De doorvoer van wapenonderdelen naar Israël via de Rotterdamse haven |
|
Sarah Dobbe |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
Bent u bekend met het bericht «Maersk reageert voor het eerst op demonstraties in Rotterdam om vervoer F-35-onderdelen: «Misleidende claims»»?1
Ja.
Klopt het dat de export en doorvoer van F-35-onderdelen naar Israël vanuit Nederland stil ligt sinds de rechter op 12 februari 2024 in hoger beroep deze export heeft verboden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Garandeert u dat sinds 12 februari 2024 geen F-35-onderdelen vanuit Nederland zijn geëxporteerd of doorgevoerd in de richting van Israël? Zo nee, waarom niet?
In de uitspraak van 12 februari 2024 heeft het Hof de Staat gelast iedere (feitelijke) uitvoer en doorvoer van F-35-onderdelen met eindbestemming Israël te (doen) staken. Het kabinet heeft daaraan opvolging gegeven door (middels de aanpassing van de algemene vergunningen NL007 en NL009) de uit- en doorvoer van goederen binnen het kader van het F-35-Lightning II programma met eindbestemming Israël sinds 20 februari 2024 niet langer toe te staan.
Bij doorvoer zonder overlading vervolgen de goederen na aankomst in Nederland hun reis met hetzelfde transportmiddel. Dit soort doorvoer is conform het Besluit strategische goederen niet vergunningplichtig op het moment dat het transport afkomstig is uit, of als eindbestemming heeft, een EU- of NAVO-land of een daaraan gelijk gesteld land (Australië, Japan, Nieuw-Zeeland of Zwitserland), gelet op het vertrouwen in de wapenexporttoets door deze gelijkgezinde landen.
Voor dergelijke transacties geldt een meldingsplicht. De verantwoordelijkheid voor het tijdig en correct indienen van de melding ligt bij de melder. Het kabinet heeft sinds 4 oktober 2023 geen meldingen van doorvoer zonder overlading naar Israël ontvangen.
Doorvoer van militaire goederen naar Israël mét overlading in Nederland is altijd vergunningplichtig. Dergelijke transacties worden net als uitvoertransacties zorgvuldig getoetst aan de Europese wapenexportcriteria. Dit type doorvoer naar Israël komt weinig voor. De meest recent verstrekte doorvoervergunning dateert van juni 2021.
Klopt het dat Maersk F-35-onderdelen van F-35-vliegtuigen via de Rotterdamse haven heeft verscheept, zoals de woordvoerder van Maersk zelf aangeeft in het artikel?
Uit informatie verkregen van Maersk bleek dat het betreffende schip inderdaad F-35-onderdelen bevatte en onderweg was naar de Verenigde Staten. Doorvoer van F-35-onderdelen van Israël naar de Verenigde Staten is in lijn met het arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 februari 2024 dat de uit- en doorvoer van F-35-onderdelen vanuit Nederland naar Israël verbiedt. Door- en uitvoer van F-35-onderdelen ten behoeve van het bredere F-35-programma is toegestaan zoals ook is bevestigd door de rechtbank Den Haag in het vonnis van 12 juli 2024.
Klopt het dat de Rotterdamse wethouder Simons heeft gezegd dat F-35-onderdelen door Maersk niet waren gemeld bij de douane en na controle niet op het schip zijn gevonden?2
Op 21 mei jl. is de Douane door de gemeente Rotterdam bevraagd over de mogelijke aanwezigheid van F-35 onderdelen aan boord van de Maersk Izmir. Naar aanleiding daarvan is door de Douane in de voorhanden zijnde informatie (aangiften) nagegaan of dat het geval was. Op basis van de beschikbare informatie was op dat moment niet duidelijk of de betreffende goederen aan boord waren. Aan de gemeente is gecommuniceerd dat op dat moment niet gebleken is dat de goederen aan boord waren. De Douane had deze informatie niet mogen verstrekken aan de gemeente. De Douane heeft vervolgens navraag gedaan bij Maersk. Op 23 mei jl. is de Douane door Maersk geïnformeerd dat de goederen daadwerkelijk aan boord waren van het betreffende schip dat onderweg was van Israël naar de VS. Geconcludeerd moet worden dat de Douane op 21 mei 2025 niet alle informatie voorhanden had. De Douane heeft deze casus geëvalueerd en zorgt ervoor dat dit soort informatie in de toekomst niet meer zal worden verstrekt aan derden.
Hoe verklaart u de verschillende verklaringen vanuit Maersk en de gemeente Rotterdam?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u reageren op de volgende passage in het artikel: «Het verschepen van onderdelen, ook als die dus gebruikt worden om gevechtsvliegtuigen te maken, ziet het bedrijf niet als het vervoeren van wapens.»? Deelt u de mening dat dit wel als wapenexport geldt? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan het kabinet om de verklaringen van een private onderneming en de gemeente Rotterdam van commentaar te voorzien.
Indien de te verschepen onderdelen zijn te categoriseren als strategische goederen (militair of dual-use), dan zijn deze bij uitvoer, doorvoer of overdracht vanuit Nederland vergunningplichtig. Onder strategische goederen vallen militaire goederen, dual-use goederen en sanctiegoederen. Militaire goederen zijn producten die zijn opgenomen op de Gemeenschappelijke EU lijst van militaire goederen. Op de doorvoer van militaire goederen zonder overlading afkomstig uit of met als eindbestemming een EU- of NAVO-land of daaraan gelijkgestelde landen (Nieuw-Zeeland, Australië, Japan, Zwitserland) geldt een meldingsplicht. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Wat zegt het feit dat de door Maersk toegegeven verscheping van F-35-onderdelen niet bij de douane bekend was volgens u over de betrouwbaarheid van het Nederlandse wapenexportcontrolebeleid? Deelt u de mening dat dit niet moet kunnen?
Zie antwoord op vraag 4.
Het kabinet toetst vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen zorgvuldig per geval aan de hand van de criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole. Daarbij wordt per aanvraag gekeken naar de aard van de goederen, het eindgebruik en (de situatie in) het land van eindbestemming. Daar waar een duidelijk risico wordt geconstateerd dat militaire goederen kunnen bijdragen aan ernstige schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht, wordt een vergunningaanvraag afgewezen. Daarbij gaat het kabinet zeer zorgvuldig te werk.
Bent u bereid een onderzoek uit te voeren naar de vraag of via Nederland F-35-onderdelen worden geëxporteerd of doorgevoerd naar Israël? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft in februari 2024 de algemene vergunningen NL007 en NL009 aangepast waardoor de uit- en doorvoer van goederen vanuit Nederland binnen het kader van het F-35-Lightning II programma met eindbestemming Israël sinds 20 februari 2024 niet langer is toegestaan. Daarmee heeft de Staat onmiddellijk opvolging gegeven aan het arrest van het Hof. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft in juli 2024 ook geoordeeld dat de Staat het arrest van het Hof naleeft.
Doorvoer zonder overlading is, indien deze afkomstig is uit, of als eindbestemming heeft, een EU- of NAVO-land of een daaraan gelijk gesteld land (Australië, Japan, Nieuw-Zeeland of Zwitserland), niet vergunningplichtig (zie antwoord op vraag 3), maar meldingsplichtig. De verantwoordelijkheid voor deze melding ligt bij de exporteur van betreffende goederen. Het kabinet heeft sinds 4 oktober 2023 geen meldingen van doorvoer zonder overlading naar Israël ontvangen en heeft geen aanwijzingen dat F-35-onderdelen zonder overlading via Nederland naar Israël worden doorgevoerd.
Wat gaat u extra doen om te garanderen dat F-35-onderdelen niet vanuit Nederland worden geëxporteerd of doorgevoerd naar Israël?
Zie antwoord vraag 9.
Herinnert u zich uw uitspraak over exportvergunningen met bestemming Israël in het commissiedebat Wapenexportbeleid dat «het echt onwaarschijnlijk (is) dat er een vergunning wordt verleend voor de uitvoer naar Israël van wapens die kunnen bijdragen aan de activiteiten van het Israëlische leger in Gaza of op de Westelijke Jordaanoever»?3
Ja.
Aangezien uit onlangs gepubliceerde nieuwe vergunningsgegevens blijkt dat sinds het debat nog een reeks vergunningen met bestemming Israël is afgegeven, kunt u voor elk van de volgende vergunningen apart aangeven op basis waarvan uitgesloten werd geacht dat deze goederen, meer in het bijzonder de wapensystemen waarvoor deze goederen bestemd zijn, door Israël ingezet zouden kunnen worden in Gaza of de Westelijke Jordaanoever: NL0074CDIU0184006, Elektronica voor vliegerhelmen; NL0074CDIU0184345, Elektronica voor vliegerhelmen; NL0074CDIU0184525, Delen voor oorlogsschepen; NL0074CDIU0182267, Delen voor korvetten; NL0074CDIU0185272, Delen voor korvetten; NL0074CDIU0185706, Communicatiesystemen en; NL0074CDIU0185558, Delen voor radarsystemen?4
Desbetreffende vergunningen hebben hoofdzakelijk betrekking op ontwikkeling, productie en/of onderhoud in Israël van goederen die niet voor een eindgebruiker in Israël zijn bestemd. Dat geldt voor de vergunningen NL0074CDIU0184006, NL0074CDIU0184345 en NL0074CDIU0185706. Vergunning NL0074CDIU0185558 betreft de uitvoer van delen van radarsystemen voor het Iron Dome-luchtafweersysteem.
Verder is vergunning (NL0074CDIU0184525, NL0074CDIU0182267 en NL0074CDIU0185272) verleend voor onderdelen van korvetten die onderdeel kunnen uitmaken van de Iron Domeen bijvoorbeeld worden ingezet voor het uitschakelen van dreigingen op zee (oppervlakteschepen en onderzeeboten) of dreigingen uit de lucht (vliegtuigen, raketten en drones). Sinds de toewijzing van deze drie vergunningen is de veiligheidssituatie ten aanzien van het land van eindbestemming, Israël, aanzienlijk gewijzigd. Hierdoor is het risico dat de nog uit te voeren goederen onder deze vergunningen door ongewenst eindgebruik bijdragen aan een verslechtering van de uitermate zorgelijke situatie in de Gazastrook dermate groot, dat intrekking van de eerder afgegeven vergunningen noodzakelijk werd geacht. Daarom zijn de drie vergunningen eind juli 2025 ingetrokken.
Kunt u voor de twee «tijdelijke» vergunningen, namelijk NL0074CDIU0183705, Warmtebeeldcamera’s en NL0074CDIU0186462, Programmatuur voor beveiligde communicatie, aangeven wat de aard hiervan was? Ging het om reparatie, demonstratie of iets anders? Kunt u voor beide vergunningen apart aangeven op basis waarvan uitgesloten werd geacht dat ze door Israël ingezet zouden kunnen worden in Gaza of de Westelijke Jordaanoever?
Vergunning NL0074CDIU0183705 betreft de wederuitvoer van warmtebeeldcamera’s die tijdelijk in Nederland waren voor reparatiedoeleinden. De goederen zijn bestemd voor onderzoek en ontwikkeling en zullen niet operationeel worden ingezet. Dit onderzoek en de betreffende ontwikkeling vindt plaats ten behoeve van diverse Europese krijgsmachten en de goederen zijn niet bestemd voor een eindgebruiker in Israël.
Vergunning NL0074CDIU0186462 betreft de wederuitvoer van programmatuur voor beveiligde communicatie die tijdelijk in Nederland waren en zijn getoond tijdens een defensiebeurs. Deze goederen zijn bestemd voor demonstratiedoeleinden en zullen niet operationeel worden ingezet.
Kunt u alsnog nader ingaan op uw uitspraken in het hierboven genoemde commissiedebat over de vergunning van 4 oktober 2024, NL0074CDIU0181899, Delen, gereedschappen en technologie voor F-16 gevechtsvliegtuigen, waarover u toen zei dat «deze vergunning de uitvoer (betreft) van onderdelen voor productiedoeleinden in Israël» en «de onderdelen na de productiehandeling terug (komen) naar Nederland» en «de goederen niet in Israël (worden) gebruikt»? Hoe kan het dan dat het volgens het vergunningsoverzicht van uw ministerie gaat om goederen afkomstig en geproduceerd in Nederland die naar Israël gaan en geen andere eindbestemming dan Israël hebben? Als Nederland de eindbestemming zou zijn geweest zou dat toch in de desbetreffende kolom vermeld hebben moeten staan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het gaat hier om een bewerking van F-16-onderdelen ten behoeve van productiedoeleinden. Het betreft hier door een Nederlandse partij in Israël uitbesteed werk waarbij er geen sprake is van eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht. Na de werkzaamheden in Israël zijn/worden de betreffende onderdelen geretourneerd naar Nederland. Het gaat daarbij om de (sub)onderdelen gebruikt in de assemblage van een – conform de registratiemethode van de Douane – nieuw product. Daarmee wordt dit in dergelijke gevallen geregistreerd als een definitieve uitvoer en niet als een tijdelijke uitvoer.
De uitvoer betrof daarnaast ook de export van gereedschappen en militaire technologie om de bewerking van de F-16-onderdelen ten behoeve van productiedoeleinden mogelijk te maken. Deze gereedschappen en militaire technologie blijven in Israël zolang het contracttussen de Nederlandse exporteur en Israëlische producent voor de productie van F-16 onderdelen loopt. Deze gereedschappen en militaire technologie worden overigens enkel ingezet in de context van de bewerking van F-16 onderdelen die terugkeren naar Nederland. De uitgevoerde goederen worden niet gebruikt door de Israëlische krijgsmacht.
Weet u zeker dat exportvergunningen voor onderdelen van F-16-gevechtsvliegtuigen met bestemming VS (zoals bijvoorbeeld NL0074CDIU0187011 van 30 januari jl.) dat land inderdaad als uiteindelijke bestemming hebben? Hoe controleert u dat en wordt uitgesloten dat deze onderdelen uiteindelijk alsnog in Israël terechtkomen?
Bij transacties van F-16-onderdelen naar de VS is op het moment van uitvoer alleen bekend dat het eindgebruik in de VS ligt en is niet bekend wie eventueel in de toekomst eindgebruiker zal zijn van de toestellen waarin de F-16 onderdelen worden geïntegreerd. Voor de Nederlandse exportcontrole geldt de Verenigde Staten dan ook als het land van eindgebruik waaraan getoetst wordt.
Deze methodiek wordt, in lijn met het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole, al langer toegepast in het Nederlandse exportcontrolestelsel voor de uitvoer van componenten naar producenten in EU-, NAVO-, en daaraan gelijkgestelde landen (Australië, Japan, Nieuw-Zeeland en Zwitserland) waarbij op het moment van uitvoer geen eindgebruiker bekend is. Over deze methode werd uw Kamer in het verleden ook meermaals geïnformeerd. [5] Het kabinet hecht sterk aan deze werkwijze die eraan bijdraagt dat Nederland een betrouwbare partner kan zijn in internationale samenwerkingsprojecten voor de ontwikkeling en productie van defensiegoederen. Het kabinet acht de toepassing van dit beginsel eveneens van essentieel belang voor de Nederlandse defensie-industrie.
Bent u gegeven de extreme situatie in Gaza inmiddels bereid in Europa steun te vragen voor een EU-wapenembargo, zoals de EU eerder deed tegen Rusland, Soedan en Myanmar, en, zolang er nog geen Europese aanpak is, een nationaal wapenembargo tegen Israël in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat het staande wapenexportbeleid volstaat om ongewenste transacties te voorkomen. Het kabinet toetst vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen zorgvuldig per geval aan de hand van de criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake Wapenexportcontrole. Daarbij wordt per aanvraag gekeken naar de aard van de goederen, het eindgebruik en (de situatie in) het land van eindbestemming. Daar waar een duidelijk risico wordt geconstateerd dat militaire goederen kunnen bijdragen aan ernstige schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht, wordt een vergunningaanvraag afgewezen. In dat licht heeft het kabinet sinds 7 oktober 2023 onder meer vergunningaanvragen voor de uitvoer naar Israël van munitie, helmen, beeldversterkers, helikopteronderdelen en technologie voor marineschepen afgewezen. Dat het kabinet hiermee voldoet aan zijn (internationaalrechtelijke) verplichtingen is door de rechtbank Den Haag bevestigd in het vonnis van 13 december 2024. Tegelijkertijd laat dit beleid wel ruimte voor de uitvoer van militaire goederen die enkel voor zelfverdedigingsdoeleinden kunnen worden gebruikt, zoals onderdelen voor het Iron Dome-luchtafweersysteem. Het kabinet blijft deze uitvoer – gezien het belang van de veiligheidswaarborging voor burgers in Israël – toestaan zolang deze de toets aan de Europese kaders voor wapenexportcontrole doorstaat.
De Freedom Flotilla |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de zeiltocht van de Freedom Flotilla naar Gaza, die tot doel heeft humanitaire hulp te leveren en aandacht te vragen voor de blokkade van Gaza?
Ja.
Bent u bekend met de dreigementen van de Israëlische regering richting de Freedom Flotilla waarin zelfs militaire actie wordt genoemd? Bent u bereid om deze dreigementen stellig te veroordelen en dit aan de Israëlische regering over te brengen?
Het kabinet is bekend met de verschillende uitlatingen van leden van de Israëlische regering over de Madleen. Naar aanleiding hiervan heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Israëlische autoriteiten geïnformeerd over de aanwezigheid van een Nederlands staatsburger aan boord en Israël opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen het schip en zijn opvarenden.
Bent u bereid om samen met Europese collega’s maximale druk uit te oefenen op Israël om geweld tegen de Freedom Flotilla te voorkomen? Bent u tevens bereid om direct sancties te treffen indien Israël geweld zou plegen tegen de Freedom Flotilla? Zo nee, waarom niet?
De Madleen is reeds op maandag 9 juni door Israël onderschept en naar de Israëlische haven van Ashdod gebracht. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen voor geweldgebruik van Israël tegen het schip en zijn bemanning.
Op welke wijze monitort u de situatie rond de Freedom Flotilla, en bent u bereid zich proactief in te zetten voor de bescherming van de opvarenden?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt de situatie rondom de Madleennauwgezet en onderhoudt hierover contact met de betrokken autoriteiten. De Nederlandse burger aan boord van de Madleenheeft prompt consulaire bijstand van het ministerie ontvangen zodra deze daarom heeft verzocht.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
Ja.
Bent u ermee bekend dat een internationale groep burgers, waaronder een Nederlandse kapitein, met het schip «Madleen» Gaza nadert met hulpgoederen om de illegale belegering van Gaza te doorbreken en mensen van voedsel te voorzien?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht van het Israëlische ministerie waarin het de burgers op het schip associeert met terroristen en zegt alle nodige maatregelen te zullen nemen om het schip tegen te houden ook als het schip zich op internationale wateren bevindt?2
Ja.
Wat vindt u van deze reactie? Bent u ermee bekend dat de burgers aan boord van de Madleen om hulp vragen van o.a. de Nederlandse regering om ze te beschermen en dat de komende 24 uur cruciaal zijn?3
Het kabinet is bekend met de verschillende uitlatingen van leden van de Israëlische regering over de Madleen. Naar aanleiding hiervan heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Israëlische autoriteiten geïnformeerd over de aanwezigheid van een Nederlands staatsburger aan boord en Israël opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen het schip en zijn opvarenden.
Bent u bereid u met spoed in te zetten voor de veiligheid van de Nederlandse burger aan boord van de Madleen en de rest van de burgers daar? Zo nee, waarom laat u onschuldige burgers in de steek?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt de situatie rondom de Madleennauwgezet en onderhoudt hierover contact met de betrokken autoriteiten. De Nederlandse burger aan boord van de Madleen heeft prompt consulaire bijstand van het ministerie ontvangen zodra deze daarom heeft verzocht. Vanwege de privacy van betrokkene kan het kabinet dit moment niet verder ingaan op de inhoud van de zaak.
Erkent u dat, ter voorkoming van genocide, kan worden gesteld dat staten gehouden zijn tot het verrichten van een absolute minimuminspanning om maatregelen te nemen die de toegang van noodhulp tot de burgerbevolking waarborgen? Zo ja, welke inspanningen levert Nederland ter ondersteuning van de Madleen, het schip dat noodhulp probeert te leveren aan Gaza? Zo nee, welke praktische inspanningen om noodhulp Gaza in te krijgen levert Nederland op dit moment dan wel?
De opvarenden hebben bevestigd dat de humanitaire hulp op de Madleen voornamelijk symbolisch van aard was. Voor het werkelijk lenigen van de humanitaire noden in de Gazastrook is, naast een staakt-het-vuren, structurele en ongehinderde humanitaire toegang nodig voor professionele, gemandateerde hulporganisaties. Dat neemt niet weg dat het kabinet de zorgen van de initiatiefnemers over de catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook deelt. Het kabinet blijft, zowel bilateraal als multilateraal, maximale druk uitoefenen op onmiddellijk herstel van humanitaire toegang over land door professionele en gemandateerde organisaties. Ook staat het kabinet in nauw contact met de humanitaire partnerorganisaties die hun essentiële werk proberen te doen in de Gazastrook.
Erkent u dat deze inspanningsverplichting groter is voor Nederland gezien de «goede relaties» die Nederland volgens het kabinet met Israël onderhoudt?
Een derde staat moet alle redelijkerwijs beschikbare maatregelen nemen om een mogelijke genocide naar vermogen te voorkomen. De reikwijdte van de verplichting voor derde staten hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide. Hierbij is onder meer de geografische afstand tot de gebeurtenissen en de sterkte van de politieke, militaire en financiële banden relevant.
Erkent u dat het feit dat burgers zich genoodzaakt voelen om per zeilschip hulpgoederen naar Gaza te brengen, laat zien dat de internationale gemeenschap – Nederland incluis – structureel tekortschiet in het waarborgen van humanitaire toegang tot Gaza?
Het kabinet deelt de zorgen over het grote menselijke leed in de Gazastrook. Er komt veel te weinig hulp binnen om de noden in de Gazastrook te lenigen, en de humanitaire situatie is sinds het verbreken van het staakt-het-vuren door Israël verder verslechterd. Voor het kabinet vormden onder meer de humanitaire blokkade en de intensivering van het offensief in de Gazastrook de aanleiding om de Israëlische ambassadeur te ontbieden en de Hoge Vertegenwoordiger te verzoeken om een evaluatie van de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël-Associatieakkoord. Dit zijn sterke politieke en diplomatieke signalen, waarmee het kabinet de druk op Israël opvoert om van koers te veranderen.
Bent u bereid om zich binnen de Europese Unie hard te maken voor een structurele, door de Verenigde Naties (VN) gecoördineerde humanitaire zee-corridor naar Gaza, waarin ook niet-gouvernementele initiatieven zoals de Gaza Freedom Flotilla bescherming en erkenning krijgen?
Voor Nederland is het van belang om maximale druk uit te oefenen op onmiddellijk herstel van humanitaire toegang over land naar de inwoners van de Gazastrook. Dit is de enige manier om hulp te bieden op de schaal die nodig is en heeft daarom prioriteit. De zeeroute is eerder onvoldoende effectief gebleken.
Welke diplomatieke maatregelen bent u op dit moment aan het voorbereiden voor het geval Israël daadwerkelijk overgaat tot het enteren of tegenhouden van de Madleen in internationale wateren?
De Madleenis op maandag 9 juni door Israël onderschept en naar de Israëlische haven van Ashdod gebracht.
Bent u bereid het onderscheppen van de Madleen, mocht dat plaatsvinden, krachtig te veroordelen en te pleiten voor internationale sancties of juridische stappen, gezien de ernstige aard van de schending?
Op dit moment is onvoldoende bekend over de onderschepping van het schip om tot een definitief oordeel te komen. Onderzoek door met name de vlaggenstaat, het Verenigd Koninkrijk, zou meer gegevens moeten opleveren.
Wat is uw reactie op de berichten dat de GPS-tracker van de Madleen doelbewust wordt gesaboteerd? Bent u bereid navraag te doen bij Israël of andere betrokken staten over mogelijke betrokkenheid bij deze sabotage?
Deze berichten heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken ook in de media gezien. Deze berichten zijn echter nog niet onafhankelijk bevestigd. In het kader van consulaire bijstand staat de ambassade in Tel Aviv in contact met de Israëlische autoriteiten over de omstandigheden van de onderschepping van de Madleen.
Bent u bereid publiekelijk steun uit te spreken voor het recht van burgers en organisaties om zich vreedzaam in te zetten voor humanitaire doeleinden en solidariteit te tonen met de Palestijnse bevolking, ook als dit betekent dat zij blokkades vreedzaam proberen te doorbreken?
Burgers hebben uiteraard het recht om solidariteit te tonen en zich vreedzaam in te zetten voor humanitaire doeleinden. Kritiek op de Israëlische blokkade van humanitaire hulp is terecht, en het kabinet kan zich goed verplaatsen in de wens van burgers een persoonlijke bijdrage te leveren aan verbetering van de humanitaire situatie in de Gazastrook. Echter, de kleurcode van het reisadvies voor de Gazastrook is rood. Met een rood reisadvies zegt het ministerie: wat uw situatie ook is, reis hier niet heen, het is er te gevaarlijk. Ook waarschuwt het ministerie in het reisadvies dat de Nederlandse overheid geen consulaire bijstand kan bieden in gebieden waar kleurcode rood geldt.
Ook vindt het kabinet het belangrijk dat veilige en ongehinderde humanitaire toegang wordt bewerkstelligd. Het herstel van toegang over land voor gemandateerde, professionele hulporganisaties zoals de VN, de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en hun partners wordt daarvoor gezien als het meest effectief. Zij staan met duizenden vrachtwagens klaar om hulp naar de Gazastrook te brengen. Het kabinet is van mening dat de Israëlische regering deze organisaties per ommegaande veilige, ongehinderde en onvoorwaardelijke toegang moet verschaffen.
Bent u bereid het statement van de VN te ondersteunen waarin wordt gepleit voor het borgen van een veilige doorgang van de Madleen?4
De Madleen is op maandag 9 juni buiten de Israëlische territoriale wateren onderschept en naar de haven van Ashdod gebracht. Op dit moment is geen sprake van een verdere veilige doorgang van de Madleen. Wel staat buiten kijf dat voor het verhelpen van de humanitaire catastrofe in de Gazastrook, naast een staakt-het-vuren, structurele humanitaire toegang nodig is voor professionele, gemandateerde hulporganisaties.
Bent u bereid deze vragen binnen 24 uur te beantwoorden gezien de noodsituatie?
Er is getracht te voldoen aan een zo spoedig mogelijke beantwoording.
De bouw van 22 nieuwe Israëlische nederzettingen op illegaal bezet Palestijns land. |
|
Sarah Dobbe |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel inThe Times of Israel van 29 mei 2025 waarin wordt gemeld dat de Israëlische regering toestemming heeft gegeven voor de bouw van 22 nieuwe nederzettingen op de bezette Westelijke Jordaanoever, en waarin Minister van Buitenlandse Zaken Israel Katz verklaart dat dit bedoeld is voor «het voorkomen van een Palestijnse staat»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze uitspraak van Minister Katz in het licht van het officiële Nederlandse en Europese beleid dat uitgaat van een tweestatenoplossing? Acht u de recente Israëlische besluiten en uitspraken daarmee strijdig? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet veroordeelt deze uitspraken van Minister Katz, net als de recente goedkeuring door het Israëlische kabinet van 22 nieuwe nederzettingen op de bezette Westelijke Jordaanoever die het vooruitzicht op een tweestatenoplossing en op duurzame vrede op afstand zet. Deze goedkeuring zet de al gespannen situatie op de bezette Westelijke Jordaanoever nog verder onder druk.
Erkent u dat deze stap in lijn ligt met dede facto annexatiepolitiek van Israël, die reeds in de motie-Karabulut van 22 juni 2020 expliciet wordt genoemd als reden voor het instellen van sancties? Welke conclusies verbindt u daaraan?2
Het Israëlische besluit past in de trend van de groei en toename van nederzettingen en maakt onderdeel uit van een actief Israëlisch nederzettingenbeleid. In overeenstemming met het advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 19 juli 2024, erkent het kabinet dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Dit komt overeen met de reeds jarenlang bestaande kabinetspositie dat de nederzettingen en de uitbreiding daarvan, vernielingen of uithuisplaatsingen in de bezette gebieden, in strijd zijn met het internationaal recht. Het kabinet blijft zowel bilateraal als in EU-verband druk uitoefenen op Israël om dit besluit, en het nederzettingenbeleid in den brede, terug te draaien en stop te zetten, zodat ook een tweestatenoplossing kans van slagen heeft. Voorts is de door u hierboven genoemde motie-Karabulut van 22 juni 2020 reeds afgedaan.4
Hoe verhoudt deze aangekondigde uitbreiding van nederzettingen zich tot het juridisch bindende advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van juli 2024, waarin werd vastgesteld dat Israëls nederzettingenbeleid en bezetting illegaal zijn en dat staten verplicht zijn geen hulp of bijstand te verlenen aan deze situatie?3
Zie antwoord vraag 3.
Welke stappen overweegt het kabinet om te voldoen aan de verplichtingen die derde staten volgens het advies van het Internationaal Gerechtshof van juli 2024 hebben om te verzekeren dat Israël zich houdt aan het internationaal humanitair recht zoals vastgelegd in de Vierde Conventie van Geneve?
Zoals in het antwoord op vraag 3 en 4 is aangegeven, erkent het kabinet dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Het kabinet schaart zich eveneens achter de oproep van het Internationaal Gerechtshof (IGH) om de bezetting zo spoedig mogelijk te beëindigen, met inachtneming van de legitieme veiligheidsbelangen van Israël. In de Kamerbrief van 9 december 2024 constateert het kabinet dat het advies van het IGH van 19 juli 2024 de instandhouding van het huidige Nederlandse beleid rechtvaardigt en dat aanvullende maatregelen in beginsel een EU-competentie betreffen.
Nederland geeft op verschillende manieren invulling aan de verplichting om de onrechtmatige situatie niet te erkennen, samen te werken om de onrechtmatige situatie tot een einde te brengen en geen hulp of bijstand te verlenen aan de instandhouding van de onrechtmatige situatie. Zo heeft Nederland al jaren een ontmoedigingsbeleid ten aanzien van activiteiten die Nederlandse bedrijven ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezette gebieden en het beleid ten aanzien van implementatie van bilaterale verdragen tussen Israël en Nederland in de bezette gebieden. Daarnaast spreekt het kabinet zich actief uit tegen het Israëlische nederzettingenbeleid en kolonistengeweld. Nederland blijft zich daarom inzetten om gewelddadige kolonisten en kolonistenorganisaties te sanctioneren.5 Sancties vereisen EU-unanimiteit en tot op heden is er nog geen overeenstemming over een derde pakket aan sancties tegen gewelddadige kolonisten en organisaties die hen faciliteren. Nederland blijft zich samen met Frankrijk onverminderd inzetten om dit draagvlak te vergroten. Daarnaast heeft Nederland in EU verband opgeroepen tot het sanctioneren van Ministers Ben-Gvir en Smotrich. Zij hebben herhaaldelijk geweld door kolonisten aangewakkerd tegen de Palestijnse bevolking, zij bepleiten voortdurend de uitbreiding van illegale nederzettingen en roepen op tot etnische zuivering in de Gazastrook.
Ten slotte heeft Nederland in de Raad van Buitenlandse Zaken van 23 juni jl. benadrukt dat de uitkomsten van de evaluatie over de naleving door Israël van artikel 2 moet worden gebruikt om als EU gezamenlijk de diplomatieke druk op Israël op te voeren om de situatie te verbeteren, waarbij specifiek het belang van een staakt-het-vuren en toelating van humanitaire hulp voor Gaza is genoemd. Dat betekent onder andere dat Israël geen stappen moet zetten die een tweestatenoplossing verder bemoeilijken.
Het kabinet zal naar aanleiding van de ontwikkelingen steeds de inzet blijven wegen en bezien welke instrumenten, maatregelen of stappen kunnen worden ingezet ten behoeve van verbetering aldaar.
Welke implicaties verbindt u aan de plicht tot non-assistance zoals voortvloeit uit het IGH-advies en artikel 41 van de International Law Commission Articles on State Responsibility? Bent u bereid bestaande vormen van samenwerking met Israël, inclusief economische en militaire, opnieuw tegen het licht te houden?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid in navolging van deze ontwikkeling de Palestijnse staat te erkennen, mede als politiek signaal tegen de voortschrijdende annexatie en als middel om de tweestatenoplossing te beschermen? Zo nee, waarom niet?
De uiteindelijke erkenning van de Palestijnse staat moet voor Nederland onderdeel zijn van het politieke proces dat leidt tot een duurzame oplossing die door beide partijen wordt gedragen, waarbij de tweestatenoplossing het uitgangspunt is. Erkenning vraagt om een zorgvuldige afweging, waarbij niet alleen moet worden gekeken naar hetgeen dit kan betekenen voor een eventuele duurzame oplossing, maar ook naar hetgeen wordt verwacht van de Palestijnse Autoriteit ten aanzien van de (implementatie van) noodzakelijke hervormingen.
Bent u bereid om als reactie op deze Israëlische aankondiging alle handel en andere economische relaties met Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Nederland ontmoedigt al jaren economische activiteiten van Nederlandse bedrijven die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van illegale nederzettingen in de door Israël bezette gebieden. Producten die zijn geproduceerd in illegale Israëlische nederzettingen komen daarnaast ook niet in aanmerking voor EU-handelsvoordelen. Nederland ziet toe op juiste etikettering van dergelijke producten. Het gemeenschappelijke handelsbeleid betreft een exclusieve EU-competentie. Nederland kan niet eigenstandig een handelsverbod invoeren. De Hoge Vertegenwoordiger Kallas heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni jl. aangegeven de Europese Commissie te zullen vragen om een analyse van de consequenties van het IGH-advies voor het beleid van de EU. Nederland verwelkomt dit voornemen en roept hier in EU-verband al langere tijd toe op, in lijn met motie van Baarle.6 De Staatssecretaris Buitenlandse Handel heeft als bekend op 30 juni aan uw Kamer toegezegd binnenkort terug te komen op het ontmoedigingsbeleid.
Hoe verhoudt deze stap zich tot de motie-Servaes, Knops en Sjoerdsma van 9 juni 2016, die oproept tot het nemen van maatregelen tegen partijen die vredesinitiatieven actief blokkeren? Acht u deze motie van toepassing op de huidige situatie? Zo nee, waarom niet?4
Motie-Servaes, Knops en Sjoerdsma van 9 juni 2016 is reeds afgedaan.8
Bent u bereid de Verenigde Naties (VN)-resoluties van september 2024, waarin staten worden opgeroepen om binnen 12 maanden effectieve stappen te nemen tegen de illegale bezetting, te implementeren met concrete beleidsmaatregelen, zoals sancties of exportrestricties? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord 5 en 6. Tevens heeft het kabinet bijgedragen aan het rapport van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties van 19 december 2024 over de implementatie van bovengenoemde resolutie van september 2024.9
Bent u bekend met het artikel «Europese Unie stelt in gelekt rapport zèlf oorlogsmisdaden in Gaza vast, toch blijft het stil over sancties tegen Israël»?1
Ja.
Betreft dit artikel het rapport van de Europese Unie (EU) Speciaal Gezant waar u naar verwees in uw brief aan Hoge Vertegenwoordiger Kaja Kallas, d.d. 6 mei 2025?
Ja.
Deelt u de conclusie van het rapport dat Israël systematisch burgerdoelen bombardeert en dat dit een duidelijke schending is van het internationaal humanitair oorlogsrecht? Zo nee, waarom niet?
Het rapport trekt zelf deze conclusie niet, maar verwijst wel naar conclusies van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties (OHCHR) op dit punt. Het kabinet heeft meermaals aangegeven dat het bombarderen van burgerobjecten in Gaza een duidelijke schending is van het humanitair oorlogsrecht. Samen met de conclusie van de Europese Dienst voor Extern Optraden (EDEO) dat er aanwijzingen zijn dat Israël in strijd zou handelen met zijn verplichtingen onder artikel 2 van het akkoord, heeft het kabinet besloten zowel nationaal alsmede via het EU-spoor maatregelen te nemen.
Deelt u de conclusie van het rapport dat Israël uithongering inzet als oorlogswapen en dat dit een duidelijke schending is van het internationaal humanitair oorlogsrecht? Zo nee, waarom niet?
Het rapport trekt zelf deze conclusie niet, maar verwijst wel naar conclusies van de OHCHR op dit punt. Het kabinet deelt in algemene zin de conclusie dat de inzet van honger als methode van oorlogvoering nooit mag en een duidelijke schending is van het internationaal humanitair recht.
Vindt u dat het rapport voldoende bewijs geeft dat Israël in overtreding is van artikel twee van het Associatieverdrag met de Europese Unie, waarin beide partijen zich committeren aan het respecteren van mensenrechten? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet neemt de constateringen van de rapporten van de Speciaal Vertegenwoordiger voor mensenrechten zeer serieus. Het kabinet heeft de inhoud van de rapporten dan ook meegewogen in het besluit om een evaluatie van Israëls naleving van artikel 2 van het associatieakkoord te initiëren. Deze evaluatie is reeds uitgevoerd en besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni jl. De Kamer is hier middels het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van juni 2025 over geïnformeerd2: de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) heeft geconcludeerd dat er aanwijzingen zijn dat Israël in strijd zou handelen met zijn verplichtingen onder artikel 2 van het akkoord. Ook het recente voorstel van de Europese Commissie tot opschorting van de samenwerking tussen Israël en de European Innovation Council (EIC), een onderdeel van Horizon Europe, het grootste onderzoeks- en innovatieprogramma van de EU, onderschrijft deze conclusie. Hierop volgend heeft het kabinet besloten zowel nationaal alsmede via het EU-spoor maatregelen te nemen. Hier is uw Kamer over geïnformeerd middels een brief op 28 juli jl.3
Staat u open voor opschorting van de handelsvoordelen die Israël geniet onder het EU-Israël Associatieverdrag, als consequentie voor de schending van het verdrag door Israël? Zo nee, waarom niet?
Ja, in lijn met de Kamerbrief van 28 juli jl.4 pleit Nederland voor een opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord tussen de EU en Israël. Het kabinet zet zich in de daarvoor geëigende Brusselse gremia en in relevante bilaterale contacten met andere EU-lidstaten momenteel hiervoor in.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en voor woensdag 18 juni beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord. Het is helaas niet gelukt deze voor 18 juni te beantwoorden.
Het burgerschip de Madleen die met humanitaire hulp richting Gaza vaart |
|
Sarah Dobbe |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
Bent u ermee bekend dat er ongewapende burgers aan boord zijn van het schip de Madleen, waaronder een Nederlandse burger, en dat de Madleen humanitaire hulp voor Gaza vervoert?
Ja.
Bent u bekend met het bericht van Israëlische defensieminister Katz dat de Israel Defense Forces (IDF) het schip de Madleen zal tegenhouden, met alle mogelijke middelen? Erkent u dat van deze uitspraak een dreiging uitgaat en dat de veiligheid van de Madleen daarmee niet gegarandeerd is, net zoals de vrije toegang van humanitaire hulp tot Gaza?
Ja. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten geïnformeerd over de aanwezigheid van een Nederlands staatsburger aan boord en Israël opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen het schip en zijn opvarenden.
Erkent u dat de Israëlische regering humanitaire hulp moet toelaten tot Gaza en dat een blokkade daarvan onacceptabel is?
Ja.
Erkent u dat het blokkeren van humanitaire hulp en het inzetten van honger als wapen een oorlogsmisdaad is, en dat dus ook het blokkeren van de Madleen een oorlogsmisdaad is?
Het structureel blokkeren van humanitaire hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook vormt een schending van het humanitair oorlogsrecht. Dit heeft Nederland dan ook veroordeeld. Het inzetten van honger als oorlogswapen is een oorlogsmisdrijf. De kwestie of Israël zich hier schuldig aan heeft gemaakt moet worden bekeken door onafhankelijke onderzoekers en juridische instanties, zoals het Internationaal Gerechtshof.
Nederland maakt zich ernstige zorgen over de aanhoudende voedselcrisis in de Gazastrook die wordt veroorzaakt door een schrijnend gebrek aan toegang van humanitaire hulp. Nederland meent dat Israël dergelijke toegang per ommegaande moet verlenen aan professionele, gemandateerde hulporganisaties zoals de VN, de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de relevante internationale ngo’s. Er staan duizenden vrachtwagens met hulp klaar om de grens met de Gazastrook over te steken. De VN geven aan in staat te zijn heel de Gazastrook van voedsel en andere essentiële goederen te voorzien.
Erkent u dat het een plicht is van de Nederlandse overheid om Nederlandse burgers te beschermen, en dus ook de Nederlandse burger die zich bevindt op de Madleen?
De Nederlandse overheid heeft de verantwoordelijkheid om Nederlandse staatsburgers in het buitenland waar mogelijk consulaire bijstand te verlenen wanneer zij in moeilijkheden verkeren. Dit geldt ook voor de Nederlandse burger die zich op de Madleen bevond, aan wie prompt consulaire bijstand is verleend zodra deze daarom heeft verzocht. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt de situatie nauwgezet en verleent consulaire bijstand conform de geldende richtlijnen en mogelijkheden.
Bent u het ermee eens dat het blokkeren van de humanitaire hulp op de Madleen tot Gaza onacceptabel is, en dat het gebruik van geweld onacceptabel is?
De opvarenden hebben bevestigd dat de humanitaire hulp op de Madleen voornamelijk symbolisch van aard was. Voor het werkelijk lenigen van de extreme humanitaire noden in de Gazastrook is, naast een staakt-het-vuren, structurele en ongehinderde humanitaire toegang nodig voor professionele, gemandateerde hulporganisaties. Dat neemt niet weg dat het kabinet de zorgen van de opvarenden over de catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook deelt. Het kabinet blijft, zowel bilateraal als multilateraal, maximale druk uitoefenen op onmiddellijk herstel van humanitaire toegang over land door professionele en gemandateerde organisaties. Ook staat het kabinet in nauw contact met de humanitaire partnerorganisaties die hun essentiële werk proberen te doen in de Gazastrook.
Wat heeft u gedaan om de veiligheid van de Nederlandse burger aan boord van de Madleen te waarborgen en om toegang van de humanitaire hulp op de Madleen tot Gaza te bewerkstelligen? Heeft u contact gehad met de Israëlische regering over de Madleen? Welke boodschap heeft u afgegeven en wat is daarvan het resultaat geweest? Welke andere acties heeft u ondernomen om de Madleen en de Nederlandse burger aan boord te beschermen?
Nadat de Madleen was vertrokken, heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Israëlische autoriteiten geïnformeerd over de aanwezigheid van een Nederlands staatsburger aan boord van het schip en Israël opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen het schip en zijn opvarenden. Aan betrokkene is prompt consulaire bijstand verleend, zodra deze daarom heeft verzocht.
Welke acties gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat de humanitaire hulp op de Madleen niet wordt geblokkeerd en dat er geen geweld tegen de burgers op de Madleen zal worden gebruikt door de Israëlische regering? Als uw acties tot nu toe niet effectief zijn gebleken, welke andere acties gaat u dan inzetten? Wanneer gaat u over tot sancties, een wapenembargo, een handelsembargo, of andere maatregelen?
Zie antwoord vraag 7.
Gezien de ontwikkelingen die nu plaatsvinden, bent u bereid zich met spoed in te zetten voor de veiligheid en de toegang tot Gaza van de Madleen?
De Madleenis op maandag 9 juni 2025 onderschept en naar de haven van Ashdod gebracht. Op dit moment is geen sprake van een verdere veilige doorgang van de Madleen. Het staat zoals gezegd buiten kijf dat – naast een staakt-het-vuren – onmiddellijke, veilige en onvoorwaardelijke humanitaire toegang moet worden gefaciliteerd. Hiervoor blijft het kabinet zich onverminderd inzetten. Overigens moet worden opgemerkt dat voor de Gazastrook een rood reisadvies geldt.
Het artikel 'Organisatie meldt dat Israelische marine zeilboot Greta Thunberg heeft geënterd' |
|
Marieke Koekkoek (D66), Laurens Dassen (Volt) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Organisatie meldt dat Israëlische marine zeilboot Greta Thunberg heeft geënterd»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de actuele situatie van de Madleen en de opvarenden? Zo nee, wat doet u op dit moment om daarachter te komen? Zo ja, kunt u deze delen?
Ja. De Madleen is op maandag 9 juni door Israël onderschept en naar de Israëlische haven van Ashdod gebracht. Aan de Nederlandse burger aan boord van de Madleenis prompt consulaire bijstand verleend zodra deze daarom heeft verzocht. Vanwege de privacy van betrokkene kan het kabinet op dit moment niet verder ingaan op de inhoud van de zaak. In het kader van consulaire bijstand staat de ambassade in Tel Aviv in contact met de Israëlische autoriteiten over de precieze omstandigheden van de onderschepping van de Madleen.
Bent u bekend met het bericht dat de Madleen was omsingeld door drones, die het schip «bespuiten met een witte, verfachtige substantie»? Zo ja, hoe beoordeelt u dit, en kunt u uitleggen hoe u tot uw oordeel komt?
Ja, het kabinet is bekend met dit bericht. Het interfereren met de normale navigatie van een schip in internationale wateren is niet toegestaan zonder geldige internationale rechtsgrond. Het kabinet beschikt niet over voldoende informatie ten aanzien van de omstandigheden van dit specifieke incident om hier verdere uitspraken over te doen.
Bent u bekend met het bericht dat Israëlische militairen de zeilboot hebben geënterd?
Ja.
Bent u het eens dat dit een schending van het internationale recht is, en een schending van het recht op vrije doorgang op zee? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is onvoldoende bekend over de onderschepping van het schip om tot een definitief oordeel te komen. Onderzoek door met name de vlaggenstaat, het Verenigd Koninkrijk, zou meer gegevens moeten opleveren.
Welke strafbare feiten zou de Madleen volgens u plegen die rechtvaardigen dat Israëlische militairen de Madleen enteren? Indien geen, ben u het eens dat er geen rechtvaardiging is? Kunt u dit uitleggen?
Het schip bevond zich in internationale wateren in het kader van de uitoefening van de vrijheid van navigatie. Gelet op de exclusieve rechtsmacht van de vlaggenstaat, het Verenigd Koninkrijk, geldt aan boord van het schip alleen het strafrecht van het Verenigd Koninkrijk. Het kabinet heeft geen kennis van eventuele strafbare feiten die zouden kunnen zijn begaan aan boord van het schip. Eventueel nader onderzoek door het Verenigd Koninkrijk zou dat moeten uitwijzen, indien nodig gevolgd door passende vervolgmaatregelen.
Welke acties heeft u ondernomen om te voorkomen dat Israëlische militairen de zeilboot zouden enteren?
Nadat de Madleen was vertrokken, heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Israëlische autoriteiten geïnformeerd over de aanwezigheid van een Nederlands staatsburger aan boord en Israël opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen het schip en zijn opvarenden.
Welke acties heeft u ondernomen nadat Israëlische militairen de Madleen hebben geënterd?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft prompt consulaire bijstand verleend aan de Nederlander die aan boord zat van de Madleenzodra deze daarom heeft verzocht. Vanwege de privacy van de betrokkene kan het kabinet op dit moment niet verder ingaan op de inhoud van de zaak.
Bent u bereid om de acties van het Israëlische leger ten strengste te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is het te vroeg hier definitieve uitspraken over te doen. In het kader van consulaire bijstand staat de ambassade in Tel Aviv in contact met de Israëlische autoriteiten over de precieze omstandigheden van de onderschepping van de Madleen.
Bent u voornemens om de ambassadeur van Israël te ontbieden over deze schending van het internationaal recht en al het mogelijke te doen om ervoor te zorgen dat de opvarenden worden vrijgelaten? Zo nee, waarom niet?
Gelet op het feit dat onder internationaal recht een schip, zijn bemanning en alle personen aan boord als een eenheid kan worden beschouwd, ligt het in de eerste plaats voor de hand dat het Verenigd Koninkrijk, als vlaggenstaat van de Madleen, opkomt voor mogelijke schendingen van het internationaal recht. Aangezien zich aan boord van het schip ook een Nederlander bevond, kan Nederland diplomatieke bescherming uitoefenen in overeenstemming met het internationaal recht en naleving daarvan door Israël eisen. Het kabinet is op dit moment niet voornemens de Israëlische ambassadeur hiervoor te ontbieden.
Bent u met uw Europese collega’s in contact om maximale druk uit te oefenen op de Israëlische regering en sancties in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld heeft het kabinet zorgen over de huidige koers van de regering-Netanyahu, specifiek ten aanzien van het optreden in de Gazastrook. Het kabinet weegt continu af op welke wijze het beste invloed uitgeoefend kan worden om de situatie op de grond te verbeteren. Over de vaart van de Madleen is tijdig contact geweest met voornamelijk Frankrijk, Duitsland en Zweden, die ook staatsburgers aan boord hadden.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen twaalf uur beantwoorden?
Er is getracht te voldoen aan een zo spoedig mogelijke beantwoording.
Zorgen over Chinese spionage via diplomatieke posten |
|
Tom van der Lee (GL), Jan Paternotte (D66), Laurens Dassen (Volt), Derk Boswijk (CDA), Eric van der Burg (VVD) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «White House warns No 10 on China embassy» in The Sunday Times van 8 juni 20251, waarin Amerikaanse inlichtingendiensten ernstige zorgen uiten over spionagerisico’s verbonden aan de grote Chinese ambassade in Londen?
Ja.
Raken de datacenters in Londen en het kabelverkeer naar de financiële instellingen in de «City» in uw ogen naast Amerikaanse ook Nederlandse belangen? Zo nee, waarom niet?
Het internationale financiële systeem kent een grote verwevenheid. Dit geldt ook voor Nederlandse financiële instellingen en activiteiten hiervan in het Verenigd Koninkrijk. Hiermee kunnen de in het artikel genoemde risico’s en belangen potentieel ook de Nederlandse financiële sector en daarmee Nederlandse belangen raken. Dit blijven we monitoren en waar nodig zal erop worden ingespeeld.
Aangezien de Nederlandse financiële sector nauw verweven is met die van het Verenigd Koninkrijk, onder meer via grensoverschrijdend betalingsverkeer, Nederlandse fintechbedrijven zoals Adyen, Britse banken met EU-hoofdkantoren in Nederland zoals NatWest, en Nederlandse banken met een vestiging in de City zoals ING, hoe beoordeelt u de mogelijke impact van Chinese interceptie van dataverkeer in Londen op de veiligheid en integriteit van Nederlandse financiële instellingen en transacties?
In het algemeen begrijpt het kabinet de zorgen aangaande Chinese spionage. Via uitgebreide spionageprogramma’s probeert China aan hoogwaardige technologie, kennis en data te komen. Ook heeft China de intentie om te spioneren bij de Nederlandse overheid en politieke doelwitten. China vormt volgens de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten dan ook een van de grootste cyberdreigingen tegen Nederland en diens nationale (veiligheids)belangen, waaronder de financiële sector.
Het kabinet heeft verschillende maatregelen genomen om de weerbaarheid van financiële instellingen te vergroten. Zo moet de financiële sector voldoen aan de Europese verordening digitale operationele weerbaarheid (DORA) die hen onder andere verplicht om de IT-systemen op orde te hebben en deze regelmatig te testen en de risico’s uit de volledige toeleveranciersketen in beeld te brengen. Daarnaast kunnen vitale instellingen ondersteuning krijgen van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) in het geval van grootschalige uitval en/of verstoring. Ook kennen deze instellingen een sectorale crisisstructuur die bestaat uit DNB, AFM en het Ministerie van Financiën.
Begrijpt u de zorgen van de Amerikaanse inlichtingendiensten over Chinese spionage, specifiek bij het innemen van posities in dataverkeer in Londen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de analyse dat een soortgelijk risico ook in Nederland kan spelen, gezien de Nederlandse rol als knooppunt van internetverkeer (zoals via de AMS-IX) en als belangrijk Europees financieel centrum?
Er zijn overal ter wereld grote en kleine internetknooppunten waarover een enorme hoeveelheid data wordt gerouteerd. AMS-IX is een van deze grote knooppunten. Daarom heeft de Minister van Economische Zaken eerder de diensten van AMS-IX in Nederland vitaal verklaard. Met deze vitaalverklaring is AMS-IX verplicht om onder de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni) veiligheidsmaatregelen te nemen om risico’s voor de beveiliging van hun netwerk- en informatiesystemen te beheersen. Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) is aangesteld als toezichthouder op basis van de Wbni.
Het vitaal verklaren van organisaties wordt momenteel wettelijk vastgelegd in de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten (Wwke). Bedrijven die hieronder als vitaal (kritieke entiteit) worden aangewezen, zullen ook vallen onder de nieuwe Cyberbeveiligingswet (Cbw). Deze zal de Wbni vervangen. De Cbw vereist onder meer dat organisaties passende en evenredige risicobeheersmaatregelen nemen ter bevordering van hun digitale weerbaarheid. Deze zorgplicht is gericht op het voorkomen en beperken van incidenten met gevolgen voor netwerk- en informatiesystemen.
Kunt u aangeven of er in Nederland sprake is van vergelijkbare diplomatieke vestigingen of geplande uitbreidingen door de Volksrepubliek China? Zo ja, wordt daarbij een veiligheidsanalyse uitgevoerd, inclusief risico’s op digitale interceptie of fysieke toegang tot infrastructuur?
Voor alle ambassades in Nederland geldt dat voor een fysieke uitbreiding een verzoek gedaan moet worden bij het gastland. Er ligt momenteel geen verzoek voor uitbreiding van de Chinese ambassade in Nederland.
Kunt u aangeven of – sinds het aantreden van president Trump – China ook in Nederland de omvang van de diplomatieke aanwezigheid aan het uitbreiden is? Zo ja, om welke toename in het aantal uitgezonden diplomaten gaat het?
Er is geen sprake van een uitbreiding van het aantal Chinese diplomaten in Nederland sinds het aantreden van President Trump in de Verenigde Staten.
Wordt er momenteel door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) of andere diensten structureel gekeken naar de combinatie van diplomatieke aanwezigheid en de nabijheid van vitale infrastructuur?
De AIVD en MIVD doen onderzoek naar de dreiging vanuit statelijke actoren tegen de nationale veiligheid. Indien de diensten een dreiging voor de nationale veiligheid constateren, zullen zij partners in staat stellen om hierop te handelen en de Kamer via de geëigende kanalen hierover te informeren. Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over de onderzoeken of werkwijze van de diensten.
De NCTV heeft een regierol in de cyclus vitaal en de aanpak Statelijke Dreigingen. Departementen hebben als onderdeel van de cyclus vitaal al aandacht voor mogelijke risico’s binnen hun sectoren. Onder de eerdergenoemde Wwke worden departementen verplicht een risicobeoordeling te uit te voeren. In het proces van risicobeoordelingen voor kritieke infrastructuur wordt een breed palet aan risico’s beoordeeld, zo ook diplomatieke aanwezigheid.
Bent u bereid om dit onderwerp op Europese Unie (EU)-niveau te agenderen, met als doel gezamenlijke richtlijnen voor risicoanalyse bij diplomatieke nieuwbouw van landen met een bewezen trackrecord op het gebied van cyber- en economische spionage, zoals Rusland, China en Iran? Zo nee, waarom niet?
Momenteel is geen sprake van dergelijke nieuwbouwplannen in Nederland. Nederland brengt de uitdagingen uit China regelmatig op binnen de EU, bijvoorbeeld als het gaat om de Chinese steun voor Rusland en de cyberdreiging afkomstig uit China. De betreffende problematiek zal hierin worden meegenomen.
Het artikel ‘Brussel wil belasting van €2 op goedkope pakketjes uit China’ |
|
Robert Rep (PVV) |
|
Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) |
|
![]() |
Is de Staatssecretaris bekend met het artikel «Brussel wil belasting van € 2 op goedkope pakketjes uit China»?1
Ja.
Wat is het standpunt van de Staatssecretaris ten aanzien van het schrappen van de vrijstelling voor pakketjes uit China met een waarde onder de 150 euro, waarover nu geen invoerrechten worden betaald?
De Europese Commissie heeft voorstellen gedaan om het Douanewetboek van de Unie te moderniseren. Onderdeel hiervan is het schrappen van de huidige vrijstelling van invoerrechten voor zendingen met een waarde tot en met € 150. Dit past volgens het kabinet binnen de bredere inspanningen om fraude te bestrijden en een gelijk speelveld te creëren tussen Europese en niet-Europese leveranciers van goederen.
Kan de Staatssecretaris aangeven wat het schrappen van de vrijstelling aan invoerrechten oplevert voor Brussel en wat gaat daarvan naar de Nederlandse schatkist?
De opbrengsten van de douanerechten worden beschouwd als zogenoemde traditionele eigen middelen en vloeien in beginsel toe aan de EU-begroting. De lidstaten ontvangen een vergoeding voor het innen van de douanerechten ter dekking van de kosten. Op dit moment is dat 25%. De Europese Commissie heeft in haar impactassessment een inschatting gemaakt van de extra opbrengsten op EU-niveau. Dit schatten zij op 12 miljard over 15 jaar. Voor Nederland (en de andere lidstaten) geldt dat de additionele opbrengst voor de nationale schatkist beperkt zal blijven tot de eerdergenoemde 25% inningsvergoeding op de extra geinde douanerechten.
Hoe beoordeelt de Staatssecretaris het voornemen voor een nieuwe Europese belasting in relatie tot de doorwerking in de consumentenprijzen?
De Commissie heeft in haar mededeling van 5 februari 2025 gesuggereerd dat de lidstaten een forfaitaire non-discriminatore heffing kunnen introduceren. Inmiddels zijn de ideeën verder ontwikkeld en lijken deze opgenomen te worden in het nieuwe Douanewetboek van de Unie. De exacte uitwerking en hoogte van de heffing, een zogenoemde handling fee, wordt nog nader bepaald.
Een handling fee kan leiden tot een beperkte stijging van de consumentenprijs van dergelijke producten. De mate waarin dit doorwerkt in de prijs, is afhankelijk van de wijze waarop bedrijven deze handling fee als kosten doorberekenen. De handling fee is bedoeld voor de kosten van controle en afhandeling van de enorme hoeveelheid e-commerce pakketjes die nu dagelijks (circa 3 miljoen) Nederland binnenkomen. Het kabinet is dan ook positief over de introductie van een dergelijke handling fee.
Het bericht ‘Europese Unie stelt in gelekt rapport zélf oorlogsmisdaden in Gaza vast, toch blijft het stil over sancties tegen Israël’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Europese Unie stelt in gelekt rapport zélf oorlogsmisdaden in Gaza vast, toch blijft het stil over sancties tegen Israël»?1
Ja.
Kunt u reconstrueren wanneer het eerste moment was dat u op de hoogte werd gebracht van het bestaan van een Europees rapport over grove Israëlische schendingen van het internationaal humanitair recht in Gaza?
In juli 2024 gaf de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor mensenrechten, Olaf Skoog, in de Raad Buitenlandse Zaken aan dat zijn compilatie van door m.n. VN-organisaties verzamelde data over mensenrechtenschendingen kan helpen bij het bepalen van een positie. De Hoge Vertegenwoordiger van de EU wees in november jl. op een herziene versie.
Kunt u in het bijzonder reflecteren op de Raad Buitenlandse Zaken van 22 juli 2024 die u voor het eerst bijwoonde als Minister van Buitenlandse Zaken? Was u toen al bekend met het bestaan van het rapport?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u met name ingaan op het feit dat er in het gelekte rapport staat dat het rapport geschreven is in november 2024, maar dat het een «update» is van het paper dat reeds op 22 juli 2024 voor de Raad Buitenlandse Zaken was gedeeld?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dus dat u vanaf het prille begin van uw ambtstermijn op de hoogte was van het rapport en de inhoud ervan?
Zie antwoord vraag 2.
Is dit rapport daarnaast opgesteld in aanloop naar de voorbereiding van de EU-Israël-Associatieraad, zoals in het Verslag Raad Buitenlandse Zaken van 22 juli 2024 te lezen valt? Zo ja, klopt het dan dat dit rapport nota bene is opgesteld als gevolg van het bijeenroepen van de EU-Israël Associatieraad door Nederland op 27 mei 2024? Zo ja, waarom heeft u er al die tijd niets mee gedaan?
Het eerste rapport is besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van juli 2024. Zoals in het verslag van deze Raad staat vermeld2, is tijdens de Raad ook gesproken over de voortgang op de voorbereidingen van de EU-Israël Associatieraad. De bevindingen van het rapport hebben voor veel lidstaten nogmaals het belang onderstreept dat de Associatieraad spoedig bijeen zou moeten komen. Het kabinet benadrukt nogmaals dat het bijeenroepen van de Associatieraad met Israël om de zorgelijke situatie te bespreken, mede op initiatief van Nederland gebeurde en onder andere vanwege zorgwekkende rapporten van de VN, waarop ook de heer Skoog zijn rapporten heeft gebaseerd.
Wat vindt u ervan dat het rapport spreekt van «zeer serieuze aantijgingen» door «legitieme, onafhankelijke en onpartijdige organisaties» dat Israël internationale misdrijven begaat? Wat vindt u, als gastland van het Internationaal Strafhof en het Internationaal Gerechtshof, van de constatering op dezelfde pagina dat er een «overheersend klimaat van straffeloosheid» is? Is een dergelijke constatering voldoende voor u om te zeggen dat de EU een onderzoek naar naleving van het Associatieakkoord met Israël moet starten?
Het kabinet nam en neemt de constateringen van de rapporten van de Speciaal Vertegenwoordiger voor mensenrechten zeer serieus. In elk conflict worden schendingen van het humanitair oorlogsrecht begaan. Dit conflict is daar helaas geen uitzondering op. Het is van groot belang dat feitenonderzoek wordt gedaan naar de vermeende schendingen zodat de rechter deze schendingen kan vaststellen. Nederland veroordeelt schendingen van het internationaal recht, ongeacht wie de schending begaat. Het kabinet heeft en blijft zich naar vermogen, en met partners, inzetten om de situatie aldaar te verbeteren. Het kabinet heeft de inhoud van de rapporten meegewogen bij het besluit om een evaluatie van Israëls naleving van artikel 2 van het Associatieakkoord te initiëren. Deze evaluatie is reeds uitgevoerd en besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni jl. De Kamer is hierover o.a. via het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van juni 2025 geïnformeerd.3
De Hoge Vertegenwoordiger heeft deze uitkomst gedeeld met Israël en daarbij met klem aangedrongen op onmiddellijke verbetering van de situatie op de grond. De EU en Israël bereikten daarna een overeenkomst over de toegang van humanitaire hulp tot de Gazastrook. Het kabinet zag het akkoord als een stap in de goede richting, maar heeft meteen aangegeven dat het zo snel mogelijk zou moeten worden geïmplementeerd en dat het cruciaal is dat Israël de met de EU gemaakte afspraken nakomt.
Nederland wil dat de bereikte overeenkomst effect heeft op de grond en blijft daarover met betrokkenen in contact. Uit de laatste statusupdate van Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en de Europese Commissie over de implementatie van het akkoord aan de Permanente Vertegenwoordigers op 29 juli jl. is gebleken dat Israël zich vooralsnog in onvoldoende mate aan de afspraken van het gesloten humanitaire akkoord houdt. Conform de Kamerbrief van 28 juli jl.4 heeft het kabinet besloten over te gaan tot concrete maatregelen. Op EU-niveau zet Nederland zich in voor opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord met Israël en steunt het de voorgestelde beëindiging van de samenwerking met het Accelerator programma van de European Innovation Council, als onderdeel van Horizon Europe. Tevens zal het kabinet in samenwerking met gelijkgestemde partners aandringen op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit de illegale nederzettingen in bezet gebied, conform de motie van Campen en Boswijk.5 Nationaal is de Israëlische ambassadeur op 29 juli jl. op ministerieel niveau ontboden, waarbij de Minister van Buitenlandse Zaken met klem heeft aangedrongen op naleving van het internationaal humanitair recht. Tevens heeft het kabinet besloten de Israëlische Ministers Smotrich en Ben-Gvir persona non grata te verklaren en zet het in op hun registratie als ongewenste vreemdelingen in het Schengeninformatiesysteem (SIS), vanwege hun herhaalde aanzetten tot geweld door kolonisten, hun oproepen tot etnische zuivering in Gaza en hun actieve steun voor de uitbreiding van illegale nederzettingen. Het kabinet deelt tevens de zorgen over de catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook. De Gaza Humanitarian Foundation (GHF), gesteund door Israël en de Verenigde Staten, brengt burgers in gevaarlijke situaties met ook doden tot gevolg, bereikt te weinig mensen en sluit een deel van de bevolking van de Gazastrook uit van humanitaire hulp. Het verlenen van humanitaire hulp moet verenigbaar zijn met het humanitair oorlogsrecht en humanitaire principes. Nederland blijft benadrukken dat naast het opheffen van de humanitaire blokkade van de Gazastrook het van belang blijft om, middels de artikel 2 procedure, druk op Israël te houden richting een staakt-het-vuren en om geen stappen te zetten die een tweestatenoplossing nog verder op afstand zetten.
Wat vindt u ervan dat het rapport constateert dat de oproepen van de EU om het internationaal humanitair recht te respecteren, niet in acht zijn genomen door Israël? Denkt u dat daar wellicht mee gesuggereerd wordt dat er acties in plaats van oproepjes nodig zijn? Vreest u anders ook, in lijn met het rapport, dat «zonder onmiddellijke actie, Gaza dreigt uit te groeien tot de grootste door mensen veroorzaakte catastrofe van deze eeuw»?
Zie antwoord vraag 7.
Wat vindt u ervan dat het rapport spreekt van schendingen van het internationaal humanitair recht die oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid kunnen constitueren?
Zie antwoord vraag 7.
Wat vindt u ervan dat er wordt verwezen naar de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (IGH) uit 2004 en de conclusie dat Israël zich niet op «het recht op zelfverdediging» kan beroepen als het te maken krijgt met een gewapende aanval vanuit de gebieden die het zelf illegaal bezet?
Deze conclusie deelt het kabinet niet, en die conclusie kan ook niet worden afgeleid uit het advies van het Internationaal Gerechtshof uit 2004. Hamas is een terroristische organisatie die onder andere door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld heeft ontketend. Het standpunt van Nederland is dat het recht op zelfverdediging ook kan worden ingeroepen in reactie op een gewapende aanval van een niet-statelijke actor, zoals Hamas.
Wat vindt u er bovendien van dat er staat dat zelfs als er een beroep op zelfverdediging gedaan wordt, dit proportioneel en noodzakelijk moet zijn omdat het anders verboden represailles betreft? Kunt u daarop reflecteren in het licht van de uitspraken die de Nederlandse Commandant der Strijdkrachten al in juni 2024 deed over «disproportioneel» gebruik van geweld door Israël?
Het kabinet heeft voortdurend benadrukt dat het recht op zelfverdediging moet worden uitgeoefend in overeenstemming met het internationaal recht, hetgeen onder meer betekent dat Israël moet voldoen aan de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Alle partijen hebben zich te houden aan het internationaal humanitair recht. Het kabinet heeft meermaals aangegeven dat de wijze van oorlogsvoering disproportioneel is. Uw Kamer is op verschillende momenten over het kabinetstandpunt geïnformeerd, meest recent in de brief van 18 juni 2025.6
Kunt u reageren op het feit dat het rapport uitgebreid reflecteert op Israëls collectieve bestraffing van Palestijnen; het inzetten van uithongering als oorlogswapen; marteling en inhumane behandeling van Palestijnse gevangenen; ernstige misdrijven tegen Palestijnse kinderen; het blokkeren van internationale humanitaire hulp; aanvallen op Palestijnse ziekenhuizen; grootschalige en systematische aanvallen op de Palestijnse burgerbevolking met een disproportioneel aantal dode vrouwen en kinderen; gedwongen verplaatsing van Palestijnen; gedwongen verdwijning van Palestijnen; aanvallen op internationale en Palestijnse humanitaire hulpverleners; dehumaniseren van Palestijnen door uitspraken van politieke en militaire leiders in Israël; etc.?
Zie het antwoord op vraag 7.
Wat vindt u ervan dat het rapport reflecteert op de plicht van EU-lidstaten in het licht van de Advisory Opinion van het IGH en zegt dat ze zich dienen te onthouden van het aangaan van economische handelsbetrekkingen met Israël met betrekking tot de illegaal bezette Palestijnse gebieden of delen daarvan die de onwettige aanwezigheid van Israël in het gebied kunnen versterken; zich te onthouden van het vestigen en onderhouden van diplomatieke missies in Israël die bijdragen aan de erkenning van Israëls illegale aanwezigheid in de illegaal bezette Palestijnse gebieden; stappen te nemen om handels- of investeringsrelaties te voorkomen die bijdragen aan het in stand houden van de illegale situatie die door Israël in de illegaal bezette Palestijnse gebieden is gecreëerd; de verplichting om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de verkoop en levering van militair materieel aan Israël te voorkomen; en de verplichting om ervoor te zorgen dat Israël het internationaal humanitair recht naleeft?
Dit komt overeen met hetgeen het kabinet u hierover eerder mededeelde in de brief van 10 september 2024. Het Internationaal Gerechtshof (IGH) heeft onder meer bepaald dat staten zoals Nederland onder het internationaal recht de verplichting hebben om de situatie die is ontstaan door de onrechtmatige bezetting van Israël van de Palestijnse Gebieden niet te erkennen en om geen hulp of assistentie te bieden die bijdraagt aan het handhaven van de onrechtmatige situatie. Het kabinet houdt zich aan dit niet-juridisch bindende advies van het IGH. Middels een brief aan uw Kamer op 28 juli jl. heeft het kabinet zowel nationale- als Europese maatregelen aangekondigd. Zo pleit Nederland in Europees verband voor een opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord tussen de EU en Israël. Tevens dringt het kabinet, in samenwerking met gelijkgestemde partners, aan op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit Israëlische illegale nederzettingen in bezet gebied (conform motie van Campen en Boswijk). Daarnaast is recentelijk met uw Kamer, in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli jl., gecommuniceerd dat het kabinet heeft besloten om over te gaan tot het actiever uitdragen van het ontmoedigingsbeleid en het verkennen of de toepassing van dit aangepaste ontmoedigingsbeleid kan worden uitgebreid, bijvoorbeeld naar Nederlandse pensioenfondsen. Ten aanzien van Nederlandse wapenexport is het kabinet helder: zoals de situatie in Gaza nu is, is het vrijwel uitgesloten dat een vergunning wordt verleend voor de uitvoer naar Israël van wapens die kunnen bijdragen aan de activiteiten van de Israëlische krijgsmacht in de Gazastrook of op de Westelijke Jordaanoever. Hierbij zijn onderdelen ten behoeve van de Israëlische zelfverdediging – onderdelen van het Iron Dome-luchtafweersysteem – uitgezonderd. Ook bepaalde het IGH dat alle staten op basis van het Vierde Verdrag van Genève verplicht zijn te verzekeren dat Israël de regels van het humanitair oorlogsrecht zoals neergelegd in dat verdrag eerbiedigt. Daartoe roept het kabinet Israël bij voortduring op, zowel bilateraal als in Europees en breder multilateraal verband.
Kunt u bevestigen dat er op 23 juni gestemd zal worden over opschorting van het akkoord met Israël?
Zie het antwoord op vragen 7, 8 en 9.
Kunt u bevestigen dat Nederland voor een opschorting zal stemmen?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u bevestigen of het artikel 2-onderzoek al is afgerond en door Nederland is ingezien? Zo ja, wat is de samenvatting ervan?
Ja. De uitkomsten van de evaluatie zijn met uw Kamer gedeeld, o.a. middels het verslag van de eerdergenoemde Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni jl.
Indien het onderzoek waar u om heeft gevraagd nog niet af is, denkt u dan dat het iets wezenlijk anders zal bevatten dan een review van alle bestaande documentatie van schendingen van het internationaal recht door Israël? Zo nee, waarom was dit rapport dan niet afdoende om de opschorting van het associatieakkoord te bepleiten? Wat wilde u nog exact onderzocht hebben terwijl de omvang van het leed van de mensen in Gaza met de dag kolossaler werd?
Zie het antwoord op vraag 16. Daarnaast verwijs ik u naar de Kamerbrief van 28 juli jl.
Gaat u maatregelen met gelijkgezinde EU-landen tegen Israël treffen indien landen zoals Duitsland of Hongarije tegen opschorting van het akkoord stemmen? Zo nee, waarom niet?
Graag verwijs is u naar de Kamerbrief van 28 juli jl.
Klopt het dat achter de schermen gewerkt wordt aan een verzachtende tussenoplossing waarbij Israël extra humanitaire toegang verleent in aanloop naar 23 juni, waarna de EU kan zeggen dat er «vooruitgang» is en er tegen de opschorting wordt gestemd? Vindt u dit ook immorele en duivelse diplomatie?
Het is noodzakelijk dat de humanitaire blokkade volledig wordt opgeheven en dat hulporganisaties waaronder de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de VN-organisaties volledig en ongehinderde toegang krijgen. Het is duidelijk dat Israël vooralsnog de in de overeenkomst gemaakte afspraken tussen de EU en Israël over de toegang tot humanitaire hulp niet nakomt. Nederland verbindt hieraan consequenties, conform de Kamerbrief van 28 juli jl.7
Vreest u niet alleen voor de geloofwaardigheid van Europa op het gebied van mensenrechten, maar ook voor die van Nederland en die van uzelf indien u niet duidelijk stelt dat het associatieakkoord opgeschort moet worden?
Het kabinet benadrukt consistent het belang van het respecteren van mensenrechten. Het verzoek aan de Hoge Vertegenwoordiger van de EU om artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord te evalueren is daarmee ook in lijn.
Zie verder het antwoord op vragen 7, 8 en 9.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden, maar in ieder geval vóór het plenaire debat over de Staat van de Europese Unie?
De Kamervragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht dat Netanyahu de bewapening van aan ISIS-gerelateerde groepen in Gaza heeft goedgekeurd |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Israel arming ISIS-affiliated militia in Gaza, ex-defense chief claims; Netanyahu: Fighting Hamas «in various ways»» van Haaretz, d.d. 5 juni 2025?1
Ja.
Keurt u deze bewapening af? Zo nee, waarom niet?
Het standpunt van het kabinet is dat er een onmiddellijk staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas nodig is om de gijzelaars vrij te krijgen, om massaal meer hulp te kunnen geven aan de noodlijdende bevolking in de Gazastrip en om te zorgen dat er een einde komt aan de vijandelijkheden. Daarbij is het van belang dat Hamas en aanverwante groepen geen rol krijgen bij het toekomstig bestuur van de Gazastrook en dat zij worden ontwapend.
Het kabinet kan niet eigenstandig vaststellen of de berichtgeving over de bewapening van met Hamas rivaliserende lokale groepen die al dan niet zijn geaffilieerd met ISIS klopt, maar erkent dat deze berichten zorgelijk zijn. Het kabinet keurt dan ook de bewapening van die groeperingen af.
Als de berichtgeving klopt, bent u bereid om Netanyahu op de Europese sanctielijst te zetten vanwege bewapening van terroristische organisaties? Zo nee, waarom niet?
Hiertoe zie ik op dit moment geen aanleiding, aangezien de veronderstelde verbinding tussen de lokale groepen en ISIS niet is vastgesteld.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en voor 12 juni a.s. beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord en zo snel mogelijk met de Kamer gedeeld.
Het artikel 'Negen Nederlandse universiteiten doen gezamenlijk onderzoek met defensie-industrie van Israël' |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Eppo Bruins (minister ) (NSC), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederlandse universiteiten doen gezamenlijk onderzoek met defensie-industrie van Israël» en de daarin gestelde bevindingen?1
Ja.
Onderstreept u de feitelijke bevindingen uit het artikel? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet onderkent dat er vanuit Nederlandse organisaties onderzoek met dual use-potentie plaatsvindt in samenwerkingsprojecten met organisaties in Israël. Het kabinet kan de reikwijdte daarvan echter niet eigenstandig vaststellen.
Hoe beoordeelt u de bevinding dat via Horizon Europe subsidiegeld ten goede is gekomen aan onderzoek met de Israëlische defensie-industrie, ondanks het eerdere besluit van de Europese Commissie om geen subsidie te verstrekken voor onderzoek met een militair doel?
Horizon Europe is een programma voor civiel onderzoek, zonder militaire doelstelling. Bij de aanvraag van een subsidie geeft de aanvrager aan of het project bepaalde veiligheidsrisico’s heeft, zoals een dual use-potentie. Voordat een onderzoek van start kan gaan, toetst de Commissie of het inderdaad gaat om een onderzoeksproject met enkel civiele toepassing en welke waarborgen worden afgegeven ten aanzien van (kennis)veiligheid. Gezien de open aard en brede toepasbaarheid van wetenschap en technologie valt in het algemeen echter niet uit te sluiten dat een product of onderzoeksresultaat na afloop van een project toch een toepassing krijgt in het militaire domein. Hiervan zijn vele voorbeelden bekend in gebieden zoals communicatietechnologieën, elektronica, en zelfs de relativiteitstheorie die nodig is voor GPS.
Hoe beoordeelt u de bevinding dat de TU Delft en TU Eindhoven respectievelijk deelnemen aan zeven en acht dual-use onderzoeksprojecten in samenwerking met de defensie-industrie van Israël? Veroordeelt u dit?
De eisen gesteld door het Horizon Programma rondom de civiele aard van de onderzoeken moeten opgevolgd worden door TU Delft en TU Eindhoven.
TU Delft heeft richting de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap laten weten dat de universiteit (vooralsnog) geen indicatie heeft dat er verplichtingen zijn om gevoelige technologie met Israëlische partners te delen in werkpakketten binnen de Horizon programma’s. TU Delft heeft aangegeven dat zij dit desondanks alsnog zal onderzoeken om dit met zekerheid uit te kunnen sluiten.
TU Eindhoven heeft richting de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangegeven lopende samenwerkingen nader te beoordelen, door een ethische commissie. Bovendien hebben TU Delft en TU Eindhoven aangegeven dat ze vanwege het Israëlisch optreden in de Gazastrook voorlopig geen nieuwe institutionele samenwerkingen aan zullen gaan met Israëlische partijen.2 Universiteiten maken hierin eigen afwegingen bij het aangaan van samenwerkingen.
Welke acties bent u bereid te ondernemen aan de hand van de bevindingen uit bovenstaand artikel?
Zoals gesteld in de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan uw Kamer van 30 mei jl.3, ligt de keuze om samenwerkingsverbanden aan te gaan en/of op te schorten, binnen de institutionele autonomie van een instelling.
Binnen de academische gemeenschap vindt een open en stevige discussie plaats over op welke terreinen en met welke instellingen internationaal wordt samengewerkt en hoe die samenwerking vorm krijgt en zich ontwikkelt. Daarbij kan een instelling onder meer ethische vraagstukken, kennisveiligheidsvraagstukken en kansen op nieuwe wetenschappelijke inzichten en technologieën meenemen in de besluitvorming.
Veel van de Nederlandse universiteiten hebben ethische commissies ingesteld die adviseren bij de keuze om gevoelige (internationale) samenwerkingen aan te gaan, op te schorten of op te zeggen. Deze commissies worden nu vooral ingezet om bilaterale samenwerkingen te beoordelen, maar kunnen ook naar inzicht van de colleges van bestuur worden ingezet om te adviseren over ethische afwegingen bij samenwerkingen in Horizon Europe verband.
Het kabinet maakt zich grote zorgen over de situatie in Israël en de Palestijnse Gebieden. Het Israëlisch handelen in de Gazastrook roept urgente vragen op over de proportionaliteit daarvan en de humanitaire situatie is catastrofaal. Ook de situatie op de Westelijke Jordaanoever is fragiel. Het kabinet volgt de zorgwekkende ontwikkelingen nauwgezet en beziet steeds welke stappen het kan zetten om de situatie ten goede te keren. Dit is ook de reden dat Nederland in mei 2025 een brief aan de Hoge Vertegenwoordiger heeft gestuurd met het verzoek om de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord te evalueren. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) heeft geconcludeerd dat er aanwijzingen zijn dat Israël in strijd zou handelen met zijn verplichtingen onder artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord. Als gevolg hiervan heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan tot opschorting van de samenwerking tussen Israël en de European Innovation Council (EIC), een onderdeel van Horizon Europe. Zoals uw Kamer reeds is geïnformeerd middels de brief van 28 juli jl., steunt het kabinet dit voorstel, dat Europese investeringen in mogelijke ontwikkeling van dual use technologie door Israëlische bedrijven nog verder zou beperken.
Kunt u met volledige zekerheid uitsluiten dat technologieën die momenteel in samenwerking met Nederlandse universiteiten worden ontwikkeld worden ingezet door Israël tegen onschuldige burgers in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever? Zo ja, hoe? Zo nee, welke gevolgen verbindt u aan die conclusie?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de samenwerking tussen Nederlandse universiteiten en de Israëlische defensie-industrie te stoppen vanwege het risico op het bijdragen aan genocidaal geweld? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om richting de Europese Commissie te pleiten voor een stop op subsidies voor Israël uit het Horizon Europe programma? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u van mening dat er beter gecontroleerd zou moeten worden of een onderzoeksproject voor militaire doeleinden kan worden ingezet? Zo ja, hoe wilt u dit bewerkstelligen?
Er gelden al meerdere controlemechanismen voor het controleren van onderzoeksprojecten. Zo gelden er binnen de Europese Unie strenge regels voor de uitvoer van dual useproducten en technologie die naast civiele ook militaire toepassingen hebben. Instellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de naleving van deze EU-regels. Twijfelt de instelling of de exportregels van toepassing zijn, dan kunnen zij een indelingsverzoek doen bij de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (CDIU). Daarnaast ontwikkelen de kennisinstellingen in samenspraak met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uniforme indicatoren voor het inschatten van risico’s bij internationale samenwerkingen. Het kabinet acht het daarbij van belang dat instellingen zich bewust zijn van het mogelijk inzetten van onderzoeksprojecten voor andere doeleinden en de impact die wetenschappelijk onderzoek daarop kan hebben.
Kunt u bovenstaande vragen los van elkaar beantwoorden?
Dit heeft het Kabinet zoveel mogelijk gedaan. Vanwege de samenhang tussen vragen 5 t/m 8 heb ik deze vragen gezamenlijk beantwoord.
NAVO-doelstellingen |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich het antwoord dat u gegeven hebt naar aanleiding van een eerder gestelde schriftelijke vragen1 of u aan NAVO-verplichtingen gebonden bent en zo ja of u deze verplichtingen naar de Kamer kan sturen?
Ja.
Herinnert u zich dat u in antwoord op deze vraag schreef «Waar er richtlijnen zijn voor de bondgenoten voor het tegengaan van klimaatverandering, zijn deze niet verplicht» en in antwoord op deze vraag bovendien geen enkele verplichting naar de Kamer heeft gestuurd?
Ja.
Kan uit dit antwoord logischerwijs geconcludeerd worden dat u dus niet aan «NAVO-doelstellingen» gebonden bent? Zo nee, waarom niet? Hoe had de Tweede Kamer uw antwoord dan redelijkerwijs moeten interpreteren?
De formulering van uw vraag 4 in Kamerstuk 2024Z18561 leek gericht op andere NAVO-verplichtingen dan waar u de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar vroeg, gelet op uw gebruik van het woord «(ook)». Het antwoord op die vraag is in kamerstuk 2024Z18561 gegeven. Nu vraagt u specifiek naar het antwoord van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in vraag 23 van kamerstuk 2025Z01466, waarin gesproken wordt over de NAVO Resilience Objectives. Deze weerbaarheidsdoelen zijn, zoals de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangaf in haar antwoord 17 van datzelfde Kamerstuk4, richtlijnen voor lidstaten, die elk land zelf invult middels nationaal beleid. De Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie hebben als coördinerend bewindspersonen deze weerbaarheidsdoelen – als onderdeel van een breder pallet aan overwegingen – meegenomen in de weerbaarheidsopgave zoals geformuleerd in de Kamerbrief Weerbaarheid tegen hybride en militaire dreigingen die op 6 december jl. aan de Kamer is verstuurd5. Die brief schetst een samenhangend beeld van wat een weerbare samenleving inhoudt en welke opgave er ligt om die te bereiken. Die opgave is een gezamenlijke opgave waarbij alle departementen – waaronder het Ministerie van KGG – in deze aanpak samenwerken, met één gezamenlijk doel, maar ieder vanuit hun eigen beleidsverantwoordelijkheid. Bijvoorbeeld op het terrein van de gezondheidszorg, transport en logistiek, crisisbeheersing, voedsel, energie, (tele)communicatie, migratie, de economie, arbeidsmarkt of de democratische rechtsorde. Ook decentrale overheden en maatschappelijke partijen spelen hierbij een rol, want, zoals de brief beschrijft, een veilig Nederland maken we samen.
Bent u bekend met het antwoord, gegeven op vraag 232 waarin de Minister van VWS wordt gevraagd welke bewindslieden, behalve de Minister van VWS, «nog meer gebonden [zijn] aan de NAVO-doelstellingen3» en waarbij het kabinet zeven ministeries noemt waaronder uw ministerie, het Ministerie voor «Klimaat en Groene Groei»?
Zie antwoord vraag 3.
Kunnen we uit dit antwoord van het kabinet logischerwijs concluderen dat u blijkbaar dus toch wél aan NAVO-doelstellingen gebonden bent? Zo nee, waarom niet? Waarom vermeldt de Minister van VWS in haar antwoord uw ministerie dan expliciet?
Zie antwoord vraag 3.
Indien u wél aan de NAVO-doelstellingen gebonden bent, kan u de Kamer deze NAVO-doelstellingen, zoals eerder al gevraagd, doen toekomen en zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met het bericht «Tweelingbroer Staatssecretaris gaat bij dronebedrijf werken, terwijl leger miljoenen investeert»?1
Ja.
Klopt het dat de tweelingbroer van een zittende Staatssecretaris van Defensie een functie heeft aanvaard bij een bedrijf dat actief is op een terrein waarop Defensie momenteel fors investeert?
Ja.
Hoe kan het dat de Minister van Defensie, die politiek verantwoordelijk is, niet op de hoogte was van de nieuwe baan van de broer van de Staatssecretaris van Defensie?
Het was binnen de relevante onderdelen van de defensieorganisatie bekend.
Vindt u, in het licht van de opmerkingen vanuit de legerleiding over het heersende ongemak en de mogelijke kwetsbaarheid, de huidige regels rondom integriteit en aanbestedingen binnen Defensie en de Rijksoverheid strikt genoeg om belangenverstrengeling en oneigenlijke beïnvloeding te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Defensie heeft regels ingesteld om belangenverstrengeling en oneigenlijke beïnvloeding te voorkomen.
In de Gedragsregels Defensie is de zogenaamde «afkoelperiode» vastgelegd. Deze houdt in dat Defensie voormalige medewerkers tijdens de eerste twee jaar na beëindiging van het dienstverband niet als gesprekspartner of bemiddelaar van het bedrijfsleven voor commerciële activiteiten accepteert. Defensiemedewerkers die zakelijke contacten met bedrijven onderhouden, moeten bij de vertegenwoordigers van die bedrijven navraag doen naar een eventueel verleden bij Defensie.
Op oud-defensiemedewerkers rust de verantwoordelijkheid dat zij hier transparant in zijn, zowel naar hun nieuwe werkgever als naar Defensie toe. Aanvullend geldt dat medewerkers van Defensie een geheimhoudingsplicht hebben met betrekking tot het gebruik van vertrouwelijke informatie.
Verder geldt voor alle bewindspersonen de «Gedragscode integriteit bewindspersonen». Daarbij gaat het onder meer om een geheimhoudingsplicht, het zorgvuldig omgaan met overheidsinformatie en het bewust zijn van privécontacten en eventuele daaraan verbonden integriteitsrisico’s.
Hoe wordt in deze kwestie nu concreet voorkomen dat bij de aankoop van nieuw materieel andere belangen dan louter inhoudelijke en zorgvuldige professionele afwegingen een rol spelen? Hoe kan daarop worden gecontroleerd?
In het geval van de uitdiensttreding van de broer van Staatssecretaris Tuinman gelden dezelfde afspraken zoals die gelden voor alle uitdienst tredende defensieambtenaren, die overstappen naar een commerciële werkgever. Deze zijn gebaseerd op de Gedragsregels Defensie, zoals hierboven toegelicht.
Verder geldt dat de Staatssecretaris terughoudend zal zijn in directe contacten met AI Armaments en dat specifieke communicatie over en/of specifieke samenwerking met AI Armaments onder de verantwoordelijkheid van de Minister valt.
Hoe kan voorkomen worden dat in een casus zoals deze staatsgeheimen van het Ministerie van Defensie uitlekken naar particuliere bedrijven?
Voor alle Nederlandse burgers is het lekken van staatsgeheimen strafbaar.
Wat vindt u van de kritiek van integriteitsexperts die spreken van een duidelijke «schijn van belangenverstrengeling» en die stellen dat Nederland achterloopt op het terrein van transparantie rond potentiële belangenverstrengeling?
De regelgeving en de reeds aanwezige maatregelen, zoals boven benoemd, bieden waarborgen om belangenverstrengeling te voorkomen.
Welke maatregelen bent u van plan te nemen om zowel belangenverstrengeling als de schijn daarvan in dit soort gevallen te voorkomen of te corrigeren? Bent u van plan deze maatregelen te betrekken bij de evaluatie van het integriteitskader bewindspersonen?
Zoals boven toegelicht bieden de regelgeving en de reeds aanwezige maatregelen waarborgen om belangenverstrengeling te voorkomen. De regels en maatregelen van de Gedragscode integriteit bewindspersonen zullen onderdeel zijn van een eventuele, toekomstige evaluatie.
Welke regels zijn er van toepassing voor familieleden van bewindspersonen? Hoe wordt eventuele bevoordeling of een andere vorm van verstrengeling van belangen voorkomen in een zaak zoals deze, waar nauwe familiebanden een rol spelen?
In de «Gedragscode integriteit voor bewindspersonen» zijn regels omtrent familieleden opgenomen. Daarin staat dat een bewindspersoon niet deelneemt aan de besluitvorming over zaken die zijn of haar partner, kinderen, andere familie, zakenrelaties, belangen of vroegere functies raken, voor zover deelneming in strijd zou kunnen komen met een goede ambtsuitoefening.
Deelt u de opvatting dat het bij integriteit en het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling niet alleen gaat om het naleven van regels, maar vooral ook om het hanteren van normen, zelfs als bepaalde gedragingen formeel niet verboden zijn? Zo ja, hoe oordeelt u daar dan over in deze kwestie? Hoe zorgt u ervoor dat dit normbesef ook binnen het kabinet en bij bewindspersonen heerst?
Integriteit is niet altijd in regels te vatten. Een eigen, moreel kompas is steeds van belang.
De NAVO ‘resilience requirements’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Onder welk van de zeven NAVO «resilience requirements» valt «pandemische paraatheid»?
Het kabinet houdt rekening met een breed scala aan dreigingen, zoals hybride aanvallen of een militair conflict, maar ook met andere crises of rampen, zoals grootschalige overstromingen, een pandemie of langdurige uitval van vitale processen. Deze dreigingen vragen om versterking van de weerbaarheid van de gezondheidszorg. Verschillende typen rampspoed kunnen zich ook tegelijkertijd voordoen en de impact daarvan stapelt zich op. Om hierop voorbereid te zijn is ook van groot belang voor de NAVO.
Pandemische paraatheid is op zichzelf geen doelstelling van de NAVO. Wel dragen veel van de maatregelen, die in het kader van pandemische paraatheid in gang zijn gezet, bij aan de maatschappelijke weerbaarheid in het geval van een militair conflict of hybride aanvallen. Zo is het bijvoorbeeld van belang dat een flexibele en opschaalbare gezondheidszorg in staat is om een verhoogde zorgvraag tijdens (gezondheids-)crises op te vangen.
De NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen betreffen een specificering van de eerder door de NAVO benoemde 7 baseline requirements die een basisniveau weergeven op zeven civiele paraatheidsgebieden: continuïteit van overheid, energievoorziening, grootschalige opvang van personen, levensbehoeften, opvang van gewonden, (tele)communicatie en transport, met als doel bij te dragen aan de continuïteit van overheid, de samenleving en de ondersteuning van bondgenootschappelijke verdediging.
De uitwerking van de NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen is meegenomen in de Kamerbrief Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen die op 6 december 2024 door de Minister van Defensie en de Minister van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer is verstuurd1 en de Kamerbrief Maatschappelijke weerbaarheid en militaire paraatheid tegen militaire en hybride dreigingen die op 11 juli 2025 door de Minister van Defensie, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Defensie aan uw Kamer is verstuurd.2
De NAVO ‘Resilience Objectives’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Zijn de zeven Ministers (verantwoordelijk voor de ministeries genoemd door het kabinet in antwoord op vraag 23 van eerder gestelde vragen door het lid Dekker in Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1318) op de hoogte van de geheime NAVO «Resilience Objectives» op hun beleidsterrein?
De NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen – de zogenaamde Resilience Objectives – zijn bekend bij de betrokken bewindspersonen en hun ministeries. Nederland heeft zich tijdens de NAVO-top in juli 2023 in Vilnius gecommitteerd aan deze doelstellingen. Deze zijn terug te vinden in het Vilnius Summit Communiqué.1 Deze doelstellingen zijn een specificering van de eerder door de NAVO vastgestelde baseline requirementsdie een basisniveau omschrijven op zeven civiele paraatheidsgebieden: continuïteit van overheid, energievoorziening, grootschalige opvang van personen, levensbehoeften, opvang van gewonden, (tele)communicatie en transport.2
Indien dit het geval is, wanneer, door wie en op welke wijze zijn deze zeven Ministers (antwoord graag afzonderlijk voor elk van de hierboven genoemde ministeries) hiervan op de hoogte gesteld?
Departementen zijn zelf verantwoordelijk voor de uitwerking van de NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen op hun eigen beleidsterrein. Het is gebruikelijk dat bewindspersonen bij aanvang van hun werkzaamheden via hun eigen ministerie worden geïnformeerd over de verantwoordelijkheden en actualiteiten op hun beleidsterrein. Hoe dit voor ieder afzonderlijk ministerie precies gebeurt, verschilt per departement en bewindspersoon.
Waren de onderhandelaars die over het hoofdlijnenakkoord hebben onderhandeld van het (zojuist gevallen) kabinet Schoof op de hoogte van de NAVO «Resilience Objectives»?
Het is niet aan het kabinet om uitspraken te doen over de (kennispositie van de) onderhandelaars van het hoofdlijnenakkoord. Tijdens de NAVO Top in juli 2023 heeft Nederland zich gecommitteerd aan de NAVO-brede Resilience Objectives’s (RO)»s, terug te vinden in de Vilnius Summit Communiqué.3 De weerbaarheidsdoelen zijn benoemd in het Regeerprogramma:
«In het najaar deelt het kabinet haar ambitie om onze weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen versneld te verhogen, en wat er voor nodig is om dit te realiseren. De doorontwikkeling van de huidige aanpak statelijke dreigingen en versterking van crisisbeheersing zijn belangrijke componenten. We zetten in op de continuïteit van de samenleving en economie, en versterking van de krijgsmacht en de civiele ondersteuning daaraan. Onderdelen die we hierin meenemen zijn versterkte civiel-militaire samenwerking, de NAVO-weerbaarheidsdoelen en EU-initiatieven.»4
De NAVO Resilience Objectives |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Is het correct dat het geheimhoudingsniveau van de NAVO Resilience Objectives is vastgesteld door de NAVO?
Ja.
Indien dit niet het geval is, wie heeft dan het geheimhoudingsniveau vastgesteld?
Niet van toepassing, zie antwoord 1.
Indien dit wel het geval is, kan de Nederlandse staat, zonder toestemming van de NAVO, besluiten om, bijvoorbeeld op verzoek van de Tweede Kamer, de NAVO Resilience Objectives openbaar te maken of is de Nederlandse staat, indien de NAVO hiervoor geen toestemming geeft, hiertoe niet gemachtigd aangezien de NAVO immers het geheimhoudingsniveau heeft vastgesteld?
Nee, de Nederlandse staat kan niet zonder toestemming van de NAVO besluiten om op verzoek van de Tweede Kamer de NAVO Resilience Objectives openbaar te maken.
De nieuwe EU strategie voor de Zwarte Zee regio |
|
Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Barry Madlener (PVV) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met nieuwe Europese Unie (EU)-strategie voor een veilige, welvarende en veerkrachtige Zwarte Zee regio?1
Ja.
Bent u het eens dat de Zwarte Zee regio in toenemende mate van essentieel belang is als corridor tussen Europa en Centraal-Azië en daarmee voor de Europese handel met Azië in het geheel sinds de Russische agressie oorlog in Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Aansluitend op de Mededeling over de EU Strategische Benadering van de Zwarte Zee regio onderschrijft het kabinet het geopolitieke belang van de Zwarte Zee regio voor de Europese Unie als geheel, niet voor Nederland specifiek, zowel ter bevordering van veiligheid, stabiliteit en weerbaarheid, mede naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne, alsook ter bevordering van duurzame economische groei en welvaart.
Heeft u inzicht in al reeds bestaande betrekkingen tussen Nederlandse havens, en in het bijzonder de Rotterdamse haven, en de havens van EU-partnerlanden aan de Zwarte Zee?
De Rotterdamse haven is via de binnenwateren verbonden met de haven van Constanta in Roemenië. In 2011 hebben de havens van Rotterdam en Constanta een samenwerkingsovereenkomst getekend en sindsdien is lang gesproken over verdere samenwerking tussen beide havens, maar dat is niet meer van de grond gekomen. Van vergelijkbare samenwerking met andere havens aan de Zwarte Zee zijn wij niet op de hoogte. Betrekkingen zullen veelal in Europees verband plaatsvinden, zoals in het kader van de Trans-Europese Netwerken voor Transport (TEN-T) met inzet op de Europese vervoerscorridors en kustvaartverbindingen. Ook zijn verschillende havens uit EU-lidstaten aan de Zwarte Zee aangesloten bij de European Seaports Organisation (ESPO), waar ook meerdere Nederlandse zeehavens lid van zijn, zoals de havens van Amsterdam en Rotterdam.
Bent u het eens dat in het kader van een vitale corridor met Azië het wenselijk is dat Nederlandse havens in toenemende mate samenwerking zoeken met havens in EU-partnerlanden, in het bijzonder in de Zwarte Zee regio? Zo nee, waarom niet?
Mijn ambtgenoot van Infrastructuur en Waterstaat en ik zien het belang van havensamenwerking in het algemeen en ook onderkennen wij het belang van de Zwarte Zee regio. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag drie wordt er met name in Europees verband samengewerkt, zowel binnen de EU-instellingen als binnen de Europese koepelorganisatie voor zeehavens (ESPO). Het is verder aan havenbedrijven zelf om invulling te geven aan havensamenwerking zoals in het kader van havenontwikkeling of inzet op green shipping corridors tussen havens.
Bent u bereid om zich in te zetten voor het versterken van betrekkingen tussen de Nederlandse havens en de havens in de EU-partnerlanden in de Zwarte Zee regio? Zo ja, welke stappen bent u van plan om te zetten?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag vier al aangaf ligt het initiatief voor de totstandkoming en de vormgeving van havensamenwerking bij de havenbedrijven en het havenbedrijfsleven. Mocht daarbij ondersteuning nodig zijn van het ministerie, dan zijn mijn ambtgenoot van Infrastructuur en Waterstaat en ik bereid daar welwillend naar te kijken.
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor het versterken van betrekkingen tussen de havens van de Europese Unie en de havens in de EU-partnerlanden in de Zwarte Zee regio? Zo nee, waarom niet?
De Europese Commissie werkt momenteel aan een Europese Havenstrategie en een Strategie voor de Maritieme Maakindustrie. In deze strategieën zal naar mijn mening ook plaats moeten zijn voor havensamenwerking in meerdere regio’s waaronder de Zwarte Zee. Dit kan de concurrentiekracht bevorderen van de Europese Unie als geheel. Tijdens de besprekingen over de inhoud van deze strategieën wil ik hiervoor aandacht vragen. Ook zal mijn ambtgenoot van Infrastructuur en Waterstaat bij de verdere ontwikkeling van het Europese vervoersnetwerk (TEN-T) pleiten voor het belang van onderlinge betrekkingen tussen Europese zeehavens, waaronder die in de Zwarte Zee regio.
Bent u het eens dat in het kader van deze nieuwe EU-strategie, de aanhoudende Russische agressie oorlog tegen Oekraïne en de Russische spionage op onze vitale infrastructuur het wenselijk is dat vertegenwoordigers van de Rotterdamse haven de betrekkingen versterken met vertegenwoordigers van de haven van Odessa voor een verkenning van samenwerking op het gebied van veiligheid?
Het kabinet onderstreept het belang van de Zwarte Zee strategie waarin aandacht is voor veiligheid in Nederland en Europa, juist vanwege de agressieoorlog door Rusland in Oekraïne. Bovendien is de strategische aanpak van de EU voor het Zwarte Zeegebied geen geïsoleerde regionale reactie op de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Het kabinet onderschrijft het belang van veiligheid en stabiliteit in en rondom de Zwarte Zee om duurzame en rechtvaardige vrede in de regio te garanderen. Vrije doorvaart in de Zwarte Zee bevordert tevens de veiligheid van het scheepvaartverkeer, wat bijdraagt aan de economische ontwikkeling van de regio. Het kabinet verkent op continue basis hoe Oekraïne verder gesteund kan worden, en sluit hierbij op voorhand niets uit. Wel dienen initiatieven aan te sluiten bij de behoeften van Oekraïne.
Bent u bereid om zich in te zetten voor het aanhalen van de betrekkingen tussen de Rotterdamse haven en de haven van Odessa op het gebied van veiligheid? Zo ja, welke stappen is de Minister van plan om te zetten?
Juist nu is het van belang om Oekraïne te blijven ondersteunen en Nederland ook te positioneren richting Oekraïne. In lijn met de aangenomen motie Boswijk cs heeft hierover reeds een verkennend gesprek plaatsgevonden tussen de Oekraïnegezant van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Havenbedrijf Rotterdam, in aanwezigheid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Op basis van dat gesprek worden de mogelijkheden tot samenwerking voor wederopbouw van (zee)havens nader onderzocht.
Bent u bereid om vertegenwoordigers van de haven van Odessa uit te nodigen in de Rotterdamse haven om verdere samenwerking te verkennen? Zo nee, waarom niet?
Ja, als er een behoefte bestaat in Oekraïne of bij Haven Rotterdam, ben ik bereid in overleg met betrokkenen een faciliterende rol te spelen in verkenning van verdere samenwerking. Verschillende Oekraïense delegaties uit verschillende sectoren, w.o. Energie en LSH, hebben Nederland reeds bezocht.
Bent u bekend met het feit dat Denemarken een partnerschap is aangegaan met de naburige stad Mykolajiv?2
Ja, dat is mij bekend.
Bent u bereid om te onderzoeken of een dergelijk partnerschap ook door Nederland met Odessa aangegaan kan worden in het kader van het strategische belang van de havenstad in de Zwarte Zee regio? Zo niet, waarom niet?
Nederland steunt Oekraïne onverminderd in deze oorlog, ook op niet-militair gebied. Verschillende landen kiezen hierbij voor een aanpak die zich naast andere vormen van steun ook focust op specifieke regio’s, zoals Denemarken. De Nederlandse steun betreft bilaterale steun of loopt via multilaterale kanalen, waarbij het bevorderen van decentralisatie en opbouwen van lokale capaciteit belangrijke aandachtspunten zijn voor Nederland. Het kabinet is ervan overtuigd dat we door het verlenen van deze steun via diverse kanalen Oekraïne op de best mogelijke manier ondersteunen.
De erkenning van de Palestijnse Staat |
|
Kati Piri (PvdA), Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht dat België steun heeft gegeven aan het plan van Macron voor wederzijdse erkenning van Israël en Palestina?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht dat Malta komende maand de Palestijnse Staat gaat erkennen?2
Ja.
Bent u bekend met het bericht dat ook het Verenigd Koninkrijk (VK) overweegt het Franse voorstel ter erkenning van de Palestijnse Staat te steunen?3
Ja.
Bent u bekend met het feit dat Spanje, Ierland en Noorwegen al in mei 2024 de Palestijnse Staat hebben erkend?
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Israel warns Europe that Palestine recognition may be met with West Bank annexation» van The Times of Israel, d.d. 27 mei jl.?4
Ja.
Heeft Israël ook Nederland gewaarschuwd dat erkenning van de Palestijnse Staat gevolgd zal worden met de annexatie van (delen van) de Westelijke Jordaanoever of met het afbouwen van inlichtingensamenwerking?5
Er is geen contact geweest met Israël over de gevolgen van een mogelijke erkenning van de Palestijnse staat.
Hoe beoordeelt u dit dreigement?
De uitspraken en acties van de regering Netanyahu die raken aan annexatie en herbezetting vormden mede de aanleiding om de Israëlische ambassadeur te ontbieden op 9 april 2025 en een brief aan de Hoge Vertegenwoordiger te sturen om naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord te evalueren.
Bent u bekend met het bericht dat het Israëlische veiligheidskabinet vorige week de bouw van 22 nieuwe illegale nederzettingen heeft goedgekeurd?6
Ja.
Bent u van mening dat de bouw van nederzettingen eindelijk een halt moet worden toegeroepen? Zo ja, welke concrete maatregelen neemt u daartoe? Zo nee, waarom niet?
Ja. In overeenstemming met het advies van het IGH van 19 juli 2024, erkent het kabinet dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Het kabinet keurt het Israëlisch nederzettingenbeleid ten stelligste af en spreekt zich hierover consistent, zowel voor als achter de schermen, uit. De Nederlandse overheid ontmoedigt economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in de bezette Palestijnse Gebieden. Daarnaast zet het kabinet zich in EU-verband in voor aanvullende maatregelen tegen gewelddadige kolonisten en entiteiten op de bezette Westelijke Jordaanoever. Diverse sanctiepakketten tegen entiteiten en personen zijn inmiddels in EU-verband aangenomen.
Bent u bekend met de stemming van de Knesset tegen de tweestatenoplossing in juli 2024?7
Ja.
Bent u bekend met de uitspraak van Netanyahu dat erkenning van de Palestijnse Staat een beloning voor terreur zou zijn?8
Ja.
Klopt het bericht dat Frankrijk aan Nederland en andere Europese landen heeft gevraagd om tijdens de aanstaande Verenigde Naties (VN)-conferentie van 17 tot 20 juni een gezamenlijke verklaring ter erkenning van de Palestijnse Staat af te leggen?9 Zo ja, op welk niveau heeft Frankrijk Nederland benaderd?
Dit bericht is niet correct. Overigens is de conferentie inmiddels uitgesteld.
Met alle voornoemde feiten in het achterhoofd, overweegt u net als andere Europese landen om komende maand de Palestijnse Staat te erkennen? Zo nee, waarom niet?
Het is op het moment van schrijven nog niet duidelijk of landen als Frankrijk deze maand daadwerkelijk tot erkenning zullen overgaan. Erkenning is een middel dat slechts één maal kan worden ingezet en vergt daarom zorgvuldige afweging. Erkenning is voor Nederland op dit moment niet aan de orde.
Kunt u deze vragen vóór 10 juni – een week voor aanvang van de VN-conferentie over de tweestatenoplossing – en elk afzonderlijk beantwoorden?
Er is getracht om de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Het nieuwsbericht 'Brussels approves Poland's use of post-COVID funds for defence' |
|
Isa Kahraman (NSC), Folkert Idsinga (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de Europese Commissie Polen toestemming heeft gegeven om bijna € 6 miljard uit het coronaherstelfonds (Herstel- en Veerkrachtfaciliteit – HVF) te herbestemmen voor defensiegerelateerde projecten, zoals de aanleg van dual-use infrastructuur?1
Ja, ik heb kennisgenomen van de positieve beoordeling van de Europese Commissie2 van het Poolse verzoek tot aanpassing van het herstel- en veerkrachtplan (HVP). De Kamer is middels de geannoteerde agenda van de Eurogroep/Ecofinraad van juni geïnformeerd over deze beoordeling.3
Hoe verhoudt deze goedkeuring zich tot de oorspronkelijke doelstellingen van het HVF dat primair gericht was op het bevorderen van de groene en digitale transitie (twin transition)?
Het doel van de HVF is, op grond van de HVF-verordening, het bevorderen van de economische, sociale en territoriale cohesie in de Europese Unie door middel van het verbeteren van de weerbaarheid, het aanpassingsvermogen en het groeipotentieel van lidstaten, het aanpakken van de sociale en economische impact van de COVID-19-crisis, en het steunen van de groene en digitale transities. Het bevorderen van de groene en digitale transitie is dus een van de componenten van de doelstelling van de HVF, maar niet het primaire doel. De doelstelling vertaalt zich in diverse voorwaarden waaraan een HVP moet voldoen. Een van de voorwaarden is dat minstens 37% van de totale toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan aan de groene transitie, en minstens 20% van de totale toewijzing aan de digitale transitie moet bijdragen.
De Commissie geeft in haar beoordeling van het Poolse wijzigingsverzoek aan dat het herziene HVP nog steeds voldoet aan de vereisten van de HVF-verordening, waaronder die op het gebied van de groene- en digitale transities. Het herziene HVP draagt voor 41,39% van de totale toewijzing van het plan bij aan de groene transitie en voor 20,39% van de totale toewijzing aan de digitale transitie.4
Welke voorwaarden heeft de Europese Commissie aan Polen gesteld voor deze herbestemming van middelen, gelet op artikel 41, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), waarin is bepaald dat uitgaven met militaire of defensiegerelateerde implicaties in beginsel niet via de EU-begroting mogen worden gefinancierd? En geldt deze bepaling ook voor het coronaherstelfonds?
Artikel 41 lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) bepaalt dat beleidsuitgaven die voortvloeien uit operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied niet ten laste kunnen komen van de begroting van de EU. De bepaling geldt ook voor de HVF. Dit betekent echter niet dat op grond van artikel 41 lid 2 VEU alle typen uitgaven die in verband kunnen worden gebracht met militaire of defensie-activiteiten zijn uitgesloten van financiering via de EU-begroting. Uit dit artikel volgt immers dat het specifiek dient te gaan om «operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied».
Met de aanpassing van het HVP heeft Polen een maatregel toegevoegd die ziet op een kapitaalinjectie in een Veiligheid- en Defensiefonds. Met dit fonds wordt geld beschikbaar gemaakt voor onder andere het versterken van cybersecurity, civiele bescherming, onderzoek op het gebied van militaire technologie, en dual-use technologieën. Met de positieve beoordeling van de aanpassing oordeelt de Commissie dat deze aanpassing niet in strijd is met artikel 41 lid 2 VEU. De Commissie heeft geen aanvullende voorwaarden aan Polen gesteld naar aanleiding van deze aanpassing.
Welk deel van het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) is momenteel nog beschikbaar of nog niet onherroepelijk vastgelegd, en is het realistisch om reeds ingediende plannen aan te passen ten behoeve van (dual-use) militaire doeleinden?
Nederland heeft reeds € 2,5 miljard uitgekeerd gekregen uit de HVF, en kan nog op € 2,9 miljard aanspraak maken. In theorie zou Nederland er ook voor kunnen kiezen om bepaalde investeringen in het HVP om te zetten naar andere investeringen, bijvoorbeeld voor defensie, als Nederland daarmee aan alle bovengenoemde eisen uit de HVF-verordening voldoet. Op basis van de huidige situatie lijkt dit echter niet opportuun, omdat de huidige investeringen volgens schema lopen, en het omwisselen van investeringen veel administratieve lasten met zich meebrengen. Daarnaast is het Nederlandse HVP gevuld met bestaand en begroot beleid.5 Volgens die afspraak zouden enkel reeds begrote defensie-uitgaven onder het HVP gebracht kunnen worden, waardoor er dus geen additionele investeringen in defensie worden gedaan. Ook zouden extra investeringen in defensie ervoor zorgen dat andere investeringsprojecten uit het HVP wegvallen. Het wegvallen van andere investeringsprojecten zou ervoor kunnen zorgen dat het HVP niet meer een significant deel van de landspecifieke aanbevelingen (LSAs) adresseert, waarmee niet meer voldaan wordt aan alle voorwaarden uit de HVF-verordening.
Overweegt het kabinet, mede gelet op de toenemende behoefte aan defensie-uitgaven, om de Europese Commissie te verzoeken om (een deel van) de HVP-middelen te herbestemmen naar defensiegerelateerde projecten?
Het Nederlandse HVP wordt volgens de geldende afspraak6 gevuld met bestaand en begroot beleid. Volgens die afspraak zouden enkel reeds begrote defensie-uitgaven onder het HVP gebracht kunnen worden, waardoor er dus geen additionele investeringen in defensie worden gedaan. Het aandragen van defensie-uitgaven leidt dus niet tot additionele investeringen in defensie, en gezien de zware administratieve lasten die komen kijken bij het wijzigen van een plan acht het kabinet dit voor nu niet opportuun. Zoals reeds bij de vorige vraag uitgelicht zou herbestemming van middelen ook niet rijmen met het vereiste om een significant deel van de LSA’s te adresseren. Daarnaast bevat het Nederlandse HVP al een investering in defensie. Het gaat om het versterken van de Defensie IT-infrastructuur middels het project Vernieuwen IT infrastructuur bij het Ministerie van Defensie, dat voor € 91,4 miljoen is opgenomen in het HVP.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld7 zit de uitdaging voor de laatste drie betaalverzoeken van Nederland voornamelijk bij een aantal hervormingen die specifieke LSA’s uit het Europees Semester adresseren. Voorbeelden hiervan zijn de wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR) (LSA: aanpak schijnzelfstandigheid), wet Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen (BAZ) (LSA: adequate sociale bescherming voor zelfstandigen) en Wetsvoorstel Versterking Regie Volkshuisvesting (LSA: verstoringen woningmarkt terugdringen, o.a. door vergroten aanbod). Investeringen in bijvoorbeeld defensie bieden hiervoor geen geldig alternatief. Daarnaast schrijft de HVF-verordening voor dat het aantal investeringen en hervormingen met elkaar in balans dient te zijn. Als een hervorming uit het plan wordt gehaald, verwacht de Commissie dat een nieuwe hervorming wordt toegevoegd.
Heeft het kabinet reeds contact gehad met de Europese Commissie over de mogelijkheid om HVF-middelen in te zetten voor defensiegerelateerde doelen?
Het kabinet heeft hier, gezien de overwegingen toegelicht bij vraag 5 en 6, geen contact over gehad met de Europese Commissie. Het kabinet heeft wel contact met de Europese Commissie over de defensiemaatregel die reeds in het HVP is opgenomen. De laatste stand van zaken voor deze defensiemaatregel is opgenomen in de overzichtstabel over de voortgang van het HVP, die in april met de Kamer is gedeeld.8
Zo ja, wat waren de inhoud en uitkomst van dat overleg?
Zie antwoord bij vraag 6.
Zijn er andere EU-lidstaten die een dergelijke herbestemming ten faveure van defensiegerelateerde projecten hebben aangevraagd bij de Europese Commissie?
Tot op heden is Polen de enige lidstaat die middels een aanpassing van het HVP expliciet een maatregel heeft toegevoegd aan het originele plan om middelen toe te wijzen aan defensie-gerelateerde doeleinden.
Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, heeft wel defensie-gerelateerde projecten opgenomen in zijn originele herstel- en veerkrachtplan. Voor Nederland gaat het om het versterken van de Defensie IT-infrastructuur middels het project Vernieuwen IT infrastructuur bij het Ministerie van Defensie dat voor € 91,4 miljoen is opgenomen in het HVP. Daarnaast heeft Spanje bijvoorbeeld een maatregel opgenomen in hun HVP die ziet op een investering in een Resilience and Security Fund, met als doel het bevorderen van productieve investeringen en het vergroten van de productiecapaciteit in veiligheid-, defensie-, en lucht- en ruimtevaartsectoren. Daarnaast heeft Litouwen een maatregel opgenomen in hun HVP met o.a. het doel om particuliere investeringen te stimuleren om het concurrentievermogen van de Litouwse defensie- en veiligheidsindustrie te vergroten. Ook Portugal heeft een defensie-gerelateerde maatregel in hun HVP, namelijk een investering in het Atlantic Defence Operations Centre en marine platform, met als doel om marine-onderzoek en toezicht te bevorderen.
Hoe beoordeelt het kabinet de risico’s op het mislopen van de resterende € 2,9 miljard aan HVP-subsidies, zoals gesignaleerd door de Algemene Rekenkamer?
Het kabinet erkent dat nog niet met volledige zekerheid gezegd kan worden dat alle resterende mijlpalen en doelstellingen behaald gaan worden. Met het in mei goedgekeurde wijzigingsvoorstel9 heeft het kabinet alle voor nu bekende risico’s voor het binnenhalen van de resterende middelen gemitigeerd. Wel is een tweetal wetgevingstrajecten die mijlpalen in het derde betaalverzoek hebben nog niet afgerond. Dat zijn de wet VBAR en de wet Versterking Regie Volkshuisvesting. Het is belangrijk dat deze tijdig worden afgerond voor indiening van het derde betaalverzoek in de tweede helft van dit jaar. Ook bij de Wet BAZ (twee mijlpalen in betaalverzoek 5) spelen nog uitdagingen. Om de resterende betaalverzoeken succesvol te kunnen afronden, is een spoedige behandeling in de Kamer en tijdige inwerkingtreding van belang. Daarom brengt de val van het kabinet en het mogelijk daaropvolgend controversieel verklaren van verschillende maatregelen een aanvullend risico met zich mee.10 Het kabinet blijft de ontwikkelingen en mogelijke vertragingen bij mijlpalen en doelstellingen continu monitoren. Het kabinet is aanhoudend gemotiveerd om het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan uit te voeren en zo de volledige € 5,4 miljard aan EU-middelen in te kunnen zetten voor belangrijke investeringen in NL.
Welke concrete stappen worden genomen om deze risico’s te beperken?
Tijdens de Ecofinraad van mei jl. is een wijzigingsverzoek van het Nederlandse HVP goedgekeurd. Met dit wijzigingsverzoek zijn alle voor nu bekende risico’s voor het binnenhalen van de resterende middelen gemitigeerd11. Wel is er nog een aantal wetgevingstrajecten die mijlpalen in het derde en vijfde betaalverzoek hebben die nog niet afgerond zijn (zie antwoord op vraag 9). Om de resterende betaalverzoeken succesvol te kunnen afronden, is een spoedige behandeling in de Kamer en tijdige inwerkingtreding van belang. Het kabinet blijft de ontwikkelingen en mogelijke vertragingen bij mijlpalen en doelstellingen continu monitoren.
Daarnaast is het belangrijk om oog te houden voor de maatregelen in het HVP tijdens het controversieel verklaren van onderwerpen. Dit risico heb ik geprobeerd te mitigeren door de Kamer tijdig te informeren over de mogelijke financiële gevolgen van het controversieel verklaren van maatregelen uit het HVP.12
Hoe ziet het kabinet de toekomstige rol van de Europese Commissie bij het (indirect) faciliteren van defensiegerelateerde investeringen vanuit het Coronaherstelfonds?
De HVF heeft een looptijd tot eind 2026, waarbij de laatste mijlpalen en doelstellingen uiterlijk eind augustus 2026 behaald moeten zijn. Binnen de resterende looptijd van de HVF hebben de lidstaten de mogelijkheid om hun HVP aan te passen op basis van artikel 21 van de HVF-verordening. De Commissie roept op dat uiterlijk eind 2025 te doen. Op basis van dit artikel kunnen lidstaten het HVP wijzigen indien er sprake is van objectieve omstandigheden die een wijziging van het plan rechtvaardigen. Voor een uitgebreide toelichting van dit artikel verwijs ik u naar het verslag van de Eurogroep- en Ecofinraad van juni 202413. Het is mogelijk dat lidstaten in hun aangepaste HVP defensie-gerelateerde investeringen opnemen. Als de Commissie van oordeel is dat wijziging van het HVP gerechtvaardigd is, doet zij een voorstel voor een nieuw uitvoeringsbesluit. De Raad stelt het gewijzigde plan vervolgens vast middels dit uitvoeringsbesluit.
Is het kabinet voornemens om actief bij te dragen aan de ontwikkeling van dat beleid?
Het is aan de lidstaten zelf om op basis van de mogelijkheden die de HVF-verordening biedt hun plan aan te passen. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 11 is de beoordeling van een aanpassing van een HVP in eerste instantie aan de Commissie. Als de Commissie van oordeel is dat wijziging van het HVP gerechtvaardigd is, doet zij een voorstel voor een nieuw uitvoeringsbesluit. De Raad stelt het gewijzigde plan vervolgens vast middels dit uitvoeringsbesluit. De Raad stemt met gekwalificeerde meerderheid. Nederland beoordeelt per voorstel of het zich in de beoordeling van de Commissie kan vinden en kan instemmen met het uitvoeringsbesluit voor het gewijzigde HVP.