Het bericht dat meer dan 10.000 vluchtelingen vast komen te zitten in Servië en een tekort aan humanitaire hulp ontstaat in landen op de ‘Balkanroute’ |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Meer dan 10.000 vluchtelingen in Servië, zonder eten» (NOS, 19 oktober 2015) en «Tekort aan hulp in Balkan dreigt door domino-effect grensrestricties» (Volkskrant, 19 oktober 2015), naar aanleiding van het sluiten van de grens met Servië door Hongarije?
Ja.
Erkent u dat landen als Griekenland, Macedonië en Servië in grote problemen komen om de humanitaire voorzieningen voor vluchtelingen op peil te houden, door het sluiten van de grens door Hongarije en het beperken van de instroom tot 2.500 vluchtelingen per dag door Slovenië? Wat is uw reactie op de waarschuwing van VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR dat de hulpverlening tekort zal schieten nu de vluchtelingenstroom ineens wordt gestopt en dat er grote zorgen zijn over de humanitaire situatie, onder meer door de invallende winter?
De toestroom van migranten via de «Westelijke Balkanroute» vraagt extra inspanningen van deze landen. De afgelopen maanden is gebleken dat eenzijdige acties van landen langs deze route onvermijdelijke gevolgen hebben voor de overige landen langs deze route. De landen langs de Westelijke Balkanroute zijn op 25 oktober jl. samengekomen in Brussel en hebben afspraken gemaakt om de migratiestroom gezamenlijk aan te pakken. Algemene uitgangspunten zijn dat humanitaire tragedies voorkomen moeten worden, stromen in goede banen moeten worden geleid inclusief opvang, registratie en bescherming in landen langs deze route, en snelle terugkeer moet worden gerealiseerd van migranten die geen internationale bescherming behoeven naar hun landen van oorsprong.
Daarnaast werkt Griekenland samen met Europese Commissie, de Europese Agentschappen en de lidstaten, aan het inrichten van centra waar migranten die de EU binnenkomen, worden geregistreerd (hotspots). Zoals de Europese Commissie meermaals heeft beklemtoond, betekent dit ook dat er voldoende opvangplekken in Griekenland aanwezig moeten zijn. Daarom wordt door Griekenland ingezet op het creëren van 50.000 opvangplekken in Griekenland tegen het einde van dit jaar.
UNHCR ondersteunt verschillende Europese landen bij de registratie en opvang van vluchtelingen en heeft in zijn «Special Mediterranean Initiative»(SMI) begroot dat daarvoor in de tweede helft van 2.015 USD 29,9 miljoen nodig is. Op dit moment is van dat appeal 24% gedekt (UNHCR 15 oktober 2015).
Welke actie onderneemt u en welke actie onderneemt de Europese Unie op korte termijn voor landen als Macedonië en Servië? Hoeveel geld heeft de EU beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp in «doorreislanden» op de Balkanroute?1 Is dit voldoende om het gebrek aan voedsel, kleding, dekens en onderdak op korte termijn en voor de komende winter op te lossen?
We kunnen deze crisis alleen gezamenlijk oplossen. De lasten moeten daarbij eerlijk verdeeld worden. Solidariteit is tweerichtingsverkeer. Macedonië en Servië worden samen met alle landen op de «Westelijke Balkan-route» zeer nauw betrokken bij het zoeken naar een oplossing. Op 8 oktober was er in Luxemburg een speciale bijeenkomst van JBZ- en RBZ-ministers over deze problematiek. Daarnaast hebben elf Europese regeringsleiders en staatshoofden op uitnodiging van de voorzitter van de Europese Commissie, Jean Claude Juncker, op zondag 25 oktober de vluchtelingensituatie op de Westelijke Balkan besproken. Vanwege het aanstaand voorzitterschap van de EU was Staatssecretaris Dijkhoff namens Nederland aanwezig als waarnemer.
Tijdens deze bijeenkomst zijn concrete operationele afspraken gemaakt over de huidige vluchtelingenstromen en bijbehorende problematiek langs de Westelijke Balkanroute. In een Verklaring zijn afspraken neergelegd over structurele informatie-uitwisseling en effectieve samenwerking, beperking van secundaire bewegingen, ondersteuning van vluchtelingen en het bieden van (nood)opvang, gezamenlijke regulatie van migratiestromen, grensbeheer, aanpak van mensensmokkel en informatievoorziening aan vluchtelingen en migranten.
De Commissie heeft de afgelopen maanden ook additionele middelen ter beschikking gesteld aan deze landen om migranten te kunnen opvangen en begeleiden. Zo is er begin oktober EUR 7 mln. toegezegd voor humanitaire hulp in Macedonië en Servië. Die steun zal door humanitaire organisaties worden ingezet om in de eerste levensbehoeften van vluchtelingen te voorzien. Deze EUR 7 mln. komt bovenop een eerdere EU-bijdrage van EUR 1,74 mln. aan de nationale Rode Kruis-verenigingen in Macedonië en Servië.
Zoals genoemd in het antwoord op vraag 2 schieten de huidige bijdragen aan UNHCR’s activiteiten in Europa tekort om de vluchtelingen van adequate opvang te voorzien. Nederland heeft dit jaar – naast de ongeoormerkte bijdrage aan UNHCR van EUR 33 miljoen- EUR 500.000 bijgedragen aan het «Special Mediterranean Initiative» en roept andere landen op ook een bijdrage te leveren. Zeker met het oog op de aankomende winter is dit een bron van grote zorg. Daarom is in de verklaring van de bijeenkomst van 25 oktober jl. ook afgesproken dat er 50.000 extra opvangplekken worden gecreëerd in Griekenland en nog eens 50.000 opvangplekken in de overige landen langs de route.
Bent u van mening dat de huidige vluchtelingenproblematiek vraagt om nauwere samenwerking met, en ondersteuning van, onder meer Macedonië en Servië? In hoeverre worden deze landen nu al betrokken bij de gemeenschappelijke Europese aanpak?
Zie antwoord vraag 3.
Welke concrete actie wordt vanuit de EU ondernomen richting lidstaten als Hongarije en Slovenië, nu zij treinen met vluchtelingen tegenhouden en vluchtelingen in Macedonië en Servië in grote problemen brengen? Bent u bereid om bij de EU aan te dringen op het ondersteunen van Slovenië om de doorstroom van vluchtelingen mogelijk te maken en opstoppingen te voorkomen?
Alle landen langs de Balkanroute bevinden zich in een moeilijke situatie. Daarom is een gezamenlijke aanpak van de migratiecrisis absoluut noodzakelijk. Nederland zet zich op diplomatiek niveau in om andere Europese lidstaten te bewegen hun verantwoordelijkheden in de migratiecrisis te nemen. Daarom wordt in EU-verband gewerkt aan gezamenlijke oplossingen en concrete actieplannen, onder andere in bijeenkomsten als op 8 en 25 oktober. Nederland zal zich sterk inzetten op de daadwerkelijke uitvoering van de gemaakte afspraken door alle betrokkenen. Daarnaast heeft Nederland 100 veldbedden en 10 lichttorens ter beschikking gesteld aan Slovenië, naar aanleiding van een oproep van Slovenië voor meer materialen om de opvang van de vele vluchtelingen beter te kunnen organiseren.
Welke rol spelen de zogenaamde «hotspots» in dit geheel? Is er überhaupt al sprake van een gemeenschappelijke Europese aanpak, al dan niet via de hotspots, om dit humanitaire probleem aan te pakken? Erkent u dat deze gemeenschappelijke aanpak op dit moment ernstig tekort schiet? Deelt u de conclusie dat de huidige vluchtelingencrisis vraagt om het instellen van Europese processing centers waarbij vluchtelingen en andere migranten aan de buitengrenzen worden opgevangen en worden verdeeld over de lidstaten, waarbij economische migranten versneld worden teruggestuurd?
In de Europese Migratieagenda van 13 mei jl. heeft de Europese Commissie een gemeenschappelijke Europese aanpak beschreven voor het beheersbaar houden van de migratiestromen. In deze mededeling benadert de Europese Commissie het migratievraagstuk in de volle breedte, zowel vanuit de interne als de externe dimensie en de samenhang daartussen. De blauwdruk voor een gemeenschappelijke Europese aanpak ligt er. Het is nu zaak om de maatregelen uit de Europese Migratieagenda gezamenlijk verder uit te voeren. Zo is de inrichting van goed functionerende «hotspots» belangrijk om uitvoering te kunnen geven aan de gemaakte afspraken over de tijdelijke herplaatsing van asielzoekers uit Italië en Griekenland, één van de maatregelen uit de Europese Migratieagenda. Migranten die de Europese Unie binnenkomen, moeten in de «hotspots» snel worden geïdentificeerd, inclusief de afname van vingerafdrukken. In die «hotspots» kan dan ook worden vastgesteld of een migrant in aanmerking komt voor herplaatsing of dat terugkeer naar het land van herkomst aan de orde is. Dit sluit aan bij de suggestie in uw laatste vraag. Zoals in de Kamerbrief van 8 september jl. is omschreven ziet Nederland deze tijdelijke herplaatsing slechts als een tussenfase. Structurele oplossingen zijn nodig. Daarom pleit Nederland steeds voor een billijke verdeling van álle asielaanvragen die worden ingediend in de EU volgens een bindende bijdrage per lidstaat, bepaald door een geschikte verdeelsleutel, rekening houdend met de absorptiecapaciteit van een land.
Het bericht van de Kiesraad “Groen licht voor referendum over Associatieovereenkomst Oekraïne” |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Kees Verhoeven (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de kiesraad de aanvraag voor het voor referendum over de Associatieovereenkomst met Oekraïne goedgekeurd heeft, nadat er meer dan 400.000 geldige handtekeningen zijn ingeleverd?1
Ja.
Heeft u uw Europese collega’s al geïnformeerd over het te houden Nederlands referendum? Zo ja, wat waren de reacties?
Ja. Europese partners zijn op de hoogte gesteld van het feit dat er in Nederland een raadgevend referendum zal plaatsvinden over het EU-associatieakkoord met Oekraïne. De andere lidstaten toonden belangstelling voor het referendum in Nederland. Het associatieakkoord is immers een zaak van de gehele Unie, haar 28 lidstaten en Oekraïne.
Wat gaat u doen om de burger zo goed mogelijk te informeren over het Associatie Akkoord met Oekraïne? Bent u voornemens om een voorlichtingscampagne te gaan voeren?
Zoals de Wet raadgevend referendum bepaalt, is het de taak van de referendumcommissie om informatie aan de kiezer te verstrekken over de aan een referendum onderworpen wet, in dit geval de wet tot goedkeuring van het EU-associatieakkoord met Oekraïne. Het raadgevend referendum is een serieuze aangelegenheid die vraagt om een debat over de inhoud van het verdrag. Het kabinet staat voor het belang van het associatieakkoord en zal uiteraard deelnemen aan dit debat en toelichten waarom de Nederlandse regering achter dit verdrag staat.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat het verdrag voorlopig in werking kan treden volgens de EU en dat een raadgevend referendum in Nederland daarop geen invloed heeft?2
Het EU-associatieakkoord met Oekraïne treedt pas in werking als alle partijen het verdrag hebben goedgekeurd en hun aktes van bekrachtiging hebben gedeponeerd bij het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie. Tot het moment van inwerkingtreding wordt het akkoord deels voorlopig toegepast. Die voorlopige toepassing betreft het deel dat onder de competentie van de EU valt. Dit is als procedure in algemene zin vastgelegd in de EU-verdragen (Artikel 218, lid 5 VWEU) en is gebruikelijk. Dit is ook vastgelegd in het associatieakkoord (art. 486).
De voorlopige toepassing van bepaalde onderdelen van dit associatieakkoord is op 1 november 2014 ingegaan. Per Raadsbesluit is vastgelegd welke delen van het verdrag dit betreft (Besluit 2014/295/EU en 2014/668). Voor wat betreft de handelsparagrafen is na trilateraal overleg tussen de EU, Oekraïne en Rusland in september 2014 besloten de voorlopige toepassing uit te stellen tot 1 januari 2016. Ook dit is vervolgens vastgelegd in een Raadsbesluit (Besluit 2014/691). Het raadgevend referendum heeft hierop geen invloed.
Beëindiging van de voorlopige toepassing geschiedt door een schriftelijke kennisgeving, door de EU ofwel door Oekraïne, aan de depositaris van het voornemen de voorlopige toepassing van de overeenkomst te beëindigen. Zolang deze handeling niet is verricht, zal de voorlopige toepassing doorlopen. Beëindiging van de voorlopige toepassing van de overeenkomst van de kant van de EU vereist een besluit van de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen.
De meeste lidstaten hechten aan voorlopige toepassing van onderdelen van het associatieakkoord. De vereiste unanimiteit voor opzegging van de voorlopige toepassing ontbreekt derhalve.
Klopt het dat dit verdrag pas rechtsgeldig is als alle 29 landen (EU landen en Oekraine) en de EU het geratificeerd hebben en dat het niet in werking kan treden indien ook maar één land – bijvoorbeeld Nederland – het verdrag niet ratificeert?
Het verdrag kan inderdaad pas in werking treden als alle partijen het verdrag hebben geratificeerd.
Klopt het dat Nederland het verdrag niet geratificeerd heeft en pas een besluit daartoe neemt nadat het referendum heeft plaatsgevonden?
Ja.
Wordt door het succesvolle inleidende verzoek tot een referendum de Nederlandse ratificatie automatisch opgeschort?
Ja. De regering kan enkel de akte van bekrachtiging neerleggen, oftewel het verdrag ratificeren, wanneer de wet tot goedkeuring van het associatieakkoord in werking is getreden. De inwerkingtredingsbepaling van de goedkeuringswet is van rechtswege vervallen sinds het besluit van de Kiesraad tot toelating van het inleidend verzoek onherroepelijk is geworden.
Kunt u aangeven welk gedeelte van het verdrag in werking treedt, wanneer dit gebeurt en op welke rechtsbasis, nu er geen geratificeerd verdrag ligt?
Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u van mening dat het verdrag niet in werking kan treden voordat het referendum in Nederland heeft plaatsgevonden?
Ja. Zoals ook aangegeven in voorgaande vragen kan het verdrag pas in werking treden als alle partijen het verdrag hebben goedgekeurd en hun aktes van bekrachtiging hebben gedeponeerd bij het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie. De regering kan een verdrag pas ratificeren als de Wet ter goedkeuring van het verdrag in werking is getreden. De inwerkingtreding van deze goedkeuringswet is van rechtswege vervallen in verband met het aanstaande raadgevend referendum. Zoals ook beschreven staat onder vraag 8, staat de voorlopige toepassing van het associatieakkoord hier los van.
Bent u van mening dat als Nederland definitief geen steun verleent aan het Associatieverdrag, het akkoord niet meer «
Het kabinet zal de Wet raadgevend referendum volgen. Dat houdt in dat wanneer geen sprake is van een raadgevende uitspraak tot afwijzing omdat onvoldoende kiesgerechtigden zijn opgekomen óf een meerderheid zich voor de wet heeft uitgesproken, de inwerkingtreding van de goedkeuringswet bij koninklijk besluit zal worden geregeld. Bij een onherroepelijke raadgevende uitspraak tot afwijzing zal het kabinet op grond van de Wet raadgevend referendum een wetsvoorstel tot intrekking dan wel tot inwerkingtreding van de goedkeuringswet bij de Kamer aanhangig maken. De Tweede en Eerste Kamer kunnen dat wetsvoorstel aannemen of verwerpen. Dit betekent met andere woorden dat het kabinet zich bij een dergelijke uitspraak nader zal beraden over de te nemen vervolgstap en daarover ook met het parlement zal komen te spreken. Het kabinet hecht daarbij grote waarde aan de inhoud van het maatschappelijke debat dat over dit onderwerp zal worden gevoerd.
Wat zijn de mogelijkheden om het verdrag niet in werking te laten treden voordat het referendum plaatsvindt?
Zie ook het antwoord op vraag 9: het verdrag kan niet eerder in werking treden dan wanneer alle partijen het verdrag hebben goedgekeurd en hun aktes van bekrachtiging hebben gedeponeerd bij het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie.
Welke mogelijkheden ziet U om de Raad de voorlopige toepassing op te laten te zeggen? Hoe ziet de procedure en besluitvorming eruit?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven wanneer u zult besluiten of u de uitslag van een geldig referendum zult volgen of niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat de kiezer recht heeft om voor het referendum te weten welke actie de regering neemt bij een ja-stem en bij een nee-stem?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
Ja.
Het oplaaiende geweld van Palestijnen |
|
Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het oplaaiende geweld van Palestijnen in Jeruzalem, op de Westoever, in andere steden verspreid door heel Israel en de incidenten aan de grens met Gaza? Hoe beoordeelt u deze golf van geweld?
Ja. Het kabinet veroordeelt aanslagen op Israëlische burgers en betreurt alle onschuldige slachtoffers. Tegelijkertijd moet de reactie op dit geweld proportioneel zijn, om verdere escalatie te voorkomen. Het is belangrijk dat beide partijen niet vervallen in een spiraal van agressie.
Deze golf van geweld is helaas geen volkomen verrassing. Al lange tijd is een negatieve ontwikkeling gaande waarbij mensen het vertrouwen verliezen dat een twee-statenoplossing door onderhandelingen op afzienbare termijn werkelijkheid wordt. Tegelijkertijd is er een proces van verpaupering in Oost-Jeruzalem gaande, is de schade in Gaza nog lang niet hersteld en ondervinden mensen op de Westelijke Jordaanoever dagelijks de gevolgen van de bezetting, inclusief het nederzettingenbeleid.
In een dergelijke context waarin politiek perspectief ontbreekt verliezen mensen hoop en krijgen extremisten aan beide kanten vrij spel en draagt opruiende retoriek en haatzaaien bij aan verdere escalatie.
Hoe beoordeelt u de rol die president Mahmoud Abbas van de Palestijnse Autoriteit speelt ten aanzien van deze gewelddadigheden?
Veel aanslagen hebben plaatsgevonden in Oost-Jeruzalem en in Israël zelf; gebieden waar President Abbas fysieke middelen noch zeggenschap heeft om aanslagen te voorkomen. Een expliciete oproep van President Abbas en andere Palestijnse leiders om af te zien van geweld zou een positieve invloed kunnen hebben op de situatie, maar niet uitgesloten is dat nieuwe aanslagplegers zich daardoor niet laten weerhouden. De aanslagen worden voornamelijk gepleegd door jongeren die zich via sociale media organiseren en lijken niet van bovenaf te worden aangestuurd.
President Abbas staat onder grote binnenlandse druk. Ondanks de toenemende druk, ook vanuit zijn eigen partij, handhaaft Abbas de veiligheidssamenwerking met Israël. Het is zaak dat de Palestijnse en Israëlische leiders er alles aan doen om verslechtering te voorkomen, de kalmte te bewaren en zich te onthouden van provocaties en vijandige retoriek. De-escalatie in woord en daad is noodzakelijk.
Hoe verklaart u dat Abbas – ook na oproepen van de secretaris-generaal van de VN Ban Ki-Moon – het Palestijnse geweld niet heeft veroordeeld?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat Palestijnse media en sociale media dagelijks het geweld ophitsen? Wilt u hierbij tevens reageren op het overzicht van de informatiecampagne die via de Palestijnse media wordt gevoerd?1
In media en op sociale media circuleren allerlei verwerpelijke berichten, van beide zijden. Dit draagt niet bij aan de-escalatie of het scheppen van een klimaat waarin wantrouwen en angst tegenover elkaar overwonnen kunnen worden.
Binnenkort bezoekt de president van de Palestijnse Autoriteit Mahmoud Abbas Nederland; wilt u er krachtig op aandringen dat Abbas zich duidelijk uitspreekt tegen deze Palestijnse terreuracties, voordat het nog verder escaleert?
Bij het bezoek zal uitgebreid worden stilgestaan bij het huidige geweld, en de noodzaak tot de-escalatie, waarbij vanzelfsprekend ook zal worden aangedrongen op een oproep tot afzien van geweld.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het bezoek dat Abbas aan Nederland brengt?
Ja.
Wapenexport naar Egypte |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine?1
Ja.
Deelt u de opvatting van Amnesty International dat de blokkade tegen Jemen acute tekorten aan voedsel, medicijnen en brandstof en andere noodzakelijkheden heeft veroorzaakt?2 Zo nee, waarom niet?
De blokkade heeft de bestaande tekorten aan voedsel, medicijnen en brandstof vergroot. Naast de blokkade zijn vooral de aanhoudende gevechten op de grond en de bombardementen vanuit de lucht alsmede de beschadigingen aan de infrastructuur er de oorzaak van dat (hulp)goederen niet hun eindbestemming bereiken.
Kunt u uitsluiten dat Egyptische marineschepen bijdragen aan de blokkade van Jemen? Zo ja, waarop baseert u dat?
Zoals vermeld in de antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Dijk over de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine, is bekend dat de Egyptische marine sinds maart 2015 betrokken is bij de militaire interventie in Jemen. Egypte heeft vier marineschepen naar de Golf van Aden gestuurd, die voorzover bij het kabinet bekend worden ingezet voor de handhaving van het VN-wapenembargo tegen de Houthi-rebellen van 14 april jl. (VNVR resolutie 2216).
Op welke wijze heeft u opheldering gevraagd of Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd en of waarschuwingsschoten zijn afgevuurd richting Iraanse marineschepen? Wat werd geantwoord op uw navragen? Kunt u uitsluiten dat Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd?
Nederland heeft zowel open als vertrouwelijke bronnen geconsulteerd, onder meer via de ambassade in Caïro, naar aanleiding van de mediaberichten dat Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd en waarschuwingsschoten hebben afgevuurd richting Iraanse marineschepen. De mediaberichten konden niet bevestigd worden.
Deelt u de opvatting dat het handhaven van een wapenembargo er niet toe mag leiden en dat het ook niet nodig is dat essentiële humanitaire hulp Jemen niet bereikt?
Het kabinet blijft bezorgd over de (humanitaire) gevolgen van de blokkade in Jemen en hecht er groot belang aan dat essentiële humanitaire hulp de burgers in Jemen bereikt. Tegelijkertijd is het handhaven van het wapenembargo van groot belang om te voorkomen dat nog meer wapens in de handen van Houthi-rebellen komen, wat een verdere verslechtering van de humanitaire situatie tot gevolg zou kunnen hebben.
Wat is uw reactie op de berichten dat de humanitaire situatie in Jemen blijft verslechteren, dat hulp voor Jemen wordt vertraagd door de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië en dat Jemen slechts 1 procent van de commerciële brandstofbehoeften heeft kunnen importeren in de maand september?3 Deelt u deze analyse van de situatie? Zo nee, waarom niet?
De humanitaire situatie in Jemen is uitermate zorgwekkend. Er zijn inmiddels meer dan 5.000 doden en meer dan 26.000 gewonden (WHO) te betreuren en het einde van de gevechten is nog altijd niet in zicht. De humanitaire situatie in Jemen is de afgelopen maanden snel verslechterd. Sinds de intensivering van de gevechten in maart is het aantal hulpbehoevenden met 33 procent gestegen van 15.9 miljoen naar 21.1 miljoen mensen (80 procent van de bevolking). Vooral in de kuststroken met hoge bevolkingsconcentraties is sprake van een noodsituatie. Humanitaire hulporganisaties breiden hun hulpoperaties uit, maar moeten opereren in extreem uitdagende omstandigheden.
Kunt u toelichten wat in de praktijk het effect is van de overeenkomst over een verificatiemechanisme voor commerciële import?
Het VN verificatie- en inspectiemechanisme houdt in dat de controle van binnenkomende schepen op wapens niet langer wordt uitgevoerd door de coalitie, maar door de VN. De verwachting is dat door invoering van het mechanisme schepen sneller kunnen worden gelost in de Jemenitische havens. Dat geldt zeker voor schepen met hulpgoederen, aangezien deze onder het mechanisme van inspectie zijn uitgezonderd. Het mechanisme is echter nog niet volledig operationeel. Bovendien is door de oorlogshandelingen een van de grootste havens van Jemen, de haven van Hudeidah, ernstig beschadigd geraakt. Aan het herstel van de infrastructuur en de capaciteit van de haven wordt hard gewerkt. De haven van Hudeidah gaat nu geleidelijk weer open.
Staat u nog altijd achter uw besluit om de vergunningen voor de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine te verlenen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Eqypte heeft een legitieme veiligheidsbehoefte voor wat betreft het bewaken van de zeegrenzen. Tevens draagt de Egyptische marine bij aan de maritieme veiligheid in de regio. Het bewaken van deze vaarroutes is ook voor Nederland en de EU van belang. Een Nederlands radarsysteem kan bijvoorbeeld een belangrijke bijdrage leveren aan het voorzien in deze veiligheidsbehoeften. Het kabinet ziet geen aanleiding om het beleid ten aanzien van Egypte op dit punt te wijzigen.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg over Jemen dat gepland staat voor 4 november?
Ja.
De recente escalatie van geweld in Israël en in de door Israël bezette Palestijnse gebieden |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Deelt u de grote zorg en afschuw over de recente escalatie van geweld in Israël en in de door Israël bezette Palestijnse gebieden, waarbij als gevolg van «aanslagen door Palestijnen en wraakacties van het leger» de afgelopen weken zeker 7 Israëliërs en 29 Palestijnen om het leven zijn gekomen en tientallen mensen gewond zijn geraakt? 1
Het kabinet is bezorgd over het geweld in Israël en de Palestijnse gebieden, dat de laatste weken is opgelaaid. Het is onacceptabel dat onschuldige burgers slachtoffer worden van willekeurige aanvallen en de straat niet meer op durven. Het kabinet veroordeelt de gewelddadige acties en dergelijke aanslagen. Tegelijkertijd acht het kabinet proportionele reacties op dit geweld essentieel, ook om verdere escalatie te voorkomen.
Deelt u de zorg over de schijnbaar willekeurige steekincidenten tegen joodse burgers die begrijpelijkerwijs hebben geleid tot veel angst en nervositeit in de gemeenschap? Deelt u tevens de zorg over de gewelddadige tegenacties die zich niet alleen richten op de aanslagplegers zelf, maar waarvan ook onschuldige Palestijnse burgers, waaronder minderjarigen, het slachtoffer zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u dat zowel aan Israëlische als Palestijnse zijde, in woord en daad, voldoende wordt ingezet op de-escalatie van het geweld en van de toegenomen spanningen? Hoe oordeelt u in dit verband over het besluit van het Israëlische veiligheidskabinet om verregaande toestemming te geven om repressieve maatregelen tegen Palestijnen op te voeren, waarbij Palestijnse wijken in Oost-Jeruzalem voortaan in zijn geheel afgesloten kunnen worden?2
Beide zijden hebben wel enkele stappen gezet richting de-escalatie. Zo heeft premier Netanyahu meermaals benadrukt dat Israël de status quo op de Haram al-Sharif / Tempelberg respecteert en handhaaft, en zijn bewindspersonen en Knesset-leden verboden om deze locatie te bezoeken. President Abbas heeft zijn veiligheidsdiensten opgedragen om actief met Israël te blijven samenwerken om het geweld te helpen beteugelen. Er is evenwel meer nodig om de situatie te kalmeren. Het is zaak dat de Palestijnse en Israëlische leiders er alles aan doen om verslechtering te voorkomen, de kalmte bewaren en zich onthouden van provocaties en vijandige retoriek.
Overigens lijken aanslagplegers vooralsnog individueel te handelen, zonder georganiseerde aansturing van terreurcellen. Dit maakt het veel moeilijker voor Israëlische en Palestijnse veiligheidsdiensten hen gericht aan te pakken om nieuwe aanslagen te voorkomen.
Naar aanleiding van het geweld in Jeruzalem heeft Israël aanvullende maatregelen genomen. Voor zover bekend hebben deze vooralsnog geen permanent karakter. Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 1 en 2 acht het kabinet proportionaliteit in de reacties op het geweld essentieel, ook om verdere escalatie te voorkomen.
Deelt u de mening dat de situatie inmiddels dusdanig ernstig is dat er vanuit de internationale gemeenschap maximale druk uitgeoefend moet worden om het geweld te stoppen en bemiddeling aangeboden moet worden om bij te dragen aan de-escalatie?
Ja. Deze dagen vinden er intensieve diplomatieke contacten door Secretary of State John Kerry en Hoge Vertegenwoordiger Mogherini plaats om partijen te bewegen tot de-escalatie. Het kabinet heeft daartoe herhaaldelijk opgeroepen.
Deelt u de mening dat de EU zich tot dusverre veel te afzijdig heeft gehouden en dat één telefoontje naar beide partijen van HV Mogherini op zondag 11 oktober – waarin ze oproept tot kalmte en te werken aan de tweestaten-oplossing – onvoldoende urgentie uitstraalt en gezien de ernst van de situatie volstrekt ontoereikend is?3
Nee, achter de schermen heeft HV Mogherini steeds in contact gestaan met President Abbas en Premier Netanyahu en druk uitgeoefend om stappen te zetten tot de-escalatie. HV Mogherini was voornemens eerder naar de regio te reizen, maar dat bleek niet mogelijk. Op donderdag 22 oktober heeft zij in Berlijn met Premier Netanyahu gesproken. Op vrijdag 23 oktober is mede op haar initiatief een Kwartetbijeenkomst gehouden in Wenen, waaraan zij deelneemt. Op maandag 26 oktober spreekt zij met President Abbas in Brussel. Het kabinet steunt deze inzet van HV Mogherini.
Klopt het dat de situatie in Israël en de bezette Palestijnse gebieden niet op de agenda stond en daarom niet is besproken tijdens de laatste Raad Buitenlandse Zaken op maandag 12 oktober? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 12 oktober jl. is de escalatie in Israël en Palestijnse Gebieden kort besproken. HV Mogherini heeft aangekondigd dat het MOVP opnieuw geagendeerd zal worden voor de eerstvolgende RBZ op 16 november.
Bent u bereid om HV Mogherini op te roepen om, net als/samen met de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken John Kerry, zo snel mogelijk naar de regio af te reizen zodat zij zich ter plaatse maximaal kan inspannen voor de-escalatie van het opgelaaide geweld? Zo nee, waarom niet?4
Zie antwoord op vraag 5.
Deelt u de opvatting dat het teleurstellend is dat precies één jaar na aantreden van HV Mogherini er vrijwel geen concrete acties of maatregelen zijn te noemen waarmee haar belofte om als EU pro-actiever betrokken te zijn bij de hervatting van het vredesproces is ingelost? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is voorstander van een grotere EU rol ten aanzien van het MOVP en zal zich hiervoor blijven inzetten, zo ook tijdens de RBZ in november. Tijdens de Gymnich bijeenkomst op 4 en 5 september jl. heeft de Minister van Buitenlandse Zaken nogmaals gepleit voor de uitwerking van een gezamenlijke EU-inzet voor de komende periode (zie verslag Gymnich). Er bestaat overeenstemming binnen de EU over de noodzaak van een grotere EU-rol. Het is in eerste instantie aan de HV en de EU Speciaal Vertegenwoordiger (EUSV) om dit vorm te geven, voortbouwend op de kaders die de Raad in diverse Raadsconclusies heeft vastgelegd. Zo zetten de Raadsconclusies van juli jl. de bakens voor de EU-koers voor de komende periode.
In het huidige ongunstige politieke klimaat is het niet realistisch om goede resultaten ten aanzien van het MOVP te verwachten. In plaats daarvan zal de EU zich de komende tijd richten op het scheppen van de randvoorwaarden voor een geloofwaardig vredesproces. HV Mogherini en EUSV Gentilini zetten daarbij in op de volgende sporen: met beide partijen werken aan de-escalatie van de huidige spanningen; samen met Kwartetleden de mogelijkheden verkennen voor een stappenplan voor implementatie van bestaande akkoorden; regionale partners betrekken; en verbeteren van de politieke en humanitaire situatie in Gaza.
Op welke termijn denkt u te kunnen voldoen aan het verzoek van de Kamer aan de regering om zich in te spannen voor een zo spoedig mogelijke presentatie van een gemeenschappelijke EU-strategie voor het Midden-Oosten vredesproces, waarin het principe dat de ontwikkeling van relaties met beide partijen afhankelijk is van hun inzet voor een vredesakkoord leidend is en in concrete maatregelen wordt uitgewerkt?5
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat de huidige situatie van wederzijds geweld in de kern te wijten is aan het mislukken van vredesbesprekingen, aan het ontbreken van enig perspectief op hervatting van die besprekingen, aan de uitzichtloze situatie in de Gaza-strook en aan de immer voortdurende status quo van de illegale bezetting en de ongelijkheid tussen beide gemeenschappen?
Verschillende factoren liggen ten grondslag aan deze escalatie van geweld.
Al lange tijd is een negatieve ontwikkeling gaande waarbij mensen het vertrouwen verliezen dat een twee-statenoplossing door onderhandelingen op afzienbare termijn werkelijkheid wordt. Tegelijkertijd is er een proces van verpaupering in Oost-Jeruzalem gaande, is de schade in Gaza nog lang niet hersteld en ondervinden de mensen op de Westelijke Jordaanoever dagelijks de gevolgen van de bezetting, inclusief het nederzettingenbeleid.
In een dergelijke context waarin politiek perspectief ontbreekt verliezen mensen hoop en krijgen extremisten aan beide kanten vrij spel en draagt opruiende retoriek en haatzaaien bij aan verdere escalatie. De huidige crisis laat daarom zien waarom een duurzame oplossing voor het Palestijns-Israëlisch conflict noodzakelijk is. Nederland blijft zich actief inzetten voor een tweestatenoplossing, bilateraal en in Europees verband.
Deelt u de zorg dat, tenzij er spoedig iets aan deze grondoorzaken van het conflict wordt gedaan, het risico op een verdere escalatie van geweld, mogelijk zelfs resulterend in een derde intifada en/of een vierde Gaza-oorlog, reëel is?
Ja.
Bent u bereid, gezien de ernst van de situatie in Israël en de bezette Palestijnse gebieden, deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het zweren op Allah bij de militaire beëdiging |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Openbare militaire beëdiging voor het gemeentehuis Soest»?1
Ja
Deelt u de mening dat het zweren op Allah door militairen een verkeerde ontwikkeling is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 3.
In hoeverre deelt u de visie dat militairen, evenals politiemedewerkers en Rijksambtenaren, niet de mogelijkheid zouden moeten hebben om een islamitische eed af te leggen?
Er is geen sprake van een ontwikkeling. Bij koninklijk besluit van 20 oktober 1916 is reeds de wijze bepaald waarop islamitische militairen bij de Nederlandse krijgsmacht de eed afleggen. Dit heeft te maken met het feit dat militairen uit (het toenmalige) Nederlands Indië veelal moslim waren. Militairen zweren of beloven trouw aan de Koning, gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht. Die eed/belofte is dan ook anders dan de ambtseed van politie en ambtenaren. Militairen roepen het Opperwezen (eed) of hun eigen geweten (belofte) in als getuige. Dat maakt dat de eed ook kan worden afgelegd door militairen die een ander geloof belijden dan het Christendom, zoals het Jodendom, de Islam en het Hindoeïsme op een wijze die voor hen bindend is.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om de militaire eedaflegging gelijk te trekken aan die van politie en Rijksambtenaren?
Zie antwoord op vraag 3.
Het optreden van het Turkse leger en de politie in het zuidoosten van Turkije |
|
Sadet Karabulut (SP), Harry van Bommel (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de het optreden van het Turkse leger en de politie in het zuidoosten van Turkije en de oplopende spanningen in het gebied?1
Ja.
Is u inmiddels meer duidelijk over burgerdoden in het conflict, onder meer in de plaatsten Cizre, Nusaybin en Silvan, die onlangs nog werden afgesloten door het Turkse leger en/of de politie?2 Welke informatie heeft u over burgerdoden in het conflict tussen Turkije en de PKK?
Zoals gesteld in eerdere antwoorden beschikt het kabinet niet over geverifieerde cijfers wat betreft de aantallen burgerslachtoffers. Volgens de in Ankara gevestigde mensenrechtenorganisatie IHD zijn er van begin juli tot 8 oktober meer dan 100 burgerslachtoffers gevallen. De Turkse autoriteiten spreken dit tegen en zeggen dat de meeste van deze doden PKK-leden waren.
Is het waar dat het inwoners van onder meer deze plaatsen onmogelijk werd gemaakt het gebied te verlaten tijdens de blokkade? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Op basis van het internationaal recht mogen veiligheidsmaatregelen worden getroffen, die noodzakelijk en proportioneel dienen te zijn. Vanwege het oplaaiende geweld van de PKK zijn tijdelijke veiligheidszones uitgeroepen voor een aantal provincies in het oosten en zuidoosten van Turkije met beperkingen voor de mobiliteit van burgers. In deze zones is een aantal maatregelen van tijdelijke aard van kracht, zoals check-points en een avondklok. Het is echter niet zo dat inwoners deze zones niet kunnen verlaten.
Daarnaast hadden de Turkse autoriteiten uitgaansverboden ingesteld in de stad Cizre en in de wijken Silvan en Sur van de stad Dyarbakir. Burgers ter plaatse konden hun huizen gedurende enkele uren of dagen niet verlaten.
Intussen zijn deze uitgaansverboden weer opgeheven.
Het is te betreuren dat de omstandigheden en het niveau van geweld zodanig waren dat maatregelen als veiligheidszones met een beperking van de mobiliteit nodig zijn geacht. Deze maatregelen belemmeren het dagelijkse leven van burgers in deze gebieden en bemoeilijken hun bewegingsvrijheid. Dat is voor het kabinet reden tot zorg. Het kabinet heeft er al eerder op gewezen dat de maatregelen van de Turkse regering tegen terroristische dreigingen proportioneel moeten zijn, inclusief als die uitgaan tegen de PKK.
Hoe beoordeelt u het optreden van de Turkse autoriteiten in Cizre, Nusaybin en Silvan en andere plaatsen? Is dit optreden proportioneel?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe interpreteert u de in april aangenomen Domestic Security Bill? Deelt u de zorgen van Amnesty International dat deze wetgeving tot excessief geweld kan leiden door de Turkse autoriteiten en mede daarom een bedreiging vormt voor de mensenrechten?3
De Domestic Security Bill geeft meer zeggenschap aan politie en gouverneurs. Volgens de regering is dit nodig om de orde en veiligheid in het land te bewaren. Oppositiepartijen en maatschappelijke organisaties stellen echter dat de politie teveel macht heeft gekregen en dat daarmee de vrijheid van meningsuiting onder druk kan komen te staan.
Nederland heeft net als Amnesty International zorgen over de mensenrechten in Turkije, inclusief de vrijheid van meningsuiting en demonstratie. Nederland spreekt Turkije hier geregeld op aan, bilateraal en in EU-verband. Ik heb op 30 oktober bijvoorbeeld de Turkse ambassadeur aangesproken op persvrijheid in het algemeen en meer in het bijzonder op de invallen, enkele dagen vóór de verkiezingen van 1 november, bij media-onderdelen van het Koza-Ipek concern.
Bent u, vanwege het oplopende aantal burgerslachtoffers, bereid aan te dringen op een onafhankelijk onderzoek naar het optreden van de strijdende partijen? Indien neen, waarom niet?
Nederland erkent het recht van Turkije om zich te verdedigen tegen terroristische aanslagen, inclusief die van de PKK. Het kabinet blijft erop wijzen dat dergelijke acties proportioneel moeten zijn. Het roept betrokken partijen op het vredesproces zo spoedig mogelijk te hervatten en mensenrechten te respecteren. Dit klemt des te meer nu het geweld voortduurt.
Nederland heeft de optie van een onafhankelijk onderzoek onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten.
Tegenwerking van mensenrechtenorganisaties in Israël |
|
Rik Grashoff (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Right wingers claim they deprived B'Tselem of 100,000-euro award»?1
Ja.
Klopt het dat de stemming voor de Mensenrechtentulp is beïnvloed door een gecoördineerde actie van rechts-nationalistische activisten en organisaties in Israël om mensenrechtenorganisaties B’Tselem en Adalah buiten de top-3 te houden?
«My Israel» heeft een oproep gedaan op andere kandidaten dan «B’Tselem» te stemmen. Van de 70.853 stemmen die op de top-3 kandidaten zijn uitgebracht, kwamen er ongeveer 50.000 uit Israël. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat de oproep van «My Israel» invloed heeft gehad op de stemming.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat de uitslag van een publieksstemming over dé mensenrechtenprijs van de Nederlandse regering op een dergelijke wijze gemanipuleerd wordt?
Het kabinet acht vreedzaam debat en discussie over de kandidaten op zich positief. Uiteindelijk kan openlijk debat over mensenrechtenonderwerpen bijdragen aan zichtbaarheid voor mensenrechtenverdedigers (individuen en organisaties) en verbetering van de mensenrechtensituatie. Het kabinet betreurt evenwel dat door de proteststemmen de positieve steun voor kandidaten onderbelicht kan zijn gebleven.
Het kabinet is zich er van bewust dat bij een internetstemming dergelijke initiatieven mogelijk zijn. Tegelijkertijd is de publiekskeuze maar één onderdeel van een uitgebreid selectieproces, zoals uitgelegd op www.humanrightstulip.nl. Overigens zijn voor de publieksstemming waarborgen ingebouwd om frauduleuze stemmen te voorkomen. Zo wordt maximaal één stem per e-mailadres meegeteld en worden stemmen vanuit automatisch gegenereerde e-mailadressen niet meegeteld.
Welke maatregelen zult u nemen om benadeling die B’Tselem en Adalah hierdoor hebben ondervonden te compenseren en een herhaling bij toekomstige stemmingen te voorkomen?
De procedure van de Mensenrechtentulp wordt jaarlijks geëvalueerd. In de komende evaluatie zal deze ontwikkeling uiteraard ook worden meegenomen. De actie heeft effect gehad op de gehele publieksranking. Geen van de organisaties wordt gecompenseerd; wel is B’Tselem op basis van de kwaliteit van het werk geselecteerd als één van de drie wildcards.
Klopt het dat de Israëlische Minister van Justitie Ayelet Shaked de EU en lidstaten onder druk heeft gezet hun subsidiëring van kritische organisaties in Israël te staken en heeft gedreigd dergelijke subsidies via wetgeving aan banden te leggen?
Het kabinet is tot op heden niet benaderd door de Israëlische Minister van Justitie.
Wel heeft de Israëlische vice-Minister van Buitenlandse Zaken Tzipi Hotovely dit onderwerp aan de orde gesteld bij de EU en enkele lidstaten, waaronder Nederland tijdens mijn bezoek in juli jl. aan Israël. In ons gesprek heb ik het belang benadrukt van het werk van mensenrechtenorganisaties voor een vrije en pluriforme samenleving.
Deelt u de mening dat mensenrechten- en vredesorganisaties in Israël, die zich inzetten voor de mensenrechten van Palestijnen en die kritiek ventileren op de Israëlische bezetting, steeds meer tegenwerking ondervinden?
De laatste jaren worden mensenrechtenorganisaties die kritiek hebben op de regering en op militaire acties vaker negatief geportretteerd in de media en het publieke discours. Met enige regelmaat worden wetswijzigingen voorgesteld die de werkruimte van dergelijke organisaties zouden kunnen beteugelen. In het verleden werden deze voorstellen tot nader orde «bevroren» of aangepast. De werkruimte van NGO’s is tot nog toe niet via wetgeving aangetast.
Bent u bereid uw zorgen daarover aan de Israëlische regering over te brengen en te benadrukken dat de Nederlandse regering het werk van dergelijke organisaties verwelkomt en blijft steunen, ook via The Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat?
Zoals uiteengezet in beantwoording van Kamervragen van Kamerleden Van Klaveren en Bontes van 24 juli 2015 (kenmerk 2015D31344), zijn mensenrechten de hoeksteen van het buitenlands beleid. In dat kader verleent Nederland onder meer via het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat ondersteuning aan Palestijnse en Israëlische NGO’s. Deze NGO’s komen op voor
de rechten van Palestijnse burgers en stellen schendingen door de Palestijnse en Israëlische autoriteiten aan de orde. Tijdens mijn recente bezoek aan Israël en de Palestijnse Gebieden heb ik in een gesprek met de Israëlische vice-Minister van Buitenlandse Zaken Hotovely het belang van het werk van mensenrechtenorganisaties voor een vrije en pluriforme samenleving benadrukt. Nederland zal deze boodschap blijven uitdragen richting de Israëlische autoriteiten.
Wilt u een overzicht en appreciatie geven van lopende wetsvoorstellen in de Knesset en van initiatieven van het Israëlische Ministerie van Justitie die tot doel hebben de vrijheden en subsidiering van mensenrechten- en vredesorganisaties in Israël in te perken?
Er zijn in juni 2015 drie individuele wetsvoorstellen ingediend. De individuele voorstellen zijn afkomstig van de partijen Het Joodse Huis en van Israël Beitenu. Het eerste voorstel betreft de «identification law» en is erop gericht dat medewerkers van organisaties die financiële steun ontvangen van buitenlandse politieke entiteiten zich met een naamkaartje, en bij publieke evenementen ook mondeling, als zodanig identificeren bij hun werkzaamheden. Volgens de twee andere individuele voorstellen zouden organisaties die meer dan $ 50.000 ontvangen van een buitenlandse publieke entiteit worden geregistreerd als «buitenlandse organisatie», waarvoor specifieke procedures voor registratie en operatie gelden, zoals een tarief van 37% belasting over de buitenlandse overheidsfinanciering en het zich verplicht identificeren als «foreign agent». Tevens mogen Israëlische overheidsinstanties niet meer met hen samenwerken. Hierdoor zouden bijvoorbeeld Israëli’s hun alternatieve dienstplicht niet meer bij dergelijke organisaties kunnen vervullen, zoals nu wel het geval is. In het kader van «transparantie» zou ook elk kwartaal uitgebreider dan nu het geval is verantwoording moeten worden afgelegd over financiering en doelstellingen.
Daarnaast is op 1 november jl. een eerste versie van een wetsvoorstel van de Israëlische Minister van Justitie gepubliceerd. Strekking van de tekst lijkt in het bijzonder gericht op transparantieregels aan NGO’s die meer dan 50% financiering van buitenlandse overheden ontvangen. Het is echter nog onduidelijk wat het uiteindelijke oogmerk van het initiatief van de regering zal zijn, gezien dit geen finale tekst betreft en ook nog geen officieel wetsvoorstel is.
De strekking van de plannen is zorgelijk. Dergelijke wetgeving raakt de kern van een vrije en pluriforme democratie.
Klopt het dat deze wetsvoorstellen en initiatieven zodanig zijn opgesteld dat zij rechts-nationalistische organisaties, waaronder organisaties die de bezetting en nederzettingen actief steunen, ontzien?
De wetsvoorstellen zijn van toepassing op alle organisaties die financiële steun verkrijgen van «buitenlandse politieke entiteiten». De in vraag 9 door u genoemde organisaties krijgen doorgaans geen steun van buitenlandse regeringen, waardoor de wetsvoorstellen de facto niet op hen van toepassing zijn.
Klopt het dat enkele rechts-nationalistische NGOs» (non-gouvernementele organisaties) van de Israëlische autoriteiten een vrijstelling hebben gekregen, waardoor zij geen (volledig) inzicht in hun financieringsbronnen hoeven te geven, terwijl de transparantie-eisen voor mensenrechten- en vredesorganisaties in Israël verder aangescherpt worden?
De in het Israëlische Register voor NGO’s ingeschreven organisaties moeten de identiteit melden van particulieren die omgerekend meer dan ongeveer vijfduizend euro doneren. Sinds 2011 moeten NGO’s elk kwartaal rapporteren over eventuele buitenlandse overheidsfinanciering. Het Register heeft de afgelopen jaren aan verscheidene organisaties vrijstelling gegeven van de verplichting (bepaalde) particuliere donoren openbaar te maken. Het betreft meestal ultraorthodoxe organisaties of politiek rechts-nationalistische georiënteerde pro-nederzettingen NGO’s, maar ook een enkele links georiënteerde organisatie.
Klopt het dat het inperken van mogelijkheden voor fondsenwerving van Israëlische mensenrechten- en vredesorganisaties kan worden aangemerkt als een schending van hun vrijheid van vereniging, verankerd in mensenrechtenverdragen, en verplichtingen die de Israëlische regering onder die verdragen heeft?
Vooralsnog zijn de aanhangige wetsvoorstellen nog niet aangenomen. Artikel 22 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, waarbij Israël partij is, beschermt het recht op vrijheid van vereniging. Beperkingen op dat recht zijn toegestaan voor zover zij bij wet zijn geregeld en noodzakelijk zijn in het belang van de nationale of publieke veiligheid, de openbare orde, de bescherming van de volksgezondheid of moraal en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Voor de vraag naar de visie van de regering of aan deze vereisten is voldaan wordt verwezen naar het antwoord op vraag 8.
Kent u het bericht «How Israeli taxpayers subsidize «Jewish terror»»?2 Heeft u vernomen dat de organisatie «Honenu» een anbi-status heeft gekregen in Israël, waardoor donaties aan «Honenu» belastingaftrekbaar zijn?
Ja.
Hoe beoordeelt u dit gegeven, ook in het licht van uw ferme kritiek op betalingen van Palestijnse autoriteiten aan gevangenen die aanslagen op Israëli’s hebben gepleegd?
Nederland draagt noch direct noch indirect financieel bij aan de organisatie Honenu. Niettemin acht het kabinet het zorgelijk dat deze organisatie onder meer financiering blijkt te geven aan enkele wegens terrorisme veroordeelde Israëliërs.
Is het waar dat meerdere rechts-nationalistische organisaties in Israël, die de bezetting actief steunen en die beleid bevorderen dat inbreuk maakt op het internationaal recht, een anbi-status van de Israëlische autoriteiten hebben ontvangen?
Verscheidene organisaties, die het nederzettingenbeleid actief steunen, hebben een anbi-status ontvangen.
Is het waar dat de Israëlische autoriteiten aan vrijwel geen enkele Israëlische mensenrechtenorganisatie een anbi-status hebben toegekend en deze status in het geval van Rabbi’s for Human Rights herhaaldelijk hebben geweigerd en in het geval van Physicians for Human Rights-Israel hebben ingetrokken?
Voor zover het kabinet dit heeft kunnen nagaan, klopt dit.
Bent u bereid de Israëlische regering om opheldering te vragen waarom Honenu wel en mensenrechtenorganisaties als hiervoor genoemd geen anbi-status genieten?
Ja, het kabinet zal om een toelichting vragen in toekomstige contacten met Israël.
Heeft u kennisgenomen van uitlatingen van Lars Faaborg-Andersen, de EU ambassadeur in Israël, die wetgevingsinitiatieven tegen Israëlische mensenrechtenorganisaties «a deep concern for us» heeft genoemd en «the sort of thing that is a red line»?
De uitlatingen van ambassadeur Faaborg-Andersen refereren aan enkele bepalingen in de huidige individuele wetsvoorstellen. De EU-delegatie zal hierover binnenkort in gesprek gaan met de Israëlische Minister van Justitie.
Ook in het verleden heeft de EU haar bezorgdheid over dergelijke wetgevingsinitiatieven herhaaldelijk overgebracht aan Israëlische autoriteiten. Bijvoorbeeld tijdens de EU-Israël informele werkgroepen over mensenrechten en tijdens gesprekken van de EU-delegatie in Israël met verscheidene hooggeplaatste Israëlische overheidsfunctionarissen. Daarnaast werd de kwestie genoemd in meerdere voortgangsverslagen van het Europees Nabuurschapsbeleid en in verklaringen bij de 2011 en 2012 EU-Israël Associatieraad.
Wilt u een toelichting geven hoe de EU deze rode lijn in haar betrekkingen met Israël politiek markeert en concreet implementeert?
Zie antwoord vraag 17.
Deelt u de mening dat Nederland in lijn met de beleidsdoelstelling op het gebied van mensenrechten proactief moet opkomen voor de positie van mensenrechtenorganisaties in Israël?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat de Palestijnse Autoriteit veroordeelde Hamas terroristen heeft betaald |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Documents reveal Palestinian Authority paying convicted Hamas terrorists?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Palestijnse Autoriteit veroordeelde Hamas-terroristen financieel steunt met aanzienlijke bedragen? Klopt het dat onder meer Ibrahim Hamad en Abdullah Barghouti allebei respectievelijk $ 53,000 en $ 66,000 dollar hebben ontvangen, terwijl zij onder meer veroordeeld zijn voor de aanslag op een restaurant in 2001 waarbij ook vijf Nederlandse onderdanen zijn omgekomen? Kunt u aangeven wat het totaalbedrag is dat de Palestijnse Autoriteit tot nu toe heeft overgemaakt aan terroristen? Wat is hier uw reactie op?
Het bericht betreft betalingen in de periode voor 2014. Voor de hoogte van de uitgaven door de Palestijnse Autoriteit (PA) en een toelichting op de betalingen zoals door de PA uitgevoerd, verwijs ik u graag naar de beantwoording van de feitelijke vragen d.d. 13 juni 2014, (Kamerstuk 23 432, nr. 374)
Nadien is de verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van Palestijnen in Israëlische detentie en hun familieleden overgegaan naar de PLO. De regelgeving zoals gehanteerd door de PA maakte geen onderscheid voor gevangenen op basis van politieke affiliatie (zie ook de beantwoording op de vragen van 28 oktober 2014, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 385).
Het kabinet kan de in het nieuwsbericht genoemde bedragen niet bevestigen.
Herinnert u zich de motie waarin de regering wordt verzocht zich ook in EU-verband ervoor in te spannen dat dit beleid wordt ingetrokken? Wat hebben deze inspanningen tot nu toe opgeleverd?2
De focus van de meeste EU lidstaten is het voorkomen dat donorgelden naar betalingen van Palestijnse gevangenen gaan. Net als Nederland wordt binnen de EU gehecht aan goede waarborgen op de betalingen aan de Palestijnse Autoriteit uit bilaterale programma’s en van programma’s van de EU, zoals de strenge en onafhankelijke controles op Pegase.
Aan Pegase ligt een financieringsovereenkomst ten grondslag waarin bepalingen zijn opgenomen over het doel van de steun en de verificatiemechanismes die gelden bij de uitbetaling ervan. De Europese Rekenkamer oordeelde dat deze mechanismes «robuust» zijn en dat deze goed zijn toegepast. Pegase is een specifiek fonds dat salarissen en uitkeringen betaalt aan Palestijnse ambtenaren. Pegase draagt niet bij aan de financiële ondersteuning van Palestijnse (ex) gevangenen of hun familieleden. De Nederlandse bijdrage aan Pegase vormt de enige vorm van directe financiering van Nederland aan de PA.
De zorg dat het Palestijnse systeem van betalingen aan gevangenen een incentive zou kunnen zijn voor geweld, wordt slechts door een enkele EU-lidstaat gedeeld. Binnen de EU wordt er op gewezen dat de steun onder de Palestijnse bevolking voor het systeem heel groot is en bestaat er nauwelijks steun voor het opvoeren van de druk op de PLO om het systeem aan te passen.
Nederland blijft het beleid van de PLO, conform verzoek van de Tweede Kamer, aankaarten in bilaterale gesprekken met de PA en de PLO, zoals onlangs en marge van het Nederlands-Palestijns bilateraal forum. In deze gesprekken benadrukt de PLO de betalingen als sociaal vangnet te beschouwen.
Ziet u naar aanleiding van deze laatste berichten aanleiding om hiertoe extra inspanningen op te leveren? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Noorse investeerders die oprukken in de Nederlandse kinderopvang |
|
Tjitske Siderius (SP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Acht u het wenselijk dat er een Noorse organisatie investeert in de Nederlandse kinderopvang en over de rug van Nederlandse peuters forse winst probeert te maken?1
Ik vind het wenselijk dat er geïnvesteerd wordt in de Nederlandse kinderopvang, ook als een Noorse organisatie dat doet. Meer investeringen vergroten de keuzemogelijkheden voor ouders. Een organisatie die goede kwaliteit kan leveren en Nederlandse ouders goed kan bedienen, is welkom op de kinderopvangmarkt. Private investeerders hebben in de afgelopen jaren een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de kinderopvangsector. Het aantal vestigingen is mede door hun bijdrage bijvoorbeeld stevig uitgebreid. Dit heeft ervoor gezorgd dat de positie van ouders versterkt is. Ouders hebben meer mogelijkheden om hun kinderen toe te vertrouwen aan de kinderopvangorganisatie die zij voor ogen hebben. Veel private organisaties laten zien dat ook zij goede kwaliteit kinderopvang kunnen bieden en dat zij turbulente tijden kunnen en willen doorstaan.
Ik zet in op kinderopvang die voldoet aan de eisen die in wet- en regelgeving gesteld zijn. Voorwaarde daarbij is dat toezicht en handhaving in orde is en dat ouders goed geïnformeerd worden over de geboden kwaliteit. Hoe deze organisaties dan precies gefinancierd zijn, vind ik daarbij niet relevant.
Acht u het wenselijk dat – in het licht van de affaire rondom Estro – een groot, internationaal concern met meerdere bedrijfstakken de Nederlandse kinderopvangmarkt betreedt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het in uw ogen wenselijk dat een private organisatie in de kinderopvang een jaaromzet draait van 9,5 miljoen euro? Kunt u toelichten hoeveel kinderopvangtoeslag van Nederlandse ouders onderdeel is van deze 9,5 miljoen? Zo nee, bent u bereid om dit te onderzoeken?
Zoals ik in mijn vorige antwoord heb aangegeven vind ik het van belang dat wordt geïnvesteerd in de kinderopvang. Dit kan ook via private organisaties, groot en klein. Ik heb geen inzicht in de bedrijfsvoering van private ondernemingen. Nederlandse ouders ontvingen gemiddeld een toeslagpercentage van ongeveer 62 procent in 2015.
Acht u het wenselijk dat winsten die de Nederlandse tak van Norlandia Care Group behaalt in een deels overheidsgefinancierde markt naar het buitenland sluist? Zo nee, bent u bereid om hier maatregelen tegen te nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen inzicht in de bedrijfsvoering van private ondernemingen. Ik vind het belangrijk dat kinderopvangorganisaties voldoen aan de eisen in wet- en regelgeving en dat ouders goed bediend worden en kunnen beschikken over kinderopvang die aan hun wensen voldoet. Goede dienstverlening en voldoen aan de wettelijke eisen is voor mij van primair belang.
Hoeveel van de jaaromzet van Norlandia Care Group in 2014 is ingezet voor kwaliteitsverbetering, prijsverlaging of betere dienstverlening aan ouders en kinderen?2
Zie antwoord vraag 4.
Acht u het wenselijk dat er in de kinderopvang grootschalige (buitenlandse) overnames plaatsvinden, waarbij kinderopvanginstellingen binnen een jaar tijd 300 medewerkers in dienst hebben en het einde van de overnames nog niet in zicht is?
De afgelopen jaren was er een krimp te zien in de kinderopvangsector. Als er nu berichten zijn dat er organisaties zijn die investeren in de kinderopvang, zie ik dat als goed nieuws, ook als dit buitenlandse organisaties zijn, en zeker als dit leidt tot meer werkgelegenheid in deze sector.
In hoeverre blijven de arbeidsvoorwaarden van de medewerkers bij de Stichting Kinderdagverblijven Wassenaar gelijk na de overname door de Norlandia Care Group? Kunt u dit toelichten?
De arbeidsvoorwaarden die ondernemers met hun werknemers overeenkomen vallen niet onder de directe verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. Ik heb dan ook geen beeld van de arbeidsvoorwaarden bij de Stichting Kinderdagverblijven Wassenaar en ga er vanuit dat hierbij voldaan wordt aan de wettelijke vereisten. Evenals de andere voorwaarden waar een overname aan moet voldoen, inclusief de rol van de medezeggenschap.
Over het algemeen is het beeld dat we de crisis langzaam achter ons laten en de vraag naar kinderopvang, en daarmee het reilen en zeilen van de sector kinderopvang aantrekt. Dat is goed voor werknemers. Daarbij investeert het kabinet 290 miljoen extra in de kinderopvangtoeslag in 2016. Dat zal de vraag naar kinderopvang, en daarmee de werkgelegenheid in de sector, verder bevorderen.
Kunt u de Kamer de huidige verdeling van het marktaandeel van kleine en grote ondernemers/aanbieders in de kinderopvang doen toekomen in aantallen en percentages? Kunt u de ontwikkelingen in het marktaandeel van alle tussenliggende jaren sinds 2010 in een tabel aan de Kamer doen toekomen?3
Dat kan ik niet. Er zijn data over het gebruik op locatieniveau, maar niet op concernniveau. Wel zien we dat de kinderopvangsector behoorlijk versnipperd is ten opzichte van veel andere sectoren: ook de grootste concerns hebben een marktaandeel van ten hoogste enkele procenten. Ouders hebben dus ruime keuze uit een diversiteit aan aanbieders van kinderopvang.
Acht u de schaalvergroting in de kinderopvang in zijn algemeenheid wenselijk? Kunt u dit toelichten?
Ik vind het belangrijk dat kinderopvangorganisaties voldoen aan de eisen in wet- en regelgeving en dat ouders goed bediend worden en kunnen beschikken over kinderopvang die aan hun wensen voldoet. De schaalgrootte van kinderopvangorganisaties vind ik daarbij niet relevant. Goede dienstverlening en voldoen aan de wettelijke eisen zijn voor mij van primair belang.
Bent u van mening dat het wenselijk is dat juist de buurtfunctie van peuterspeelzalen en kinderopvanginstellingen weer in ere hersteld wordt in plaats van de huidige ontwikkeling waarbij allerlei internationale concerns zich invechten in de kinderopvangsector? Welke maatregelen gaat u nemen om juist deze buurtfunctie aan te moedigen en te stimuleren? Kunt u dit toelichten?4
Kinderopvang wordt verzorgd door zowel organisaties met als zonder winstoogmerk. Beide typen organisaties leveren over het algemeen goede kwaliteit. Ik zie nu geen reden om ten aanzien van deze sector principiële veranderingen door te voeren en deze sector publiek te maken. Ik vind het belangrijk dat kinderopvang kwalitatief goed is en aan de wensen van ouders tegemoet komt. Mijn beeld is dat ouders over het algemeen tevreden zijn over hun opvang en dat de keuzemogelijkheden op buurtniveau voldoende zijn.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat de kinderopvang weer een publieke voorziening wordt?
Zie antwoord vraag 10.
De luchtaanval op het ziekenhuis van Artsen zonder Grenzen in Kunduz |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Dodental Kunduz gestegen naar 22 – AZG wil onafhankelijk onderzoek»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het aantal doden door de luchtaanval op het ziekenhuis van Artsen zonder Grenzen in Kunduz is gestegen naar 22 en dat de hulporganisatie zich heeft teruggetrokken uit de Afghaanse stad?
Volgens de laatste, mij bekende, informatie is het aantal doden gestegen naar ten minste 30.
Wat zijn de gevolgen voor gewonden in Kunduz als dit ziekenhuis gesloten blijft?
De gevolgen zijn op dit moment moeilijk in te schatten. Het regionale ziekenhuis is volgens de VN operationeel, maar er is een minimale bezetting. Dit ziekenhuis krijgt momenteel ondersteuning vanuit de WHO. Door de sluiting van het Artsen zonder Grenzen ziekenhuis, worden ernstig gewonden doorverwezen naar het Imam Saheb District Hospital in de provincie Kunduz, en ziekenhuizen in andere provincies. Volgens de VN zijn 60 van de 64 lokale gezondheidscentra in de provincie Kunduz nog steeds operationeel. De VS hebben aangegeven bij te willen dragen aan het herstel van het Artsen zonder Grenzen ziekenhuis in Kunduz.
Kunt u bevestigen dat Artsen Zonder Grenzen de coördinaten van het ziekenhuis aan alle strijdende partijen had doorgegeven en dat de luchtaanval ten minste 30 minuten aanhield nadat de organisatie Amerikaanse en Afghaanse autoriteiten erover had geïnformeerd?2
Ik kan dit niet op basis van eigen informatie bevestigen.
Deelt u de opvatting van Artsen Zonder Grenzen dat er een volledig en transparant onderzoek naar het voorval moet worden uitgevoerd door een onafhankelijke internationale organisatie? Bent u bereid tot een dergelijk onderzoek, bijvoorbeeld door de VN, op te roepen?
Het kabinet betreurt ten zeerste dat er zoveel slachtoffers zijn gevallen bij het incident in Kunduz en heeft zijn medeleven uitgesproken aan Artsen zonder Grenzen. Op 2 november jl. is met Artsen zonder Grenzen gesproken en zijn deze condoleances nogmaals overgebracht. Er is in dat gesprek ook benadrukt dat het kabinet het van groot belang vindt dat op grondige en transparante wijze wordt uitgezocht hoe dit voorval heeft kunnen gebeuren. Het kabinet verwelkomt daarom de verschillende onderzoeken die Afghanistan, de Verenigde Staten en de NAVO zijn gestart, als ook de verklaring van President Obama dat een «volledige verantwoording over de feiten en de omstandigheden» nodig is. President Obama heeft tevens zijn excuses aangeboden aan Artsen zonder Grenzen. Het kabinet wil eerst de uitkomst van lopende onderzoeken afwachten en ziet op dit moment geen reden om te pleiten voor een extra internationaal onderzoek.
De massale vernietiging van bewijsmateriaal van buitenlandse verkeersovertreders |
|
Wassila Hachchi (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bewijsmateriaal buitenlandse verkeersovertreders massaal vernietigd»?1
Ja.
Kunt u toelichten waarom dit bewijsmateriaal is vernietigd?
De reden voor het vernietigen van gegevens en welke gegevens zijn vernietigd wordt toegelicht in de Kamerbrief over dit onderwerp, die samen met deze antwoorden is aangeboden aan uw Kamer.
Kunt u aangeven welk bedrag de Nederlandse staat jaarlijks misloopt aan niet betaalde verkeersboetes van buitenlandse verkeersovertreders?
Over de verwachte inningspercentages ten aanzien van de vier landen, Duitsland, België, Frankrijk en Zwitserland, waar reeds op kenteken wordt geflitst, heb ik u bij beantwoording van Kamervragen van de leden Van Helvert en Omtzigt (CDA)2 geïnformeerd. Ongeveer 20% van de opgelegde boetes wordt niet geïnd door de Nederlandse Staat.
Kunt u uiteenzetten hoe de samenwerking met EU-landen op het gebied van het incasseren van verkeersboetes werkt?
Sinds de implementatie van het Kaderbesluit Geldelijke Sancties (Kaderbesluit 2005/214/JBZ) draagt het CJIB zaken die niet in de inningsfase (dit is de fase van aanschrijving en aanmaning) door betrokkene worden voldaan, voor zover mogelijk, over aan de staat van de woonplaats van de bestuurder of het land van kentekenregistratie in het geval van een kentekenovertreding en vice versa.
Bent u van mening dat die samenwerking met alle EU landen goed verloopt? Zo nee, met welke landen niet en wat wordt daar op dit moment aan gedaan?
Ja, die samenwerking verloopt over het algemeen goed.
Bent u op de hoogte van de cijfers van RTL nieuws over het aantal verkeersongevallen met auto’s met buitenlands kenteken en voor hoeveel gevallen de boetes nu zijn vernietigd?2
Ja ik ben op de hoogte. Rijkswaterstaat heeft de database BRON ter beschikking gesteld, waarna door RTL nieuws zelf analyses zijn uitgevoerd. Er is geen sprake van vernietigde boetes.
Bent u van mening dat mensen die de verkeersveiligheid in Nederland in gevaar brengen een boete moeten krijgen en dat het niet wenselijk is dat sommige groepen ongestraft wegkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom zijn de boetes dan vernietigd?
Ik onderstreep het uitgangspunt dat mensen die de verkeersveiligheid in gevaar brengen hierop moeten worden aangesproken. Dit geldt ook voor bestuurders uit andere landen. Hiervoor heb ik opdracht gegeven om de digitale handhavingsmiddelen zo in te gaan richten dat ook kentekens uit andere landen die onder de CBE richtlijn vallen, kunnen worden herkend en vervolgens worden beboet. Voor Duitsland, België, Frankrijk en Zwitserland is dit inmiddels gerealiseerd en Polen volgt naar verwachting nog dit jaar. Ik streef er vervolgens naar om in 2016 de aansluiting van meer landen te realiseren. Hiervoor wordt bekeken wat per land nodig is om de aansluiting te realiseren. Er is geen sprake van vernietigde boetes. Wanneer de software van de digitale handhavingsmiddelen nog niet is aangepast zodat kentekens uit een bepaald land worden herkend en het vervolgproces niet op dat land is ingericht, kunnen die flitsfoto’s niet verder worden verwerkt tot een boete.
Het voorgenomen staatsbezoek van Kagame aan Nederland |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat president Kagame van Rwanda komende weekend (3 en 4 oktober 2015) een staatsbezoek brengt aan Nederland? Klopt het tevens dat hij met alle egards wordt ontvangen?
President Kagame bracht van 3 tot 7 oktober een werkbezoek aan Nederland. Hij is op de manier ontvangen die hiervoor gebruikelijk is.
Vindt u een dergelijk staatsbezoek gepast gezien de veroordeling door de VN aangaande de steun van Rwanda aan mensenrechtenschendingen in Congo1 en de rebellenbeweging M23?2
Rwanda is een van de 15 OS partnerlanden. Het is gebruikelijk dat Nederland tot op het hoogste niveau goede relaties onderhoudt met bevriende landen. Een werkbezoek van de president van Rwanda aan Nederland lag in de lijn van het Nederlandse beleid een kritisch-constructieve partner te zijn. Uiteraard zijn de door u genoemde kritische rapporten mij bekend. Deze onderwerpen zijn in onze contacten zeker besproken.
Kunt u bevestigen dat ook dergelijke mensenrechtenschendingen en de algemene mensenrechtensituatie in Rwanda aan de orde zullen komen tijdens dit werkbezoek? Kunt u de Kamer hierover informeren?
Nederland is een kritisch-constructieve partner van Rwanda. Omdat wij sinds de genocide van 1994 een consistente partner zijn geweest bij de wederopbouw van het land en een vertrouwde relatie op basis van gelijkwaardigheid hebben opgebouwd met Rwanda kunnen wij open spreken over onderwerpen als mediavrijheid, ruimte voor oppositie en mensenrechten. Juist door in gesprek te blijven denkt Nederland samen met Rwanda verbeteringen te kunnen bewerkstelligen op terreinen die ons zorgen baren. Tijdens het bezoek hebben zowel Minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking als ik deze onderwerpen dan ook aan de orde gesteld en hier op een constructieve manier met president Kagame over kunnen praten.
Kunt u aangeven waarom deze reis niet ruim van te voren is aangekondigd? Klopt het bovendien dat er geen persmoment is ingepland waardoor er geen kritische vragen gesteld kunnen worden? Deelt u de mening dat dit bezoek een uitgelezen kans is voor president Kagame om kennis te maken met de Nederlandse benadering van de vrijheid van meningsuiting en andere fundamentele mensenrechten? Kunt u aangeven op welke wijze dit tijdens het staatsbezoek wordt ingevuld?
Het betrof een werkbezoek, dat op gebruikelijk wijze is aangekondigd. Het staat de Nederlandse media uiteraard vrij zelf contact te zoeken met de Rwandese delegatie om eventuele vragen te stellen. Het bezoek had als doel om de onderlinge betrekkingen te versteken en de economische banden aan te halen, zodat de hulprelatie geleidelijk kan worden afgebouwd en plaats wordt gemaakt voor een handelsrelatie. Zoals onder vraag 2 en 3 gemeld, zijn in de diverse gesprekken ook de zorgpunten die Nederland over Rwanda heeft aan de orde gekomen.
Het bericht dat Saudi-Arabië LHBT-rechten wilt schrappen uit de VN-doelstellingen |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Pia Dijkstra (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht: «Saoedi-Arabië wil holebirechten schrappen uit VN-doelstellingen»?1
De duurzame-ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, SDG’s) zijn het resultaat van onderhandelingen tussen lidstaten. De doelen zijn bij consensus aangenomen. Nederland is tevreden over de verankering van mensenrechten in het algemeen, en het non-discriminatiebeginsel in het bijzonder, in de SDG’s. Dit is een belangrijke verbetering ten opzichte van de Millenniumdoelen (MDG’s).
Daarbij is het goed te benadrukken dat er nooit sprake is geweest van expliciete opname van gelijke rechten voor LHBT’s in de SDG’s. Ze maakten geen deel uit van eerdere voorstellen, noch van het definitieve SDG-uitkomstendocument dat tijdens de SDG-top in New York van 25 -27 september jl. door alle VN-lidstaten aangenomen is. Het alsnog schrappen van deze rechten uit de SDG’s, zoals het geciteerde bericht in De Morgen lijkt te suggereren, is dan ook niet aan de orde.
Het algemene non-discriminatieprincipe dat in de doelen is vastgelegd geldt voor iedereen, ongeacht seksuele oriëntatie of genderidentiteit. Dat betekent dan ook dat gelijke rechten voor LHBT’s wel degelijk onderdeel uitmaken van de post-2015-agenda. In het SDG-uitkomstendocument zijn tevens diverse verwijzingen naar kwetsbare groepen opgenomen. Het principe «Leave No One Behind» is stevig verankerd in de SDG’s. Ook dit principe geldt voor iedereen, dus ook voor LHBT’s.
Bent u bereid Saoedi-Arabië in VN-verband of bilateraal verband aan te spreken over de opmerkingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de opvatting dat de VN-doelstellingen in twijfel mogen worden getrokken omdat ze in strijd zijn met de islamitische wet? Deelt u de mening van Saudi-Arabië?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is als deze rechten verdwijnen uit de doelstellingen van de VN? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat Saudi-Arabië zijn voornemen doorzet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid erop aan te dringen dat LHBT-rechten alsnog in de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsdoelen worden opgenomen? Indien dit niet mogelijk is, hoe gaat u er dan voor zorgen dat de LHBT-rechten worden gewaarborgd in de VN-lidstaten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het tegenstrijdig is dat Saudi-Arabië voorzitter is van een belangrijk forum van de Mensenrechtenraad en tegelijkertijd mensenrechten niet erkent? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
De Permanent Vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties in Genève van Saoedi-Arabië, Faisal Trad, is door zijn regionale groep, de Aziatische groep, aangewezen als lid van de zogeheten Consultative Group. De regionale groepen stellen zelf iemand uit hun midden aan in deze commissie. Deze persoon functioneert vervolgens op persoonlijke titel. De leden van de Consultative Group kiezen zelf hun voorzitter.
Denkt u dat het forum met «onafhankelijke experts» evenwichtig en effectief mensenrechten kan bevorderen, als het land van de voorzitter pleit voor het schrappen van belangrijke mensenrechten uit de VN-doelstellingen?
De adviezen van de Consultative Group komen tot stand op basis van strikte voorschriften en zijn openbaar. De voordrachten worden gedragen door de gehele commissie. Deze vallen niet onder de eigen bevoegdheid van de voorzitter. Naast de Permanent Vertegenwoordiger uit Saoedi-Arabië komen de leden uit Algerije, Chili, Griekenland en Letland.
Klopt het dat Saudi-Arabië, als lid van de Organisatie van de Islamitische Samenwerking (OIS), de Caïro-verklaring heeft erkend? Zo ja, wat is de verhouding tussen de Caïro-verklaring en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)? Hoe is het Nederlandse mensenrechtenbeleid gericht op bevordering van mensenrechten in lidstaten van de OIS?
Ja. De Caïro-verklaring inzake mensenrechten binnen de islam is een verklaring van de lidstaten van de Organisatie van de Islamitische Samenwerking (OIS) over mensenrechten vanuit islamitisch perspectief. De islamitische wetgeving (sharia) vormt het fundament voor deze verklaring. De Caïro-verklaring zelf geeft aan complementair te zijn aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), en deze niet te vervangen. Echter, op cruciale punten is de Caïro-verklaring strijdig met de UVRM. Het mag geen twijfel lijden dat de UVRM, die als basis heeft gediend voor een groot aantal mensenrechtenverdragen, leidend is als belangrijkste internationale standaard op het gebied van mensenrechten. Nederland zal derhalve de normen die in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zijn vastgelegd blijven uitdragen, ook in de lidstaten van de OIS. Ten aanzien van de specifieke Nederlandse mensenrechteninzet in de lidstaten van de OIS verwijs ik u graag naar de Mensenrechtenrapportage die jaarlijks met Uw Kamer gedeeld wordt.
Toegang tot veilige abortus voor verkrachtingsslachtoffers in conflictgebieden |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het gewijzigde EU-standpunt inzake toegang tot veilige abortus voor verkrachtingsslachtoffers in conflictgebieden?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Nederland, samen met het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, de VN-Veiligheidsraad en de VN-Secretaris-Generaal, koploper is en zal blijven in het uitdragen van dit beleid?
Ja.
Hoe zal u dit nieuwe beleid van de Europese Commissie actief ondersteunen en bijdragen aan het vergroten van het draagvlak onder de EU-lidstaten?
Zowel in bilaterale als in multilaterale ontmoetingen en onderhandelingen blijft Nederland het belang van volledige toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, waaronder abortus, onderstrepen en uitdragen. Daarbij schuw ik het gesprek met niet gelijkgestemde landen of religieuze instellingen niet. Ook binnen de Europese Unie spant Nederland zich in om dit beleid uit te dragen. Ik heb in mei van dit jaar samen met 15 andere EU ministers een brief gestuurd naar Eurocommissaris Mimica en Hoge Vertegenwoordiger Mogherini met daarin de aansporing aan de Europese Unie om steviger in te zetten op seksuele en reproductieve gezondheid. Als vervolgstap is het nu aan de EU ambassades in met name conflictgebieden om het belang van seksuele en reproductieve gezondheid onder de aandacht te brengen van de ter plaatse actieve partnerorganisaties.
Zal u dit beleid publiekelijk voorstaan tijdens de VN-Veiligheidsraad op 13 oktober a.s. in New York in het debat over Vrouwen, Vrede en Veiligheid?
Ja.
Zal u toezien op spoedige implementatie van dit beleid dat bepalend is voor de toekomst van verkrachtingsslachtoffers in onder meer Syrië, Nigeria en Congo?
Ja, daar zal het Kabinet op toezien. Tijdens conflicten en humanitaire crises zijn vrouwen vaak slachtoffer van seksueel geweld. Nederland bepleit daarom voortdurende steun aan vrouwen inclusief het recht op abortus. Er zijn meerdere kanalen en middelen die de spoedige implementatie van dit beleid faciliteren. Nederland zelf doet dit bijvoorbeeld via het «Dutch Relief Fund», waarbij specifieke aandacht uitgaat naar kwetsbare groepen, met name vrouwen en meisjes. In de aanloop naar de World Humanitarian Summit stelt Nederland het belang van gender en seksuele en reproductieve gezondheid, inclusief abortus en psychosociale ondersteuning voor slachtoffers van seksueel geweld, consequent aan de orde in EU verband en in periodieke consultaties met VN-instellingen.
Bent u bereid deze vragen vóór 13 oktober a.s. te beantwoorden?
Ja.
De door Nederland gedoneerde scanner op de grens tussen Gaza en Israël |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat de primaire doelstelling van de containerscanner die Nederland in 2013 aan de Palestijnse Autoriteit heeft gedoneerd, het bevorderen van de Gazaanse export is, vooral naar de Westelijke Jordaanoever?
Ja. Handelsverkeer tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever en export naar de regio is noodzakelijk voor economische groei. De scanner is tevens noodzakelijk voor de import van goederen. Israël heeft verschillende malen pogingen tot smokkel van gevaarlijke goederen bij import verhinderd. Import is noodzakelijk voor de wederopbouw, maar ook voor bedrijven die bepaalde grondstoffen nodig hebben om te kunnen produceren en exporteren.
Herinnert u zich de mededeling van uw ministerie dat sinds het plaatsen van de eerste scanner in 2012 het aantal vrachtwagens dat per dag vanuit Gaza de grens over gaat, is gestegen van circa 200 naar nu al 530?1
De scanner wordt gebruikt voor import en export. De genoemde 530 vrachtwagens betreffen de gehele export uit Gaza in de eerste 6 maanden van dit jaar. Het foutieve bericht is inmiddels aangepast. In heel 2014 was de export 228 vrachtwagens. Volgens de Israëlische NGO Gisha is de export gestegen van 13,5 vrachtwagens per maand in de periode 2007-september 2013 naar 86,8 per maand in de periode november 2014 tot augustus 2015. USAID, op basis van eigen waarneming, stelt dat de gemiddelde export in de periode november 2014-juli 2015 108 vrachtwagens per maand was.
Is het genoemde cijfer 530 juist? Zo ja, hoe valt dit cijfer te rijmen met de bevinding van het tv-programma Zembla dat per dag gemiddeld slechts vier à vijf vrachtwagens uit Gaza de grens met Israël passeren?2 Zo nee, wat zijn dan de juiste cijfers van het aantal vrachtwagens uit Gaza dat per maand via de scanner de grens met Israël heeft gepasseerd sinds de inwerkingtreding van de scanner tot heden?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel procent is de actuele export vanuit Gaza van het exportvolume vanuit Gaza vlak voordat Israël in 2007 een blokkade aan Gaza ging opleggen?
De export per maand bedroeg in juni ongeveer 7% van de export in de periode voor 2007. Zoals gezegd in het plenair debat over de situatie in Gaza (20 mei jl.) is het totale volume van de export nog veel te laag om de economie van Gaza te doen groeien. Desalniettemin is er sprake van een duidelijke koerswijziging: voor het eerst sinds 2007 is export naar Israel en Westelijke Jordaanoever toegestaan waarvoor de Nederlandse scanner essentieel was. Internationaal wordt dit ook erkend, zoals tijdens de afgelopen Ad Hoc Liaison Committee (AHLC), het donor-coördinatie platform voor de Palestijnse Gebieden. Nederland pleit consequent voor verdere verruiming van de handelsmogelijkheden, samen met internationale partners. In de slotverklaring van de AHLC en de conclusies van het Kwartet opgeroepen tot verdere versoepeling, ondanks de geboekte vooruitgang.
Wat is de maximale exportcapaciteit van de scanner, c.q. het maximale aantal vrachtwagens uit Gaza dat per dag of per maand via de scanner gecontroleerd zou kunnen worden?
De maximale capaciteit wordt mede bepaald door de openingstijden van de grensovergangen. Met de huidige processen en werktijden kan de scanner 130–140 vrachtwagens in een periode van 8 uur scannen. De scanner wordt gebruikt voor het scannen van een deel van de import en van alle export. Niet alle vrachtwagens die door Kerem Shalom / Karm Abu Salem gaan, worden gescand. Scannen vindt plaats op basis van een risicoanalyse.
Ter illustratie, het aantal vrachtwagens dat gemiddeld per dag in augustus Gaza in ging, was 648. Maar er zijn ook dagen dat er meer vrachtwagens Gaza in gaan. Israël en de Palestijnse Autoriteit gevraagd om een tweede scanner, omdat de maximale capaciteit van de overgang met de huidige openingstijden nagenoeg bereikt is.
Nederland blijft samen met internationale partners inzetten op verdere verruiming van export mogelijkheden, het toestaan van de export van meer producten uit Gaza, het toestaan van het gebruik van containers en in het algemeen de handel voorspelbaarder te maken.
Indien de maximale exportcapaciteit van de scanner verre van bereikt zou zijn, op welke gronden heeft het kabinet dan besloten om een tweede scanner te doneren, zoals u tijdens uw recente bezoek aan Israël en Palestina heeft aangekondigd te willen doen?3
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verklaart u dat de exportcapaciteit van de scanner op dit moment niet volledig benut wordt? Hoe gaat u bevorderen dat de exportcapaciteit beter wordt gebruikt?
Zie antwoord vraag 5.
Saoedi-Arabië in de VN-mensenrechtenraad |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat er aanwijzingen zijn dat het Verenigd Koninkrijk en Saoedi-Arabië in 2013 een deal hebben gemaakt zodat zij beiden een plek in de VN-mensenrechtenraad konden bemachtigen? Zo ja, kunt u dit bericht bevestigen en hoe oordeelt u over deze stemmenruil?1
Het kabinet kent dit bericht, maar is niet bekend met een deal tussen het Verenigd Koninkrijk en Saoedi-Arabië over het bemachtigen van een zetel in de Mensenrechtenraad.
Heeft Nederland gelijksoortige deals gesloten of trachten te sluiten met Saoedi-Arabië of andere landen met een vergelijkbaar slecht track record op het gebied van mensenrechten bij de campagne voor een zetel in de VN-mensenrechtenraad?
In resolutie 60/251 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over de oprichting van de VN-Mensenrechtenraad is vastgelegd dat bij het kiezen van nieuwe leden de bijdrage van die landen aan de promotie en bescherming van de mensenrechten in overweging moet worden genomen. Daarnaast wordt van leden verwacht dat zij volledig meewerken met de Raad en zich onderwerpen aan de Universal Periodic Review. Het kabinet weegt de mensenrechtensituatie in de kandidaatlanden voor de Mensenrechtenraad, alsook de opstelling van die landen in de Mensenrechtenraad, dan ook zwaar mee in het oordeel over kandidaturen. Het kabinet doet echter publiekelijk geen uitspraken over welke landen het steunt.
Zijn er aanwijzingen dat ook bij het bemachtigen van het voorzitterschap van Saoedi-Arabië van de VN-mensenrechtenraad, eerder dit jaar, sprake is geweest van stemmenruil met andere landen?
Saoedi-Arabië is geen voorzitter van de VN-mensenrechtenraad. Voor verdere beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van uw vragen over dit onderwerp van 23 september jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 374)
Deelt u de mening dat het volstrekt ongepast is wanneer EU-lidstaten betrokken zijn bij dergelijke deals met notoire mensenrechtenschenders?
Het kabinet is niet bekend met deals van andere lidstaten over hun stemgedrag. Ook de stemming zelf is vertrouwelijk. Het is dan ook niet mogelijk een oordeel te geven over het stemgedrag van andere lidstaten. Wel is het kabinet van mening dat de in resolutie 60/251 opgenomen overwegingen, zoals beschreven in antwoord op vraag 2, een zwaarwegende rol dienen te spelen bij de afweging of een land al dan niet gesteund kan worden.
Deelt u de mening dat dergelijke deals de geloofwaardigheid van het nationale en Europese mensenrechtenbeleid schaden, alsook de geloofwaardigheid van de VN-mensenrechtenraad zelf?
Zie antwoord vraag 4.
Bosbranden voor palmolie in Indonesië. |
|
Jan Vos (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Indonesië brandt voor palmolie»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de stappen die de overheid van Indonesië volgens de auteurs zet tegen het branden van bos en regenwoud voor palmolieplantages?
De omvang van het probleem met de branden is nog steeds enorm. Het is bemoedigend dat de overheid van Indonesië duidelijk stappen zet om het probleem aan te pakken, zoals ook uit het artikel blijkt. Indonesië heeft een eigen standaard in het leven geroepen voor duurzame productie op de palmolieplantages in de vorm van de Indonesian Sustainable Palm Oil (ISPO) criteria. Dit is vastgelegd in regelgeving en geeft de overheid een basis om op te treden.
Het is een positieve ontwikkeling dat grote spelers in de private sector zich op het gebied van palmolie committeren aan duurzame productie en grondstoffen voorziening, die ook verder gaat dan de ISPO criteria vereisen. We sporen de Indonesische autoriteiten aan, bijvoorbeeld in een gesprek met de Inspecteur-Generaal Landbouw op 12 oktober j.l., deze ruimte te gebruiken om sneller grotere stappen te zetten in het terugdringen van de bosbranden.
Kunt u aan de hand van concrete voorbeelden uitleggen wat het Nederlandse beleid en een bedrijf als Unilever hebben bijgedragen aan deze «kentering», zoals de krant het recente optreden van de Indonesische overheid noemt?
Al in 2013 heb ik met mijn Indonesische collega van Handel een seminar in Jakarta georganiseerd rond ketenverduurzaming. Nederland ondersteunt via IDH en maatschappelijke organisaties als Solidaridad de verduurzaming van de productie van palmolie in Indonesië, inclusief die van kleine boeren. Ook is Nederland betrokken bij de kennisontwikkeling rond de productie op veengronden (grote boosdoeners bij de branden). Dit draagt bij aan een betere planning van het landgebruik, maar heeft ook de interesse gewekt van een groot concessie bedrijf om kwetsbare gebieden te kunnen ontzien bij de exploitatie. Daarnaast zet Nederland in op ondersteuning van de markttransformatie naar import van duurzame palmolie binnen de EU, o.a. via een conferentie rond de EU en Mondiale Waardenketens in december in Amsterdam, en bevorderen we kennisuitwisseling op dit thema met Chinese importeurs in China. China is wereldwijd de derde grootste importeur na India en Europa.
Een bedrijf als Unilever is van groot belang als voorloper en trend-setter bij de ketenverduurzaming van palmolie. Unilever heeft zich al vroeg gecommitteerd aan duurzame palmolie en dat is internationaal opgevallen, gezien de omvang van haar belang in de keten. Ook heeft Unilever zich ingezet om de Round Table on Sustainable Palm Oil (RSPO) functioneel en internationaal geaccepteerd te krijgen. RSPO is een initiatief van bedrijven en maatschappelijk organisaties dat mondiaal de criteria bepaalt voor duurzame palmolie. Inmiddels voldoet 20% van de wereldproductie aan die norm. Unilever werkt, ook in Indonesië, aan het volledig in kaart brengen van de supply chain om op die manier de herkomst van palmolie als grondstof te kennen en vervolgens te kunnen monitoren. Dat wordt verder ondersteund door de samenwerking tussen Unilever en het World Resources Institute bij het programma Global Forest Watch, dat real-time informatie geeft over ontbossing en bosbranden.
Wat zijn de belangrijkste «lessons learned» van wat er vooraf ging aan de in vraag 3 genoemde «kentering»? En wat zijn de vervolgstappen om de levensgevaarlijke aswolken boven Borneo, Sumatra en in de verdere regio in de toekomst te voorkomen?
Het is zoals gezegd goed dat er regelgeving tot stand is gekomen in 2011 onder ISPO. Maar het is ook Indonesië bekend dat iedere regelgeving uiteraard betekenisloos is zonder handhaving.
Verder wordt 80% van de productie geëxporteerd. Het zal Indonesië niet ontgaan zijn dat in ieder geval in Europa en Noord-Amerika de marktvraag naar duurzaam geproduceerde palmolie is toegenomen. Grote bedrijven in verwerking en retail reageren daarop met de eisen die zij stellen aan hun grondstoffenleveranciers.
Niet onbelangrijk bovendien is dat er lokaal aanzienlijke gezondheidsschade optreedt door de aswolken, niet alleen in buurlanden, maar zeker ook voor de bevolking van Sumatra en Kalimantan zelf.
Om dergelijke aswolken in de toekomst te voorkomen zijn er, naast handhaving van de regelgeving, twee zaken van belang. Indonesië schat dat er 5 miljoen kleinschalige boeren betrokken zijn bij de productie van palmolie. De Indonesische autoriteiten moeten deze boeren helpen organiseren en betrekken in duurzame productie ketens via intensivering van die productie en vernieuwing van oude aanplant. Hun productie kan vaak meer dan verdubbeld worden op bestaand areaal. Dat is goed voor het inkomen van deze boeren en goed voor het milieu.
Ten tweede moedig ik de Indonesische autoriteiten aan open te staan voor de internationale marktontwikkelingen en bedrijven die zich verplichten aan duurzaamheidsmaatregelen en standaarden, nationaal (zoals de Indonesian Palm Oil Pledge, IPOP) en internationaal (zoals RSPO), de ruimte te geven deze ook in praktijk te brengen en daarin de kleinschalige boerenbedrijven te betrekken.
Hoe beoordeelt u de ambities van Unilever op het gebied van duurzame palmolie?
Ik beoordeel die ambities als positief.
Deelt u de mening dat deze aanpak ook in andere landen en sectoren kan worden ingezet? Bent u bereid om daar internationaal bondgenoten voor te zoeken? Zo ja, aan wie of wat denkt u concreet?
Het samenspel tussen publieke en private partijen, inclusief maatschappelijke organisaties, wordt al ingezet voor de verduurzaming van ketens in andere landen en sectoren. Voorbeelden zijn textiel in Bangladesh en Pakistan, cacao in Ghana en ook in Indonesië en soja in Brazilië. Nederland steunt ook de Tropical Forest Alliance (TFA2020), als initiatief van het World Economic Forum en het Consumer Goods Forum (grote multinationale ondernemingen), dat een push moet geven om in 2020 keten-gedreven ontbossing te stoppen. Met het Wereldnatuurfonds, IUCN, Solidaridad en UTZ worden vanaf volgend jaar nieuwe strategische partnerschappen uitgevoerd, die capaciteit bij lokale maatschappelijke organisaties voor ketenverduurzaming helpen versterken. Nederland zal samenwerking van partijen in verschillende ketens verder proactief promoten in voorbereiding op het Nederlandse EU voorzitterschap, o.a. via een high-level conferentie «EU and Global Value Chains» op 7 december in Amsterdam. Nederland verwelkomt meer EU beleidscoherentie tussen handel- en OS-beleid met een focus op IMVO.
Hoe verhouden de Nederlandse inspanningen zoals in Indonesië zich met overig beleid op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, zoals de IMVO-convenanten?
Het beleid om te komen tot IMVO-convenanten heeft tot doel dat bedrijfssectoren en hun stakeholders tot concrete afspraken komen over de wijze waarop risico’s op schending van mensenrechten en milieu structureel worden weggenomen. Deze afspraken worden bij voorkeur vastgelegd in IMVO-convenanten en dragen daarmee bij aan de verdere verduurzaming van waardenketens. Bij het afsluiten van IMVO-convenanten wordt er rekening gehouden met en aangesloten op bestaande duurzaamheidsinitiatieven in sectoren. In de voedingsmiddelensector hebben de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en Centrum Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) het initiatief genomen om in dialoog met relevante stakeholders en in aanvulling op bestaande duurzaamheidsinitiatieven, zoals de Taskforce Duurzame Palmolie, een overkoepelend IMVO-convenant voedsel (waaronder palmolie) op te stellen waarin belangrijke sociale en ecologische thema’s worden uitgewerkt. Het gaat dan vooral om de uitvoering van due diligence en ketenverantwoordelijkheid volgens de OESO-richtlijnen verder te concretiseren en te stimuleren.
Een tekort aan bommen boven Irak voor Nederlandse F16’s |
|
Fred Teeven (VVD), Ronald Vuijk (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse F-16’s boven Irak kampen met bommentekort»?1
Ja.
In hoeverre is er daadwerkelijk sprake van een tekort aan bommen die de Nederlandse luchtmacht gebruikt bij bombardementen op ISIS boven Irak? Indien er sprake is van een tekort, wat is de omvang daarvan en hoe lang is dit tekort al in zicht bij Defensie?
Er is op dit moment geen tekort aan bommen voor de Nederlandse F-16’s die worden ingezet in de strijd tegen ISIS. Wel kunnen bepaalde bommen, afhankelijk van het type wapeninzet, op termijn opraken. Het wapenarsenaal voor deze missie bestaat uit een aantal typen precisie geleide wapens, waarvan de inzet fluctueert. Vanaf het tweede kwartaal 2015 is er coalitiebreed een stijging van het verbruik van een bepaald type waar te nemen. Dit wordt mede veroorzaakt door de toegenomen inzet in stedelijke gebieden. Dit grotere verbruik betekende dat de Nederlandse voorraad van deze bommen sneller daalde dan verwacht. In reactie hierop wordt het gebruik van wapens bijgestuurd en wordt, waar mogelijk, meer gevarieerd. Terugvallen op coalitiepartners is vanwege de gebruikte configuratie en beschikbare voorraden, beperkt mogelijk.
Welke consequenties heeft een tekort aan bommen mogelijk voor de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS? Kunnen Nederlandse F-16’s nog aanvalstaken uitvoeren wanneer sprake is van een tekort aan bommen? Hoe zit dat als de voorraad bommen helemaal op zou raken? Graag een toelichting.
Nederlandse F-16’s voeren vrijwel dagelijks missies uit in de strijd tegen ISIS met verschillende precisiewapens. Door te variëren met wapens die in verschillende mate voorradig zijn, kunnen de Nederlandse F-16’s aanvalstaken uitvoeren tot het einde van het Nederlandse mandaat. In het uiterste geval, dus indien een bepaald type bommen niet meer voorradig zou zijn, kan worden teruggevallen op andere typen bommen. De consequentie van het niet beschikbaar hebben van een bepaald type bom kan zijn dat in een specifieke situatie een bepaald doel niet door Nederlandse F-16’s kan worden aangevallen (bijvoorbeeld wanneer de kans op nevenschade te groot wordt geacht) of dat additionele wapeninzet benodigd is om hetzelfde gewenste effect te bereiken.
Indien er sprake is van een tekort, waaraan is het ontstaan daarvan te wijten? Wijkt het voorziene gebruik van bommen in de strijd tegen ISIS af van het daadwerkelijke gebruik in de praktijk? Zo ja, op welke wijze en wat is daarvan de oorzaak? Wordt hiermee rekening gehouden bij het plaatsen van nieuwe bestellingen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Zijn er al in een eerder stadium (her)bestellingen gedaan voor de typen bommen die het betreft? Zo ja, wanneer is de levering van deze bestelling voorzien? Zo nee, waarom niet?
Ja, er zijn in een eerder stadium bestellingen gedaan. Een deel van deze bestellingen is inmiddels ontvangen. Let wel, omdat het verbruik van precisiewapens coalitiebreed is toegenomen, en deze wapens door een beperkt aantal bedrijven worden gemaakt, heeft dit geleid tot lange levertijden. Met het oog op deze lange levertijden alsmede het hoge verbruik van de bommen zouden bepaalde leveringsdata zonder aanvullende maatregelen kritisch kunnen worden. Om die reden wordt via militaire en diplomatieke kanalen getracht de (deel-)leveringen zeker te stellen dan wel te bespoedigen.
Is het mogelijk extra maatregelen te nemen in de bestelketen van dit type munitie, waardoor vraag en aanbod en voorraad en verbruik in de toekomst beter op elkaar worden afgestemd? Graag een toelichting.
Dit type munitie is over het algemeen niet snel te verkrijgen. Er is sprake van een beperkt aantal fabrikanten waarvan de productiecapaciteit beperkt is. Fabrikanten hebben geen voorraden liggen en zijn afhankelijk van veel toeleveranciers van componenten. Anderzijds, te hoge aantallen munitie aanschaffen en langdurig op voorraad leggen kan leiden tot veroudering en dus afkeuring. De vraag wordt bepaald door het type conflict, het doelaanbod en de modus operandi die mede wordt bepaald door de partners die samen met Nederland deelnemen aan de missie. Iedere deelname aan een missie geeft nieuwe inzichten in de benodigde munitie. Op grond van deze inzichten wordt bezien of de voorraden in de toekomst dienen te worden aangepast.
Bij welke bondgenoten zijn inmiddels verzoeken ingediend om de voorraad bommen aan te vullen? Kunt u een overzicht geven van de reacties van deze bondgenoten op dit verzoek en de motivatie die daarbij werd gegeven? Bestaan er mogelijkheden om via bondgenoten op korte termijn bommen geleverd te krijgen?
Met een aantal coalitiepartners wordt al geruime tijd overlegd over de mogelijkheid tot snellere aanvulling van de voorraden door het lenen van munitie. Het aantal partners waarvan kan worden geleend, is echter beperkt. Dit heeft te maken met de verschillende versies die in gebruik zijn. Het gevoerde overleg heeft geleid tot het aanvullen van de voorraad. Ook op dit moment vindt hierover overleg plaats. Uiteraard moet de geleende munitie in een later stadium weer aan het donerende land worden teruggegeven. Tevens wordt met de Verenigde Staten en de producenten overlegd over prioritering van bestelorders en mogelijke versnelde deelleveringen. Hierbij geldt dat Nederland niet het enige land is met deze behoefte. NB: En marge van de bijeenkomst van Navo-ministers van Defensie is deze week door een aantal landen, waaronder Nederland, een letter of intent getekend inzake de gezamenlijke aanschaf van precision guided munitions (PGM). Doel hiervan is om de gezamenlijk verwerving en onderlinge uitwisseling van precisiemunitie te vergemakkelijken.
Hoe rijmt u de berichten over tekorten en lange levertijden met informatie, die Kamerleden kregen tijdens een werkbezoek aan de missie, die wees op een voorraad bommen die groot genoeg zou zijn?
In het tweede kwartaal van 2015 is de opslagcapaciteit van de munitieopslag in het missiegebied verdubbeld. De aanwezige voorraad is gekoppeld aan logistieke normen voor tijdige aanvoer. Hiermee wordt de munitie voor de in te zetten F-16’s zeker gesteld. In het inzetgebied is echter geen inzicht in de totale munitieketen. Daarnaast heeft de eerder vermelde verplaatsing van de gevraagde inzet naar stedelijke gebieden een groter verbruik van specifieke typen precisiebommen veroorzaakt (zie antwoord op vraag 2). Dit grotere verbruik betekende voor Nederland dat de voorraad van dit type bommen sneller daalde dan verwacht. De operationele inzet is niet in het geding.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Raad van Ministers van de EU-lidstaten (hierna: Raad) van mening is dat de Europese Ombudsman niet bevoegd is om onderzoek te doen naar de transparantie van trilogen tussen EC, EP en ER?1
Ja.
Wat is de onderbouwing van deze reactie van de Raad, en wat is uw opvatting over deze stellingname? Welke positie heeft Nederland hierin ingenomen?
Het document zoals gepubliceerd op Statewatch (document 11873/15) is in Raadsverband niet besproken. Op 29 oktober jl. stond de officiële reactie (13281/15) van de Raad geagendeerd. Nederland is akkoord gegaan met de reactie. Binnen de Raad leven vragen over de reikwijdte van het onderzoek van de Europese ombudsman in het licht van de argumenten voor het vermoeden van wanbeheer bij trilogen. Nederland heeft begrip voor deze afwegingen. Ook voor Nederland geldt dat artikel 228 van het EU-Werkingsverdrag en het statuut van de Europese Ombudsman leidend zijn voor de bevoegdheden van de ombudsman. Om deze reden kon Nederland instemmen met de reactie zoals voorgesteld door het huidige voorzitterschap. Ook hebben zowel het Europees parlement als de Europese Commissie langs dezelfde lijn gereageerd.
Dat laat onverlet dat het kabinet van mening is dat transparantie met betrekking tot trilogen verbeterd kan worden. Dit heeft Nederland dan ook actief naar voren gebracht in raadsverband bij de behandeling van de reactie.
Deelt u de mening dat het in het belang van de Europese burger en het democratische proces is dat de trilogen, waar op Europees niveau zeer gewichtige politieke deals worden gesloten, transparanter kunnen en moeten worden? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Het kabinet hecht grote waarde aan transparantie binnen het Europese besluitvormingsproces en draagt dit binnen de Europese Unie actief uit. Zo heeft het kabinet het initiatief genomen om met Denemarken, Estland, Finland, Slovenië en Zweden een gezamenlijk non-paper op te stellen om de transparantie binnen het Europese besluitvormingsproces binnen de Raad onder de aandacht te brengen en te verbeteren. In dit non-paper wordt ook speciale aandacht geschonken aan het vergroten van de transparantie met betrekking tot trilogen. Dit non-paper is op 26 juni 2015 aan uw Kamer gestuurd (zie Kamerstuk: 21501-02-1512). Hoewel de marges beperkt zijn, blijft Nederland zich samen en in overleg met de bovengenoemde lidstaten, binnen de Raad inzetten voor meer transparantie.
Deelt u de mening dat de Europese Ombudsman, die juist tot voorname taak heeft om het Europees bestuur te kunnen onderzoeken op goed bestuur, waaronder de openbaarheid van documenten en correspondentie met burgers, onbetwist bevoegd zou moeten zijn om de transparantie van het instrument van de trilogen te onderzoeken? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Met betrekking tot de bevoegdheden van de ombudsman, zijn artikel 228 van het EU-Werkingsverdrag en het statuut van de Europese Ombudsman leidend. De ombudsman kan op eigen initiatief dan wel naar aanleiding van een klacht een onderzoek starten naar mogelijk wanbeheer bij het optreden van de instellingen, organen of instanties van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie en het Gerecht. Indien de ombudsman een geval van wanbeheer ontdekt, kan hij aanbevelingen doen om dit te verhelpen.
Bent u bereid namens Nederland alsnog sterk aan te dringen op volledige instemming en coöperatie met het onderzoek van de Europese Ombudsman? Zo ja, op welke wijze kunt u dit signaal overbrengen? Kunt u het verdere proces van dit onderzoek van de Europese Ombudsman schetsen en aangeven hoe dit nu verder zal gaan?
Op maandag 28 september is de Europese Ombudsman in haar openingsspeech van het door haar georganiseerde evenement «Trilogues and transparent law-making» kort ingegaan op het traject van het onderzoek. Aangegeven is dat het onderzoek zich in een vroeg stadium begeeft. De drie Europese instellingen zijn benaderd met de vraag om mee te werken aan het onderzoek. Deze reacties en gegevens van de instellingen op het verzoek worden door de ombudsman als onderdeel gezien van een bredere «mapping exercise». Een exercitie, voorafgaand aan een publieke consultatie, om een overzicht te verkrijgen van de noodzakelijke documenten gerelateerd aan trilogen. Voor de positie van Nederland verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Kunt u tevens uiteenzetten hoe dit standpunt van de Raad zich verhoudt tot het recente pakket voor Betere Regelgeving van de Europese Commissie, een uitgebreide agenda voor het transparanter en beter maken van Europese regelgeving? Op welke wijze zouden de uitkomsten van het onderzoek van de Europese Ombudsman over trilogen juist mooi in het verlengde van de uitvoering van dat pakket kunnen liggen?
Nederland is voorstander van een ambitieuze Europese agenda voor betere regelgeving. Nederland zou graag zien dat ten aanzien van transparantie in het Europese besluitvormingsproces voortgang wordt geboekt (zie Kamerstuk 22 112 nr 1984). Nederland heeft in de standpuntbepaling van de Raad steeds benadrukt dat transparantie beter moet worden vastgelegd in het IIA en zal zich daarvoor blijven inzetten in samenwerking met andere gelijkgezinde lidstaten. Op het moment dat de resultaten van het onderzoek openbaar zijn, kan worden bezien hoe deze kunnen worden betrokken bij de uitvoering van het pakket voor betere regelgeving.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het Algemeen overleg over de Raad Algemene Zaken voorzien op 8 oktober aanstaande?
Hierbij doe ik u de beantwoording zo spoedig mogelijk toekomen na de behandeling van het verzoek van de ombudsman in raadsverband.