Het UNEP/OCHA rapport over loodvergiftiging in Noord-Nigeria |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Lead Pollution and Poisoning Crisis» van de Joint UNEP/Ocha environment unit?1 Zo ja, wat is uw oordeel over dit rapport?
Ja. Het rapport is gebaseerd op de uitkomsten van een onderzoek dat is uitgevoerd op verzoek van het Nigeriaanse ministerie van Gezondheid. Het onderzoek, waaraan vier medewerkers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) hebben deelgenomen, is door Nederland gefinancierd vanuit het humanitaire hulpbudget. De uitkomsten zijn zorgwekkend. Het is nu in de eerste plaats aan de Nigeriaanse autoriteiten om opvolging te geven aan de aanbevelingen in het rapport. Zo dient onder meer voorkomen te worden dat verwerking van erts plaatsvindt op gevoelige plaatsen, zoals in woonhuizen en bij waterbronnen. Ook dient de loodvervuiling in dorpen zo spoedig mogelijk opgeruimd te worden.
Deelt u de mening dat de wijze van delving van goud in Zamfara-state (Nigeria) onaanvaardbare gezondheids en milieurisico’s met zich meebrengt?
De in het rapport beschreven wijze van gouddelving brengt grote gezondheids- en milieurisico’s met zich mee. In het rapport worden aanbevelingen gedaan om deze risico’s te reduceren.
Deelt u de mening dat goud uitsluitend gedolven zou moeten worden op een wijze die geen schade aanbrengt aan mens en milieu? Zo ja, bent u bereid u daarvoor in te spannen? Zo nee, waarom niet?
In Zamfara-state gaat het om kleinschalige artisanale mijnbouw. Volgens de Nigeriaanse wet- en regelgeving is dit illegaal. Armoede en gebrek aan alternatieve werkgelegenheid zijn er mede de oorzaak van dat de lokale bevolking zich op de gouddelving heeft gestort. Ook de hoge goudprijs speelt hierbij een rol. Artisanale mijnbouwers hebben vaak niet de financiële middelen om over te gaan op delvingsmethoden die minder schadelijk zijn voor mens en milieu. De aanbevelingen in het UNEP/OCHA-rapport laten evenwel zien dat met relatief eenvoudige acties verbetering in de situatie kan worden gerealiseerd. De Nigeriaanse autoriteiten zullen hierbij het initiatief moeten nemen.
Zijn er op Europees niveau initiatieven die verduurzaming van gouddelving nastreven? Zo ja, welke? Op welke wijze is Nederland daarbij betrokken? Zo nee, bent u bereid zich in te zetten om zorg te dragen van verduurzaming van de internationale goudhandel analoog aan «green gold» initiatieven en de Kamer daarover te informeren? Zo ja, welke stappen gaat u daar in nemen en op welk termijn? Zo nee, waarom niet?
Nederland ondersteunt diverse initiatieven die gericht zijn op het verduurzamen en transparant maken van handelsketens in de mijnbouwsector. Zo ondersteunt Nederland het «Extractive Industries Transparency Initiative» (EITI), dat zich richt op transparantie in geldstromen die voortkomen uit grondstoffenwinning. Het EITI is inmiddels in Nigeria wettelijk verankerd en zorgt voor jaarlijkse audits van de afdrachten en inkomsten die uit olie- en gasproductie voortkomen.
Ook ondersteunt Nederland in enkele landen bestaande initiatieven op het gebied van de verduurzaming van kleinschalige artisanale mijnbouw, waaronder Green Gold. Dit is onder meer het geval in Colombia en Mongolië. Door de hogere prijs voor duurzaam goud is sprake van een beperkte nichemarkt. Naar mijn weten is er in Nigeria nog geen vergelijkbaar initiatief genomen. Het is in eerste instantie aan lokale actoren, inclusief het maatschappelijk middenveld, om een dergelijk initiatief in Nigeria op te zetten voor wat betreft de goudwinning.
In de aan uw Kamer toegezegde Grondstoffennotitie zal onder meer de Nederlandse inzet ten aanzien van de verduurzaming van grondstoffendelving nader worden uitgewerkt. Ook de Raw Materials Mededeling van de Europese Commissie, die begin februari 2011 wordt verwacht, zal naar verwachting aanknopingspunten bieden om delving van grondstoffen, inclusief goudwinning, te verduurzamen.
Zijn Europese bedrijven betrokken bij de goudhandel uit de Zamfare-state? Zo ja, welke? Welke van deze bedrijven zijn in Nederlandse handen? Zo nee, waar gaat het goud dan naar toe?
Voor zover de regering bekend zijn Europese bedrijven niet direct betrokken bij de goudhandel in Zamfara State. De Federatie Goud en Zilver (FGZ), waar de brancheorganisatie voor goud- en zilversmeden toe behoort, heeft desgevraagd aangegeven dat hun leden hun goud vooral verkrijgen via inzameling en recycling van gebruikt goud. Het goud dat wordt gebruikt voor beleggingen in de vorm van goudbaren betreft slechts een klein gedeelte van de goudmarkt in Nederland en wordt ingekocht op de termijnmarkten. FGZ heeft geen inzicht in de herkomst van het goud op de openbare markt.
Zoals eerder aangegeven is in Zamfara State sprake van kleinschalige artisanale mijnbouw. Gezien het feit dat het goud door individuele producenten via meerdere tussenpersonen wordt doorverkocht is het welhaast onmogelijk om uit te vinden waar het goud precies terechtkomt.
Heeft u zicht op de mate waarin de delving ontwrichtend is voor de lokale samenleving in Noord-Nigeria? Zo ja, kunt u ons daarover informeren? Zo nee, waarom niet?
Het in vraag 1 genoemde rapport geeft een duidelijk beeld van de negatieve gevolgen van de delving voor de lokale samenleving in Noord-Nigeria.
Het verband tussen de aanval op Falluja in 2004 en geboorteafwijkingen in die stad |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van een onderzoek waaruit blijkt dat sinds 2003 een toename van 15% ernstige geboorteafwijkingen in de Iraakse stad van Falluja is geconstateerd?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de zorgen van de onderzoekers dat deze ontwikkelingen de volksgezondheid van Falluja bedreigen en het vermogen tot zorg voor de overlevende kinderen? Deelt u de mening dat er bij Iraakse autoriteiten op moet worden aangedrongen gepaste maatregelen te nemen? Zo nee, waarom niet?
De onderzoekers geven geen uitsluitsel over de mogelijke effecten van het gebruik van verarmd uranium in munitie op de volksgezondheid. De regering neemt met belangstelling kennis van dergelijk onderzoek en waardeert de inspanningen die op dit gebied door onderzoeksinstellingen worden verricht. Ik zie op basis van dit onderzoek geen aanleiding de Iraakse autoriteiten hierop aan te spreken.
Deelt u conclusie dat het noodzakelijk is dat de Amerikaanse autoriteiten alle gegevens met betrekking tot het gebruik van wapens en munitie tijdens de oorlog in Irak en met name de slag om Falluja in 2004 aan de autoriteiten in Irak en aan internationale gezondheidsorganisaties over moeten dragen? Zo ja, bent u bereid daartoe aan te dringen bij de Verenigde Staten? Indien nee, waarom niet?
Ik zie daartoe geen aanleiding. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Deelt u de conclusie dat dit onderzoek aanleiding geeft tot nader onderzoek door het Nederlandse ministerie van Defensie en TNO Veiligheid en Defensie?2 Zo ja, welke stappen onderneemt u? Indien nee, waarom niet?
Er is binnen de VN veelvuldig gesproken over de effecten van verarmd uranium in munitie. De regering onderkent het belang van dit onderwerp en spant zich in ervoor te zorgen dat de discussie over de gevolgen van verarmd uranium recht doet aan de feiten. De regering is van mening dat op basis van onderzoek dat tot dusver is uitgevoerd door een groot aantal relevante instanties het mogelijke schadelijke effect op de gezondheid van het gebruik van verarmd uranium in munitie en wapensystemen niet kan worden vastgesteld. Het genoemde onderzoek geeft geen aanleiding tot nader onderzoek door het ministerie van Defensie of TNO Veiligheid en Defensie.
Herinnert u zich uw toezegging het onderzoek van de Iraakse mensenrechtencommissie af te wachten en uw bericht een jaar later dat van dat onderzoek nog niets vernomen was? Hebt u inmiddels de resultaten van het aangekondigde onderzoek in Falluja van de mensenrechtencommissie in Irak gekregen? Zo ja, wat waren de resultaten? Zo nee, deelt u de conclusie dat dit zeer onbevredigend is? Bent u in dat geval bereid alsnog aan te dringen op onderzoek?3
De Nederlandse ambassade in Bagdad heeft herhaaldelijk contact gezocht met het Iraakse Ministerie van Mensenrechten om de resultaten van het aangekondigde onderzoek in Falluja te vernemen. Tot nu toe hebben deze pogingen geen resultaat opgeleverd. Nederland blijft aandringen op het bekendstellen van de resultaten van dit onderzoek door een commissie van het Ministerie van Mensenrechten. Mocht alsnog informatie verkregen worden over dit onderzoek, dan zal de Tweede Kamer uiteraard hierover worden geïnformeerd.
Bent u bereid er bij de Amerikaanse autoriteiten op aan te dringen dat de VS deel moeten nemen aan het Derde Protocol bij de VN Conventie aangaande Conventionele Wapens; het Protocol on Prohibitions or Restrictions on the Use of Incendiary Weapons en het Eerste Protocol uit 1977 bij de Geneefse Verdragen uit 1949?4 Zo ja, wilt u daar op aandringen bij de Amerikaanse autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Nederland is partij bij zowel het Derde Protocol bij het Conventionele Wapensverdrag (CCW) als bij het Eerste Protocol bij de Geneefse Verdragen en hecht grote waarde aan beide protocollen. Nederland zal zich blijven inzetten om landen die geen partij bij de protocollen zijn te bewegen deze alsnog te ondertekenen.
De ontvangst van een Wit-Russische minister door de EU Hoge Vertegenwoordiger lady Ashton |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het statement van de minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, mw. Clinton, en de Hoge Vertegenwoordiger voor het Buitenlands Beleid van de EU Lady Ashton op 23 december over een gezamenlijke aanpak van het regime in Belarus1 en van het statement van minister Clinton dat zij ernaar streeft de visa ban lijst voor Wit-Russen uit te breiden met onder andere de minister van Buitenlandse Zaken van Wit-Rusland, Martinov2?
Ik ben op de hoogte van de gezamenlijke verklaring van de EU en VS en van de voorgenomen ontmoeting later deze week.
Bent u op de hoogte van het bericht op de onafhankelijke Wit-Russische mediasite Charter97.org, dat Lady Ashton op maandag 10 januari 2011 Martinov wil ontvangen3 ?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat deze ontmoeting onwenselijk is, gezien de wens samen met de Verenigde Staten op te treden, gezien het feit dat het Europees Parlement woensdag 13 januari over Wit-Rusland zal spreken en gezien de Nederlandse wens het regime in Wit-Rusland aan te pakken, onder andere met een inreisverbod van Loekashenko en zijn getrouwen4?
Zoals in mijn verklaringen van 20 en 23 december jl. gesteld, dringt Nederland in de EU aan om het inreisverbod voor president Loekasjenko en zijn getrouwen wederom in te stellen. Of minister Martynov, die thans niet op de EU-sanctielijst staat, op deze lijst moet worden gezet, dient in de EU te worden besproken. Op dit moment staat het EU-beleid een ontvangst van minister Martynov echter niet in de weg. Ook in de periode 2004–2008 onderhield de toenmalige Hoge Vertegenwoordiger Solana contact op dit niveau.
Andere EU-lidstaten plaatsen weliswaar net als Nederland vraagtekens bij de opportuniteit en de voorbereiding van de voorziene ontmoeting maar willen deze niet laten afzeggen. In dat licht zullen, mede op Nederlandse instigatie, tijdens het gesprek van Hoge Vertegenwoordiger Ashton met minister Martynov de ontwikkelingen in Belarus sterk worden veroordeeld en wordt opgeroepen arrestanten direct vrij te laten. Het is goed dat Hoge Vertegenwoordiger Ashton het gesprek, dat nu toch waarschijnlijk plaatsvindt, gebruikt om een krachtige veroordeling uit te spreken en te trachten verbetering in de situatie van de gevangenen te brengen. Nederland zal in de EU voorstellen dat de Hoge Vertegenwoordiger ook de Belarussische oppositie ontvangt.
Bent u bereid er bij Lady Ashton onmiddellijk op aan te dringen de Wit-Russische Minister van Buitenlandse Zaken Martinov niet te ontvangen?5
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u deze vragen beantwoorden voordat het geplande gesprek tussen Lady Ashton en minister Martinov maandag 10 januari kan plaatsvinden?
Ja. Het geplande gespek zal a.s. woensdag plaatsvinden.
Het massaproces tegen Turks-Koerdische politici |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het proces tegen Turks-Koerdische politici in Turkije, dat op 13 januari zal plaatsvinden?
Ja.
Hoe kijkt u tegen deze procesgang aan?
Het betreft een proces tegen 152 verdachten die worden beschuldigd van lidmaatschap van de KCK, de vermeende civiele tak van de verboden PKK. De verdachten maken deel uit van een groep van meer dan 1900 mensen die sinds april 2009 zijn opgepakt.
Om te kunnen beoordelen of sprake is van een eerlijke en onafhankelijke rechtsgang, volgt Nederland deze zaken op de voet. Dit gebeurt in nauwe samenspraak met overige EU-lidstaten en de Europese Commissie. Zo was de Nederlandse Ambassade op de eerste dag van deze rechtszaak, d.d. 18 oktober 2010, aanwezig.
Volgt u deze zaak actief of bent u bereid dit te doen? Zo ja, op welke manier?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid zelf of in EU-verband bij dit proces aanwezig te zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het onderzoek van het Universitair Medisch Centrum (UMC) en de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg naar posttraumatische stress bij soldaten |
|
Angelien Eijsink (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het onderzoek van het UMC Utrecht en de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg naar posttraumatische stress bij soldaten na afloop van missies?1
Ja.
Hoe luidt uw inhoudelijke reactie op de uitkomst van dit onderzoek? Hoe oordeelt u over de cijfers die uit dit onderzoek naar voren komen? Bent u bereid uw reactie op korte termijn aan de Kamer te sturen?
De uitkomst van het onderzoek van het UMC is van belang omdat een relatie is gevonden tussen een verhoogd aantal stress-hormoonreceptoren Glucocorticoid Receptor en klachten van posttraumatische stress. De klachten kunnen worden afgeleid uit een vragenlijst die de deelnemers zelf hebben ingevuld. Door middel van klinische interviews moet vervolgens worden vastgesteld of er in deze gevallen inderdaad sprake is van het Posttraumatisch Stresssyndroom (PTSS). Bij onderzoeken met klinische interviews is het percentage met de formele diagnose PTSS over het algemeen lager dan bij onderzoeken met vragenlijsten.
Op grond van het onderzoek van het UMC kan nog niet worden vastgesteld dat het aantal van deze stress-hormoonreceptoren een goede indicatie geeft van de gevoeligheid voor PTSS. Het is dan ook van belang dat aanvullend onderzoek wordt gedaan.
Deelt u de mening dat de uitkomst van dit onderzoek dermate belangrijk is dat er concrete plannen gemaakt moeten worden ten behoeve van (ex-)soldaten om niet alleen zoveel mogelijk posttraumatische stress te voorkomen maar ook te behandelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke acties gaat u ondernemen richting de soldaten die deelnemen dan wel deelgenomen hebben aan de huidige missie in Afghanistan als gevolg van de uitkomst van dit onderzoek? Op welke wijze gaat u dit voor eerdere missies doen?
In de Veteranennota 2009–2010 (Kamerstuk 30 139, nr. 75) is uiteengezet op welke wijze Defensie de uitgezonden militairen voorafgaande aan, tijdens en na hun uitzending begeleidt. Het doel van deze begeleiding is het tijdig onderkennen van onder meer posttraumatische stress. Onderzoek naar de relatie tussen het aantal van deze stress-hormoonreceptoren en klachten van posttraumatische stress kan in de toekomst wellicht bijdragen tot de ontwikkeling van een screeningsmethode om posttraumatische stress te voorkomen of vroegtijdig te onderkennen. Dit onderzoek wordt in samenwerking met de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg uitgevoerd.
Bent u van plan bij te dragen aan de ontwikkeling van een instrument of methode die bij militairen kan bepalen of zij na afloop van hun missie extra begeleiding nodig hebben? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het van belang is de uitkomst van het onderzoek te betrekken zowel bij de werving en selectie alsmede bij de ROC opleiding Veiligheid en Vakmanschap? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Geweld tegen vrouwen op Haïti |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het schokkende rapport van Amnesty International over seksueel geweld tegen vrouwen in de opvangkampen voor getroffenen van de aardbeving op Haïti?1
Ja.
Deelt u de conclusie van Amnesty International dat het seksueel geweld tegen vrouwen toeneemt en dat dringend maatregelen moeten worden getroffen om hiertegen actie te ondernemen?
Ja.
Zo ja, bent u bereid onmiddellijk bij de Haïtiaanse autoriteiten, bij de op Haïti aanwezige internationale hulporganisaties en niet-gouvernementele organisaties (NGO's), zowel rechtstreeks als via de Europese Unie en relevante organisaties van de Verenigde Naties, te pleiten voor spoedige maatregelen om meisjes en vrouwen in de opvangkampen veel beter te beschermen? Wilt u de Kamer informeren over de stappen die u hiervoor heeft ondernomen en de resultaten die dat heeft opgeleverd?
Allereerst wil ik benadrukken dat de internationale gemeenschap zich reeds inzet om de veiligheid in opvangkampen te verbeteren, in het bijzonder betreffende de bescherming van vrouwen en meisjes in deze kampen. Er zijn bewonerscomités die bewakings- en beveiligingstaken hebben. Ook bij de distributie van hulpgoederen wordt rekening gehouden met veiligheidsaspecten. Bij de inrichting van kampen wordt bijvoorbeeld gezorgd voor betere verlichting. Binnen het beschermingscluster zorgen betrokken VN-organisaties voor training van kampmanagers, NGO’s en politie in bescherming en mensenrechten.
Een aantal betrokken VN-organisaties, het United Nations Children’s Fund (UNICEF) en het United Nations Development Fund for Women (UNIFEM), heeft reeds verscherpte toezichtmaatregelen ingesteld via onder andere de bewonerscomités in de kampen. Ook wordt een contingent van vrouwelijke politie- agenten bij de VN-vredesmacht op Haïti (MINUSTAH) ingezet. Deze maatregelen zijn mede onder druk van donoren, waaronder Nederland, tot stand gekomen.
Desondanks blijft het inzetten van voldoende capaciteit een uitdaging, vanwege de grote schaal van verkrachtingen en seksueel geweld. Ik zal dan ook doorgaan met het aanspreken van de Haïtiaanse autoriteiten, de internationale hulporganisaties en de niet-gouvernementele organisaties die betrokken zijn bij het beheer van de opvangkampen om hier al het mogelijke tegen in stelling te brengen.
Deelt u de mening dat de mogelijkheden moeten worden onderzocht om bij de discussie over de besteding van hulpgelden voor wederopbouw, zowel uit bilaterale, Europese en VN-bron, alsmede van de NGO's, de bescherming van meisjes en vrouwen tegen seksueel geweld als voorwaarde in te brengen? Zo ja, welke stappen zult u ondernemen om dat te bereiken?
Het World Food Programme (WFP), het United Nations Populations Fund (UNFPA) en UNICEF hebben specifiek op vrouwen en meisjes gerichte programma’s in Haïti. Ook is er een genderadviseur toegevoegd aan de VN-operatie in Haïti om specifieke aandacht te geven aan de hulpbehoefte van vrouwen. Via UNFPA en de Uitvoerende Raad van UNFPA heeft Nederland het onderwerp seksueel geweld hoger op de agenda gezet.
De deelnemende organisaties in de Nederlandse Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) zetten zich via hun partners en koepelorganisaties in om binnen hun noodhulp- en vroege wederopbouwprojecten concreet aandacht te schenken aan het tegengaan van risico’s met betrekking tot geweld tegen vrouwen en aan zorgverlening op het gebied van reproductieve gezondheid. Voor eind februari 2011 zal SHO een strategisch wederopbouwplan bij BZ indienen.
De aanpak van strategische sectoren in de Europese Unie |
|
Gerda Verburg (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de uitspraken van EU-commissaris Antonio Tajani (Industrie) in de Duitse krant Handelsblatt?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat het zeer gewenst is om – ook in het kader van de EU-2020 strategie – de industriebelangen van en binnen de EU zorgvuldig te wegen, innovatieve industrie voor Europa te behouden en te versterken en een strategie te hanteren die moet voorkomen dat bedrijven die voor de Europese Unie van strategisch belang zijn of kennis en patenten bezitten die voor de Europese Unie van strategisch belang zijn, risico’s lopen door overname of verkoop? Zo nee, waarom niet?
Industrie en aan de industrie verwante diensten (zoals logistiek en zakelijke dienstverlening) zijn cruciaal voor economische groei, welvaart en voor maatschappelijke uitdagingen zoals duurzaamheid, gezondheid en veiligheid. Daarom geeft dit kabinet het ondernemers volop de ruimte in het nieuwe bedrijfslevenbeleid. Enerzijds door in te zetten op goede randvoorwaarden voor alle ondernemers (o.a. fiscaliteit, infrastructuur, onderwijs en aanpak regeldruk). Anderzijds zet dit kabinet in op het versterken van economische topgebieden, zoals agrofood, high tech, water, chemie en logistiek. Nederland heeft unieke sterktes, waarmee internationaal het verschil wordt gemaakt en het kabinet wil samen met bedrijven en kennisinstellingen deze sterktes verder uitbouwen.
Het versterken van de concurrentiekracht van de industrie is een belangrijk onderdeel van de Europa 2020-strategie gericht op slimme, duurzame en inclusieve groei en werkgelegenheid. Op 28 oktober 2010 heeft de Europese Commissie de Mededeling over een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering (COM (2010) 614 final) uitgebracht. Dit is een van de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie. Op 10 december 2010 heeft de Raad voor het Concurrentievermogen conclusies over deze Mededeling aangenomen (Raad van de Europese Unie, 17838/10). Belangrijke actiepunten voor de komende periode zijn o.a. het verder versterken van de interne markt, slimme regelgeving, betere toegang tot financiering van bedrijven, het zorgen voor een eerlijk speelveld, aandacht voor het MKB en het stimuleren van innovatie.
Cruciaal voor de concurrentiekracht van bedrijven is een goede marktdynamiek (inclusief de mogelijkheden van bedrijfsovername of -verkoop). Buitenlandse investeringen spelen hierbij een belangrijke rol, omdat hiermee nieuwe kennis, vaardigheden en technologie vanuit het buitenland kunnen binnenstromen. Dit verhoogt de productiviteit. De andere kant van deze medaille is dat hierdoor ook kennis naar het buitenland kan stromen. Veel fusies en overnames hebben o.a. als doel het binnenhalen van technologische onderzoekscapaciteit. Dit hoeft zeker niet nadelig te zijn: voor bedrijven in het thuisland van het overgenomen bedrijf is dit vaak zelfs een extra prikkel om verder te innoveren om zo de meest geavanceerde technologie in huis te blijven houden.
Ten behoeve van marktdynamiek ziet de overheid (zowel nationaal als in Europa) toe op gezonde concurrentieverhoudingen via toezicht op mededinging en toetsing van fusies en overnames. Verder is het van belang dat publieke belangen geborgd blijven. Bedrijfsactiviteiten en kennis die van publiek belang zijn, zijn in Nederland op verschillende wijzen goed beschermd. Zo geldt voor niet beursgenoteerde bedrijven in strategische sectoren dat cruciale delen van strategische bedrijven of infrastructuur via (meerderheids- of zelfs 100%) aandeelhouderschap in eigendom zijn van de staat. Verder worden publieke belangen geborgd via specifieke sectorale wet- en regelgeving (bijvoorbeeld op het terrein van energie en telecom) in combinatie met toezichthoudende organen. Tenslotte voorkomt het concentratietoezicht door de NMa ongewenste machtsposities in strategische sectoren. Voor alle beursgenoteerde bedrijven geldt verder een verplichte melding van belangen vanaf een belang van 5%. Er is een wetsvoorstel aanhangig in de Tweede Kamer waarbij deze grens wordt verlaagd naar 3% en waarbij aandeelhouders tevens moeten aangeven of zij voor of tegen de strategie van de vennootschap zijn (2009, TK 32 014, nr. 2). In Europa is er een belangrijke rol voor DG Mededinging, die toeziet op gezonde concurrentieverhoudingen en een eerlijk speelveld binnen de Europese Unie.
Zo ja, deelt u de opvatting dat een dergelijke strategie op de meest korte termijn in werking dient te treden? Zo nee, waarom niet?
In februari zal de Tweede Kamer een nadere uitwerking van het bedrijfslevenbeleid ontvangen. Dit beleid en het Europese industriebeleid liggen in elkaars verlengde en vormen tezamen een offensieve strategie die is gericht op het versterken van het vestigingsklimaat en de concurrentiekracht van de Nederlandse en Europese industrie. Dit is de beste garantie voor het ontstaan, behoud en aantrekken van toonaangevende en innovatieve bedrijven. Ik zie geen aanleiding om hier extra elementen aan toe te voegen, bijvoorbeeld in de vorm van extra toetsing van fusies en overnames. Dit zou namelijk leiden tot extra bureaucratie. Ook draagt extra regelgeving niet bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat en schrikt dit investeerders af. Daarnaast bestaat het gevaar dat een dergelijke stap zal leiden tot protectionistische maatregelen door derde landen. Een open en internationaal georiënteerde economie zoals de Nederlandse economie zal hiervan schade ondervinden.
Zo ja, deelt u de opvatting dat het hierbij niet alleen moet gaan om defensieve industriële belangen maar ook om de verspreiding en het vermarkten van kennis en onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Het stimuleren van innovatie is een belangrijk onderdeel van het bedrijfslevenbeleid. Alleen door voortdurend te vernieuwen kunnen bedrijven de internationale concurrentiestrijd aan. De uitdaging voor de komende tijd is vooral het beter vermarkten van kennis en patenten (valorisatie), want Nederland heeft veel hoogwaardige kennis in huis, maar slaagt er nog onvoldoende in om die kennis om te zetten in nieuwe producten en diensten en vernieuwend ondernemerschap.
Ook in het Europese industrie en innovatiebeleid is valorisatie een belangrijk aandachtspunt, getuige de Raadsconclusies van het vlaggenschipinitiatief Innovatie Unie van 26 november 2010 en het vlaggenschipinitiatief Europees Industriebeleid van 10 december 2010. Kernpunten naast verbetering van de interne markt zijn o.a. een goed en betaalbaar EU-octrooisysteem, verbetering van de toegang tot (risico)kapitaal, verbetering van toegang tot Europese programma’s en innovatief aanbesteden. Nederland zet zich actief in de EU in om door versterkte samenwerking tussen een groep van lidstaten een EU-octrooi van de grond te krijgen, wat veel positieve gevolgen zal hebben voor Europese ondernemers. Verder is Nederland voorstander dat de Europese Commissie onderzoekssamenwerking tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven bevordert.
Dit draagt bij aan betere verspreiding en vermarkting van kennis en onderzoek binnen Europa. Bovendien draagt dit bij aan het creëren van een interessant vestigingsklimaat voor bedrijven, omdat zij hiermee het excellente kennispotentieel dat in Europa voorhanden is kunnen benutten.
Zo ja, bent u voornemens deze onderwerpen bij de eerstvolgende EuropeseRaad voor het Concurrentievermogen inhoudelijk aan de orde te stellen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 25 november en 10 december jl. is gesproken over de Mededeling en zijn Raadsconclusies aangenomen over de Europese strategie voor industriebeleid. Het komt nu aan op uitvoeren van de verschillende actiepunten. Uiteraard zal Nederland de voortgang van de beleidsacties scherp volgen.
Bent u daarnaast bereid dit onderwerp te (doen) agenderen op de eerstvolgende Europese top over de EU-2020 strategie? Zo ja, met welke inzet van Nederland zal dit gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Op 17 juni 2010 heeft de Europese Raad de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en werkgelegenheid aangenomen. De thematische kant van de Europa 2020-strategie heeft de afgelopen maanden vorm gekregen door de invulling van de zeven vlaggenschipinitiatieven. Zo zijn de vlaggenschipinitiatieven Innovatie Unie en Industriebeleid in het najaar van 2010 uitgebracht en zal het laatste vlaggenschipinitiatief over Hulpbronnenefficiëntie eind deze maand worden gepubliceerd. Het komt nu aan op het uitvoeren van alle actiepunten uit de vlaggenschipinitiatieven zowel op nationaal als Europees niveau. De vakraden en de Europese Raad zullen regelmatig de voortgang bespreken. Zo zal de Europese Raad van 4 februari in het teken staan van innovatie en energie, twee belangrijke thema’s van de Europa 2020-strategie.
Op welke wijze krijgt geopolitieke industrie- en kennisstrategie een plaats in de nota over een nieuwe industriepolitiek, die u aan het ontwikkelen bent?
In toenemende mate zijn geopolitieke ontwikkelingen van invloed op randvoorwaarden en het speelveld waarmee bedrijven te maken hebben. Dit is mede een gevolg van de toenemende internationalisering en voortschrijdende mondialisering van de economie, waardoor «nieuwe» spelers op de markten zijn gekomen die soms andere spelregels hanteren. Landen die bijvoorbeeld sterk gedomineerd worden door staatskapitalisme, kunnen de regels van het economisch spel veranderen. Het is ook een gevolg van toenemende schaarste van grondstoffen en andere natuurlijke hulpbronnen die geconcentreerd zijn in bepaalde landen of werelddelen. Dit alles heeft tot gevolg dat economische diplomatie steeds belangrijker wordt voor de concurrentiekracht voor bedrijven, bijvoorbeeld bij het aantrekken van (hoogwaardige) buitenlandse investeringen of de toegang van bedrijven tot grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen. Economische diplomatie is dan ook een onlosmakelijk onderdeel van het nieuwe bedrijfslevenbeleid: mocht onverhoopt een bedrijf uit Nederland tegen problemen aanlopen bij het zakendoen in het buitenland, dan zal ik niet aarzelen om via economische diplomatie, waar nodig, te interveniëren.
Deelt u de opvatting dat het niet wenselijk is om hierbij op voorhand te pleiten voor een nieuwe autoriteit, met alle nieuwe institutionele en financiële effecten en extra kosten van dien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat er opnieuw een EU-instituut bijkomt?
Gelet op bovenstaande antwoorden zie ik zie geen aanleiding om een dergelijke autoriteit op te richten. Overigens ligt er bij mijn weten geen concreet voorstel van de Europese Commissie met betrekking tot dit punt.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór 15 januari 2011?
De overstromingen in Queensland |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten over de overstromingen in Queensland, Australië, waardoor een gebied zo groot als Frankrijk en Duitsland samen onder water is komen te staan? Heeft u tevens kennisgenomen van de waarschuwing van de premier van Queensland dat de overstromingen weleens weken zouden kunnen gaan duren, met zeer ernstige ontwrichting van het gebied tot gevolg?1
Bent u bereid contact op te nemen met uw Australische collega om te bezien of en zo ja, op welke wijze Nederlandse deskundigheid kan worden ingezet, zowel bij het bestrijden van de onmiddellijke gevolgen van de overstromingen, als bij het nemen van maatregelen om toekomstige overstromingen te helpen voorkomen?
Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de resultaten van uw inspanningen en over de concrete hulp die vanuit Nederland geboden zou kunnen worden? Kunt u daarbij tevens aangeven welke specifieke Nederlandse deskundigheid op het vlak van watermanagement voor Queensland van nut zouden kunnen zijn?
De situatie in Ivoorkust |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Zijn de diplomatieke inspanningen van de Economic Community of West African States (Ecowas) en de Afrikaanse Unie om een oplossing te vinden voor de politieke crisis in Ivoorkust in een impasse terechtgekomen?1
De inspanningen van ECOWAS en de Afrikaanse Unie om een vreedzame oplossing te vinden voor de politieke crisis in Ivoorkust gaan onverminderd voort, ondanks het verschil van inzicht dat bestaat bij een aantal leden binnen ECOWAS en de AU over de aanpak van deze crisis. Hoewel er nog geen concreet uitzicht is op een spoedige oplossing, is het nog te vroeg om te spreken van een impasse.
Deelt u de mening dat deze inspanningen op dit moment de meest vruchtbare manier zijn waarop de internationale gemeenschap haar goede diensten kan aanbieden om ervoor te zorgen dat de verkiezingsuitslag in Ivoorkust door alle partijen wordt aanvaard?
Ja. De inspanningen van ECOWAS en de AU zijn voor Nederland leidend bij het vinden van een vreedzame oplossing van de crisis in Ivoorkust. Nederland zal blijven aandringen op een eensgezinde inzet van de AU en ECOWAS en deze desgevraagd en waar mogelijk in EU verband ondersteunen.
Zo ja, op welke wijze kan de EU bijdragen aan het doorbreken van de impasse waarin deze inspanningen lijken te zijn beland? Ziet u hier een speciale rol voor Hoge Vertegenwoordiger Ashton, of wellicht een groep van ministers van Buitenlandse Zaken van EU-landen, waaronder uzelf, dan wel van het teamvoorzitterschap van de Raad?
Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft op 15 december 2010 een verklaring afgegeven waarin zij de politieke krachten in Ivoorkust oproept de verkiezingsuitslag te respecteren, verantwoordelijkheid te nemen en zich te onthouden van het gebruik van geweld. De EU heeft daarnaast sancties ingesteld. Het betreft in eerste instantie een inreisverbod tegen voormalig president Gbagbo en een aantal personen en organisaties die hem ondersteunen en de bevriezing van hun tegoeden. Op verzoek van president Ouattara hebben de EU en verschillende lidstaten de ambassadeurs zoals benoemd door president Ouattara per direct erkend. De Hoge Vertegenwoordiger ontwikkelt voorstellen om de democratisch gekozen autoriteiten verder te kunnen ondersteunen. De diplomatieke acties die vanuit de EU ondernomen worden, zijn primair gericht op ondersteuning van de initiatieven van ECOWAS en de Afrikaanse Unie.
Kent u het aanbod van de Amerikaanse regering om de heer Gbagbo toe te laten tot de VS, zodat hij zich bij zijn ouders zou kunnen voegen?1 Is er aanleiding voor de EU of individuele lidstaten om te bezien of een dergelijk of soortgelijk aanbod zou kunnen helpen om te impasse te doorbreken? Zo ja, waaruit zou zo'n aanbod kunnen bestaan?
Ik heb kennis genomen van het Amerikaanse aanbod. Nederland pleit voor een oplossing die aangedragen wordt door ECOWAS en de Afrikaanse Unie. Er is onder deze omstandigheden geen aanleiding om een dergelijk of soortgelijk aanbod vanuit de EU of Nederland te doen.
Het aantal vlieguren per F-16 gedurende de afgelopen jaren |
|
Angelien Eijsink (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u de Kamer een actualisering geven van het overzicht «totaal aantal vlieguren F-16 (per tail nummer) per 20 september 2007» voor de volgende data: 31 december 2007, 31 december 2008, 31 december 2009 en 31 december 2010?
Een overzicht van de aantallen vlieguren is in de bijlage opgenomen. Het betreft een overzicht van de vlieguren van zowel de 87 F-16 toestellen die Defensie aanhoudt, als van de achttien overtollige F-16 toestellen die zijn verkocht aan Chili als gevolg van de maatregelen uit de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» (Kamerstuk 31 243, nr. 1). Over deze verkoop is de Kamer geïnformeerd op 25 mei 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 183). Nederland heeft in november 2010 zes toestellen aan Chili overgedragen en de overige twaalf toestellen zullen dit jaar volgen. De tailnummers van al deze toestellen zijn met een asterisk aangegeven.
Tot welke ontwikkeling leidt dit voor het aantal gemiddelde vlieguren per F-16 over de afgelopen vijf jaar?
In de brief van 31 maart 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 160) zijn de gemiddelde aantallen vlieguren per toestel in de afgelopen jaren tot en met 2008 vermeld.
In de beantwoording van vragen over de aantallen vlieguren per F-16 (Handelingen TK 2009–2010, aanhangsel 1479) is het gemiddelde aantal vlieguren per toestel in 2009 gemeld. Dat bedroeg 183,3 uur. Het gemiddelde aantal vlieguren in 2010 was 182,5 uur. Dit aantal heeft betrekking op de 87 toestellen die Defensie aanhoudt. Het jaarlijkse aantal vlieguren per toestel heeft zich als volgt ontwikkeld.
Het totale aantal begrote vlieguren voor de F-16 in 2010 bedroeg 17 000. In totaal zijn 16 013 uren gevlogen. Hiervan zijn 15 879 uren gevlogen door de 87 F-16’s die Defensie aanhoudt en 134 uren door de andere F-16’s.
Vanwege de beperkte inzetbaarheid van de F-16-vloot in 2010 zijn 1 000 uren minder met de F-16 gevlogen dan verwacht. De inzetbaarheid van de F-16’s staat onder druk door de veroudering van het toestel, teruglopende voorraden van onderdelen en meer in het algemeen de problemen met de materiële exploitatie.
Indien de ontwikkeling van dit gemiddelde aantal vlieguren afwijkt van uw verwachting eerder dit jaar, welke oorzaken kunt u daarvoor dan aangeven?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de Kamer een overzicht geven van de kostenontwikkeling ten aanzien van het onderhoud per vlieguur van de F-16’s over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010?
De uitgaven voor het onderhoud van de F-16’s kunnen worden verdeeld over de volgende posten.
In het onderstaande overzicht zijn de personeelskosten voor het onderhoud aan de in de Verenigde Staten gestationeerde F-16’s niet verwerkt. Voor dit onderhoud wordt personeel van de Air National Guard ingehuurd. Dit maakt deel uit van een overeenkomst met de Amerikaanse overheid waarin onder meer ook het gebruik van de infrastructuur, de transportkosten en de brandstofkosten zijn opgenomen. De waarde van de totale overeenkomst (periode 2007 tot en met 2010) bedraagt $ 122 miljoen. Tot en met 31 december 2010 is in totaal € 75,8 miljoen ($ 102,1 miljoen) betaald. In de financiële administratie worden de uitgaven voor de inhuur van dit onderhoudspersoneel niet afzonderlijk gespecificeerd. Overigens zijn de in de Verenigde Staten gestationeerde F-16’s onlangs verplaatst van de vliegbasis Springfield naar de vliegbasis Tucson.
Bij de uitgaven voor reparaties en vervanging van onderdelen en de instandhoudingsprogramma’s dienen de volgende kanttekeningen te worden geplaatst.
Gelet op het voorgaande kan geen verband worden gelegd tussen de in het onderstaande overzicht vermelde uitgaven in een jaar en de vlieguren in hetzelfde jaar. Ondanks de kanttekeningen kan wel worden geconstateerd dat de uitgaven in de periode 2007 tot en met 2009 zijn gestegen. Zoals toegelicht geven de lagere uitgaven in 2010 een vertekend beeld. De uitgaven zijn vermeld in miljoen euro’s en in het loon- en prijspeil van de desbetreffende jaren.
2007
2008
2009
2010
Uitgaven personeel
€ 50,6
€ 50,7
(+ 0,2%)
€ 51,5
(+ 1,6%)
€ 51,8
(+ 0,6%)
Reparaties, vervangingen, programma’s
€ 58,2
€ 67,4
(+ 15,8%)
€ 71,3
(+ 5,8%)
€ 61,0
(– 14,4%)
Door de veroudering van de vliegtuigconstructie en de mechanische en elektronische componenten zullen de onderhoudsinspanning en de kosten voor preventief en correctief onderhoud blijven toenemen. Komend voorjaar zal ik de Kamer met de beleidsbrief informeren over de wijze waaropeen hernieuwd evenwicht tussen het ambitieniveau, de omvang en samenstelling van de krijgsmacht en de beschikbare middelen tot stand zal worden gebracht.
Kunt u de Kamer een overzicht geven van de procentuele stijging van de onderhoudskosten, uitgesplitst in verschillende kostenposten, per vlieguur van de F-16’s over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de Kamer een overzicht geven van het aantal gemaakte vlieguren in Afghanistan per tail nummer en per jaar dat de F-16’s actief waren in dit land? Kunt u hierbij inzichtelijk maken wat het verschil was tussen het aantal geplande uren, en het aantal daadwerkelijk gevlogen vlieguren?
In de bijlage is tevens het overzicht opgenomen van de vlieguren per tailnummer in Afghanistan. Het betreft de inzet voor de operatie Enduring Freedom in 2002–2003 en voor ISAF vanaf 2004. De uren in het overzicht zijn inclusief de uren die nodig zijn om toestellen van en naar Afghanistan te vliegen. In de periode 2002–2005 werden vlieguren niet centraal gepland. Enkele van de boven Afghanistan ingezette toestellen hebben een hoog aantal vlieguren. Dit was mogelijk door deze toestellen de hoogste prioriteit te geven bij het onderhoud. Dergelijke hoge aantallen vlieguren zijn niet representatief voor het gemiddelde aantal uren dat voor de volledige F-16 vloot haalbaar is.
Tailnr.
Leverdatum
Totale vlieguren per 31 dec 2007
Totale vlieguren per 31 dec 2008
Totale vlieguren per 31 dec 2009
Totale vlieguren per 31 dec 2010
A1864*
16-7-1984
3 895,9
4 112,3
4 125,1
4 143,5
A1866
16-8-1984
3 793,6
3 906,9
4 135,6
4 293,7
A1867*
28-8-1984
3 754,3
3 754,3
3 755,3
3 756,7
A1868
1-10-1984
3 625,9
3 910,6
4 163
4 294,5
A1869*
31-10-1984
3 740,2
3 886,7
4 035,6
4 056,2
A1870
22-11-1984
3 478,4
3 694,3
3 929,7
4 203,9
A1871
6-12-1984
3 256,3
3 479,1
3 772,6
4 116,2
A1872
18-12-1984
3 906,3
4 201
4 432,8
4 495,1
A1873
25-1-1985
3 309,2
3 599,7
3 928,1
4 266,1
A1874*
13-2-1985
4 212,1
4 531,6
4 636,3
4 637,6
A1875*
25-2-1985
3 896,8
4 191,5
4 251,2
4 251,2
A1876
1-4-1985
3 893,1
4 119,2
4 264,6
4 486,8
A1877
18-4-1985
3 755,3
4 004,1
4 395,4
4 544
A1879
30-5-1985
3 488,7
3 732,8
3 890,4
4 193,2
A1881
26-6-1985
3 675
3 877,7
3 963,9
4 199,2
A1882
27-7-1984
3 311,8
3 542,2
3 663,7
3 879
A1884
18-1-1985
3 894,7
3 911,3
4 043,2
4 181,2
A3192*
24-7-1985
4 190,7
4 216,4
4 229,8
4 249,1
A3193
26-8-1985
4 128,6
4 497,1
4 597,9
4 700,8
A3196
31-10-1985
3 220
3 408,7
3 590,3
3 829,7
A3197
29-11-1985
3 208,6
3 240,2
3 240,2
3 295
A3198*
17-1-1986
3 792,3
4 005,8
4 006,3
4 025,3
A3199
17-2-1986
3 761,2
3 969,6
4 263,2
4 686,9
A3201
2-4-1986
3 134,8
3 297,8
3 492
3 602,4
A3202
28-5-1986
3 688,5
3 919,9
4 193,9
4 370,2
A3203
29-5-1986
3 466,9
3 652,2
3 865,6
4 192,8
A3204*
17-6-1986
3 854,8
3 908,1
3 917,9
3 919,7
A3207*
22-8-1986
3 696,1
3 970,3
4 105,3
4 124
A3208
24-7-1985
3 338
3 609,8
3 897,5
4 161,5
A3209
26-9-1985
3 734,8
3 916,7
4 126,4
4 178,9
A3210
31-1-1986
3 016,4
3 106
3 286,4
3 458,5
A3616
14-5-1982
3 221,6
3 303,5
3 480
3 595,2
A3617*
14-6-1982
3 979,8
4 143,3
4 186,9
4 199,2
A3620*
19-7-1982
3 842,3
3 983,5
3 983,5
3 984,3
A3623
25-10-1982
4 064
4 200,3
4 321,1
4 393,2
A3624
2-12-1982
3 478,4
3 582,2
3 732,2
3 998,2
A3627*
18-2-1983
3 902,1
4 207,3
4 398,2
4 400,4
A3628
1-3-1983
3 788,3
3 796,6
3 892
4 202,8
A3630
5-4-1983
3 521
3 622,4
3 649
3 881,5
A3631
5-4-1983
3 299,2
3 299,2
3 330,7
3 383,5
A3632
2-5-1983
3 419,7
3 444,5
3 451
3 574,1
A3635
30-6-1983
4 049
4 049
4 111
4 314,7
A3636*
21-7-1983
4 282,2
4 377,6
4 398,2
4 401,4
A3637
9-8-1983
3 982,1
4 193
4 399,5
4 697,8
A3638
1-9-1983
3 500
3 674
3 910,7
4 080,9
A3640*
16-9-1983
3 879,5
4 187,8
4 189,7
4 191,7
A3641
3-10-1983
3 526,2
3 603,3
3 863,9
4 006,5
A3642
20-1-1984
3 316
3 513,9
3 610,7
3 905,1
A3643
16-3-1984
3 581,6
3 857,8
4 145,6
4 200,5
A3644
13-4-1984
3 147
3 426,1
3 605
3 900,8
A3646
5-6-1984
3 323,5
3 608
3 762,3
3 896,6
A3647
4-7-1984
3 642
3 808,1
4 010,4
4 191
A3648*
20-7-1984
4 161
4 509,4
4 509,4
4 510,4
A4362
23-12-1986
3 787,9
4 037,8
4 291,6
4 509,2
A4365*
30-3-1987
4 160,6
4 308,4
4 308,4
4 312,3
A4366
29-4-1987
3 592,8
3 789,5
4 109,8
4 345,7
A4367
1-6-1987
3 227,3
3 410,9
3 552,2
3 603,4
A4368
6-10-1986
3 485,4
3 628,7
3 694,4
3 868,4
A4369
4-3-1987
3 522
3 672,6
3 842,7
3 912,7
A5135
30-6-1987
3 604,7
3 895,9
4 046,6
4 206,6
A5136
31-7-1987
3 474,2
3 615,5
3 884,2
4 154,4
A5138*
28-9-1987
3 564,5
3 565,1
3 684
3 702,9
A5142
16-2-1988
3 447,8
3 493,4
3 496
3 496
A5144
7-4-1988
3 567,5
3 641,4
3 643
3 893,5
A5145
26-4-1988
3 301
3 605,6
3 883,9
4 026
A5146
20-5-1988
3 421,9
3 602,8
3 767
3 866,4
A6055
1-8-1988
2 891,8
2 954,8
2 992,2
3 200,9
A6057
14-10-1988
3 577,7
3 740,6
3 829,7
4 114
A6058*
29-11-1988
3 864,9
3 990,2
4 076,5
4 079,7
A6060
22-2-1989
3 486,4
3 586,7
3 852,7
4 021,1
A6061
16-3-1989
3 604,6
3 842,6
4 105,5
4 200,1
A6062
30-3-1989
2 265
2 403,5
2 640,9
2 819,2
A6063
30-5-1989
3 573,3
3 761,4
3 951,8
4 197,3
A6064
8-7-1988
3 111,4
3 255,5
3 323,1
3 387,3
A6065
21-12-1988
3 323,3
3 548,3
3 742,9
3 890,9
A7066
23-6-1989
2 062,1
2 118,7
2 215,1
2 297,4
A7067
8-12-1989
2 995,3
3 208,5
3 507
3 614,9
A7508
3-7-1989
3 234,1
3 443,2
3 585
3 727,2
A7509
1-8-1989
3 945,7
4 201,6
4 405,4
4 526,4
A7510
4-9-1989
3 611,6
3 895,6
4 193,3
4 372,9
A7511
26-9-1989
3 895,8
3 998,8
4 235,1
4 554,3
A7512
12-11-1989
2 991,6
3 286,4
3 432,2
3 592,4
A7513
29-1-1990
3 731,1
3 891,5
4 190,1
4 374,7
A7514
2-3-1990
3 291,2
3 582,4
3 885,6
4 107,5
A7515
3-4-1990
2 832,7
3 089,7
3 277,2
3 521,9
A7516
1-5-1990
3 533,5
3 598,8
3 885,7
4 035,9
A8001
22-6-1990
2 818,9
3 012,3
3 290,5
3 547,4
A8002
3-7-1990
2 912,7
2 965,8
3 235,1
3 468,9
A8003
1-8-1990
3 409
3 592
3 693,6
3 904,1
A8004
9-10-1990
3 126,2
3 196,2
3 404,9
3 435
A8005
5-11-1990
3 463,8
3 572
3 752,6
3 909,1
A8006
13-11-1990
3 395,3
3 468
3 554,5
3 556,1
A8008
31-1-1991
3 487,7
3 619,6
3 783,3
3 992,3
A8009
28-2-1991
3 729,8
3 768,1
3 976,5
4 208,6
A8010
29-3-1991
3 270,5
3 430,3
3 613,1
3 820,9
A8011
26-4-1991
3 198,4
3 285,4
3 503,7
3 769,4
A9013
1-7-1991
2 987,3
3 266,9
3 442,6
3 499,3
A9014
31-7-1991
3 613,4
3 909
4 174,4
4 486,4
A9015
29-8-1991
2 668,8
2 767,6
2 897,7
3 007,1
A9016
8-10-1991
2 667,1
2 973,4
3 117,5
3 333,5
A9017
28-10-1991
3 907,4
4 091,7
4 181,7
4 373,3
A9018
29-11-1991
3 099,6
3 220,7
3 435
3 611,6
A9019
6-1-1992
2 936,7
2 986,4
3 185,7
3 337,9
A9020
30-1-1992
3 586,6
3 761,5
3 824,4
4 081,8
A9021
28-2-1992
3 288,5
3 577,8
3 852,9
4 024,9
*Toestellen die zijn verkocht aan Chili
Tailnr.
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
A1864
189,4
332,9
192,3
A1866
142,7
326,5
62,9
A1868
268
A1871
169,5
153,6
312,1
A1872
92,1
A1873
265
293,8
241,7
A1874
107,8
165,2
293,8
75,3
A1875
134,8
A1876
91
A1877
51,2
354,3
46,7
A3192
192,2
290,5
A3193
258,3
A3199
76,1
147,8
126,8
54,3
395,6
A3202
140,1
A3203
283,7
A3205
215,1
A3207
62,5
112,4
A3616
160,8
A3617
145,6
A3636
208
387,2
215,6
A3637
179,9
240
84,4
A3638
37,1
157,1
A3640
135,2
52,8
A3642
248,6
A3643
240,9
A3644
235,9
A3646
253,8
213,1
A3648
216,3
A4362
241,5
A4364
214,9
119,1
105,8
212
A4365
37,4
503,6
19,4
A5135
160,6
72,9
242,3
A5144
31
A5146
78,2
331,5
145,9
A6057
241,6
347,3
206,5
193,5
A6060
258,7
A7508
74,2
A7509
169,3
294,9
272,4
A7511
86,5
73,1
26,1
232,7
A7513
351
265,3
A7514
255,8
228,7
A7516
148,4
A8002
212,5
25,8
A8003
52,5
321,2
136,6
A8005
262,2
A8006
223,4
A8008
263,6
8,6
A8010
182,1
8,8
A9013
252,5
A9014
22,1
186,5
259,6
A9015
65,2
396,2
208,1
260,6
218,9
16,5
A9016
234,4
A9017
286,9
170,9
236,7
260,7
A9018
95,4
25,1
A9020
314,8
164,9
188,2
A9021
227,2
196,6
136,3
–
–
–
–
Een bomaanslag op Egyptische christenen |
|
Wim Kortenoeven (PVV), Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Egyptische veiligheidseenheid die zich op 31 december 2010 bevond bij de christelijke kerk in Alexandrië, zich een uur voor de bomaanslag op die kerk terugtrok?1
Ik heb kennis genomen van het artikel. Verklaringen van aanwezigen (zowel in de pers als tegenover onderzoekende NGO’s) over de gebeurtenissen rondom de bomaanslag en de aanwezigheid van beveiligingspersoneel lopen echter uiteen. Tot nu toe heeft de Egyptische overheid daarover geen uitlatingen gedaan. Het onderzoek naar de bomaanslag in Alexandrië wordt geleid door de openbaar hoofdaanklager. De eerste resultaten van dit onderzoek zijn 23 januari jl. bekend gemaakt. Daarbij zijn echter geen mededelingen gedaan over de rol van het beveiligingspersoneel. Wel is geconcludeerd dat drie leden van de beveiligingseenheid bij de aanslag zijn omgekomen.
Kunt u bevestigen dat dit niet de eerste keer is dat Egyptische veiligheidsdiensten het moslimterroristen wel heel gemakkelijk maken om de christenen daar te terroriseren?
In Egypte doen zich geruime tijd spanningen voor tussen christenen en moslims. De Egyptische veiligheidsdiensten zijn goed op de hoogte van de spanningen tussen religieuze groeperingen. In oktober 2010 werden de Egyptische autoriteiten en de Egyptische koptische kerk door een – aan Al-Qaeda gelieerde – groep gewaarschuwd voor mogelijke aanslagen op christenen in Egypte. Daarop hebben de Egyptische autoriteiten extra veiligheidsmaatregelen getroffen.
Wilt u de ambassadeur van Egypte op het matje roepen om hem tekst en uitleg hierover te vragen en hem duidelijk te maken dat Nederland wil dat de christenen in Egypte beter worden beschermd tegen salafisten en ander islamitisch gespuis?
In mijn condoleancebrief aan de Egyptische minister van Buitenlandse Zaken, de heer Ahmed Aboul Gheit, heb ik de Egyptische autoriteiten gevraagd al het nodige te doen om religieuze minderheden in Egypte te beschermen.
Wilt u ook uw verontrusting uitspreken over het feit dat moslims onmiddellijk Israël verantwoordelijk hebben gesteld voor deze verachtelijke terreurdaad?
Ik ben niet bekend met serieuze beschuldigingen van Israël voor deze aanslag.
Het door moslims op Kerstavond aangerichte bloedbad tegen christenen in Nigeria |
|
Geert Wilders (PVV), Louis Bontes (PVV), Wim Kortenoeven (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nigeria seeks to contain violence after Christmas attacks»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de aanslagen van moslimsop christenen in Nigeria geen deel uitmaken van een geïsoleerd conflict, maar van oorlogen uitgevoerd over de hele wereld, waarbij de islam de imperialistische partij is met het islamitische einddoel van werelddominantie als motor?
Er is geen informatie die erop wijst dat de gewelddadigheden in Nigeria deel uitmaken van een brede, wereldwijde strijd gericht op het vergroten van de invloedssfeer van de islam.
De aanslagen op kerstavond zijn opgeëist door Boko Haram, een radicale islamitische groepering. Momenteel wordt onderzocht of deze groepering daadwerkelijk verantwoordelijk is voor de aanslagen.
In Nigeria doen zich al geruime tijd plaatselijke spanningen voor tussen verschillende religieuze groeperingen. Het is van belang deze incidenten in de lokale context te plaatsen en niet slechts te verklaren op basis van religie.
De antwoorden op eerdere Kamervragen hierover (vergaderjaar 2009–2010, nr. 2066) hebben niet aan betekenis ingeboet.
Kan er wat u betreft gesproken worden van volkerenmoord nu er in Nigeria in 2010 een geschatte 2000 doden onder christenen zijn gevallen door aanslagen?2
De geweldsuitbarstingen in Nigeria zijn ernstig van aard en baren mij grote zorgen. De afgelopen jaren zijn er in Nigeria bij aanslagen en onderling geweld duizenden doden gevallen, zowel aan de zijde van christenen als van moslims. Ten aanzien van de kwalificatie «volkerenmoord» verwijs ik graag naar de definitie van genocide zoals opgenomen in het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide uit 1948. Om van genocide te kunnen spreken dienen de daaronder geschaarde misdrijven te worden gepleegd «met het oogmerk om een nationale, etnische of godsdienstige groep, dan wel een groep behorend tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk, als zodanig te vernietigen». Dit is hier niet aan de orde. Dit neemt niet weg dat ik de gepleegde aanslagen en gewelddadigheden scherp veroordeel. Verdachten van dergelijke gewelddadigheden dienen te worden opgespoord en berecht.
Welke acties worden er door u en de internationale gemeenschap ondernomen om een eind te maken aan deze bloedige aanslagen?
De internationale gemeenschap, inclusief Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-Moon, en de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Catherine Ashton, hebben de aanslagen scherp veroordeeld. Ashton riep de Nigeriaanse overheid op om de verdachten van de aanslagen op te sporen en te berechten en om voldoende maatregelen te nemen om de burgerbevolking te beschermen.
Verschillende landen hebben assistentie aangeboden bij het onderzoek naar de aanslagen.
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 31 januari jl. is, op verzoek van onder meer Nederland, besproken wat de EU concreet kan doen om de positie van religieuze minderheden beter te beschermen en hun vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te bevorderen.
Nederland draagt vanuit het Mensenrechtenfonds bij aan het Centrum voor Conflictmanagement en Vredesopbouw van de universiteit van Jos. Dit centrum doet onderzoek naar de oorzaken van geweld en besteedt aandacht aan voorlichtingscampagnes ter voorkoming van geweld.
Nederland zal, mede in EU-verband, de Nigeriaanse overheid nogmaals met klem aanspreken op zijn verantwoordelijkheden op het gebied van mensenrechten en stabiliteit. In april 2011 zullen er verkiezingen worden gehouden in Nigeria. Juist ook in deze tijd is het van belang dat de Nigeriaanse overheid iedere burger bescherming biedt tegen politiek, etnisch of godsdienstig gemotiveerd geweld.
Een zelfmoordaanslag voor een kerk in Alexandrië, Egypte |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht van de zelfmoordaanslag voor de kerk in Alexandrië, Egypte op oudejaarsnacht, waarbij zeker 21 mensen zijn omgekomen en 80 mensen zijn gewond geraakt?1
Ja.
Kunt u inmiddels bevestigen dat deze aanslag is gepleegd door een groep die zichzelf de Islamitische Staat van Irak noemt, de groepering die eerder Koptische christenen in Egypte bedreigde en die eerder zei ook verantwoordelijk te zijn voor de aanslag op een kerk twee maanden geleden in Bagdad, waarbij 44 kerkgangers, twee priesters en zeven beveiligers omkwamen?
Zowel in Irak als in Egypte doen zich geruime tijd spanningen voor tussen verschillende religieuze groeperingen. Naar verluidt zouden de gijzelnemers bij de gijzeling in de koptische kerk in Bagdad in oktober 2010 de vrijlating hebben geëist van de (islamitische) echtgenotes van twee koptische priesters in Egypte, die daar tegen hun wil in een koptische kerk zouden worden vastgehouden. Dat kan ik echter niet bevestigen. De aanslag is niet opgeëist. In een toespraak van de Egyptische minister van Binnenlandse Zaken, Habib al-Adly, op 23 januari 2011 heeft deze aangegeven dat onderzoek van de Egyptische autoriteiten naar de (daders van de) aanslag heeft uitgewezen dat een splintergroepering van Al Qaida, met de naam «het Palestijnse Leger van de islam» achter de aanslag zit. Inmiddels is de hoofdverdachte in deze zaak, de 28-jarige Ahmed Lotfi Ibrahim Mohamed gearresteerd. Het Palestijnse Leger van de Islam zelf heeft alle betrokkenheid bij de aanslag ontkend. Verdere informatie over het resultaat van het onderzoek van de Egyptische autoriteiten is niet openbaar gemaakt.
Bent u bereid bij uw collega-ministers in de EU ervoor te pleiten om tot een gezamenlijke veroordeling te komen van de bomaanslag in Alexandrië en er bij de Egyptische overheid op aan te dringen de christelijke minderheid beter te beschermen?
De Hoge Vertegenwoordiger van de EU, mevrouw Catherine Ashton, heeft reeds een verklaring uitgegeven waarin de bomaanslag in Alexandrië wordt veroordeeld. In haar verklaring wordt het recht van christenen om zich te verenigen en het christelijk geloof te belijden onderstreept. In de condoleancebrief die ik namens de Nederlandse regering aan de Egyptische minister van Buitenlandse Zaken, de heer Ahmed Aboul Gheit verstuurde, vraag ik al het nodige te doen om religieuze minderheden in Egypte te beschermen.
Bent u tevens bereid er zowel bilateraal (Egypte is een partnerland) als in EU-verband bij de Egyptische overheid voor te pleiten om tot gelijke rechten en behandeling te komen voor moslims en christenen (bijvoorbeeld bij de bouw van kerken), zoals dit ook het geval is in Nederland?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u dat bij de voorgenomen vermindering van het aantal partnerlanden voor de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking, het respecteren van godsdienstvrijheid meegewogen zou moeten worden als indicator voor politieke stabiliteit van een land?
Momenteel beraden wij ons op de criteria op basis waarvan wij de partnerlanden zullen selecteren. Wij willen hierop niet vooruit lopen en verwijzen naar de beantwoording van vraag 34 gesteld ter voorbereiding op het WGO (Kamerstuknummer: 32500-V-00 d.d. 6 december 2010):
«Begin 2011 zal de uiteindelijke groep van partnerlanden geselecteerd worden. Bij de definitieve selectie van partnerlanden zal een breed scala van criteria worden meegewogen. Het gaat hierbij naast specifieke elementen van nationaal belang (brede maatschappelijke en commerciële belangen) om onder meer belangen van de partnerlanden zelf, andere departementen, het bedrijfsleven en kennisinstellingen. Ook zal er gekeken worden naar de mate waarin op de prioritaire thema’s ingezet kan worden en er MDG’s bereikt kunnen worden».
Bent u bereid niet alleen incidenteel aandacht te besteden aan godsdienstvrijheid in het buitenlands beleid, maar ook structureel? Zo ja, op welke wijze zal het kabinet dit vormgeven?
Nederland stelt vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing systematisch aan de orde in de contacten met derde landen. Dat zal ik ook doen tijdens mijn bezoek aan Egypte, dat gepland staat voor begin februari van dit jaar. De Nederlandse Mensenrechtenambassadeur heeft jaarlijks contact met zijn Egyptische counterpart. Ook daar wordt vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing aan de orde gesteld. Daarnaast zet Nederland zich in vijf pilot-landen extra in voor de bevordering van vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing. Egypte behoort tot die vijf landen. In dat verband worden de Egyptische autoriteiten regelmatig aangesproken op de behandeling van religieuze minderheden, waaronder ook Baha’is, Ahmadis en Shiieten.
Ook in multilateraal verband zal Nederland zich blijven inzetten voor godsdienstvrijheid. Tijdens mijn gesprek op 11 januari met EU-buitenlandvertegenwoordiger Ashton, gaf zij aan dat de positie van religieuze minderheden een vast onderdeel wordt van de EDEO mensenrechtenrapportages. Ik heb haar gevraagd het recente geweld tegen religieuze minderheden ook op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 31 januari te zetten. Ik heb voorgesteld de informatie van speciaal VN-rapporteur Bieleveldt bij de discussies te betrekken.
In het kader van het EU-Associatieakkoord wordt vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing eveneens met de Egyptische autoriteiten besproken. Binnen VN-kader heeft Nederland recentelijk tijdens de Universal Periodic Review (UPR) van Egypte in de Mensenrechtenraad aandacht gevraagd voor de rechten van religieuze minderheden in Egypte. Nederland heeft met name aangedrongen op het afschaffen van discriminerende bepalingen en de aanname van uniforme regels voor het bouwen en renoveren van kerken en andere gebedshuizen.
Een bomaanslag op Kopten in Alexandrië |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
![]() |
Wat zijn naar het oordeel van de Raad van de Associatieovereenkomst van de EU en Egypte de achterliggende oorzaken («root causes») van religieuze intolerantie in Egypte?1 Deelt u die analyse?
De achterliggende oorzaken («root causes») van de religieuze intolerantie in Egypte worden onder meer gezocht in discriminerend overheidsbeleid ten aanzien van religieuze minderheden. Bijvoorbeeld discriminerende bepalingen en regels voor het bouwen en renoveren van kerken en gebedshuizen. Onvoldoende bescherming van religieuze minderheden door de Egyptische overheid en het achterwege blijven van strafrechtelijke vervolging bij discriminatie of onderdrukking van deze groepen zijn eveneens achterliggende oorzaak van religieuze intolerantie in Egypte.
Deelt u de analyse dat er geen vorderingen zijn gemaakt bij het wegnemen van die oorzaken? Zo ja, wat dient naar uw oordeel te moeten gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Inderdaad zouden er meer vorderingen moeten worden gemaakt bij het wegnemen van de achterliggende oorzaken («root causes») van religieuze intolerantie in het Midden-Oosten. Ik heb tijdens mijn gesprek op 11 januari j.l. met de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie, mevrouw Catherine Ashton, daarom gevraagd het recente geweld tegen religieuze minderheden op de agenda te zetten van de Raad Externe Betrekkingen, die op 31 januari a.s. zal plaatshebben. Dan zal worden besproken op welke wijze de EU sterker zou kunnen inzetten op het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en het voorkomen van interreligieus geweld.
Juist het Associatieakkoord en de Egyptische wens de relaties met de EU te intensiveren bieden mogelijkheden om de dialoog met de Egyptische autoriteiten over onderwerpen als democratisering, discriminatie, mensenrechten en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te intensiveren. Het huidige EU-actieplan voor Egypte, waarmee uitvoering wordt gegeven aan hetgeen in het Associatieovereenkomst is afgesproken, zal in de loop van dit jaar worden besproken. Nederland zal daarbij pleiten voor meer aandacht voor deze onderwerpen.
Wat is uw opvatting over de mogelijkheden van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Egypte om de oorzaken van discriminatie te helpen wegnemen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de ondemocratische praktijk in Egypte een rol speelt bij de oplopende spanningen in dat land? Zo ja, wat stelt Nederland voor? Zo nee, waarom niet?
Uitsluiting kan leiden tot oplopende spanningen in een land. Nederland steunt daarom initiatieven voor inspraak voor burgers in gemeenteraden, dialoog over burgerschap tussen jeugdleiders met uiteenlopende achtergronden en monitoren van het politieke proces door maatschappelijk organisaties, journalisten en bloggers. Bij de Egyptische autoriteiten pleit Nederland, bilateraal en als onderdeel van de EU, voor meer openheid en participatie in de politieke arena. De afgelopen parlementaire verkiezingen in Egypte voldeden volstrekt niet aan de internationale standaarden die hiervoor gelden.
Deelt u de opvatting dat het Associatieakkoord niet voldoet als middel tot bevordering van democratie in Egypte en het wegnemen van oorzaken van allerlei vormen van discriminatie? Zo ja, wat behelzen de veranderingsvoorstellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Geweldadigheden Gaza |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van oplaaiende spanningen met betrekking tot Gaza in de vorm van bombardementen op Gaza in antwoord op de beschietingen vanuit Gaza van Israëlische plaatsen?1
Ja.
Deelt u de mening dat sterke diplomatieke bemoeienis noodzakelijk is om te voorkomen dat de gewelddadigheden escaleren? Bent u van mening dat dergelijke diplomatieke inspanningen met kracht worden ondernomen? Zo ja, waaraan denkt u dan?
Dit conflict krijgt onafgebroken diplomatieke aandacht. De impasse in de onderhandelingen en de gewelddadigheden vanuit en in Gaza bedreigen de kans op duurzame vrede. De VS is leidend in de contacten met de Palestijnse Autoriteit en Israël, die moeten voeren tot een raamovereenkomst waarin hoofdlijnen van een akkoord over de finalestatuskwesties beschreven zijn. De VS zal beide partijen hierin bijstaan door parallelle gesprekken te voeren en is hierin ook zeer actief, getuige onder meer de activiteiten van de speciale Gezant George Mitchell. De EU steunt de Amerikaanse inspanningen volmondig, zoals ook is besproken in de vergadering van de Raad Buitenlandse Zaken van december 2010.
Deelt u de opvatting van de speciale Amerikaanse gezant voor het Midden-Oosten dat sterke Amerikaanse bemoeienis in het Midden-Oosten noodzakelijk is om te voorkomen dat oorlog uitbreekt?2 Indien nee, waarom niet? Zo ja, bent u van mening dat de Amerikaanse regering voldoende onderneemt in dat opzicht?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid aan te dringen op krachtig diplomatiek ingrijpen teneinde te voorkomen dat de situatie met betrekking tot Gaza escaleert? Deelt u de mening dat de EU in het kader van het kwartet stappen moet ondernemen? Zo ja, welke stappen onderneemt u daartoe? Zo nee, waarom niet en wat stelt u dan voor?
Hiertoe zie ik op dit moment geen aanleiding, aangezien alle partijen bekend zijn met het Europese en Nederlandse standpunt dat geweldsgebruik moet worden beëindigd.
Toetreding Bulgarije en Roemenie tot de Schengen Zone |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de uitlatingen van de Bulgaarse minister van Binnenlandse Zaken de heer Zvetan Zvetanov met betrekking tot toetreding van Bulgarije tot de Schengen-zone, waarin hij zegt dat de Bulgaarse voorbereidingen voor Schengen afgerond zijn en toetreding geëist wordt?1
Ja.
Bent u eveneens op de hoogte van het Frans-Duitse standpunt dat zowel Bulgarije als Roemenië nog niet klaar zijn voor toetreding tot de Schengen-zone, doordat er te weinig vooruitgang is geboekt in de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad?
Ja, het Frans-Duitse standpunt is mij bekend. Tijdens gesprekken van mij en andere leden van het kabinet met collega’s uit Duitsland en Frankrijk is de toetreding door Bulgarije en Roemenië tot de Schengenzone verschillende malen aan de orde geweest.
Deelt u de mening dat Bulgarije en Roemenië pas toegelaten kunnen worden tot de Schengen-zone als aan alle voorwaarden van het Cooperation and Verification Mechanism (CVM) is voldaan?
Het kabinet zal bij de beoordeling van de gereedheid van Bulgarije en Roemenië voor toetreding tot Schengen de rapportages van de Europese Commissie over de voortgang van beide landen in het kader van het Coöperatie en verificatie mechanisme (CVM) betrekken. Dit is de Tweede Kamer ook op 8 december 2010 in antwoord op Kamervragen (2010Z16738) over de toetreding tot Schengen door Bulgarije en Roemenië medegedeeld.
Bent u ervan op de hoogte dat volgens het meest recente rapport over de voortgang van Bulgarije wat betreft het CVM er wordt gesteld dat er, ondanks het boeken van voortuitgang, op een aantal punten zoals hervorming rechterlijke macht en strijd tegen georganiseerde misdaad nog resultaten moeten worden geboekt?
Ja. In de kabinetsappreciatie van het rapport van de Commissie, die de Tweede Kamer op 1 september 2010 is toegegaan, is gesteld dat Nederland met de Commissie van mening is dat het CVM de Europese Unie en de lidstaten, in het bijzonder Bulgarije en Roemenië, ten dele gebracht heeft waarop werd gehoopt bij de instelling van het mechanisme en dat het kabinet teleurgesteld is over de beperkte resultaten tot nog toe.
In februari zal de Commissie een interim-rapport publiceren in het kader van het CVM over de feitelijke stand van zaken in Bulgarije en Roemenië en in juli 2011 een nieuw rapport, inclusief een appreciatie.
Kunt u verzekeren dat de Nederlandse regering zich aansluit bij Duitsland en Frankrijk wanneer het gaat om toetreding tot de Schengen-zone van en het hierbij in acht nemen van de voorwaarden uit het CVM door Roemenië en Bulgarije?
Duitsland en Frankrijk hebben het juiste signaal afgegeven aan de EU in brede zin en aan Bulgarije en Roemenië in het bijzonder en Nederland sluit zich daar graag bij aan. Het is nog te vroeg voor Bulgarije en Roemenië om toe te treden tot de Schengenzone.
Een kerosinestrijd met Iran |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «KLM geraakt door kerosinestrijd Iran»?1
Het is mij bekend dat de brandstofleveranciers op Schiphol sinds enige tijd geen kerosine meer verstrekken aan IranAir en dat KLM minder kerosine krijgt in Teheran. De voormalige Iraanse minister van Buitenlandse Zaken Mottaki zegde zijn bezoek aan Nederland ter gelegenheid van de Conference of the States Parties van de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW) af, nadat de regering had aangegeven geen brandstofgarantie te kunnen afgeven aangezien dat een zaak voor individuele kerosineleveranciers is.
Is het waar dat er op Amerikaans advies geen brandstofgarantie werd geleverd aan (inmiddels voormalig) minister van Buitenlandse Zaken van Iran Manouchehr Mottaki?
Nee. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft enkel contact opgenomen met de VS om de precieze reikwijdte van de Amerikaanse sanctiewetgeving CISADA te vernemen. Hierbij is niet om advies gevraagd, noch is advies verkregen.
Had Nederland louter een rol had als gastheer van de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPWC)-bijeenkomst? Zo nee, kunt u uitleggen welke rol Nederland had?
Nederland is gastland van de OPCW en heeft als lidstaat deelgenomen aan de jaarlijkse Conference of the States Parties. Ik zou van de aanwezigheid van mijn ambtgenoot bij de conferentie gebruik hebben gemaakt om een gesprek te voeren over een aantal zorgpunten, zoals mensenrechten, non-proliferatie en consulaire kwesties.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat de minister van Buitenlandse Zaken van Iran niet in de gelegenheid was om deel te nemen aan gesprekken over non-proliferatie van chemische wapens, terwijl de sancties ten aanzien van Iran bedoeld zijn om Iran aan de onderhandelingstafel te krijgen om te spreken over non-proliferatie van chemische en nucleaire wapens?
De Iraanse minister van Buitenlandse Zaken was wel degelijk in de gelegenheid om deel te nemen aan de OPCW-conferentie. Hij heeft zelf besloten zijn bezoek af te zeggen. Een Iraanse vice-minister van Buitenlandse Zaken is vervolgens met een delegatie naar Den Haag afgereisd en heeft deelgenomen aan de conferentie.
Heeft u advies gevraagd aan andere regeringen over het leveren van brandstofgarantie? Vindt u dat de Europese Unie (EU) alleen geloofwaardig en effectief kan opereren als het onafhankelijke afwegingen maakt ten aanzien van Iran? Zo neen, waarom niet?
De regering heeft geen advies bij andere (EU-)regeringen ingewonnen over het al dan niet afgeven van een brandstofgarantie. Binnen de EU-sanctieverordening is het leveren van kerosine aan Iraanse burgerluchtvaartmaatschappijen toegestaan. Het feit dat een groot aantal brandstofleveranciers geen kerosine meer levert is een gevolg van een individuele afweging van deze bedrijven.
Is er sprake van druk van overheden op Europese bedrijven om verder te gaan dan EU sancties behelzen?
De Nederlandse overheid oefent zulke druk volstrekt niet uit. Ik kan niet voor andere overheden spreken.
Deelt u de mening dat een «brandstoffenoorlog» tussen luchtvaartmaatschappijen buiten het EU sanctiepakket valt en onnodig Iraanse burgers isoleert, aangezien zij nu te maken hebben met wachttijden van weken voordat zij naar Europa kunnen vliegen voor studie, vakantie of werk? Zo nee, waarom niet?
Sancties gericht op brandstofleveranties vallen bewust buiten het EU-sanctiepakket. Ze zouden de Iraanse burgerbevolking onnodig hard raken, terwijl de Europese sancties juist gericht zijn op het Iraanse nucleaire programma en het leiderschap zelf.
De inzet van de Hare Majesteit (Hr Ms) Amsterdam voor de kust van Ivoorkust |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
![]() |
Wat is de juridisch basis van de maatregel om de Hr. Ms. Amsterdam naar de kust van Ivoorkust te sturen?1 Valt de inzet van de Hr. Ms. Amsterdam voor de kust van Ivoorkust onder een VN-manaat? Zo ja, welk VN-mandaat? Zo nee, onder welk mandaat dan wel? Wat zijn de «rules of engagement»?2
Wordt de Hr. Ms. Amsterdam ingezet met goedkeuring van (één van) beide presidenten van Ivoorkust? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Is de uitnodiging van de Fransen op bilaterale basis alleen aan Nederland gedaan of via de EU? Zijn nog meer landen bilateraal uitgenodigd? Zo ja, welke?
Wat is de rol van de EU in deze operatie? Wordt/is overwogen de EU Battlegroup in te zetten? Zo ja, welke? Indien nee, waarom niet?
Wie gaat de mogelijke evacuatie van EU-burgers, waar kennelijk aan wordt gewerkt (nog meer) uitvoeren? Tot welke dag precies zal de Hr. Ms. Amsterdam in de wateren van/bij Ivoorkust verblijven? Is dat omdat voor die datum een evacuatie is voorzien? Indien neen, wie volgt de Hr. Ms. Amsterdam op?
Kunt u toelichten waarom in het persbericht op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken (d.d. 21 december jl.) wordt gesproken over het indien nodig ondersteunen van veiligheidsoperaties terwijl in de brief aan de Tweede Kamer slechts wordt gesproken over eventuele evacuatie van EU-burgers? Waaruit bestaan de veiligheidsoperaties die de Hr. Ms. Amsterdam voor de kust van Ivoorkust indien nodig zal ondersteunen? Wordt hiervoor ook eventuele extra capaciteit vanuit Nederland gevraagd? Zullen deze ondersteunende veiligheidsoperaties voor de kust van Ivoorkust plaatsvinden of mogelijk ook elders, bijvoorbeeld op Ivoriaans grondgebied?
Conform het Franse verzoek zal Nederland logistieke ondersteuning verlenen voor de kust van Ivoorkust. Doordat Hr. Ms. Amsterdam bevoorradingstaken uit zal voeren stelt zij Frankrijk in staat permanent aanwezig te zijn met maritieme middelen. Indien nodig, zal Hr. Ms. Amsterdam eventueel assisteren bij het opvangen en transporteren van geëvacueerden. De artikel 100 procedure is derhalve niet van toepassing. Per abuis is in het persbericht verwezen naar «veiligheidsoperaties».
Bent u van mening dat indien de veiligheidsoperaties meer behelzen dan de evacuatie van EU-burgers er een artikel 100 procedure moet worden gevolgd?
Zie antwoord vraag 6.
Wat voor soort bevoorrading moet de Hr. Ms. Amsterdam leveren? Aan wie?
Het betreft algemene bevoorradingstaken ten behoeve van de Franse maritieme aanwezigheid voor de kust van Ivoorkust.
Worden nog meer schepen gereed gehouden voor evacuatie van EU-burgers? Zo ja, welke schepen?
De inzet van andere Nederlandse schepen voor de mogelijke evacuatie van EU-burgers wordt niet voorzien.
Herinnert u zich de evacuatie van Nederlandse burgers uit Ivoorkust in november 2004?2 Waarin verschilt de aanstaande evacuatie van die uit november 2004? Is inzet van Korps Commando troepen nu ook voorzien? Indien neen, waarom niet? Is er sprake van werkverdeling met andere landen, bijvoorbeeld Frankrijk? Wordt de Hr. Ms. Amsterdam ter beschikking gesteld om operaties uit te voeren door troepen van andere landen? Zo ja, aan welke troepen?
In 2004 was sprake van een evacuatie. Vooralsnog is dit niet aan de orde. Wel worden zoveel mogelijk voorbereidingen getroffen voor het geval besloten wordt tot een evacuatie. Hr. Ms. Amsterdam zal, zoals hierboven vermeld, bevoorradingstaken uitvoeren en, indien nodig, eventueel assisteren bij het opvangen en transporteren van geëvacueerden. De inzet van het Korps Commandotroepen is niet voorzien. Net als veel andere EU-lidstaten heeft Nederland afspraken gemaakt met Frankrijk ten aanzien van de evacuatie van Nederlandse burgers vanuit Ivoorkust. Hr. Ms. Amsterdam zal bevoorradingstaken uitvoeren en niet ter beschikking gesteld worden voor operaties van troepen van derde landen.
Wat is de reactie van de regering op het artikel «Côte d'Ivoire : Paris n'est pas inquiet pour ses ressortissants»?3 Kunt u hierbij in het bijzonder ingaan op de woorden van François Baroin, die stelt dat Frankrijk zich geen zorgen maakt over de veiligheid van 15 000 Fransen die zich momenteel in Ivoorkust bevinden aangezien die veiligheid gegarandeerd wordt door VN? Indien de veiligheid van de Fransen c.q. EU-burgers in Ivoorkust gegarandeerd is door de verlening van de VN-missie in Ivoorkust, waarom is de inzet van de Hr. Ms. Amsterdam dan nodig?
De Nederlandse regering kan niet treden in de veiligheidsanalyses van de Franse regering. Nederland heeft de in Ivoorkust aanwezige Nederlanders op 13 december jl. geadviseerd het land te verlaten en dat advies sindsdien met nadruk herhaald. Voor de volledigheid zij verwezen naar het advies van de Franse regering van 22 december jl. aan alle Franse burgers om Ivoorkust te verlaten.
Kunt u deze vragen uiterlijk 27 december aanstaande beantwoorden?
Ja.
De verkiezingen in Wit-Rusland |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
![]() |
Bent op de hoogte van de recente onrust na de verkiezingen in Wit-Rusland, met name de arrestatie van de presidentskandidaten Nikolaj Statkevitsj, Grigori Kostoejev en Andrei Sannikov1 en van talloze journalisten en mensenrechtenactivitsten, die celstraffen tot vijftien jaar riskeren voor hun deelname aan protesten tegen de verkiezingsuitslag?2
Ik ben op de hoogte van het oneerlijke verloop van de presidentsverkiezingen op 19 december jl., zoals door OVSE-waarnemers geconstateerd, en het gewelddadig optreden van de Belarussische autoriteiten. Zoals in mijn verklaring op 20 december jl. gemeld, veroordeel ik dit ten zeerste. Daarnaast keur ik de invallen bij NGO’s en de arrestaties die daar zijn verricht af. Ook de EU heeft bij monde van de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlandbeleid, Catherine Ashton, de ontwikkelingen in Belarus veroordeeld.
Bent u tevens op de hoogte van de berichtgeving van de OVSE-verkiezingswaarnemers over het ondemocratische verloop van de verkiezingen in Wit-Rusland en de telling van de stemmen?3 Wat is de positie van de Nederlandse regering met betrekking tot de verkiezingsuitslag in Wit-Rusland?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de zorgen over het lot van de gearresteerde en nog steeds vastzittende politici, journalisten, mensenrechtenactivisten en betogers en het geweld dat tegen demonstranten gebruikt wordt? Bent u eveneens van mening dat dit repressieve gedrag onacceptabel is? Zo ja, zult u bij de ambassadeur van Wit-Rusland deze arrestaties en dit geweldsmisbruik streng veroordelen?
De arrestatie en behandeling van demonstranten baren mij grote zorgen. Ik vind het gebruikte geweld en de detentie onaanvaardbaar. Op 20 december jl. heb ik de Belarussische autoriteiten opgeroepen om arrestanten direct vrij te laten. Dit heb ik ook aan de Belarussische ambassadeur laten overbrengen. Ook de toegang van arrestanten tot medische en juridische voorzieningen en de mogelijkheid voor EU-diplomaten hen te bezoeken, is daarbij nadrukkelijk bepleit.
Welke aanvullende maatregelen zult u nemen om de Nederlandse afkeuring over de arrestaties en de ondemocratische verkiezingen te onderstrepen, al dan niet in EU-verband?
Ik vind dat de EU het opnieuw invoeren van een inreisverbod voor president Loekasjenko en zijn getrouwen – dat sinds oktober 2008 was opgeschort – moet overwegen. Dit in aanvulling op de geldende financiële sancties. Op 23 december jl. heb ik de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlandbeleid van de EU, Catherine Ashton, verzocht nadere stappen van de EU tegen het Belarussische regime te formuleren, vooral als vrijlating van arrestanten uitblijft.
Investeringen in kernwapens |
|
Paul Ulenbelt (SP) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het onderzoeksrapport over de beleggingen van pensioenfondsen in controversiële wapens?1
Profundo heeft een onderzoek uitgevoerd naar de beleggingen van negen grote bedrijfstakpensioenfondsen. Daarbij is gebruik gemaakt van de meest recente overzichten van de aandelen- en obligatiebeleggingen op de websites van de fondsen. Gekeken is naar de beleggingen in bedrijven die volgens Profundo zouden bijdragen aan de productie van (in de meeste gevallen) onderdelen van overbrengingsmiddelen of onderdelen van de volgende wapens: chemische wapens, clustermunitie, fosformunitie, kernwapens, landmijnen en munitie met verarmd uranium. Profundo concludeert dat vijf van de negen onderzochte bedrijfstakpensioenfondsen beleggingen in bedrijven niet uitsluiten die volgens Profundo zouden bijdragen aan de productie van onderdelen van overbrengingsmiddelen en onderdelen van kernwapens. Verder zijn er geen beleggingen gevonden van pensioenfondsen in bedrijven waarvan met zekerheid kan worden vastgesteld dat zij één of meer van de overige genoemde wapens (o.a. clustermunitie) produceren.
Onderzoeken zoals die van Profundo acht ik nuttig, doordat ze een bijdrage kunnen leveren aan de discussie binnen pensioenfondsen over het beleggingsbeleid.
Bent u bereid in overleg te treden met de pensioenfondsen die in kernwapens beleggen, om ze te bewegen deze beleggingen terug te trekken? Zo nee, waarom niet?
De wetgeving schrijft voor dat pensioenfondsen op een prudente wijze dienen te beleggen en dat de beleggingen plaatsvinden in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden. De overheid heeft hier slechts een beperkte rol, gericht op zekerstelling dat de gedane toezeggingen ook kunnen worden nagekomen.
Pensioenfondsen hebben derhalve een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van hun beleggingsbeleid. Omdat fondsen van mening kunnen verschillen over het al dan niet acceptabel zijn van bepaalde beleggingen, kunnen zij hun beleggingsbeleid op verschillende wijze invullen.
Uit de reacties en de beleidslijnen ten aanzien van verantwoord beleggen van enkele van de onderzochte bedrijfstakpensioenfondsen blijkt dat zij er voor hebben gekozen om de nationale wetgeving en internationale verdragsverplichtingen van de Nederlandse overheid als norm te hanteren.
Doordat fondsen met hun beleggingsbeleid binnen de wettelijke kaders blijven, is er geen aanleiding tot enig handhavend of corrigerend optreden door de overheid. Dat neemt niet weg dat er vanuit maatschappelijk oogpunt veel belang wordt gehecht aan verantwoord beleggen. Ook fondsen zijn zich hier steeds meer van bewust. De inventarisatie van de pensioenkoepels VB, OPF en UvB van 21 december 2009 laat zien dat steeds meer fondsen een beleid voor verantwoord beleggen formuleren (Kamerstukken II 2009/10, 30 413, nr. 140). Dat dit nog niet overal gemeengoed is, betekent dat het nuttig is te bevorderen dat het onderwerp van verantwoord beleggen op de agenda van de fondsen blijft staan. Voor de goede orde merk ik daarbij op dat de pensioenkoepels, inmiddels samengegaan in de Pensioenfederatie, hun inventarisatie van het beleggingsbeleid van fondsen in 2012 zullen herhalen. Verder zal ik, zodra ik weer met de Pensioenfederatie spreek, het onderwerp van verantwoord beleggen nogmaals aan de orde stellen.
Wilt u uw positie als overheidswerkgever in het ABP gebruiken om de beleggingen van het ABP in kernwapens te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Het beleggingsbeleid van het ABP blijft binnen de wettelijke kaders waarin beleggingen in bedrijven die volgens Profundo zouden bijdragen aan de productie van (in de meeste gevallen) onderdelen van overbrengingsmiddelen of onderdelen van kernwapens niet verboden zijn (zie antwoord op vraag 2). De minister van BZK, als overheidswerkgever, zal zijn positie dan ook niet gebruiken om de beleggingen van het ABP in de hiervoor genoemde bedrijven te beëindigen. Dat neemt niet weg dat hij regelmatig met het ABP-bestuur overlegt over de duurzaamheid van het beleggingsbeleid. Daarbij zal ook het beleggen in bedrijven die volgens Profundo zouden bijdragen aan de productie van (in de meeste gevallen) onderdelen van overbrengingsmiddelen of onderdelen van kernwapens ter sprake worden gebracht.