VN-onderzoek in Libanon |
|
Jan Paternotte (D66), Sarah Dobbe |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Welke afspraken zijn gemaakt in het net overeengekomen staakt-het-vuren in Libanon? Hoe kijkt u naar deze afspraken en de naleving hiervan?1
Op 27 november jl. is een staakt-het-vuren van kracht geworden tussen Israël en Hezbollah. Dit staakt-het-vuren is mede uitonderhandeld door de Verenigde Staten en Frankrijk. Het behelst onder meer een terugtrekking van Hezbollah ten noorden van de Litani-rivier, inzet van de Lebanese Armed Forces(LAF) in Zuid-Libanon binnen 60 dagen en terugtrekking van het Israëlisch leger uit Zuid-Libanon binnen 60 dagen. De afspraken voorzien verder een belangrijke rol voor het Libanese leger om alle niet-statelijke militaire infrastructuur te ontmantelen, herbewapening van Hezbollah te voorkomen en de veiligheidsrol in heel Libanon weer over te nemen. Een nieuw ingesteld monitoringsmechanisme, waarvan de Verenigde Staten, Frankrijk, Israël, Libanon en UNIFIL deel uitmaken moet schendingen van het bestand monitoren.
Nederland verwelkomt dit staakt-het-vuren. Het is nu van belang dat de afspraken door alle partijen worden nageleefd, en de internationale gemeenschap deze naleving ondersteunt waar mogelijk. Evenzo belangrijk dat dit bestand leidt tot een duurzame, politieke oplossing langs de lijnen van VNVR-resolutie 1701.
Deelt u de mening dat het tegengaan van straffeloosheid in Libanon belangrijk is en ook bij kan dragen aan het in stand houden van het staakt-het-vuren?
Voor het slagen van het staakt-het-vuren op dit moment is het vooral van belang dat er geen schendingen van dit bestand plaatsvinden. Daarnaast is in het algemeen gerechtigheid een belangrijke voorwaarde voor duurzame vrede («no peace without justice»).
Hoe bevordert u dat onafhankelijke, internationale waarnemers toegelaten worden tot Libanon, zodat onderzocht kan worden of strijdende partijen zich houden aan het internationaal recht, waartoe de motie Paternotte c.s. (Kamerstuk 36 600 V, nr. 26) u oproept?
Conform motie Paternotte c.s. (Kamerstuk 36 600 V, nr. 26) zal ik tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van maandag 16 december 2024 het belang van gedegen onderzoek naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht onderstrepen. Ik zal oproepen om te onderzoeken of en hoe dit ingepast kan worden binnen het raamwerk van het nieuw ingestelde monitoringsmechanisme.
Bent u bekend met de oproep van allerlei maatschappelijke organisaties, waaronder Human Rights Watch, Amnesty International en PAX, waarin de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (VN) gevraagd wordt onderzoek naar schendingen van mensenrechten en oorlogsrecht door alle partijen in het conflict in Libanon in te stellen?2 Bent u bereid, nu Nederland lid is van de VN-Mensenrechtenraad, zich hiervoor in te spannen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft de oproep van ngo’s voor een Speciale Sessie in de Mensenrechtenraad en het instellen van een onderzoeksmechanisme ontvangen. Nederland is in beginsel voorstander van een Speciale Sessie als het een situatie betreft die de aandacht van de Mensenrechtenraad behoeft. Libanon zelf heeft echter nog niet gepleit voor een dergelijke Speciale Sessie en een formeel verzoek is ook nog niet door andere landen ingediend. Hierom, en gezien het recente staakt-het-vuren tussen Israël en Hezbollah, ligt het initiëren van een dergelijke Speciale Sessie voor Nederland op dit moment niet voor de hand.
Turkije |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Turkish strikes in Syria cut water to one million people» van de BBC, d.d. 19 november 2024?1
Ja.
Wat is uw reactie op deze recente aanvallen van Turkije op civiele infrastructuur in Noordoost-Syrië?
Het kabinet erkent de veiligheidszorgen van Turkije in de grensregio met Syrië en Irak. Turkije beroept zich op het recht van zelfverdediging en stelt dat de operaties gericht zijn op het tegengaan van aanvallen van de PKK en YPG op Turks grondgebied. Voor het kabinet staat daarbij voorop dat alle landen, inclusief Turkije, dienen te handelen conform het internationaal recht. Het is van groot belang dat burgerslachtoffers zoveel mogelijk worden vermeden en dat kritieke civiele infrastructuur intact blijft.
Hoe beoordeelt u de bevindingen van internationale rechtsgeleerden en humanitaire organisaties die stellen dat Turkije zich met de aanvallen mogelijk schuldig maakt aan ernstige schendingen van internationaal recht?
Zoals eerder, door mijn voorganger, aan de Kamer is gemeld2, is het zeer complex om een oordeel te vormen over de naleving van het internationaal recht door Turkije in deze situatie, gezien het ontbreken van de benodigde informatie over specifieke omstandigheden en afwegingen van Turkije. In zijn algemeenheid geldt dat burgerobjecten bescherming genieten tegen aanvallen, behalve voor de tijd dat deze militaire doelen zijn. Ook verbiedt het humanitair oorlogsrecht het aanvallen van objecten die onmisbaar zijn voor het overleven van de burgerbevolking.
Deelt u de stelling dat de gevolgen van deze aanvallen, zoals watertekorten en stroomuitval, bijdragen aan een humanitaire ramp in Noordoost-Syrië en omliggende gebieden? Welke verantwoordelijkheid draagt Turkije voor de verslechterde humanitaire situatie?
De humanitaire situatie in Noordoost-Syrië is al jaren slecht. De recente politieke ontwikkelingen zijn mede van invloed op de al beperkte toegang tot onderdak, voedsel, drinkwater en elektriciteit. Het is essentieel dat burgers, hulpverleners en kritieke infrastructuur benodigd voor het leveren van deze humanitaire hulp beschermd worden. Met betrekking tot de Turkse operaties in Noordoost-Syrië, draagt het kabinet deze boodschap ook uit in gesprekken met Turkse autoriteiten.
Heeft u uw Turkse ambtgenoot erop aangesproken dat de aanvallen op civiele infrastructuur onacceptabel zijn?
Het kabinet benadrukt zijn positie, die is toegelicht in het antwoord op uw tweede vraag, in gesprekken met de Turkse autoriteiten. Daarbij onderstreept het kabinet consistent dat Turkije dient te handelen conform het internationaal recht. Het kabinet zal dit blijven doen en daarbij verwijzen naar de bescherming van burgerobjecten en het belang onderstrepen van het zoveel mogelijk intact blijven van kritieke civiele infrastructuur.
Hoe zet Nederland zich bij de Europese Unie (EU) en de Verenigde Naties (VN) in om schendingen van internationaal recht door Turkije in Noordoost-Syrië aan te kaarten?
De situatie in Noordoost-Syrië en de gevolgen daarvan is met regelmaat onderwerp van gesprek in de EU, de anti-ISIS coalitie en andere internationale fora. Het kabinet draagt daarbij zijn positie, zoals vermeld in antwoord op vraag 2 en vraag 5, uit en handelt in lijn met de motie Piri en Paternotte van 12 december jl. (Kamerstuk nr. 2990 (21 501-02)).
Op welke manier draagt Nederland en de EU op dit moment bij aan humanitaire hulpverlening in Noordoost Syrië?
De complexe humanitaire situatie waar Noordoost-Syrië al jaren mee te maken heeft, wordt versterkt door de recente ontwikkelingen en de toestroom van naar schatting honderdduizenden ontheemden uit Noordwest-Syrië en Libanon. Nederland ondersteunt bij het reageren op deze en de bredere humanitaire noden in Syrië met flexibele meerjarige financiering aan humanitaire partners, en specifiek in 2024 met EUR 19,2 miljoen: EUR 7,3 mln. via de Dutch Relief Alliance en EUR 12 mln. via twee VN humanitaire landenfondsen. Door deze flexibele financiering zijn onze humanitaire partners in staat om direct op acute noden en ontwikkelingen in Syrië te reageren, inclusief in het noordoosten. Ook de Europese Commissie (DG ECHO) levert humanitaire hulp. Die bijdrage voor heel Syrië is in 2024 EUR 159 mln.
Bent u bekend met het bericht «Turkey unseats Kurdish mayors in crackdown after peace proposal» van Reuters, d.d. 4 november?2
Ja.
Hoe beoordeelt u de verwijdering van de burgemeesters in het licht van de vermeende toenaderingspogingen van de Turkse regering richting een vreedzame oplossing voor het conflict in Zuidoost-Turkije?
Het kabinet volgt met belangstelling de recente ontwikkelingen met betrekking tot een vreedzame oplossing voor het conflict in Zuidoost-Turkije. De positie van het kabinet ten aanzien van de vervanging van burgemeesters door zogenoemde «trustees» licht ik toe in antwoord op vraag 10.
Deelt u de mening dat de verwijdering van democratisch gekozen burgemeesters een grove schending van democratische en rechtsstatelijke principes is? Zo nee, waarom niet?
In het landenrapport Turkije, als onderdeel van de Uitbreidingsrapportage van 2024, uit de Europese Commissie haar zorgen over het verwijderen van lokale, democratische gekozen vertegenwoordigers, en het vervangen hiervan door «trustees». De Commissie benoemt dat deze praktijk de lokale democratie ondermijnt en kiezers ontneemt van hun gekozen vertegenwoordiging. Het kabinet onderschrijft deze zorg.
Deelt u de mening dat deze maatregel in scherpe tegenspraak staat met een mogelijk vredesproces? Zo nee, waarom niet?
Zoals in antwoord op vraag 9 vermeld, volgt het kabinet met belangstelling de recente ontwikkelingen met betrekking tot een vreedzame oplossing voor het conflict in Zuidoost-Turkije. Het kabinet zal dit blijven doen.
Bent u bereid om de Turkse ambassadeur te ontbieden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het kabinet brengt haar zorgen over het vervangen van burgemeesters door zogenoemde «trustees» reeds op in gesprekken met de Turkse autoriteiten, zowel via de EU als bilateraal.
Bent u bereid te pleiten voor Europese sancties tegen de vervangers van de democratisch gekozen burgemeesters onder het EU-mensenrechtensanctieregime, zoals voorgesteld door de Turkije-rapporteur van het Europees Parlement? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet kiest ervoor haar zorgen over het vervangen van burgemeesters door zogenoemde «trustees» op te brengen in gesprekken met de Turkse autoriteiten, zowel via de EU als bilateraal.
In hoeverre bent u bereid steun te bieden aan internationale of Koerdische mensenrechtenorganisaties, die de situatie in Zuidoost-Turkije monitoren en zich inzetten voor de bescherming van democratie en burgerlijke vrijheden?
Het kabinet zet zich, conform de motie van de leden Van Ojik en Van den Hul (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1207), in voor het behoud van steun aan organisaties in Turkije die opkomen voor mensenrechten, inclusief organisaties die zich inzetten voor de situatie in Zuidoost-Turkije.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en voor het commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken op 12 december 2024 beantwoorden?
Dat laatste is helaas niet gelukt.
Het bericht ‘Duitse aanklager: Hamas heeft een wapendepot in Denemarken om klaar te zijn voor mogelijke aanslagen’ |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat Hamas volgens het Duitse federale parket verschillende wapenvoorraden in Europa heeft?
Ja
Kunt u aangeven of Nederland genoemd wordt in het rapport als mogelijke locatie van ondergrondse wapendepots van Hamas?
Tegen de Nederlandse verdachte loopt in Duitsland een strafrechtelijk onderzoek. In het belang van dit lopende onderzoek, kan ik geen uitspraken doen over deze individuele zaak.
Wat is het verband tussen de Nederlandse verdachte in deze zaak en Hamas?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt de Nederlandse verdachte in verband gebracht met mogelijke wapendepots op Nederlands grondgebied?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er Nederlandse organisaties bekend die banden hebben met de aangehouden Nederlandse verdachte?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er aanwijzingen dat (aan) Hamas (gelieerde organisaties) aanslagen voorbereiden op Nederlandse Joodse doelwitten?
Het kabinet is er alles aan gelegen om onze samenleving te beschermen tegen terrorisme en extremisme. Daarom worden – binnen de wettelijke kaders en bevoegdheden – alle mogelijke middelen ingezet om terrorisme en extremisme te bestrijden.
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) meldt in zijn jaarverslag van 2023 dat onderzocht wordt of de dreiging van Hamas voor de nationale veiligheid van Nederland mogelijk verandert, sinds het recente conflict in Gaza en enkele aanhoudingen in het kader van terrorisme in Duitsland, Denemarken en Nederland. Dat onderzoek loopt door. Verschillende arrestaties hebben de afgelopen jaren laten zien dat de Europese inlichtingen- en veiligheidsdiensten de terroristische dreiging kunnen onderkennen en aanslagen verijdelen. Echter kan volledige veiligheid niet worden gegarandeerd. Het kabinet blijft zich daarom samen met alle partners ten volle inspannen voor het voorkomen van aanslagen in Nederland en blijft ook voorbereid op snelle interventie en respons bij mogelijke incidenten om de gevolgen zo beperkt mogelijk te houden.
Hoe voorkomt u dat Hamas wapendepots in Nederland aan kan leggen teneinde een aanslag te plegen?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke manier vindt screening en controle plaats op organisaties of personen die in verband worden gebracht met Hamas of andere terreurorganisaties?
De AIVD kan onderzoek doen naar personen of organisaties, waarbij het vermoeden bestaat dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat. Daarnaast verrichten de politie en het Openbaar Ministerie onderzoek bij verdenking van strafbare feiten. Dit kan naar aanleiding van een aangifte, een (anonieme) tip of op eigen beweging door de politie. Het Openbaar Ministerie kan vervolgens beslissen over te gaan tot vervolging van een verdachte.
In het kader van screening of controle zijn er verschillende voorbeelden te noemen. Bijvoorbeeld de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering (Wwft). Financiële instellingen die gebruikt kunnen worden door personen die terrorisme financieren zijn verplicht om inzicht te verkrijgen in de identiteit van hun cliënten, de herkomst van het vermogen van cliënten en toe te zien op de transacties die cliënten gedurende de zakelijke relatie uitvoeren. Ook ligt momenteel het wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties (Wtmo) voor behandeling in de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel biedt aanvullende mogelijkheden om – indien er aantoonbare en gegronde redenen zijn -geldstromen van maatschappelijke organisaties in Nederland transparant te maken en hier zo nodig op te handhaven. Het Openbaar Ministerie kan bovendien als er mogelijk sprake is van strafbare feiten, bepalen of en op welke wijze er onderzoek wordt gedaan naar geldstromen van organisaties.
Daarnaast worden personen die de Nederlandse buitengrenzen overschrijden gecontroleerd. Daarbij wordt o.a. de identiteit geverifieerd en vindt een check plaats in nationale en Europese systemen, waaronder het Schengeninformatiesysteem. Aan personen die een gevaar kunnen vormen voor de openbare orde of nationale veiligheid wordt de toegang geweigerd.
Tenslotte moeten ook de procedures ten behoeve van toelating van vreemdelingen worden genoemd. De vreemdelingenketen heeft bij verlenen van toelating aandacht voor signalen die kunnen duiden op mogelijke gevaar voor openbare orde of nationale veiligheid. Eventuele signalen worden conform bestaande procedures doorgestuurd naar relevante veiligheids- en inlichtingendiensten. Indien vreemdelingen een dreiging vormen voor de openbare orde of nationale veiligheid, kunnen er vreemdelingrechtelijke maatregelen worden getroffen.
Zijn er op dit moment organisaties in Nederland actief die in verband gebracht kunnen worden met Hamas of PFLP, maar die nog niet op de nationale sanctielijst terrorisme staan?
Hamas werd in 2003 op de Europese sanctielijst terrorisme (GS931) geplaatst. Ook aan Hamas gelieerde organisaties als Islamic Jihad en Al Qassem brigades en Popular Front For The Liberation of Palestine (PFLP) staan op deze sanctielijst. In 2003 is de aan Hamas gelieerde stichting Al Aqsa op onze nationale sanctielijst terrorisme geplaatst.
Als er voldoende aanwijzingen zijn dat personen of organisaties betrokken zijn bij terroristische activiteiten kan de Minister van Buitenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid, deze personen of organisaties op de nationale sanctielijst terrorisme plaatsen. «Voldoende aanwijzingen» zijn onder meer:
Op dit moment zijn er geen organisaties actief in Nederland waarbij voldoende aanwijzingen zijn om deze op de nationale terrorismesanctielijst te plaatsen.
Welke aanwijzingen heeft het Openbaar Ministerie (OM) nodig om over te gaan tot een verbod van een organisatie die in verband wordt gebracht met terrorisme, of het opstellen van een ambtsbericht ten behoeve van plaatsing op de nationale sanctielijst terrorisme?
Het oordeel of een organisatie verboden verklaard dient te worden vanwege het feit dat het doel of de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde is voorbehouden aan de rechter. Het Openbaar Ministerie kan hiertoe een verzoek indienen. Een verbodenverklaring betekent dat het grondrecht van vrijheid van vereniging buiten werking wordt gesteld. Om die reden ligt de lat voor een dergelijk verbod ook hoog. Hiervoor dient sprake te zijn van concrete feiten en omstandigheden die het verbod rechtvaardigen. Dit zal meestal bestaan uit informatie uit strafrechtelijke onderzoeken van het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie kan de Ministers van Buitenlandse Zaken, Financiën en Justitie en Veiligheid informeren ten behoeve van een plaatsing op de nationale sanctielijst terrorisme. Ook in een dergelijk geval zal het Openbaar Ministerie moeten beschikken over relevante informatie uit strafrechtelijke onderzoeken. Ik verwijs ook naar het antwoord op vraag 9 en 11.
Welke acties heeft u inmiddels ondernomen om het OM ertoe te bewegen om Samidoun op de nationale sanctielijst terrorisme te plaatsen?
Zoals in het antwoord op vraag 9 toegelicht kunnen bij «voldoende aanwijzingen» personen of organisaties die betrokken zijn bij terroristische activiteiten door de Minister van Buitenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid, op de nationale sanctielijst worden geplaatst. Het plaatsen van organisaties op de nationale sanctielijst terrorisme is niet aan het Openbaar Ministerie.
Laat mij daarnaast benadrukken dat er geen sprake van is dat ik als Minister van Justitie en Veiligheid het Openbaar Ministerie ergens toe beweeg. Ik acht het van groot belang dat de onafhankelijkheid van het Openbaar Ministerie gewaarborgd wordt en dat politieke inmenging met het werk van het Openbaar Ministerie wordt voorkomen: het Openbaar Ministerie gaat over zijn eigen onderzoeken.
Wel ben ik – in lijn met een aantal door uw Kamer aangenomen moties – het gesprek aangegaan met het Openbaar Ministerie over hoe om te gaan met organisaties als Samidoun. In dat gesprek is mij duidelijk gemaakt dat zij nu geen aanknopingspunten hebben voor het instellen van een onderzoek naar Samidoun. Ik heb uw Kamer hier eerder over geïnformeerd in de beantwoording van Kamervragen van de leden Eerdmans (JA21) en Bikker (ChristenUnie).
Kunt u deze vragen voor het commissiedebat terrorisme/extremisme beantwoorden?
Ja.
Het snelgroeiende geweld tegen christenen in India |
|
Diederik van Dijk (SGP), Chris Stoffer (SGP) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Schokkende toename in geweld tegen christenen India»1?
Ja.
Deelt u de mening dat deze enorme toename aan geweld moet worden veroordeeld? Zo ja, bent u bereid dit expliciet te doen jegens de Indiase autoriteiten en te bevorderen dat ook de Europese Unie (EU) zich hierover krachtig uitspreekt?
Het kabinet veroordeelt geweld tegen religieuze minderheden wereldwijd en heeft daarbij zeker aandacht voor geweld tegen christenen. Vrijheid van religie en levensovertuiging is één van de prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid en daarom komen de rechten van religieuze minderheden en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging geregeld aan de orde in gesprekken die Nederland met India voert in bilateraal, EU- en VN-verband.
Nederland zal dit blijven doen, onder meer door in te zetten op agendering van dit onderwerp in de eerstvolgende EU-India Mensenrechtendialoog, die naar verwachting begin 2025 zal plaatsvinden.
Kunt u toelichten wat de oorzaken van het toegenomen geweld zijn? Welke trends zijn hier zichtbaar?
De oorzaken van geweld tegen religieuze minderheden in India zijn niet eenduidig vast te stellen. Er zijn grote verschillen in de dynamiek op nationaal niveau en op niveau van de verschillende deelstaten. Het is niet altijd mogelijk om duidelijk te differentiëren of er sprake is van conflict van religieuze aard, etnische aard, gerelateerd aan sociale klasse, economisch conflict (bijvoorbeeld conflict over land), of een combinatie van dergelijke conflicten. Groeiend hindoenationalisme en toename van misinformatie in verschillende delen van India kunnen verder bijdragen aan de inperking van de rechten van religieuze minderheden, onder wie christenen.
Welke rol speelt geloofsvrijheid en het tegengaan van christenvervolging bij de status van India als combinatieland?
Bij de keuze om India te selecteren als combinatieland waren destijds de ontwikkelingsgerelateerde uitdagingen en handelskansen op het gebied van duurzaamheid en digitalisering leidend. Ongeacht de status van combinatieland zet Nederland zich wereldwijd in voor het beschermen en bevorderen van mensenrechten, zo ook in India. Vrijheid van religie en levensovertuiging is hierbinnen één van de vijf prioriteiten.
Heeft u of heeft de Nederlandse vertegenwoordiging reeds casussen van christenvervolging aan de kaak gesteld waar sprake was van straffeloosheid van de daders? Zo ja, hoe werd daarop gereageerd?
In de gesprekken die Nederland, in bilateraal, EU- en VN-verband, voert met India komt vrijheid van godsdienst en levensovertuiging regelmatig aan de orde. Het onderwerp ligt in India gevoelig en de reactie van desbetreffende autoriteiten in India is daarom zeer afhankelijk van de wijze waarop dit bij Indiase autoriteiten onder de aandacht wordt gebracht. Ondanks de gevoeligheid van het onderwerp, blijft Nederland hierover met India in gesprek.
Naast het onder de aandacht blijven brengen van deze problematiek in contacten met India, onderhoudt Nederland via de Speciaal Gezant Religie en Levensovertuiging intensief contact met Nederlandse organisaties als Open Doors en Kerk in Nood om concrete gevallen van christenvervolging te identificeren en onder de aandacht te brengen van de ambassade voor eventuele actie.
Hoe reageert u op anti-bekeringswetten in India en het misbruik daarvan?
Nederland heeft zich hier meermaals over uitgesproken, waaronder in de meest recente Universal Periodic Review van India waarin Nederland een aanbeveling aan India heeft gedaan om zogeheten «anti-bekeringswetten» te voorkomen, zodat deze wetten de constitutioneel gewaarborgde vrijheid van religie en overtuiging in India niet schenden.
Ziet u enige mogelijkheid om de desinformatie te bestrijden die tot ophitsing tegen christenen leidt? Zo ja, welke?
Nederland zet zich in om misinformatie en de effecten daarvan op de positie van religieuze minderheden te bestrijden. In oktober 2024 vond in Berlijn een conferentie plaats van de International Freedom for Religion or Belief Alliance over de rol van AI en mogelijke actie tegen misinformatie. De Speciaal Gezant Religie en Levensovertuiging neemt deel aan verdere follow-up sessies hierover met experts om mogelijkheden voor actie tegen misinformatie in kaart te brengen.
Welke rol spelen sociaal-maatschappelijke klasse en het kastensysteem bij christenvervolging in India?
De Indiase samenleving is gelaagd en complex. Religie, sociale klasse en het kastensysteem dragen bij aan de complexe dynamiek van sociale interacties binnen de Indiase samenleving. Hoewel het kastensysteem in beginsel aan het hindoeïsme is verbonden en niet aan het christendom, heeft het doorwerkingen op de gehele Indiase samenleving. Ook in India is een hogere plaats op de sociale ladder, net als elders in de wereld, gebonden aan privileges. Religieuze minderheden ondervinden vaak unieke uitdagingen, waarbij sociaal-maatschappelijke klasse, samen met de effecten van het kastensysteem, deze uitdagingen kunnen versterken. Sociaal-maatschappelijke klasse en het kastensysteem hebben daarom ook een weerslag op de vervolging van christenen en andere religieuze minderheden in India.
Wat kunt u doen tegen minder directe vervolging waar christenen toch een achtergestelde sociale positie hebben?
Waar dit een probleem is wordt hierover gesproken in de reguliere mensenrechtendialogen. Onze ambassades in betrokken landen zetten zich hier voor in samen met gelijkgezinde landen binnen de EU, met de VS, het VK, Noorwegen en Canada, zoals recentelijk in Pakistan en Egypte.
Hoe ziet u de toekomst van Europese acties tegen christenvervolging, waar het thans niet duidelijk is ondergebracht in de mission letters van de kandidaat-commissarissen? Welke risico’s ziet u hier en hoe zijn die te ondervangen?
In licht van het recente aantreden van de nieuwe Commissie is momenteel nog veel onduidelijk ten aanzien van de inzet van de Commissie op het gebied van christenvervolging. Nederland zal zich net als in het verleden blijven inzetten voor de (her)benoeming van de EU-Speciaal Gezant voor vrijheid van religie en levensovertuiging buiten de EU.
Welke rol spelen mensenrechten en geloofsvrijheid in het EU-India strategische partnerschap? Ziet du daar ruimte om India op het thema geloofsvrijheid ook aan te spreken als partner?
De EU en India hebben in 2004 een strategisch partnerschap gesloten, omdat beide grootmachten niet alleen een intrinsiek belang in elkaars veiligheid, welvaart en duurzame ontwikkeling hebben, maar ook omdat zij samen sterker staan in de strijd voor een op regels gebaseerde wereldorde waarin multilateralisme centraal staat. In het strategisch partnerschap werd tevens herbevestigd dat de EU en India de onderlinge mensenrechtendialoog zouden continueren. De eerstvolgende mensenrechtendialoog vindt naar verwachting plaats in januari 2025 en biedt de mogelijkheid om een breed scala aan mensenrechtenthema’s te bespreken. Nederland zal zich inzetten voor agendering van de rechten van religieuze minderheden en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging bij deze dialoog.
Het bericht dat Viktor Orbán premier Netanyahu wil uitnodigen in Hongarije en arrestatiebevelen van het Internationaal Strafhof niet zal opvolgen |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid) , Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Orbán zegt dat hij Netanyahu zal uitnodigen in Hongarije», en met het uitgesproken voornemen van de Hongaarse premier om geen gehoor te geven aan het arrestatiebevel dat het Internationaal Strafhof heeft uitgevaardigd?1 2
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitnodiging van premier Orbán aan premier Netanyahu in het licht van de verplichtingen van Hongarije als verdragspartij bij het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof?
Het Statuut van Rome bevat geen bepalingen die betrekking hebben op het al dan niet uitnodigen van personen tegen wie een arrestatiebevel is uitgenodigd door het Internationaal Strafhof (ISH) en de uitnodiging op zich is daarom niet in strijd met de verplichtingen van Hongarije onder het Statuut. Het Statuut van Rome bevat wel bepalingen die betrekking hebben op de samenwerking met het ISH bij de aanhouding en overdracht van deze personen.
Deelt u de zorg dat deze uitnodiging, in combinatie met de uitgesproken intentie van Hongarije om arrestatiebevelen van het Internationaal Strafhof te negeren, kan worden gezien als doelbewust provocatief gedrag, en een directe ondermijning van het gezag en de autoriteit van het Internationaal Strafhof? Zo nee, waarom niet?
Het gezag en de autoriteit van het ISH zijn stevig gevestigd en de verplichtingen onder het Statuut van Rome zijn helder. De uitlatingen van premier Orbán laat het kabinet aan hem.
Bent u bekend met artikel 90 van de Grondwet, waarin de Nederlandse regering zich verplicht in te zetten voor de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde? Welke uitwerking krijgt deze verplichting in onze bilaterale relatie met Hongarije?
Artikel 90 van de Grondwet bepaalt dat de regering de ontwikkeling van de internationale rechtsorde bevordert. Nederland zet zich op verschillende manieren in voor de ontwikkeling van de internationale rechtsorde en onderstreept het belang van de naleving van het internationaal recht, onder andere door onze steun aan het ISH. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Bent u tevens bekend met de beleidsdoelen in de notaMensenrechten, Democratie en Internationale Rechtsorde, waarin wordt gesteld dat Nederland straffeloosheid voor internationale misdrijven wil bestrijden, en bijdraagt aan goed functionerende internationale hoven en tribunalen die daders van dergelijke misdrijven aansprakelijk stellen?
Ja.
Bent u, in lijn met bovengenoemde verplichtingen en voornemens, bereid om tijdens het open debat van de jaarlijkse Vergadering van verdragspartijen bij het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, die plaatsvindt van 2 tot 7 december in Den Haag, de Hongaarse regering aan te spreken op hun provocerende gedrag? Zo nee, waarom niet?
Conform de motie van de leden Van Baarle en Piri draagt Nederland in alle relevante gremia uit dat de bevelen en het beleid van het Internationaal Strafhof niet bewust mogen worden ondermijnd.3 In de afgelopen maanden heeft Nederland dat gedaan in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en in EU-verband in de Raad Buitenlandse Zaken, in het Politiek en Veiligheidscomité en in de Raadswerkgroep COJUR ICC. Nederland heeft ook tijdens het algemene debat van de jaarlijkse Vergadering van verdragspartijen bij het Statuut van Rome alle verdragspartijen, waaronder Hongarije, op het bovenstaande gewezen.4 Daarnaast heeft Nederland de verdragspartijen opgeroepen met het Hof samen te werken, ook voor wat betreft de uitvoering van arrestatiebevelen, in lijn met de motie van de leden Piri c.s.5
Bent u tevens bereid om alle verdragspartijen die hebben aangegeven arrestatiebevelen van het Internationaal Strafhof niet te zullen naleven, te wijzen op de schadelijke gevolgen van hun handelen voor het functioneren en de legitimiteit van het Internationaal Strafhof? Zo nee, waarom niet?
Als een verdragspartij in strijd met het Statuut nalaat te voldoen aan een verzoek tot samenwerking, ten gevolge waarvan deze het ISH verhindert zijn taken en bevoegdheden uit te oefenen, dan is het Hof bevoegd een uitspraak te doen met die strekking en de zaak te verwijzen naar de Vergadering van verdragspartijen. Daar is momenteel geen sprake van en het kabinet gaat daar niet op vooruitlopen. Zoals ook bij het vorige antwoord aangegeven, roept Nederland de partijen bij het Statuut van Rome op met het Hof samen te werken, ook voor wat betreft de uitvoering van arrestatiebevelen.
Kunt u deze vragen één voor één, zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor aanvang van de jaarlijkse Vergadering van verdragspartijen bij het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, beantwoorden?
De vragen zijn binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoord.
De gevolgen voor veiligheid van de aangekondigde grenscontroles |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Hanneke van der Werf (D66) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid) , Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV), Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Hoeveel personeelstekort is er momenteel bij de Koninklijke Marechaussee (KMar)? Hoeveel extra fulltime-equivalent (fte) zijn er nodig om effectieve grenscontroles in te voeren? Denkt u dat het realistisch is om zoveel fte aan te trekken voor 9 december?
De Koninklijke Marechaussee (KMar) heeft op dit moment, mede vanwege de huidige groei van de taken, te maken met een tekort aan personeel. Het kost tijd om nieuw personeel te werven, selecteren en op te leiden. Het huidige tekort is een momentopname en sterk onderhevig aan verandering. Daarom kan het benoemen van exacte aantallen een vertekend beeld geven. De uitvoering van de binnengrenscontroles zullen plaatsvinden op basis van de bestaande capaciteit van de KMar. Door het anders clusteren van personeel1 zet de KMar erop in om, binnen de bestaande capaciteit, effectief meer gerichte binnengrenscontroles uit te voeren. Het kabinet heeft voor de nabije toekomst financiële middelen vrijgemaakt ten behoeve van het versterken van het grenstoezicht. Dit betekent dat de KMar de komende jaren de middelen krijgt om de capaciteit te versterken. Deze versterking staat los van de recent aangekondigde binnengrenscontroles. Dit laat onverlet dat versterking van de KMar ten behoeve van grenstoezicht op termijn ook effect kan hebben op de capaciteit die beschikbaar is voor toezicht aan de binnengrenzen.
Waar zal de KMar minder moeten doen om personeel te kunnen leveren voor deze grenscontroles? Welk effect heeft dat op andere prioriteiten van dit kabinet met betrekking tot veiligheid? Op welke plekken zal bijvoorbeeld minder moeten worden beveiligd?
De KMar zal de binnengrenscontroles binnen de bestaande capaciteit uitvoeren, waardoor de impact naar verwachting beperkt zal zijn wat betreft verdringingseffecten voor andere taken van de KMar. Wel zet de KMar erop in om effectief meer gerichte controles uit te voeren door het anders clusteren van personeel1.
Zullen er in de praktijk meer of andere grenscontroles zijn dan normaliter in de decemberperiode, als grenscontroles worden opgevoerd vanwege de invoer van illegaal vuurwerk vanuit België en Duitsland?
Grenscontroles zullen zich conform de Schengengrenscode en het mandaat van de KMar primair richten op controle van personen die de grens passeren waarbij getoetst wordt of zij voldoen aan de toegangsvoorwaarden. De KMar plant controles niet in omwille van vuurwerkcontroles. Tegelijkertijd, als de KMar bij grenscontroles stuit op signalen die duiden op een strafbaar feit waar een andere handhavingsorganisatie mee belast is, bijvoorbeeld als het gaat om verboden invoer van goederen, kan de KMar doorpakken. Dit kan onder meer door de zaak over te dragen aan de desbetreffende organisatie.
Klopt het dat er bij de KMar zorgen bestaan over de aangekondigde grenscontroles vanwege het personele capaciteitsgebrek?
De binnengrenscontroles vinden plaats binnen de bestaande capaciteit.
Klopt het dat het extra geld dat wordt vrijgemaakt voor de KMar waarschijnlijk weinig soelaas zal bieden, aangezien het probleem vooral zit bij het vinden van voldoende mensen en niet zozeer bij een tekort aan financiële middelen?
De aanwending van extra financiële middelen die ter beschikking zijn gesteld door het kabinet, wordt momenteel uitgewerkt door de Ministeries van Defensie en AenM. Hierbij wordt ingezet op zowel extra personele KMar-capaciteit als inzet van technische en innovatieve middelen hetgeen kan bijdragen aan het bieden van soelaas. Er wordt hierbij rekening gehouden met het realisatie- en absorptievermogen van de KMar en de krapte op de arbeidsmarkt.
Klopt het dat er nog met geen enkele grensgemeente contact is geweest over de aangekondigde grenscontroles? Zo ja, hoe denkt u dan de uitvoerbaarheid van grenscontroles te waarborgen? En hoe kunt u voldoen aan uw belofte dat er geen onbedoelde gevolgen voor de economie zullen optreden als u de lokale input niet heeft meegenomen?
Nee, ik verwijs u hierbij naar mijn brief van 5 december jl. Zoals in de deze brief is aangegeven heeft de Minister van Asiel en Migratie de Tweede Kamer op 11 november jl. geïnformeerd over de herinvoering van binnengrenstoezicht. Graag verwijs ik u ook naar de antwoorden die ik heb gegeven op de vragen die door de leden Post en Sneller zijn gesteld ten aanzien van zorgen over de impact op de economie.2 Er zijn diverse contacten geweest met grensregio’s waaronder provincies en gemeenten, onder meer via een bestuurlijk overleg d.d. 3 december 2025. Daarnaast neemt het kabinet maatregelen om de impact van grenscontroles op de economie en de (grens)regio’s zo veel mogelijk te beperken en is het kabinet scherp op signalen vanuit de praktijk. Zoals aan uw Kamer eerder is medegedeeld, zullen de Nederlandse grenscontroles niet systematisch uitgevoerd worden. Bij de controles worden geen snelheidsbeperkende maatregelen genomen, tenzij strikt noodzakelijk. Ook heeft Nederland ervoor gekozen om geen doorlaatposten aan te wijzen wat inhoudt dat grensoverschrijdend verkeer gebruik kan blijven maken van de reguliere wegen van en naar onze buurlanden. Het kabinet verwacht daarom dat de huidige maatregelen voldoende zijn om de impact op de economie en grensregio tot een minimum te beperken.
De situatie van Oeigoeren in Thailand |
|
Eric van der Burg (VVD), Jan Paternotte (D66), Tom van der Lee (GL) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de inhoud van het artikel «He Made a Daring Escape From China. Then His Real Troubles Began»?1
Ja.
Bent u bekend met de berichten dat er meer dan 48 Oeigoeren al jarenlang, onder zorgwekkende omstandigheden, vastzitten in Thailand na hun vlucht voor de internatie, marteling en gedwongen sterilisatie van Oeigoeren in de Chinese provincie Xinjiang?
Ja.
Wat is uw beleid ten aanzien van de uitlevering van Oeigoerse vluchtelingen aan China door derde landen, gelet op de «blijvende aandacht voor de verslechterende situatie van Oeigoeren, ook buiten China», die u in de Nederland-China strategie zegt te hebben?
Nederland roept derde landen, inclusief Thailand, op om het principe van non-refoulement van Oeigoerse vluchtelingen te respecteren. Dit principe is juridisch verankerd in het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing en in het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning. Thailand en Nederland zijn beide partij bij beide verdragen. Ook dringt het kabinet bij landen die partij zijn bij het VN-vluchtelingenverdrag aan op naleving van dit verdrag, ook in het geval van Oeigoerse vluchtelingen. Thailand is echter geen partij bij dit laatste verdrag of bij het protocol van dit verdrag. Thailand kent bovendien geen vluchtelingen- of asielstatus in de nationale wetgeving.
Hoe beoordeelt u de huidige mensenrechtensituatie in Xinjiang, in het bijzonder voor Oeigoeren?
De negatieve trend in de mensenrechtensituatie in China blijft reden geven tot zorg. De druk op de rechten van minderheden neemt verder toe. De situatie van de Oeigoerse gemeenschap in China blijft zorgelijk. Nederland dringt bij de Chinese autoriteiten aan op de implementatie van de aanbevelingen van het rapport van de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten uit 20222, dat sprak van mogelijke internationale misdaden, in het bijzonder misdaden tegen de menselijkheid. Het beleid en het juridische kader dat hieraan ten grondslag ligt is nog altijd van kracht, bevestigde het kantoor van de VN Hoge Commissaris onlangs nog in augustus 20243.
Bent u bereid om in verband met deze dreigende uitzettingen de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen (UNHCR) te vragen zich actief in te zetten voor de zaak van Oeigoerse vluchtelingen in Thaise hechtenis? Zo ja, bent u bereid dit publiekelijk te doen? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassade in Bangkok staat in nauw contact met UNHCR in Thailand en kaart de situatie van de Oeigoeren die vastzitten regelmatig aan. Daarbij wordt geïnformeerd naar de situatie van de groep en naar welke stappen UNHCR zet om de situatie te verbeteren, bijvoorbeeld richting de Thaise overheid. De ambassade staat tevens in contact met gelijkgestemde ambassades in Bangkok, en waar mogelijk en opportuun wordt gezamenlijk opgetrokken. In deze contacten zijn de verschillende manieren om aandacht voor deze kwestie te vragen, al dan niet publiekelijk, onderwerp van gesprek. Vooralsnog is de afweging om UNHCR niet publiekelijk aan te spreken en in te blijven zetten op de regelmatige contacten met UNHCR hierover.
Bent u tevens bereid uw Thaise ambtgenoot aan te spreken op deze situatie en aan te dringen op het voorkomen van uitzettingen en hun vrijlating, in lijn met het Nederlandse beleid om de positie van Oeigoeren buiten China te beschermen?
In bilaterale contacten met de Thaise autoriteiten wordt regelmatig en op verschillende niveaus over mensenrechtenkwesties gesproken, waaronder het principe van non-refoulement. Nederland zal dit blijven doen, ook in EU- en gelijkgezindenverband.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Zie de antwoorden op vraag 1 tot en met 6.
Het bericht 'Israël saboteert stelselmatig Nederlandse ontwikkelingsprojecten voor Palestijnen' |
|
Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het volgende artikel «Israël saboteert stelselmatig Nederlandse ontwikkelingsprojecten voor Palestijnen»?1
Ja.
Klopt het dat er een Israëlische inval heeft plaatsgevonden in Wadi al-Seeq waarbij huizen zijn verwoest, inwoners zijn geslagen en aanwezige goederen zijn gesloopt en meegenomen? Klopt het dat de dorpelingen afhankelijk waren van zonnepanelen en generatoren voor een (groot) deel gefinancierd door Nederland en dat deze door de overvallers zijn meegenomen?
Het dorp Wadi al-Seeq op de bezette Westelijke Jordaanoever is al jaren het slachtoffer van onacceptabel geweld door kolonisten. Dit geweld leidde in de eerste dagen na 7 oktober 2023 ertoe dat de Palestijnse bewoners van Wadi al-Seeq hun dorp moesten ontvluchten. Het ophalen van hun achtergelaten eigendommen is hen op gewelddadige wijze belet. Onder deze eigendommen vallen onder meer de 25 energiesystemen, evenals zonnepanelen en bevestigingen, gefinancierd door Nederland. Naar aanleiding van dit incident heeft de Nederlandse ambassadeur in Tel Aviv een tweetal brieven gestuurd naar de Coordinator of Government Activities in the Territories (COGAT).
Deelt u de mening dat het totaal onacceptabel is dat Israëlische kolonisten op deze manier huishouden op de Westelijke Jordaanoever en dat zij daar niets te zoeken hebben? Deelt u tevens de mening dat het onacceptabel is dat het Israëlische leger Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsprojecten sloopt of anderszins in de weg zit? Zo ja, hoe zien we dit terug in beleid?
Het geweld van Israëlische kolonisten is onacceptabel. Het kabinet veroordeelt zowel bilateraal als in EU-verband met klem het optreden van gewelddadige kolonisten op de Westelijke Jordaanoever, en spreekt Israël aan op diens verantwoordelijkheden onder het bezettingsrecht om de Palestijnse burgerbevolking te beschermen en om de daders van het geweld tot verantwoording te roepen. Daarnaast pleit Nederland binnen Europees verband actief voor sancties tegen gewelddadige kolonisten in lijn met de moties van het lid Piri c.s. (21 501-02, nr. 2870, en 36 600 V, nr. 22). Op basis van de motie van Piri/Paternotte (21 501-02, nr. 2945) is het de inzet van het kabinet om verdere maatregelen te nemen tegen kolonistengeweld, in lijn met het ambitieniveau van gelijkgezinde landen. Op 19 april jl. heeft de Raad van de EU een eerste sanctiepakket aangenomen tegen vier personen en twee entiteiten, gevolgd door een tweede pakket op 15 juli jl. tegen vijf personen en drie entiteiten.
Vernieling van door Nederland gefinancierde projecten op de bezette Westelijke Jordaanoever is onacceptabel. Deze vernielingen worden opgebracht bij de Israëlische autoriteiten, op zowel diplomatiek als op politiek niveau in lijn met motie Knops (23 432, nr. 435).
Kunt u een overzicht geven van alle Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsprojecten op de westelijke Jordaanoever van de afgelopen 10 jaar?
Over de afgelopen tien jaar heeft Nederland ruim EUR 284 miljoen aan ontwikkelingshulpmiddelen uitgegeven in de Palestijnse Gebieden aan 193 verschillende ODA activiteiten. Deze budgetten zijn voor projecten op zowel de Westelijke Jordaanoever als de Gazastrook.
Nederland verstrekt geen bilaterale directe begrotingssteun aan de Palestijnse Autoriteit. Zowel de resultaten als de gesteunde organisaties zijn te vinden op www.nlontwikkelingshulp.nl.
Hoe vaak is het in de afgelopen 10 jaar voorgekomen dat ontwikkelingssamenwerkingsprojecten op de westelijke Jordaanoever, die betaald zijn met Nederlands geld, zijn verwoest, beschadigd of anderszins onbruikbaar zijn gemaakt door Israëlische kolonisten en/of het Israëlische leger? Klopt het dat dit sinds 2017 al meer dan 59 keer is gebeurd? Kunt u een overzicht geven van alle voorvallen van de afgelopen 10 jaar?
Het klopt dat er sinds 2017 tientallen incidenten zijn geweest. Niet alle schade wordt gemeld door projectorganisaties aan Nederland, bijvoorbeeld omdat deze redelijk eenvoudig kan worden hersteld. Ook kan het zijn dat door een succesvolle gang naar de rechter goederen worden teruggegeven. Dit was bijvoorbeeld het geval in Jub Jubbet ad-Dib, waar de 96 zonnepanelen werden geconfisqueerd op 28 juni 2017 later zijn geretourneerd door de Israëlische autoriteiten. Het is dus niet mogelijk om een overzicht van alle voorvallen van de afgelopen tien jaar te delen.
Wat is het totale financiële gevolg van de verwoestingen van door Nederland gefinancierde ontwikkelingssamenwerkingsprojecten op de westelijke Jordaanoever door het Israëlische leger/ Israëlische kolonisten?
Het is niet mogelijk om de totale financiële gevolgen in kaart te brengen. Het gaat om veel verschillende schadegevallen, vaak met meer donoren met elk hun eigen financiële bijdrage. In sommige gevallen is het wel duidelijk. Zo bedroeg de schade van de eerder genoemde geconfisqueerde energiesystemen die ontvreemd zijn bij Wadi al-Seeq ruim EUR 130.000.
Welke humanitaire gevolgen hebben deze verwoestingen gehad voor de lokale bevolking van de Westelijke Jordaanoever?
Deze verwoestingen hebben directe gevolgen voor de lokale bevolking. Veel van de projecten waarin schade geleden wordt, hebben betrekking op het leveren van basisvoorzieningen aan kwetsbare Palestijnse gemeenschappen in Area C van de bezette Westelijke Jordaanoever. Voor deze gemeenschappen zijn zonnepanelen of watertanks essentieel om te kunnen overleven.
Klopt het dat Israël in veel gevallen niet ter verantwoording wordt geroepen en dat er geen compensatie plaatsvindt? Zo ja, waarom kiest u ervoor Israël niet aan te spreken en is het eerlijk dat de Nederlandse belastingbetaler opdraait voor de door de Israëlische staat aangerichte schade?
Wanneer er vernielingen plaatsvinden, en deze onder onze aandacht komen, brengt Nederland deze op bij de Israëlische autoriteiten en spant zich daarbij in om de schade vergoed te krijgen in lijn met de motie Knops (23 432, nr. 435). Dit gebeurt niet alleen op (hoog)politiek niveau maar ook via de Nederlandse ambassade in Tel Aviv, en in samenwerking met andere donoren via het West Bank Protection Consortium (WBPC). Daarnaast heeft Nederland recentelijk ernstige zorgen geuit over het kolonistengeweld en vernielingen die plaatsvinden op de bezette Westelijke Jordaanoever in de vierde commissie van de Verenigde Naties. Tot op heden heeft Israël geen compensatie betaald aan Nederland voor de veroorzaakte schade.
Niet in alle gevallen van vernielingen wordt om compensatie gevraagd. Het kan voorkomen dat een uitvoerende organisatie een klacht indient of een rechtszaak aanspant. Gedurende deze periode wordt niet om schadevergoeding gevraagd, omdat het mogelijk is dat de schade alsnog wordt hersteld. De wensen van de uitvoerende organisatie, evenals die van de getroffen gemeenschappen, spelen hierbij ook een rol. Daarnaast kan de schade zo gering zijn dat er een afweging wordt gemaakt om geen formeel schadevergoedingsverzoek aan de Israëlische overheid te doen.
Welk contact is er met Israël geweest en op welk niveau in de afgelopen 10 jaar naar aanleiding van deze verwoestingen?
Zie antwoord vraag 8.
Is er contact geweest met andere donorlanden met vergelijkbare ervaringen op de Westelijke Jordaanoever? Zo ja, wat is er overlegd met welke donoren? Op welke manier vindt hier Europese afstemming over plaats?
De Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah heeft regelmatig contact met andere donorlanden met vergelijkbare ervaringen. Zo is Nederland in januari 2024 lid geworden van het West Bank Protection Consortium (WBPC), een samenwerkingsverband van 13 donoren en 5 internationale NGO’s dat is opgericht om gedwongen verplaatsing van Palestijnen in de bezette Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, te voorkomen. Ook het WBPC heeft te maken met vernielingen van door donoren gefinancierde goederen waarvoor gezamenlijk om compensatie wordt gevraagd bij de Israëlische autoriteiten.
Op welke manier is er tot op heden opvolging gegeven en op welke manier gaat u opvolging blijven geven aan de aangenomen Motie Knops c.s. 2over schadevergoeding door Israël voor sloop van Nederlandse en Europese projecten?
Nederland heeft in verschillende gevallen opvolging gegeven aan motie Knops (23 432, nr. 435) door schadevergoeding van Israël te eisen in het geval van schade aan door Nederland gefinancierde projecten. Zo heeft de Nederlandse ambassade in Tel Aviv regelmatig contact opgenomen met COGAT en heeft het ministerie in verschillende gevallen de Israëlische ambassade in Den Haag gecontacteerd. Daarnaast zijn er verscheidene gevallen waarin organisaties zelf contact opnemen met de Israëlische autoriteiten.
Welke actie bent u nog van plan te nemen tegen Israël naar aanleiding van de nieuwe verwoestingen van door Nederland betaalde ontwikkelingssamenwerkingsprojecten?
Nederland blijft in lijn handelen met motie Knops (23 432, nr. 435). Nederland zal dan ook, onder andere in WBPC-verband, de schade blijven melden bij de Israëlische autoriteiten en zal blijven aandringen op schadevergoeding. Daarnaast blijft Nederland zich, zoals gesteld in het antwoord op vraag 3, inzetten voor sancties tegen gewelddadige kolonisten die onder andere deze vernielingen aanrichten.
Wanneer Israël geen gehoor geeft aan een Nederlands verzoek tot schadevergoeding, welke escalatie mogelijkheden heeft u? En welke bent u van plan in te zetten?
Israël heeft tot op heden geen gehoor geven aan de Nederlandse verzoeken tot schadevergoeding. Het kabinet zal zich blijven inspannen voor het verkrijgen van schadevergoedingen en zal vernielingsincidenten, wanneer deze onder onze aandacht komen, opbrengen bij Israël.
Het bericht 'Tankervloot die Iran miljarden opleverde via Suriname beheerd' |
|
Eric van der Burg (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Ben u bekend met het artikel «Tankervloot die Iran miljarden opleverde via Suriname beheerd»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het bericht dat een in Nederland gevestigd advocatenkantoor de Iraanse olie-industrie jarenlang heeft geholpen bij het ontwijken van Amerikaanse sancties?
Het lijkt te gaan om een mogelijke overtreding van Amerikaanse sancties. Het is niet aan Nederland om Amerikaanse wetten en/of sanctiemaatregelen te handhaven. Indien de Verenigde Staten (VS) Nederland verzoekt om hulp, worden dergelijke verzoeken individueel beoordeeld.
In hoeverre werden ook Nederlandse en/of Europese sancties overtreden? Waarom wel, waarom niet?
Het kabinet gaat niet in op individuele gevallen. Bij signalen van mogelijke overtreding van sancties wordt altijd onderzoek gedaan en hier wordt waar nodig verdere (strafrechtelijke) opvolging aan gegeven.
De EU heeft diverse sanctieregimes ten aanzien van Iran. Deze sancties zien op de nucleaire activiteiten van Iran, de Iraanse militaire steun aan Rusland, de ondermijnende activiteiten van Iran in het Midden-Oosten en mensenrechtenschendingen. Vele entiteiten waaronder de Iraanse Revolutionaire Garde, staan in dit kader op de sanctielijst. Het is voor Europese personen en bedrijven verboden om zaken te doen met partijen die door de EU gesanctioneerd zijn.
In zijn algemeenheid gold er in het verleden een verbod op de invoer, aanschaf of vervoer van Iraanse ruwe olie of petroleumproducten. De toepassing van dit verbod is sinds 2015 geschorst, als resultaat van de onderhandelingen over het Joint Comprehensive Plan of Action (het Iraanse nucleaire akkoord). Het (in)direct ter beschikking stellen van economische middelen aan gesanctioneerde personen of entiteiten blijft verboden. De VS is in 2018 uit dit nucleaire akkoord gestapt en heeft eigenstandig nieuwe sancties opgelegd aan Iran. Deze sancties gelden niet voor de EU. In sommige gevallen is het daarnaast via de antiboycotverordening (BlockingStatute) voor EU bedrijven verboden om Amerikaanse sancties op Iran op te volgen.
Hoe werken Nederland en de Europese Unie (EU) de spookvloot van Iran tegen? Welke concrete maatregelen worden al genomen?
Conform aangegeven in de beantwoording van Kamervragen van de leden Boswijk en Paternotte over het bericht dat «stokoude, slecht verzekerde tankers met Russische olie meermaals per dag langs de Nederlandse kust varen» is in IMO-verband een resolutie aangenomen waarin vlaggenstaten en andere maritieme stakeholders worden opgeroepen om maatregelen te nemen om risico’s omtrent de «schaduwvloot» te voorkomen.2 Dat betreft niet alleen de Russische schaduwvloot, maar alle schepen die zich bezighouden met illegale activiteiten om sancties te omzeilen, veiligheids- of milieuregelgeving of verzekeringskosten te ontduiken. Daartoe pleit Nederland er in EU-verband en IMO-verbanden binnen de overleggremia van Port State Controle regimes voor om extra informatie over risicovolle olietankers te delen en zodoende de inspectielast voor deze schepen mondiaal op te voeren.
Welke extra maatregelen kan Nederland nemen om de praktijken van «International Law Firm Taheri» tegen te gaan?
In het kader van de onderhandelingsstrategie kan het kabinet niet ingaan op te nemen sanctiemaatregelen. Nederland handhaaft de EU-sancties tegen Iran. Ook kan op verzoek van de VS samengewerkt worden. Nederland kan echter niet eigenstandig Amerikaanse sancties handhaven.
Zijn er signalen of voorbeelden van vergelijkbare activiteiten door advocatenkantoren in Nederland?
Op dit moment zijn er geen signalen of voorbeelden van vergelijkbare activiteiten in Nederland bekend. Wanneer het kabinet signalen ontvangt van sanctieovertredingen wordt hier altijd onderzoek naar gedaan en waar nodig handhavend opgetreden. Het kabinet doet geen uitspraken over individuele gevallen.
Hoe kan dergelijke sanctie-ontwijking beter voorkomen worden? Kunnen wijzigingen in sanctiewetgeving dit soort praktijken helpen voorkomen?
Voor het kabinet zijn aanname van een nieuwe nationale sanctiewet en het tegengaan van sanctieomzeiling in zijn algemeenheid van groot belang. De Sanctiewet 1977 is de schakel tussen internationale sanctiemaatregelen en nationale uitvoering. Omdat de omvang en complexiteit van internationale sanctiemaatregelen sterk zijn toegenomen, moderniseert het kabinet het sanctiestelsel en werkt zij aan een Wet internationale sanctiemaatregelen. Net zoals de Sanctiewet 1977 zal deze wet uitvoering geven aan internationale sanctiemaatregelen. De Nederlandse sanctiewetgeving geeft dus geen uitvoering aan sancties van derde landen. Wijzigingen in sanctiewetgeving staan hier dan ook los van.
Op welke manier zal u de Surinaamse regering hierop aanspreken?
Het lijkt te gaan om een mogelijke overtreding van Amerikaanse sancties. Het is niet aan Nederland om Amerikaanse wetten en/of sanctiemaatregelen te handhaven. Volgens een artikel in Surinaamse media zouden de VS en Suriname met elkaar in algemene zin hebben gesproken over de Amerikaanse inzet ten aanzien van Iran, inclusief de sancties tegen drie in Suriname geregistreerde entiteiten.3
Zal dit kabinet volledige medewerking aan de Verenigde Staten (VS) leveren om sanctieontwijking door Iran tegen te gaan als de VS zware aanscherpingen wil doorvoeren?
Nederland werkt nauw samen met de VS ten aanzien van sanctie-ontwikkeling en sanctiehandhaving en zal dit blijven doen.
De ontkoppeling van ontwikkelingshulp |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Eelco Heinen (minister financiën) (VVD), Reinette Klever (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PVV) |
|
|
|
|
Kunt u uw uitspraak bevestigen dat er over het besluit om de ontwikkelingshulp niet langer te laten meestijgen met de economische groei uitgebreid gesproken is en dat daar alle partijen bij betrokken zijn geweest?1
Het kabinet heeft ervoor gekozen om in de begroting het ODA-budget niet te actualiseren voor de nieuwe BNI-raming in de Macro-Economische Verkenning (MEV) van het CPB, in het licht van de totale Rijksbrede problematiek. Daarom is het ODA-budget niet bijgesteld met EUR 319 miljoen in 2025. Binnen de meerjarenperiode gaat het om een bijstelling van cumulatief zo’n EUR 2 miljard. Uw Kamer is geïnformeerd over dit besluit met de Miljoenennota, de Ontwerpbegroting van BHO en de HGIS-nota. Deze stukken zijn behandeld en goedgekeurd in de ministerraad. Op 29 oktober is de Kamer aanvullend geïnformeerd over de BNI-koppeling middels een Kamerbrief (BZ2407724).
Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen is gedebatteerd over het kabinetsbesluit.
In het voorjaar 2025 maakt het kabinet opnieuw de balans op. Op de uitkomst daarvan kan nu niet worden vooruitgelopen. Dat hebben de Minister-President en de Minister van Financiën ook gezegd tijdens de Algemene politieke Beschouwingen en de Algemene Financiële Beschouwingen.
Kunt u aangeven op welke momenten precies met coalitiepartijen gesproken is over het besluit om de ontwikkelingshulp niet langer te laten meestijgen met de economische groei?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u zich herinneren dat tijdens de Algemene Financiële beschouwingen door de toenmalige financieel woordvoerder van NSC – dhr. Tjebbe van Oostenbruggen – letterlijk gezegd is over het loslaten van de bni-indexatiekoppeling met de ontwikkelingshulpbudgetten: «En voor de helderheid: het is ook niet aan bod gekomen in de augustusbesluitvorming en het is ook niet daarbuiten besproken met onze fractie.»2
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven hoe deze uitspraak zich verhoudt tot uw stelling dat het besluit wel uitgebreid besproken is met alle partijen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor aanvang van het vervolg van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp van woensdag 20 november 2024?
Zie antwoord vraag 1.
NAVO-verplichtingen |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennis genomen van het feit dat uw collega, Minister Agema, tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in de Tweede Kamer op donderdag 24 oktober 2024, een aantal keer verwees naar «NAVO-verplichtingen» waaraan ze gebonden is met betrekking tot «pandemische paraatheid»?
Ja.
Bent u bekend met het zogenaamde «One Health» concept, een concept dat expliciet een verband legt tussen «klimaatverandering» en «volksgezondheid»?1
Ja.
Bent u, verantwoordelijk immers voor het klimaatbeleid, wellicht, net zoals uw collega, Minister Agema, ook (via de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid) gebriefd door de NAVO? Zo ja, wanneer vond die briefing plaats, wie verzorgde de briefing en wat was de inhoud van deze briefing?
Nee.
Bent u (ook) gebonden aan NAVO-verplichtingen? Zo ja, kunt u deze verplichtingen naar de Kamer sturen?
Klimaatverandering heeft grote impact op mondiale veiligheid, zo ook van alle bondgenoten. In het NAVO klimaatverandering- en veiligheidsactieplan uit 2021 wordt uiteengezet waarom klimaatverandering van belang is voor het bondgenootschap en hoe het bondgenootschap met dit onderwerp omgaat. De doelen van het plan zijn als volgt: 1) het vergroten van kennis over klimaatveiligheid onder bondgenoten; 2) adaptatie door het integreren van klimaatveiligheid in de bestaande NAVO-processen, instrumenten en middelen; 3) bijdragen aan het mitigeren van klimaatverandering wereldwijd; 4) versterkte outreachover klimaatveiligheid richting externe partijen. Binnen het bondgenootschap wordt dan ook kennis uitgewisseld ten behoeve van het versterken van de weerbaarheid tegen klimaatverandering. Waar er richtlijnen zijn voor de bondgenoten voor het tegengaan van klimaatverandering, zijn deze niet verplicht.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Militairen die op missie niet worden doorbetaald in het weekend en over reservisten zonder verlof. |
|
Hanneke van der Werf (D66) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
|
|
|
Klopt het dat militairen op uitzending alleen een uitzendtoelage ontvangen voor de weekenddagen (die bedoeld is ter compensatie van het niet thuis zijn, overwerken en onregelmatige werktijden) en dat zij daarnaast geen salaris of urencompensatie ontvangen voor deze dagen? Zo ja, waarom is hiervoor gekozen?
De militair ontvangt zijn salaris over 30 dagen per maand. Gedurende uitzendingen ontvangen militairen daarnaast dagelijks de uitzendtoelage, dus ook op de weekenddagen. Dit is een dagvergoeding van 157,– plus een netto onkostenvergoeding van 38,14.
Hier is voor gekozen omdat voor militairen die op uitzending zijn, de Regeling voorzieningen bij vredes- en humanitaire operaties (VVHO) daarnaast nog andere financiële en niet financiële voorzieningen biedt.
Klopt het dat militairen die op oefening zijn, in tegenstelling tot bij een uitzending, naast een oefentoelage ook urencompensatie ontvangen voor weekenddagen? Zo ja, kunt u uitleggen waarom er een verschil is in de behandeling van weekendwerk tijdens oefeningen en uitzendingen? Vindt u dit verschil gerechtvaardigd en eerlijk?
Het klopt dat de militair die op oefening is, naast een oefentoelage voor elke weekenddag een compensatie van 8 uur ontvangt. De verschillende regelingen, bieden elk een ander totaalpakket aan compensatie en voorzieningen voor de militair, passend bij de activiteit, ofwel oefening, ofwel echte inzet. Ik vind de verschillen gerechtvaardigd en uitlegbaar. Zij berusten op eerder met de vakbonden gemaakte keuzes.
Bent u bereid om in overleg te treden met defensiepersoneel en de vakbonden om te komen tot een eerlijkere vergoeding voor weekendwerk tijdens uitzendingen, die meer in lijn ligt met de regeling voor oefeningen?
Het arbeidsvoorwaardelijk overleg vindt plaats tussen Defensie en vakbonden, niet direct met het Defensiepersoneel.
Daarbij maken Defensie en bonden binnen de voorhanden arbeidsvoorwaardelijke ruimte keuzes. Ik stel hierin de belangen van het Defensiepersoneel zo veel als mogelijk voorop. In het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2024 hebben Defensie en bonden de afspraak gemaakt om te komen tot een nieuwe regeling militaire inzet. De nieuwe regeling beoogt beter aan te sluiten bij de operationele omstandigheden van vandaag, en brengt een duidelijker onderscheid aan tussen inzet en functionele werkzaamheden in het kader van varen of oefenen. Ook zijn er voor inzet hogere dagbedragen afgesproken.
Defensie en de vakbonden werken deze regeling momenteel uit. Dit overleg is vertrouwelijk.
Hoe gaat u uitvoering geven aan de uitspraak van het Europees Hof juncto de rechtbank in Den Haag met betrekking tot de status van reservisten, overwegende dat het Europees Hof in 2003 heeft uitgesproken dat alle vormen van arbeid, inclusief deeltijd- en flexibele arbeid, recht hebben op betaald verlof, en overwegende dat dit recht momenteel niet geldt voor reservisten, en dat de rechtbank in Den Haag vorig jaar een reservist in het gelijk heeft gesteld?1
Defensie heeft met de vakbonden nieuwe afspraken gemaakt. Ook reservisten die korter dan 85 aaneengesloten dagen opkomen, maken nu vanaf 1 januari 2024 aanspraak op verlof voor elk gewerkt uur. Daarnaast hebben sociale partners een afspraak gemaakt omtrent compensatie van de verlofuren. Dit geldt ook voor reservisten die in de periode 2018–2023 Defensie hebben verlaten.
Op basis van welke overwegingen is ervoor gekozen om de compensatie voor reservisten alleen voor de afgelopen vijf jaar uit te betalen, in plaats van vanaf de datum van de uitspraak van het Europees Hof in 2003?
Defensie heeft met vakbonden de afspraak gemaakt om het niet genoten verlof over de vijf jaar voor de datum uitspraak Rechtbank te compenseren. Om in hele jaren te werken gaat de terugwerkende kracht terug tot 1-1-’18. Deze afspraak volgt de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep waarbij de verjaring van een financiële aanspraak op grond van dienstbetrekking niet verder terug gaat dan vijf jaar.
Hoe is de regeling voor verlof (en eventuele compensatie) en pensioensopbouw voor reservisten in andere Europese landen geregeld? Kunt u voorbeelden geven van landen die hierin een voorbeeldrol vervullen, overwegende dat Nederland de algehele weerbaarheid wil verhogen en het aantal reservisten uit wil breiden van 8.000 tot 20.000 in de komende jaren?2
Over hoe de regeling voor verlof en pensioenopbouw voor reservisten in andere Europese landen is geregeld kunnen we nog niks zeggen, daar wordt onderzoek naar gedaan.
We hebben reservisten hard nodig. Ik zie ze dan ook gezien als volwaardig deel van de organisatie. Daarbij streef ernaar dat de rechtspositie van de reservist synchroon loopt met de rol die de reservist heeft binnen de Krijgsmacht.
De Scandinavische landen, en dan met name Noorwegen en Zweden, zijn mogelijk een voorbeeld voor Nederland. Deze landen hebben een reservistenbeleid met een solide maatschappelijke verankering.
De voortgang van het implementatieplan voor het EU Migratiepact |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Deelt u de mening dat het EU-migratiepact een belangrijke manier is om meer grip te krijgen op migratie?
Ja. In het regeerprogramma is opgenomen dat de implementatie van het Europees Asiel- en Migratiepact essentieel is voor het beperken van de instroom in Nederland. De implementatie moet in de zomer van 2026 gereed zijn. Dit Pact bevat cruciale elementen gericht op beperking van en grip op asielmigratie. Voorbeelden hiervan zijn verplichte screening aan de EU-buitengrenzen van derdelanders die niet voldoen aan de toegangsvoorwaarden en een verplichte afwikkeling van asielverzoeken in de asielgrensprocedure van derdelanders die afkomstig zijn uit landen die weinig perspectief bieden op een asielvergunning.
Klopt het dat u de eerste deadline (oktober) voor het aanleveren van het concept implementatieplan bij de Europese Commissie al heeft gemist? En klopt het dat het definitieve plan al op 13 december wordt verwacht? Wat is de reden dat Nederland de eerste deadline heeft gemist?
In de Verordening betreffende asiel- en migratiebeheer (AMMR) is neergelegd dat ten laatste 12 december 2024 de lidstaten hun nationale implementatieplan bij de Commissie aanleveren. De Commissie heeft gevraagd of lidstaten al eerder een tussentijds concept bij haar konden aanleveren. Daar was geen bindende deadline voor. Ik heb van dat aanbod gebruik gemaakt.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het plan? Hoe lang duurt het nog voordat het concept klaar is en voordat het definitieve plan klaar is?
Het definitieve plan is op 6 december jl. aan de Commissie gestuurd. Een afschrift van het definitieve plan is, conform mijn toezegging in het Commissiedebat van 9 oktober 2024 over de JBZ-Raad, op 6 december aan uw Kamer gestuurd. In het nationale implementatieplan wordt naast de juridische impact, ook de financiële impact en de impact op de uitvoerende diensten van de wetgeving van het Europese asiel- en migratiepact in kaart gebracht, voor zover dat op dit moment mogelijk is.
Kunt u een concrete deadline geven waarop het implementatieplan (zoals u heeft toegezegd in het tweeminutendebat van 9 oktober 2024 over de JBZ-Raad) naar de Tweede Kamer komt? Wilt u erop toezien dat de Kamer dit met u kan bespreken voor de definitieve versie naar de Europese Commissie wordt verzonden? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds gezegd in antwoord op vraag 3, is het definitieve implementatieplan op 6 december jl. bij de Commissie ingediend. Van dat plan is op diezelfde datum een afschrift aan uw Kamer gestuurd. Conform mijn toezegging uit het Commissiedebat van 9 oktober, heb ik dit afschrift begeleid met een brief over de kernonderdelen van het Europese asiel- en migratiepact en de inrichting in de Nederlandse asielprocedure. Het implementatieplan is een feitelijk overzicht van alle activiteiten, verantwoordelijkheden en data die relevant zijn voor een goede en tijdige implementatie. De verzending van het plan aan de Commissie laat onverlet dat er voor uw Kamer nog alle ruimte is te spreken over de nationale keuzes binnen de implementatie. Ik ga daarover graag met uw Kamer in gesprek. Op dit moment wordt gewerkt aan een wetsvoorstel ter implementatie van de negental verordeningen en de richtlijn die het Pact vormen. Consultatie van dit wetsvoorstel is voorzien voor december 2024. Indiening van dit wetsvoorstel bij de Tweede Kamer na advisering door de Raad van State is voorzien in de eerste helft van 2025. Bij de behandeling van dat wetsvoorstel door uw Kamer is er voor uw Kamer gelegenheid om de nationale (juridische) invoering te bespreken.
Kunt u aangeven of er (ambtelijk of bestuurlijk) is gesproken over het realisme van Nederlandse implementatieplan in het licht van de aanstaande, drastische bezuinigingen op de Nederlandse asielketen? Zo ja, welke vragen of zorgen bestonden er bij de Europese Commissie?
Met de Commissie zijn in aanloop naar het opstellen van het nationaal implementatieplan verschillende gesprekken gevoerd. In die gesprekken is de begroting niet aan de orde gekomen.
Kunt u aangeven hoe u in het plan concreet gaat onderbouwen dat Nederland kan voldoen aan de eisen die gesteld worden in het pact, gezien de ingeplande, drastische bezuinigingen?
Zoals onder vraag 1 is aangegeven, is in het regeerprogramma opgenomen dat de implementatie van het Europees asiel- en migratiepact essentieel is voor het beperken van de instroom in Nederland. De implementatie en uitvoering hiervan vergt inzet van personeel en materiaal. Daarom wordt via het nationale implementatieplan aan de Europese Commissie inzicht gegeven in de benodigde middelen voor de implementatie, voor zover bekend Voldoende financiële middelen zijn randvoorwaardelijk voor het juist en tijdig implementeren van het pact. Bij de voorjaarsnota zal worden bezien hoe de implementatiekosten gefinancierd worden.
Kunt u een update geven over de voortgang van de Nederlandse implementatie van de Entry/Exit System richtlijn?
In het verslag van de JBZ-raad van 10 en 11 oktober jl. is de Kamer geïnformeerd dat met betrekking tot de implementatie van het Entry and Exit System (EES) een aantal lidstaten, waaronder Nederland, heeft aangegeven dat gereed melden momenteel niet aan de orde is. De reden hiervoor is onder andere dat het centrale systeem van eu-LISA waarop het EES draait nog niet stabiel genoeg werkt. Dat heeft consequenties voor de nationale implementatie. De Europese Commissie heeft de complexiteit van de implementatie van EES erkent en heeft afgezien van de inwerkingtreding van het EES voor alle lidstaten tegelijkertijd op de aanvankelijk beoogde datum van 10 november 2024.
De Commissie onderzoekt op dit moment in overleg met de lidstaten en eu-LISA, het Europese IT-agentschap, of een gefaseerde start van het EES mogelijk is en zo ja, hoe deze vorm moet krijgen, met als einddoel de volledige implementatie van het EES. Lidstaten hebben in de JBZ-Raad van oktober steun uitgesproken voor deze aanpak. Nederland kan zich vinden in een gefaseerde implementatie. Nederland voert samen met enkele andere EU-lidstaten gesprekken met de Commissie, onder meer over onder welke voorwaarden die gefaseerde start moet worden vormgegeven.
De huidige EES Verordening (EU) 2017/2226 biedt geen juridische basis voor een flexibele start vanwege de verwerking van persoonsgegevens. De Commissie overweegt daarom een nieuwe Verordening op te stellen die een flexibele start mogelijk maakt en de huidige EES verordening aanvult. De nieuwe Verordening moet uiteindelijk worden aangenomen door de JBZ-Raad. Uw Kamer zal zoals gebruikelijk nader worden geïnformeerd met een BNC-fiche zodra het nieuwe voorstel is gepubliceerd.
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden, in elk geval vóór het commissiedebat op 11 december 2024 over de JBZ-Raad?
Ja
Een mogelijke wapenleverantie aan Israël door een schip onder Nederlandse vlag |
|
Sarah Dobbe |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PVV), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
Klopt het dat het schip «de Nordic» onder Nederlandse vlag vaart?1
Ja.
Kunt u reageren op het bericht dat de directeur van de National Port Authority of Namibia, de heer Andrew Kanime, heeft gesteld dat de Nordic militaire goederen van India naar Israël heeft verscheept en daarbij door Namibische wateren is gekomen? Zo nee, waarom niet?2
Wij hebben kennisgenomen van het nieuwsartikel van The Namibian van 28 augustus 2024 dat aangeeft dat het onder Nederlandse vlag varende vrachtschip «de Nordic» door de Namibische territoriale zee is gekomen. Het schip heeft hierbij niet in een Namibische haven aangemeerd. Nederland voert geen specifiek beleid ten aanzien van het vervoer van wapens door Nederlandse transportbedrijven en/of schepen varend onder Nederlandse vlag naar of in het buitenland, dus ook niet naar Israël, behalve indien dat valt onder een sanctiemaatregel. De verantwoordelijkheid die Nederland heeft als vlaggenstaat ten aanzien van schepen onder diens vlag betreft het uitoefenen van rechtsmacht en toezicht in administratieve, technische, en sociale aangelegenheden aan boord van schepen die de Nederlandse vlag voeren en/of in andere situaties waarin sprake is van overtreding van regelgeving of verboden, zoals sanctieverboden. Van dat laatste is geen sprake en het ministerie heeft daardoor ook geen verdere informatie over de specifieke inhoud van de lading van het schip.
Kunt u uitsluiten dat de Nordic militaire goederen naar Israël heeft verscheept onder Nederlandse vlag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Indien wapens zijn geleverd, wat voor type wapens betrof dit en waar kwamen deze vandaan?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven welk beleid Nederland hanteert met betrekking tot Nederlandse transportbedrijven en schepen varend onder Nederlandse vlag die wapens leveren aan Israël, aangezien in Gaza talloze oorlogsmisdaden en mensenrechten worden gepleegd en al meer dan 40.000 Palestijnen zijn gedood, waaronder veel burgers?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of bijgevoegd bericht van Stop Wapenhandel klopt?3 Zo ja, wat is uw reactie?
Het artikel gaat in op doorvoer van militaire goederen naar Israël via Nederland en België. Het kabinet kan inhoudelijk enkel ingaan op de Nederlandse situatie.
Doorvoer van militaire goederen naar Israël via de haven van Rotterdam is zeer beperkt. Zoals het artikel van Stop Wapenhandel benoemt, dateert de laatste melding voor doorvoer zonder overlading die door het bedrijfsleven is gedaan bij de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer van de Douane van 4 oktober 2023. Bij doorvoer zonder overlading vervolgen de goederen na aankomst in Nederland hun reis met hetzelfde transportmiddel. Dit soort doorvoer is niet vergunningplichtig op het moment dat het transport afkomstig is uit, of als eindbestemming heeft, een EU- of NAVO-land of een daaraan gelijk gesteld land (Australië, Japan, Nieuw-Zeeland of Zwitserland). Wel is voor dergelijke transacties een melding verplicht.
Doorvoer van militaire goederen naar Israël mét overlading in Nederland is altijd vergunningplichtig. Dergelijke transacties worden net als uitvoertransacties zorgvuldig getoetst aan de Europese wapenexportcriteria. Dit type doorvoer naar Israël komt net als bij doorvoer zonder overlading weinig voor. De meest recent verstrekte doorvoervergunning dateert van juni 2021. Het ging toen om de doorvoer van delen voor raketwerpers met het oog op verwerving van nieuw materiaal door Israël. Deze vergunning is uiteindelijk niet gebruikt.
Bent u het ermee eens dat de Europese Unie (EU) voortrekker moet zijn om de veiligheid van Oekraïne te garanderen?
Nederland en de Europese Unie zullen er, samen met de NAVO, G7 en andere internationale partners alles moeten blijven doen om Oekraïne te steunen tegen de Russische agressie. Daar heeft de EU, samen met deze partners, een grote rol in.
De EU is een van de voortrekkers op steun voor Oekraïne en heeft zich in een veiligheidsarrangement met Oekraïne vastgelegd om het land in elk geval de komende tien jaar te blijven steunen.
Bent u bekend met de uitspraak van Donald Trump dat president Zelensky zelf mede-aanstichter is van de oorlog met Rusland en heeft gesuggereerd dat Oekraïne misschien een deel van het land moet opgeven om een deal te maken?
Het kabinet is bekend met mediaberichtgeving van deze strekking. Het is van belang om geen overhaaste conclusies te trekken over wijzigingen in VS beleid ten aanzien van Oekraïne. De betrekkingen tussen Nederland en de VS zijn hecht, en we zijn doorlopend met VS in gesprek over onze gedeelde belangen en de grote uitdagingen waar zowel de VS als de EU voor staan. Oekraïne is daarin een prioriteit. Deze gesprekken zullen we blijven voeren. VS leverde tot op heden veruit de meeste militaire steun. Militaire steun aan Oekraïne blijft onverminderd cruciaal.
Deelt u de mening dat de verkiezingsuitslag kan hebben gezorgd voor onrust onder de Oekraïense bevolking en aan het Oekraïense front?
De Oekraïense bevolking leeft al ruim 2,5 jaar in permanente angst en onrust ten gevolge van de nietsontziende Russische agressieoorlog. De verkiezingsuitslag wordt wereldwijd gevolgd, ook in Oekraïne. Er kan niet vooruitgelopen worden op het beleid van de VS ten aanzien van Oekraïne.
Bent u van mening dat aan Rusland duidelijk gemaakt moet worden dat de Europese steun onveranderd blijft en indien nodig alleen maar zal toenemen?
Het kabinet is van mening dat onverminderde Europese steun aan Oekraïne van groot belang is. De Europese Regeringsleiders hebben tijdens de Europese Raad van 17-18 oktober jl. de inzet van de EU herbevestigd om politieke, financiële, economische, humanitaire, militaire en diplomatieke steun aan Oekraïne te blijven verlenen zo lang als dat nodig is.
Bent u bereid tijdens de informele Europese Raad van 8 november 2024 aan te dringen op extra veiligheidsgaranties (inclusief financiële steun) voor Oekraïne vanuit de EU?
De Europese Unie heeft niet het mandaat om veiligheidsgaranties af te geven. Collectieve verdediging binnen de EU, artikel 42 lid 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) geldt alleen voor lidstaten. De EU heeft zich in een veiligheidsarrangement met Oekraïne vastgelegd om het land in elk geval de komende tien jaar te blijven steunen. NL zet zich in om voortgezette EU-steun aan Oekraïne te blijven verzekeren.
Kunt u deze vragen voor het begin van de informele Europese Raad van 8 november a.s. beantwoorden?
Ja.
Het ‘EU Internet Forum’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid) |
|
|
|
|
Staat de regering via het «EU Internet Forum» in contact met socialemediabedrijven?
Het EUIF fungeert als samenwerkingsplatform voor EU-lidstaten, de brede internetindustrie – waaronder sociale mediabedrijven –, NGO’s en andere partners om de uitdagingen van kwaadwillende en illegale online-content te bespreken en aan te pakken. Het EUIF doet dit door middel van het verzamelen en delen van best practices en kennis van deelnemers over alle vormen van kwaadwillende en illegale online-content, en het organiseren van expertsessies op sub-onderwerpen. Nederlandse ambtenaren nemen geregeld deel aan deze bijeenkomsten. Jaarlijks organiseert de Commissie ook een ministeriële vergadering.
Wat voor soort vragen/verzoeken verstuurt de Nederlandse regering (eventueel) naar socialemediabedrijven via het «EU Internet Forum»? Kunt u een paar voorbeelden van dit soort vragen/verzoeken geven?
De regering stuurt geen vragen/verzoeken naar socialemediabedrijven via het EUIF, dat is niet de opzet van het forum. De organisatie van het EUIF (waarvoor de Europese Commissie verantwoordelijk is) dient als vragende/verzoekende partij richting alle deelnemers, waaronder de regering en socialemediabedrijven. Een aantal voorbeelden hiervan zijn vragenlijsten over beleid ter bestrijding van online terrorismecontent of kindermisbruikmateriaal, of online terminologie voor narcotica. Het delen van informatie is op vrijwillige basis voor de deelnemers. Het EUIF verzamelt en deelt dit via o.a. workshops, informatiepakketten en meldpunten. Vragen ter verduidelijking of ter opvolging worden afgehandeld door het EUIF.
Kan de Kamer over het afgelopen jaar de correspondentie ontvangen tussen de Nederlandse regering en socialemediabedrijven die is verlopen via het «EU Internet Forum»?
Zoals vermeld vindt er geen correspondentie plaats tussen de Nederlandse regering en socialemediabedrijven via het EUIF. Er wordt alleen kennis en informatie gedeeld die het EUIF vrijblijvend beschikbaar stelt.
Kan de Kamer de lijst met «Violent Right-Wing Extremism (VRWE)»-groepen ontvangen die het «EU Internet Forum» heeft opgesteld?
Het betreft een beveiligde website waarvan het eigenaarschap bij de Commissie ligt. Het is niet aan het kabinet om documenten van het EUIF openbaar te maken die ook informatie van andere lidstaten bevatten. Documenten kunt u opvragen via het documentportaal op de website van de Europese Commissie.
Kunt u de bovenstaande vragen binnen drie weken beantwoorden?
De beantwoording heeft helaas enkele dagen langer in beslag genomen.
De invoering van interne grenscontroles in Nederland |
|
Marieke Koekkoek (D66), Laurens Dassen (Volt) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV), Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD), Dirk Beljaarts (minister economische zaken) (PvdV), David van Weel (minister justitie en veiligheid) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de tv-uitzendingen van Nieuwsuur en EenVandaag van respectievelijk 27 en 28 oktober over de invoering van interne grenscontroles in Nederland?
Ja.
Welke directe en indirecte kosten zullen worden veroorzaakt door verscherpte grenstoezicht in Nederland? Kunt u toelichten waar deze kosten uit bestaan? Kunt u specifiek ingaan op de economische kosten?
Het kabinet neemt maatregelen om de impact van grenscontroles op de economie en de (grens)regio’s zo veel mogelijk te beperken en is scherp op signalen vanuit de praktijk. Zoals aan uw Kamer eerder is meegedeeld, zullen de Nederlandse grenscontroles niet systematisch uitgevoerd worden, maar risico-/informatiegestuurd. Bij de controles worden geen snelheidsbeperkende maatregelen genomen, tenzij strikt noodzakelijk. Ook heeft Nederland ervoor gekozen om geen doorlaatposten aan te wijzen wat inhoudt dat grensoverschrijdend verkeer gebruik kan blijven maken van de reguliere wegen van en naar buurlanden. Het kabinet verwacht daarom dat er geen significante extra kosten zullen ontstaan vanwege de herinvoering van binnengrenstoezicht.
Welke dragende motivering voor het aanscherpen van het grenstoezicht heeft u?
Zoals opgenomen in de notificatie1 die uw Kamer ook heeft ontvangen is het besluit voor de herinvoering van het grenstoezicht o.a. gebaseerd op de bestrijding van irreguliere migratie. Nederland wordt al jaren geconfronteerd met de gevolgen van een hoge instroom van irreguliere migratie en aanzienlijke secundaire migratiestromen, die worden versterkt door een slecht functionerend Dublin-systeem. Irreguliere migratie gaat deels gepaard met grensoverschrijdende criminaliteit, in het bijzonder mensensmokkel. Dit veroorzaakt een hoge druk op het bestaande migratiesysteem en in het bijzonder op de opvangcapaciteit en beschikbare huisvesting op lokaal niveau. Tegelijkertijd is het aantal criminele incidenten in opvangcentra toegenomen. Het kabinet neemt alle mogelijke maatregelen om verdere verstoring van het migratiesysteem te voorkomen, omdat dit kan leiden tot schrijnende situaties en een grotere dreiging voor de openbare orde. Deze factoren samen hebben geleid tot het besluit van het kabinet om tijdelijk het binnengrenstoezicht opnieuw in te voeren.
Van welke «ernstige bedreiging van de openbare orde en binnenlandse veiligheid», zoals nodig is om een uitzondering aan te vragen bij de Europese Commissie, zou er volgens u momenteel sprake zijn die verscherpt grenzen rechtvaardigt?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer is deze «bedreiging van de openbare orde en binnenlandse veiligheid» volgens u voorbij of minimaal genoeg om het verscherpte grenstoezicht af te bouwen en/of te stoppen met het verscherpte grenstoezicht? Op welke cijfers en/of feitelijke inzichten baseert u zich?
Voor het kabinet is het van belang dat herinvoering binnengrenstoezicht moet bijdragen aan het meer grip krijgen op de instroom van irreguliere migratie, waaronder asiel. Bij deze instroom speelt mensensmokkel ook een belangrijke rol. De instroom leidt tot grote uitdagingen voor de migratieketen, in de eerste plaats voor de opvang. Tegelijk met de herinvoering, werkt het kabinet aan maatregelen die eraan zullen bijdragen om het instrument van binnengrenstoezicht op termijn af te bouwen, waaronder het versterken van de controles in het kader van Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV).
Klopt het dat u eind november met de verscherpte interne grenscontroles in Nederland van start wil gaan? Zo ja, heeft u al aangetoond bij de Europese Commissie en de andere Europese lidstaten wat de gronden zijn waarop u de grenscontroles wil invoeren? Zo ja, wat heeft u hierbij als «gevaar voor openbare orde dan wel binnenlandse veiligheid» opgegeven? Zo ja, kunt u deze communicatie met de Kamer delen?
Zie antwoord vraag 3.
Zal Nederland zich houden aan het opgelegde maximum van een verlenging van twee jaar in het geval dat de interne grenscontroles worden verlengd?
Herinvoering van binnengrenstoezicht is conform de Schengengrenscode een tijdelijke maatregel. Verlengen is onder strikte voorwaarden mogelijk. De vraag of eventuele verlening mogelijk of noodzakelijk is, zal tegen het einde van de eerste zes maanden bezien moeten worden, onder meer door te kijken naar de effecten van grenstoezicht. Het kabinet kan hier niet op vooruitlopen.
Hoe lang zullen de maatregelen voor interne grenscontroles aan de Nederlandse grenzen blijven gelden?
Herinvoering binnengrenstoezicht vindt plaats tussen 9 december 2024 en 8 juni 2025. Voor verdere details verwijs ik u naar de brief van Minister Asiel en Migratie d.d. 11 november jl.
Welke personele gevolgen zullen de verscherpte grenscontroles hebben voor de Koninklijke Marechaussee (KMar), waar reeds een enorm personeelstekort is met meer dan 1600 openstaande vacatures?
Uitgangspunt is dat het grenstoezicht niet-systematisch wordt uitgevoerd en binnen de bestaande beschikbare KMar-capaciteit. De verwachting is dat de impact op de KMar beperkt zal zijn, net als eventuele verdringingseffecten voor andere taken van de KMar.
Zullen alle 840 grensovergangspunten in Nederland beveiligd worden? Zo ja, hoe wilt u dit doen gezien de grote personeelstekorten bij de KMar?
Nee, de KMar zal niet parallel toezicht houden op alle grensovergangen, maar op basis van informatie en risicoanalyse gericht controles uitvoeren. De KMar maakt hierbij gebruik van technische ondersteuning. De controles worden niet-systematisch en plaatselijk uitgevoerd. De KMar verkent momenteel de wijze waarop de controles zo effectief mogelijk uitgevoerd kunnen worden.
Deelt u de mening van experts dat aangescherpt grenstoezicht zal leiden tot het in de kaart spelen van meer mensensmokkel? Zo nee, waarop baseert u dit?
Nee. Doordat herinvoering binnengrenstoezicht de mogelijkheid geeft om meer controles uit te voeren, kan dit juist het zicht op grensoverschrijdende criminaliteit, waaronder mensensmokkel vergroten.
Bent u bereid deze vragen met spoed te beantwoorden, bij voorkeur voorafgaand aan de Asiel en Migratie-begrotingsbehandeling?
Beantwoording voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Asiel en Migratie is niet gelukt, mede omdat de notificatie aan de Europese Commissie nog niet was afgerond.
Recente ontwikkelingen in Israël-Palestina |
|
Daniëlle Hirsch (GL), Kati Piri (PvdA) |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PVV), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u de wetten die recent zijn aangenomen in de Knesset, die het functioneren en de aanwezigheid van het United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) in de bezette Palestijnse gebieden ernstig bedreigen?
Dit zijn zorgelijke ontwikkelingen. Het is van belang dat zorgen over de neutraliteit van de organisatie geadresseerd worden en dat UNRWA de aanbevelingen uit het Colonna-rapport implementeert. De noden in de regio zijn groot, in het bijzonder in Gaza. Het wegvallen van UNRWA zal de dramatische situatie daar alleen maar erger maken.
Israël behoudt op basis van het bezettingsrecht de plicht de bevolking van de bezette Palestijnse gebieden te voorzien van noodzakelijke levensmiddelen en andere noodzakelijke voorzieningen. Voor zover deze op dit moment door UNRWA worden verzorgd, dient Israël zeker te stellen dat toereikende alternatieven beschikbaar zijn. Ook heeft Israël de plicht de toegang voor humanitaire hulp toe te staan en te faciliteren.
Bent u bekend met de gezamenlijke verklaring van de regeringen van Spanje, Slovenië, Ierland, Noorwegen1, de gezamenlijke verklaring van Canada, Australië, Frankrijk, Duitsland, Japan, Zuid-Korea, het Verenigd Koninkrijk,2 en de verklaring van de Verenigde Staten3, waarin deze landen duidelijk stelling nemen tegen een verbod door Israël van UNRWA? Onderschrijft u deze stellingname?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de dag na de aanname van de wetten contact opgenomen met de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken om de zorgen van het kabinet te uiten. Vervolgens hebben de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp hun zorgen geuit op X. Ook is Nederland betrokken geweest bij de totstandkoming van de EU27 verklaring4 en de conclusies van de Europese Raad5.
Waarom heeft Nederland niet meegetekend met deze verklaringen, of niet zelf onmiddellijk publiekelijk stelling genomen door een dreigend verbod van UNRWA te ontmoedigen en te veroordelen? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de woorden uit de verklaring van Canada c.s. dat zonder UNRWA de verstrekking van hulp en diensten in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever «ernstig wordt belemmerd, zo niet onmogelijk wordt gemaakt, met verwoestende gevolgen voor een reeds kritieke en snel verslechterende humanitaire situatie»?
De humanitaire context in Gaza is zeer zorgelijk, de voedselzekerheidssituatie blijft kritiek en humanitaire organisaties, waaronder VN-organisaties, de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en ngo’s, hebben nog altijd onvoldoende toegang om hulp te bieden op de schaal die nodig is. Het kabinet blijft onverkort bij de Israëlische autoriteiten aandringen op het verbeteren van humanitaire toegang. UNRWA speelt momenteel een cruciale rol in het bieden van hulp in Gaza, onder uiterst moeilijke omstandigheden.
Hoe beoordeelt u de woorden van professionele en neutrale organisaties die in Gaza aanwezig zijn, zoals Unicef, Save the Children, Artsen zonder Grenzen en het Rode Kruis, dat zij zonder UNRWA geen hulp in Gaza kunnen leveren en verwachten dat alle hulp voor Gaza stilvalt als UNRWA door Israël verboden wordt?4 5 Hoe reageert u op de zorgen van deze leidende humanitaire organisaties?
Strenge handhaving van het wettelijk verbod op UNRWA zal nagenoeg alle hulporganisaties in Gaza raken. Hulporganisaties waarschuwen ervoor dat zij de toestroom van hulpbehoevenden bij wegvallen van UNRWA niet kunnen opvangen, nog los van de vraag of hun mandaten dit zouden toelaten. Daarnaast maken de meeste hulporganisaties die actief zijn in Gaza gebruik van het personeel, de expertise en de faciliteiten van UNRWA. Zonder deze structuur zouden zij (delen van) hun hulpactiviteiten niet meer kunnen implementeren. Ook kunnen leraren, dokters of verpleegkundigen die momenteel voor UNRWA werken niet zomaar vervangen worden door gekwalificeerde mensen van andere organisaties.
Wat voor consequenties verbindt u, mogelijk in gezamenlijkheid met bovengenoemde regeringen, aan het ernstig belemmeren van humanitaire hulp door de Israëlische regering, indien zij dit verbod gaat implementeren?
In dit stadium is het te vroeg om te speculeren over mogelijke consequenties. Samen met andere landen dringt het kabinet er bij de Israëlische regering op aan om internationale verplichtingen te respecteren en de impact van de wetgeving zorgvuldig te overwegen voordat ze verdere actie onderneemt en de wetten in werking treden.
Kent u de berichtgeving dat adviseurs uit het Israëlische veiligheidsapparaat de politieke leiding hebben geadviseerd tegen het verbieden van UNRWA?6 Bent u het ermee eens dat een effectief functionerend UNRWA in het veiligheidsbelang van Israël is? Zo nee, waarom niet?
Als UNRWA het mandaat niet (of slechts ten dele) kan uitvoeren, heeft dat een grote impact op de humanitaire situatie, mogelijkheden voor basisdienstverlening als onderwijs en gezondheidszorg en, daarmee, de stabiliteit in de regio. De Commissaris Generaal Lazzarini waarschuwt voor het ontstaan van een vacuüm als dienstverlening door UNRWA wegvalt. Verdere onrust in de regio is in niemands belang, ook niet van Israël.
Gezien de constatering van Minister Klever tijdens het commissiedebat Humanitaire Hulp, dat Israël zelf verantwoordelijk wordt voor dienstverlening als UNRWA wegvalt («Israël zal ook moeten beseffen dat het als bezettende macht verantwoordelijk wordt voor alle diensten die UNRWA niet meer zou kunnen verlenen in Gaza en de Westbank als UNRWA zou wegvallen»)7, bent u van plan de Israëlische regering te houden aan deze verantwoordelijkheid, indien zij dit verbod doorzet?
Deze verantwoordelijkheid is een internationaalrechtelijke verplichting onder het bezettingsrecht. Israël heeft op basis van het bezettingsrecht de plicht de bevolking van de bezette Palestijnse Gebieden te voorzien van noodzakelijke levensmiddelen en andere noodzakelijke voorzieningen. Voor zover deze op een nader moment niet langer door UNRWA verzorgd kunnen worden, dient Israël zeker te stellen dat toereikende alternatieven beschikbaar zijn.
Bent u bekend met het bericht van de Times of Israel, dat al in december 2023 onthulde dat de Israëlische regering een plan had klaarliggen om UNRWA te ontmantelen?8
Ja.
Bent u bereid in EU-verband te pleiten voor onderzoek naar een dergelijke ontmantelingscampagne?
Het zekerstellen van humanitaire hulp aan de Gaza is van groot belang. Zoals gesteld is het potentieel onmogelijk maken van het werk van UNRWA op dit moment niet de juiste weg voorwaarts. De noden in de regio en vooral in de Gazastrook zijn daarvoor simpelweg te groot. Het wegvallen van UNRWA zal de dramatische situatie daar alleen maar erger maken.
Hoe beoordeelt u de Israëlische confiscatie van het UNRWA-kantoor in Oost-Jeruzalem en het plan om er nederzettingen voor kolonisten te bouwen? Zijn deze nederzettingen een schending van het internationaal recht?9
Het Internationaal Gerechtshof heeft in het advies inzake de bezetting van de Palestijnse Gebieden geoordeeld dat de aanwezigheid van Israël in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, in strijd is met het internationaal recht. Het Hof stelt tevens dat het nederzettingenbeleid van Israël in de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, in strijd is met het internationaal recht. Het voornemen om huizen te bouwen op het terrein waar het hoofdkantoor van UNRWA op gevestigd is in Oost-Jeruzalem is derhalve in strijd met het internationaal recht.
Bent u van mening dat het politieke mandaat van UNRWA de opvang van de Palestijnse vluchtelingenbevolking betreft, totdat er een politieke overeenkomst is voor het Israëlisch-Palestijnse conflict?
Ja. UNRWA heeft een door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties verleend mandaat voor het leveren van essentiële hulp en basisdiensten aan Palestijnse vluchtelingen, onder meer op gebied van gezondheidszorg en onderwijs in afwachting van een duurzame politieke oplossing.
Bent u het ermee eens dat UNRWA – als een agentschap van de Verenigde Naties (VN) dat in 1949 en stelselmatig daarna met grote steun door de Algemene Vergadering gemandateerd is – een uiting is van de wil van de internationale gemeenschap? Indien ja, deelt u de mening dat het verbieden van UNRWA een obstructie van de wil van de internationale gemeenschap en een schending van het VN-Handvest is?
Alvorens UNRWA diensten kan leveren dient het gastland – of Israël voor de bezette Palestijnse Gebieden – daarmee in te stemmen. Nadat Israël in juni 1967 de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook bezette, heeft Israël UNRWA gevraagd om assistentie te verlenen ten aanzien van Palestijnse vluchtelingen. Dit verzoek en de acceptatie daarvan door UNRWA is neergelegd in de zogeheten Comay-Michelmore Exchange of Letters. De overeenkomst voorziet in de mogelijkheid tot eenzijdige opzegging en dus kan Israël deze overeenkomst opzeggen. Dat er in de Algemene Vergadering van de VN brede steun bestaat voor het mandaat van UNRWA staat buiten kijf.
Wat voor consequenties verbindt u, mogelijk in gezamenlijkheid met internationale partners, aan deze flagrante ondermijning van het multilaterale systeem?
Zoals gesteld is het te vroeg om te speculeren over mogelijke consequenties. Samen met andere landen dringt het kabinet er bij de Israëlische regering op aan om internationale verplichtingen te respecteren en de impact van de wetgeving zorgvuldig te overwegen voordat ze verdere actie onderneemt en de wetten in werking treden. Dat heeft nu de prioriteit.
Gaat u zo spoedig mogelijk, ruim voordat de aangenomen wet na 90 dagen ingaat, in gesprek met de Israëlische regering, teneinde te voorkomen dat de wet wordt uitgevoerd? Neemt u hierin bovenstaande zorgen mee? Op welke manier? Kunt u hierover rapporteren naar de Kamer?
Zie ook het antwoord op vraag 14. Samen met andere landen en in bilaterale contacten spreekt het kabinet de huidige zorgen uit. Ook heeft Nederland tijdens de spoedsessie van de Algemene Vergadering van de VN op 6 november jl. een verklaring12 uitgesproken. Nederland zal samen met andere landen blijven optrekken, onder andere in EU-verband.
Bent u bekend met het statement van Joyce Msuya, waarnemend hoofd van het United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (UNOCHA), die stelt dat de gehele bevolking van Noord-Gaza het risico loopt te sterven? Deelt u deze zorg van UNOCHA?
De humanitaire situatie in de hele Gazastrook is kritiek en met name in Noord-Gaza, waar de bevolking ernstig lijdt onder het oorlogsgeweld en waar al geruime tijd veel te weinig humanitaire hulp geleverd kan worden. In de meest recente versie (medio oktober jl.) van het Integrated Phase Classification (IPC) rapport werd geconcludeerd dat het risico op hongersnood in de hele Gazastrook blijft bestaan.
Hoeveel vrachtwagens met hulpgoederen zijn er sinds 1 oktober 2024 gemiddeld per dag Gaza binnengekomen?
Dit aantal fluctueert per dag, maar de toevoer van humanitaire hulp en commerciële goederen bereikte in september en oktober nieuwe dieptepunten. Volgens de door Israëlische autoriteiten (CoGAT) gedeelde cijfers gingen in de maand oktober gemiddeld per dag circa 60 vrachtwagens (ongeveer 1.200 ton goederen, of circa 0,6 kilogram per persoon) naar de Gazastrook. Ook de distributie van hulp binnen de Gazastrook verloopt uiterst moeizaam, onder meer door het aanhoudende geweld, kapotte infrastructuur, het gebrek aan veiligheid voor hulpverleners, en plunderingen door criminelen maar ook door de wanhopige burgerbevolking.
Hoeveel vrachtwagens kwamen er vóór 7 oktober 2023 gemiddeld per dag Gaza binnen?
Vóór 7 oktober 2023 gingen gemiddeld 500 vrachtwagens per dag de Gazastrook binnen.
Bent u van mening dat Israël zich houdt aan de voorlopige voorzieningen, opgelegd door het Internationaal Gerechtshof op 26 januari 2024, die het land verplichten afdoende humanitaire hulp toe te laten tot Gaza? Zo ja, op grond van welke feiten en omstandigheden vindt u dat?
Het is niet aan Nederland om vast te stellen of Israël de voorlopige voorzieningen naleeft, dat is aan het Internationaal Gerechtshof zelf. Nederland maakt zich echter zorgen over de humanitaire catastrofe in de Gazastrook en het aanhoudende gebrek aan humanitaire toegang. Het staat voor Nederland buiten kijf dat er veel meer moet gebeuren om de burgerbevolking te helpen en te beschermen. Israël heeft als bezettende macht verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht en de verantwoordelijkheid om duidelijk aan te tonen dat het alles in het werk stelt om humanitaire toegang tot en binnen de Gazastrook te faciliteren, ook in lijn met de bepalingen van het Internationaal Gerechtshof.
Bent u van mening dat Israël zich houdt aan VN-Veiligheidsresolutie 2728, die eist dat alle barrières voor humanitaire hulp worden opgeheven? Zo ja, op grond van welke feiten en omstandigheden vindt u dat?
De humanitaire hulpverlening in de Gazastrook wordt nog steeds belemmerd. Op basis van het bezettingsrecht heeft Israël de verantwoordelijkheid en de plicht de toegang voor humanitaire hulp toe te staan en te faciliteren. Het is aan de Veiligheidsraad van de VN om te bepalen of Israël zich houdt aan de VN-Veiligheidsraadresolutie 2728. Nederland is momenteel geen lid van de Veiligheidsraad.
Bent u bekend met het «Generaalsplan»?10
Ja.
Is het naar uw mening juridisch en moreel toegestaan om de Palestijnse burgerbevolking op grote schaal voedsel, medische zorg, en andere basisvoorzieningen zoals water en elektriciteit te ontnemen om de militaire strijd tegen Hamas te winnen? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Israël moet zich houden aan het humanitair oorlogsrecht en er dus bij de uitvoering van militaire operaties voor zorgen dat burgers en burgerobjecten worden ontzien. Daarnaast heeft Israël als bezettende macht een aantal plichten om de burgerbevolking te beschermen en te ontzien, zoals de plicht de bevolking van de bezette Palestijnse gebieden te voorzien van noodzakelijke levensmiddelen en andere noodzakelijke voorzieningen en het toestaan en faciliteren van toegang van humanitaire hulp.
Bent u van mening dat het implementeren van het Generaalsplan een schending is van het internationaal humanitair recht? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet beschikt niet over informatie waaruit blijkt dat (onderdelen) van het zogenoemde Generaalsplan op dit moment daadwerkelijk door het Israëlische leger (IDF) wordt uitgevoerd. Wel ziet het kabinet berichten van zeer zorgelijke ontwikkelingen die lijken op onderdelen van dit plan. Het staat voor het kabinet buiten twijfel dat uitvoering van bepaalde onderdelen hiervan mogelijk schendingen van het humanitair oorlogsrecht met zich meebrengt. Daarom bespreekt het kabinet de catastrofale situatie in Gaza via verschillende wegen met de Israëlische autoriteiten en roept het Israël op zich aan het internationaal recht te houden en de burgerbevolking van Gaza te beschermen, onder meer door meer veel meer humanitaire hulp toe te staan en de toegang daarvan te faciliteren.
Is de uitvoering van het Generaalsplan voor u een rode lijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 23.
Bent u, in navolging van Minister Klevers’ uitspraken tijdens het dertigledendebat over de export van F-35-onderdelen («Er zijn vermeende mensenrechtenschendingen. Daar moet onderzoek naar gedaan worden» en «Zeker vinden er mensenrechtenschendingen plaats in Gaza»), van mening dat er moet worden onderzocht of Artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord, dat stelt dat de betrekkingen tussen beide partijen zijn onderworpen aan het respect voor mensenrechten, door Israël wordt nageleefd? Zo ja, op grond van welke feiten en omstandigheden vindt u dat?
Nederland ziet het Associatieakkoord en de daarbij horende Associatieraad als een belangrijk instrument om met Israël te spreken over de brede relatie. Het biedt ook de mogelijkheid om serieuze zorgen over schendingen van het internationaal recht onder de aandacht te brengen. Zodra de EU en Israël een akkoord bereiken over de voorgestelde agenda, zal de EU tot een gemeenschappelijke positie moeten komen. Het kabinet zal zich inzetten om de serieuze zorgen op de agenda te krijgen.
Wat zijn naar uw mening de meest effectieve drukmiddelen die Nederland en de Europese Unie ter beschikking hebben om naleving van het internationaal (humanitair) recht door Israël en Hamas te bevorderen?
Nederland en de EU heeft verschillende drukmiddelen om naleving van het internationaal (humanitair) recht door Israël en Hamas te bevorderen, zoals het EU sanctie instrumentarium of handelsmaatregelen. Welke daarvan het meest effectief zijn, is afhankelijk van tijd en plaats.
Bent u bereid al deze drukmiddelen in te zetten? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet maakt continu de afweging welke instrumenten op welk moment het beste kunnen worden ingezet.
Kunt u alle vragen afzonderlijk en vóór de behandeling van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp in de Tweede Kamer beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Hulpverlening aan Gaza dreigt verder in knel te komen: Israël verbiedt UNRWA’ |
|
Roelien Kamminga (VVD), Femke Zeedijk-Raeven (D66) |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Hulpverlening aan Gaza dreigt verder in knel te komen: Israël verbiedt UNRWA»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze ontwikkelingen in Israël en de effecten op de humanitaire hulp aan Gaza?
Dit zijn zorgelijke ontwikkelingen. UNRWA speelt een belangrijke rol bij de humanitaire hulpverlening in de Gazastrook op een moment waarin de situatie kritiek is. De Algemene Vergadering van de VN (AVVN) heeft UNRWA het mandaat verleend om hulp en basisdiensten te bieden aan Palestijnse vluchtelingen in de gehele regio. Als zij dit mandaat niet (of slechts ten dele) kunnen uitvoeren in de Palestijnse Gebieden heeft dat een enorme impact op de reeds buitengewoon ernstige humanitaire situatie in Gaza en de sociaaleconomische situatie en stabiliteit in de Westelijke Jordaanoever. In Gaza, waar UNRWA met afstand de grootste implementerende humanitaire organisatie is, zou implementatie van de wetgeving over UNRWA niet alleen het werk van UNRWA raken, maar ook de mogelijkheid voor andere hulporganisaties om hulp te kunnen bieden.
Kunt u aangeven wanneer het verbod op UNRWA in Israël ingaat?
Op 3 november jl. heeft Israël de President van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties laten weten dat de wetten binnen 90 dagen in werking zullen treden.
Wat is het effect van deze wet op UNRWA als organisatie?
De eerste wet ontneemt UNRWA immuniteiten en verbiedt contact van Israëlische autoriteiten met UNRWA-personeel. De tweede wet verbiedt (activiteiten van) UNRWA op Israëlisch grondgebied (waaronder het door Israël geannexeerde Oost-Jeruzalem).
Bij strikte interpretatie en implementatie van de wet zal het voor UNRWA zeer moeilijk of zelfs onmogelijk worden om hulp te bieden in de bezette Palestijnse Gebieden. UNRWA zou niet meer direct kunnen coördineren met Israëlische autoriteiten voor humanitaire toegang en veiligheid van hulpverleners in Gaza. Verlening van essentiële hulp en basisdiensten, zoals onderwijs en gezondheidszorg, zou ook vele malen complexer worden op de bezette Westelijke Jordaanoever.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van een woordvoerder van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken dat er niemand is die UNRWA op dit moment, midden in deze crisis, kan vervangen?2
De operationele structuur van UNRWA is ondersteunend aan het werk van veel hulporganisaties. UNRWA levert basisdiensten zoals scholing en gezondheidszorg, maar zorgt in deze crises tevens voor opvang van ontheemden en neemt distributie van voedsel, water en medicijnen op zich. Het is inderdaad moeilijk om te zien hoe de taken van UNRWA in volledigheid door andere organisaties kunnen worden opgevangen, temeer omdat UNRWA activiteiten kan implementeren middels het grote lokale personeelbestand van 13.000 hulpverleners. Het Wereldvoedselprogramma (WFP) heeft, ter illustratie, slechts enkele tientallen hulpverleners in Gaza. Het overhevelen van staf van UNRWA naar andere (VN-)organisaties zou duur zijn. UNRWA kan namelijk relatief lage salarissen betalen aan lokale staf. Tevens zou een overheveling van staf geen verbetering betekenen voor de waarborging van de neutraliteit van hulpverlening in Gaza, aangezien dit tenminste deels dezelfde mensen zal betreffen. De Palestijnse Rode Halve Maan, een andere organisatie met een groot personeelsbestand in Gaza, heeft een ander mandaat en andere expertise dan UNRWA en zou taken van UNRWA niet zomaar kunnen of willen overnemen.
Wat heeft deze beslissing van het parlement in Israël voor impact op de hulpactiviteiten die UNRWA nu biedt in Gaza?
Nadat Israël in juni 1967 de Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem) en de Gazastrook bezette, heeft Israël UNRWA gevraagd om assistentie te verlenen ten aanzien van Palestijnse vluchtelingen. Dit verzoek en de acceptatie daarvan door UNRWA is neergelegd in de zogeheten Comay-Michelmore Exchange of Letters. Op 3 november jl. heeft Israël middels een brief aan de President van de AVVN formeel het verzoek uit 1967 ingetrokken. Daarmee dreigen de werkzaamheden van UNRWA in de bezette Palestijnse Gebieden inclusief de Gazastrook ten einde te komen.
Welke andere mogelijkheden voor het verlenen van humanitaire hulp in Gaza ziet u als UNRWA verboden wordt in Israël?
Zie ook het antwoord op vraag 5. De meeste andere hulporganisaties maken voor hun humanitaire werk gebruik van de implementerende capaciteit, expertise en faciliteiten van UNRWA. Indien het werk van UNRWA onmogelijk wordt gemaakt ligt het niet voor de hand dat andere hulporganisaties snel en op schaal humanitaire taken kunnen overnemen. Of dit op langere termijn wel zou kunnen, zonder drastische stijging van de kosten en daling van de effectiviteit van de hulpverlening, is geen zekerheid. De meeste organisaties hebben beperkte personele capaciteit, worden reeds maximaal belast, hebben andere mandaten en expertise dan UNRWA en kampen ook met ernstige toegangsproblematiek.
Israël behoudt op basis van het bezettingsrecht de plicht de bevolking van de bezette Palestijnse Gebieden te voorzien van noodzakelijke levensmiddelen en andere noodzakelijke voorzieningen. Voor zover deze op dit moment door UNRWA worden verzorgd, dient Israël zeker te stellen dat toereikende alternatieven beschikbaar zijn.
Heeft het verbod van UNRWA in Israël ook effect op de werkzaamheden buiten Gaza, zoals bijvoorbeeld in Libanon?
Hoewel de Israëlische wetgeving en het eenzijdig opzeggen van de samenwerking voor de bezette Palestijnse Gebieden (de bovengenoemde Comay-Michelmore Exchange of Letters) alleen ziet op de werkzaamheden van UNRWA in Israel en de bezette Palestijnse gebieden en de overige werkvelden in de verdere regio niet direct raakt, compliceert dit besluit de uitvoering van het mandaat van UNRWA.
Welke gevolgen heeft dit concreet voor de overige hulporganisaties die in Gaza actief zijn?
Strenge interpretatie en implementatie van het verbod op UNRWA zou nagenoeg alle hulporganisaties in Gaza raken. Ten eerste omdat de noden sterk zouden toenemen, en omdat hulpbehoevenden die afhankelijk zijn van UNRWA voor o.a. voedsel en water, onderdak en gezondheidszorg op korte termijn door andere hulporganisaties zouden moeten worden geholpen. Hulporganisaties waarschuwen ervoor dat zij een dergelijke toestroom niet zouden kunnen opvangen, nog los van de vraag of hun mandaten dit zouden toelaten. Dat geldt ook voor organisaties met relatief grote lokale implementerende capaciteit, in het bijzonder de Palestijnse Rode Halve Maan (de organisatie met na UNRWA, zij het op aanzienlijke afstand, het grootste personeelsbestand in Gaza). Daarnaast maken de meeste hulporganisaties die actief zijn in Gaza, zoals gezegd, gebruik van het personeel, de expertise en de faciliteiten van UNRWA. Een verbod op UNRWA kan ertoe leiden dat veel hulporganisaties (delen van) hun programma’s in Gaza niet meer kunnen uitvoeren. Ook is het moeilijk denkbaar hoe bijvoorbeeld leraren, dokters en verpleegkundigen die momenteel werken voor UNRWA vervangen kunnen worden.
In hoeverre heeft het aannemen van de wet gevolgen voor het kabinetsstandpunt met betrekking tot de jaarlijkse bijdrage van Nederland aan UNRWA?
Het kabinetsstandpunt met betrekking tot de jaarlijkse bijdrage blijft onveranderd. De jaarlijkse bijdrage van EUR 19 miljoen is aangegaan door het vorige kabinet voor de periode 2022–2025. Het kabinet is niet voornemens deze verplichting te doorbreken zo lang UNRWA met deze bijdrage en conform de aangegane overeenkomst het bredere mandaat kan uitvoeren, dus ook het ondersteunen van Palestijnse vluchtelingen in Libanon, Syrië en Jordanië. Zie ook de brief3 aan uw Kamer inzake de staande overeenkomst met UNRWA voor de periode 2023–2025 naar aanleiding van vragen van het lid Ceder waarin onder andere de ontbindende voorwaarden worden beschreven.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp 2025?
Ja.
Het bericht 'Scheepsbouwer Damen knapt schepen op die Russisch gas vervoeren' |
|
Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), Dirk Beljaarts (minister economische zaken) (PvdV), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichtgeving over het onderhoud dat Damen zou plegen aan schepen die specifiek ontworpen zijn voor de export van Russisch vloeibaar gas? Kunt u deze berichtgeving bevestigen?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de betrokkenheid van Nederlandse scheepsbouwbedrijven bij het onderhoud van de Russische LNG-vloot, in het licht van de huidige sanctiemaatregelen tegen Rusland? Hoe beoordeelt u de legaliteit van het onderhouden en leveren van reserveonderdelen aan schepen die voor de exploitatie van de Russische energiesector worden gebruikt?
De betrokkenheid van Nederlandse scheepsbouwbedrijven bij het onderhoud van LNG-schepen wordt nauwgezet beoordeeld in de context van de huidige sancties. Door wie de LNG-schepen worden gebruikt, is aan de reder die het schip verhuurt. De EU-sancties zijn opgezet om economische steun aan de Russische energiesector, die een belangrijk onderdeel van de Russische oorlogseconomie vormt, sterk te beperken.
Het kabinet kan niet ingaan op individuele gevallen, maar in zijn algemeenheid geldt dat het leveren van onderdelen en/of uitvoeren van onderhoud (technische bijstand) aan schepen van Russische personen en entiteiten of schepen die in Rusland gebruikt worden verboden is, zowel direct als indirect. Er zijn zeer beperkte ontheffingsmogelijkheden, bijvoorbeeld in het kader van maritieme veiligheid. Onderhoud aan schepen die niet toebehoren aan Russische personen en entiteiten of gebruikt worden in Rusland is in principe toegestaan, tenzij deze vaartuigen gebruikt worden om de door de EU ingestelde sancties te omzeilen. Al met al hangt de mogelijkheid tot het verlenen van onderhoud af van de feiten en omstandigheden van het geval. Indien er signalen zijn dat er sancties worden overtreden, wordt er altijd onderzoek gedaan en waar nodig handhavend opgetreden.
Deelt u de zorg dat de instandhouding van de Russische LNG-vloot, door Nederlandse scheepsbouwers, bijdraagt aan de voortzetting van de Russische oorlogseconomie en daarmee indirect de agressieoorlog in Oekraïne ondersteunt?
Het kabinet deelt de zorg over de voorzetting van de oorlogseconomie en heeft zich de afgelopen jaren hard ingezet om de Russische oorlogsmachine tegen Oekraïne zoveel mogelijk te belemmeren. Daarom spant het kabinet zich op Europees niveau in voor maatregelen die het Russische verdienvermogen op mondiale LNG-markten ondermijnen, conform de motie Klaver, Dassen & Paternotte waarin wordt opgeroepen om in Europees verband te pleiten voor beperkende maatregelen wat betreft import uit Rusland in het nucleair domein en van LNG (36 476, nr. 3). Op dit moment geldt onder andere een investeringsverbod in de Russische LNG-sector, sancties tegen betrokken bedrijven en schepen, een verbod op overslag van Russisch LNG naar landen buiten de EU en verbod op levering van verschillende scheepsonderdelen. Waar huidige sanctiemaatregelen ontoereikend blijken spant het kabinet zich in deze in het volgende sanctiepakket uit te breiden waarbij alle opties op tafel liggen. Daarnaast wijst het kabinet bedrijven voortdurend op de risico’s van zakendoen met Russische partijen.
Welke concrete stappen worden er momenteel ondernomen om te waarborgen dat Nederlandse bedrijven, actief in de maritieme sector, zich houden aan de sancties tegen Rusland en niet bijdragen aan activiteiten die de Russische oorlogsmachine ondersteunen?
Bedrijven zijn in principe zelf verantwoordelijk om zich aan sanctiemaatregelen te houden. Om dit te bevorderen kunnen bedrijven informatie over sancties krijgen via bijvoorbeeld het sanctieloket of via door BZ georganiseerde exportcontroleseminars. Daarnaast controleren handhavingsinstanties zoals de Douane op uitvoer en wordt er analyse gedaan op exportgegevens om omzeilingspatronen in kaart te brengen. De resultaten hiervan worden actief gedeeld met betrokken bedrijven en ook verwerkt in de risicogerichte handhavingsaanpak. Verder is er toezicht op financiële instellingen om te waarborgen dat hun systemen zijn ingericht op het tegengaan van betalingen die onder sancties niet zijn toegestaan. We werken bovendien samen met internationale partners om eventuele tekortkomingen in de sanctiehandhaving snel aan te pakken. Zoals aangegeven, indien er signalen zijn dat Nederlandse bedrijven sancties overtreden wordt hier altijd onderzoek naar gedaan en waar nodig handhavend opgetreden.
Bent u het ermee eens dat er op geen enkele manier mag worden bijgedragen aan de Russische handel in vloeibaar gas en dat het daarom zeer problematisch is dat Nederland en Europese partners in toenemende mate vloeibaar gas uit Rusland importeren?
Nederland heeft zich de afgelopen jaren hard ingezet voor de afbouw van Russisch gas, inclusief LNG. Tegelijkertijd is het zo dat er geen verbod is op de import van gas, inclusief LNG, uit de Russische Federatie en dat er partijen zijn die zijn gebonden aan contracten met partijen uit de Russische Federatie. Als gevolg daarvan hebben zij afname- en/of betalingsverplichtingen die zij moeten nakomen. Het gecontracteerde gas uit de Russische Federatie moet immers worden betaald, ook als het niet wordt afgenomen. Indien zij het LNG niet zouden afnemen komt daar bij dat zij additioneel elders gas moeten inkopen om hun leveringsverplichtingen na te komen. Ook dit heeft financiële gevolgen.
Daarom zullen we in Europees verband langs een duidelijk gezamenlijk pad de import van Russisch gas en LNG moeten afbouwen. De Europese Commissie is hier aan zet om duidelijkheid te verschaffen zodat we de juiste effectieve maatregelen EU breed kunnen toepassen (zie het antwoord op vraag 6). Het kabinet dringt hier voortdurend op aan.
Kunt u een update geven over de voortgang van het voornemen van het kabinet om in Europees verband in te zetten op de afbouw van de import van vloeibaar gas uit Rusland?
Voor deze update wordt verwezen naar de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei van 25 oktober 2024 waarin verslag wordt gedaan van de Energieraad die op 15 oktober 2024 plaatsvond (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1094). Tijdens deze Energieraad heeft Nederland lidstaten opgeroepen om dezelfde maatregelen te treffen die in Nederland reeds zijn genomen om Russisch LNG te weren bij nieuwe LNG-infrastructuur en heeft Nederland de Commissie opgeroepen om vooral met concrete maatregelen te komen die lidstaten ondersteunen bij het tegengaan van de invoer van Russisch gas onder bestaande langetermijncontracten, mits geen sprake is van onaanvaardbare gevolgen voor de leveringszekerheid. Daarnaast heeft Nederland, ondersteund door andere lidstaten, de Commissie nogmaals opgeroepen om met een routekaart te komen voor de verdere afbouw naar nul. De Commissie heeft toegezegd dat de nieuwe Commissie hiermee aan de slag gaat. Een aantal andere lidstaten heeft de Commissie gevraagd om meer transparantie en inzicht omtrent de import.
Bent u bereid te pleiten voor de opname van concrete maatregelen ten behoeve van de afbouw van de import van Russisch vloeibaar gas in het door de Europese Unie (EU) aan te kondigen vijftiende sanctiepakket? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Ja, het kabinet pleit in Europees verband voortdurend voor het verzwaren van de sancties tegen Rusland en zal dit ook doen tijdens de onderhandelingen over het volgende sanctiepakket, waarvan het ambitieniveau wat het kabinet betreft zo hoog mogelijk moet liggen. Het ondermijnen van het Russische verdienvermogen op mondiale LNG-markten vormt hierbij één van de prioriteiten van het kabinet.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor het tweeminutendebat sancties, beantwoorden?
Helaas is dat niet gelukt.