinding dat Russische geheimagenten hoogstwaarschijnlijk via Russisch LNG en aardgascondensaat vervoerende tankers met regelmaat de Nederlandse havens aandoen?
Het kabinet kan geen uitspraken doen over of Rusland gebruik maakt van bemanning van LNG- en aardgascondensaattankers als dekmantel voor Russische inlichtingenofficieren. Een eventuele reflectie hierop geeft informatie over het kennisniveau van de diensten en dat is onwenselijk om operationele redenen.
Deelt u, in het kader van deze bevindingen, de mening dat het onwenselijk is dat schepen met vrijwel uitsluitend Russische bemanning vrij kunnen rond bewegen tussen onze Nederlandse cruciale infrastructuur? Zo nee, waarom niet?
Het feit op zich dat scheepslieden over de Russische nationaliteit beschikken is niet automatisch reden tot zorg. Immers niet iedereen die over de Russische nationaliteit beschikt is betrokken bij inlichtingenactiviteiten. Het kabinet mitigeert de dreiging op spionage door statelijke actoren door waar nodig passende maatregelen te nemen. De recentelijk aangenomen Wet uitbreiding strafbaarheid spionageactiviteiten breidt de mogelijkheden uit om hier strafrechtelijk tegen op te treden. De mogelijke risico’s voor de Nederlandse cruciale infrastructuur afkomstig uit de scheepvaart staan hoog op de agenda voor het kabinet. De veiligheid van de Nederlandse kritieke infrastructuur op zee wordt onder andere versterkt door het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur. Ook binnen de NAVO en met buurlanden wordt er intensief samengewerkt om de infrastructuur op zee te beschermen.
Schepen die onder de Russische vlag varen zijn al verboden in alle Nederlandse havens, bent u bereid dit verbod uit te breiden voor de schepen die sterke banden hebben met Rusland? Zo nee, waarom niet?
In het kader van EU-sancties geldt een havenverbod voor alle schepen die varen onder Russische vlag of dat in het recente verleden gedaan hebben. Mede op initiatief van Nederland is in juli 2024 een instrument toegevoegd waarmee onder andere havenverboden kunnen worden opgelegd aan individuele schepen die sterke banden hebben met Rusland door betrokkenheid bij omzeiling van het olieprijsplafond, de ontwikkeling van de Russische energie-infrastructuur, wapenleveranties aan Rusland of de export van gestolen Oekraïens graan. Op dit moment zijn op deze manier 342 schepen gesanctioneerd en deze lijst wordt voortdurend verder aangevuld. Tot slot geldt het havenverbod ook voor schepen die eigendom zijn van bedrijven of personen die op de sanctielijst staan. De EU sanctioneerde als onderdeel van het 17de sanctiepakket op 20 mei bijvoorbeeld zes rederijen.
Welke stappen bent u bereid te nemen om in het vervolg beter inzichtelijk te hebben welke schepen mogelijke banden hebben met Rusland om zo deze effectiever te kunnen weren?
Schepen die onder de sancties tegen Rusland vallen worden in overeenstemming met de Europese sanctiemaatregelen geweerd uit Nederlandse havens. Uw Kamer wordt naar aanleiding van de motie Paternotte en Boswijk7 op korte termijn nader geïnformeerd over de stappen die het kabinet neemt op het gebied van sancties en beeldopbouw tegen schepen die mogelijk banden hebben met Rusland. Daarnaast neemt het kabinet waar nodig aanvullende maatregelen bovenop de Europese sancties. Zo weert het kabinet alle Russisch gevlagde schepen uit Nederlandse havens, ook wanneer er binnen de EU-sancties uitzonderingen mogelijk zijn.8 De Inspectie Leefomgeving Transport (ILT) kan verdachte schepen die nog niet gesanctioneerd zijn in het kader van de havenstaatcontrole controleren op het naleven van de regelgeving op het gebied van veiligheid en milieu. Daarnaast kan de Douane in de haven inspecties uitvoeren op en naar de lading aan boord van verdachte schepen.
| Het Europese coronaherstelfonds | |
| Folkert Idsinga (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) | |
| Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) | |
|   | |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over het Europese coronaherstelfonds, waar de Europese Rekenkamer forse kritiek op heeft?1
Ja, ik heb kennisgenomen van de berichtgeving over de op 6 mei jl. gepubliceerde analyse van de Europese Rekenkamer (ERK) «Prestatiegerichtheid, verantwoordingsplicht en transparantie – lessen die te trekken zijn uit de tekortkomingen van de RRF»2. Deze analyse betreft geen nieuw onderzoek, maar vat de eerdere adviezen en verslagen van de ERK met betrekking tot het ontwerp, het controlekader en de uitvoering van de Herstel en veerkrachtfaciliteit (HVF) samen.
Deelt u de mening van de Europese Rekenkamer? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet hecht belang aan de controlerende rol van de ERK en haar toezien op de rechtmatige besteding van Europese middelen. Het rapport van de ERK kan mogelijk van belang zijn bij eventuele toekomstige instrumenten die gericht zijn op prestatiegebonden financiering.
De ERK-rapportage heeft betrekking op diverse punten, waaronder over kosten en resultaten en effectieve controlemechanismen. Onderstaand worden deze punten samengevat en voorzien van een duiding en appreciatie.
De ERK is van mening dat de efficiëntie van de inzet van HVF-middelen niet kan worden gemeten, omdat het onduidelijk is wat de kosten zijn van de uitgevoerde plannen. Bij de HVF vindt uitbetaling echter plaats op basis van het bereiken van mijlpalen en doelstellingen, niet op basis van gedeclareerde uitgaven zoals bij klassieke EU-instrumenten. Lidstaten moesten bij het opstellen van hun herstel- en veerkrachtplan (HVP) wel ex ante een kosteninschatting onderbouwen, maar de werkelijk gemaakte kosten spelen zoals dus zoals vooraf overeengekomen geen rol bij de uitbetaling. De Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie en het Europees Parlement zijn het in 2021 eens geworden over deze systematiek. Deze systematiek bood een manier om praktische invulling te geven aan de koppeling van EU-middelen aan structurele hervormingen in lidstaten. Deze werkwijze vergroot ook de prikkel voor het boeken van voortgang ten aanzien van noodzakelijke investeringen, omdat de mijlpalen en doelstellingen ook betrekking hebben op tussenstappen. Het is dus een bewuste keuze geweest om de HVF anders vorm te geven dan bijvoorbeeld de cohesiefondsen. Het kabinet heeft begrip voor de wens van de ERK om meer grip te hebben op de kosten, maar voorziet hier ook een risico van een dubbele verantwoordingslast.
Daarnaast vindt de ERK dat de HVF geen resultaatgericht instrument is. De mijlpalen en doelstellingen zijn volgens de ERK in veel gevallen gericht op output in plaats van impact. De Commissie heeft in een richtsnoer3 lidstaten aangemoedigd om voornamelijk gebruik te maken van input- of output-indicatoren bij het vaststellen van de mijlpalen en doelstellingen. De Commissie raadde het gebruik van impact-indicatoren af, gegeven de onvoorspelbaarheid van zulke indicatoren en hun afhankelijkheid van andere factoren waar de lidstaat zelf geen invloed op heeft. Het kabinet vindt het wenselijk om resultaten te meten, maar meent daarbij dat het om verschillende redenen, zoals aangehaald door de Commissie, lastig is om (op korte termijn) resultaten te beoordelen. Het kabinet kan zich daarom vinden in het advies van de Commissie.
Hiernaast is de ERK van mening dat het nalevingskader van de HVF en de regels voor de bescherming van de financiële belangen van de EU niet robuust genoeg zijn. De controlesystemen bevatten volgens de ERK tekortkomingen. Daarnaast ziet de ERK dat de Commissie alleen corrigerende maatregelen kan nemen in geval van ernstige onregelmatigheden en systeemgebreken. De Commissie kan geen correcties aanbrengen voor individuele inbreuken op de regels inzake overheidsopdrachten in het geval deze niet «ernstig» zijn.
Om de financiële belangen van de EU te beschermen, dat wil zeggen fraude, corruptie, dubbele financiering en belangenverstrengeling te voorkomen, op te sporen en te corrigeren zijn er binnen de HVF diverse bepalingen van kracht, die zijn vastgelegd in de HVF-verordening. Daarbij staan lidstaten primair aan de lat om de financiële belangen van EU te beschermen. Dit vertaalt zich in diverse verplichtingen. Om aanspraak te maken op middelen uit de HVF moeten lidstaten, als onderdeel van hun herstelplan, een robuust nationaal controlesysteem opzetten. Bij de beoordeling van de herstelplannen heeft de Commissie getoetst of de controlesystemen voldeden aan de eisen van de HVF-verordening. Daarnaast voert de Commissie in alle lidstaten zogenoemde systeemaudits uit om te controleren of de controlesystemen voldoen aan de vereisten. Zonder een goed werkend controlesysteem hebben lidstaten geen recht op uitbetaling. Lidstaten moeten verkeerd uitbetaalde of incorrect bestede middelen terugvorderen. Daarnaast is vastgelegd dat lidstaten ten behoeve van audit en controle, gegevens moeten verzamelen over o.a. eindontvangers, contractanten en sub-contractanten. Verder moet een lidstaat met ieder betaalverzoek een beheersverklaring meesturen die o.a. bevestigt dat de controlesystemen de nodige garanties bieden dat de middelen zijn beheerd volgens alle toepasselijke regels, in het bijzonder inzake het voorkomen van belangenconflicten, fraude, corruptie, en dubbele financiering. Ook moet een lidstaat bij ieder betaalverzoek een samenvatting meesturen van de door de nationale auditautoriteit uitgevoerde audits, met inbegrip van vastgestelde zwakke punten en eventuele genomen corrigerende maatregelen. Doordat de Commissie eisen stelt aan de controlesystemen, systeemaudits en audits op maatregelniveau uitvoert, en de lidstaten verplicht zijn om gegevens van eindontvangers te verzamelen en controleren, is bekend waar en bij wie de middelen terecht zijn gekomen. Daarnaast heeft de Commissie tijdens de looptijd van de HVF aanvullende richtsnoeren publiceert om lidstaten te ondersteunen bij het tegengaan van bijvoorbeeld dubbele financiering4.
Dat gezegd hebbende, hecht het kabinet er groot belang aan dat de financiële belangen van de EU worden beschermd. Het kabinet ziet de HVF als een eenmalig en tijdelijk instrument dat is opgezet in reactie op een uitzonderlijke crisis. Het kabinet is geen voorstander van een herhaling van de financiering van het instrument middels gemeenschappelijke leningen. Het kabinet staat wel open voor een verkenning van het gebruik van resultaatgericht begroten, waarmee lidstaten aan vooraf vastgestelde voorwaarden/prestaties moeten voldoen alvorens middelen uit EU-fondsen worden uitgekeerd. Mocht de werkwijze van resultaatgericht begroten, met uitbetaling op basis van het bereiken van mijlpalen en doelstellingen, een vervolg krijgen onder het volgend MFK dan zijn de observaties van de ERK van belang. Dat betekent concreet dat tekortkomingen in de controlesystemen zo vroeg mogelijk moeten worden opgespoord en gecorrigeerd, en dat de Commissie ook correcties moet kunnen aanbrengen voor individuele inbreuken op de regels inzake overheidsopdrachten in het geval deze niet ernstig zijn. Hierbij geeft het kabinet wel graag mee dat de administratieve lasten nu al erg hoog zijn, en dat ervoor gewaakt moet worden dat verantwoordingslasten proportioneel blijven.
Ook vindt de ERK dat de methode die de Commissie heeft vastgesteld om de financiële bijdragen van de HVF aan een lidstaat te verlagen in geval van niet-naleving van mijlpalen en streefdoelen, tot verschillende interpretaties kan leiden. Deze methode rust gedeeltelijk op een kwalitatieve interpretatie van het belang van een niet-behaalde mijlpaal of streefdoel. Het kabinet acht het derhalve van belang dat de Commissie transparant is over haar beoordeling en kaders zoveel mogelijk vooraf worden vastgesteld.
Tot slot wijst de ERK erop dat de huidige regels geen bepaling bevatten op grond waarvan de Commissie het terugdraaien van eerdere verwezenlijkte mijlpalen en streefdoelen na 2026 kan aanpakken. In het geval dat mijlpalen of doelstellingen die reeds zijn behaald, door een lidstaat worden teruggedraaid, kan de Commissie corrigerende maatregelen nemen. Wanneer deze situatie zich voordoet, zal een lidstaat bij het indienen van het eerstvolgende betaalverzoek een korting op de uitbetaling ontvangen, evenredig aan de teruggedraaide mijlpaal of doelstelling. In het geval dat er geen betaalverzoeken meer ingediend worden door de lidstaat, zoals het geval zal zijn na 2026, kunnen alleen middelen worden teruggevorderd door de Commissie als sprake is van ernstige schending van een verplichting uit hoofde van de financieringsovereenkomst of leningsovereenkomst, of als een lidstaat geen corrigerende maatregelen heeft genomen in het geval van fraude, corruptie en belangenverstrengeling. Het kabinet merkt op dat de Commissie tot op zekere hoogte dus wel mogelijkheden heeft om corrigerende maatregelen te nemen.
Door welke instanties wordt de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de uitgaven uit het coronaherstelfonds gecontroleerd, afgezien van de Europese Rekenkamer?
Op grond van de HVF-verordening zijn lidstaten primair verantwoordelijk voor het voorkomen, opsporen en corrigeren van fraude, corruptie en belangenverstrengeling. Dit vertaalt zich in diverse verplichtingen, zoals hiervoor weergegeven in het antwoord op vraag 2.
Naast de controlesystemen van lidstaten zelf voert de Commissie haar eigen controlestrategie uit. Deze controles hebben tot doel de Commissie de zekerheid te bieden dat de controlesystemen van de lidstaten fraude, corruptie, belangenconflicten en dubbele financiering kunnen voorkomen, opsporen en corrigeren. Daarnaast is ook van belang dat lidstaten op grond van de HVF-verordening verplicht zijn om de Europese Commissie, Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF), de ERK en het Europees Openbaar Ministerie toestemming te verlenen voor de uitoefening van hun rechten, en vergelijkbare verplichtingen op te leggen aan alle eindontvangers van middelen. OLAF heeft de bevoegdheid om administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie, belangenconflicten of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het EOM is bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van fraude, corruptie, belangenconflicten en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. OLAF en EOM maken in de praktijk ook gebruik van deze bevoegdheid.
Deze controlesystemen zijn erop gericht om fraude zoveel mogelijk te voorkomen en te detecteren en corrigeren als deze heeft plaatsgevonden. Daarmee hebben deze controlesystemen en verschillende instanties de taak om de rechtmatigheid van de uitgaven uit de HVF te controleren.
Klopt het dat het niet duidelijk is waar het geld aan uitgegeven wordt?
Nee, de lidstaten hebben HVPs opgesteld om aanspraak te maken op middelen uit de HVF, met daarin mijlpalen en doelstellingen. Uitbetaling vindt vervolgens plaats op basis van het bereiken van deze mijlpalen en doelstellingen. Wanneer de mijlpalen en doelstellingen die zijn gekoppeld aan een betalingstermijn zijn behaald, dient een lidstaten een betaalverzoek in. Dat bestaat uit drie onderdelen: bewijslast per behaalde mijlpaal en doelstelling, een beheersverklaring waarin de verantwoordelijke Minister(s) verklaren dat de mijlpalen en doelstellingen succesvol zijn behaald en dat de financiële belangen van de Unie daarbij geborgd zijn, en een samenvatting van de audits die de nationale auditautoriteit heeft uitgevoerd. Dit betekent dat met ieder betaalverzoek moet worden bewezen dat de mijlpalen en doelstellingen die in dat betaalverzoek zijn opgenomen, ook daadwerkelijk zijn behaald. In de HVF-verordening is daarnaast vastgelegd dat lidstaten gegevens moeten verzamelen over eindontvangers, contractanten en sub-contractanten. Lidstaten moeten dus bijhouden waar de middelen terechtkomen, en controles uitvoeren op basis van die gegevens. Per lidstaat wordt een lijst met de honderd grootste eindontvangers, gemeten in ontvangen middelen uit de HVF, bijgehouden op de website van de Europese Commissie5. Hierdoor is bekend waar en bij wie de middelen terecht zijn gekomen.
Klopt het dat het niet duidelijk is wat de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF) (580 miljard euro) en de overige initiatieven (170 miljard euro) van NextGenerationEU (NGEU) aan concrete resultaten hebben opgeleverd?
Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 2 wordt er bij de HVF in veel gevallen bewust gebruikgemaakt van input- of output-indicatoren, en dus niet impact-indicatoren, bij het vaststellen van de mijlpalen en doelstellingen. Het is daarnaast lastig om op korte termijn resultaten te beoordelen. De deadline voor het voltooien van mijlpalen en doelstellingen is augustus 2026 en een groot deel van de mijlpalen en doelstellingen moet nog worden geïmplementeerd. Ook kan het langer duren voordat de concrete resultaten van doorgevoerde hervormingen en investeringen meetbaar zijn. Het zou daarom prematuur zijn om nu een volledig beeld te schetsen van de resultaten van de HVF.
Conform de HVF-verordening zal de Commissie uiterlijk 31 december 2028 een onafhankelijk ex-postevaluatieverslag voorleggen aan het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie (de Raad), het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Dit verslag zal bestaan uit een algemene evaluatie van de faciliteit en zal informatie bevatten over het effect ervan op de lange termijn. Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 6 heeft de ECB ramingen gemaakt van de potentiële positieve impact die het HVF kan hebben op de Europese economieën. Daarnaast beschrijft een recent Discussion Papervan de Europese Commissie6 verschillende positieve effecten van het HVF, waaronder positieve spillover effecten.
Wat betreft de overige initiatieven van de NextGenerationEU middelen is € 83,1 miljard toegewezen aan verschillende bestaande EU programma’s, waaronder het Just Transition Fund, Horizon Europe, InvestEU, RescEU en ReactEU. De resultaten daarvan worden beoordeeld in de evaluaties van deze initiatieven.
Kunt u een tabel opmaken van de additionele economische groei per lidstaat dankzij NextGenerationEU? Of is deze additionele economische groei er eigenlijk niet?
Zoals in vraag 5 beantwoord is het prematuur om nu een volledig beeld te schetsen van de resultaten van de HVF. De deadline voor het voltooien van mijlpalen en doelstellingen is augustus 2026 en een groot deel van de mijlpalen en doelstellingen moet nog worden geïmplementeerd. Ook kan het langer duren voordat de concrete resultaten van doorgevoerde hervormingen en investeringen meetbaar zijn. Een overzicht van additionele groei per lidstaat is daarom op dit moment niet mogelijk.
De ECB heeft eind 2024 een evaluatie gepubliceerd over de economische impact van de HVF7. Hiermee schat de ECB dat de HVF heeft bijgedragen aan een additionele 0,1–0,2% BBP-groei in de eurozone tussen 2021–2023. Daarnaast richt de evaluatie van de ECB zich op het effect van NGEU na deze periode. De additionele BBP groei wordt door de ECB geschat op tussen de 0,4% en 0,9% in 2026, en zou kunnen oplopen tot 0,8%–1,2% in 2031. Deze potentiële additionele groei wordt volgens de ECB verklaard door de begrotingsstimulans die de HVF vormt en de groeiverhogende effecten van structurele hervormingen. Daarbij onderkent de ECB de onzekerheden met betrekking tot deze schatting, met name wat betreft het potentiële effect van de structurele hervormingen.
Klopt het dat de Europese economieën zich na de coronacrisis juist uit zichzelf heel snel begonnen te herstellen, zonder dat er nog maar 1 cent uit het coronaherstelfonds was uitgekeerd?
Het economisch herstel in Europa zette in 2021 in, mede door het (gedeeltelijk) opheffen van maatregelen die werden getroffen in reactie op de coronapandemie. Begin augustus 2021 werden de eerste middelen (voorfinanciering) uitbetaald uit de HVF. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 6 heeft de ECB een inschatting gemaakt van het effect van de HVF op economische groei over de periode 2021–2023.
Klopt het dat de Nederlandse economie in 2021 en 2022 in totaal met ca. 8% groeide, zonder enige steun van het Europese fonds?
Als open economie was het voor de Nederlandse economie van belang dat de Europese economie als geheel herstelde. De Nederlandse economie groeide in 2021 met 6,3%, en in 2022 met 5,0%8. Nederland ontving op 24 september 2024 de eerste middelen uit de HVF.
Klopt het dat Nederland uit dit fonds maximaal 5,4 miljard euro kan verwachten? Klopt het dat Nederland daarvoor in totaal ca. 38 miljard euro moet inleggen? En daarvoor ook nog aan 130 eisen (mijlpalen) moet voldoen?
Nederland kan inderdaad aanspraak kan maken op € 5,4 miljard aan middelen uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF).
Nederland moet, om aanspraak te maken op de volledige € 5,4 miljard voldoen aan 131 mijlpalen en doelstellingen. Twee betaalverzoeken (€ 2,5 mld.) zijn reeds uitbetaald. Dat betekent dat 51 mijlpalen en doelstellingen reeds zijn behaald. Om de resterende € 2,9 miljard binnen te halen dienen dus nog 80 mijlpalen en doelstellingen worden behaald.
In het eigenmiddelenbesluit9 is overeengekomen dat de middelen die zijn geleend ten behoeve van het giftendeel van de HVF via de EU-begroting worden terugbetaald. Die terugbetaling moet uiterlijk in 2058 zijn afgerond, gestaag en voorspelbaar gebeuren en jaarlijks niet groter zijn dan 7,5% van de geleende middelen. Het aandeel dat de lidstaten moeten bijdragen aan de terugbetaling hangt af van de BNI-sleutel. In een brief van 27 augustus 202410 heeft het kabinet uiteengezet dat de terugbetaling voor Nederland naar schatting neerkomt op 38 miljard euro tot en met 2058. Dit betreft zowel de nominale terugbetaling van het subsidiedeel als de rentelasten.
Er moeten nog afspraken worden gemaakt over de precieze terugbetaling van NGEU. Deze afspraken worden gemaakt in het kader van de onderhandelingen over het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK). In de tweede helft van 2025 publiceert de Commissie naar verwachting een voorstel voor het volgende MFK.
Deelt u de mening dat daarmee een Europese suprastaat dichterbij is gekomen?
De HVF werd opgericht in reactie op de sociale- en economische gevolgen van de COVID-19 pandemie, binnen de kaders van de EU-verdragen.
Deelt u de mening dat de Europese Commissie door middel van dit fonds inhoudelijk invloed uitoefent op het binnenlandse beleid van de lidstaten, door te beslissen over het wel of niet uitkeren van deze middelen? Zo nee, waarom niet?
De HVF-werkwijze is vastgelegd in de HVF-verordening, die is aangenomen door de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement. Daarbij is afgesproken om uitbetalingen plaats te laten vinden op basis van op basis van behaalde mijlpalen en doelstellingen, die betrekking hebben op zowel investeringen als hervormingen. Conform de HVF-verordening moeten de hervormingen en investeringen in deze plannen de landspecifieke uitdagingen en prioriteiten adresseren die zijn vastgesteld in het kader van het Europees Semester. Om aanspraak te maken op de middelen, hebben de lidstaten zelf plannen opgesteld en daarbij eigen beleidskeuzes gemaakt binnen de randvoorwaarden die de HVF-verordening stelt. Op grond van de HVF-verordening heeft de Commissie een rol om toe te zien op het voldoende behalen van mijlpalen en doelstellingen die de lidstaten zelf in hun plan opgenomen hebben, alvorens wordt overgegaan tot betaling.
Deelt u de mening dat NextGeneration EU een «bad deal» is voor Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet de HVF als een eenmalig en tijdelijk instrument dat is opgezet in reactie op een uitzonderlijke crisis. NGEU is opgericht om de Europese economieën te ondersteunen in het herstel van de COVID-19 crisis. Het doel van de HVF is het bevorderen van de economische, sociale en territoriale cohesie in de Europese Unie door het verbeteren van de weerbaarheid en het aanpassingsvermogen van lidstaten, het aanpakken van de sociale en economische impact van de crisis, en het steunen van de groene en digitale transities. Dit doel steunt de Europese economie en daarmee ook Nederland.
Deelt u de mening dat dit soort Europese megalomane fondsen, evenals Nederlandse megalomane fondsen zoals het ondoorzichtige Klimaatfonds en het Stikstoftransitiefonds, om uiteenlopende redenen onwenselijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Verschillende programma’s en fondsen hebben uiteenlopende doelstellingen. Het kabinet ziet de HVF als een eenmalig en tijdelijk instrument dat is opgezet in reactie op een uitzonderlijke crisis. Nederland heeft in 2021 in de Raad ingestemd met het oprichten van het HVF. Het is goed om lessen te trekken uit de uitvoering van het HVF en, onder andere, rapporten van de ERK en studies van bijvoorbeeld de ECB naar de werking van het fonds. Het kabinet is geen voorstander van een herhaling van de financiering van het instrument middels gemeenschappelijke leningen. Het kabinet staat wel open voor een verkenning van het gebruik van resultaatgericht begroten, waarmee lidstaten aan vooraf vastgestelde voorwaarden/prestaties moeten voldoen alvorens middelen uit EU-fondsen worden uitgekeerd.11 Verder vindt het kabinet dat Europese financiering zoveel mogelijk via de reguliere Europese meerjarenbegroting (het MFK) hoort te lopen. Het kabinet is daarnaast niet van mening dat Nederlandse fondsen per definitie onwenselijk zijn.
Deelt u kortom de mening dat dergelijke megalomane Europese fondsen niet voor herhaling vatbaar zijn, en niet meer moeten worden opgezet? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 13.
| De overdracht van persoonsgegevens van Europese burgers aan Israël | |
| Ismail El Abassi (DENK) | |
| David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | |
|   | |
Bent u bekend met het artikel in Follow the Money van 1 mei 2025 getiteld «Europese persoonsgegevens belanden in Israël: zorgen om surveillance en mensenrechtenschendingen»?1
Ja.
Klopt het dat de Europese Commissie Israël heeft aangewezen als «veilige bestemming» voor persoonsgegevens van Europese burgers, waardoor bedrijven gegevens mogen doorgeven aan Israël zonder aanvullende waarborgen?
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bepaalt dat doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen, waaronder Israël, alleen onder bepaalde voorwaarden is toegestaan.2 Doorgifte van persoonsgegevens zonder aanvullende waarborgen naar een derde land mag plaatsvinden als de Europese Commissie (EC), in een zogenoemd adequaatheidsbesluit, heeft besloten dat dit derde land voor doorgifte van persoonsgegevens een passend en met EU wetgeving vergelijkbaar beschermingsniveau biedt.3 De Europese Commissie heeft op 31 januari 2011, op grond van artikel 25, zesde lid, van de destijds geldende gegevensbeschermingsrichtlijn 95/46/EG, een adequaatheidsbesluit genomen voor Israël.4 In dit besluit werd geoordeeld dat Israël een passend beschermingsniveau biedt voor doorgifte van persoonsgegevens die vanuit de Europese Unie worden doorgegeven naar Israël.5 Met het in werking treden van de AVG op 25 mei 2018 bleven de adequaatheidsbesluiten die op grond van de richtlijn waren vastgesteld, waaronder het adequaatheidsbesluit voor Israël, van kracht. De AVG verduidelijkt dat adequaatheidsbesluiten levende instrumenten zijn, en dat de Commissie doorlopend toezicht dient te houden op ontwikkelingen in derde landen die mogelijk gevolgen hebben voor het functioneren van bestaande adequaatheidsbesluiten.6
Artikel 97 AVG vereist daarnaast dat de Commissie deze besluiten om de vier jaar evalueert om te bepalen of de landen en gebieden waarvoor een passend beschermingsniveau is vastgesteld nog steeds een passend beschermingsniveau voor persoonsgegevens bieden.7 De Europese Commissie heeft op 15 januari 2024 haar eerste evaluatie afgerond van 11 adequaatheidsbesluiten die onder de gegevensbeschermingsrichtlijn (95/46/EG) waren genomen, waaronder ook het adequaatheidsbesluit voor Israël.
In het verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad is vastgesteld dat Israël een passend niveau van gegevensbescherming blijft waarborgen, en dat er voor de doorgifte van gegevens naar Israël geen aanvullende waarborgen nodig zijn. Op grond van artikel 45, vierde lid, AVG, dient de Commissie doorlopend toezicht te houden op ontwikkelingen in derde landen die mogelijk gevolgen hebben voor het functioneren van een adequaatheidsbesluit.8 In het antwoord op vraag 6 ga ik nader in op de bevoegdheden die de Commissie terzake heeft.9
Kunt u aangeven om welke soorten persoonsgegevens het hier gaat en welke Nederlandse bedrijven of organisaties momenteel gegevens delen met Israëlische partijen?
De Europese Commissie beperkt in het adequaatheidsbesluit niet expliciet de soorten persoonsgegevens die mogen worden doorgegeven. Onder het adequaatheidsbesluit kunnen dus in beginsel alle persoonsgegevens worden gedeeld met Israëlische partijen. Artikel 30 AVG schrijft voor dat de Europese verwerkingsverantwoordelijke en in voorkomend geval de vertegenwoordiger van de verwerkingsverantwoordelijke, een register bijhoudt van de verwerkingsactiviteit die onder hun verantwoordelijkheid plaatsvindt. Het register dient onder meer een beschrijving te bevatten van de categorieën van betrokkenen en de categorieën persoonsgegevens, en de categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, onder meer ontvangers in derde landen of internationale organisaties.10 Het valt onder de verantwoordingsplicht in de AVG, dat individuele verwerkingsverantwoordelijken zelf kunnen aantonen dat zij voldoen aan de AVG.11 Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens als onafhankelijke toezichthouder om te beoordelen of organisaties handelen in overeenstemming met de AVG, en om op te treden indien dit niet het geval is.
Het bijhouden of, en zo ja welke, soorten persoonsgegevens Nederlandse bedrijven of organisaties doorgeven aan Israëlische partijen, is – zo dat al doenlijk is – geen taak van het kabinet.
Hoe beoordeelt u het feit dat persoonsgegevens van Nederlanders terecht kunnen komen bij partijen in een land waar ernstige zorgen bestaan over massasurveillance, mensenrechten en het ontbreken van onafhankelijk toezicht op privacybescherming?
Zoals ik schreef in het antwoord op vraag 2, waarborgt Israël naar het oordeel van de Europese Commissie een niveau van persoonsgegevensbescherming dat vergelijkbaar is met het niveau dat in de EU wordt verzekerd.12 In dit kader is vorig jaar bij de evaluatie van het adequaatheidsbesluit gekeken naar de privacybescherming in Israël, het onafhankelijk toezicht daarop en de toegang tot het recht.13
Is er toezicht op wat er met de gedeelde gegevens gebeurt zodra deze Israël bereiken? Zo ja, hoe is dit toezicht geregeld en wie voert het uit?
De toepassing van de rechtsnormen voor gegevensbescherming in Israël wordt, blijkens het adequaatheidsbesluit voor Israël, gewaarborgd door bestuurlijke rechtsmiddelen en toezicht door een toezichthoudende autoriteit.14 De Israëlische privacytoezichthouder, de Privacy Protection Authority (PPA) heeft (zoals ook in de evaluatie van het adequaatheidsbesluit wordt vastgesteld15) de bevoegdheid om onderzoek te verrichten en in te grijpen, en treedt onafhankelijk op.16
In hoeverre acht u het wenselijk dat de Europese Commissie deze beslissing heeft genomen, terwijl landen als Frankrijk en Duitsland en mensenrechtenorganisaties daar kritiek op hebben?2
Op grond van artikel 45 AVG komt de bevoegdheid tot het nemen van de genoemde beslissing de Europese Commissie toe. Op grond van artikel 45, vierde lid, AVG, houdt de Commissie doorlopend toezicht op ontwikkelingen in derde landen die mogelijk gevolgen hebben voor het functioneren van een adequaatheidsbesluit.18 Op grond van het vijfde lid gaat de Commissie, indien na toetsing blijkt dat een derde land niet langer over een passend beschermingsniveau beschikt, bij uitvoeringshandeling over tot het intrekken, wijzigen of schorsen van een adequaatheidsbesluit.19 Zij betrekt daarbij de zienswijzen van de lidstaten maar ook die van (internationale) organisaties. De Europese Commissie heeft in de evaluatie, en ook nadien naar aanleiding van vragen van het Europees parlement,20 benadrukt de revelante ontwikkelingen in Israël nauwlettend te volgen. In het geval ontwikkelingen in een land of gebied met een passend beschermingsniveau een negatieve invloed zouden hebben op het vastgestelde beschermingsniveau, kan de Europese Commissie gebruik maken van haar bevoegdheden op grond van artikel 45, lid 5, AVG om een adequaatheidsbesluit op te schorten, te wijzigen of in te trekken.
Wat betekent deze beslissing concreet voor de bescherming van de persoonsgegevens van Nederlanders, met name van mensen die gebruikmaken van apps als Waze, MyHeritage en FaceTune?
Onder het adequaatheidsbesluit kunnen persoonsgegevens vanuit de Europese Unie aan Israëlische organisaties worden doorgegeven, omdat een met EU recht vergelijkbaar niveau van rechtsbescherming geldt.
Bent u bereid in Europees verband bezwaar te maken tegen deze aanwijzing van Israël als «veilige bestemming» voor persoonsgegevens? Zo nee, waarom niet?
Daartoe zie ik geen aanleiding. Het nemen van een adequaatheidsbesluit op grond van artikel 45 AVG is een bevoegdheid van de Europese Commissie. Dat wil niet zeggen dat de verschillende lidstaten hierover niets in te brengen hebben; zij hebben bij de voorbereiding van zo’n besluit een adviserende rol via de op artikel 93 AVG gebaseerde comitéprocedure.21
Zoals hiervoor beschreven, is het bestaande EU-adequaatheidsbesluit voor Israël op 15 januari 2024 positief geëvalueerd door de Europese Commissie èn heeft de Europese Commissie de bevoegdheid het besluit op te schorten of in te trekken. Nederland volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
Bent u bereid te onderzoeken of Nederlandse burgers geïnformeerd kunnen worden wanneer hun persoonsgegevens met Israël worden gedeeld? Kunt u toezeggen dat mensen tenminste de mogelijkheid krijgen hier bezwaar tegen te maken?
De AVG verplicht verwerkingsverantwoordelijken reeds om betrokkenen te informeren bij het voornemen persoonsgegevens door te geven aan een derde land of een internationale organisatie.22 Ook hebben betrokkenen al het recht om onder bepaalde voorwaarden bezwaar te maken tegen die verwerking, zoals vastgelegd in artikel 21 AVG. De verwerkingsverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de naleving van de AVG, en dient naleving van de AVG aan te kunnen tonen. Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens, als onafhankelijke toezichthouder, om toe te zien op de naleving van de AVG en waar nodig handhavend op te treden.
Deze vereisten uit de AVG gelden, op grond van artikel 3, tweede lid, AVG, ook onder bepaalde voorwaarden voor organisaties buiten de EU die persoonsgegevens van in de EU verblijvende betrokkenen verwerken. De AVG heeft daarmee een extra territoriale werkingssfeer. Artikel 27, eerste lid, AVG, bepaalt tevens dat de verwerkingsverantwoordelijke zoals hiervoor genoemd, schriftelijk een vertegenwoordiger in de Europese Unie dient aan te wijzen. Om te waarborgen dat de verordening wordt nageleefd, wordt de vertegenwoordiger gemachtigd door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker, om naast hem of in zijn plaats te worden benaderd in verband met de verwerking van persoonsgegevens, in het bijzonder door toezichthouders, Een betrokkene in Nederland kan, op grond van artikel 77 AVG, een klacht indienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Deelt u de opvatting dat privacy een grondwettelijk recht is dat niet ondergeschikt mag zijn aan economische en/of diplomatieke belangen? Hoe gaat u de privacygegevens van Nederlandse burgers beschermen bij het delen daarvan met Israël?
De vraag suggereert dat sprake is van een spanningsveld waarin (door de Europese Commissie) een keuze is gemaakt voor het een ten koste van het ander. Dat is evenwel niet het geval. Zoals ik schreef in het antwoord op de vragen 2 en 4, waarborgt Israël naar het oordeel van de Europese Commissie een niveau van persoonsgegevensbescherming dat vergelijkbaar is met het niveau dat in de EU wordt verzekerd. Er is dus geen sprake van dat het grondrecht wordt geschonden wanneer persoonsgegevens aan Israël worden doorgegeven.

