Een bijdrage aan een veiligheidsmechanisme voor Noordoost-Syrië |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Is het onderdeel van het Amerikaanse verzoek dat ten grondslag ligt aan uw notificatiebrief d.d. 21 juni 2019 over een bijdrage aan een veiligheidsmechanisme voor Noordoost-Syrië, dat Nederland wordt verzocht Syrië-strijders van Nederlandse nationaliteit terug te halen?1
Ja.
Kunt u deze vraag voor 3 september 2019 beantwoorden?
Deze vraag is zo snel als mogelijk beantwoord.
De demonstraties in Hong Kong |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hoe kijkt u aan tegen de aanhoudende protesten in Hong Kong?
Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Hongkong nauwgezet. Het reisadvies voor Hongkong wordt regelmatig geactualiseerd om Nederlanders zo goed mogelijk in staat te stellen een inschatting te maken van de veiligheidsrisico’s. De demonstraties van de afgelopen maanden zijn voor het overgrote deel vreedzaam verlopen, maar helaas hebben zich ook een aantal gewelddadige incidenten voorgedaan. Het is daarom van groot belang dat alle partijen zich terughoudend opstellen en geweld afwijzen. Om de situatie te de-escaleren is het nodig een inclusieve dialoog op gang te brengen met betrokkenheid van alle partijen. De Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid heeft daartoe opgeroepen in een verklaring op 17 augustus jl.1 Ik sluit mij daarbij aan.
Maakt u zich zorgen over de groeiende macht van Beijing over Hong Kong? Maakt u zich in dat licht zorgen om de toekomst van de vrijheden van de inwoners van Hong Kong?
De onafhankelijke rechtspraak, de openmarkteconomie en het respect voor burgerlijke vrijheden zijn de belangrijkste fundamenten van het succes van Hongkong als samenleving en als financieel-economisch centrum. Deze zaken zijn bovendien vastgelegd in de Basic Law – de «minigrondwet» van Hongkong. Op grond daarvan geniet Hongkong binnen het zogenaamde One Country, Two Systems-model een hoge mate van autonomie binnen de Volksrepubliek China. Het is van belang dat alle betrokken partijen dit respecteren.
Maakt u zich ook zorgen om de mensenrechtenschendingen en het politiegeweld tegen demonstranten tijdens de protesten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het recht op demonstratie, waar door velen in Hongkong op vreedzame wijze gebruik van is gemaakt de afgelopen maanden, is een groot goed. Excessief geweld en vernielingen, zowel van de zijde van de demonstranten als van de zijde van de politie, keur ik uiteraard af.
Maakt u zich ook zorgen om de vrijheid van meningsuiting van de inwoners van Hong Kong? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland hecht zeer aan de vrijheid van meningsuiting en de mogelijkheid om via democratische weg invloed uit te oefenen op het bestuur. De demonstraties tonen aan dat veel inwoners van Hongkong daar evenzeer aan hechten. Ze tonen ook aan dat er in Hongkong ruimte is zich hierover publiekelijk te uiten. De vrijheid van meningsuiting is een van de fundamentele vrijheden die zijn vastgelegd in de Basic Law, en het is van belang dat alle partijen die blijven respecteren.
Hebt u uw zorgen aangekaart bij uw Chinese ambtsgenoot? Zo ja, kunt u een toelichting geven op het gesprek dat u hierover met uw ambtsgenoot hebt gehad?
Op 9 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over het gesprek dat ik op 19 juni jl. voerde met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi (Kamerstuk 35 000 V, nr. 85). In dat gesprek heb ik onder andere de ontwikkelingen in Hongkong ter sprake gebracht.
Hoe oordeelt u over de opmerking dat er westerse krachten achter de betogingen zouden zitten? Deelt u die opvatting met uw ambtsgenoot? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik herken mij niet in het beeld dat er westerse krachten achter de betogingen zouden zitten. De inwoners van Hongkong zijn zeer wel in staat hun eigen mening te vormen en daar uiting aan te geven, al dan niet in de vorm van betogingen.
Bent u bereid uw zorgen met betrekking tot de protesten en de invloed van China hierop bij China kenbaar te maken?
Het kabinet staat volledig achter de verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger, die in samenspraak met de EU-lidstaten tot stand is gekomen.
Een grensconflict tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Frankrijk in Oyster Pond op Sint Maarten |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hoe is het mogelijk dat het grensconflict tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Frankrijk in Oyster Pond op Sint Maarten al sinds 1996 bestaat, maar pas eind dit jaar de onderhandelingen zullen beginnen?1
Na de ondertekening in april 2016 van het zeegrensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek in het Caribisch gebied, is gestart met de voorbereiding van de onderhandelingen over de landgrens van Sint Maarten.
De voorbereiding bestaat onder meer uit een technisch deel, waaronder het identificeren van de delen van de grens waar verschil van inzicht over bestaat en het verzamelen en uitwisselen van relevante materialen zoals kaarten. Een ander deel van de voorbereiding bestaat uit het in kaart brengen van de juridische posities van beide partijen. Hierover hebben inmiddels twee technische bijeenkomsten tussen het Koninkrijk en Frankrijk plaatsgevonden. Dit proces heeft wel de nodige vertraging opgelopen door de orkaan Irma die in 2017 veel schade aanrichtte op het eiland. Als gevolg daarvan lag de prioriteit met name bij de wederopbouw.
Klopt het dat de Franse invallen tot 2017 hebben voortgeduurd en pas zijn gestopt nadat de orkaan Irma dit gebied volledig verwoestte? Waarom zijn de mensen in dit gebied al die tijd door niemand beschermd?
Tussen 2014 en 2017 hebben zich enkele incidenten voorgedaan waarbij de Franse autoriteiten controles uitvoerden in de horeca op de pier. In totaal betreft het een incident in 2014, één in 2016 en twee in 2017. In reactie heeft het Koninkrijk der Nederlanden hiertegen geprotesteerd, onder meer met diplomatieke nota’s.
Waarom beweert u dat dit grensconflict slechts betrekking zou hebben op één restaurant? Klopt het dat de Fransen ook aanspraak maken op ander grondgebied in Oyster Pond, en ook op andere delen van Sint Maarten, waar ook zeer vitale infrastructuur is gevestigd?
Het grensconflict in Oyster Pond gaat over de vraag of de grens in het midden door het water loopt of langs de noordoever. Zoals aangegeven in mijn beantwoording op de Kamervragen van 25 juli 2019 (Kamerstuk II 2018/2019–3616), heeft het verschil van inzicht in Oyster Pond in het kader van de wederopbouw van dit gebied alleen effect op één restaurant en een jachthaven aan een steiger aan de noordoever van Oyster Pond. Het ontbreken van een grens op de rest van het eiland heeft vooralsnog niet geleid tot onenigheden. Als onderdeel van de technische voorbereiding van de grensonderhandelingen wordt op dit moment in kaart gebracht waar die grens volgens beide partijen precies zou moeten lopen en wordt gekeken of hiertussen discrepanties bestaan.
Klopt het dat de regering van Sint Maarten in het verleden vergunnigen heeft verleend aan de betreffende slachtoffers? Waarom neemt de regering van Sint Maarten nu niet de verantwoordelijkheid om slachtoffers financieel tegemoet te komen voor de buiten hun schuld om geleden schade?
De eigenaar van het betreffende restaurant en jachthaven gelegen in Oyster Pond, heeft in het verleden een bouwvergunning verkregen van Sint Maarten. Binnen deze vergunning is het de eigenaar eveneens toegestaan om dit restaurant en jachthaven in oorspronkelijke staat te herbouwen na de orkaan Irma. Sint Maarten verhindert de herbouw niet. Wel is het mogelijk dat de onzekerheid veroorzaakt door het grensconflict de herbouw bemoeilijkt. Nederland en Sint Maarten doen hun uiterste best om deze situatie op te lossen.
Welke inspanningen is de Nederlandse regering bereid te doen om «het specifieke restaurant voldoende comfort te geven om tot herbouw te kunnen overgaan»?
Op basis van de bestaande bouwvergunning is het reeds mogelijk om het restaurant en de jachthaven opnieuw op te bouwen in de oorspronkelijke staat. De eigenaar heeft aangegeven te vrezen voor nieuwe ingrepen door de Franse overheid en te zoeken naar garanties om dergelijke incidenten te voorkomen. Het is daarom belangrijk om hierin jegens de eigenaar samen met Frankrijk op te trekken om een oplossing te vinden. Deze wens is meermaals met Frankrijk besproken. In mijn volgende onderhoud met de Franse Minister van Overzeese Gebieden, dat over een maand zal plaatsvinden, zal ik het belang hiervan nogmaals benadrukken.
Het bericht dat een deel van de konikpaarden uit de Oostvaardersplassen die zijn uitgezet in een natuurgebied in Spanje, ziek is |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Deel naar Spanje verhuisde konikpaarden is ziek»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een deel van de konikpaarden uit de Oostvaardersplassen die zijn uitgezet in een natuurgebied in Spanje, ziek is? Zo ja, wat hebben de paarden opgelopen, hoeveel dieren zijn er ziek en wanneer en hoe kan dit gebeurd zijn? Zo nee, waarom bent u daar niet van op de hoogte?
Uit een audiobericht van de nieuwe eigenaar heb ik begrepen dat er 20 paarden in mindere conditie zijn en 40 paarden in goede conditie. Dit is inclusief de 20 in 2016 overgeplaatste paarden van FREE Nature. Of de 20 paarden in mindere conditie ziek zijn, of alleen mager, weet ik niet. Bij ons is niet bekend of alle dieren die in mindere conditie zijn, afkomstig zijn uit de Oostvaardersplassen. Een aantal van de konikpaarden heeft vermoedelijk last van een veelvoorkomende parasiet, de Strongylus. Die parasiet hebben zij waarschijnlijk opgelopen in het gebied zelf, aangezien de dieren pas sinds juli vermagerd zijn. De dieren zijn voor vertrek gecontroleerd door een dierenarts. Hierbij zijn geen ziekten of andere mankementen geconstateerd, op een oogwond bij één van de paarden na, waar het dier geen last van heeft.
Staatsbosbeheer heeft conform afspraken met de provincie Flevoland en de adviezen van de commissie-Van Geel ervoor gezorgd dat het aantal dieren in de Oostvaarderplassen is teruggebracht. Daarbij is uitgebreid naar mogelijke gebieden gekeken en na zorgvuldige afweging dit gebied in Spanje uitgekozen. De paarden zijn met de uiterste zorg daar naar toe gebracht. Hoewel Staatsbosbeheer na de overdracht in maart 2019 formeel geen verantwoordelijkheid meer heeft voor de dieren, wil Staatsbosbeheer natuurlijk wel dat de paarden een goed leven hebben in Spanje.
Kunt u bevestigen dat de eigenaar van de stichting Paleolítico Vivo, aan wie de paarden zijn overgedragen, Staatsbosbeheer om geld en hooi heeft gevraagd? Zo ja, heeft Staatsbosbeheer aan dit verzoek voldaan? Zo nee, waarom bent u hier niet van op de hoogte?
Staatsbosbeheer heeft van de directeur, oprichter en verantwoordelijke voor het beheer van het betreffende natuurgebied een mail ontvangen, begin augustus, waarin hij vraagt om hooi of geld. Daarover zijn in de overeenkomst met Paleolítico Vivo geen afspraken gemaakt. Staatsbosbeheer heeft wel advies aangeboden. Om de verplaatsing voor de paarden soepel te laten verlopen is in maart een voorraad hooi meegeleverd door Staatsbosbeheer. Dit in verband met het tijdstip van de verhuizing. Doordat een aantal dieren drachtig was, moest de verhuizing plaatsvinden voor medio maart. Later zouden de paarden te kwetsbaar zijn in verband met hun jongen, het verschil in temperatuur te groot of de overgang naar ander voedsel te onwennig.
Zijn er afspraken gemaakt met de stichting Paleolítico Vivo over het bijvoeren van de paarden bij te weinig voedselaanbod? Zo ja, welke afspraken zijn er gemaakt en hoe kan het dat het hooi in Spanje kennelijk op is en de stichting in Spanje geen nieuwe voorraad kan betalen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Er zijn geen afspraken gemaakt omtrent het bijvoeren van de dieren. Uit ervaring met een eerdere overplaatsing van konikpaarden naar het gebied door FREE Nature is gebleken dat de paarden daar goed behandeld werden. Uit het veldbezoek begin 2019 weet Staatsbosbeheer dat er wordt bijgevoerd in tijden van voedselschaarste. In tijden van grote droogte kan het zijn dat er hooitekorten in Spanje ontstaan en de prijzen navenant stijgen.
Hoe is het mogelijk dat de stichting waaraan Staatsbosbeheer de konikpaarden heeft overgedragen, kennelijk om geld verlegen zit?
Het is mij niet duidelijk of de stichting op dit moment om geld verlegen zit of uit andere overwegingen heeft gehandeld.
Op basis van welke criteria werd deze stichting geschikt bevonden als nieuwe eigenaar?
Er zijn weinig geschikte gebieden in West-Europa waar de paarden heen kunnen. De meeste gebieden kampen zelf met de noodzaak tot uitplaatsing. Afstand en draagkracht van het gebied waren belangrijke criteria, verder is rekening gehouden met Natuurlijk Areaal, Kwaliteit leefgebied, Voldoende ruimte voor een levensvatbare populatie en Genetische samenstelling populatie. Voor meer informatie over deze criteria verwijs ik u naar het rapport van Wageningen Environmental Research (2018)2 dat opgesteld is in opdracht van de provincie Flevoland. De stichting heeft verder ruime ervaring met een variëteit aan natuurlijke begrazing en heeft al eerder konikpaarden overgenomen uit Nederland in 2016. Er is tussen 18 en 20 februari 2019 een veldbezoek geweest door een dierenarts en een ecoloog die de geschiktheid van het gebied hebben beoordeeld. Die beoordeling is positief uitgevallen. Er zijn semi-natuurlijke omstandigheden beschikbaar, waarbij de paarden in familieverband kunnen leven.
Is de financiële situatie van de stichting daarbij afgewogen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Daar was geen aanleiding toe. Uit de gesprekken met de ontvangende stichting bleek niet dat er financiële moeilijkheden zouden kunnen ontstaan. Bovendien heeft de ontvangende stichting een zorgplicht die zij bewust is aangegaan.
Klopt het dat Staatsbosbeheer in het contract met de stichting Paleolítico Vivo heeft laten optekenen dat zij na een halfjaar en na een jaar zou horen hoe het met de paarden gaat?
Ja.
Kunt u verklaren waarom Staatsbosbeheer wel informatie wil ontvangen over het welzijn van de dieren maar vervolgens, wanneer de paarden ziek en mager blijken te zijn, naar de stichting in Spanje wijst om het op te lossen?
Zoals in vraag 2 al is beantwoord, wil Staatsbosbeheer ondanks de overdracht van de formele verantwoordelijkheid wel dat de paarden een goed leven hebben in Spanje. Daarom heeft Staatsbosbeheer uit algemene betrokkenheid bij het welzijn van de paarden deze zin opgenomen in het contract.
Kunt het contract met de stichting Paleolítico Vivo aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Het contract is reeds door Staatsbosbeheer op zijn website geplaatst en u vindt het in de bijlage3.
Kunt u verklaren waarom de paarden erg mager zijn en er kennelijk in het Spaanse natuurgebied midden in de zomer «niet genoeg voedsel te vinden is»?2
Nee, we weten helaas niet wat de oorzaken hiervoor zijn. Er wordt momenteel onderzoek gedaan door lokale dierenartsen om meer over de feitelijke toestand van de paarden te weten te komen. Staatsbosbeheer blijft hierover in contact met de Stichting Paleolítico Vivo. Volgens deskundigen kunnen er vele oorzaken bestaan voor de conditie van de paarden. In het eerder aangehaalde WER-rapport5 (blz. 16) wordt het volgende vermeldt: «Voor de paarden is overbevolking nog lang niet aan de orde, de kudde behoeft juist versterking met wilde dieren, temeer daar de ambitie is om het gebied te vergroten». Er was voor Staatsbosbeheer bij het maken van de afspraken voor de overdracht hierdoor geen reden te denken dat er voedseltekorten zouden ontstaan.
Op basis van welke criteria is het gebied in Spanje gekozen als geschikt gebied om de paarden uit te zetten?
Zie het antwoord op vraag 6.
Is daarbij rekening gehouden met slechte weersomstandigheden zoals extreme droogte in de zomer, waardoor er mogelijk te weinig voedsel te vinden is voor de paarden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Dit zou echter geen probleem moeten zijn voor het gebied en de konikpaarden, ook gezien de ervaringen met de daar reeds levende kuddes.
Is daarbij rekening gehouden met voldoende beschuttingsmogelijkheden voor de paarden? Zo nee, waarom niet?
Het gebied bestaat hoofdzakelijk uit open bos met ondergroei van gras en op verschillende open plekken heide. Dit biedt veel afwisseling in leefgebied met beschuttingsmogelijkheden, mochten de paarden daar behoeften aan hebben. Dit is in lijn met het eerder aangehaalde WER-rapport.
Op welke manier wordt het welzijn van de paarden gemonitord?
De monitoring van het welzijn is vanaf de formele overdracht de verantwoordelijkheid van de stichting Paleolítico Vivo.
Zijn er afspraken gemaakt met de stichting over het verzorgen van de paarden bij ziekte en wordt er toezicht gehouden door een onafhankelijke dierenarts? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen formele afspraken gemaakt hoe met ziekte wordt omgegaan. Dit is nu de verantwoordelijkheid van de stichting Paleolítico Vivo. Daarvoor geldt Spaanse wet- en regelgeving. Twee lokale dierenartsen zijn standaard op afroep beschikbaar. Waar nodig kan Staatsbosbeheer met kennis en advies bijstaan.
Zijn er afspraken gemaakt met de stichting over het eventueel uit hun lijden verlossen van heel zieke of magere dieren die niet zullen overleven? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het is aan de stichting Paleolítico Vivo om beleid te bepalen wat te doen bij zieke of zwakke dieren. Zij hebben ruime ervaring met natuurlijke begrazing en handelen naar eigen verantwoordelijkheid en inzicht binnen het kader van de Spaanse wet- en regelgeving. Uit rapporten bleek dat Paleolítico Vivo in het verleden ernstig zieke dieren uit hun lijden verloste.
Is er sprake van jacht in het gebied en zijn er afspraken gemaakt om te voorkomen dat deze dieren zullen worden bejaagd? Zo nee, waarom niet?
Het gebied is omgeven door een raster en goed te beheersen. In de overdrachtsovereenkomst is opgenomen dat de dieren een semi-wild bestaan krijgen voor de rest van hun natuurlijke levensduur. Hieruit blijkt dat jacht op de dieren niet is toegestaan. Wanneer hier niet aan voldaan wordt, dient de stichting € 1.000,- boete te betalen per dier.
Indien bovenstaande afspraken niet gemaakt zijn, op welke manier is de overplaatsing dan in het belang van het welzijn van de paarden geweest?
Het verminderen van het aantal grote grazers waaronder de paarden is geadviseerd door de commissie Van Geel en overgenomen door provinciale staten van Flevoland. Doel van het terugbrengen van het aantal grazers is om de graasdruk in de Oostvaardersplassen te verminderen zodat de graslanden kunnen herstellen, de vegetatieontwikkeling meer dynamiek krijgt en er ruimte is om andere herstelmaatregelen te nemen, bijvoorbeeld voor het bereiken van de N2000 doelen. Binnen de verschillende mogelijkheden om het aantal paarden terug te brengen is gekozen voor verplaatsen naar andere gebieden om deze paarden in de nabije toekomst een goed leven te geven.
Deelt u de mening dat de paarden een stressvol transport, ziekte en vermagering met alle gevolgen van dien, bespaard zouden zijn gebleven wanneer de oorspronkelijke verbindingszones en migratiemogelijkheden in de Oostvaardersplassen mogelijk gemaakt zouden zijn en de dieren genoeg ruimte en beschutting geboden was? Zo nee, waarom niet?
De verbindingszone is er niet gekomen. Over de mogelijke gevolgen kan ik niet speculeren.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden, zonder naar eerdere antwoorden te verwijzen?
Alle vragen zijn beantwoord. Waar relevant, is verwezen naar het antwoord op eerdere vragen.
Het falend munitiebeleid |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Het duurt jaren voor Defensie bestelde munitie in huis heeft?1
Ja.
Schaamt u zich niet dat de aanschaf van munitie zoveel tijd in beslag neemt, terwijl u wel in staat bent om in een handomdraai Turkse dienstplicht af te kopen en geld uit te geven aan diversiteitswaanzin en klimaathysterie? Zo nee, waarom niet?
Er zijn goede en verklaarbare redenen voor de doorlooptijd van munitieprojecten zoals levertijden van leveranciers, zorgvuldigheid en overwegingen van spreiding (Kamerstuk 27 830, nr. 265).
Bent u bekend met het feit dat Nederland in het verleden een betrouwbare en snel werkende munitie-industrie had?
Het is mij bekend dat in Nederland in het verleden munitieproducenten gevestigd waren.
Bent u bekend met het feit dat de Nederlandse munitie-industrie om zeep is geholpen doordat de VVD en uw linkse vrienden meer heil zagen in buitenlandse munitiefabrikanten die tot de dag van vandaag onze militairen ziek maken met onveilige munitie (bijvoorbeeld door munitie met verarmd uranium)?
Nee. Het in deze vraag geschetste beeld en de elementen waaruit dit beeld is opgebouwd herken ik niet. Defensie heeft als uitgangspunt dat materieel veilig moet zijn ongeacht of dit uit binnen- of buitenland afkomstig is.
Bent u bereid de Europese aanbestedingsregeling in de burn pit te gooien en in constructief overleg te treden met de werkscheppende Nederlandse defensie-industrie voor een snelle levering van veilige munitie? Zo nee, waarom niet?
Voor elk verwervingstraject maakt Defensie een afweging voor de meest passende verwervingsstrategie, waarbij het uitgangspunt is om het beste product voor de beste prijs te verwerven. Zie hiervoor tevens de Defensie Industrie Strategie (Kamerstuk 31 125, nr. 92). Daarnaast bespreekt Defensie ook regelmatig de toekomstige behoeften aan materieel met de Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV). Bedrijven kunnen altijd interesse tonen in aanbestedingen die op de daartoe bestemde kanalen worden gepubliceerd.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Onderhandelingen in het kader van de Group of Governmental Experts bij de Conventie voor Conventionele Wapens |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de motie Koopmans c.s. waarin het kabinet wordt verzocht om aanjager te zijn van «een zo breed gedragen en verstrekkend mogelijk verdrag of andere bindende internationale regelgeving ter beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuw potentiële massavernietigingswapens» zoals drones en killer robots?1
Ja.
Hoe geeft u in de Group of Governmental Experts (GGE) bij de Conventie voor Conventionele Wapens (CCW) opvolging aan de motie?
De motie-Koopmans c.s. constateert dat nieuwe technologische ontwikkelingen hebben geleid en zullen leiden tot het ontstaan en de verspreiding van nieuwe wapens die goedkoper en makkelijker te maken zijn, met de potentie om op ongekend grote schaal dood en verderf te zaaien, en derhalve als massavernietigingswapens kunnen worden beschouwd. Voorts roept de motie de regering op om aanjager te zijn van een zo breed gedragen en verstrekkend mogelijk verdrag of andere bindende internationale regelgeving ter beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuwe potentiële massavernietigingswapens.
Zoals aan uw kamer is medegedeeld (Kamerstuk 33 694, nr. 45) is het kabinet terughoudend om nieuwe technologieën als (onderdeel van) wapensystemen categorisch te bestempelen als massavernietigingswapens2. Deze terughoudendheid wordt internationaal breed gedeeld, zoals zichtbaar is op de agenda van de Group of Governmental Experts on Lethal Autonomous Weapons Systems (GGE LAWS),waar door verdragspartijen bij de Conventie voor Conventionele Wapens (CCW) gesproken wordt over autonome wapensystemen. Binnen de GGE LAWS wordt zeer zorgvuldig nagedacht en gesproken over de mogelijke toepassingen van nieuwe technologieën op het gebied van autonomie in wapensystemen. Dit internationaal forum indachtig herkent het kabinet (en de internationale gemeenschap) zich niet altijd in het beeld dat juist deze wapensystemen per definitie in staat zullen zijn om op «ongekend grote schaal dood en verderf» te zaaien. De toepassing van autonomie in wapensystemen heeft namelijk ook positieve toepassingen, bijvoorbeeld op het gebied van rekenkracht, inlichtingenvergaring, data-analyse, snelheid van opereren en precisie. Daarmee kan het gebruik van deze systemen leiden tot een vermindering van burgerslachtoffers en nevenschade. Bovendien kan de toepassing van nieuwe technologieën in wapensystemen bijdragen aan het veilig houden van Nederland.
Dat gezegd hebbende, hecht het kabinet eraan te benadrukken dat technologische vooruitgang alleen kan en mag binnen de kaders van het bestaande internationaal recht. Nederland zet zich binnen de GGE daarom in voor de toepassing en naleving van het internationaal recht, dat voor Nederland onverminderd van toepassing is op autonome wapensystemen. Onderdeel van deze inzet is een nadere duiding van het concept «betekenisvolle menselijke controle» en het bereiken van internationale overeenstemming daarover. Het hoofddoel van het kabinet in dit forum is dat autonome wapensystemen te allen tijde onder betekenisvolle menselijke controle blijven staan en conform het internationaal recht worden ontwikkeld en ingezet. Ieder jaar biedt de GGE een eindrapport met conclusies en aanbevelingen aan de jaarlijkse vergadering van verdragspartijen bij de CCW aan, die besluiten (kunnen) nemen over de voortzetting van de werkzaamheden van de GGE. Nederland heeft zich tijdens de meest recente onderhandelingen van de GGE (augustus 2019) succesvol ingezet voor een stevig inhoudelijk rapport dat nadruk legt op de noodzaak tot verdere verduidelijking en ontwikkeling van het bestaande normatieve en operationele kader t.a.v. autonome wapensystemen.
Het kabinet wenst hierbij het onderscheid te benadrukken tussen autonome wapensystemen en volledig autonome wapensystemen. De Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken en de Adviesraad Internationale Vraagstukken definieerden in hun advies «Autonome wapensystemen: de
noodzaak van betekenisvolle menselijke controle»3, een autonoom wapen als een systeem dat zelfstandig doelen, offensief of defensief, die voldoen aan voorgeprogrammeerde kenmerken, selecteert en aanvalt, nadat mensen hebben besloten het wapen in te zetten en waarbij de mens niet meer kan ingrijpen om de aanval te stoppen. Volledig autonome wapensystemen daarentegen – door sommigen ook wel aangeduid als «moordrobots» – zijn zodanig geprogrammeerd dat zij het gehele targeting proces zelfstandig uitvoeren, vanaf het formuleren van het militaire doel tot en met het bepalen van de plaats en tijd van inzet. Betekenisvolle menselijke controle over zulke systemen is niet mogelijk en daarmee zijn deze wapens in strijd met het internationaal recht. Het kabinet verwerpt op voorhand de ontwikkeling en het gebruik van volledigautonome wapensystemen.
Voor een uitgebreide toelichting van de Nederlandse inspanningen t.a.v. de opvolging van de motie-Koopmans c.s. – waaronder maar niet uitsluitend binnen de GGE LAWS – verwijst het kabinet naar de Kamerbrief inzake de motie-Koopmans c.s. over beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuwe potentiële massavernietigingswapens die uw Kamer op 20 september 2019 is toegegaan. In die brief kondigt het kabinet aan dat Nederland het komend jaar een internationale conferentie zal organiseren, waarbij partnerlanden, bedrijfsleven, experts en NGO’s met elkaar zullen spreken over internationale standaarden voor de commerciële Unmanned Aerial Vehicle-industrie, ten behoeve van verantwoorde productie en gebruik.
Ziet u mogelijkheden om samen te werken met buitenlandse partners om in te zetten op een internationaal verdrag of andere bindende regelgeving, en welke initiatieven heeft u daartoe sinds het aannemen van de motie genomen?
Nederland acht het bestaande internationaal recht onverminderd van toepassing op autonome wapensystemen en pleit in het internationale debat voor strikte naleving hiervan t.a.v. de ontwikkeling en het gebruik van dergelijke systemen. Daarom heeft het kabinet initiatieven genomen om meer richting te geven aan de interpretatie en toepassing van het bestaande internationaal recht t.a.v. autonome wapensystemen, zoals ook vermeld in het antwoord op vraag 2 en uitgebreider omschreven in de hierboven genoemde Kamerbrief inzake de motie-Koopmans c.s. Zo bevat het consensusrapport met conclusies en aanbevelingen van de GGE, dat in november aangeboden zal worden aan de verdragspartijen bij de CCW, elf overeengekomen Guiding Principles voor de ontwikkeling en het gebruik van autonome wapensystemen. Het kabinet zal zich tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de verdragspartijen bij de CCW inspannen voor omarming van het rapport van de GGE en voor bekrachtiging door de verdragspartijen van de elf Guiding Principles.
Het internationale krachtenveld op dit terrein is complex en verdeeld. De standpunten t.a.v. autonome wapensystemen lopen zeer uiteen en het is een uitdaging om sommige vastgelopen discussies weer in beweging te brengen.
De ontbossing van het Braziliaanse Amazonegebied |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Ontbossing onder Bolsonaro met 88 procent toegenomen» en «Duitsland stopt deels met bijdrage aan Braziliaanse milieuprogramma’s»?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de toenemende ontbossing van het Braziliaanse Amazonegebied sinds president Jair Bolsonaro aan de macht is? Kunt u een toelichting geven?
Ja, zie ook de antwoorden op de overige vragen.
Heeft Nederland zich al uitgesproken over de toegenomen ontbossing van het Amazonegebied in de afgelopen maanden? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, waarom niet?
Nederland uit bij alle in aanmerking komende gelegenheden zijn zorgen over de toenemende ontbossing, zowel wanneer dit in het nieuws is, als wanneer dit niet in het nieuws is. Zo heeft Minister Kaag via verschillende media haar zorg uitgesproken over de ontbossing in de Amazone. Daarnaast heeft de DG Politieke Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dit onderwerp opgebracht tijdens politieke consultaties met zijn Braziliaanse ambtgenoot in Brasilia in mei 2019. Ook de Nederlandse ambassadeur in Brasilia kaart ontbossing aan in zijn gesprekken met de Braziliaanse overheid. De aanloop naar de besluitvorming over het EU-Mercosur-Associatieverdrag biedt mogelijkheden voor Nederland om, samen met de EU-partners, druk uit te oefenen op Brazilië, gericht op beter beleid en sterkere implementatie en naleving van wetgeving t.b.v. duurzaam bosbeheer.
Is de ontbossing van het Amazonegebied aan bod gekomen tijdens het gesprek dat de Minister-President heeft gehad met president Bolsonaro in Davos? Kunt u een toelichting geven?
De Minister-President heeft tijdens zijn kennismakingsgesprek met president Bolsonaro in januari 2019 in algemene zin gesproken over het belang dat Brazilië actief betrokken blijft bij het Klimaatakkoord van Parijs. Het tegengaan van ontbossing en landdegradatie is daarbij van groot belang.
Bent u bereid om op korte termijn uw zorgen over de ontbossing van het Amazonegebied aan Brazilië over te brengen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ja, Nederland zal zijn zorgen blijven overbrengen, zeker in het licht van de recente informatie over de toenemende ontbossing van de Amazone. Wij zullen hier de komende maanden prioriteit aan geven. Daarbij streven wij naar samenwerking met de EU en Europese landen om meer gewicht in de schaal te leggen. Daarnaast zetten wij ook de dialoog met de Braziliaanse overheid en andere belanghebbenden voort, ter bevordering van betere samenwerking en nieuwe initiatieven om de productie van agrarische grondstoffen te verduurzamen en ontbossing tegen te gaan.
Hoe kijkt u aan tegen het opschorten van de Duitse bijdrage aan Braziliaanse milieuprogramma’s en de Noorse dreiging om donaties te korten of stop te zetten?
De Nederlandse regering treedt niet in de afwegingen die beide regeringen ertoe hebben gebracht de bijdragen aan bepaalde milieuprogramma’s te bevriezen, nadat Brazilië o.a. had ingegrepen in de beheerstructuur van het grote Amazonefonds. Het is zorgwekkend dat de aanzienlijke financiële middelen van beide landen nu niet meer ten goede komen aan duurzaam bosbeheer en de bestrijding van ontbossing in de Amazone.
Hoeveel draagt Nederland bij aan milieuprogramma’s ter bescherming van het Braziliaanse Amazonegebied? Overweegt Nederland soortgelijke maatregelen te nemen?
Nederland draagt direct bij aan milieuprogramma’s ter bescherming van het Braziliaanse Amazonegebied ter waarde van ongeveer € 3,5 miljoen. Dit geld gaat echter niet naar het Amazonefonds. Er is voor Nederland geen directe aanleiding om soortgelijke maatregelen als Duitsland en Noorwegen te nemen. Zie verder ook het antwoord op vraag 6.
Overweegt u andere maatregelen te nemen om uw zorgen met betrekking tot de ontbossing van het Amazonegebied kracht bij te zetten? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het Kabinet beraadt zich momenteel op eventuele nadere stappen. Die zijn ook afhankelijk van verdere ontwikkelingen t.a.v. de Amazone, zowel in Brazilië als daarbuiten.
De Sponsoring van EU-voorzitters door bedrijven |
|
Renske Leijten |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat vindt u ervan dat Finland het huidig voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie laat sponsoren door BMW?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Elke lidstaat heeft de verantwoordelijkheid en ruimte om het voorzitterschap zelf in te kleden. Dit betreft ook het sponsorschap. Het is een keuze van het desbetreffende voorzitterschap hoe hier mee om te gaan.
Bent u ook op de hoogte van het feit dat BMW door de Europese Commissie schuldig is bevonden aan kartelvorming waarbij BMW een boete van 1,4 miljard euro boven het hoofd hangt?2
Het kabinet is op de hoogte van het lopende onderzoek dat de Europese Commissie is gestart naar aanleiding van het mogelijk overtreden van Europese mededingingsregels door enkele autoproducenten, waaronder BMW.
Wat vindt u ervan dat BMW via deze sponsoring groot podium krijgt door de huidig voorzitter van de Raad van de Europese Unie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie ook het antwoord op vraag 1. Het Fins voorzitterschap heeft op de site van het voorzitterschap toelichting gegeven op dit sponsorschap, waaruit op te maken valt dat het sponsorschap bedoeld is om de logistiek te faciliteren.
Deelt u de mening dat inmenging door grote bedrijven op Europese besluitvorming ongewenst is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vragen 7 en 8.
Vindt u het ethisch dat een land sponsoring accepteert tegen een bepaald bedrag, waarmee sponsoren de kansen en ruimte krijgen om hun producten te laten zien?
Zie het antwoord op vragen 7 en 8.
Bent u bereid uw Finse ambtsgenoot en de voorzitter van de Europese Raad aan te spreken op deze ongewenste sponsor (BMW) die Europese regelgeving aan zijn laars lapt?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het de verantwoordelijkheid van elke lidstaat om het eigen voorzitterschap van de Raad zelf in te kleden, waaronder ook het sponsorschap. Het Fins voorzitterschap heeft proactief toelichting gegeven op de aard van dit sponsorschap. Ik zie daarom geen reden om mijn Finse ambtsgenoot hierover aan te spreken. Overigens loopt het onderzoek van de Europese Commissie naar o.a. BMW momenteel nog.
Deelt u de mening dat er een grens zit aan het «drukken van de kosten» voor EU-voorzitterschappen en dat sponsoring van bedrijven die aantoonbaar onethisch handelen en/of zaken promoten die tegen de doelen en de normen en waarden van een land in gaan ongewenst is?
Het kabinet is van mening dat sponsoring in beginsel niet ongewenst is. Het is aan ieder voorzitterschap zelf hiervoor eventuele kaders op te stellen. In voorbereiding voor het Nederlandse EU-voorzitterschap van 2016 zijn er richtlijnen opgesteld, destijds online gepubliceerd, voor mogelijke sponsorschappen. Bedrijven dienden te voldoen aan een aantal drempelvoorwaarden om in aanmerking te komen voor een sponsorschap, zoals het leveren van kwalitatief hoogstaande en milieuvriendelijke producten, in lijn met de principes, waardigheid en doelen van het voorzitterschap. Ondernemingen betrokken bij de productie van tabaksproducten waren bijvoorbeeld bij voorbaat uitgesloten. Onder andere deelname aan of betrokkenheid bij wederrechtelijke activiteiten vormden voor Nederland een reden om bedrijven uit te sluiten van een mogelijk sponsorschap. Ten slotte expliceerden de opgestelde richtlijnen dat sponsoren geen toegang hadden tot de deelnemers aan overleggen of evenementen van het EU-voorzitterschap.
Deelt u de mening dat sponsoring überhaupt ongewenst is, aangezien het onvermijdelijk leidt tot partijdigheid, waar onpartijdigheid veel belangrijker is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat de VS Nederland zou willen helpen Syriëgangers terug te halen |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «VS wil Nederlandse Syriëgangers wel ophalen»?1
Ja.
Klopt het dat de Verenigde Staten op enigerlei wijze, formeel of informeel, een aanbod hebben gedaan om Nederland te helpen bij het terughalen van Syriëgangers uit Syrië naar Nederland?
Ja.
Wat hield dit aanbod precies in?
De VS zijn van mening dat landen hun foreign terrorist fighters moeten repatriëren uit de detentiekampen in Noordoost Syrië en dragen dat standpunt actief uit. Om landen te bewegen hieraan uitvoering te geven hebben de VS landen met foreign terrorist fighters in detentie in Noordoost Syrië, waaronder Nederland, het staande aanbod gedaan om te assisteren bij de terugkeer van hun uitreizigers naar het land van herkomst.
De VS heeft Nederland bovendien concreet aangeboden bereid te zijn het transport van 10 Nederlandse vrouwelijke uitreizigers en hun kinderen naar Nederland te faciliteren2.
Wanneer is dit aanbod gedaan?
De VS heeft Nederland op 28 juni 2019 hulp aangeboden bij de repatriëring van deze 10 vrouwen en hun kinderen.
Aan wie is dit aanbod gedaan?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft het kabinet zelf de Amerikanen om hulp gevraagd bij het terughalen van Syriëgangers en/of Nederlandse vrouwen en kinderen in Syrië naar Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het staande kabinetsbeleid is dat Nederlandse uitreizigers niet actief worden opgehaald uit Syrië. Zoals beschreven in de Kamerbrief van 21 februari 2019 (Kamerstuk TK 29 754, nr. 492), heeft het kabinet de mogelijkheden verkend op welke wijze uitvoering kan worden gegeven aan de bevelen tot gevangenneming van de Rechtbank in Rotterdam. Daartoe is onder andere gesproken met de VS. Zie verder het antwoord op vraag 8 en 9.
Wat bedoelde u tijdens uw persconferentie van 12 juli jl. met uw uitspraak «Een eventueel aanbod van Amerika in die richting betekent niet dat aan die randvoorwaarden is voldaan»? Aan welke randvoorwaarde(n) zou met een dergelijk verzoek wel zijn voldaan en aan welke niet?
Amerikaanse assistentie bij het repatriëren van Nederlandse uitreizigers zou eventuele risico’s met betrekking tot de volatiele veiligheidssituatie in de regio mogelijk slechts deels wegnemen. Nederland hoeft dan naar alle waarschijnlijkheid geen ambtenaren naar het onveilige Noord-Oost Syrië te sturen om de terugkeer te organiseren en te begeleiden. De risico’s met betrekking tot de veiligheid van betrokkenen worden niet geheel weggenomen, omdat een transport in deze regio uiteraard niet zonder gevaren is. De problematiek ten aanzien van de internationale betrekkingen blijft bestaan. Het aangaan van formele relaties met niet-erkende, separatistische groeperingen en/of entiteiten brengt risico’s met zich mee in de relaties met landen in de regio. Tenslotte laat het Amerikaanse aanbod onverlet dat het terughalen van Nederlandse uitreizigers bijvoorbeeld directe gevolgen kan hebben voor de nationale veiligheid van Nederland en die van andere Schengenlanden.
Wat is uw reactie op het aanbod van de Amerikanen? Bent u bereid dit in overweging te nemen, daar dit aanbod onder andere de voorwaarde van het kabinet zou wegnemen om geen eigen mensen naar onveilig gebied te sturen bij het terughalen van Nederlandse Syriëgangers en/of Nederlandse vrouwen en kinderen?
Nederland heeft het aanbod niet aanvaard.
Om welke redenen zou het verzoek, met het oog op de voorwaarden die zijn gesteld voor het wel of niet terughalen van Nederlanders uit Syrië, afgewezen dan wel geaccepteerd worden?
Het Amerikaanse aanbod komt weliswaar tegemoet aan het bezwaar dat er Nederlandse ambtenaren naar onveilig gebied worden gestuurd, maar de overige in antwoord 7 geschetste risico’s blijven bestaan.
Hebben de Verenigde Staten dit aanbod tevens gedaan aan andere EU-landen waarvan onderdanen zich in Syrië bevinden? Zo ja, op welke wijze is door hen gereageerd?
Zoals reeds gememoreerd in antwoord op vraag twee, hebben de VS aan alle landen met foreign terrorist fighters in detentiekampen in Noordoost Syrië, waaronder enkele EU-landen, het aanbod gedaan om uitreizigers naar de landen van herkomst te repatriëren. Italië is het enige EU-land waarvan bekend is dat het met ondersteuning van de VS een Italiaanse uitreiziger heeft gerepatrieerd.
Op welke wijze zijn vorig jaar de ruim honderd Kosovaren uit Syrië teruggehaald naar Kosovo? Welke rol hebben de Amerikanen bij deze missie precies gespeeld?
Op 20 april jl. zijn na zeven maanden intensief contact tussen VS en de Kosovaarse overheid, 110 Kosovaarse ISIS-strijders en hun families onder begeleiding van Amerikaanse en Kosovaarse autoriteiten in een Amerikaans vliegtuig naar het vliegveld van Pristina overgebracht.
In hoeverre zou met hulp van de Amerikanen eenzelfde soort missie op touw kunnen worden gezet als de recente Franse missie waarbij twee Nederlandse weeskinderen zijn teruggehaald?
Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer d.d. 10 juni jl. (Kamerstuk 2019D24026) vormde het terughalen van de twee Nederlandse weeskinderen een unieke situatie conform de kaders ten aanzien van (achtergebleven) kinderen van overleden uitreizigers, zoals eerder gemeld aan uw Kamer op 21 februari 2019 (Kamerstuk TK 29 754, nr. 492).
Hoe vaak hebben de Amerikanen het kabinet inmiddels formeel dan wel informeel verzocht om de eigen onderdanen uit Koerdische kampen in Syrië terug te halen? Wat was per verzoek de reactie van het kabinet hierop?
De VS zijn van mening dat foreign terrorist fighters in detentie in Noordoost Syrië door de landen van herkomst moeten worden gerepatrieerd. Daartoe roept de VS zowel bilateraal, publiekelijk als in relevante fora, waaronder bijvoorbeeld de Anti-ISIS Coalitie, herhaaldelijk op. Nederland draagt in reactie daarop het staande kabinetsbeleid terzake uit.
Kunt u deze vragen voor 3 september 2019 beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het opschorten van de hulp aan UNRWA |
|
Wybren van Haga (VVD), Joël Voordewind (CU) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() ![]() |
Vindt u, net als de opstellers van de rapportage van de ethische commissie van de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA), dat de top van de UNRWA vervangen moet worden indien de beschuldigen blijken te kloppen?1
Eind juli heb ik besloten de algemene vrijwillige bijdrage van Nederland voor 2019 voor UNRWA (13 miljoen euro) voorlopig aan te houden, na een interne rapportage waarin ontoelaatbaar gedrag van meerdere topfunctionarissen van de organisatie werd geconstateerd.
Nederland heeft direct bij UNRWA en de Verenigde Naties benadrukt dat alle klachten over het management van UNRWA zorgvuldig en onafhankelijk moeten worden onderzocht. De bevindingen worden momenteel door een onafhankelijke inspectie van de VN gevalideerd. Het is aan de VN om opheldering te geven en toereikend op te treden.
Bent u ook van mening dat de beweringen van het rapport, namelijk dat leden van de inner circle «have engaged in misconduct, nepotism, retaliation ... and other abuses of authority, and that the management is highly dysfunctional, with a significant breakdown of the regular accountability structure» niet zonder gevolgen kunnen blijven voor de gehele UNRWA-top?2
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u dit niet een voorwaarde voor de herstart van de financiering van UNRWA?
Zorgvuldig management en een veilige werkomgeving zijn altijd randvoorwaarden voor Nederlandse financiering. De VN moet deze randvoorwaarden borgen voor UNRWA. De hulpverlening die UNRWA biedt is voor het kabinet van essentieel belang voor de Palestijnse vluchtelingen en de stabiliteit in de regio. Niettemin kan pas worden overgegaan tot betaling als aan de reguliere randvoorwaarden wordt voldaan.
Zou het niet beter zijn de conclusies van het onderzoek af te wachten vóórdat verdere betalingen van Nederlands belastinggeld aan UNRWA kunnen plaatsvinden? Is het in het licht van deze nieuwe situatie niet beter om de conclusies van het onderzoek eerst met de Kamer te bespreken alvorens de betalingen te hervatten?
Ik wacht nu het oordeel van de onafhankelijke inspectie van de VN af. Nederland gaat niet over tot betaling van financiële bijdragen (van zowel de algemene vrijwillige bijdrage als de reguliere eindejaar bijdrage) totdat de VN toereikend heeft opgetreden. Ik kan niet op de bevindingen van de inspectie vooruitlopen. Zoals gebruikelijk neemt het kabinet een eigenstandige beslissing over betalingen als die aan UNRWA.
Waarom beweert u dat de betalingen zeker weer hervat gaan worden terwijl het vervolgonderzoek nog loopt?3
Ik heb niet gemeld dat de betalingen zeker weer hervat gaan worden. Gezien het humanitaire belang van UNRWA-activiteiten is het kabinet echter voornemens de jaarlijkse bijdrage ook de komende jaren voort te zetten. Daarbij moet uiteraard sprake zijn van de randvoorwaarden die in alle gevallen gelden voor Nederlandse financiering van organisaties.
Waarom schrijft u in de beantwoording van de Kamervragen dat er geen sprake is van financiële malversaties, terwijl het rapport juist stelt dat er in de UNRWA-top sprake is van «bypassing established procurement and financial processes and decision making», en dat de commissaris-generaal «structurally away from his duty station of Jerusalem on duty travel ... claiming DSA (Daily Subsistence Allowance) for 28–29 days per month»? Duidt dit niet juist op malversaties welke effect kunnen hebben op het uitvoeren van de kerntaken van UNRWA?4
Bij de technische briefing die de onafhankelijke inspectie van de VN begin augustus in New York heeft gegeven werd te kennen gegeven dat er geen malversaties of onregelmatigheden bij de uitvoering van de kerntaken van UNRWA bekend zijn. De rapportage van de ethische commissie betreft misstanden bij de leiding.
Als het rapport stelt, zoals Al Jazeera beweert, dat er sprake was van machtsmisbruik van de positie van de heer Krahenbuhl, omdat hij eind 2014 «expressed a particular interest» in de medewerker Mohammedi en dat «their relationship went «beyond the professional»»; deelt u dan de mening dat dit tot gevolg moet hebben dat de heer Krahenbuhl niet meer in functie kan blijven, ook gezien uw eerdere uitspraken dat u zero tolerance-beleid zou toepassen op hen die (seksueel) misbruik maken van hun positie?
Zoals bij u bekend heeft Nederland onder dit kabinet een voortrekkersrol ingenomen bij de bestrijding van seksuele intimidatie en machtsmisbruik bij multilaterale instellingen en NGO’s. Nederland hanteert daarbij een zero tolerance for inactionbeleid in geval van verdenking van niet-integer gedrag. Het kabinet kan echter in het specifieke geval van UNRWA op dit moment niet vooruit lopen op de bevindingen van het VN rapport en de daarin gestelde conclusies en te nemen maatregelen.
De Nederlandse voorbereiding op een harde Brexit |
|
Jaco Geurts (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat de kans op een harde, chaotische Brexit (cliff edge-scenario) op 31 oktober 2019 onverminderd aanwezig is en dat de regering in de planning rekening moet blijven houden met dat scenario?
Ja. De inzet van het kabinet blijft gericht op een ordelijk vertrek van het Verenigd Koninkrijk(VK) uit de Europese Unie(EU) mét terugtrekkingsakkoord, maar de kans op een no dealscenario blijft onverminderd aanwezig. Het kabinet blijft zich inzetten om zo goed als mogelijk voorbereid te zijn op dit scenario. Ondanks de voorbereidingen zal een no dealscenario overigens onvermijdelijk gepaard gaan met verstoringen.
Herinnert u zich dat in dat scenario 928 extra douaniers nodig zouden zijn en dat er op 31 maart 2019 500 mensen geworven waren en 300 inzetbaar?1
Ja. De wervings- en inzetbaarheidsdoelstellingen voor 29 maart 2019 (ruim 500 FTE ingestroomd, waarvan ruim 300 FTE inzetbaar) zijn behaald.
Hoeveel nieuwe douaniers zijn er op 31 oktober aanstaande aangesteld en hoeveel van die douaniers zijn op dat moment inzetbaar?
Naar verwachting zijn op 31 oktober 2019 ongeveer 930 FTE ingestroomd, waarvan ongeveer 600 inzetbaar.
Welke aanbevelingen uit het EY-rapport over de douane en Brexit neemt de douane slechts gedeeltelijk of niet over?2
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (TK 2018–2019, 31 934, nr. 19), heeft de Douane alle aanbevelingen van EY overgenomen.
Herinnert u zich dat de Algemene Rekenkamer schreef: «Met de dan beperkt beschikbare capaciteit moeten keuzes in handhaving en controle worden gemaakt. Bij het afsluiten van het onderzoek was nog geen besluit genomen over de keuzeopties»?3
Ja.
Zijn de keuzes over handhaving en controle nu wel gemaakt en kan de Tweede Kamer daar inzage in krijgen?
Over deze keuzes is de Tweede Kamer geïnformeerd in de brief van het kabinet d.d. 18 januari 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 304) en in het verslag van een schriftelijk overleg over het rapport van de Algemene Rekenkamer d.d. 22 januari 2019 (Kamerstuk 31 934, nr. 20).
De keuzes gingen uit van een no deal Brexit op 29 maart jl, De Douane zou direct op alle ferryterminals aanwezig zijn om toe te zien op de naleving van douaneformaliteiten, zoals het doen van een aangifte. Indien hieraan niet wordt voldaan worden goederen niet vrijgegeven voor verder vervoer.
Voor wat betreft de handhaving van fiscale (o.a. invoerrechten) en niet-fiscale verplichtingen (o.a. op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu) was – in overleg met de opdrachtgevende beleidsdepartementen – ervoor gekozen om deze geleidelijk aan op te bouwen. Dit naar de mate waarin er meer douaniers instromen en naar de mate waarin beter zicht ontstaat op de risico’s in de goederenstroom tussen het VK en Nederland. De Douane is immers een risicogerichte handhavingsorganisatie die de mensen en middelen inzet daar waar risico’s het grootst zijn.
Het toezicht op de kleine vliegvelden en havens zou eveneens geleidelijk aan worden opgebouwd naar de mate waarin meer douaniers instromen. Ook zou voorrang worden gegeven aan de verwerking en afgifte van vergunningaanvragen in het kader van de terugtrekking uit het VK en de door de EU verplichte herbeoordeling van alle onder het oude Douanewetboek van de Unie afgegeven vergunningen voor 1 mei 2019, boven administratieve controles bij bedrijven.
Door de keuze om de handhaving op de goederenstroom tussen het VK en Nederland geleidelijk aan op te bouwen, zouden de gerichte handhavingsinspanningen op de andere goederenstromen ook in 2019 doorgang vinden.
Doordat de datum van een no dealBrexit is verschoven naar 31 oktober 2019, zijn de keuzes niet geëffectueerd. De keuzes zijn nu van toepassing bij een no dealBrexit op 31 oktober aanstaande. Aangezien op die datum ongeveer 600 FTE’s extra inzetbaar zijn in plaats van ruim 300 fte’s op 29 maart jl., zal het handhavingsniveau op de ingangsdatum van de Brexit hoger zijn. Aangezien ook op deze datum niet alle voor de Brexit benodigde aantal douaniers inzetbaar zijn (930 FTE), gelden bovengenoemde keuzes nog steeds, zij het dat dan meer gehandhaafd kan worden dan op 29 maart jl.
Herinnert u zich de unaniem aangenomen motie van de leden Omtzigt en Van den Berg (beiden CDA), waarin de regering wordt verzocht «in nauwe samenwerking met zorginstellingen en inkooporganisaties, leveranciers en groothandels te voorkomen dat er als gevolg van een no-deal Brexit tekorten ontstaan aan kritieke medicijnen en medische hulpmiddelen, en verzoekt de regering tevens, binnen een maand de Kamer te informeren hoe de beschikbaarheid van alle geneesmiddelen op de CBG-lijst geborgd wordt na een harde Brexit, en verzoekt de regering, in kaart te brengen waar tekorten in hulpmiddelen ontstaan, alternatieven in kaart te brengen en voorbereidingen te treffen voor het verlenen van ontheffingen voor de import van kritieke hulpmiddelen zodat deze ontheffingen wanneer nodig zo snel mogelijk verleend kunnen worden»?4
Ja.
Kunt u op elk van de drie punten van de motie precies ingaan op de stand van zaken?
Zoals gemeld in de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport (MZS) van 19 maart jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 331) is voor alle producten op het overzicht van kritieke geneesmiddelen zoals opgesteld door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) een oplossing gevonden en/of een plan van aanpak beschikbaar voor wanneer een no deal scenario zich voordoet. De oplossingsmaatregelen en instrumenten die in voornoemde brief genoemd zijn, blijven van kracht, zoals de reeds bestaande ontheffing van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) voor de invoer van specifieke geneesmiddelenproducten uit derde landen wanneer deze niet langer op de Nederlandse markt beschikbaar zijn.
Het aantal kritieke producten op dit overzicht is verder gedaald. Dit past bij het beeld dat handelsvergunninghouders in toenemende mate aan de eisen voor registratie in een EU-lidstaat voldoen. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die centraal op EU-niveau worden toegelaten via het Europees geneesmiddelenbureau (EMA). In de aanloop naar de nieuwe deadline van 31 oktober 2019 zal de Minister van MZS samen met alle betrokken partijen de voorbereidingsmaatregelen blijven toetsen op actualiteit. Ondanks de voorbereidingen, valt er geen garantie te geven dat er geen geneesmiddelentekorten zullen ontstaan, bijvoorbeeld bij geneesmiddelen die niet op het kritieke overzicht staan. Tekorten komen ook nu voor en worden in voorkomende gevallen door betrokken partijen zo snel mogelijk opgelost. Het speciale Brexit-team met experts vanuit VWS, het CBG en de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd zal paraat staan om eventuele problemen snel het hoofd te bieden en aan te pakken.
De extra tijd die door het uitstel van de Brexit datum is verkregen, heeft bedrijven en zorginstellingen meer ruimte gegeven om zich voor te bereiden op een no dealscenario. Zoals de Minister van MZS in eerdere brieven aan uw Kamer heeft gemeld, is het voor medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica (IVD) niet mogelijk om precies aan te geven voor welke producten er specifieke risico’s bestaan op tekorten. Een overzicht met kritieke medische hulpmiddelen is niet goed vast te stellen vanwege de grote hoeveelheid en verscheidenheid aan producten op de markt (indicatief: het gaat hier om enkele honderdduizenden producten). Ook eenvoudige producten kunnen een onmisbare schakel vormen bij specifieke handelingen.
Zoals de Minister van MZS in zijn brief van 6 februari 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 311) aangaf, heeft het RIVM beter in beeld proberen te krijgen voor welk type medische hulpmiddelen en IVD’s er mogelijk leveringsproblemen kunnen ontstaan bij een no deal scenario. In haar eindrapportage van deze inventarisatie heeft het RIVM enkele handvatten aangereikt waarmee zorginstellingen gerichter in kaart kunnen brengen aan welke producten zij specifiek aandacht moeten schenken.5 Het gaat dan bijvoorbeeld om producten waar specifieke trainingen of vaardigheden voor vereist zijn, «dedicated consumables» zonder welke een bepaald medisch hulpmiddel niet meer gebruikt kan worden (zoals specifieke infuuslijnen of bepaalde IVD’s) en waarvan mogelijk ook bekend is dat deze via of vanuit het VK geleverd worden. Aan de hand van de productetiketten kan vervolgens worden nagegaan om welke Britse notified body het gaat. Ten slotte kunnen zorginstellingen daarbij ook in kaart brengen of het gaat om producten met een hoge omloopsnelheid, met een korte houdbaarheidsduur of producten waarvoor er nu al vertragingen optreden bij leveranties.
De Minister van MZS heeft in zijn brief van 19 maart 2019 uiteengezet dat er een ontheffingsprocedure is ingericht voor medische hulpmiddelen en IVD’s die op de Brexit-datum nog bij een Britse notified body geregistreerd staan en die op de Nederlandse markt worden aangeboden. Deze ontheffingsmogelijkheid is gebaseerd op artikel 8 van de Wet op de medische hulpmiddelen (Wmh) en biedt de Minister de mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing voor een periode van zes maanden voor het in de handel brengen van medische hulpmiddelen of IVD’s die niet voldoen aan alle gestelde eisen uit de medische hulpmiddelen regelgeving.
Deze mogelijkheid tot ontheffing is ook na 31 oktober 2019 beschikbaar voor producten met een certificaat afgegeven door een Britse notified body. Deze ontheffing kan online worden aangevraagd bij Farmatec (CIBG). Van deze ontheffing kan alleen gebruik worden gemaakt in uitzonderlijke situaties in het belang van de volksgezondheid. Dit is het geval wanneer er bij een no deal scenario geen of onvoldoende alternatieven beschikbaar zijn van een product en er risico’s bestaan voor de continuïteit van zorg in Nederland. De fabrikant in kwestie zal wel aan de gestelde voorwaarden voor de ontheffing moeten voldoen.
Ondanks alle voorbereidingen is het van groot belang dat bedrijven en instellingen in de zorg zich blijven voorbereiden op een no deal scenario. De kans bestaat nog steeds dat verstoringen zich voordoen in de leveringsketen van geneesmiddelen of medische hulpmiddelen, bijvoorbeeld wanneer zich aan de Britse zijde van de grens met de EU opstoppingen voor zullen doen bij het vervoer van goederen. Deze effecten kunnen zich ook enige tijd na de Brexit-datum zelf voordoen. De komende weken zal de Minister van MZS onverminderd hiervoor aandacht blijven vragen, onder meer via informatiebijeenkomsten en andere kanalen.
Herinnert u zich dat u dit voorjaar aan de Kamer schreef dat «Op basis van informatieverzameling- en uitwisseling tussen EU-lidstaten bestaat het beeld dat er op dit moment naar schatting nog minstens 30% van het totaal aantal door Britse Notified Bodies (NoBo’s) afgegeven certificaten voor medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica in het Verenigd Koninkrijk geregistreerd staan» en dat zonder EU-certificaten deze middelen niet beschikbaar zijn in de Europese Unie?
Ja.
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is en voor welke hulpmiddelen er niet tijdig EU-certificaten zullen zijn?
In de afgelopen maanden zijn vrijwel alle medische hulpmiddelen en IVD’s die bij de grootste Britse notified body BSI UK geregistreerd stonden, overgezet naar de Nederlandse notified body BSI NL. De Britse notified body UL is samenwerking aangegaan met een notified body in Polen en heeft inmiddels bijna alle certificaten overgeheveld. De Britse notified body SGS UK hevelt voor zover mogelijk certificaten over naar SGS in België. Omdat SGS België niet over de expertise beschikt om dezelfde productgroepen te beoordelen als SGS UK kunnen niet alle certificaten worden overgezet. Tenslotte zal de notified body LRQA (Lloyds) haar werkzaamheden medio september 2019 staken in de sector medische hulpmiddelen en IVD’s, waardoor alle bij deze instantie geregistreerde CE-certificaten bij een andere notified body moeten worden ondergebracht. Leveranciers van medische hulpmiddelen in Nederland en de daarbij aangesloten zorginstellingen doen er daarom goed aan om proactief contact op te nemen met fabrikanten die certificaten hadden ondergebracht bij LRQA.
Met deze ontwikkelingen is het aantal certificaten dat nog bij Britse notified bodies staat geregistreerd aanzienlijk gedaald ten opzichte van begin van dit jaar. Mochten er in deze restgroep van in het VK geregistreerde certificaten producten zitten die van belang zijn voor de Nederlandse gezondheidszorg waar ook geen alternatief voor beschikbaar is, dan kan de fabrikant een beroep doen op de hierboven genoemde ontheffingsmogelijkheid.
Kunt u aangeven op welke wijze u ervoor gaat zorgen dat er een functionerend keurpunt voor levend vee zal zijn op 31 oktober 2019, zoals meerdere keren gevraagd in moties en Kamervragen? Waar zal dat keurpunt zijn?
Over de eventuele inrichting van een inspectiepost voor levende dieren bij de ferryhavens lopen de gesprekken nog. De Minister van LNV blijft zich inspannen om samen met de NVWA en betrokken private partijen voortdurend naar geschikte (tijdelijke) locaties en oplossingen te zoeken. Voor zover dit mogelijk is binnen de Europese staatsteunkaders en de grenzen die deze stellen aan percentages en omvang van bedragen, wil LNV deze oplossingen faciliteren door onder strikte voorwaarden een subsidie te verstrekken voor de inrichting van een inspectiepost en een garantiestelling op het verlies op een eventuele grondpositie. Het blijkt voor het bedrijfsleven lastig om goede businesscases rond te krijgen, mede vanwege de geringe aantallen levende dieren die via de zeehavens ons land binnenkomen en de onzekerheid rond de beschikbaarheid van alternatieven via andere routes vanuit het VK naar de EU. Er is op dit moment een aanvraag voor een inspectiepost voor bepaalde soorten levende dieren ingediend, de NVWA is in gesprek met de indiener hierover met het oog op een complete en tijdige aanmelding van een kansrijke aanvraag bij de Europese Commissie. De locatie van een inspectiepost voor levende dieren zal in de directe nabijheid van de aankomstlocatie moeten liggen.
Wie heeft in Frankrijk keurpunten ingericht?
De informatie over de Franse inspectieposten is te vinden op deze website6. In Calais zijn bijvoorbeeld twee posten ingericht waarvan één direct bij de Eurotunnel en één direct bij de aankomstlocatie van de ferrylijn zijn gelegen. Over deze locaties is ons niet bekend hoe de (terminal)eigenaren Eurotunnel en het havenbedrijf dit exact hebben vormgegeven.
Kunt u aangeven of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voldoende is voorbereid op het cliff edge-scenario?
Ja. Zie ook de uiteenzetting hieronder in het antwoord op vraag 14.
Hoeveel extra mensen zijn aangesteld en volledig aangesteld voor de Brexit op 31 oktober aanstaande?
De NVWA bereidt zich ook onverminderd voor op een no deal Brexit op basis van de huidige volumestromen. De NVWA heeft in aanloop naar 29 maart de nodige voorbereiding op een no dealBrexit getroffen. Uw Kamer is meerdere malen geïnformeerd over onder andere de werving en het opleidingsbeleid van de benodigde extra 143 fte. Nu de uittredingssdatum is gesteld op 31 oktober, gaat de werving van de benodigde medewerkers onverminderd voort en de huidige extra gegunde tijd wordt benut om de recent aangenomen medewerkers verder op te leiden waarmee hun inzetbaarheid flexibeler wordt. Zoals eerder gemeld aan uw Kamer, zal de NVWA bij een no deal Brexit in het worst case scenario 143 fte extra nodig hebben, bij gelijkblijvende handelsstromen. 100 van deze 143 fte zijn toezichthoudende dierenartsen, waarvan 20 fte voor de import en 80 fte voor de export.
De NVWA heeft inmiddels een fors aantal medewerkers van de voorziene 143 personeelsleden geworven voor de diverse activiteiten. Van de 80 benodigde dierenartsen voor exportcertificering zijn de eerste 21 momenteel in de praktijk aan het werk. Een tweede tranche van 31 (nog niet-Nederlandstalige) dierenartsen is in april 2019 gestart met hun opleiding. Zij zijn vanaf april 2020 volledig inzetbaar, na afronding van hun taaltraining en opleiding. Recent zijn 24 fte aan toezichthoudende dierenartsen geworven welke per aanstaande 1 september met de taaltraining starten. Verder zijn 25 medewerkers voor importinspecties en 7 medewerkers voor overige activiteiten geworven. Het kabinet wijst hierbij op de krapte op de arbeidsmarkt voor Nederlandstalige dierenartsen. Daardoor heeft de NVWA al jaren moeite met het vullen van vacatures voor toezichthoudende dierenartsen. De NVWA spant zich in om op het tekort aan dierenartsen zo goed als mogelijk op te vangen: zoals de flexibele inzet van personeel, bijvoorbeeld door de tijdelijke invoering van een ander roostersysteem en het inzetten van niet-dierenartsen voor bepaalde werkzaamheden (waar toegestaan). Deze maatregelen kunnen er wel voor zorgen dat het niveau van dienstverlening tijdelijk wordt verlaagd.
Welke grote problemen zijn de laatste tijd naar boven gekomen in de Brexit-voorbereidingen en op welke wijze wordt er naar oplossingen gezocht?
De gevolgen van de terugtrekking van het VK uit de EU op alle terreinen zijn in aanloop naar de eerste no deal deadline van 29 maart 2019 in kaart gebracht, waarna zowel op Europees als nationaal niveau passende contingency maatregelen zijn genomen of voorbereid. Sinds april zijn geen nieuwe aandachtsgebieden naar boven gekomen. Uw Kamer is steeds uitgebreid geïnformeerd over mogelijke problemen en getroffen maatregelen, zoals laatstelijk in de brief met de Kabinetsappreciatie van de Commissiemededeling Brexit van 12 juni en stand van zaken nationale voorbereidingen no deal scenario (Kamerstuk 23 987, nr. 362). Hoewel de laatste tijd geen nieuwe aandachtsgebieden zijn geconstateerd, betekent dit niet dat er zich geen verstoringen zullen voordoen. Deze blijven onvermijdelijk in een no dealscenario. Daarbij geldt bovendien dat niet alle oplossingen van de rijksoverheid kunnen komen: burgers, bedrijven en instellingen hebben een eigen verantwoordelijkheid om zich tijdig en gedegen voor te bereiden op de terugtrekking van het VK uit de EU, inclusief in geval van een no dealscenario.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
Het bericht '‘Russen’ intimideren vrouwen Nederlandse F16- vliegers' |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: ««Russen» intimideren vrouwen Nederlandse F-16-vliegers»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de strekking van de berichtgeving klopt?
Het risico van ongewenste benadering van militairen en hun naasten wordt onderkend. Uiteraard is het intimideren van familie/naasten van onze militairen onacceptabel.
Het is bekend dat de krijgsmacht in toenemende mate te maken heeft met hybride dreigingen. De MIVD schrijft hier ook over in zijn jaarverslag (Kamerstuk 29 924, nr. 184). In dit jaarverslag beschrijft de MIVD de hybride dreiging die uitgaat van Rusland, waarbij Rusland vooral politieke en economische middelen, militaire intimidatie en beïnvloedingsinstrumenten inzet om de NAVO-solidariteit en de trans-Atlantische band te ondergraven en nationale en Europese besluitvormingsprocessen te beïnvloeden.
Hoewel hybride dreiging moeilijk te attribueren is, is deze vorm van dreiging extra aanwezig/merkbaar voor militairen die zijn gestationeerd in de nabijheid van Rusland. De voortdurende hybride dreiging die militairen ervaren, is dan ook een van de redenen geweest om de Herinneringsmedaille Internationale Missies toe te kennen aan militairen die minimaal dertig dagen aaneengesloten deelgenomen hebben aan de enhanced Forward Presence in Litouwen (Kamerstuk 35 000 X, nr. 143).
Zo ja, klopt het dat deze intimidatie werd en/of nog steeds wordt uitgevoerd door Rusland?
Zie antwoord vraag 2.
Zo ja, deelt u dan de mening dat het onacceptabel is dat de familie/naasten van onze militairen geïntimideerd worden?
Zie antwoord vraag 2.
Is er iets te zeggen, desnoods vertrouwelijk, over hoe vaak dit de afgelopen jaren is gebeurd en in welke mate sprake is van een toename van deze intimidatiepraktijken?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is het actieve beleid dat Defensie voert om militairen en hun familie/naasten te beschermen?
Het defensiepersoneel wordt door middel van veiligheidsbriefings geïnformeerd over hybride dreigingen, en de maatregelen die genomen kunnen worden om deze te mitigeren. Voor militairen maakt deze briefing onderdeel uit van de jaarlijkse toetsen militaire basisvaardigheden. Defensie adviseert haar personeel om bij onregelmatigheden of incidenten, een zogeheten «Melding Van Voorval» (MVV) op te maken.
Ook in de voorbereiding op uitzendingen worden militairen geïnformeerd over hybride dreigingen en de risico’s verbonden aan het gebruik van mobiele telefoons en sociale media. Defensie biedt tijdens uitzending een netwerk inclusief VPN aan, zodat uitgezonden militairen geen gebruik hoeven te maken van lokale netwerken of openbare WiFi-verbindingen. Familieleden worden tijdens de Thuisfront informatiedagen bij iedere missie geïnformeerd over dit onderwerp. Mochten zich incidenten voordoen dan dienen zij dit te melden aan het verantwoordelijke situatiecentrum dat 24 uur per dag bereikbaar is. Aansluitend wordt er onderzoek gedaan.
Heeft u actief contact gezocht over deze intimidatie met Rusland of diegene(n) die verantwoordelijk zijn om aan te geven dat deze intimidatiepraktijken moeten stoppen?
Het is in bredere zin niet altijd mogelijk om de herkomst van incidenten onomstotelijk vast te stellen. Waar het kan, zal Nederland attribueren, zoals dat bijvoorbeeld is gebeurd na de verstoorde spionageoperatie van de Russische militaire inlichtingendienst GRU gericht tegen de OPCW in Den Haag (Kamerstuk 33 694, nr. 22). Publieke attributie is een van de manieren om staten af te schrikken van het gebruik van hybride middelen.
Turkije dat IS-veteranen rekruteert, traint en bewapent in Afrin |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
In hoeverre klopt de informatie dat tientallen veteranen van Islamitische Staat (IS) in de Syrische regio Afrin vechten voor aan Turkije gelieerde strijdgroepen?1
In het algemeen kan worden gesteld dat de dynamiek van het strijdtoneel in Syrië ruimte biedt voor strijders om zich – doorgaans om pragmatische, financiële redenen – aan te sluiten bij strijdgroepen die voorheen hun ideologische tegenstanders waren.
Beschikt u over informatie dat IS-veteranen (waaronder IS-commandanten) samenwerken met de Turkse inlichtingendienst (MIT)?
Het kabinet beschikt niet over deze informatie.
Kunt u aangeven of op de lijst met 40 IS-veteranen ook personen staan met de Nederlandse nationaliteit?
Op de lijst staan voor zover bekend geen personen met de Nederlandse nationaliteit.
Bestaat volgens u het risico dat Turkije bij het creëren van een nieuwe «bufferzone» in Noord-Syrië opnieuw gebruik zal maken van IS-veteranen? Zo nee, waarom niet?
Turkije werkt samen met de VS aan het creëren van een veilige zone aan de Turks-Syrische grens. Volgens Turkije en de VS zullen hierbij alleen Turkse en Amerikaanse militairen worden ingezet. Hiertoe is inmiddels in de Turkse stad Şanlıurfa een begin gemaakt met het opzetten van een Turks-Amerikaans Joint Operations Center.
Heeft Nederland in het kader van het totaal mislukte programma voor non-lethal assistance (NLA) direct of indirect materiële dan wel financiële steun verleend aan één of meer van de IS-veteranen van de lijst?
Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over de groepen die al-dan-niet NLA-steun hebben ontvangen van Nederland. Een overzicht van de groepen die steun hebben ontvangen is de Kamer vertrouwelijk toegegaan. De gesteunde groepen boden weerstand tegen extremistische en terroristische bewegingen zoals ISIS.
Bent u nog steeds van mening dat het NLA-programma van onschatbare waarde is geweest voor de Nederlandse inlichtingenpositie? Zo ja, kunt u dan op basis van die kennelijk geweldige Nederlandse inlichtingenpositie aangeven of en in welke mate Turkije op Syrische grondgebied samenwerkt of heeft samengewerkt met (voormalige) IS-strijders?
Het NLA-programma had als doel de gematigde gewapende oppositie te ondersteunen als alternatief voor extremistische groepen en het regime en de burgers in het gebied te beschermen (zie antwoord 164, Kamerstuk 32 623, nr. 229). Informatie verkregen van de groepen was relevant voor het veiligheidsbeleid van Nederland en dat van onze bondgenoten (zoals ook gesteld in antwoord 65, Kamerstuk 32 623, nr. 229 en antwoord 17, Kamerstuk 32 623, nr. 247).
Bent u bereid om binnen de NAVO te pleiten voor een onderzoek naar de samenwerking van Turkije met IS-veteranen?
Neen, Turkije is en blijft een belangrijke partner in de strijd tegen ISIS, waaronder als lid van de anti-ISIS coalitie. Turkije heeft zelf ernstig te lijden gehad onder terrorisme van ISIS en treedt hier tegen op.
Bent u bereid uw standpunt dat Turkije lid moet blijven van de NAVO, te herzien als onomstotelijk vast komt te staan dat Turkije samenwerkt met (voormalige) IS-strijders? Zo nee, waarom niet?
Turkije is en blijft een belangrijke NAVO-partner in een moeilijke, onrustige regio. Daarmee is NAVO-lidmaatschap van Turkije in het belang van de Nederlandse en Europese veiligheid. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Wilt u iedere vraag afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De militarisering van Europa’s Afrikabeleid |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Europa’s Afrikabeleid militariseert»?1
Ja.
Herkent u zich in de constatering dat uit allerlei onderzoeken blijkt dat Europese militaire en beveiligingsbedrijven de afgelopen tien jaar een dwingende en bepalende rol hebben gespeeld in de vormgeving van de Europese migratiepolitiek? Zo nee, waarom niet?
Het beeld dat Europese militaire en beveiligingsbedrijven, onder andere via de European Organisation for Security, een dwingende en bepalende rol hebben gespeeld bij het vormgeven van het Europese migratiebeleid wordt door het kabinet niet herkend.
De EU en haar lidstaten zetten zich in om effectief, veilig en humanitair migratiebeleid te ontwikkelen. Voor Nederland is veiligheid een integraal onderdeel van het migratiebeleid, zie de Kamerbrief «integrale migratieagenda» (Kamerstuk 19 637 nr. 2375). In het kader van de beleidsvorming zijn er contacten met een veelheid aan niet-gouvernementele organisaties, nationaal en internationaal. Het merendeel van deze organisaties, zo niet allemaal, heeft tevens contacten met uw Kamer en spant zich in voor met name een humanitair beleid. Bij het opstellen van het Nederlandse migratiebeleid, inclusief de integrale aanpak, en het bepalen van het Nederlands standpunt in de EU, zijn geen private militaire of beveiligingsbedrijven betrokken.
Nederland en andere lidstaten zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van het migratiebeleid, waaronder bewaking van de buitengrenzen. In operaties van Frontex kan eventueel beroep worden gedaan op de diensten van private partijen ter ondersteuning van deze uitvoering, bijvoorbeeld door het inzetten van een vliegtuig ter ondersteuning van grenssurveillance. Deze inzet vindt altijd plaats onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende lidstaat.
Wat is uw reactie op de constatering dat militaire en beveiligingsbedrijven niet alleen de middelen voor grensbewaking hebben geleverd, maar ook nauw betrokken zijn bij het opstellen van het Europese beleid ten opzichte van migratie, onder andere via de European Organisation for Security (EOS), een lobbygroep voor de grootste wapenfabrikanten in Europa?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een inschatting geven van de toename van drone surveillance boven de Middellandse Zee de afgelopen jaren en de afname van de maritieme capaciteit om mensen op zee te redden? Kan gesteld worden dat drones de inzet van schepen in enige mate vervangen?
De investeringen in grensbewakingsmiddelen, waaronder Unmanned Aerial Systems (UAS), door de EU zijn toegenomen. UAS worden voornamelijk ingezet voor Intelligence, Surveillance & Reconnaissance (ISR)-taken met als doel om onder andere mensensmokkelnetwerken in kaart te brengen. In het geval van operatie EUNAVFORMED Sophia is bijvoorbeeld, als gevolg van de verminderde maritieme presentie, het belang van UAS voor de instandhouding van de informatiepositie toegenomen. Echter, door de grote verschillen in de taakstelling van UAS en schepen kan niet worden gesteld dat UAS de inzet van schepen ten behoeve van Sophia kunnen vervangen. Er is dan ook geen direct causaal verband vast te stellen tussen de toename van het gebruik van drones en de afname van de maritieme capaciteit.
Herkent u het beeld dat wapenbedrijven erin zijn geslaagd migratie als een veiligheidsprobleem voor te stellen in plaats van een mensenrechtenkwestie?
Nee, het kabinet herkent dit beeld niet. Onder verwijzing naar de Integrale Migratieagenda van 29 maart 2018 merkt het kabinet op dat mensenrechten en veiligheid beide belangrijke aspecten zijn van het migratievraagstuk en onderdeel vormen van het Nederlandse en Europese migratiebeleid. Zoals vermeld in de beantwoording van vraag 2 en 3 zijn wapenbedrijven geenszins betrokken bij de totstandkoming van het migratiebeleid.
Voorts wijst het kabinet u erop dat de term veiligheid in het Nederlandse en Europese migratiebeleid niet alleen veiligheid van grenzen en nationale veiligheid behelst, maar ook in belangrijke mate betrekking heeft op de veiligheid van vluchtelingen en andere migranten. Zo zetten Nederland en de EU zich in voor het voorkomen en tegengaan van verdrinkingen, mensensmokkel en mensenhandel. Daarnaast strekt de term veiligheid zich ook uit naar de aanpak van grondoorzaken van irreguliere migratie, waarbij tal van verschillende instrumenten worden ingezet om instabiliteit en conflict in landen van herkomst te voorkomen.
Hoe beoordeelt u de constatering dat militaire en beveiligingsbedrijven die verdienen aan de verkoop van beveiligingstechnologie ook actief zijn in de oorlogen die verantwoordelijk zijn voor veel van de vluchtelingen, waardoor de industrie profiteert van twee kanten van de tragedie? Wat vindt u hiervan?
Het ligt voor de hand dat beveiligingsbedrijven voornamelijk worden ingeschakeld in minder veilige gebieden, en dat onverantwoorde leveranties van militaire goederen een negatieve impact kunnen hebben op de veiligheid en stabiliteit in landen.
Om dit laatste te voorkomen kent Nederland een restrictief wapenexportbeleid, dat er op toe ziet dat vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen aan een zorgvuldige toetsingsprocedure worden onderworpen. Het kabinet toetst dit soort vergunningaanvragen aan de acht criteria van het Europees Gemeenschappelijk Standpunt (EUGS) inzake wapenexport. Conform criterium 3 verleent het kabinet geen uitvoervergunning als het risico bestaat dat desbetreffende goederen bijdragen aan het uitlokken, verlengen of verergeren van gewapende conflicten of bestaande spanningen in het land van eindbestemming. Verder bestaat de toetsing uit een grondige analyse van onder meer de mogelijke effecten van de goederen op de mensenrechtensituatie (criterium 2) en op de regionale stabiliteit (criterium 4). Als de toetsing uitwijst dat er een duidelijk risico bestaat dat de beoogde uitvoer een negatieve uitwerking heeft op bovengenoemde onderwerpen, wordt de vergunningaanvraag geweigerd.
Nederland bepleit in verschillende fora dat andere Europese landen een even restrictief wapenexportbeleid hanteren, maar kan dit niet afdwingen omdat het afgeven van exportvergunningen voor militaire goederen een nationale bevoegdheid is.
Kunt u aangaande migratie vanuit Afrika aangeven hoeveel Nederland sinds 2015 heeft uitgegeven, al dan niet via de Europese Unie (EU), aan de in het artikel genoemde en andere (particuliere) beveiligingsbedrijven?
Zowel Nederland als de EU verstrekken geen rechtstreekse ondersteuning aan (particuliere) beveiligingsbedrijven gerelateerd aan migratie vanuit Afrika. Het komt wel voor dat bij de implementatie van migratieprogramma’s voor specifieke doeleinden gebruik wordt gemaakt van (particuliere) beveiligingsbedrijven. Daarbij gaat het om inzet ter beveiliging van het betrokken EU-personeel, voor de aanschaf van materieel en het verzorgen van trainingen.
Kunt u bevestigen dat ondanks de inzet van vele duizenden militairen in Mali de veiligheidssituatie in dat land ernstig is verslechterd? Zo nee, waarom niet?
De VN-missie in Mali (MINUSMA) is voornamelijk ingericht om, samen met de ondertekenaars van het vredesakkoord uit 2015, de vrede in Noord-Mali te bestendigen. Hier ligt dan ook het zwaartepunt van de MINUSMA-troepenmacht. In de afgelopen jaren heeft MINUSMA bijgedragen aan de afname van conflicten tussen gewapende groepen in het noorden van Mali. Ook is de stabiliteit in dat deel van het land verbeterd. Tegelijkertijd is duidelijk dat de uitvoering van het vredesakkoord in een hoger tempo moet plaatsvinden. Bovendien is in andere delen van het land, met name in Centraal-Mali, sprake van toenemende onveiligheid en instabiliteit. Gezien de veranderende veiligheidssituatie heeft MINUSMA inmiddels haar aanwezigheid uitgebreid naar het centrum van het land. De stabiliserende rol van de missie blijft essentieel om duurzame vrede en stabiliteit in Mali te bereiken.
Een uitgebreide analyse van de verslechterende veiligheidssituatie in het centrum van Mali is uw Kamer op 14 mei jl. toegegaan (Referentie 2019D18857).
Hoe belangrijk was het argument om te voorkomen dat terroristen naar Europa zouden reizen voor Nederland, zoals de premier in 2017 stelde, om deel te nemen aan de VN-missie in Mali?
In de artikel-100 brief «Nederlandse bijdrage aan MINUSMA in 2019 en veiligheidsinzet in de Sahel 2019 tot en met 2021» zijn de Nederlandse gronden voor deelname aan MINUSMA uiteengezet. Daarin beschrijft het kabinet, dat, zoals geschetst in de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS), de Defensienota, de nota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) en verschillende Kamerbrieven, het kabinet inzet op een internationale aanpak voor de veiligheid van Nederland. Deze inzet blijft zich primair richten op instabiele regio’s rondom Europa en vooral daar waar de Nederlandse veiligheid en belangen in het geding zijn.
De Sahel is zo’n instabiele regio in de nabijheid van Europa. De demografische trend (verdriedubbeling van de bevolking tot 2050) in combinatie met een gebrek aan sociaaleconomische perspectieven en klimaatvraagstukken is een katalysator voor instabiliteit. Bovendien vormt Mali een kruispunt van smokkelroutes, waarvan terroristische groeperingen, criminele organisaties en gewapende groepen gebruik maken voor de smokkel van wapens, drugs en mensen. Een gebrek aan staatsgezag en basisvoorzieningen voor de bevolking vormen een voedingsbodem voor radicalisering.
Het besluit tot Nederlandse deelname aan de VN-vredesmissie in 2013 diende verscheidene Nederlandse belangen, waarvan een de zojuist genoemde Nederlandse inzet op vrede en stabiliteit betrof. Door een bijdrage te leveren aan MINUSMA wilde Nederland bijdragen aan de bevordering van stabiliteit in Mali en aan het tegengaan van terrorisme en geweld. Instabiliteit in Mali werkt namelijk (internationaal) terrorisme in de hand en heeft niet alleen een destabiliserend effect op Mali, maar op de gehele fragiele regio aan de zuidgrens van Europa.
De Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel blijft er ook de komende jaren op gericht om terrorisme tegen te gaan en de grondoorzaken van instabiliteit, en de daaruit voorkomende irreguliere migratie, weg te nemen.
Welk bewijs heeft u dat de VN-missie eraan heeft bijgedragen dat terroristen niet naar Europa konden reizen? Kunt u concrete voorbeelden hiervan noemen?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht dat president Macron namens de EU 15 miljard Euro aanbiedt aan Iran |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat president Macron (Frankrijk) namens de Europese Unie (EU) of namens EU-landen een bedrag van 15 miljard euro aanbiedt aan het islamitische terreurbewind van Iran?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een dergelijk knotsgek aanbod is gedaan of op stapel staat? Zo ja, kunt u garanderen dat geen cent van de Nederlandse belastingbetaler direct of indirect aan dergelijke verkwisting zal worden bijgedragen?
In tegenstelling tot bovengenoemde berichtgeving heeft president Macron geen Europees geld toegezegd aan Iran. De Franse president kan zonder voorafgaande instemming sowieso geen fondsen namens Nederland en/of de EU(-Lidstaten) aanbieden; alleen namens Frankrijk. Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland – de Europese ondertekenaars van het nucleaire akkoord – trachten wel middels economische maatregelen het nucleaire akkoord overeind te houden. Nederland steunt de zogeheten E3 hierin.
Wilt u zich met hand en tand verzetten tegen iedere subsidie of lening voor Iran?
Nederland verleent momenteel geen subsidies aan de Iraanse overheid. Mocht er in de toekomst sprake zijn van voorstellen voor subsidies of leningen voor Iran zullen die op dat moment op hun merites beoordeeld worden.
Sancties tegen bedrijven die gelieerd zijn aan het militaire regime in Myanmar |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «VN wil sancties tegen bedrijven uit Myanmar, ook Shell betrokken»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de oproep van de VN-missie van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten in Myanmar om sancties in te stellen tegen bedrijven die gelieerd zijn aan het militaire regime in Myanmar? Welke rol ziet u hierin voor Nederland weggelegd?
De regering verwelkomt het werk van de VN Fact Finding Mission van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten (hierna: FFM) als een essentieel element van de internationale respons op de ernstige mensenrechtenschendingen in Rakhine State.
In haar recente rapport doet de VN Fact Finding Mission een aantal aanbevelingen om de invloed van het Myanmarese leger in te perken, waaronder de oproep om gerichte sancties in te stellen tegen bedrijven die gelieerd zijn aan het Myanmarese leger. De aanbevelingen van het rapport zullen zorgvuldig worden bestudeerd en in internationaal verband worden besproken.
Nederland heeft zowel in de VN Veiligheidsraad als in EU-kader ervoor gepleit dat betrokkenen bij mensenrechtenschendingen in Myanmar ter verantwoording worden geroepen en zal dit blijven doen. Zoals in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 17 juni jl. aan uw Kamer gemeld, heeft Minister Blok de situatie in Myanmar daar opnieuw opgebracht, zorgen uitgesproken over de voortdurende mensenrechtenschendingen en opgeroepen tot gerichte sancties tegen de verantwoordelijken voor de mensenrechtenschendingen. Nederland is geen voorstander van bredere sancties, omdat deze negatieve gevolgen kunnen hebben voor de gehele bevolking van Myanmar, zoals Minister Blok ook heeft aangegeven tijdens het 30 leden debat op 17 april jl. Het kabinet zal tevens in EU-kader aandacht vragen voor dit nieuwe FFM-rapport en bepleiten dat nader onderzocht wordt welke mogelijkheden er zijn voor gerichte sancties als reactie op de ernstige mensenrechtenschendingen in Myanmar, op een manier die geen schade doet aan de bredere bevolking en de democratische transitie.
Kunt u een overzicht geven van Nederlandse bedrijven die, al dan niet indirect zoals in het geval van Shell, in verband kunnen worden gebracht met bovenstaande? Zo nee, waarom niet?
Bedrijven zijn niet verplicht om bij de Nederlandse overheid te melden in welk land en met welke partijen zij zakendoen. De regering houdt hier dan ook geen overzicht van bij.
Het rapport noemt tevens een groot aantal bedrijven dat onder directe controle staat van het leger van Myanmar of dat rechtstreeks zakendoet met het leger. Daaronder zijn geen Nederlandse bedrijven. Onder de bedrijven die wel worden genoemd, is een aantal bedrijven met brede vertakkingen binnen de economie van Myanmar, zowel direct als via dochterondernemingen en joint ventures. Ook hierdoor is het onmogelijk om een volledig overzicht te geven van indirecte banden die bestaan tussen Nederlandse bedrijven en de bedrijven op de FMM-lijst.
Indien signalen worden ontvangen over mogelijke betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij mensenrechtenschendingen, wordt er naar deze signalen gekeken en worden de zorgen met het bedrijf in kwestie besproken.
Kunt u toelichten of, en zo ja om welke redenen, de betrokkenheid van Shell bij Max Energy Myanmar indruist tegen de uitgangspunten van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de in het artikel opgetekende kwalificatie van Shell dat het hier om een complexe en gevoelige kwestie gaat.
Ten aanzien van de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen), en overigens ook de UN Guiding Principles on Business and Human Rights, kan worden gesteld dat het kabinet van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij deze onderschrijven en naleven bij het uitvoeren van hun internationale activiteiten. Conform deze richtlijnen dienen bedrijven risico’s op negatieve gevolgen van hun activiteiten, producten of diensten in kaart te brengen, te voorkomen of mitigeren en rekenschap af te leggen over dit proces. Dit geldt zowel voor de eigen activiteiten, producten of diensten, als voor die in de waardeketen. Met name bedrijven die zakendoen in conflictgebieden dienen zeer waakzaam te zijn.
Shell is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop het bedrijf de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles implementeert. Dat geldt ook voor de samenwerking met Max Energy Myanmar. Deze samenwerking is in 2017 publiekelijk aangekondigd en als zodanig algemeen bekend. De relatie die in het FFM-rapport wordt gelegd tussen donaties van bedrijven in Myanmar aan het leger in de periode tijdens en direct na het geweld in Rakhine en de militaire operaties die hebben geleid tot de ernstige mensenrechtenschendingen tegen de Rohingya-bevolking is niet eerder gelegd.
Het ministerie is in contact met Shell over deze kwestie en zal mede aan de hand van het FFM-rapport Myanmarese en Nederlandse bedrijven nogmaals wijzen op het belang van voorzorgsmaatregelen om indirecte betrokkenheid bij of bijdragen aan mensenrechtenschendingen in Myanmar te voorkomen.
Welke stappen vindt u dat Shell moet ondernemen nu klip en klaar is dat Max Energy Myanmar betrokken is bij de bouw van de omstreden grensmuur?
Zie antwoord vraag 4.
Is bij de Nederlandse overheid bekend dat Shell zaken deed en doet met Max Energy Myanmar? Zo ja, was ook reeds bekend dat Max Energy Myanmar betrokken was bij de bouw van de omstreden grensmuur?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u uitsluiten dat er Nederlands geld, al dan niet in de vorm van leningen, via Shell naar Max Energy Myanmar is gegaan of gaat? Zo nee, waarom niet?
Ja, er is geen financiële betrokkenheid van de Nederlandse overheid.
Hoe duidt u de in het artikel opgetekende kwalificatie van Shell dat het hier om een «complexe en gevoelige kwestie» gaat, maar dat deze kwalificatie ogenschijnlijk geen aanleiding voor het bedrijf is om het contract te herzien? Bent u bereid hierover met Shell in gesprek te gaan? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Strijdsters voor vrouwenrechten in Afghanistan die steeds verder in het nauw komen |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Constant bang voor de Taliban»?1
Ja.
Deelt u de zorgen dat strijdsters voor vrouwenrechten in Afghanistan steeds verder in het nauw komen? Kunt u een toelichting geven?
Ja. De positie van vrouwen in Afghanistan is sinds de val van het Talibanregime in algemene zin verbeterd. Desondanks vormen vrouwen die strijden voor vrouwenrechten, vaak het doelwit van extremistische ideologieën die burgerrechten van en vrijheden voor vrouwen willen inperken.
Heeft de Minister-President tijdens het recente bezoek aan president Trump gesproken over de vredesonderhandelingen in Afghanistan? Kunt u een toelichting geven?
Tijdens het bezoek van de Minister-President aan president Trump zijn de vredesonderhandelingen in Afghanistan niet besproken.
Bent u bereid om de zorgen over het naleven van vrouwenrechten na terugtrekking van de troepen van de Verenigde Staten en NAVO uit Afghanistan onder de aandacht te brengen van uw Amerikaanse ambtsgenoot? Kunt u een toelichting geven?
Ja. Het kabinet benadrukt in contacten met alle internationale partners, waaronder de Verenigde Staten, dat het Afghaanse vredesproces moet leiden tot een uitkomst waarbij de mensenrechten van alle burgers, inclusief vrouwen en minderheden, worden beschermd. De Amerikaanse Special Representative for Afghanistan Reconciliation Zalmay Khalilzad benadrukt expliciet de noodzaak van betrokkenheid van onder meer vrouwen en vertegenwoordigers van het maatschappelijk midden in een inclusieve intra-Afghaanse dialoog.
Op welke wijze draagt u bij aan de verbetering van vrouwenrechten in Afghanistan? Welke mogelijkheden ziet u om dit aan te scherpen?
Gendergelijkheid is een dwarsdoorsnijdend thema in de door Nederland gefinancierde programma’s in Afghanistan, om zo breed mogelijk bij te dragen aan de verbetering van vrouwenrechten in Afghanistan. Nederland steunt bijvoorbeeld de implementatie van het Nationaal Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid van Afghanistan door capaciteitsversterking van maatschappelijke organisaties en lokale besluitvormers. Met een ander programma levert Nederland een bijdrage aan het verbeteren van de toegang van vrouwen tot de rechtspraak. Ook wordt expliciet aandacht besteed aan de rol van vrouwen in de Afghaanse veiligheidssector via multilaterale fondsen zoals het Afghan National Army Trust Fund (ANA TF) en het Law and Order Trust Fund Afghanistan (LOTFA), waar Nederland meerjarige bijdragen aan levert. Ook op andere manieren brengt Nederland het belang van gendergelijkheid en de verbetering van vrouwenrechten in Afghanistan regelmatig onder de aandacht. Zo faciliteert de Nederlandse ambassade in Kaboel bijeenkomsten voor vrouwenrechtenverdedigers en wordt voortdurend het belang van een inclusief vredesproces benadrukt. De ambassade onderzoekt actief de mogelijkheden om binnen bestaande budgettaire kaders nieuwe programma’s te identificeren die bijdragen aan de verbetering van vrouwenrechten in Afghanistan.
Het hoge aantal burgerslachtoffers van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het recent verschenen onderzoek «Monitoring Explosive Violence in 2018» van de Britse niet-gouvernementele organisatie (NGO) Action on Armed Violence?1
Ja.
Bent u het eens dat het zeer zorgwekkend is dat in 2018 90% van de slachtoffers van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden burgers waren en dat burgers hiertegen moeten worden beschermd? Zo ja, bent u bereid om actie te ondernemen? Zo ja, welke stappen zult u nemen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het humanitair oorlogsrecht vereist dat bij het plannen en uitvoeren van militaire operaties alle mogelijke voorzorgsmaatregelen worden genomen om de burgerbevolking zo veel mogelijk te beschermen. In lijn met het proportionaliteitsbeginsel mag een militaire aanval geen doorgang vinden indien de te verwachten nevenschade onder burgers en burgerobjecten excessief is in verhouding tot het te verwachten militair voordeel. Fundamentele principes van het oorlogsrecht zijn ook benoemd in verscheidene wapenbeheersingsverdragen, waaronder het Clustermunitieverdrag (CCM), het Ottawaverdrag (APMBC) en het Conventionele Wapenverdrag (CCW). Nederland is partij bij al deze verdragen en streeft er naar dat alle staten hierbij partij worden. Ook spreekt Nederland landen in bilateraal verband aan op hun verplichtingen onder het oorlogsrecht wanneer zij deze niet nakomen.
De Nederlandse krijgsmacht ziet erop toe dat Nederlandse militairen bekend zijn met de bepalingen van het humanitair oorlogsrecht en deze eerbiedigen in de uitvoering van militaire operaties. Militairen worden tijdens hun opleiding daarnaast fysiek getraind op het opereren in stedelijk gebied en op het voorkomen van nevenschade in dergelijke omgevingen.
Volgens het rapport is de meerderheid van de door Action on Armed Violence vastgelegde burgerslachtoffers (10.716 burgers) omgekomen als gevolg van het gebruik van explosieve wapens door niet-statelijke actoren zoals ISIS en de Taliban. Het kabinet zet zich er (mede) daarom voor in dat dergelijke actoren niet kunnen beschikken over dergelijke wapens noch over andere militaire goederen. Deze inzet uit zich onder meer in het versterken van internationale wapenbeheersingsverdragen en -fora, waarbij het kabinet pleit voor bepalingen die het verstrekken van militaire goederen aan niet-statelijke actoren zoals terroristen ontmoedigt en verbiedt. Daarnaast ziet het strikte Nederlandse wapenexportcontrolebeleid erop toe dat uit Nederland afkomstige militaire goederen niet aan deze actoren geleverd mogen worden.
Bovengenoemde inzet t.a.v. explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden is erop gericht om het gebruik van dergelijke wapens te voorkomen. Tegelijkertijd financiert Nederland activiteiten die erop gericht zijn om explosieve oorlogsresten in stedelijke gebieden te ruimen indien blijkt dat deze wel zijn ingezet. Deze activiteiten worden uitgevoerd door partnerorganisaties in het kader van het Mine Action and Cluster Munition Programme (MACM) dat loopt van 2016–2020 en vinden plaats in zwaar getroffen gebieden zoals Libië, Jemen en Irak. Door deze activiteiten worden burgers beschermd tegen de gevaren van explosieve oorlogsresten. Nederland blijft groot voorstander van het financieren van deze meerjarige activiteiten en spoort in internationaal verband andere landen aan om dat ook te doen.
Is het u bekend dat uit vergelijkbare rapporten bleek dat ook in de afgelopen jaren (2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017) 9 op de 10 slachtoffers van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden burgers waren? Kunt u toelichten wat er de afgelopen jaren op internationaal niveau is ondernomen om het aantal burgerslachtoffers van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden te laten afnemen? Kunt u toelichten waarom deze inspanningen niet hebben geleid tot een afname van het aantal burgerslachtoffers van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden?
Ja. Nederland zet zich structureel in voor de eerbiediging van het humanitair oorlogsrecht en de daarin opgenomen beginselen van proportionaliteit en voorzorg. Het gedrag van een aantal partijen – zowel statelijke als niet-statelijke actoren – toont helaas aan dat deze beginselen met wisselende standvastigheid worden nageleefd. Het kabinet acht het van belang dat beweerdelijke schendingen van het humanitair oorlogsrecht worden onderzocht en zo nodig vervolgd.
Bent u bekend met de herhaaldelijke oproep van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties aan lidstaten om het gebruik van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden te vermijden? Zo ja, wat heeft Nederland gedaan om deze oproep onder de aandacht te brengen?
Ja. Nederland steunt de Ontwapeningsagenda van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties waarin de zorgen omtrent het gebruik van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden uitgebreid worden aangekaart. Daarnaast heeft Nederland bij verschillende gelegenheden zijn zorgen uitgesproken over het gebruik van dergelijke wapens en andere actoren – zowel landen als niet-statelijke actoren – opgeroepen om het humanitair oorlogsrecht te eerbiedigen. Nederland deed dit o.a. tijdens de Eerste Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de jaarlijkse bijeenkomsten van statenpartijen bij het Conventionele Wapenverdrag (CCW), het Clustermunitieverdrag (CCM) en het Ottawaverdrag (APMBC). Nederland zal deze boodschap dit jaar bij deze gelegenheden herhalen.
Zal Nederland deelnemen aan een door Oostenrijk georganiseerde conferentie over explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden op 1 en 2 oktober? Zo ja, wat wordt de inzet van Nederland tijdens deze conferentie? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Ja. Nederland zal daar, conform de bestaande inzet zoals omschreven in de beantwoording van vragen twee, drie en vier, het grote aantal burgerslachtoffers als gevolg van het gebruik van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden aan de kaak stellen en andere landen oproepen om te allen tijde te handelen in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht. Daarnaast zal Nederland andere landen oproepen om zich in te zetten voor het beschermen van burgers tegen explosieve oorlogsresten, bijvoorbeeld met behulp van ruimingsprogramma’s zoals gefinancierd door het Nederlandse Mine Action and Cluster Munition Programme.
Het bericht dat de staatssecretaris meer openheid wil bij Defensie. |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Staatssecretaris Barbara Visser wil meer openheid bij Defensie: «We moeten fouten toegeven»»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom u nu pas het belang van meer openheid inziet? Betekent dit dat de beloften tot meer openheid tot op heden loze beloften waren? Zo nee, waarom niet?
De openheid die Defensie toepast, bijvoorbeeld door het zo goed en zo veel mogelijk communiceren over voorvallen, is een essentiële voorwaarde om te kunnen leren van fouten. Dit helpt ons om veiliger te werken en om het vertrouwen in onze organisatie te verhogen. In een organisatie met 60.000 mensen is het niet uit te sluiten dat er fouten worden gemaakt, maar door ervan te leren wil Defensie de kans op dezelfde fouten in de toekomst minimaliseren.
Bent u nu wel bereid om vraag 4 van mijn schriftelijke vragen (2019Z12432) volledig te beantwoorden, zodat burgers en militairen eindelijk duidelijkheid krijgen over onder andere de wantoestanden binnen Defensie en de geldverspilling aan Europese Defensiesamenwerking? Zo nee, waarom niet?
De genoemde vragen in die vraag zijn eerder beantwoord. Ik zie geen reden om de antwoorden aan te passen.
Is de volgende stap in uw bewustwordingsproces dat u de krijgsmacht gaat inzetten voor grensbewaking, defensieslachtoffers ruimhartig gaat schadeloosstellen, de rotte appels gaat bestraffen en gaat stoppen met de afkoop van Turkse dienstplicht en diversiteitsgedram? Zo nee, waarom niet?
Over deze onderwerpen zijn in eerdere brieven reeds vragen beantwoord (zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3546 en Kamerstukken 35 210 X, nr. 5, 34 919, nr. 7, 35 200 X, nr. 7, 35 000 X, nr. 142, 35 200 X, nr. 6). Ik zie geen reden om de antwoorden aan te passen.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Vervangende onderzeeboten |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat het hoofd van de Engelse Royal Navy alarm slaat om meer te investeren in onderzeeboottechnologie?1
Ja.
Deelt u de mening dat de Nederlandse werkgelegenheid en de veiligheid van defensiepersoneel zwaarwegende factoren zijn bij de aanschaf van vervangende onderzeeboten? Zo nee, waarom niet?
Defensie neemt de veiligheid en gezondheid van haar medewerkers serieus. Bij de verwerving van materieel moet Defensie voldoen aan wet- en regelgeving, inclusief vereisten op het gebied van gezondheid en veiligheid. Daartoe stelt Defensie eisen aan al het materieel, of dit nu in Nederland wordt aangeschaft of in het buitenland.
Bij de aanschaf van materieel is het uitgangspunt dat we het beste product voor de beste prijs willen verwerven, met een zo groot mogelijke betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven. In de Defensie Industrie Strategie (DIS), die de Kamer in november 2018 heeft ontvangen (Kamerstuk 31 125, nr. 92), is uiteengezet welke kennis, technologie en industriële capaciteiten Nederland in huis moet hebben voor de borging van het nationale veiligheidsbelang.
Deelt u de mening dat de Nederlandse werkgelegenheid en de veiligheid van defensiepersoneel de afgelopen decennia ernstig zijn verwaarloosd door de aanschaf van onveilig buitenlands materiaal? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals bekend zijn de Nederlandse defensie-uitgaven na het einde van de Koude Oorlog afgenomen. Dit heeft logischerwijs ook gevolgen gehad voor de Nederlandse defensie-industrie. Als gevolg van de veranderingen in de veiligheidssituatie nemen de defensie-uitgaven sinds enkele jaren weer toe. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om de vervangende onderzeeboten door Saab-Damen te laten leveren, vanwege het belang van de Nederlandse werkgelegenheid en het feit dat de Nederlandse en Zweedse maritieme industrie internationaal worden geprezen vanwege hun betrouwbaarheid en effectiviteit? Zo nee, waarom niet?
De behoefte aan vervanging van de Walrus-klasse onderzeeboten is beschreven in de A-brief van 17 juni 2016. Deze brief is met de Kamer besproken tijdens het algemeen overleg van 4 juli 2017 (Kamerstukken 34 225, nrs. 13 en 22). Ten behoeve van de onderzeebootvervanging heeft Defensie informatie ontvangen van vier geselecteerde buitenlandse werven, waaronder het Zweedse Saab Kockums dat voor de bouw van onderzeeboten een partnerschap is aangegaan met Damen. Zoals gemeld in de brief van 24 april jl. (Kamerstuk 34 225, nr. 23) zal de Kamer in de B-brief worden geïnformeerd over besluiten voor het vervolg van dit vervangingsproject, waaronder de verwervingsstrategie.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.