Het bericht dat Syrische vluchtelingen die christen zijn geweigerd worden in VN-opvangkampen |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van CBN News waarin gemeld wordt dat christelijke vluchtelingen uit Syrië geweigerd worden in VN-opvangkampen in Jordanië?1
Ja.
Kunt u op basis van eigen informatie al dan niet bevestigen of deze signalen dat christelijke vluchtelingen geweigerd worden geloofwaardig zijn?
Het kabinet heeft geen informatie dat christelijke vluchtelingen geweigerd worden in de VN-vluchtelingenkampen in Jordanië. Daarnaast merkt het kabinet op dat de VN-Vluchtelingenorganisatie (UNHCR) de hoeder van het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951 is. In het VN-Vluchtelingenverdrag wordt in artikel 3 expliciet het principe van non-discriminatie genoemd, ook op basis van religie.
Bent u bereid bij de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN (UNHCR) opheldering te vragen over deze berichten? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is doorlopend met UNHCR, het VN-bureau voor de coördinatie van humanitaire zaken (OCHA), betrokken NGO’s en lokale autoriteiten in landen als Jordanië en Irak in gesprek over vluchtelingenopvang in het Midden-Oosten en wereldwijd en stelt in deze gesprekken het belang van een humane opvang voor alle vluchtelingen, ongeacht religieuze achtergrond, voorop.
Kent u berichten uit andere landen in het Midden-Oosten over christelijke vluchtelingen die geen toegang krijgen tot opvangkampen of daar niet veilig zijn? Wat weet u over de situatie van christelijke vluchtelingen bijvoorbeeld in Irak?
Naast christelijke vluchtelingen bevinden zich ook christelijke ontheemden in Irak. In de Koerdische Autonome Regio in Irak, het gebied waar de meeste ontheemden en vluchtelingen worden opgevangen, is een relatief grote vrijheid van religie.
Het kabinet heeft geen indicatie dat Syrische vluchtelingen of ontheemden in Irak de toegang tot kampen wordt ontzegd of dat zij anderszins worden benadeeld ten opzichte van andere groepen. Over het algemeen geldt dat ontheemde christenen relatief snel worden opgenomen in lokale christelijke gemeenschappen, een alternatief dat volgens UNHCR de voorkeur geniet ten opzichte van opvangkampen. De twee in Erbil voor christenen aangewezen opvangkampen zijn momenteel verlaten.
Deelt u de mening dat het belangrijk is om zeker te stellen dat christelijke vluchtelingen uit Syrië dezelfde opvang krijgen als moslims? Deelt u ook de mening dat er onderzoek nodig is om na te gaan of christelijke vluchtelingen inderdaad wel dezelfde opvang krijgen als niet-christenen en of zij daarin veilig zijn?
Het kabinet staat voor een gedegen vluchtelingenopvang en een toekomstperspectief voor alle Syrische vluchtelingen in de regio, zonder onderscheid in religieuze achtergrond. Als actieve donor in het Midden-Oosten met humanitaire programma’s en ontwikkelingssamenwerkingsprojecten die gericht zijn op de noden van vluchtelingen en gastgemeenschappen monitort het kabinet de gelijke behandeling actief. UNHCR neemt de religieuze achtergrond van vluchtelingen wel expliciet mee in haar veiligheidsoverwegingen. Deze overwegingen of «protection concerns» zijn onderdeel van de reguliere overleggen tussen UNHCR en internationale donoren. In Jordanië heeft het kabinet geen aanwijzingen van structurele discriminatie van christelijke Syrische vluchtelingen, maar het kabinet zal, in samenspraak met UNHCR en andere donoren, de situatie nauwgezet blijven volgen.
Bent u bereid bij de VN aan te dringen op een dergelijk onderzoek?
Het kabinet gaat uit van het principe van gelijke behandeling van alle mensen in nood en neemt dit constant mee in haar gesprekken met betrokken partijen, inclusief UNHCR en lokale autoriteiten. Op dit moment zijn er geen incidenten bekend die vragen om een dieper onderzoek naar structurele discriminatie.
Bent u van mening dat er aparte opvangkampen moeten komen voor religieuze minderheden om hun veiligheid beter te kunnen garanderen? Zo nee, hoe denkt u dat hun veiligheid in de bestaande kampen verzekerd kan worden?
Als beheerders van de opvangkampen in Jordanië zijn UNHCR en de Jordaanse autoriteiten direct verantwoordelijk voor de veiligheid binnen de kampen. Beide partijen hebben zich gecommitteerd aan het principe van vrijheid van religie en gelijke behandeling van vluchtelingen. Aangezien het kabinet geen indicatie heeft van een structurele ongelijke behandeling van vluchtelingen in Jordanië is er geen aanleiding de wijze van vluchtelingenopvang drastisch te veranderen. Bovendien geven vluchtelingen, ongeacht hun religieuze achtergrond, over het algemeen aan dat hun voorkeur niet uitgaat naar aparte opvangkampen, uit vrees voor sociale spanningen en bijgevolg discriminatie en verminderde persoonlijke veiligheid. Via de algemene monitoringsmechanismes blijft het kabinet in samenspraak met andere internationale actoren de huidige veiligheidssituatie nauwgezet in de gaten houden.
Het bericht dat de vertegenwoordigers van SATL en BTV zijn opgestapt uit het overleg van de klankbordgroep Luchtvaartnota 2020-2050 |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Minister blokkeert overleg met omwonenden» en «Deze verklaring van SATL en BTV mocht niet worden gedeeld»?1 2
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat de vertegenwoordigers van de Samenwerkende Actiegroepen Tegen Laagvliegen (SATL) en Bewoners Tegen Vliegtuigoverlast (BTV) zijn opgestapt uit het overleg van de klankbordgroep Luchtvaartnota 2020–2050 van 26 november 2019?
Ja
Kent u de verklaring die zij in dit overleg wilden afgeven als evaluatie op het proces, maar die zij hier niet naar voren mochten brengen?3
SATL en BTV mochten hun verklaring wel toelichten maar niet integraal voorlezen tijdens de klankbordgroep van 26 november 2019. In een eerdere klankbordgroep was namelijk al een soortgelijke verklaring van SATL/BTV voorgelezen en integraal bij de notulen gevoegd. Tevens is aangeboden om de verklaring ook deze keer integraal toe te voegen aan de notulen, zodat de leden van de klankbordgroep er op deze manier kennis van konden nemen.
Kent u de volgende constatering van SATL en BTV: «We constateren dat het proces, hoe te komen tot een concept Luchtvaartnota een voorgekookt menu was»? Wat is daarop uw reactie?
De klankbordgroep van de Luchtvaartnota is ingericht om de belangen van alle betrokken partijen helder in beeld te brengen en hun argumentatie mee te kunnen nemen in de uiteindelijke politieke besluitvorming van de totstandkoming van de Luchtvaartnota. De leden van de klankbordgroep hebben een belangrijke bijdrage geleverd door op gezette tijden te reageren en inbreng te leveren in de discussie, waardoor een completer en evenwichtiger beeld is ontstaan van alle belangen die onderdeel zijn van de besluitvorming.
Wat is uw reactie op de stelling van SATL en BTV dat er op hoofdpunten geen enkele ruimte was voor hun inbreng?
Vanaf de start heeft participatie een belangrijk rol gespeeld in het vormgeven van de richting en inhoud van de Luchtvaartnota. Nadat SATL/BTV zich had afgesplitst van LBBL hebben zij op hun verzoek een aparte stoel in de klankbordgroep van de Luchtvaartnota gekregen. Daar hebben zij net als de andere leden hun inbreng kunnen leveren. Zie verder antwoord 3.
Wat is uw reactie op de stelling van SATL en BTV dat er, ondanks een actieve opstelling, weinig tot niets is gedaan met hun input en feedback onder andere over de ingebrachte expertise met betrekking tot vogelaanvaringen?
De inbreng van partijen is zo goed mogelijk meegenomen in de totstandkoming van de Luchtvaartnota.
Wat is uw reactie op de stelling van SATL en BTV dat diverse vragen niet werden beantwoord, onder andere de vragen over het te optimistisch inschatten van het perspectief op elektrisch vliegen?
Dit is juist een voorbeeld waarbij de inbreng van de klankbordgroep direct effect heeft gehad op de verbetering van de kwaliteit van de PlanMER. Deze vraag heeft waarschijnlijk betrekking op de presentatie van de eerste versie van de doorrekening van de PlanMER. Daar bleken door bepaalde aannames over elektrisch vliegen vreemde uitkomsten te zijn. Deze aannames zijn hierop aangepast.
Kent u de kritiek van SATL en BTV dat de door hun gemaakte punten regelmatig niet zijn opgenomen in de notulen?
Van de bijeenkomsten van de klankbordgroep heeft altijd verslaglegging plaatsgevonden. Na de zomer is aangegeven binnen de klankbordgroep dat er behoefte was aan meer detailniveau in de verslaglegging. Dit heeft geleid tot het besluit om het detailniveau in de notulen te verhogen, en om deze eerst als concept aan alle leden van de klankbordgroep voor te leggen. Hierdoor kunnen eventuele gewenste aanpassingen gemaakt worden voordat het verslag definitief wordt. Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de leden van de klankbordgroep om hiervoor zorg te dragen.
Erkent u dat deze notulen daardoor geen volledig beeld geven van de gesprekken die hebben plaatsgevonden in de klankbordgroep? Zo nee, waarom niet?
Het uitgangspunt van de notulen is dat deze rechtdoen aan wat er tijdens de bijenkomsten wordt ingebracht. Het is belangrijk dat alle leden van de klankbordgroep in de notulen hun inbreng kunnen terugvinden, en kunnen aangeven wanneer zij denken dat dit in onvoldoende mate het geval is. Hiervoor is te allen tijde de ruimte geweest tijdens de klankbordgroep bijeenkomsten, en dit heeft ook diverse malen geleid tot aanpassing van de notulen.
Erkent u dat door incomplete en ongebalanceerde notulen een deel van de door SATL en BTV aangeleverde waarschuwingen en argumenten u niet bereikt zouden kunnen hebben? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de bijeenkomsten van de klankbordgroep heeft altijd verslaglegging plaatsgevonden waardoor de inbreng van alle leden terug te vinden is. Het is belangrijk dat alle leden van de klankbordgroep in de notulen hun inbreng kunnen terugvinden, en dat de verslaglegging zo nodig wordt aangepast om dit te realiseren. De leden van de klankbordgroep kunnen aangeven of dit voor hen in voldoende mate het geval is. Belangrijk is dat aan een dergelijke oproep binnen de klankbordgroep gehoor wordt gegeven, om te kunnen komen tot een gezamenlijk gedragen proces betreft de totstandkoming van de notulen. Ik ben ervan overtuigd dat dit in voldoende mate het geval is. In aanvulling hierop zijn mijn medewerkers, waaronder de plv directeur luchtvaart, bij alle klankbordgroepvergaderingen aanwezig geweest. Ook wat niet op papier is vastgelegd is gehoord. Bovendien hebben alle klankbordgroepleden voortdurend de uitnodiging gehad een eigen, aanvullende inbreng te leveren, zoals het indienen van een position paper, het inbrengen van relevant (eventueel eigen) onderzoek, het agenderen van onderwerpen en het geven van presentaties. Ook hebben diverse leden gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een of meer leden van het nota-team apart te spreken om punten te bespreken, vragen te stellen of standpunten op te helderen.
Deelt u de mening dat het vanwege de incomplete en ongebalanceerde notulen niet mogelijk is om een gebalanceerde beleidsbeslissing te nemen inzake de luchtvaartnota? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik niet, omdat ik de inbreng van de klankbordgroep wel uitgebalanceerd acht, mede door de veelzijdigheid van de inbreng zowel tijdens de overleggen als daarbuiten. En bovendien baseert het kabinet de ontwikkeling van beleidsnota’s op heel veel meer dan stakeholder-overleggen, zoals wetenschappelijk onderzoek, plan-MER-proces, internationaal overleg, bestuurlijke overleggen etc.
Erkent u dat in deze klankbordgroep de vertegenwoordiging van de luchtvaartsector, het ministerie en bewonersgroepen, numeriek in het nadeel is uitgevallen van bewonersgroepen? Zo nee, waarom niet?
De klankbordgroep is samengesteld met het doel om alle verschillende belangen een stem te geven, zodat bij de voorbereiding van beleid alle argumenten meegewogen kunnen worden. Er vindt geen besluitvorming plaats, de leden worden nergens aan gecommitteerd en er wordt niet gestemd. Bewoners zijn op vier manieren vertegenwoordigd: via een vertegenwoordiger van de omwonenden Schiphol; via een vertegenwoordiger van de bewonersvertegenwoordigers van de regionale vliegvelden; via een vertegenwoordiger van het LBBL en via een vertegenwoordiger van SATL/BTV. Bovendien heeft de voorzitter niet de numerieke verhouding leidend gemaakt voor de spreektijd tijdens de overleggen, waar juist de bewonersgroepen volop gebruik van hebben gemaakt door wanneer zij dat nodig achtten het woord te vragen, dat ook kregen en relatief juist veel spreektijd hebben gekregen.
Erkent u dat deze ongelijkheid zich ook manifesteert in het feit dat de bewoners veel van hun eigen tijd en geld steken in hun deelname aan dergelijke overleggen, terwijl het in geval van de vertegenwoordigers van de sector en het ministerie om betaalde banen gaat? Zo nee, waarom niet?
Deelname van de leden wordt gewaardeerd door het ministerie. Het staat de leden vrij om af te wegen of zij dit een goede besteding van hun tijd vinden.
Kent u de volgende stelling van SATL en BTV: «Door het ontbreken van een MKBA kan er geen zorgvuldige transparante belangenafweging gemaakt worden; ondanks meermaals aandringen bleef de deur hiervoor gesloten; Dit is een ernstig gemis»? Wat is daarop uw reactie?
Op verzoek van uw Kamer (motie-Kröger, Kamerstuk 31 936 nr. 543) laat ik een PlanMER opstellen ter onderbouwing van het luchtvaartbeleid. Naast de milieueffecten laat ik daarbij ook de economische effecten in beeld brengen. Het voordeel van een PlanMER ten opzichte van een MKBA is dat de milieu en economische effecten gelijkwaardig (kwalitatief en kwantitatief) met elkaar vergeleken kunnen worden. Dat biedt voordelen bij een strategische beleidsafweging. Bij een MKBA ontbreken vaak voldoende gegevens om bijvoorbeeld de geluidshinder in geld uit te drukken. Daardoor blijft die post in veel gevallen beperkt tot een «»-PM»». Overigens laat ik onderzoeken hoe ik de kwaliteit van toekomstige MKBA’s kan verbeteren.
Kent u de volgende oproep van SATL en BTV: «Rekening houdend met de overlast, gezondheidsschade en de maatschappelijke kosten en baten dient ook met een krimpscenario rekening gehouden te worden»? Wat is daarop uw reactie?
In de PlanMER ter onderbouwing van de Luchtvaartnota worden ook de effecten van een krimpscenario in beeld gebracht.
Wat zegt het u dat SATL en BTV nadrukkelijk afstand hebben genomen van de concept-Luchtvaartnota 2020–2050 en het nog te formuleren voorkeursscenario?
Het is gebruikelijk een oordeel te geven over een eindproduct en niet over concepten.
Onderschrijft u dat in het proces van de Luchtvaartnota 2020–2050 onvoldoende rekening is gehouden met de wensen van deze en andere bewonersgroepen, actiegroepen en belangenverenigingen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 10.
Erkent u dat een dergelijke gang van zaken, waarbij in dit geval SATL en BTV met het gevoel blijven zitten dat ze niet gehoord worden, zeer schadelijk is voor het vertrouwen van burgers in de overheid? Zo nee, waarom niet?
SATL/BTV heeft alle gelegenheid gehad om haar belang in te brengen, en heeft hier ook gebruik van gemaakt. Ik heb hier waardering voor.
Erkent u dat het op basis van dit incomplete en ongebalanceerde proces, waar SATL en BTV nadrukkelijk ontevreden over zijn en afstand van nemen, niet correct zou zijn om een vinkje te zetten achter het hoofdstuk «burgerparticipatie»? Zo nee, waarom niet?
Ik zet geen vinkjes. Met deze vraag doet u geen recht aan de voorbereiding van de Luchtvaartnota, waarbij ik expliciet het belang van de inbreng van belanghebbenden een grote rol heb gegeven.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'EU diplomat ordered to leave Malawi after protesting police rape allegations’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht »EU diplomat ordered to leave Malawi after protesting police rape allegations» d.d. 2 december jl.?1
Ja.
Heeft u in bilateraal of EU-verband contact opgenomen of laten nemen met de Malawiaanse overheid over de grond voor de uitzetting van de EU-ambassadeur? En zo ja, wat was de reactie? En zo nee, waarom niet?
Navraag bij de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) leert dat de berichten in de pers onjuist zijn, en dat er geen sprake is van een uitzetting.
Heeft u contact opgenomen met uw Europese collega’s over deze uitzetting en de mogelijke gevolgen? En zo ja, wat is het resultaat? En zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u in reactie op dit bericht namens Nederland uw afkeuring over de uitzetting van de EU-ambassadeur uitgesproken of heeft u zich in EU-verband ingezet om een gezamenlijke afkeuring uit te spreken? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u contact opgenomen met uw Malawiaanse ambtsgenoot om de zorgen over het geweld tegen vrouwen door de politie over te brengen? En zo nee, waarom niet?
De berichtgeving over meldingen van aanrandingen en verkrachtingen door de Malawiaanse politie na afloop van de verkiezingen is zeer verontrustend. De Nederlandse ambassade in Harare (Zimbabwe) volgt de ontwikkelingen in Malawi op afstand. De bilaterale betrekkingen zijn beperkt, en Nederland heeft geen ambassade in Malawi. Mede daarom is de EU voor Nederland een belangrijk kanaal in de relatie met Malawi.
De EU-delegatie volgt de ontwikkelingen met betrekking tot vrijheid van meningsuiting en geweld tegen vrouwen in Malawi op de voet, en onderhoudt daartoe contacten met relevante actoren, zoals vrouwenorganisaties. De EU voert, in samenwerking met de VN en Malawi, specifieke programma’s uit gericht op het bestrijden van geweld tegen vrouwen. De EU-ambassadeur heeft daarnaast het geweld tegen vrouwen publiekelijk veroordeeld en opgeroepen tot een onderzoek. Het geweld tegen vrouwen, en het optreden van de Malawiaanse politie bij demonstraties in bredere zin, zijn expliciet besproken tijdens de laatste formele politieke dialoog met de Malawiaanse regering in november 2019.
Nederland zal de dialoog tussen de EU en Malawi met aandacht blijven volgen, en de EU vragen het geweld tegen vrouwen en de vrijheid van meningsuiting in de politieke dialoog op te blijven brengen. Deze thema’s zullen ook aan bod komen bij een eerstvolgend bezoek vanuit de Nederlandse ambassade in Harare aan Malawi.
Heeft u in bilateraal of EU-verband contact opgenomen of laten nemen met de Malawiaanse overheid om te wijzen op het recht van demonstratie en de vrijheid van meningsuiting? En zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u geïnformeerd over de klacht van de Malawiaanse regering bij de EU over de deelname van de EU-ambassadeur aan een demonstratie? En zo ja, is er een reactie geweest van de EU op deze klacht? En zo nee, waarom niet?
Er is navraag gedaan bij de EDEO. Volgens de EDEO is er geen sprake van een officiële klacht.
Is er in EU-verband overleg geweest met de Britse hoge commissaris voor Malawi over een gezamenlijke inzet op het onderzoek naar geweldsmisbruik van de Malawiaanse politie?
De EU-delegatie in Lilongwe voert nauw overleg met de Britse hoge commissaris, ook over mensenrechtenkwesties en over de noodzaak tot – en effectiviteit van -een eventuele gezamenlijke inzet.
Heeft u contact opgenomen of laten nemen met de Niet-Gouvernementele Organisatie (NGO) Gender Coördinatie netwerk over de meldingen die zij hebben verzameld en over het onderzoek dat nu door de Malawiaanse overheid is ingesteld? En zo nee, waarom niet? En zo ja, wat was hun reactie op de recent ingestelde commissie die nu onderzoek gaat doen naar de beschuldigingen?
Zie antwoord vraag 5.
Een rapport over mensenrechtenschendingen in het noorden van Syrië |
|
Sadet Karabulut , Joël Voordewind (CU), Martijn van Helvert (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Kent u het rapport «Syria: Civilians Abused in «Safe Zones»» van Human Rights Watch?1
Ja
Wat is uw reactie op de bevindingen in het rapport dat de door Turkije gesteunde Syrian National Army zich in het noorden van Syrië schuldig maakt aan mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden, waaronder executies, plunderingen en het tegenhouden van vluchtelingen?
Alle berichten over mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden zijn zeer zorgelijk, dus ook deze laatste over Noord-Syrië. Er mag wat Nederland betreft geen straffeloosheid bestaan en daarom ondersteunt het kabinet ook meerdere initiatieven die dat bestrijden. Zo steunt Nederland bijvoorbeeld organisaties die gespecialiseerd zijn in het vergaren van bewijsmateriaal en het International Impartial Independent Mechanism(IIIM).
Deelt u de analyse dat Turkije hier een verantwoordelijkheid heeft, namelijk dat het deze schendingen moet onderzoeken, schuldigen moet straffen en ervoor moet zorgen dat het stopt?
Er mag wat Nederland betreft geen straffeloosheid bestaan en daarom ondersteunt het kabinet ook meerdere initiatieven die dat bestrijden. Zo steunt Nederland bijvoorbeeld organisaties die gespecialiseerd zijn in het vergaren van bewijsmateriaal en het International Impartial Independent Mechanism(IIIM). Turkije heeft wat betreft het kabinet een duidelijke verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen om schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht te stoppen, en meldingen daarover te onderzoeken. Nederland roept Turkije hier ook voortdurend toe op, ook in bilaterale contacten op politiek niveau. De Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu zegde publiekelijk toe dat Turkije meldingen van mensenrechtenschendingen zal onderzoeken.
Deelt u de analyse dat Turkije bevindingen zoals beschreven in het rapport van Human Rights Watchniet serieus neemt? Zo nee, waaruit blijkt dan het tegendeel?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe dringt u er bij Turkije op aan dat mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden in het noorden van Syrië worden beëindigd en vluchtelingen veilig terug kunnen keren? Welke gevolgen bepleit u als Turkije dit niet doet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven of en in welke mate de Syrian National Army bestaat uit (strijders van) groepen die eerder van Nederland zogenaamde niet-letale steun ontvingen? Wat vindt u hiervan?
In verband met herleidbaarheid naar de namen van de gematigde gewapende groepen die voorheen door Nederland gesteund zijn kan hier in het openbaar niet op in worden gegaan. Uw Kamer is hier vertrouwelijk over geïnformeerd.
Van hoeveel strijders, strijdgroepen en/of rebellengroepen die door Nederland voorzien zijn van niet-letale steun is bekend dat zij meestrijden met Turkije?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer heeft u voor het laatst contact gehad met strijders, strijdgroepen en/of rebellengroepen die niet-letale steun hebben ontvangen?
Als onderdeel van het onderzoek naar de betrokkenheid van eerder door Nederland gesteunde gematigde gewapende groepen bij deze militaire operatie is op 7 december voor het laatst contact gehad met een van deze strijdgroepen.
In hoeverre acht u het problematisch dat met Nederlandse steunmaterialen gevochten wordt tegen de Syrische Koerden, een NAVO-bondgenoot?
De Syrische Koerden als bevolkingsgroep kennen vele verschillende partijen en groeperingen, waaronder het aan de PKK gelieerde PYD, maar ook bijvoorbeeld de Kurdish National Council. Geen van deze groepen kan echter aangemerkt worden als NAVO-bondgenoot.
Ten aanzien van operatie Peace Spring kan gesteld worden dat er geen indicatie is gevonden dat door Nederland geleverde goederen zijn ingezet in de strijd. Tegelijkertijd kan het kabinet ook niet uitsluiten dat dat wel is gebeurd. In het algemeen kan worden gesteld dat de door Nederland geleverde goederen aan gebruik onderhevig waren. In eerdere beantwoording van Kamervragen is aangegeven dat goederen als voedselpakketten en medicijnen al grotendeels geconsumeerd zijn en de gemiddelde levensduur van een geleverd voertuig in de Syrische context naar schatting zes tot acht maanden was (kamerstuk 32623–229). Maar het is ook mogelijk dat sommige (onderdelen van) voertuigen die Nederland leverde wel zijn ingezet (zie ook Kamerbrief onderzoek betrokkenheid NLA-groepen bij operatie Peace Spring d.d. 17 december).
Niet-Nederlanders in de krijgsmacht |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat marechausseevacatures via Randstad geen melding maken van de nationaliteitseis, terwijl art. 4a van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) bepaalt dat bij de werving informatie wordt verschaft over de eis dat kandidaten het Nederlanderschap bezitten?1
De genoemde vacatures die door Randstad worden gepubliceerd zijn in het kader van de pilot «adaptief aan de grens» voor de functie van grenswachter. Dit zijn burgerfuncties waarop niet het AMAR, maar het Burgerlijk ambtenarenreglement Defensie (BARD) van toepassing is. Het AMAR is enkel van toepassing op militaire ambtenaren.
Er worden geen kandidaten aangesteld die niet aan de wettelijke eisen voldoen. Een veiligheidsonderzoek en het verkrijgen van een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) zijn voorwaardelijk voor de aanstelling als grenswachter.
Bent u bekend met het feit dat art. 11 AMAR voorziet in de mogelijkheid om in bijzondere gevallen af te wijken van de nationaliteitseis? Kunt u aangeven of, en zo ja hoe vaak, van de nationaliteitseis is afgeweken? Kunt u daarbij ook aangeven waaruit deze functies en vacatures bestaan en welke redenen ten grondslag lagen aan het afwijken van de nationaliteitseis? Zo nee, waarom niet?
Ja, artikel 11 AMAR biedt een mogelijkheid om in bijzondere gevallen, en voor de vervulling van een tijdelijke functie, af te wijken van de eisen voor aanstelling in een militaire functie zoals genoemd in artikel 5 lid 1 AMAR, waaronder het hebben van de Nederlandse nationaliteit.
Uit een zoekslag in het personeelssysteem op het aanstellingsartikel 11 AMAR blijkt dat er in het verleden zeven personen met een niet-Nederlandse nationaliteit tijdelijk als militair zijn aangesteld op basis van dit artikel. Het betrof in alle gevallen tolken die in de periode 2004–2007 tijdens buitenlandse missies tijdelijk zijn aangesteld als tolk omdat hier tijdens de missie behoefte aan was.
Het bericht dat vluchtelingen worden uitgehongerd in Libië |
|
Joël Voordewind (CU), Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht over de zware omstandigheden voor vluchtelingen in Libië?1
Zoals vaker aan uw Kamer gemeld zijn de zware omstandigheden voor vluchtelingen en migranten in Libië zorgelijk. De situatie van migranten en vluchtelingen was al zeer nijpend, maar is zeker sinds het uitbreken van het geweld in april jl. verder verslechterd. Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Libië nauwgezet, onderhoudt intensief contact met UNHCR, IOM en andere (internationale) hulpverleners en vraagt in verschillende internationale overleggen aandacht voor de verslechterde humanitaire situatie en de noodzaak voor effectieve samenwerking binnen de internationale gemeenschap.
Klopt het dat de situatie in het verzamel- en vertrekcentrum van de UNHCR in Tripoli zo erbarmelijk is geworden dat het niet langer mogelijk is om vluchtelingen te evacueren?
UNHCR meldt2 dat het verzamel- en vertrekcentrum (Gathering and Departure Facility, GDF) zwaar overbevolkt is omdat de afgelopen maanden meerdere groepen migranten, vluchtelingen en asielzoekers zich toegang tot de locatie hebben verschaft. Een groot deel van deze mensen komt niet voor evacuatie in aanmerking doch weigert de locatie te verlaten. Dit bemoeilijkt het functioneren van het GDF als transitfaciliteit. Desalniettemin evacueert UNHCR nog steeds vluchtelingen uit Libië. Op 24 november zijn 117 vluchtelingen en asielzoekers geëvacueerd naar het Emergency Transfer Mechanism (ETM) Rwanda en op 28 november 43 vluchtelingen naar het ETM Niger. Een deel hiervan was afkomstig uit het verzamel- en vertrekcentrum in Tripoli.
Klopt het dat de vluchtelingen in het verzamel- vertrekcentrum geen eten meer krijgen zodat zij het centrum moeten verlaten? Zo nee, hoe zit het dan wel?
UNHCR heeft samen met andere VN-agentschappen en partners de migranten, vluchtelingen en asielzoekers ondersteund met humanitaire assistentie, waaronder warme maaltijden. Dit gaat nog steeds door. Wel meldt UNHCR dat de situatie niet langer houdbaar is en dat zij de hulpverlening deels verlegt van het GDF naar stedelijke centra. Als onderdeel hiervan gaat UNHCR de voedselcatering in de GDF in het nieuwe jaar uitfaseren. Het is belangrijk hierbij aan te tekenen dat het personen vrij staat om het GDF te verlaten en dat zij in stedelijke centra financiële ondersteuning van UNHCR kunnen krijgen waarmee ze in de eerste twee maanden in de eerste levensbehoeften en onderdak kunnen voorzien. UNHCR communiceert dit actief naar de personen die in het GDF verblijven.
Bent u via de UNHCR in staat noodhulp te verlenen om de situatie in het centrum te verbeteren?
Zoals hierboven uitgelegd kiest UNHCR er voor de hulpverlening te verleggen naar stedelijke centra, omdat door overbevolking het GDF niet naar behoren kan functioneren. Het kabinet heeft dit najaar additionele bijdragen aan UNHCR en IOM in Libië gegeven (resp. USD 3,9 mln. en USD 2,5 mln.) om de verslechterde humanitaire situatie van vluchtelingen en migranten het hoofd te bieden. Deze bijdragen worden o.a. ingezet voor evacuatie van kwetsbare vluchtelingen middels het nieuwe ETM Rwanda, cash assistentie aan vluchtelingen in stedelijke centra en opvang en vrijwillige terugkeer van migranten.
Bent u bereid steun te geven aan de evacuatie van de meest kwetsbare vluchtelingen naar veilige gebieden?
Zoals uw Kamer bekend, hervestigt Nederland, als onderdeel van het bestaande quotum, vluchtelingen via het Emergency Transit Mechanisme (ETM) in Niger en steunt Nederland IOM bij de vrijwillige terugkeer van migranten in Libië naar hun landen van herkomst.
Bent u bereid als Nederland een aandeel te nemen door een deel van deze vluchtelingen te hervestigen en andere EU-landen op te roepen hetzelfde te doen? Zo ja, wat kunnen wij concreet verwachten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Door Centcom erkende burgerslachtoffers in Irak en Syrië |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Kunt u bevestigen dat de coalitie, die onder leiding van de VS oorlog voert in Irak en Syrië, Centcom, erkent bij die strijd ten minste 1346 burgers te hebben gedood?1
Klopt het dat dit bevestigde dan wel geverifieerde burgerdoden betreft? Zo nee, waarom niet? Welke definitie van bevestigd dan wel geverifieerd wordt door Centcom gehanteerd?
Het betreft hier het totaal aantal burgerslachtoffers waarvan CENTCOM heeft kunnen bevestigen dat is omgekomen als gevolg van coalitieoptreden. Door te spreken van «ten minste» 1.347 burgerslachtoffers geeft CENTCOM aan het niet uit te sluiten dat er mogelijk meer burgerslachtoffers zijn gevallen, maar dat men in deze gevallen niet in staat is gebleken om specifieke aantallen te bevestigen.
Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld (Kamerstuk 27 925, nr. 673) wordt wanneer er sprake is van een vermoeden en/of melding van burgerslachtoffers volgens de standaard CENTCOM-procedure onderzoek uitgevoerd. In het initiële rapport dat wordt opgemaakt, het zogenaamde CIVCAS Credibility Assessment Report, staan de eerste bevindingen en wordt reeds beoordeeld of een vermoeden/melding dat er burgerslachtoffers zijn gevallen credible of non-credible (geloofwaardig of niet-geloofwaardig) wordt geacht. In het meest recente maandelijkse overzicht dat ingaat op mogelijke burgerslachtoffers als gevolg van coalitieoptreden staat in meer detail beschreven wat hieronder wordt verstaan.3
Op basis waarvan worden deze 1346 burgerdoden beschouwd als bevestigd dan wel geverifieerd? Welk type bronnen ligt hieraan ten grondslag?
In Kamerstuk 27 925, nr. 670 en Kamerstuk 27 925, nr. 673 is reeds aangegeven dat CENTCOM het beste is toegerust om een dergelijk onderzoek uit te voeren. Omdat de aansturing van de operatie vanuit CENTCOM plaatsvindt is enkel op die locatie alle informatie bekend over welk land op een bepaalde datum, tijd en locatie een luchtaanval heeft uitgevoerd. Daarnaast beschikt CENTCOM, zeker ten opzichte van een land als Nederland, over veel meer expertise, capaciteit en inlichtingenproducten (incl. van andere coalitiepartners) om onderzoek te kunnen doen naar de betrouwbaarheid van meldingen.
Zoals in het meest recente maandelijkse overzicht dat ingaat op mogelijke burgerslachtoffers als gevolg van coalitieoptreden staat beschreven, maakt CENTCOM bij het onderzoek naar mogelijke burgerslachtoffers allereerst gebruik van alle informatie die bij CENTCOM zelf beschikbaar is. Dit betreft bijvoorbeeld inlichtingenproducten (incl. van andere coalitiepartners) en de rapportages die na de aanval worden opgemaakt door het land dat bij de betreffende wapeninzet betrokken was. Daarnaast wordt door CENTCOM ook informatie van derden betrokken indien deze beschikbaar is. Dit kan bijvoorbeeld informatie betreffen uit open bronnen of informatie die wordt aangeleverd door internationale organisaties en/of ngo’s.
Van welke bronnen CENTCOM gebruik kan maken verschilt per onderzochte wapeninzet.
Zijn in dit door Centcom erkende aantal burgerdoden ook doden opgenomen van de Nederlandse aanval op Hawija in de nacht van 2 op 3 juni 2015? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
Zie ook het antwoord op vraag 1. CENTCOM heeft nooit een nauwkeurige vaststelling kunnen maken van het aantal burgerslachtoffers ten gevolge van de Nederlandse wapeninzet in de nacht van 2 op 3 juni in Hawija. Bij navraag geeft CENTCOM aan dat vanwege het feit dat men nooit een aantal heeft kunnen bevestigen, de burgerslachtoffers die zeer waarschijnlijk bij deze wapeninzet zijn gevallen geen onderdeel uitmaken van het totaal aantal van 1.347 door CENTCOM bevestigde burgerslachtoffers ten gevolge van acties van de anti-ISIS coalitie.
Zijn in dit door Centcom erkende aantal burgerdoden ook doden opgenomen van de Nederlandse aanval op Mosul in de nacht van 20 op 21 september 2015? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
De uitkomst van het onderzoek van CENTCOM (reeds aangehaald in Kamerstuk 27 925, nr. 670, Kamerstuk 27 925, nr. 663 en Kamerstuk kenmerk 2019D48072) naar de melding dat er vier burgerslachtoffers zijn gevallen bij deze wapeninzet is dat dit credible (geloofwaardig) wordt geacht4. In tegenstelling tot de genoemde wapeninzet in Hawija heeft CENTCOM in dit geval het aantal burgerslachtoffers daarmee wel bevestigd. Bij navraag geeft CENTCOM aan dat dit aantal daarom inderdaad is opgenomen in het totaal aantal van 1.347 door CENTCOM bevestigde burgerslachtoffers ten gevolge van acties van de anti-ISIS coalitie.
Bent u bekend met het eerder dit jaar door het Amerikaanse Ministerie van Defensie, in samenwerking met de National Defense University, gedeeltelijk vrijgegeven rapport over burgerslachtoffers?2
Ja.
Kunt u bevestigen, zoals in het rapport staat, dat de in de tabel op pagina 3 weergegeven burgerdoden door de coalitie bevestigde burgerdoden betreft? Zo nee, waarom niet?
Bij navraag geeft CENTCOM aan dat het hier inderdaad door de coalitie bevestigde burgerslachtoffers betreft.
Klopt het dat de plotselinge toename van het aantal burgerdoden in juni 2015 (vooral) betrekking heeft op de aanval op Hawija, waarvoor Nederland verantwoordelijk is? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vraag 4. De genoemde tabel beslaat periodes van twee maanden. In de periode mei tot juli 2015 werd er door de Coalitie zeer intensief gebombardeerd in Irak. Zoals reeds gemeld (Kamerstuk 27 925, nr. 673) voerde de Coalitie in deze periode alleen al in de omgeving Kirkuk ruim 40 luchtaanvallen uit. Uit de tabel kan opgemaakt worden dat CENTCOM op basis van onderzoeken naar mogelijke burgerslachtoffers ten gevolge van de wapeninzet van de Coalitie in deze periode heeft kunnen bevestigen dat daarbij een hoger aantal burgerslachtoffers is gevallen dan in de periode daarvoor en de periode daarna.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en veiligheidsinzet in Irak in 2020 en 2021, die nu gepland staat op 19 december 2019?
Ja.
Het bericht 'Weer gedoe bij kleding defensie’ |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat er weer gedoe zou zijn met kleding binnen Defensie?1
Met de extra gelden uit het regeerakkoord investeert Defensie in haar mensen en middelen. Een belangrijk onderdeel hiervan betreft de kleding en uitrusting voor haar personeel. Voor het verbeteren van de kwantiteit en kwaliteit van de kleding en uitrusting zijn meerdere projecten in uitvoering, zoals het project Defensie Operationeel Kledingsysteem (DOKS). In dit project is er voor gekozen om extra te investeren om de kwantiteit en de kwaliteit van de nieuwe kleding inclusief helmen te verhogen. U bent hierover in 2018 geïnformeerd (Kamerstuk 27 830, nr. 260). Ook de investeringen in de projecten Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) en vervanging gevechtsuitrusting dragen bij aan een verbetering van de uitrusting. U bent over deze projecten geïnformeerd o.a. met brieven, het Defensie Projectenoverzicht, de begroting en het jaarverslag.
Naast de genoemde grote projecten zijn er vele kleinere projecten om de kwantiteit en kwaliteit van de kleding en uitrusting te verbeteren. Zo wordt er nu gewerkt aan een keuzeconcept voor gevechtslaarzen. Dit project zorgt naast voldoende gevechtslaarzen ook voor het introduceren van een keuzemogelijkheid voor militairen. Door deze projecten neemt de kwantiteit, de kwaliteit en het aantal soorten artikelen toe.
Om te zorgen voor een tijdige levering zijn en worden er maatregelen genomen om beter gebruik te maken van raamcontracten, bestaande noodprocedures tijdig toe te passen en de planning en het beheer van vraag en aanbod te verbeteren (Kamerstuk 27 830, nr. 270). Het geheel aan projecten en maatregelen levert al resultaten op waaronder een gestegen leverbetrouwbaarheid van kleding en uitrusting.
Als een artikel desondanks niet voorradig is, kunnen maatregelen worden genomen zoals het verstrekken van een alternatief artikel, het zo snel mogelijk naleveren van een artikel of het bieden van de mogelijkheid en financiële middelen voor zelfstandige aanschaf. De militair kan er dan voor kiezen om het benodigde geld zelf voor te schieten en achteraf te declareren, of ervoor kiezen om een voorschot aan te vragen (Aanhangsel Handelingen 2018–2019, nr. 425).
Vanwege schaarste uit het verleden is er op het gebied van kleding en uitrusting nog veel achterstand weg te werken. De veranderende omgeving en dreiging veroorzaken o.a. een verandering in het programma voor opleiding en training, hetgeen ook een veranderende behoefte aan kleding en uitrusting met zich meebrengt. Mede hierdoor is de omvang van het werk groot. Het betreft immers ruim 45.000 militairen, een stroom van bijna één miljoen artikelen die per jaar verstrekt worden en een uitgebreide diversiteit aan maatvoering. Daarnaast is het werk ook dynamisch. Zo verandert de vraag en blijkt deze soms hoger dan de gestelde norm. Ook kunnen zich problemen voordoen met leveranciers of kunnen artikelen bij beproeving tekortschieten. Tevens kan het wisselen van leverancier leiden tot overgangsproblemen als bijvoorbeeld de maatvoering verschilt. Dit heeft zich bijvoorbeeld voorgedaan bij het wisselen van leverancier van gevechtslaarzen. In dit soort gevallen wordt gezocht naar de meest praktische oplossing.
Met het oog op de toekomst wordt bezien welke structurele maatregelen moeten worden genomen en welke capaciteit moet worden toegevoegd aan het Kleding en Persoonsgebonden Uitrusting (KPU) bedrijf om de toegenomen kwantiteit en kwaliteit van kleding en uitrusting in stand te houden. Hoewel Defensie er naar streeft om het aantal situaties waarin artikelen niet voorradig zijn te minimaliseren, is een servicegraad van 100% extreem kostbaar en kan het niet-leveren van artikelen nooit helemaal worden voorkomen. Door de genoemde factoren tezamen is het niet te garanderen dat zich geen problemen voordoen op het gebied van kleding en uitrusting zoals ook aan u gemeld is in Kamerstuk 27 830, nr. 270.
Is het waar dat, na de ophef over winterkleding vorig jaar, er nu opnieuw tekorten zijn aan winterjassen en andere kleding en uitrusting, zoals kisten en uniformen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van verhalen van een militair die al drie maanden wacht op een winterjas en hem vervolgens maar zelf koopt, en een militair die te horen krijgt dat de kisten op zijn en dus maar door moet blijven lopen op afgetrapte exemplaren?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er ook problemen met het leveren van desertuniformen en de nieuwe interim multicam gevechtspakken, die militairen die op missie gaan nodig hebben?
De gevechtspakken in multicam-camouflagepatroon en de desertuniformen worden in hoofdzaak geleverd aan personeel dat op missie gaat als interim oplossing totdat de nieuwe kleding van het project DOKS instroomt. Zoals in de antwoorden op vragen over de tweede suppletoire begroting is toegelicht zal deze periode langer duren dan gepland (Kamerstuk 35 350, nr. 3). Er wordt bezien welke maatregelen moeten worden genomen om deze verlengde periode te overbruggen. De leverbetrouwbaarheid voor missies is bijna 100%, maar soms zijn bepaalde artikelen niet voorradig. In die gevallen dat een multicam artikel niet leverbaar is, wordt een alternatief artikel verstrekt, of wordt de optie voor zelfstandige aanschaf van een artikel aangeboden.
Herinnert u zich uw uitspraak dat het zelf moeten kopen van kleding door militairen «niet voor herhaling vatbaar» is?2
In het vragenuur op 25 september 2019 heb ik in de context van het grootschalig zelfstandig aankopen van kleding door individuele militairen voor een grote oefening aangegeven dat dit niet voor herhaling vatbaar is. Onder andere door de grote aantallen militairen en diversiteit aan artikelen kan het niet-leveren van artikelen nooit helemaal worden voorkomen. Om maatwerk of specifieke behoeften voor individuele militairen te kunnen toepassen in incidentele gevallen blijft zelfstandige aanschaf (ZA) een mogelijkheid (Kamerstuk 27 830, nr. 270 en Aanhangsel handelingen 2018–2019, nr. 425).
Deelt u de opvatting van de directeur Wapensystemen & Bedrijven bij de DMO dat «te lang wachten op kleding en uitrusting of geen munitie hebben voor een oefening niet is uit te leggen»?3
Ja, zie tevens de antwoorden op vraag één, twee, drie, negen en veertien.
Klopt het dat het budget overschreden is? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak? Is er te weinig toezicht geweest?
Zoals in het antwoord op de vragen één, twee, drie, negen en veertien is aangegeven is er veel achterstand in te halen. Het leveren gaat sneller dan gepland en de vraag neemt toe, soms ook buiten de vastgestelde norm. Daarom moest dit jaar extra budget worden toegekend. De besluitvorming hierover vond zorgvuldig plaats. Hierdoor konden gedurende een beperkte periode geen bestellingen worden geplaatst, maar inmiddels is dit opgelost en neemt Defensie ook structurele maatregelen voor de toekomst.
Is het zo erg dat er niets nieuws meer besteld wordt bij leveranciers?
Zie antwoord vraag 7.
Is het waar dat Defensie tegenspreekt dat er «ernstige leveringsproblemen» zouden zijn? Erkent u daarmee dat er dus wel leveringsproblemen zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de uitspraak «wat er niet op voorraad is, wordt nageleverd» nader toelichten? Zijn de voorraden voldoende op peil? Hoe lang moeten militairen wachten op naleveringen?
Indien een militair een artikel niet direct geleverd kan krijgen, kan een alternatief artikel worden verstrekt of kan het artikel later alsnog worden geleverd. De gekozen optie is voornamelijk afhankelijk van de urgentie gerelateerd aan een missie. Naleveringen verschillen per artikel en moment van plaatsing van de order. Een algemene wachttijd is dan ook niet te geven. Defensie streeft er naar het aantal naleveringen te beperken en de wachttijd te minimaliseren. Zie tevens de vragen één, twee, drie, negen en veertien.
Klopt het dat het KPU-bedrijf kampt met onderbezetting, waardoor niet snel genoeg alles geleverd kan worden?
Ja, het klopt dat de personele capaciteit die het KPU-bedrijf toebedeeld heeft gekregen onvoldoende is om de huidige werklast aan te kunnen. Dit wordt momenteel opgevangen met tijdelijke capaciteit. Met het oog op de toekomst wordt bezien welke structurele maatregelen moeten worden genomen en welke capaciteit moet worden toegevoegd om deze problemen op te lossen.
Maken operationele commando’s gebruik van de mogelijkheid om zelf kleding te bestellen als het KPU-bedrijf er niet (tijdig) in kan voorzien? Wordt gebruik gemaakt van de escalatieprocedure?
Defensieonderdelen (of eenheden daarvan) schaffen soms zelf delen van kleding en uitrusting aan. De escalatieprocedure wordt bij hoge uitzondering gebruikt indien omwille van operationele noodzaak aanbestedingen niet volgens de vigerende aanbestedingsregels kunnen plaatsvinden.
Welke resultaten heeft het door u ingestelde «interventieteam» geboekt? Waarom zijn er kennelijk nog steeds problemen?
Het personeel van defensie weet het interventieteam goed te vinden zoals blijkt uit de meldingen die zijn sinds de oprichting zijn binnengekomen. In ca. 20% van de gevallen gaat de vraag aan het interventieteam over kleding en uitrusting. De resultaten van het interventieteam verschijnen op Defensie.nl en u wordt over het interventieteam geïnformeerd in het jaarverslag.
Zie tevens op de vragen één, twee, drie, negen en veertien.
Wat gaat u doen om deze zo snel mogelijk op te lossen?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat militairen kampen met een kledingtekort |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat uw dramatisch slecht personeelsbeleid wederom negatief in het nieuws is, ditmaal vanwege een kledingtekort?1
Ik ben bekend met het bericht uit de Telegraaf van 28 november 2019 over kleding bij Defensie.
In hoeverre klopt de berichtgeving van de militaire vakbond AFMP dat er een kledingtekort bestaat? Kunt u een limitatief overzicht geven waaruit het kledingtekort bestaat en welke maatregelen u heeft genomen? Zo nee, waarom niet?
Met de extra gelden uit het regeerakkoord investeert Defensie in haar mensen en middelen. Een belangrijk onderdeel hiervan betreft de kleding en uitrusting voor haar personeel. Voor het verbeteren van de kwantiteit en kwaliteit van de kleding en uitrusting zijn meerdere projecten in uitvoering, zoals het project Defensie Operationeel Kledingsysteem (DOKS). In dit project is er voor gekozen om extra te investeren om de kwantiteit en de kwaliteit van de nieuwe kleding inclusief helmen te verhogen. U bent hierover in 2018 geïnformeerd (Kamerstuk 27 830, nr. 260). Ook de investeringen in de projecten Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) en vervanging gevechtsuitrusting dragen bij aan een verbetering van de uitrusting. U bent over deze projecten geïnformeerd o.a. met brieven, het Defensie Projectenoverzicht, de begroting en het jaarverslag.
Naast de genoemde grote projecten zijn er vele kleinere projecten om de kwantiteit en kwaliteit van de kleding en uitrusting te verbeteren. Zo wordt er nu gewerkt aan een keuzeconcept voor gevechtslaarzen. Dit project zorgt naast voldoende gevechtslaarzen ook voor het introduceren van een keuzemogelijkheid voor militairen. Door deze projecten neemt de kwantiteit, de kwaliteit en het aantal soorten artikelen toe.
Om te zorgen voor een tijdige levering zijn en worden er maatregelen genomen om beter gebruik te maken van raamcontracten, bestaande noodprocedures tijdig toe te passen en de planning en het beheer van vraag en aanbod te verbeteren (Kamerstuk 27 830, nr. 270). Het geheel aan projecten en maatregelen levert al resultaten op waaronder een gestegen leverbetrouwbaarheid van kleding en uitrusting.
Als een artikel desondanks niet voorradig is, kunnen maatregelen worden genomen zoals het verstrekken van een alternatief artikel, het zo snel mogelijk naleveren van een artikel of het bieden van de mogelijkheid en financiële middelen voor zelfstandige aanschaf. De militair kan er dan voor kiezen om het benodigde geld zelf voor te schieten en achteraf te declareren, of ervoor kiezen om een voorschot aan te vragen (Aanhangsel handelingen 2018–2019, nr. 425).
Vanwege schaarste uit het verleden is er op het gebied van kleding en uitrusting nog veel achterstand weg te werken. De veranderende omgeving en dreiging veroorzaken o.a. een verandering in het programma voor opleiding en training, hetgeen ook een veranderende behoefte aan kleding en uitrusting met zich meebrengt. Mede hierdoor is de omvang van het werk groot. Het betreft immers ruim 45.000 militairen, een stroom van bijna één miljoen artikelen die per jaar verstrekt worden en een uitgebreide diversiteit aan maatvoering. Daarnaast is het werk ook dynamisch. Zo verandert de vraag en blijkt deze soms hoger dan de gestelde norm. Ook kunnen zich problemen voordoen met leveranciers of kunnen artikelen bij beproeving tekortschieten. Tevens kan het wisselen van leverancier leiden tot overgangsproblemen als bijvoorbeeld de maatvoering verschilt. Dit heeft zich bijvoorbeeld voorgedaan bij het wisselen van leverancier van gevechtslaarzen. In dit soort gevallen wordt gezocht naar de meest praktische oplossing.
Met het oog op de toekomst wordt bezien welke structurele maatregelen moeten worden genomen en welke capaciteit moet worden toegevoegd aan het Kleding en Persoonsgebonden Uitrusting (KPU) bedrijf om de toegenomen kwantiteit en kwaliteit van kleding en uitrusting in stand te houden. Hoewel Defensie er naar streeft om het aantal situaties waarin artikelen niet voorradig zijn te minimaliseren, is een servicegraad van 100% extreem kostbaar en kan het niet-leveren van artikelen nooit helemaal worden voorkomen. Door de genoemde factoren tezamen is het niet te garanderen dat zich geen problemen voordoen op het gebied van kleding en uitrusting zoals ook aan u gemeld is in Kamerstuk 27 830 nr. 270. Omdat de voorraden fluctueren, wisselen de artikelen die niet afdoende voorradig zijn en kan geen limitatief overzicht worden verstrekt.
Hoe is het mogelijk dat de Kamer wederom via de media kennis moet nemen van uw dramatisch slecht personeelsbeleid?
Uw Kamer ontvangt jaarlijks een veelheid aan (personeels)rapportages waaronder het Defensie Projectenoverzicht, en wordt regelmatig geïnformeerd over het Defensiebeleid, zoals in de Defensienota, het Nationaal plan voor de Navo (Kamerstuk 28 676, nr. 308) en de begroting.
Schaamt u zich niet dat militairen kampen met een kledingtekort, terwijl u wel diep in de buidel tast voor onzinnige zandbakmissies, Europese defensiesamenwerking, diversiteits- en klimaatprojecten (zoals bijv. de belachelijke aanschaf van zonneauto Lightyear One ter waarde van € 144.000)? Zo nee, waarom niet?
Zoals gemeld aan de Kamer investeert Defensie alleen al met de projecten VOSS, DOKS en vervanging gevechtsuitrusting voor enkele honderden miljoenen euro’s in kleding en uitrusting. U bent over deze projecten geïnformeerd met brieven, het Defensie Projectenoverzicht, de begroting en het jaarverslag. Er is geen verband tussen deze projecten en de in de vraag genoemde uitgaven.
Herinnert u zich nog mijn vele vragen om openheid te geven over het aantal problemen binnen Defensie, die u weigerde te beantwoorden? Bent u bereid om eindelijk eens inzage te geven in alle problemen die spelen binnen Defensie, zodat de Kamer eindelijk eens fatsoenlijk wordt geïnformeerd over het dramatisch defensiebeleid? Zo nee, waarom niet?
Uw Kamer ontvangt jaarlijks een veelheid aan rapportages. Op uw verzoek is de rapportagesystematiek herzien (Kamerstuk 35 000 X, nr. 68). Jaarlijks geven o.a. de inzetbaarheidsrapportage, de personeelsrapportage, het jaarverslag en het Defensie Projectenoverzicht inzicht in de ontwikkelingen bij Defensie. Daarnaast wordt uw Kamer regelmatig geïnformeerd over het Defensiebeleid, zoals in de Defensienota, het Nationaal plan voor de Navo (Kamerstuk 28 676, nr. 308) en de begroting.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Het rapport 'EU Drug Markets Report 2019' |
|
Stieneke van der Graaf (CU) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport «EU Drug Markets Report 2019» van het European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction en Europol?1
Ja.
Wat vindt u van het gegeven dat Nederland, naast Spanje, een centrale rol speelt in de cannabishandel binnen de Europese Unie (EU) en vaak het bronland vormt van inbeslaggenomen cannabis? Hoe verklaart u dit en denkt u dat het Nederlandse softdrugsbeleid bijdraagt aan deze negatieve koploperspositie?
Het gedoogbeleid dat Nederland sinds de jaren ’70 kent is gericht op de verkoop van cannabis in coffeeshops aan consumenten, vanuit het doel om een scheiding te creëren tussen de markten van soft- en harddrugs. De productie van cannabis wordt niet gedoogd, maar is verboden en wordt ook vervolgd. Elk jaar worden duizenden hennepkwekerijen opgerold.
Nederland is een belangrijk transport- en distributieland met belangrijke logistieke knooppunten, zoals de Rotterdamse haven. De keerzijde hiervan is dat criminele samenwerkingsverbanden (CSV’s) de Nederlandse infrastructuur en korte distributielijnen naar het buitenland misbruiken voor de handel in drugs. Dat is een serieus probleem. De aanpak van georganiseerde ondermijnende drugscriminaliteit in Nederland is dan ook één van mijn prioriteiten.
Wat vindt u van het gegeven dat Nederland, naast België en Spanje, een centrale rol speelt in de binnenkomst en verhandeling van cocaïne en heroïne? Hoe verklaart u dit? Op welke wijze draagt de normalisering van harddrugsgebruik bij aan een «gunstig ondernemersklimaat» voor cocaïnehandelaren in Nederland?
Zoals in het antwoord op vraag 2 vermeld, is Nederland een belangrijk transport- en distributieland met belangrijke logistieke knooppunten zoals de Rotterdamse haven. De keerzijde hiervan is dat CSV’s hier misbruik van maken voor de handel in drugs.
Uit de Nationale Drug Monitor 2018 van het Trimbos-instituut blijkt dat het aantal mensen in Nederland in de leeftijdscategorie van 15 tot en met 64 jaar dat ooit cocaïne heeft gebruikt, in de periode 2014–2017 is toegenomen van 5,1% naar 6,2%. Vergeleken met andere landen in de Europese Unie is dit bovengemiddeld hoog. Voor de Europese Unie als geheel bedroeg dit 5,1% in 2017. Het toegenomen gebruik van cocaïne in Nederland wijst erop dat het gebruik van deze drug in bepaalde groepen in de samenleving meer geaccepteerd is geraakt.
Uiteraard spinnen cocaïnehandelaren garen bij de groei van hun afzetmarkt. Ik spreek gebruikers van harddrugs voortdurend aan op het feit dat zij met hun levensstijl criminaliteit financieren die onze samenleving ontwricht. Samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bezie ik momenteel op welke wijze extra kan worden ingezet op het tegengaan van de normalisering van drugsgebruik. Hierover zal ik uw Kamer in het voorjaar nader infomeren.2
In mijn brief van 18 oktober jl. heb ik uw Kamer voorts geïnformeerd over het breed offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit.3 Het breed offensief bestaat uit een combinatie van preventieve en repressieve maatregelen: oprollen, afpakken en voorkomen. Nederland heeft een open economie, een gunstige geografische ligging en een goede logistieke, financiële en digitale infrastructuur die gunstig zijn voor het ondernemersklimaat. De aanpak is dan ook gericht op zowel bron-, transit- en bestemmingslanden als op logistieke knooppunten en op samenwerking met private partijen en branches. Een plan waarin deze contouren worden uitgewerkt volgt in het voorjaar.
Daarnaast heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in zijn brief aan uw Kamer van 16 december jl. laten weten een strategische verkenning te laten uitvoeren naar specifiek het gebruik van cocaïne in Nederland.4 Doel van deze verkenning is het krijgen van zicht op de verschillende groepen cocaïnegebruikers en op de meest effectieve preventieaanpak voor deze groepen.
Wat vindt u van het gegeven dat Nederland het centrale land is geworden voor de productie van MDMA en amfetaminen? Hoe verklaart u deze ontwikkeling? Op welke wijze draagt de normalisering van harddrugsgebruik bij aan een «positief ondernemersklimaat» voor producenten van, en handelaren in MDMA en amfetaminen in Nederland?
Zoals eerder genoemd is Nederland een belangrijk transport- en distributieland met belangrijke logistieke knooppunten. Dat maakt Nederland in algemene zin ook aantrekkelijk voor de productie en doorvoer van drugs. Waarom Nederland zich in het bijzonder heeft ontwikkeld tot veruit het grootste productieland van MDMA en amfetaminen in Europa kan ik niet verklaren. Dat het gebruik van MDMA door bepaalde groepen in de samenleving steeds normaler wordt gevonden, betekent niet dat de samenleving als geheel tolerant is ten aanzien van de productie van synthetische drugs en de daar onlosmakelijk mee verbonden criminaliteit, onveiligheid en milieuschade. Dat neemt niet weg dat de normalisering van het gebruik van drugs mij grote zorgen baart. In dat kader verwijs ik graag naar de in het antwoord van vraag 3 genoemde afspraak met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake het tegengaan van de normalisering van drugsgebruik.
Wat vindt u van het gegeven dat 61% van het online aanbod van heroïne in de Europese Unie, 47% van het online aanbod van cocaïne en 50% van het online aanbod van MDMA vanuit Nederland wordt aangeboden?
Gezien de positie van Nederland als belangrijk productie- en doorvoerland van drugs binnen de Europese Unie is een prominente aanwezigheid van Nederlandse handelaren op het Darkweb niet verwonderlijk. In het rapport wordt opgemerkt dat het totale aantal handelaren en transacties niet kan worden afgeleid uit het aantal aanbiedingen voor een bepaalde drug die op het Darkweb zijn aangetroffen. De genoemde percentages moeten daarom met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. In het bijzonder kunnen zij niet zo worden gelezen dat 61% van alle heroïne, 47% van alle cocaïne en 50% van alle MDMA in de Europese Unie uit Nederland afkomstig zouden zijn. Tegelijkertijd vraagt de sterke vertegenwoordiging van Nederlandse drugshandelaren op het Darkweb om een passende reactie. Om die reden is door dit kabinet ook geïnvesteerd in extra expertise en onderzoek op het Darkweb, onder meer met het oog op drugswinsten en criminele geldstromen. Er wordt hierbij door de politie ook samengewerkt met Europol.
Hoe duidt u de ontwikkeling dat Mexicaanse drugsbendes steeds nauwer betrokken lijken te raken bij de Europese drugsmarkt en de Nederlandse in het bijzonder? Bent u bereid de aanbeveling over te nemen om de bedreigingen die dit met zich meebrengt in kaart te brengen om hier vervolgens indien nodig tegen op te treden?
Op dit moment is het beeld dat sommige Nederlandse drugsproducenten, vooral in Brabant, naast MDMA ook het meer winstgevende methamfetamine (crystal meth) gaan produceren of daarop overstappen. Gebleken is dat zij voor wat betreft de productie in enkele gevallen gebruik hebben gemaakt van expertise uit Mexico. Zoals ik uw Kamer berichtte in mijn brief van 10 september 20195 en in mijn beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Laan-geselschap d.d. 28 augustus 2019 houd ik de betrokkenheid van de Mexicaanse kartels scherp in het oog. De politie staat in nauw contact met de Mexicaanse autoriteiten, de Amerikaanse DEA, maar ook met bijvoorbeeld Canada en Australië en landen met mogelijke afzetmarkten in Oost-Europa om ontwikkelingen op dit vlak doorlopend te monitoren.
Eind november is de politie nog voor overleg in Mexico geweest. Zoals uit het EU Drug Markets Report blijkt is de toename van de productie van en de handel in methamfetamine geen exclusief Nederlands probleem, maar een probleem dat meerdere EU-landen raakt. Daarom is de bestrijding van methamfetamine één van de onderwerpen binnen het project EMPACT Synthetische Drugs. De EU-landen delen actief informatie via Europol, waarna analyse plaatsvindt. Op basis daarvan wordt ook met niet-EU-landen de samenwerking gezocht naar aanleiding van concrete uitkomsten. Binnen het project EMPACT Synthetische Drugs wordt ook met de EMCDDA samengewerkt.
Heeft u kennisgenomen van de constatering dat naast grote havens (zoals Rotterdam) ook kleinere havens (zoals Vlissingen) gebruikt worden in de drugshandel? In hoeverre vindt er samenwerking en afstemming plaats tussen havensteden op landelijk en internationaal niveau ten einde gezamenlijk, consistente maatregelen te treffen tegen drugshandel? Kan een nadere intensivering van deze uitwisseling gewenst zijn zoals ook de onderzoekers adviseren?
Dat ook kleinere havens worden misbruikt voor de handel in drugs is al enige tijd bekend. Het Nationaal Dreigingsbeeld 2017 maakte melding van het feit dat cocaïne bestemd voor Nederlandse criminelen ook het land binnenkomt via kleinere havens zoals Vlissingen en Amsterdam.6 In de strijd tegen maritieme smokkel werken de grotere havens zoals Rotterdam met een aantal kleinere zeehavens samen.
De samenwerking vindt plaats via de leden van de Kerngroep Cocaïnestromen, een operationeel overleg van de Nederlandse zeehavens en de zeehavens van Antwerpen en Gent. Hieraan nemen betrokkenen van politie, Openbaar Ministerie, Douane, en de Koninklijke Marechaussee van Nederland en België deel. In het overleg wordt kennis – over cocaïnestromen, modus operandi, netwerken e.d. – gedeeld. Ook worden gezamenlijke projecten opgezet, zowel regionaal als landelijk en internationaal («upstream disruption»). In juli dit jaar is op initiatief van burgemeester Aboutaleb de joint governance conferentie van zeehavens Antwerpen en Rotterdam georganiseerd, waarbij ook betrokkenen van andere havens waren uitgenodigd. Doelstelling van deze conferentie was het verbeteren van de samenwerking, kennisuitwisseling, handelingsperspectief en het opwerpen van barrières tegen georganiseerde criminaliteit.
Verder neemt Nederland deel aan het Maritiem Analyse en Operatie Centrum – Narcotica (MAOC-N), een maritiem samenwerkingsverband van zeven EU-lidstaten dat als doel heeft om de drugssmokkel in Europa tegen te gaan. Net als de overige landen heeft de politie een liaisons officer in het MAOC in Lissabon geplaatst om de informatie-uitwisseling tussen de deelnemende landen te faciliteren. Binnen MAOC-N wordt samengewerkt bij de bestrijding van de smokkel van verdovende middelen over zee (irreguliere vaart) en door de lucht over de Atlantische Oceaan naar Europa en de westkust van Afrika, met de mogelijkheid de operaties uit te breiden naar onder andere het westelijk deel van het Middellandse Zeegebied.
Ook in diverse landen buiten de Europese Unie zijn liaison officers van de politie en Koninklijke Marechaussee geplaatst, waaronder Colombia en Peru. De liaison officers werken nauw samen met de politiële autoriteiten van deze landen met als doel informatie uit te wisselen over verdachten en criminele organisaties die zich bezighouden met cocaïneproductie en -handel in deze regio. Tot slot werkt de politie samen met strategische partners zoals de Amerikaanse Drug Enforcement Administration. Door effectief en slim in te grijpen in het begin van de keten vermindert de toestroom van cocaïne naar Nederland.
Heeft u kennisgenomen van de vele aanbevelingen die toezien op het creëren van groter bewustzijn ten aanzien van gezondheidsschade, financiële schade, milieuschade, corruptie en werving van kwetsbare jongeren? Ziet u deze aanbevelingen als een ondersteuning om te komen tot meer bewustwording en een stevige aanpak van normalisering van drugs conform de aangenomen motie Voordewind/Van Dam?2
In de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit neemt
vergroting van het bewustzijn in de samenleving een centrale plaats in. Bestuurders, beleidsmakers, ondernemers en professionals moeten hun rol bij het ontstaan én tegengaan van ondermijnende criminaliteit herkennen en daarnaar kunnen handelen. Ook de gebruiker van drugs moet zich van de gevolgen van zijn of haar gebruik bewust zijn. Zo is het in de eerste plaats van groot belang dat de individuele gebruiker zich bewust is van de gezondheidsschade die gepaard gaat met drugsgebruik. Dat de gezondheidsrisico’s groot zijn blijkt uit het aantal geregistreerde gezondheidsincidenten als gevolg van drugsgebruik in Nederland. Tussen 2009 en 2018 zijn er ruim 45.000 acute gezondheidsincidenten geregistreerd, in 2018 waren dit er 6.100 (Monitor Drugs Incidenten 2018, Trimbos instituut). Het drugspreventiebeleid van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport richt zich daarom voor een groot deel op het geven van voorlichting aan (potentiële) gebruikers en hun omgeving over de gezondheidsrisico’s van drugsgebruik. Drugsgebruik heeft echter ook gevolgen die de individuele gebruiker overstijgen en de samenleving als geheel raken. De productie van en handel in drugs vergiftigen onze leefomgeving met geweld en intimidatie, en soms ook letterlijk, met drugsafval dat in de natuur wordt gedumpt of in het riool wordt geloosd. Individuele gebruikers moeten niet langer van deze gevolgen van hun gedrag weg kunnen kijken. Ik zet daarom in op bewustwording, en weet me daarin gesteund door de aanbevelingen uit het rapport van de EMCDDA. Overigens ben ik me er daarbij van bewust dat bewustwording bij gebruikers nog niet vanzelfsprekend betekent dat zij hun gedrag zullen veranderen. Op dit moment ontwikkelt het Trimbos-instituut in opdracht van de voorzitter van het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) een pilotaanpak om na te gaan op welke wijze gebruikers van partydrugs effectief op hun verantwoordelijkheid kunnen worden aangesproken. Deze pilot wordt medio 2020 uitgevoerd. Verder zal ik uw Kamer in het voorjaar in het kader van de uitwerking van het breed offensief tegen georganiseerde criminaliteit informeren op welke wijze de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik verder kunnen inzetten op het tegengaan van normalisering, zoals bedoeld in de door uw Kamer aangenomen motie van de leden Voordewind en Van Dam8.
Heeft u kennisgenomen van de aanbevelingen die toezien op de relatie van drugshandel en andere criminele handelingen zoals mensenhandel? Bent u bereid zich in te spannen om in Europees verband de aanbeveling over te nemen om partnerschappen in de bestrijding van deze vormen van criminaliteit te versterken?
In de EU-beleidscyclus voor bestrijding van georganiseerde criminaliteit is bestrijding van de drugscriminaliteit één van de prioriteiten. In de onder de beleidscyclus vallende EMPACT-projecten wordt operationele actie ondernomen, waarbij voor een aanzienlijk deel wordt gefocust op het uitschakelen van zogeheten «High Value Targets»: personen en/of infrastructuur die voor internationaal opererende CSV’s onmisbaar zijn om hun criminele praktijken voort te kunnen zetten. Dergelijke CSV’s zijn zeer vaak bij meerdere vormen van criminaliteit betrokken, zoals mensenhandel en witwassen. De EMPACT-projecten kennen daarom een multidisciplinaire aanpak. Eerder informeerde ik uw Kamer dat Nederland in 2019 trekker is geworden van het EMPACT-project Trafficking in Human Beings (THB; mensenhandel). De deelname aan het EMPACT-project is multidisciplinair, waarbij politie, inspectie SZW, Koninkelijke Marechaussee en OM nauw samenwerken. Als driver van EMPACT THB zet Nederland zich in om dit samenwerkingsverband meer multidisciplinair te maken; zo worden gemeenten bij EMPACT-activiteiten betrokken en wordt de samenwerking met NGO’s en opvangorganisaties bevorderd. Ook is er binnen EMPACT THB aandacht voor de relatie tussen migratie en uitbuiting. Nederland participeert bijvoorbeeld in het deelproject Nigeriaanse mensenhandel, dat wordt geleid door Duitsland.9
Met de EU-beleidscyclus ligt er een goede basis voor de aanpak van de zware internationale (drugs)criminaliteit. Ik maak mij er in Europa sterk voor om internationale en multidisciplinaire samenwerking verder uit te bouwen, zowel in multilateraal als in bilateraal verband. Zonder vooruit te lopen op de integrale besluitvorming over het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 van de Europese Unie en ingepast binnen de kabinetsinzet voor een modern en financieel houdbaar MFK, maak ik me daarbij in binnen- en buitenland sterk voor voldoende budget voor Europol en Eurojust, om zo deze agentschappen in samenwerking met de lidstaten zo goed mogelijk in staat te stellen de georganiseerde criminaliteit in samenhang te bestrijden.
Deelt u de constatering dat het rapport duidelijk laat zien dat Nederland een zeer negatieve en prominente rol vervult binnen de Europese productie en handel van drugs? Welke mogelijkheden biedt dit gegeven, in combinatie met de aanbevelingen om juist te investeren in de bestrijding van drugscriminaliteit indrug hubs, om ook Europese financiële ondersteuning te vragen bij de aanpak van ondermijning en drugscriminaliteit?
Die constatering acht ik gerechtvaardigd. Nederlandse opsporingsinstanties kunnen (net als die uit andere lidstaten), aanspraak maken op verschillende Europese gelden. Dit gebeurt ook regelmatig. De tweejaarlijkse internationale conferentie over de bestrijding van synthetische drugs, SYNDEC, voor het laatst gehouden afgelopen november, wordt grotendeels met Europees geld gefinancierd. De gelden zijn onder andere afkomstig uit het Fonds voor de Interne Veiligheid (Internal Security Fund (ISF)). De gelden uit het fonds worden op verschillende manieren besteed. Een deel van het geld, ongeveer € 342 miljoen, is in beheer van de Europese Commissie zelf. Hiervoor wordt elk jaar opnieuw een werkprogramma vastgesteld. De Commissie financiert hiermee kortlopende projecten die kunnen worden ingediend in het kader van specifieke calls. Het komt voor dat deze het terrein van drugsbestrijding bestrijken, maar dat is momenteel niet het geval.
Onderdeel van het deel dat in beheer is van de Europese Commissie is de financiering via Europol van acties in het kader van de EMPACT-projecten. Hieronder vallen ook projecten op het gebied van de bestrijding van drugscriminaliteit, waaraan ook door Nederlandse opsporingsinstanties wordt deelgenomen.
Een tweede deel van het ISF, ongeveer € 662 miljoen, wordt door de lidstaten zelf beheerd. In Nederland gebeurt dat door de Verantwoordelijke Autoriteit voor AMIF (Asylum, Migration and Integration Fund) en ISF, onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De Nederlandse subsidieregeling ISF bestaat uit twee onderdelen: (1) politiesamenwerking, criminaliteitsbeheersing en crisisbeheersing en (2) buitengrenzen/visa.
Ook vanuit het Justice-programma, het Health-programma en Horizon 2020 van de EU is periodiek voor dit doel geld beschikbaar. Deze programma’s zijn in beheer van de Europese Commissie zelf en er wordt elk jaar opnieuw een werkprogramma voor vastgesteld.
De bestrijding van drugshandel en -productie is in de JBZ-raad van 17 mei 2017, opnieuw als één van de EU-prioriteiten op het gebied van georganiseerde misdaad vastgesteld. Hiermee is verzekerd dat het onderwerp ook de komende jaren onderdeel zal uitmaken van de verschillende programma’s.
Kunt u bevestigen dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in Marokko niet welkom is om met de ambtsbekleder die daar over gaat te praten over de terugkeer van uitgeprocedeerde Marokkanen?1
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tijdens de tweede termijn van de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid op 21 november reeds gemeld dat zij niet door Marokko is geweigerd. Ook is gemeld dat de Staatssecretaris zo snel als mogelijk naar Marokko afreist als er zicht is op een afspraak.
Kunt u aangeven welke reden de Marokkaanse autoriteiten hebben gegeven voor het weigeren van een gesprek met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid? Zo nee, waarom is hier geen navraag over gedaan?
Zie antwoord vraag 1.
Welke inspanningen onderneemt u om te zorgen dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid alsnog op korte termijn in gesprek kan met de Marokkaanse ambtsbekleder die het betreft over de terugname van uitgeprocedeerde Marokkaanse staatburgers?
Er is direct na de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid telefonisch contact geweest tussen de Staatssecretaris en de Marokkaanse ambassadeur. Zoals bekend heeft de afspraak tussen de Staatssecretaris en de Marokkaanse ambassadeur van 5 december jl. niet kunnen plaatsvinden.
Marokko en Nederland delen de wens om in gesprek te blijven over de hele breedte van de relatie, migratie en terugkeersamenwerking zijn daarvan een belangrijk onderdeel. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft kortgeleden nog met zijn Marokkaanse ambtgenoot over de brede relatie gesproken en afgesproken daarover in gesprek te blijven. Dat traject wordt vervolgd.
Daarnaast wordt gewerkt aan het plannen van een afspraak voor een bezoek van de staatsecretaris aan haar Marokkaanse counterpart.
Ondertussen worden de contacten over de terugname door de Marokkaanse autoriteiten van Marokkaanse onderdanen die geen rechtmatig verblijf hebben, die geregeld op verschillende niveaus tussen Nederland en Marokko plaatshebben, voortgezet.
Het bericht dat de minister van Defensie niet aanwezig was bij de bijeenkomst van NAVO ministers van Buitenlandse Zaken op 20 november 2019 |
|
Isabelle Diks (GL), Bram van Ojik (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Nederlandse Minister van Defensie, in tegenstelling tot wat in de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken d.d. 20 november 2019 staat vermeld, niet aanwezig was bij de bijeenkomst van NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken op 20 november 2019?1
Ja.
Klopt het dat zij, zoals Trouw meldt, afwezig was «om zich in Den Haag te concentreren op de beantwoording van de Kamervragen over het bombardement en een debat over de kwestie»?
Ja, de Minister van Defensie hield rekening met een mogelijke wens van uw Kamer om op korte termijn een debat te voeren over de transparantie over burgerslachtoffers en heeft daarom besloten om niet naar Brussel af te reizen.
Zo niet, wat was dan de reden dat de Minister van Defensie, die immers de Minister van Buitenlandse Zaken zou vervangen, afwezig was?2
Zie antwoord vraag 2.
Wie heeft de Minister van Defensie uiteindelijk vervangen?
De permanente vertegenwoordiger van Nederland bij de NAVO heeft namens de Minister van Buitenlandse Zaken aan de NAVO-vergadering deelgenomen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor dinsdag 26 november 2019?
Ja.
Het feit dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd geweigerd in Marokko |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Wist u dat uw collega, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet welkom was voor een bezoek aan haar ambtsgenoot in Marokko?1
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tijdens de tweede termijn van de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid op 21 november reeds gemeld dat zij niet door Marokko is geweigerd. Ook is gemeld dat de Staatssecretaris zo snel als mogelijk naar Marokko afreist als er zicht is op een afspraak.
Waarom was uw collega niet welkom?
Zie antwoord vraag 1.
Is het juist dat de relatie met Marokko «problematisch» is? Waarom?
De relatie tussen Nederland en Marokko kent een lange historie en de wederzijdse belangen zijn substantieel. Niet alleen migratie en terugkeer maar ook consulaire zaken, handel en investeringen, justitie- en politiesamenwerking en de strijd tegen terrorisme zijn onderdeel van deze bilaterale relatie. Een dergelijke relatie kent logischerwijs ook onderwerpen die de betrekkingen ingewikkeld kunnen maken. Op specifiek het onderwerp van terugkeer zijn helaas nog weinig resultaten geboekt. Zowel de Minister van Buitenlandse Zaken als de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bespreken in contacten met de Marokkaanse autoriteiten de mogelijkheden tot voortgang op dit dossier.
Deelt u de mening dat deze weigering zeer ongepast was? Wat heeft u hiertegen ondernomen?
Zie ook het antwoord op vraag 1 en 2.
Er is direct na de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid telefonisch contact geweest tussen de Staatssecretaris en de Marokkaanse ambassadeur. Zoals bekend heeft de afspraak tussen de Staatssecretaris en de Marokkaanse ambassadeur van 5 december jl. niet kunnen plaatsvinden.
Marokko en Nederland delen de wens om in gesprek te blijven over de hele breedte van de relatie, migratie en terugkeersamenwerking zijn daarvan een belangrijk onderdeel. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft kortgeleden nog met zijn Marokkaanse ambtgenoot over de brede relatie gesproken en afgesproken daarover in gesprek te blijven. Dat traject wordt vervolgd.
Daarnaast wordt gewerkt aan het plannen van een afspraak voor een bezoek van de staatsecretaris aan haar Marokkaanse ambtgenoot.
Hoe gaat de regering gesprekken met Marokko over terugkeer van «veiligelanders» weer opstarten?
Er is geregeld dialoog tussen Nederland en Marokko op verschillende niveaus over migratie in brede zin en specifiek over terugkeersamenwerking. Terugkeer vormt een belangrijk onderwerp van gesprek waarbij constant wordt ingezet om resultaten te boeken. Ook in de contacten van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn Marokkaanse ambtgenoot is terugname door de Marokkaanse autoriteiten van Marokkaanse onderdanen die geen rechtmatig verblijf hebben, een belangrijk onderwerp van gesprek.
Het bericht dat het JSF-project opnieuw honderden miljoenen duurder uitvalt |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat uw dramatisch wanbeleid wederom in de spotlights staat, ditmaal vanwege het bericht dat de vliegende Titanic opnieuw honderden miljoenen duurder uitvalt?1
Ik ben bekend met het artikel waar uw Kamer aan refereert.
Vindt u het geen ode aan de domheid dat geen vaste prijs is bedongen en valutarisico's niet zijn weggecontracteerd? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt deze gang van zaken zich met de doelmatige besteding van overheidsgelden en de te berachten zorgvuldigheid conform het aanbestedingsrecht?
Het Amerikaanse F-35 Joint Program Office (JPO) onderhandelt namens alle partners in het F-35 programma met de industrie over de stuksprijzen. Deze stuksprijzen in dollars zijn in de afgelopen jaren voor alle partners gedaald en het is de algemene verwachting dat de stuksprijs van de toestellen in de komende jaren verder daalt en/of stabiliseert.
Zodra financiële verplichtingen worden aangegaan, sluit Defensie conform de Regeling Financieel Beheer van het Rijk (artikel 2.4) termijnvalutacontracten af om het valutarisico te beheersen. Om financiële mee- en tegenvallers in de wisselkoers op te vangen, heeft Defensie de zogeheten reservering «reserve valutaschommelingen». Wisselkoerstegenvallers worden vanuit deze reservering gedekt, wisselkoersmeevallers komen ten gunste van deze reservering. De reserve was niet voldoende om de totale geraamde valutategenvaller voor de planperiode van 15 jaar op de Defensiebegroting 2020 te compenseren en is volledig uitgeput. Het kabinet onderzoekt op welke manier de schokbestendigheid van de Defensiebegroting tegen valutaschommelingen verder kan worden vergroot.
Bewijzen de vele prijsstijgingen, tezamen met het blijven investeren in slecht buitenlands materiaal (onder andere de vliegende Titanic), dat het materiaalbeleid door en door verrot is en mogelijk beheerst wordt door perverse prikkels (zoals bijvoorbeeld vriendjespolitiek)? Zo nee, waarom niet?
Defensie investeert in personeel en in de materiële versterking van de krijgsmacht, zodat Defensie nog beter in staat is de grondwettelijke taken uit te voeren. In het door de Minister-President ingediende Nationaal Plan is (Kamerstuk 28 676, nr. 308) aangegeven om door middel van investeringen de slagkracht van de krijgsmacht te versterken. De aanschaf van additionele F-35 jachtvliegtuigen is één van de geïdentificeerde prioriteiten. Bij investeringen staat Defensie altijd het best mogelijke materieel voor de beste prijs voor.
Zoals in de twintigste voortgangsrapportage project Verwerving F-35 (Kamerstuk 26 488, nr. 451) gemeld, ontwikkelt de stuksprijs van de F-35 in dollars zich tot op heden gunstig. Als de raming voor de investeringen voor 37 F-35 jachtvliegtuigen (inclusief de risicoreservering) wordt afgezet tegen het beschikbare investeringsbudget is er momenteel sprake van een positief saldo van € 115 miljoen.
Schaamt u zich niet dat Defensie blijft investeren in een verouderd bouwpakket dat bij het minste of geringste roest, terwijl de samenleving schreeuwt om grensbewaking en degelijk materiaal?
Nederland verwerft 37 plus 9 additionele vijfde generatie F-35 jachtvliegtuigen. De aanschaf van in totaal 46 F-35 vliegtuigen draagt bij aan de versterking van de Nederlandse krijgsmacht, zodat Defensie beter in staat is de grondwettelijke taken uit te voeren. In 2013 heeft Defensie de kosten-batenanalyses uit 2001 en 2008 geactualiseerd, waaruit bleek dat de F-35 nog steeds het beste product voor de beste prijs is. Dit is tevens door de Algemene Rekenkamer gevalideerd (Kamerstuk 33 763 nr.2.
Bent u bereid het JSF-project in de burn pit te gooien en de investeringen terug te vorderen, desnoods door inzet van juridische middelen? Zo nee, waarom niet?
Nederland is sterk gecommitteerd aan het F-35 programma. Met het Nationaal Plan (Kamerstuk 28 676, nr. 308) heeft het kabinet de politieke intentie uitgesproken om structureel te investeren in een aantal prioritaire capaciteiten die aansluiten bij de capaciteitendoelstellingen van de NAVO. Met de capaciteiten van de Nederlandse F-35 vliegtuigen geven we invulling aan meerdere doelstellingen van de NAVO. De aanschaf van additionele F-35 jachtvliegtuigen is één van de geïdentificeerde prioriteiten.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Een 'family day' |
|
Peter Kwint (SP), Sadet Karabulut (SP), Frank Wassenberg (PvdD), Michel Rog (CDA), Roelof Bisschop (SGP), Martijn van Helvert (CDA), John Kerstens (PvdA), Paul van Meenen (D66), Femke Merel Arissen (PvdT), Henk Krol (50PLUS), Salima Belhaj (D66), André Bosman (VVD), Rudmer Heerema (VVD), Chris Stoffer (SGP), Kirsten van den Hul (PvdA), Wybren van Haga (Lid-Haga), Isabelle Diks (GL), Joël Voordewind (CU), Eppo Bruins (CU), Harm Beertema (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het fenomeen van «family day» zoals gebruikelijk bij terugkeer van Amerikaanse troepen die op uitzending/missie/deployement zijn geweest?
Ja.
Bent u bereid om een dergelijke mogelijkheid om kinderen van wie de vader of moeder op militaire uitzending/missie/deployement is geweest gelijk na terugkomst een dag vrij te geven van school, ook in Nederland mogelijk te maken?
Ik begrijp het verzoek van de leden van uw Kamer. Op grond van de artikelen 11, onderdeel g, en 14 van de Leerplichtwet 1969kan het hoofd van de school of instelling verlof verlenen aan leerlingen voor maximaal tien dagen per schooljaar. Het gaat hier om een tijdelijke vrijstelling van de leerplicht op grond van «andere gewichtige omstandigheden». De terugkomst van een ouder van een militaire missie valt hier mijn inziens onder, omdat dit een bijzondere aangelegenheid is.
Omdat ik het een begrijpelijk verzoek vind, zal ik aan alle scholen een brief sturen waarin ik erop zal wijzen dat de genoemde situatie onder deze bestaande mogelijkheid valt waarvoor een bijzondere vorm van verlof is toegestaan. De terugkomst van een vader of moeder is een heugelijk gebeurtenis waar kinderen bij moeten kunnen zijn.
Op welke termijn kunt u dat invoeren?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de Kamer op de hoogte houden van de voortgang?
Zie antwoord vraag 2.
De Zembla-uitzending ‘Doelwit Volkel’ |
|
Bram van Ojik (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van de uitzending «Doelwit Volkel», over Amerikaanse kernwapens op de vliegbasis Volkel?1
Ja.
Klopt het dat Nederland geen vetorecht heeft bedongen bij het inzetten van Amerikaanse kernwapens vanaf de vliegbasis Volkel?
Nederland heeft binnen de NAVO een kernwapentaak. Hiermee is één squadron F-16’s belast. Besluitvorming binnen de NAVO vindt plaats op basis van unanimiteit, waarbij altijd sprake is van strikte politieke controle door de NAVO-bondgenoten. Dit betekent dat ook bij nucleaire besluitvorming binnen de NAVO altijd de instemming van Nederland vereist is.
Over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens, alsmede de precieze procedures voor nucleaire besluitvorming en uitvoering van de kernwapentaak kunnen, op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken, geen mededelingen worden gedaan. Overwegingen van veiligheid liggen hieraan ten grondslag. Alle bondgenoten onderschrijven deze geheimhoudingsplicht.
Wat houdt dit in? Betekent dit dat, wanneer de president van de Verenigde Staten besluit dat de Koninklijke Luchtmacht kernwapens moet afgooien, een Nederlandse vlieger dat heeft uit te voeren? Of is bij de kernwapentaak voorzien dat Nederland altijd kan besluiten om zelf af te zien van het inzetten van kernwapens?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de toenmalige Minister van Defensie in 1960 al openlijk aangaf dat Nederland onderdak bood aan Amerikaanse atoombommen?
Voor de uitspraken van Minister Visser verwijs ik u naar de handelingen van uw Kamer. Zoals hierboven beschreven doet de regering geen mededelingen over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens.
Bent u, in het kader van meer transparantie, bereid in elk geval de aanwezigheid van kernwapens in Nederland te bevestigen, los van aantallen of locatie? Zo nee, bent u dan bereid binnen de NAVO en bij de VS te pleiten voor deze vorm van transparantie voor Nederland, naar voorbeeld van Duitsland? Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Knops ter zake?2
Zoals hierboven beschreven kunnen op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens geen mededelingen worden gedaan.
Conform de motie Knops heeft Nederland zich herhaaldelijk ingezet binnen de NAVO en bij de VS voor het moderniseren van deze geheimhoudingsafspraken in het licht van de huidige tijd. Helaas krijgt Nederland geen enkele bijval voor het aangaan van een discussie over het eenzijdig vergroten van de transparantie binnen de NAVO. De assertieve nucleaire houding van Rusland en de verregaande nucleaire geheimhouding door Rusland liggen hieraan ten grondslag. Nederland blijft dit standpunt echter onverminderd uitdragen, conform de wens van uw Kamer, ook al is het weinig waarschijnlijk dat bondgenoten binnenkort tot een andere afweging komen over het eenzijdig vergroten van de transparantie.
Tegelijkertijd zet Nederland zich ook in voor wederzijdse transparantie tussen kernwapenstaten, zoals eerder beschreven in de Kamerbrief inzake recente activiteiten nucleaire ontwapening (d.d. 26 november 2019). Dit doet Nederland met name als actief lid van NPDI (Non-Proliferation & Disarmament Initiative), de enige groep die op regelmatige basis overlegt met de P5 (de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad) over het vergroten van wederzijdse transparantie. In 2020 zal Nederland de volgende ministeriële NPDI-bijeenkomst organiseren.
Bent u bekend met het bericht «Budapest blocks joint EU statement condemning US shift on settlements»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over recente uitspraken van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Pompeo dat het bouwen van Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever niet in strijd is met het internationaal recht?
Het Nederlandse standpunt is ongewijzigd en het kabinet draagt dat ook actief uit, zoals ook verwoord in de recente kamerbrief van 26 november, over de uitvoering van de motie Van Helvert (35 300 V nr. 24) en de motie Voordewind (35 300 V nr. 42). Nederland en de EU beschouwen Israëlische nederzettingen in de sinds 1967 door Israël bezette gebieden als strijdig met het internationaal recht en een obstakel voor vrede. Als bezettende mogendheid heeft Israël geen soevereiniteit over deze gebieden en Nederland en de EU beschouwen deze gebieden niet als een onderdeel van het Israëlische grondgebied. Nederland en de EU zullen alleen wijzigingen accepteren van de grenzen van 1967, inclusief in Jeruzalem, als deze overeengekomen zijn door beide partijen.
Klopt het dat een poging van de EU-lidstaten om een gezamenlijk statement af te geven in reactie op deze uitspraken is mislukt doordat lidstaat Hongarije dreigt een veto uit te spreken?
Het kabinet hecht aan EU-eensgezindheid op het Midden-Oosten Vredesproces en de naleving van internationaal recht. In dit kader acht het kabinet het van belang dat Israël wordt aangesproken op de voortdurende uitbreiding van de illegale nederzettingen, in lijn met de motie Van Helvert.
De Hoge Vertegenwoordiger heeft direct na de verklaring van Secretary of State Pompeo namens de EU het standpunt herhaald, zoals ook door Nederland uitgedragen (zie tevens het antwoord op vraag 2). Hiervoor is geen expliciete instemming van de lidstaten vereist.
Tevens hebben de EU lidstaten die momenteel lid zijn van de VN Veiligheidsraad in een gezamenlijke verklaring dit gemeenschappelijk standpunt uitgedragen op 20 november jl.
Bent u het ermee eens dat het van groot belang is dat namens de Europese Unie wordt benadrukt dat nederzettingen illegaal zijn volgens het internationaal recht, bovendien niet bijdragen aan stabiele vrede en een twee-statenoplossing onmogelijk maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om zich actief in te zetten voor een gezamenlijke verklaring namens de EU-lidstaten, eventueel met de overige 27 lidstaten? Zo ja, bent u bereid hierover op zeer korte termijn contact te zoeken met uw ambtsgenoten?
Zie antwoord vraag 3.
Is Nederland, net als Frankrijk, Duitsland en Spanje, van plan een eigen verklaring naar buiten te brengen? Zo ja, hoe zal deze verklaring luiden en op welke termijn kan deze worden verwacht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2.
Een passage uit het boek Missie F-16 over mogelijke burgerslachtoffers in Irak |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met de inhoud van het boek Missie F-16, in het bijzonder met de passage op bladzijde 234 waarin een F-16-vlieger vertelt over een vijfde casus met mogelijke burgerdoden door Nederlands optreden in Irak?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat met Kerst 2014 een Nederlandse F-16 een aanval uitvoerde op een voertuig toen opeens twee brommers van de andere kant passeerden? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Dit gaat over een wapeninzet in de eerste inzetperiode tussen 2014 en 2016. Daarbij rees kort na de aanval twijfel of er mogelijk sprake was van burgerslachtoffers. Dit werd gemeld door de analisten die vanuit het coalitiehoofdkwartier in Qatar met de operatie hadden kunnen meekijken. Deze melding is opgenomen in het After Action Report. Er kon echter vrijwel direct worden vastgesteld dat van burgerslachtoffers geen sprake was. Het Ministerie van Defensie zag daarom geen aanleiding om een onderzoek in te stellen naar dit geval. Naar aanleiding van de initiële melding uit het coalitiehoofdkwartier heeft CENTCOM, conform de eigen voorschriften, de wapeninzet onderzocht. De conclusie was eveneens dat er geen sprake was van burgerslachtoffers.
Overigens concludeert ook Airwars in de door uw Kamer aangehaalde bron dat er bij de beschreven wapeninzet geen sprake was van burgerslachtoffers («Airwars grading: discounted»).
Klopt het, zoals de F-16-vlieger meldt, dat de brommers, die niet het doelwit van de aanval waren, werden besproeid met kogels? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 2.
Betreft dit de aanval waar monitororganisatie Airwars eerder over heeft gepubliceerd?2
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat deze casus nooit aan de Kamer is gemeld? Zo ja, waarom is dat het geval?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is er allemaal gedaan om te onderzoeken, door Nederland of door de coalitie, of bij deze aanval (mogelijk) burgerslachtoffers zijn gevallen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid onderzoeken naar dit incident, van Nederland of de coalitie, met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er andere aanvallen, die niet aan de Kamer zijn gemeld, waarvoor Nederland verantwoordelijk is en waarover Airwars heeft bericht, omdat er (mogelijk) burgerslachtoffers bij zijn gevallen? Zo nee, hoe is dit uitgesloten? Zo ja, kunt u hier een overzicht van geven?
Binnen de anti-ISIS coalitie is afgesproken dat meldingen van derden over mogelijke nevenschade of burgerslachtoffers in behandeling worden genomen door CENTCOM. CENTCOM beschikt immers over de informatie over welk land op een bepaalde datum, tijd en locatie een luchtaanval heeft uitgevoerd en heeft bovendien meer expertise, capaciteit en inlichtingenproducten om onderzoek te kunnen doen naar de betrouwbaarheid van meldingen. CENTCOM neemt dus kennis van alle meldingen van mogelijke burgerslachtoffers die aan het adres van de coalitie worden gemaakt, bijvoorbeeld door Airwars. Maandelijks publiceert CENTCOM namens de coalitie een openbaar overzicht dat in gaat op meldingen van mogelijke burgerslachtoffers als gevolg van coalitieoptreden.
Uw Kamer is geïnformeerd over de vier gevallen die door Defensie en/of het OM zijn onderzocht waarbij mogelijk sprake is van burgerslachtoffers als gevolg van Nederlandse wapeninzet. Op dit moment lopen er, voor zover bekend, geen onderzoeken meer.
Bent u bereid deze vragen spoedig te beantwoorden, nog voor het debat over burgerslachtoffers dat waarschijnlijk volgende week plaatsvindt?
Ja.
Nederlands vetorecht in geval van inzet kernwapens |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Is het bericht juist dat Nederland geen vetorecht heeft in geval de VS besluit tot inzet van kernwapens?1
Nederland heeft binnen de NAVO een kernwapentaak. Hiermee is één squadron F-16’s belast. Besluitvorming binnen de NAVO vindt plaats op basis van unanimiteit, waarbij altijd sprake is van strikte politieke controle door de NAVO-bondgenoten. Dit betekent dat ook bij nucleaire besluitvorming binnen de NAVO altijd de instemming van Nederland vereist is.
Over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens, alsmede de precieze procedures voor nucleaire besluitvorming en uitvoering van de kernwapentaak kunnen, op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken, geen mededelingen worden gedaan. Overwegingen van veiligheid liggen hieraan ten grondslag. Alle bondgenoten onderschrijven deze geheimhoudingsplicht.
Bent u bereid alsnog een vetorecht te eisen bij de Amerikanen over de inzet van kernwapens die in beheer zijn van de Nederlandse krijgsmacht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze is het juridisch vastgelegd dat Nederlandse militairen, piloten en ondersteunend personeel worden ingezet bij de uitvoering van de Amerikaanse beslissing tot de inzet van het kernwapen? Kunt u de overeenkomst met de Amerikaanse regering ter inzage aan de Kamer beschikbaar stellen?
Zie antwoord vraag 1.
Hebt u kennis genomen van het artikel «Mijn job? Atoombommen onder straaljagers hangen», waarin een Belgische ex-militair vertelt over zijn werk op vliegbasis Kleine Brogel, waar dezelfde soort kernwapens liggen als in Volkel?2 Kunt u bevestigen dat de procedures in Volkel vergelijkbaar zijn? Zo nee, hoe zijn of waren de procedures in Volkel?
Zie antwoord vraag 1.
Bestaat er een specifieke regeling voor Nederlands militair personeel om af te zien van de uitvoering van het bevel tot afvuren van kernwapen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt de tekst daarvan met de Kamer delen? Deelt u de opvatting dat een dergelijk gewetens- of politiek bezwaar dient te worden gehonoreerd? Zo nee, waarom niet?
Nucleaire besluitvorming binnen NAVO vindt plaats op basis van unanimiteit, waarbij altijd sprake is van strikte politieke controle door de bondgenoten. Dat houdt in dat voor nucleaire besluitvorming per definitie ook de instemming van Nederland vereist is. Zodra een dergelijk besluit binnen NAVO is genomen krijgt dit binnen de krijgsmacht de vorm van een dienstbevel. Het hebben van gewetensbezwaren tegen het uitvoeren van deze taak van Defensie kan gevolgen hebben voor de positie van betrokkene. Voor het beleid met betrekking tot ambtenaren met gewetensbezwaren verwijs ik u graag naar Circulaire MP 33-210 van de Staatssecretaris van Defensie van 15 februari 1989, nr. PB 89/1600/76
Is het juist dat Amerikaanse troepen de leiding hebben bij de uitvoering van veiligstellen bij een ongeval met een kernwapen in Nederland? Zo nee, hoe is deze situatie dan geregeld?
Zoals hiervoor vermeld, kunnen geen mededelingen worden gedaan over locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens. De kans dat er iets misgaat met transporten van Amerikaans nucleair materiaal over Nederlands grondgebied is uitzonderlijk klein, maar nooit volledig uit te sluiten. Nederland is daarom goed voorbereid op mogelijke ongevallen. De plannen zijn hiervoor aanwezig en in voorkomend geval wordt gebruik gemaakt van de bestaande Nederlandse crisisbesluitvormingsstructuren. Eenheden van de Verenigde Staten zullen in nauwe samenwerking aansluiten bij deze structuren.
Is het juist dat er een verdrag ten grondslag ligt aan de regeling van het Amerikaans bewind bij gevolgen van een kernongeval en dat dit verdrag de «Agreement between the Government of of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the United States of America for Responding to an Occurrence in the Netherlands involving U.S. Nuclear Weapons or Nuclear Component» heet? Is het juist dat het in 1992 is overeengekomen?3 Bent u bereid dit verdrag aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken kunnen geen mededelingen worden gedaan over eventuele bilaterale of multilaterale overeenkomsten die verband houden met de kernwapentaak van Nederland. Overwegingen van veiligheid liggen hieraan ten grondslag. Alle bondgenoten onderschrijven deze geheimhoudingsplicht.
Op welke wijze was de organisatie van rampenbestrijding in geval van een kernongeval geregeld vóór 1992?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid de B-61-11 niet te vervangen als deze voor vernieuwing c.q. modernisering naar Amerika worden gestuurd?4
De Kamer is herhaaldelijk geïnformeerd over de modernisering van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens, meest recentelijk in antwoord op Kamervragen van Karabulut c.s. in 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2001). Zoals eerder bekend gesteld, hebben de Verenigde Staten een levensduurverlengingsprogramma, het zogenaamde Life Extension Program (LEP), met als doel de veiligheid, beveiliging en effectiviteit van onder meer het type B61 blijvend te garanderen. Het LEP betreft Amerikaanse kernwapens, dus NAVO-bondgenoten hebben geen zeggenschap over deze modernisering.
Bent u bereid de antwoorden op deze vragen vóór het Algemeen Overleg van 12 december 2019 over het kernwapenbeleid aan de Kamer te sturen?
Ja.
Jarenlange sabotage van auto's van militairen |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat niet alleen het kabinet Defensie saboteert, maar ook kwaadwillende(n)?1
Ik ben bekend met het artikel van RTL Nieuws van 15 november jl. naar aanleiding van een getuigenoproep van de Koninklijke Marechaussee op 14 november. In die oproep vroeg de Marechaussee het personeel op alle Defensielocaties om alert te zijn op losgedraaide wielbouten van personenauto’s en motorvoertuigen.
Herinnert u zich nog mijn vele vragen over het openbaar maken van alle incidenten binnen Defensie? Kunt u aangeven waarom u destijds niet op de proppen kwam met deze misselijkmakende sabotagedaden? Zo nee, waarom niet?
De Koninklijke Marechaussee doet, in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM), onderzoek. Vanaf 2013 zijn er meerdere onderzoeken gedaan naar aanleiding van meldingen. Aanvankelijk betrof dit lokale incidenten. Omdat recent op meerdere Defensielocaties meldingen voorkwamen, is er gekozen voor een landelijke waarschuwing/getuigenoproep. In enkele gevallen is er een wiel van een voertuig afgelopen met materiële schade tot gevolg. Over de inhoud van dit onderzoek kan ik geen uitspraken doen, dat is aan het OM.
Kunt u aangeven waaruit de sabotage bestaat, welke gevolgen dit teweegbracht (zoals bijvoorbeeld ongevallen) en welke kosten hiermee gemoeid zijn? Kunt u ook chronologisch aangeven welke stappen zijn genomen en tot welke resultaten deze hebben geleid? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn alle militairen volledig schadeloos gesteld? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om dit – als goed werkgever – onmiddellijk alsnog te doen, nu vaststaat dat Defensie jarenlang sabotagedaden toestond? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Schaamt u zich niet dat u wel onmiddellijk in de bres springt voor diversiteit en klimaatprojecten, maar jarenlang toestaat dat de auto’s van militairen worden gesaboteerd met alle (mogelijke) gevolgen van dien (zoals bijvoorbeeld kosten, ongevallen en angst)? Bewijst deze gang van zaken dat militairen wederom het onderspit delven? Zo nee, waarom niet?
Ik neem het hoog op dat wielbouten van (motor)voertuigen van personeel op Defensielocaties mogelijk met opzet zijn losgedraaid. Gelukkig hebben de meldingen van losse bouten niet geleid tot slachtoffers, maar deze situaties zouden potentieel ernstige gevolgen kunnen hebben. Daarom voert de Marechaussee een onderzoek uit en heeft in dat kader Defensiepersoneel opgeroepen om alert te zijn op hun (motor)voertuig en de wielbouten in het bijzonder. Bij een opvallende situatie wordt men verzocht zo snel mogelijk contact op te nemen met de Marechaussee.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Gelet op het verband tussen enkele van uw vragen (vragen 2, 3 en 4) zijn deze in samenhang beantwoord.