De demonstratie tegen de plaatsing van het herdenkingsmonument voor de Armeense genocide op het privé terrein van de Armeens Apostolische Kerk in Almelo |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Joël Voordewind (CU), Harry van Bommel (SP), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat vindt u van het feit dat:
Hoe heeft de Nederlandse regering getracht de berichten te verifiëren over de bijeenkomst bij de Turkse Consul Generaal en over de oproep voor moskeeën in het vrijdagmiddaggebed om te demonstreren, welke berichten volgens de antwoorden op de eerdere vragen wel bekend zijn, maar niet te verifiëren zouden zijn? Is hierbij ook informatie gevraagd bij de verschillende Turkse organisatie of bij de Turkse Consul-Generaal zelf of bij het Inspraakorgaan Turken (IOT)?
Welke Turkse autoriteiten (ambassadeur, consul, consul-generaal, Turkse regering etc.) hebben aan de Nederlandse autoriteiten (zoals de regering, ministers, burgermeesters van o.a. Almelo en Enschede, de Nederlandse diplomaten in Turkije) opheldering gevraagd over het herdenkingsmonument voor de Armeense Genocide respectievelijk over het Nederlandse standpunt over de Armeense Genocide, tussen 1 maart en 20 oktober 2014? Kunt u een uitputtende lijst geven wie dit onderwerp aan de orde gesteld hebben en met welk resultaat?
Is het gebruikelijk en wenselijk dat buitenlandse mogendheden zich rechtstreeks met plaatselijke autoriteiten verstaan over dergelijke aangelegen onderwerpen?
Hebben de Nederlandse autoriteiten bij één van bovenstaande gelegenheden of op enig ander moment ook van de Turkse autoriteiten vernomen dan wel hen gevraagd of en op welke manier zij betrokken waren bij de organisatie van de demonstratie op 1 juni? Zo, ja wanneer en wat was het antwoord?
Bent u bereid aan de Turkse ambassadeur te vragen welke rol Turkije en organisaties van en gelieerd aan de Turkse overheid, gespeeld hebben bij de voorbereiding en de organisatie van deze demonstratie?
Bij verschillende gelegenheden en op verschillende niveaus is de zaak met de Turkse autoriteiten besproken en is Turkije opgeroepen hier verantwoordelijk mee om te gaan, ook met het oog op de herdenking in 2015.
Bent u bereid de Turkse regering over te brengen dat de vastgestelde interventies van Turkse overheidorganisaties bij de demonstratie van 1 juni onwenselijk zijn?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat speciaal onderzoek over deze episode een nuttige aanvulling is op het verrichte onderzoek inzake de parallelle gemeenschappen, daar het hier een zeer concreet en representatief voorbeeld betreft, waar uit voor Nederland lessen te leren zouden kunnen zijn (en omdat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn brief van 25 september over parallelle gemeenschappen aangaf dat enkel literatuuronderzoek een onvoldoende duidelijk beeld geeft)?2
Het kabinet acht speciaal onderzoek niet nodig. In genoemde brief is de Tweede Kamer toegezegd dat de betreffende Turkse organisaties rechtstreeks aangesproken worden in het licht van participatie in de Nederlandse samenleving en de daaraan verbonden kernwaarden. In de gespreksagenda met deze organisaties zal naast onder meer het functioneren van de eigen instellingen, het non-formeel onderwijs en subsidies en (buitenlandse) financiering, ook de omgang met de Armeense herdenking aan de orde komen.
Deelt u de mening dat de herdenking van100 jaar Armeense genocide (die ook de Syrisch-Orthodoxen en Pontische Grieken in het Ottomaanse rijk trof) ongestoord en waardig moet kunnen plaatsvinden in Nederland?
Het kabinet is van mening dat herdenken van de kwestie van de Armeense genocide waardig en met respect voor alle betrokken groeperingen moet kunnen plaatsvinden.
Op welke wijze zult u, gelet op de tot nu toe geslaagde acties vanuit Turkije, garanderen dat de Turkse overheid geen verdere invloed doet gelden op de wijze waarop in Nederland komend jaar de 100 jaar herdenking van Armeense genocide wordt herdacht?
Het kabinet zal de Turkse autoriteiten erop blijven wijzen dat de kwestie van de Armeense genocide gevoelig ligt en Turkije oproepen verantwoordelijk om te gaan met de situatie. Daarbij dringt het kabinet er geregeld bij de Turkse autoriteiten op aan om de gebeurtenissen van 1915 bespreekbaar te maken, zowel in EU-kader als in bilaterale contacten.
Waarom houdt de Nederlandse regering zich tot dusver steeds afzijdig met betrekking tot de discriminatie en genocideontkenning ten aanzien van Armeniërs, terwijl in andere gevallen met name door de Minister voor Integratiezaken, maar ook door andere bewindspersonen, terecht en direct stelling wordt genomen zodra dergelijke zaken zich in Nederland voordoen?
Het kabinet heeft uiteraard kennis genomen van het wetenschappelijke debat inzake deze gevoelige en ernstige kwestie. Het is aan wetenschappers om de historische feitelijkheden te duiden.
Waarom is vervolgens ook op de brief van de Federatie Armeense Organisaties in Nederland (FAON) aan de Tweede Kamer d.d. 23 juni, waarin duidelijk staat aangegeven dat de Armeense gemeenschap een afkeurende reactie van de regering op de gebeurtenissen van 1 juni sterk heeft gemist en deze alsnog vraagt, nog niet gereageerd, hoewel de regering hierop vanuit de Tweede Kamer een reactie is gevraagd? Kunt u zo spoedig mogelijk een reactie op die brief geven?
Een reactie op de brief van de FAON zal uw Kamer spoedig toegaan.
Waarom houdt de Nederlandse regering zich tot dusver afzijdig bij de herdenking van de Armeense genocide, terwijl ze altijd terecht en consequent aanwezig is bij herdenkingen zoals van de Holocaust en de Rwandese genocide en ook van andere aangelegen gebeurtenissen in de geschiedenis van de verschillende bevolkingsgroepen in Nederland.?
Het kabinet vindt dat de drie door u genoemde vreselijke gebeurtenissen elk een eigen karakter hebben met een eigen, historische achtergrond.
Het kabinet beziet eventuele betrokkenheid bij herdenkingen van de kwestie van de Armeense genocide steeds van geval tot geval.
Is de Nederlandse regering bereid tot een gelijkwaardige opstelling te komen ten aanzien van bevolkingsgroepen en ten aanzien van deze drie grote genocides, die aan het NIOD worden gedoceerd?3
Zie antwoord vraag 11.
Kan de regering garanderen dat ze zich niet afzijdig zal houden bij de herdenking van 100 jaar Armeense genocide, die de Armeense gemeenschap in Nederland het komend jaar organiseert en zoals die in Armenië en wereldwijd worden gehouden? Bent u bereid de herdenking van 100 jaar Armeense genocide in Nederland en/of Armenië bij te wonen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Wanneer zal het Openbaar Ministerie in staat zijn om maanden na het in het openbaar scanderen van deze leuzen door duizenden Turkse Nederlanders, zoals die genoemd in vraag 1 inzake het graf van de Armeniërs, een besluit over vervolging te nemen naar aanleiding van de gedane aangiftes?
Het openbaar ministerie heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie meegedeeld dat het nu geen uitsluitsel kan geven over het moment waarop de beoordeling van de aangifte zal zijn afgerond.
Kunt u deze vragen voor 11 november beantwoorden met het oog op het Algemeen overleg integratie?
Dit is helaas niet mogelijk gebleken.
Het rapport Flawed Fabrics over moderne slavernij en kinderarbeid in de productieketens van kledingmerken |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het rapport Flawed Fabrics van SOMO en de Landelijke India Werkgroep (LIW) waaruit blijkt dat (vooral «kasteloze») Dalit-meisjes en -vrouwen het slachtoffer zijn van «moderne slaverij» en kinderarbeid in de Indiase textielsector, waarvan een groot aantal werken binnen de productieketen van kledingmerken als Primark, C&A en Mothercare?1
Ja.
Bent u het eens met de conclusie van het rapport Flawed Fabrics dat vrijwilligheid niet werkt bij het aanpakken van deze misstanden en dat een verplichtende aanpak nodig is om slavernij en kinderarbeid te bestrijden?
Nee. Het is nog te vroeg om te stellen dat deze aanpak niet werkt.
Staten moeten hun verantwoordelijkheid nemen om binnen hun grondgebied de mensenrechten te beschermen en hebben een verplichting om misstanden als slavernij en kinderarbeid te bestrijden. Bedrijven hebben de verantwoordelijkheid om mensenrechten te respecteren, ook in gevallen wanneer de staat deze mensenrechten niet effectief handhaaft.
Het kabinet wijst Nederlandse bedrijven op deze verantwoordelijkheid en roept hen op tot actie wanneer er misstanden worden geconstateerd. Het gaat hier niet alleen om het bestrijden van misstanden, maar ook om het voorkomen van mensenrechtenschendingen. Dit is onderdeel van een goede due dilligence in de keten. De Nederlandse overheid ondersteunt en stimuleert via de Sector Risico Analyse een goede due dilligence in de keten. Met de textielsector wordt een convenant uitgewerkt, dat op dit gebied een aantal concrete afspraken zal vastleggen. Ook met andere sectoren worden afspraken gemaakt. Dit gebeurt op basis van vrijwilligheid. Het is derhalve nog te vroeg om te stellen dat deze aanpak niet werkt.
Hoe beschouwt u de opmerking in het artikel van de Volkskrant van 28 oktober 2014 («Misstanden bij spinnerijen H&M») dat «»H&M met deze kwestie de prijs betaalt voor zijn eigen goede gedrag»» omdat «»het Zweedse modeconcern sinds vorig jaar openbaar maakt bij welke fabrieken het kleding laat maken»»?2 Deelt u de mening dat koplopers op dit gebied juist gesteund moeten worden door ketentransparantie verplicht te maken?
Het inzichtelijk maken van de keten is belangrijk om misstanden te kunnen constateren en aan te pakken. Onderzoeken zoals het onderzoek van SOMO en de Landelijke India Werkgroep (LIW) naar de omstandigheden in India helpen daarbij. Zo geven Primark en C&A aan het rapport te gebruiken om de gevonden misstanden aan te pakken (Volkskrant, 29 oktober 2014)3. Dit is een voorbeeld hoe NGO’s een constructieve bijdrage kunnen leveren aan de volledigheid van due diligence.
Het is goed dat bedrijven zich inspannen om transparant te maken met welke fabrieken zij werken. Dit past in een beleid waarmee een bedrijf zichzelf probeert te versterken op het vlak van MVO. Daarbij komt dat bedrijven zich kunnen onderscheiden door hun ketens inzichtelijk te maken voor de consument. In dat licht zie ik geen reden voor verplichtende regelgeving op dit vlak.
De Nederlandse sector laat op vrijwillige basis in de uitwerking van haar Plan van Aanpak zien hoe zij deze verantwoordelijkheid voor due dilligence en daarmee het inzichtelijk maken van de keten en het aanpakken van misstanden vormgeeft.
Bent u bereid om het initiatief te nemen tot verplichte ketentransparantie en due diligence in bedrijfstakken met grote mensenrechtenrisico’s? Bent u bereid een belangrijke nieuwe stap te zetten in aanvulling op de Nederlandse inzet zoals u die formuleerde in uw antwoord op eerdere vragen?3
Verplichtende ketentransparantie is niet de enige weg. Daarnaast is het weinig effectief om dit enkel op nationaal niveau te willen bewerkstelligen. Ik ben wel voorstander van het creëren van een meer gelijk speelveld op het gebied van regelgeving. In dat kader ben ik bereid te verkennen of er in Europees verband mogelijkheden zijn om te komen tot verplichte ketentransparantie en due diligence.
Vindt u ook dat uw verwachting in uw antwoord op de eerdere vragen (vraag 3 en4 over het functioneren van de werkgroepen onder het Plan van Aanpak van de brancheorganisaties, in het bijzonder de werkgroep gebonden arbeid, niet is uitgekomen, gezien het feit dat nog maar één bedrijf lid is van de werkgroep gebonden arbeid? Bent u bereid Nederlandse bedrijven die kleding uit Zuid-India importeren alsnog urgent aan te spreken op hun due diligence bij het inkopen van kleding uit Zuid-India, in het bijzonder op ernstige schendingen van mensenrechten zoals beschreven in Flawed Fabrics?
Het is belangrijk dat deze werkgroep, ongeacht haar omvang, met goede aanbevelingen komt die breed door de sector worden gedragen. De brancheorganisaties uit de textielsector VGT, Modint en Inretail proberen de betrokkenheid van hun leden bij de verschillende werkgroepen onder het Plan van Aanpak te vergroten. Zo hebben zij begin oktober jl. aan alle twintig in het rapport «Small steps, big challenges» genoemde bedrijven een brief gestuurd om hen op te roepen deel te nemen aan de werkgroep gebonden arbeid. Ook tijdens het congres «Groen is de rode draad» op 30 oktober jl. werd een oproep hiertoe gedaan. Met resultaat. Sindsdien hebben enkele nieuwe bedrijven zich aangesloten bij deze werkgroep.
Voor Nederlandse bedrijven geldt dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het vormgeven van hun due diligence. De Nederlandse overheid spreekt de Nederlandse (textiel-)bedrijven hier op aan. Daarin wordt geen onderscheid gemaakt tussen bedrijven die kleding uit Zuid-India importeren of uit andere landen.
Bent u bereid deze kwestie tijdens uw komende handelsmissie naar India aan de orde te stellen bij uw Indiase collega’s, waaronder de eerder door u genoemde nieuwe Minister van Arbeid, Narendra Singh Tomar, en uw bereidheid uit te spreken om met hen naar oplossingen te zoeken?
Ja. Ik heb dit onderwerp tijdens mijn bezoek aan India opgebracht bij de Minister van Vrouwen- en Kinderzaken en bij de Nobelprijswinnaar en voorvechter van kinderrechten Kailash Satyarthi. Zijn organisatie heb ik tevens extra projectsteun toegezegd op het gebied van capacity building evenals steun voor parlementaire uitwisseling.
Zijn er resultaten te melden van uw samenwerking met de International Labour Organization (ILO), de Europese Unie (EU) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) op het onderwerp kinderarbeid en «moderne slavernij» in de Indiase textielindustrie? Zo ja, welke, zo nee, waarom niet? Bent u van mening dat dit omvangrijke en ernstige probleem een grotere inzet vraagt van deze organisaties en bent u bereid om hen daartoe aan te sporen?
De International Labour Organization (ILO) is actief in de wereldwijde strijd tegen kinderarbeid en «moderne slavernij», en is de aangewezen organisatie als hoeder van de internationale conventies tegen kinderarbeid en gedwongen arbeid.
Nederland steunt het International Programme for the Elimination of Child Labour (IPEC) van de ILO met € 6,7 mln in de periode 2010–2015. De Nederlandse ambassade in India is één van de ambassades die specifieke landenprogramma’s van IPEC ondersteunen. Nederland spoort regelmatig andere landen aan de ILO-conventies tegen kinderarbeid te ratificeren en te handhaven.
De EU en de OESO werken ondersteunend aan de inzet van de ILO op dit terrein. De EU zet handelsinstrumenten in om ratificatie en naleving van de ILO-conventies te verbeteren. Het gaat dan specifiek om het Algemeen Preferentieel Stelsel. De OESO heeft met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen duidelijke kaders gesteld voor bedrijven, o.a. over de manier waarop due diligence op het gebied van mensenrechten ingevuld moet worden.
De groeiende Russische agressie |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Russische bommenwerpers in Europees luchtruim»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de visie dat de Russen zich militair gezien steeds agressiever gaan opstellen?
Er is een toename van assertief gedrag van de Russische strijdkrachten waar te nemen. Dit uit zich onder meer in het intensiever schaduwen en escorteren van NAVO-marineschepen en vliegtuigen in de Zwarte Zee en de Oostzee, en in de gebruikmaking door Russische marineschepen van de vaarroute door de Noordzee.
Ook de toename van het aantal onaangekondigde vliegbewegingen van Russische bommenwerpers, begeleid door jachtvliegtuigen en luchttankvliegtuigen door het Europese luchtruim, vormt hier een voorbeeld van.
Vindt u ook dat de NAVO haar tanden nu moet laten zien? Zo ja, op welke wijze?
De NAVO heeft naar aanleiding van de Russische agressie jegens Oekraïne, waaronder de illegale annexatie van de Krim, in maart 2014 een pakket maatregelen ingevoerd ter geruststelling van bondgenoten die zich door de Russische handelwijze bedreigd voelen. Tijdens de NAVO-Top in Wales hebben de staatshoofden en regeringsleiders daarnaast maatregelen aangekondigd die ertoe moeten leiden dat de NAVO, ook op de middellange termijn, beter toegerust wordt op de gewijzigde veiligheidsomgeving. Daartoe werd het Readiness Action Plan (RAP) goedgekeurd. Het RAP vult het bestaande pakket van onmiddellijke geruststellende maatregelen aan. Verwezen wordt tevens naar het verslag van de NAVO-Top (Kamerstuk 28 676, nr. 210).
Gaat u nu eindelijk uw bondgenootschappelijke verplichtingen nakomen en het defensiebudget fors verhogen? Zo ja, kunt u de Kamer een stappenplan sturen waarin u de stijging naar de NAVO-norm van 2% van het BNP onderbouwt?
Op 7 november jl. is de Kamer schriftelijk geïnformeerd over de manier waarop het kabinet gevolg geeft aan de motie-Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 34 000, nr.2.
Bent u bereid de Russische ambassadeur op het matje te roepen over de «unheimische» gang van zaken? Zo nee, hoe ver moeten de Russen gaan voordat u enige actie onderneemt?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 30 oktober jl. op hoogambtelijk niveau in een onderhoud met de Tijdelijk Zaakgelastigde van de Russische ambassade de Nederlandse zorgen over de onaangekondigde vluchten overgebracht en aangegeven dat dergelijk gedrag de luchtverkeersveiligheid in gevaar kan brengen.
Het taartverbod in Saoedi-Arabië |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de berichten over de arrestatie in Saoedi-Arabië van banketbakkers die een taart met daarop islamkritiek hebben gemaakt?1
Ja.
Klopt het dat deze banketbakkers inderdaad zijn gearresteerd en hun zaak is gesloten door de Saoedische overheid omdat zij op een taart een islamkritische tekst hebben geplaatst?
Ja. In Jeddah zijn zes medewerkers van een bakkerij gearresteerd. Zij zouden cupcakes hebben gemaakt met hierop teksten die de islam, de Koran en de profeet Mohammed beledigen. Voor zover bekend loopt het onderzoek naar de zaak nog.
Deelt u de mening dat het ronduit belachelijk is dat banketbakkers hiervoor worden gearresteerd? Zo neen, waarom niet?
Nederland hecht groot belang aan de vrijheid van meningsuiting en bepleit dit wereldwijd. Ook in contacten met de Saoedische autoriteiten wordt het belang van vrijheid van meningsuiting onder de aandacht gebracht.
Wat gaat u doen om te bevorderen dat deze dappere mensen zo snel mogelijk op vrije voeten komen en verder taarten kunnen bakken en hun mening kunnen uiten, ook over de islam?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid de Nederlandse ambassadeur te Saoedi-Arabië te vragen een dergelijke taart te bestellen en aan de Koning van Saoedi-Arabië aan te bieden met de mededeling dat de vrijheid van meningsuiting juist erg goed smaakt?
Een cadeau aan een Koning moet vooral getuigen van goede smaak. Het aanbieden van een taart met een onnodig beledigende afbeelding of tekst aan een Staatshoofd valt overduidelijk in de categorie wansmaak.
Monddood maken van advocaten door Saoedi-Arabië |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Saudi lawyers jailed, banned from media over tweets»?1
Ja.
Op grond van welke feiten zijn deze advocaten veroordeeld tot acht respectievelijk vijf jaar gevangenisstraf?
De drie advocaten zijn onder andere veroordeeld voor het ondermijnen en beledigen van de rechterlijke macht en de islamitische sharia en het ondermijnen van de openbare orde via Twitter en andere sociale media.
Houden deze veroordelingen naar uw mening een inbreuk op het grondrecht van vrije meningsuiting in? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u deze inbreuk aan de kaak stellen?
Het recht van vrije meningsuiting staat onder druk in de Golfregio, inclusief in Saoedi-Arabië waar dit recht een belangrijk zorgpunt blijft. Dit onderwerp is ook opgebracht door de mensenrechtenambassadeur tijdens zijn laatste bezoek aan dit land in 2013 (Kamerstuk 31 263, nr. 57). Nederland staat daarnaast in nauw contact met EU-partners over deze specifieke zaak. De veroordeelde advocaten hebben nog de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.
Hoe beoordeelt u het aan deze advocaten opgelegde reisverbod en het verbod om in de media op te treden? Deelt u de mening dat ook daardoor grondrechten worden geschonden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u deze inbreuken aan de kaak stellen?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u achterhalen welke advocaten het betreft en of zij bekend staan als mensenrechtenverdedigers? Zo neen, waarom niet?
Het gaat om de drie mensenrechtenverdedigers Abdulrahman Al- Subaihi, advocaat en voormalig professor, Bander Alnogaithan, advocaat en voormalig universitair docent, Abdulrahman Al- Rumaih, voormalig rechter.
Het wapenembargo tegen Rusland, de Franse Mistraldeal en samenwerking tussen Europese wapenleveranciers en Russische strijdkrachten |
|
Wassila Hachchi (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Klopt het bericht «First Mistral Helicopter Carrier to Enter Russian Navy in 2014: Official» waarin Rusland beweert dat het eerste Mistral vliegdekschip nog in 2014 aan de Russen zal worden geleverd?1 Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het in de zomer afgekondigde wapenembargo waarna de Franse President aangaf de twee Mistrals voorlopig niet te zullen leveren?2 Zo nee, kan met zekerheid worden gesteld dat de Fransen de levering van de Mistrals niet zullen laten plaatsvinden zolang het embargo tegen Rusland van kracht is?
Het kabinet heeft kennis genomen van deze persberichten. Uiteindelijk is het aan de Franse regering om te besluiten of en wanneer het bewuste schip aan Rusland afgeleverd wordt, maar het kabinet deelt de huidige Franse opvatting dat de omstandigheden er nu niet naar zijn om tot levering van de schepen over te gaan.
Het wapenembargo tegen Rusland is niet-bindend voor contracten van voor 1 augustus 2014. Frankrijk is voor deze transactie dus niet gebonden aan dit wapenembargo. Dat laat onverlet dat de Franse regering tot de conclusie kan komen dat de levering geen doorgang kan vinden.
In hoeverre zijn de Fransen op basis van het wapenembargo tegen Rusland gebonden aan bevriezing van de Mistraldeal met de Rusland?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u tevens kennisgenomen van het bericht «European arms manufacturers interested in close cooperation with Russia»?3 Zo ja, hoe past samenwerking tussen Europese wapenleveranciers en de Russische strijdkrachten in het Europese wapenembargo tegen Rusland?
Ja, de uitspraken in dit bericht van de Russische nieuwsorganisatie TASS zijn gedaan door de heer Sergey Ladygin, plaatsvervangend directeur-generaal Rosoboronexport, een Russisch staatsbedrijf verantwoordelijk voor de export van militaire goederen van Russische makelij.
Het wapenembargo tegen Rusland kent een aanzienlijke reikwijdte. Het verbiedt de verkoop, levering, overbrenging of uitvoer van militaire goederen aan Rusland. Het verbiedt ook technische bijstand, tussenhandelsdiensten of andere diensten die verband houden met militaire activiteiten en militaire goederen alsook de financiering en financiële bijstand hiervan. Europese bedrijven zijn zich zeer bewust van de beperkingen die voortvloeien uit het embargo.
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot het wapenembargo tegen de Russen zowel wat betreft de looptijd als wat betreft de naleving?
Het besluit betreffende beperkende maatregelen, inclusief het wapenembargo, naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren, zoals aangenomen door de Raad van de Europese Unie op 31 juli 2014 (Besluit 2014/512/GBVB) en beschreven in de Kamerbrief van 6 augustus 2014 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 902) is van toepassing tot en met 31 juli 2015.
Dit besluit wordt voortdurend geëvalueerd. Bij de aankondiging van het meest recente sanctiepakket op 12 september jl. beklemtoonde de voorzitter van de Europese Raad Van Rompuy dat het pakket schaalbaar en omkeerbaar is, afhankelijk van de situatie ter plaatse. Meest recentelijk besprak de Europese Raad (ER) van 23 en 24 oktober 2014 de situatie in Oekraïne. De ER zag toen geen reden voor het aanpassen van het geldende sanctieregime, maar zal dit voortdurend blijven toetsen aan de ontwikkelingen.
Handhaving van het EU-wapenembargo is de competentie van individuele EU-lidstaten. Het kabinet heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat andere EU-lidstaten zich niet houden aan het wapenembargo tegen Rusland.
Welke Europese leveringen aan Rusland van boven de 1 miljoen euro vinden alsnog plaats nu het wapenembargo tegen Rusland geen terugwerkende kracht heeft?4
Het kabinet heeft geen inzicht in leveringen van boven de 1 miljoen euro vanuit EU-lidstaten op basis van voor 1 augustus 2014 gesloten contracten.
Gaat u zich in Europees verband hard maken om het afgekondigde Europese wapenembargo streng na te leven en te monitoren? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
De implementatie van alle genomen maatregelen, inclusief het wapenembargo, is regelmatig onderwerp van gesprek in Brussel. Nederland zet zich actief in voor een effectieve naleving van het wapenembargo en andere maatregelen, onder andere door uitvoeringsproblemen aan de orde te stellen.
De investeringsbescherming (ISDS) in het handelsverdrag tussen de VS en de EU (TTIP) |
|
Jasper van Dijk |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over de berichten «Er komt geen verdrag als Frans niet akkoord gaat» en «Veto Timmermans moet linkse partijen winnen voor akkoord VS»?1 2
De Voorzitter van de Europese Commissie Juncker heeft de heer Timmermans, in de hoedanigheid van Eerste viceVoorzitter verantwoordelijk voor Rechtsstaat en het Handvest voor de Grondrechten, verzocht hem te adviseren over het opnemen van het geschillenbeslechtingsmechanisme voor investeringsgeschillen (Investor-State Dispute Settlement – ISDS) in het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) tussen de EU en de VS. Voorzitter Juncker heeft in zijn toespraak voor het Europees parlement op 22 oktober jl. eveneens aangegeven dat de rechtsmacht van rechtbanken in de EU-lidstaten door het uiteindelijke TTIP-voorstel dient te worden gerespecteerd.
Kunt u bevestigen dat Eurocommissaris Timmermans een vetorecht krijgt over ISDS? Zo nee, wat bedoelde voorzitter van de Europese Commissie Juncker dan met de opmerking: «Er komt geen geschillenregeling in TTIP zonder goedkeuring van Frans»?
Op grond van de EU-verdragen neemt de Europese Commissie, als college, besluiten bij meerderheid van stemmen van haar leden. Bij de introductie van de nieuwe Commissie heeft Voorzitter Juncker duidelijk gemaakt dat de heer Timmermans als Eerste Vicevoorzitter zijn rechterhand zal zijn en hem waar nodig en gewenst zal vervangen.
Tevens heeft de Voorzitter van de Commissie duidelijk gemaakt dat het oordeel van viceVoorzitter Timmermans over ISDS in TTIP bij de beraadslagingen van het college doorslaggevend zal zijn.
Hoe oordeelt u over deze opmerking die erop duidt dat één Eurocommissaris zoveel beslissingsmacht krijgt? Over welke zaken krijgt Timmermans nog meer een vetorecht?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat ISDS in TTIP in feite is afgeschreven door deze opmerking van de heer Juncker: «Het uiteindelijke verdrag dat aan het parlement zal worden voorgelegd, zal niet toelaten dat geheime rechtbanken het laatste woord hebben in geschillen tussen investeerders en staten»? Zo nee, hoe interpreteert u deze opmerking?
Nee, die mening deel ik niet.
Inzet voor TTIP is om onder meer te onderhandelen over hoge standaarden van investeringsbescherming met het daarbij behorende ISDS-mechanisme.
Het onderhandelingsmandaat stelt dat opname van ISDS in TTIP afhankelijk is van in hoeverre een bevredigend resultaat is bereikt.
Ook staat daarin aangegeven dat er in de ISDS-bepalingen een gepaste relatie moet bestaan tot nationale rechtsprocedures.
De uiteindelijke beleidslijn op dit punt hangt ook af van de analyse van de Commissie over de uitkomsten van publieke consultaties over ISDS in TTIP, waarop 150.000 reacties zijn gekomen. Die analyse wordt eind van dit jaar verwacht. Daarnaast wordt het uiteindelijke besluit hierover genomen door de instellingen van de Europese Unie, waarbij zowel de Raad als het Europees parlement zich hierover zullen uitspreken in het kader van de uiteindelijke goedkeuringsprocedure van het toekomstige handelsakkoord.
Uit de uitspraken van de heer Juncker leid ik wel af dat hij de vormgeving van ISDS, zoals op dit moment is vastgelegd in de bilaterale investeringsbeschermingsakkoorden tussen verschillende EU-lidstaten en derde landen, wil verbeteren en dat meer transparantie van cruciaal belang is. Nederland zit op dezelfde lijn.
Deelt u de mening dat geschillenbeslechting (ISDS) zeer omstreden is? Staakt u uw pogingen om ISDS in TTIP te krijgen?
Over de huidige vormgeving van investeringsbescherming en het geschillenbeslechtingsmechanisme bestaan uiteenlopende opvattingen. Het is van belang dat alle opvattingen goed worden meegewogen. Nederland heeft een onderzoek laten uitvoeren naar ISDS in TTIP. De onderzoeksresultaten en aanbevelingen zijn bij brief van 25 juni jl. met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1397). Hierbij is een aantal belangrijke aanbevelingen gedaan voor verbetering van het ISDS-instrument. Nederland zet erop in dat die verbeteringen in het ISDS-instrument in TTIP worden verwerkt. Ik ben hierover in gesprek met mijn Europese collega’s.
Is het waar dat de Nederlandse regering één van de grootste voorstanders is van TTIP in Brussel? Zo nee, wie zijn dat dan wel?
TTIP wordt in Brussel breed gedragen door zowel de Raad als de Europese Commissie. Het handelsakkoord zal veel economisch voordeel opleveren voor Nederland en de EU en is tevens van politiek-strategische waarde. In een wereld die snel verandert, is een nauwere trans-Atlantische samenwerking een kans om onze gezamenlijke strategische positie te verbeteren. Ook het Nederlandse kabinet heeft daarom zich van het begin af aan – met steun van uw Kamer – uitgesproken voor een ambitieus vrijhandelsakkoord met de VS.
Juist Nederland kan met zijn open en export-georiënteerde economie profiteren van TTIP. Niet alleen zijn de Nederlandse en de Amerikaanse economieën al nauw met elkaar verbonden, ook vormt een aantrekkende wereld- en Europese economie de stuwende kracht achter de groei van de Nederlandse economie via een toenemende export. Bijna de helft van de Nederlandse werknemers is in dienst bij een bedrijf dat exporteert. Trekt de internationale handel aan, dan is dat voor deze bedrijven snel merkbaar. Nederland streeft er daarom naar dat TTIP voor een aantal specifieke topsectoren de handelsbelemmeringen sterk vermindert en de handelsmogelijkheden dientengevolge fors worden vergroot.
Deelt u de mening dat ingrijpende verdragen, zoals het TTIP-verdrag met de VS en het CETA-verdrag met Canada, ter goedkeuring aan de parlementen van de lidstaten moeten worden voorgelegd? Zo ja, wat onderneemt u om dit te realiseren?
Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is de Europese Unie exclusief bevoegd op het beleidsterrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek en de douane-unie. Op grond van het Verdrag van Lissabon vallen sinds 1 december 2009 ook buitenlandse directe investeringen onder de gemeenschappelijke handelspolitiek. CETA en TTIP bestrijken terreinen die niet geheel onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen. Dit is met name het geval voor specifieke onderdelen op het gebied van diensten en investeringen.
CETA en TTIP hebben daardoor een gemengd karakter. Dit betekent dat de akkoorden door zowel de EU als de lidstaten goedgekeurd zouden moeten worden. Het kabinet zet daarop in samen met andere lidstaten. Ik zie mij daarin gesteund door het initiatief van uw Kamer om samen met andere nationale parlementen de Commissie te verzoeken om TTIP aan te merken als gemengd akkoord. Zie ook mijn antwoorden van 11 juni 2014 op de schriftelijke vragen van het lid Jasper van Dijk over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2193).
Tijdens het Trade Policy Committee(TPC) van 30 oktober jl. heeft de Commissie aangekondigd dat het college van Commissarissen besloten heeft het handelsakkoord tussen de EU en Singapore aan het EU-Hof voor te leggen voor een advies over de al dan niet gemengde aard van dat akkoord. Een Hof-advies hierover zal mogelijk ook voor CETA en TTIP meer duidelijkheid scheppen.
Het bericht dat Palestijnen geweerd worden uit Israëlische bussen |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de berichtgeving over het voornemen van de Israëlische regering om Palestijnen te weren uit Israëlische bussen op de bezette Westelijke Jordaanoever?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat voor het gebruik van het openbaar vervoer geen onderscheid gemaakt mag worden op basis van afkomst, etniciteit of religie?
Israël heeft als bezettende mogendheid de plicht om de belangen van de Palestijnse bevolking in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht te behartigen. Israël is daarnaast gehouden om de mensenrechten van eenieder die binnen zijn rechtsmacht valt te verzekeren. Daaronder valt het verbod op discriminatie. Palestijnse arbeiders met een vergunning tot toegang tot Israël hebben volgens de Israëlische wet het recht het openbaar vervoer aldaar te gebruiken.
Deelt u de opvatting dat een de facto ban van Palestijnen op een populaire buslijn onwenselijk is en een verkeerd signaal afgeeft in een tijd waarin de vredesonderhandelingen tussen Israël en Palestina toch al tot stilstand zijn gekomen en nieuwe bouwplannen voor nederzettingen de hervatting van deze besprekingen op korte termijn steeds onwaarschijnlijker maken?
Het kabinet heeft kennisgenomen van deze opvattingen. Het kabinet is in afwachting van het antwoord van de Israëlische Minister van Defensie op het verzoek om opheldering van de procureur-generaal teneinde meer duidelijkheid te verkrijgen over de aangekondigde maatregel.
Hoe beoordeelt u de reactie van Israëlische oppositiepartijen die het besluit «gelijkstaand aan apartheid» noemden?2 Hoe beoordeelt u de stelling van de Israëlische mensenrechtenorgansatie B’Tselem dat de Minister van defensie met deze procedure «op nauwelijks verhulde wijze toegeeft aan de vraag naar rassenscheiding in bussen»?3
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid de Israëlische regering aan te spreken op deze de facto ban van Palestijnen van een populaire buslijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en wanneer?
Naar aanleiding van de berichtgeving heeft de ambassade bij de Israëlische autoriteiten om een toelichting gevraagd en de zienswijze van het kabinet, zoals weergegeven in het antwoord op vraag 2, uiteengezet. Het kabinet is nu in afwachting van het antwoord van de Israëlische Minister van Defensie op het verzoek van de procureur-generaal teneinde meer duidelijkheid te verkrijgen over de aangekondigde maatregel. De berichtgeving geeft aanleiding om de situatie in de tussentijd kritisch te blijven volgen.
Bent u bereid de de facto ban van Palestijnen van een populaire buslijn door de Israëlische regering aan te kaarten in Europees verband en aan te dringen op een Europese veroordeling hiervan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Busvervoer op de bezette Westelijke Jordaanoever |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Palestinians barred from Israeli West Bank buses»?1
Ja.
Is het waar dat de door de Israëlische Minister van Defensie aangekondigde maatregel de facto betekent dat Palestijnse arbeiders worden uitgesloten van vervoer met Israëlische bussen op de bezette Westoever? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Kunt u toelichten wat de maatregel precies inhoudt en waarom hiertoe is besloten?
Dagelijks reizen tienduizenden Palestijnen vanuit de Westelijke Jordaanoever Israël binnen om er te werken. Momenteel mogen zij Israël inreizen via het Eyal checkpoint. Terugreizen naar de Westelijke Jordaanoever is vooralsnog mogelijk via verscheidene doorgangen. Hierbij maken zij veel gebruik van Israëlische openbare buslijnen naar nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever.
De aankondiging van de Israëlische Minister van Defensie betreft een pilot-programma dat de Palestijnse arbeiders verplicht om ’s avonds terug te keren bij hetzelfde checkpoint als waar zij die ochtend Israël zijn binnengekomen. De pilot zou vanaf december a.s. bij het Eyal-checkpoint van start gaan. De Israëlische autoriteiten beogen met deze maatregel de transit van Palestijnen in en uit Israël te monitoren, wat de kans op terroristische aanslagen zou moeten verkleinen.
Voor zover op dit moment is na te gaan lijkt er geen sprake te zijn van een verbod voor Palestijnen om te reizen met Israëlische buslijnen. Palestijnse arbeiders hebben volgens de Israëlische wet het recht gebruik te (blijven) maken van het openbaar vervoer op de Westelijke Jordaanoever en in Israël. Het Eyal-checkpoint ligt echter niet in de buurt van dichtbevolkte Israëlische nederzettingen en is geen bestemming van de Israëlische buslijnen. Daardoor zullen naar verwachting veel arbeiders zich genoodzaakt zien alternatief vervoer te gebruiken voor de terugreis. De Israëlische Minister van Defensie zou opdracht hebben gegeven om hiervoor een oplossing te vinden.
Er is nog geen officieel besluit genomen. De Israëlische procureur-generaal heeft direct na de aankondiging en uit eigen beweging de Minister van Defensie om opheldering gevraagd. De Israëlische Minister van Justitie heeft de procureur-generaal gevraagd de rechtsgeldigheid van de aangekondigde maatregel te onderzoeken.
Deelt u de opvatting van de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem dat de maatregel een vorm van «rassenscheiding» betreft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Naar aanleiding van de berichtgeving heeft de ambassade bij de Israëlische autoriteiten om een toelichting gevraagd en benadrukt dat Israël als bezettende mogendheid de plicht heeft om de belangen van de Palestijnse bevolking in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht te behartigen, en dat Israël gehouden is om de mensenrechten, waaronder het verbod op discriminatie, van degenen die binnen zijn rechtsmacht vallen te verzekeren. Het kabinet is nu in afwachting van het antwoord van de Israëlische Minister van Defensie op het verzoek van de procureur-generaal teneinde meer duidelijkheid te verkrijgen over de aangekondigde maatregel. De berichtgeving geeft aanleiding om de situatie in de tussentijd kritisch te blijven volgen.
Bent u bereid bij uw Israëlische collega’s opheldering hierover te vragen en het belang te benadrukken dat geen discriminerende maatregelen worden genomen? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De berichten dat Koerdische strijders ISIS-strijders zouden executeren |
|
Harry van Bommel (SP), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de berichten «Koerden executeren IS-strijders» en «Koerdistan is mijn moeder, als die roept, kom ik»?1 2
Ja.
Wat is u bekend van de omgang van Koerdische strijders met gevangengenomen en gewonde strijders van ISIS? Kunt u bevestigen dat, zoals in beide artikelen door Koerdische strijders met een Nederlandse achtergrond wordt gesteld, gevangengenomen ISIS-strijders zijn geëxecuteerd en gewonden zijn gedood?
De in de artikelen genoemde mensenrechtenschendingen kunnen niet worden bevestigd.
Kunt u aangeven hoe dit zich verhoudt tot het oorlogsrecht?
Op basis van het humanitair oorlogsrecht is het executeren van vijandelijke strijders die buiten gevecht zijn gesteld door gevangenschap of verwonding te allen tijde verboden.
Kunt u aangeven welke informatie u heeft over het overwegend Arabische stadje Barzan? Is het waar dat de plaats grotendeels is verwoest en de bevolking is verjaagd door Koerden?
Er is geen nadere informatie bekend over de toedracht en de mate van verwoesting in Barzan.
Deelt u de zorgen van Human Rights Watch dat de verwoesting van Barzan mogelijk een vorm van collectieve bestraffing is?
Zie antwoord op vraag 4.
Deelt u de opvatting dat deze mogelijke oorlogsmisdaden door Koerdische strijders in Irak door een onafhankelijke partij moeten worden onderzocht? Bent u bereid hier in internationaal verband op aan te dringen?
Het is belangrijk dat meer duidelijkheid komt inzake de berichten over Barzan. De plicht tot het doen van onderzoek naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht ligt in eerste instantie bij de Iraakse autoriteiten.
Zowel in EU-verband als bilateraal zijn tegen de achtergrond van vermeende schendingen in Barzan de Iraakse en Koerdische autoriteiten, waaronder de Iraakse Minister van Defensie, Minister van Mensenrechten, de President van de Koerdische Autonome Regio en de secretaris-generaal van het Ministerie voor Peshmerga’s, opgeroepen tot het humaan behandelen van gevangenen door Iraakse eenheden en Koerdische strijders.
MH17 |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Herinnert u zich dat de Minister-President in zijn inleiding tijdens de briefing in de Tweede Kamer, op 21 juli jl, de eerste keer dat er over de MH17 gesproken werd, zei: «Er zijn inmiddels sterke aanwijzingen over de toedracht van de ramp»?1
Ja.
Herinnert u zich dat u op 24 juli jl. aan de Kamer schreef «De verontwaardiging is des te groter nu de aanwijzingen zich opstapelen dat het vliegtuig met een raket is neergehaald»?2
Ja.
Welke aanwijzingen waren dat en op welke wijze zijn die aanwijzingen geverifieerd? Welke conclusies zijn nu, bijna 100 dagen later, getrokken?
Het onderzoek naar de toedracht door de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) en het strafrechtelijk onderzoek onder leiding van het OM worden met de grootst mogelijke zorgvuldigheid uitgevoerd. Het Kabinet kan niet vooruitlopen op de conclusies uit deze onafhankelijke, internationale onderzoeken door uitspraken te doen over aanwijzingen en de wijze van verificatie, anders dan te verwijzen naar het rapport van eerste bevindingen van de OVV waarin gesproken wordt over een impact met hoog energetisch materiaal.
Het OM heeft eerder aangegeven dat in het onderzoek sprake was van vier mogelijke scenario’s die nader onderzocht werden: een ongeluk, een terroristische aanslag van binnenuit het vliegtuig, een aanslag vanaf de grond dan wel een aanslag vanuit de lucht, waarbij de eerste twee reeds op voorhand niet waarschijnlijk leken en inmiddels niet meer waarschijnlijk zijn, zoals ik u reeds meldde in mijn brief van 28 oktober. Het leveren van onomstotelijk bewijs is het doel.
Is er ooit aan de strijdende partijen verzocht om een inventaris te geven van beschikbare BUK-raketten en andere raketten in de regio rond het neergeschoten vliegtuig? Zo ja, hoe en wanneer?
Het Kabinet kan in het belang van het onderzoek hierover geen specifieke mededelingen doen. Wel geldt, zoals te doen gebruikelijk, dat alle mogelijkheden worden benut die kunnen bijdragen aan de waarheidsvinding.
Wanneer hebben de Onderzoeksraad voor de Veiligheid en het Nederlandse Openbaar Ministerie om de volgende zaken gevraagd en wanneer hebben ze deze in hun geheel gekregen:
De OVV kan in het belang van het onderzoek geen inzicht geven in de beschikbare onderzoeksinformatie en ook niet in het moment waarop deze informatie is opgevraagd en ontvangen.
Het OM heeft bij diverse landen een rechtshulpverzoek ingediend en bereidt ten aanzien van een aantal andere landen nog verzoeken voor. Gedetailleerde mededelingen over de informatievergaring door het OM zijn niet in het belang van het onderzoek.
Dit soort mededelingen kunnen bovendien de internationale betrekkingen beïnvloeden en afbreuk doen aan de rol van Nederland in de beide onderzoeken.
Hoeveel keer en wanneer heeft Nederland of Australië in de periode na 6 augustus tot heden de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) verzocht de omgeving van de MH17 crash site te bezoeken om de veiligheid aldaar te beoordelen? Wat was de beoordeling van de OVSE?
Op 6 augustus bleek de veiligheidssituatie op de rampplek te slecht om de repatriëringsmissie voort te kunnen zetten. Met dit besluit kwam geen einde aan de Nederlandse inspanningen. De interim-missie die achterbleef in Kharkiv en Kiev spande zich in om verder te werken aan alternatieve manieren voor onze inzet ten aanzien van de doelen van de missie: repatriëring, onderzoek naar toedracht en strafrechtelijk onderzoek.
De veiligheidssituatie wordt door Nederland continu gemonitord en er is nauw contact met de OVSE ter plaatse, zodat de repatriëringsmissie snel terug zou kunnen keren indien de veiligheidsomstandigheden dat voor langere periode toe zouden laten. Het Ministerie van Defensie heeft daarbij een leidende en coördinerende rol.
Na de ondertekening van het Minsk Protocol op 5 september leek zich op 12 september een mogelijkheid voor te doen voor terugkeer naar de rampplek en is de missie snel uitgebreid. Toen het helaas toch niet mogelijk bleek voor langere tijd met een grote groep mensen op de rampplek aan het werk te gaan is besloten het extra personeel weer terug te laten komen naar Nederland. U bent over de veiligheidssituatie geïnformeerd in de stand van zaken brieven van 14 en 27 augustus en 9 oktober 2014 (Kamerstuk 33 997, nrs. 10, 16 en 20).
De Ambassade in Kiev en de interim-missie onderhouden sinds de vliegramp op bijna dagelijkse basis contact met de OVSE, ook over de veiligheidssituatie op en rondom de rampplek. Dit gebeurde zowel voor als na 6 augustus. De veiligheidsinformatie en beoordeling daarvan door het Ministerie van Defensie is leidend in de afweging of terugkeer mogelijk is. Daarbij wordt gebruik gemaakt van alle relevante informatie, ook van de OVSE. In de dagelijkse rapportages die ook publiek beschikbaar zijn, maakt de OVSE melding van de waargenomen veiligheidssituatie in het gebied en wordt ook aangegeven wanneer monitors de dorpen nabij de rampplek hebben bezocht.
De afgelopen weken (31 oktober en 4, 5 en 6 november) is de rampplek een aantal keer bezocht, waarbij persoonlijke bezittingen zijn verzameld en ook stoffelijke resten zijn gevonden.
Kunt u de kennisgeving aan luchtvarenden (Notice to Airmen – NOTAM) waarnaar het Erratum in het rapport van de Onderzoeksraad verwijst, aan de Kamer doen toekomen?
De NOTAM die in het erratum van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid wordt genoemd betreft de NOTAM van 14 juli 2014 met nummer A1492/14. Deze NOTAM stelde een tijdelijke luchtruimbeperking in tot een hoogte van 9,7 kilometer (flight level 320) binnen een gebied dat het oostelijke gedeelte bestreek van het eerder bij NOTAM (A1383/14) tijdelijk gereserveerde luchtruim boven de Oekraïne, behoudens voor Oekraïense staatsluchtvaartuigen (FIR Dnipropetrovsk). In het rapport constateert de OVV dat de MH17 hierboven vloog3. Daarnaast was op 14 juli 2014 NOTAM A1493/14 uitgegeven die het gebruik van bepaalde vliegroutes verbood binnen het gebied en/of leidend van/naar het gebied waarvoor de tijdelijke luchtruimbeperking van toepassing was (NOTAM A1492/14). De genoemde NOTAM’s zijn bijgevoegd4.
Wie heeft die NOTAM notificatie in Nederland ontvangen en gezien? Welke reactie is er ondernomen op de NOTAM notificatie?
Zoals aangegeven in de antwoorden die 28 oktober jl. aan de Kamer zijn gestuurd (Kamerstuk 33 997, nr. 22), worden NOTAM’s met betrekking tot het Europese en aangrenzende luchtruim verzameld bij Eurocontrol.
NOTAM’s kunnen door iedereen via een website worden ingezien. Luchtvaartmaatschappijen gebruiken deze informatie bij het opstellen van hun vluchtplannen. De NOTAM van 14 juli 2014 stelde een tijdelijke luchtruimbeperking in boven een deel van het oosten van de Oekraïne tot een hoogte van 9,7 kilometer. Luchtvaartmaatschappijen maakten daardoor geen gebruik meer van dat deel van het luchtruim. Eventuele vluchtplannen van luchtvaartmaatschappijen voor dit gesloten gebied zouden door Eurocontrol niet zijn geaccepteerd. Op deze wijze is geborgd dat de NOTAM wordt nageleefd.
Daarnaast kon de Oekraïense luchtverkeersleiding vanaf dat moment geen toestemming meer geven aan luchtvaartuigen om het gesloten gebied binnen te gaan, behoudens aan Oekraïense staatsluchtvaartuigen.
Welke strijdende partijen hebben de rampplek sinds juli 2014 beschoten? Op welk moment is aan welke strijdende partij verzocht de rampplek niet langer te beschieten?
De rampplek wordt door pro-Russische separatisten gecontroleerd en kan door artillerievuur van zowel Oekraïense kant als van de separatisten worden bestreken.
Ondanks het op 5 september overeengekomen staakt-het-vuren tussen Oekraïense autoriteiten en de pro-Russische separatisten en de afkondiging van een 30 kilometer brede bufferzone voor (zware) artillerie op 19 september, blijft de veiligheidssituaties in Oost-Oekraïne onoverzichtelijk en fragiel, ook rondom de rampplek. Hoewel sindsdien geen sprake meer is van grootschalige militaire operaties, wordt het bestand op dagelijkse basis geschonden. In de nabijheid van de rampplek vinden bijna dagelijks beschietingen plaats door beide partijen. De Permanente Raad van de OVSE nam op een 18 juli een verklaring aan die onder meer opriep tot de onmiddellijke en veilige toegang tot de rampplek.
De unaniem aangenomen VNVR resolutie 2166 van 21 juli 2014 riep op tot de onbeperkte en veilige toegang tot de plaats van de ramp en alle staten en actoren in de regio mee te werken aan een onafhankelijk internationaal onderzoek. De Raad van Buitenlandse Zaken op respectievelijk 22 juli, 15 augustus en 20 oktober jl. en de Europese Raad op 30 augustus en 23/24 oktober jl. riepen op onverwijld veilige en onbelemmerde toegang te verlenen.
Daarnaast is op alle mogelijke momenten door het Kabinet in fora als de VN(VR), de EU en de OVSE opgeroepen tot een veilige toegang tot de rampplek. Ook is op het hoogste niveau medewerking verzocht aan Oekraïne en Rusland, in het laatste geval om hun invloed aan te wenden op de separatisten die het rampgebied in handen hebben. Veilige toegang tot de rampplek is ook onderwerp van gesprek geweest bij de ontmoeting in Normandië-format en bij de Trilaterale Contactgroep.
Wanneer heeft u de Oekraïense State Emergency Services (SES) om de logboeken van de zoekactie verzocht en wanneer heeft u ze in handen gekregen?
Informatie die door de SES is gedocumenteerd over de initiële zoekactie is door tussenkomst van de OVSE aan ons overlegd. De informatie beschrijft de zoekactie in de eerste dagen na de ramp, hoe er is gezocht, waar is gezocht, met hoeveel mensen en met het soort en aantal middelen. De verslagen bevatten ook het kaartmateriaal zoals ontvangen op 31 augustus, dat wij eerder aan uw Kamer hebben overlegd. Dat geldt ook voor het rapport dat via RTL Nieuws is gepubliceerd.
Kunt u deze vragen uiterlijk 24 uur voor het volgende algemeen overleg over de MH17 beantwoorden?
Ja.
De gevolgen van het gebruik van het schoonmaakmiddel PX-10 |
|
Jasper van Dijk |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de uitzending en de website van Dossier EenVandaag, waarin de conclusies van de Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) aangaande PX-10 in twijfel worden getrokken?1
In mijn brief van 23 oktober jl. (Kamerstuk 34 000 X, nr. 13) heb ik mijn reactie op de uitzending van dossier EenVandaag gegeven.
Heeft Defensie in de periode 1973–1993 ooit metingen gedaan naar de schadelijke gevolgen van het gebruik van PX-10?
Er zijn uit die periode geen metingen teruggevonden.
Waarop zijn de getallen en metingen gebaseerd in het tweede RIVM-rapport van november 2011?
De methode van onderzoek is door het RIVM beschreven in haar eindrapport (Kamerstuk 33 000 X, nr. 27).
Het RIVM bepaalt hoe het onderzoek wordt uitgevoerd, welke wetenschappelijke methoden daarvoor geschikt zijn en stelt het wetenschappelijke rapport op. Het RIVM hanteert daarbij de principes van zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid.
Is het waar dat Defensie in het rapport Intern Onderzoek van 14 mei 2009 aangeeft dat er nooit metingen en risico-analyses zijn gedaan?2
In het rapport zijn geen metingen en risicoanalyses van de situatie op de werkplek opgenomen. Hierover zijn geen documenten binnen Defensie teruggevonden.
Hoe kunt u beweren dat militairen niet aan een hoge dosis PX-10 zijn blootgesteld, als er geen metingen en risico-analyses zijn gemaakt?
Het onderzoek is onder verantwoordelijkheid van het RIVM uitgevoerd door twee gerenommeerde en internationaal hoog aangeschreven onderzoeksinstituten: Het Institute of Risk Assessment Sciences van de Universiteit Utrecht (IRAS) en het Institute of Occupational Medicine (IOM) uit het Verenigd Koninkrijk. Het tweede rapport van het RIVM is onderworpen aan een externe review door een Amerikaanse en een Deense deskundige. In dit onderzoek is mede op basis van gesprekken met (ex-)medewerkers van Defensie en laboratoriumexperimenten, het gebruik van PX-10 en de blootstelling gereconstrueerd. Deze werkwijze door het RIVM is volgens de stand van wetenschappelijke kennis.
Bestaat er nu wel of geen «veilige ondergrens» voor het werken met benzeen, aangezien hierover verschillende beweringen worden gedaan (enerzijds in het tweede RIVM-rapport, anderzijds de recente reactie van RIVM op de website van EenVandaag)?
Benzeen wordt in de wetenschap aangeduid als een genotoxische kankerverwekkende stof. Het risico op kanker hangt af van de duur en de mate van blootstelling. Voor een stof als benzeen was er in de periode waarop het onderzoek zich heeft gericht, geen internationaal erkende veilige ondergrens voor de gezondheid. In het tweede RIVM-rapport wordt dan ook niet gesproken over een «veilige ondergrens». Ook is in dit rapport bij de risicoberekeningen geen drempelwaarde gehanteerd.
Vanwege de kankerverwekkendheid is er voor benzeen in arbeidssituaties een grens waar de blootstelling onder moet blijven. De grenswaarden worden gesteld op basis van wat een «aanvaardbaar risico» wordt geacht, ook voor kankerverwekkende stoffen. Een dergelijke grenswaarde is dus niet hetzelfde als een «veilige ondergrens».
De Scientific Committee on Occupational Exposure Limit Values (SCOEL) heeft in 1991 voor benzeen de grens vastgesteld op 1 ppm (delen per miljoen). De EU heeft deze waarde vastgelegd in een bindende norm. Gelet op het door de werknemers verklaarde PX-10 gebruik is het volgens het RIVM onwaarschijnlijk dat deze grens voor benzeen is overschreden.
Waarom werd het eerste RIVM-rapport pas in april 2011 gepresenteerd, terwijl het al in oktober 2010 gereed was?
Op het deelrapport met de titel «Evaluatie van het PX-10 rapport van het Ministerie van Defensie» staat vermeld «© RIVM 2010». Het rapportnummer en daarbij horende jaartal is gekoppeld aan het moment waarop het rapport in concept is aangemaakt. In januari 2011 is het rapport nog voorgelegd aan inhoudelijk deskundigen. Op 7 februari is de conclusie van het deelrapport gepresenteerd aan Defensie. Hierna is de publiekssamenvatting geschreven en het publicatieproces gestart. Het rapport is op 24 februari aan het Ministerie van Defensie aangeboden. Op 28 april is het rapport aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 32 500 X, nr. 96).
Bent u bereid om de producent en leverancier van PX-10 (Shell) te vragen welke bestanddelen er precies in PX-10 zitten? Zo nee, waarom niet?
In het eerste deelonderzoek van het RIVM dat op 28 april 2011 aan uw Kamer is aangeboden (Kamerstuk 32 500 X, nr. 96) wordt de samenstelling van PX-10 beschreven. Voor de verschillende perioden wordt een overzicht van de PX-10 samenstelling gegeven op grond van de veiligheidsbladen.
Waren de verantwoordelijke ministers van Defensie vanaf 1973 (EG Richtlijn Benzeen) bekend met de schadelijke werking van benzeen dat zich in PX-10 bevond, en later vanwege de nota's van hoge Officieren aan de Defensietop in december 1980?
Het is mij onbekend in hoeverre de ministers voor 1980 bekend waren met de schadelijke werking van benzeen. De genoemde EG-richtlijn uit 1973 is op 1 augustus 1980 middels het Besluit Aflevering Gevaarlijke Stoffen in Nederland geïmplementeerd.
De documentatie die binnen Defensie is teruggevonden over mogelijke gezondheidseffecten van het werken met PX-10, gaat terug tot 1980. Vanaf 1981 zijn maatregelen getroffen om het gebruik van PX-10 te verminderen. Tevens zijn er vanaf dat moment voorzorgsmaatregelen (waaronder beschermende middelen) genomen. PX-10 is in de periode 1981–1996 stapsgewijs uitgefaseerd.
Waarom heeft Defensie vanaf 1973 geen voorzorgsmaatregelen getroffen in het kader van de zorg voor de gezondheid van de militairen?
Zie antwoord vraag 9.
Wat is er gebeurd met de aangenomen motie Poppe van 15 oktober 2009, waarin wordt opgeroepen om oud-defensiemedewerkers die gewerkt hebben met PX-10, zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen over de vraag of hun gezondheidsklachten zijn veroorzaakt door het gebruik van PX-10?3
Het RIVM-rapport uit november 2011 heeft duidelijk gemaakt dat de feitelijke kans op het ontwikkelen van acute myeloïde leukemie (AML) of de aanverwante vormen van kanker door blootstelling aan PX-10 praktisch is uitgesloten. Na het verschijnen van dit rapport is het betrokken personeel hierover geïnformeerd.
Hiermee heb ik de motie Poppe tot uitvoering gebracht en daarmee de gevraagde duidelijkheid aan alle betrokkenen verstrekt. Ik sluit niet uit dat, mede naar aanleiding van recente publiciteit, er vragen bij (oud-)werknemers over eventuele gezondheidsklachten blijven. Over PX-10 is informatie op de website van Defensie beschikbaar. Daar staat ook een verwijzing voor mensen die – mogelijke – gezondheidsklachten of vragen daarover hebben.
(Oud-)Medewerkers die zich zorgen maken, kunnen zich te allen tijde wenden tot het ABP-zorgloket (voormalig personeel) of de verantwoordelijk militair arts dan wel de bedrijfsarts (actief diendend personeel). Deze zullen zorgen voor adequate verwijzing of beantwoording van vragen.
Bent u bereid om – in lijn met de motie Poppe – uitgebreid navraag te doen over de gezondheidstoestand van het personeel binnen de Krijgsmacht in de periode 1950–1993 (nog levenden en nabestaanden)?
Zie antwoord vraag 11.
De inzet van clusterbommen in Oekraïne |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Clusterbommen op grote schaal ingezet in Oekraïne»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er bij het conflict in Oekraïne gebruik wordt gemaakt van clusterbommen?
Deelt u het oordeel van Human Rights Watch dat alles erop wijst dat het Oekraïense leger verantwoordelijk is voor een aantal aanvallen met clusterbommen op het rebellenbolwerk Donetsk begin oktober?
Kunt u bevestigen dat het Oekraïense leger begin oktober vijf Oeragan-raketten op Donetsk heeft afgevuurd?
Beschikt u over aanwijzingen dat ook de rebellen clustermunitie hebben ingezet?
Is het waar dat er bij recente beschietingen een medewerker van het Rode Kruis om het leven is gekomen? Indien ja, wie was verantwoordelijk voor die beschietingen?
Deelt u de opvatting dat de inzet van clustermunitie in bevolkt gebied onder alle omstandigheden onaanvaardbaar is, zelfs voor landen die geen partij zijn bij het verdrag dat het gebruik van clusterwapens verbiedt?
Bent u bereid op korte termijn bij strijdende partijen in Oekraïne aan te dringen op stopzetting van het gebruik van clustermunitie? Indien neen, waarom niet?
Bent u bereid het gebruik van clustermunitie in Oekraïne in de NAVO aan de orde te stellen, aangezien de NAVO militair samenwerkt met Oekraïne? Indien neen, waarom niet?
‘Voluntourism’ met Nederlandse toelage in weeshuizen |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kinderen zijn geen toeristische attractie» van Nieuwsuur1 en «Ministerie van Buitenlandse Zaken reageert»?2
Ja.
Is er in het bericht van Nieuwsuur sprake van vrijwilligerswerk in een weeshuis, (gedeeltelijk) gesubsidieerd door een MilleniumDoen-toelage? Klopt het dat naar aanleiding hiervan een onderzoek wordt ingesteld? Zo ja, wanneer verwacht u dat dit onderzoek afgerond is? Kunnen de resultaten van dit onderzoek met de Kamer worden gedeeld?
Met «MillenniumDoen!» stimuleert de organisatie JoHo – met steun uit de Subsidiefaciliteit Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking (SBOS) – Nederlandse jongeren die in het buitenland een stage lopen of vrijwilligerswerk doen, om na terugkomst betrokken te blijven bij internationale samenwerking en vervolgactiviteiten in Nederland te ondernemen. Dat gebeurt onder meer met een financiële bijdrage. Jongeren moeten hiervoor hun vrijwilligerswerk of stage regelen via aangesloten organisaties die aan kwaliteitscriteria voldoen.
Nieuwsuur noemt «MillenniumDoen!» in relatie tot een Nederlandse studente Voeding en Diëtiek die in 2013 in Kenia drie maanden als vrijwilliger werkte in twee opvangcentra voor weeskinderen. De indruk werd gewekt dat hier mogelijk sprake zou zijn van een knelpunt. Tot op heden zijn hierover bij het ministerie geen klachten binnengekomen. In overleg met de uitvoerder van SBOS is JoHo verzocht om nadere informatie over «MillenniumDoen!» en over dit specifieke geval. Uit de aangeleverde informatie blijkt dat er expliciet oog is voor de risico’s die het omgaan met kwetsbare kinderen met zich mee kan brengen.
Heeft u in beeld of er in de afgelopen twee jaar Nederlandse subsidies verstrekt zijn aan vrijwilligers die waar dan ook ter wereld vrijwilligerswerk doen of hebben gedaan in dit soort weeshuizen? Zo ja, is duidelijk om welke bedragen het gaat en op welke schaal heeft dit plaatsgevonden? Zo nee, wordt dit meegenomen in het eerder genoemde onderzoek?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft alleen via de SBOS-faciliteit een aantal stage- en uitwisselingsprogramma’s ondersteund waarbij contacten met jongeren en scholen onderdeel vormen van de activiteiten. De betrokken organisaties zijn getoetst, zo blijkt uit de door de SBOS-uitvoerder aangeleverde informatie: op uitvoeringscapaciteit en op beleid ter voorkoming van (onbedoelde) negatieve effecten in ontwikkelingslanden. De minimale standaard is «do no harm». Er zijn specifieke maatregelen getroffen met het oog op het omgaan met (kwetsbare) kinderen. Voorbeelden zijn grondige training van de vrijwilligers, beperkt intensief contact met kinderen, lokale professionele begeleiders en het volgen van richtlijnen van het Better Care Network (BCNN, zie onder). De uitvoering van de programma’s heeft tot op heden geen aanleiding gegeven tot zorgen of klachten. In het kader van de beleidsvernieuwing is SBOS overigens in 2011 opgeschort. Er komt geen vervolg voor deze faciliteit.
Deelt u de zorg van brancheorganisatie Partos over «ontwikkelingsbeunhazerij»? Welke controle is er op de Nederlandse organisaties die bemiddelen voor vrijwilligersplekken in weeshuizen, en wie voert deze uit? Deelt u de mening dat deze organisaties moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid, om zo te voorkomen dat de kinderen, vrijwilligers en toeristen de dupe worden van deze industrie? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Het veld van internationaal jongerenreizen en -vrijwilligerswerk is breed en dynamisch. Daar ongeclausuleerd de term «beunhazerij « op plakken lijkt me geen goede zaak. We kennen bijvoorbeeld diverse bonafide, gedreven en gedegen bemiddelingsorganisaties. Deze zorgen dat hun deelnemers zich goed oriënteren en voorbereiden, werken met lokale partners en hanteren adviezen en richtlijnen als van het BCNN.
Nieuwsuur belicht een facet van een groeiende trend van maatschappelijke, particuliere betrokkenheid bij internationale vraagstukken en ontwikkeling: jongeren die zelf of via hun school/opleiding de wereld intrekken voor een reis, een stage of voor vrijwilligerswerk in een ontwikkelingsland. Het is goed dat jongeren hun blik verbreden, internationale en interculturele ervaring opdoen en nadenken over en zich inzetten voor een betere wereld.
Maar het is ook goed dat er aandacht is voor mogelijke valkuilen en onbedoelde negatieve effecten. Goede, ervaren organisaties voor internationaal jongeren- en vrijwilligerswerk zijn zich daarvan bewust en vertalen dat in goede samenwerking met lokale partners, in degelijke voorbereiding van deelnemers en in deskundige begeleiding en coaching.
Het kabinet ziet in het veld van jongerenreizen en internationaal vrijwilligerswerk voor zichzelf geen primaire of controlerende rol. Met relevante organisaties waarmee het ministerie beleidsmatige of subsidierelaties onderhoudt en met het Ministerie van V&J is er overigens wel contact over de gesignaleerde problematiek van de kwetsbaarheid van kinderen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken stimuleert onderling contact en afstemming, attendeert op activiteiten als van het BCNN en moedigt (zelf)regulering aan, zoals bijvoorbeeld is gebeurd in het kader van SBOS.
Ziet u een rol voor het Ministerie en de overheid bij het voorlichten van vrijwilligers en toeristen die naar landen zoals Cambodja en Kenia afreizen, om hen bewust te maken van de nadelige gevolgen van weeshuistoerisme? Zo ja, op welke manier wilt u hieraan invulling gaan geven? Zo nee, waarom niet?
Reislustige jongeren, potentiële vrijwilligers en ook toeristen hebben een eigen verantwoordelijkheid zich goed te oriënteren en voor te bereiden. Intermediaire en reisorganisaties kunnen daarbij helpen. Ten aanzien van wat in de vraag «weeshuistoerisme» wordt genoemd, wijs ik op activiteiten vanuit het eerder genoemde BCNN-netwerk richting reisbranche, organisaties voor internationaal vrijwilligerswerk en kleinschalige particuliere ontwikkelingsprojecten.
Binnen de mogelijkheden die Buitenlandse Zaken ten dienste staan, wordt dit aangevuld met voorlichting en informatievoorziening. Dat gebeurt via de website en via relevante ambassades, vooral daar waar kinderhuizen veel voorkomen of de overheid juist actief beleid voert om kinderhuizen te sluiten. Ambassades hebben daarbij in eerste instantie een signalerende functie.
Bent u op de hoogte van de «VN richtlijnen voor Alternatieve Zorg voor Kinderen»3? Controleert u bij organisaties die subsidie van Nederland ontvangen, of deze richtlijnen worden toegepast? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Het ministerie is bekend met deze richtlijnen. Er is contact met het BCNN dat zich in Nederland inzet voor de promotie ervan. De richtlijnen waren geen expliciet onderdeel van subsidies die vanuit SBOS zijn toegekend. Dat heeft te maken met het karakter van deze faciliteit. Die is gericht op bevordering van maatschappelijke betrokkenheid ín Nederland. De via SBOS gesteunde programma’s blijken de richtlijnen in de praktijk wel te hanteren.
Ziet u bij het signaleren en voorkomen van weeshuistoerisme ook een rol weggelegd voor de Nederlandse ambassades in de betreffende landen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het gebruik van PX-10 door Defensie |
|
John Kerstens (PvdA), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Een Vandaag van 20 oktober?1
Ja.
Hoe lang bent u al op de hoogte van de (mogelijk) schadelijke effecten voor de gezondheid door het gebruik van PX-10?
De documentatie die binnen Defensie is teruggevonden over mogelijke gezondheidseffecten van het werken met PX-10, gaat terug tot 1980. Vanaf 1981 zijn maatregelen getroffen om het gebruik van PX-10 te verminderen. Tevens zijn er vanaf dat moment voorzorgsmaatregelen (waaronder beschermende middelen) getroffen om mogelijke gezondheidsrisico’s te verkleinen. PX-10 is in de periode 1981–1996 stapsgewijs uitgefaseerd.
Kunt u aangeven waarom de Kamer destijds niet geïnformeerd is over de (mogelijke) schadelijke gevolgen van het gebruik van PX-10?
De Kamer is in de periode 2008–2011 over het gebruik van PX-10 en de gevolgen ervan geïnformeerd (zie het overzicht in de bijlage bij Kamerstuk 34 000 X, nr. 13).
Bent u bereid de interne documenten van uw ministerie over het gebruik en de (mogelijke) schadelijke gevolgen van het gebruik van PX-10 met de Kamer te delen?
Ja, daartoe ben ik bereid. De desbetreffende documenten zijn na een Wob-verzoek van Letselschade Haaglanden ClaimZorg in 2013 al openbaar gemaakt en zijn onder meer terug te vinden op de website van EenVandaag2.
Waarom is er, ondanks bekendheid sinds 1976 met de (mogelijke) gezondheidsrisico verbonden aan het gebruik van PX-10, toch voor gekozen het gebruik te handhaven?
In de brief van 1984 staat ook vermeld welke voorzorgsmaatregelen er bij gebruik moeten worden getroffen en dat er actie is genomen om het gebruik van PX-10 te verminderen. De in 1981 getroffen maatregelen zijn aan uw Kamer gemeld bij de beantwoording van Kamervragen in 20083.
Hoe oordeelt u over de inhoud van de brief van 26 juni 1984 van de toenmalig directeur Materieel, waarin hij, ondanks de bekendheid met de (mogelijke) schadelijke gevolgen van PX-10, aangeeft: «Het produkt PX-10 blijft bij de KM (evenals KL en KLU) gehandhaafd.»?
Zie antwoord vraag 5.
Overweegt u een contra-expertise over het gebruik en de blootstelling aan PX-10 uit te laten voeren?
Het RIVM is onafhankelijk en organiseert zelf haar contra-expertise. Dit is in het onderzoek naar de gevolgen van PX-10 ook gebeurd. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 23 oktober jl. (Kamerstuk 34 000 X, nr. 13) heb laten weten, heeft het RIVM twee gerenommeerde en internationaal hoog aangeschreven onderzoeksinstituten bij het onderzoek betrokken. Ook zijn de onderzoeksresultaten onderworpen aan een externe review door twee internationale experts.
Het RIVM bepaalt hoe het onderzoek wordt uitgevoerd, welke wetenschappelijke methoden daarvoor geschikt zijn en stelt het wetenschappelijke rapport op. Het RIVM hanteert daarbij de principes van zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid.
De Wet op het RIVM, waarin is vastgelegd welke taken het RIVM zelfstandig uitvoert, borgt haar onafhankelijkheid. In de wet is bepaald dat de Minister geen aanwijzingen geeft voor de wijze van uitvoering en rapportage van de resultaten. Daarnaast schrijft de wet een Commissie van Toezicht voor met als taak het wetenschappelijk niveau van het RIVM te bewaken. Deze commissie ziet er tevens op toe dat de kritiek van wetenschappelijke aard op correcte wijze wordt afgehandeld.
Verder onderschrijft het RIVM de code van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling. Dit houdt onder andere in dat geen invalshoeken worden uitgesloten en actief overleg wordt gepleegd met partijen die kritiek hebben op haar onderzoek.
Het RIVM heeft inmiddels laten weten – in lijn met de door het RIVM gehanteerde zorgvuldigheidseisen – de toxicoloog die in genoemde uitzending van Dossier EenVandaag het woord voert, uit te nodigen voor een gesprek samen met andere deskundigen. Het RIVM zal mij informeren over de uitkomsten en zal deze ook op haar eigen website plaatsen. De uitkomsten worden vanzelfsprekend tevens met uw Kamer gedeeld.
Bent u van plan de rapporten van het RIVM als gevolg van de informatie in deze uitzending opnieuw tegen het licht te houden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven welke maatregelen u gaat nemen naar aanleiding van deze uitzending? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Vormt de uitzending van EenVandaag voor u aanleiding om zo spoedig mogelijk actie te ondernemen richting de oud-werknemers en hun nabestaanden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het betrokken personeel is destijds over het onderzoek en de resultaten hiervan geïnformeerd. Ik betreur in hoge mate de onrust die nu opnieuw dreigt te ontstaan onder het (voormalige) defensiepersoneel. Medewerkers die zich zorgen maken, kunnen zich wenden tot het ABP Zorgloket (voormalig personeel) of de verantwoordelijk militair arts dan wel de bedrijfsarts (actief dienend personeel). Ook is informatie over PX-10 terug te vinden op de daarvoor ingerichte internetpagina van Defensie.
Kunt u deze vragen uiterlijk binnen één week beantwoorden?
Dat is helaas niet mogelijk gebleken.
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over de beschuldiging van de Turkse oppositieleider Kılıçdaroğlu over wapenleveranties van Turkije aan terroristische organisaties, waaronder IS?1
Ja.
Klopt het dat Kılıçdaroğlu officiële schriftelijke verklaringen getoond heeft van de hoofdofficier van justitie in Adana en vrachtwagenchauffeurs die de wapens geleverd zouden hebben? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Oppositieleider Kılıçdaroğlu heeft naar verluidt dergelijke verklaringen getoond tijdens zijn wekelijkse, besloten, fractievergadering over deze kwestie die vorig jaar speelde. De Turkse regering ontkent de aantijgingen.
Zijn deze verklaringen, nota bene van de hoofdofficier van justitie in Adana, waar de Nederlandse Patriots gestationeerd zijn, voor u aanleiding om hierover opheldering te vragen bij de Turkse regering over de wapenleveranties? Zo nee, waarom niet?
Nee, de Turkse autoriteiten hebben deze aantijgingen altijd ontkend.
Bent u bereid contact op te nemen met de Turkse oppositie en de hoofdofficier van justitie in Adana?
Zie antwoord vraag 3.
Blijft u zelfs met deze bewijzen volhouden niet over «indicaties» te beschikken over steun van Turkije aan jihadisten in Syrië en Irak? Zo ja, waarom?
Het kabinet is net als de Kamer op de hoogte van deze berichten, maar kan, zoals ook in eerdere antwoorden op Kamervragen aangegeven, deze niet bevestigen. Daarnaast verwijst het kabinet naar de antwoorden op eerdere vragen van uw lid Omtzigt van 22 september over steun van Turkije aan Al Qaeda. Hierin wijst het kabinet er onder meer op dat Turkije ISIS op de lijst van terroristische organisaties heeft geplaatst en dat het zich bereid heeft verklaard de coalitie tegen ISIS militair en logistiek te steunen.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving in onder meer Newsweek2 en de New York Times3 dat IS rekruteringscentra opzet in Ankara en andere plekken in Turkije, zonder dat de Turkse regering daar iets tegen onderneemt?
De Turkse overheid heeft deze berichten en aantijgingen ontkend. Het kabinet heeft geen reden hieraan te twijfelen.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat Turkije een deal met IS gesloten heeft waarbij 180 IS-terroristen vrijgelaten zijn in ruil voor het door IS gevangen genomen personeel van het Turkse consulaat in Mosul?4
Het kabinet is bekend met de mediaberichtgeving hierover. Het kan deze berichten niet bevestigen en het ligt daarom niet voor de hand de Turkse regering om opheldering hierover te vragen.
Klopt het dat er onder deze 180 vrijgelaten terroristen ook EU-burgers zitten? Bent u net als de Britse regering bereid hierover opheldering te vragen bij de Turkse regering?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat de Turkse regering de vermeende leider van de Turkse vleugel van terreurgroep IS, Halis Bayancuk, heeft vrijgelaten? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Halis Bayancuk is voorwaardelijk vrijgelaten op last van de lokale rechtbank nadat de officier van justitie geen aanklacht tegen hem had ingediend. Er is geen nadere informatie beschikbaar waarom geen aanklacht is ingediend.
Hoeveel en welke signalen over mogelijke steun van Turkije aan IS hebben u de afgelopen twee maanden bereikt?
Het kabinet is bekend met de diverse mediaberichten die hierover in deze periode zijn verschenen. Het heeft geen eigenstandige informatie die deze berichten kan bevestigen, zie ook het antwoord op vraag 5.
Bent u bereid alsnog te pleiten voor onafhankelijk internationaal onderzoek naar de mogelijke steun van Turkije aan jihadisten in Syrië en Irak?
Nee, het kabinet ziet daartoe geen noodzaak.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het Hof in Pakistan het doodvonnis van Asia Bibi heeft bekrachtigd?1
Ja.
Hoe apprecieert u deze uitspraak? Welke beroepsmogelijkheden zijn er nu nog open?
Het kabinet betreurt ten zeerste het vonnis van de ter dood veroordeling van mevrouw Asia Bibi en is uitermate bezorgd over haar lot.
Binnen dertig dagen na de uitspraak door het Hof van 16 oktober 2014 dient beroep te worden aangetekend. Vervolgens zal de zaak voorkomen bij de Pakistaanse Hoge Raad.
Welke mogelijkheden hebben u en de internationale gemeenschap om het voltrekken van dit vonnis te voorkomen?
Nederland volgt de zaak tegen mevrouw Asia Bibi sinds 2009 nauw en sprak zich herhaaldelijk uit tegen het doodvonnis. Nederland drong eerder aan op een goede behandeling van mevrouw Bibi en op een eerlijk proces. De blasfemiewetgeving is ook opgebracht in de bilaterale politieke consultaties van Nederland met Pakistan die plaatsvonden in februari 2014. Ook in EU-verband spant Nederland zich in voor deze zaak. De EU sprak zich in een verklaring d.d. 17 oktober uit tegen het doodvonnis.
Nederland zal bij iedere voorkomende gelegenheid bij de Pakistaanse autoriteiten aandacht blijven vragen voor mevrouw Asia Bibi, de blasfemiewetgeving en de doodstraf, zowel bilateraal als in EU-verband. Het bezoek van EU Speciale Rapporteur voor Mensenrechten Stavros Lambrinidis, die van 26 tot 29 oktober 2014 Pakistan bezoekt, biedt een uitgelezen kans om de bezwaren tegen de ter dood veroordeling van mevrouw Asia Bibi over te brengen aan de Pakistaanse autoriteiten.
Bent u bereid om alles op alles te zetten om haar leven te beschermen, waar mogelijk ook in samenspraak met Amnesty International, Human Rights Watch en andere organisaties die zich voor haar lot inzetten?
Nederland blijft zich actief inzetten voor mevrouw Asia Bibi en zal daarbij optrekken met andere organisaties die zich voor haar lot inspannen. Direct na de uitspraak bezocht de Nederlandse ambassadeur in Islamabad de organisatie CLAAS (Centre for Legal Aid, Assistance and Settlement) in Lahore, die zich met financiële steun van de EU inzet voor vervolgde christenen in Pakistan. Ook bracht de ambassadeur de zaak op in een bilateraal gesprek bij het hoogste ambtelijke niveau op het Pakistaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en had hij de gelegenheid er aandacht voor te vragen tijdens een bijeenkomst van de Buitenlandcommissie van het Pakistaanse parlement op 22 oktober jl. Over volgende stappen wordt nu overleg gevoerd binnen de EU en met andere gelijkgestemde landen.
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat ISIS beschikt over chemische wapens |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Islamitische Staat beschikt over chemische wapens?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het bericht dat de Verenigde Staten tussen 2003 en 2011 verouderde chemische wapens hebben aangetroffen in Irak?2 Was deze informatie reeds bij u bekend?
De aangetroffen chemische wapens zijn destijds vernietigd en de restproducten zijn in Irak opgeslagen. De restproducten zijn niet meer als chemisch wapen bruikbaar.
Wat is uw oordeel over het feit dat deze verouderde chemische wapens niet zijn vernietigd?
De aangetroffen chemische wapens zijn destijds vernietigd, zie antwoord op vraag 2.
Wat is u bekend over slachtoffers met symptomen die duiden op een chemische aanval in de Syrische grensstad Kobani? Deelt u de bevindingen van de Israëlische experts die bevestigen dat Koerdische strijders zijn omgekomen door een chemische aanval? Zo nee, waarom niet?
Om de bevindingen van de Israëlische experts te kunnen onderschrijven is uitgebreid forensisch onderzoek nodig, waarbij betrouwbare monsters beschikbaar moeten zijn. Nederland beschikt niet over dergelijke monsters en kan de bevindingen van de Israëlische experts daarom niet bevestigen.
Welke maatregelen wilt u bevorderen om te voorkomen dat de Nederlandse trainers die worden uitgezonden naar Irak, het slachtoffer worden van een chemische aanval? Gaat u in navolging van de Britten de Nederlanders voorzien van speciale beschermende pakken?
Nederland zal op basis van dreigingsanalyses gepaste maatregelen nemen voor de Nederlandse trainers. Hierbij worden ook de analyses en maatregelen van de coalitiepartners ter plaatse meegewogen.
Welke maatregelen wilt u (in samenwerking met internationale partners) bevorderen om te voorkomen dat ISIS chemische wapens Syrië en Irak uit smokkelt om elders (bij voorbeeld in Nederland) dood en verderf te zaaien?
De in Irak aangetroffen chemische wapens zijn vernietigd (zie antwoord op vraag3. In Syrië zijn de door het Assad-regime opgegeven chemische wapens en voorlopers, onder toezicht van de OPCW-VN Gezamenlijke Missie in Syrië, succesvol verwijderd en vernietigd. Dit laat onverlet dat het kabinet het kwaadwillenden zo moeilijk mogelijk wil maken om aan aanslagmiddelen te komen. In het kader van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (Kamerstuk 29 754, nr. 253), wordt de informatiedeling, opsporing en inlichtingenverwerving inzake (pogingen tot) verwerving van aanslagmiddelen geïntensiveerd.
Ziet u nu eindelijk in dat grenscontroles noodzakelijk zijn in de strijd tegen terrorisme om zo (onder andere) te voorkomen dat chemische wapens Nederland binnenkomen en worden ingezet tegen Nederlandse burgers? Zo neen, waarom wilt u dat niet doen?
Nee, het kabinet ziet daartoe geen noodzaak. De grenscontroles aan de buitengrenzen van de EU zijn voldoende. Op grond van een gemeenschappelijk kader voor douanerisicobeheer van de EU is op het goederenverkeer een uitvoerig veiligheidsregime van toepassing waaronder een risicobeoordeling van vracht op onder andere explosieven of chemische wapens. Tijdelijke herinvoering van grenscontroles binnen de EU kan alleen als uiterste middel. Op dit moment staat deze uiterste maatregel niet in verhouding tot de vermeende effectiviteit daarvan.
Tekortkomingen voor militairen in Mali |
|
Jasper van Dijk |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Gevoelstemperatuur: 67 graden Celsius; bijna alle WC’s kapot»?1
De strekking van het artikel en de daarin aangehaalde uitspraken worden niet breed gedragen door de militairen die momenteel zijn uitgezonden naar Mali.
Voelt u zich aangesproken door de uitspraak van een anonieme militair: «Ik ben nu zes keer uitgezonden geweest en dit heb ik nog nooit meegemaakt. Je wordt gewoon de woestijn ingetrapt en verder zoek je het maar uit»?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom slapen de militairen bijna een jaar na aanvang van de missie nog steeds in tenten? In hoeverre is de veiligheid in het geding, vanwege het risico van raketaanvallen op het kamp?
Aangezien het Nederlandse kamp van de grond af aan moest worden gebouwd, zijn de Nederlandse militairen aanvankelijk in tenten gelegerd. Met de Kamerbrief van 28 maart 2014 (Kamerstuk 29 521 nr. 241) heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de tenten zouden worden vervangen door beschermende containers. Eind september konden de eerste Nederlandse militairen worden gelegerd in woonchalets. Vanaf begin december kunnen, in geval van nood, alle Nederlandse militairen van het detachement worden gelegerd in beschermde onderkomens. Vanaf eind januari 2015 is er voor alle Nederlandse militairen standaard een onderkomen in deze containers. De veiligheid van het Nederlands personeel is niet in het geding, aangezien er op het kamp onderkomens («shelters») zijn gebouwd waarin kan worden geschuild tijdens raketaanvallen. Nederland is overigens het enige land binnen MINUSMA dat zijn personeel in dergelijke beschermende containers onderbrengt. De dreiging van beschietingen op het Nederlandse kamp in Gao is begin oktober vanwege het lage aantal incidenten bovendien teruggebracht van significant naar matig. De huidige beschermingsmaatregelen op het kamp zijn hiermee voldoende.
Deelt u de mening van de voorzitter van vakbond AFMP dat de situatie in Gao «onacceptabel» is? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Nederlandse militairen werken in Mali onder moeilijke omstandigheden. Dit geldt vooral voor de militairen die zijn geplaatst in Gao, waar de afgelopen maanden de hoge temperatuur en het stof de werk- en leefomstandigheden hebben bemoeilijkt. Defensie stelt alles in het werk om de bouw van het Nederlands kamp, inclusief alle voorzieningen, zo spoedig mogelijk te voltooien. Omdat de logistieke aanvoerlijnen naar Gao lang zijn en de klimatologische omstandigheden zwaar, duurt de bouw van het Nederlands kamp langer dan aanvankelijk was voorzien. Volgens de huidige planning zal het Nederlands kamp in Gao eind april 2015 gereed zijn. Kritieke reservedelen, zoals voor het sanitair, worden versneld naar Mali vervoerd. Ook zijn er alternatieve sanitaire voorzieningen gemaakt. Het standaard VN-voedselrantsoen wordt door Nederland aangevuld tot een meer gevarieerd menu. Vanwege de warme weersomstandigheden in Mali zijn de werktijden aangepast, vooral voor het personeel dat fysieke arbeid verricht. Nieuw personeel neemt deel aan een acclimatisatieprogramma om gefaseerd te wennen aan het werken in een heet klimaat. Met deze maatregelen wordt de situatie in Gao als acceptabel gezien. Overigens zijn Nederlandse militairen opgeleid om onder moeilijke omstandigheden te opereren.
Deelt u de mening dat goede voorzieningen voor militairen nooit ondergeschikt mogen zijn aan de politieke wens om deel te nemen aan een missie? Zo ja, waarom horen we keer op keer dat uitgezonden militairen met tekortschietende voorzieningen worden geconfronteerd?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat militairen, vanwege angst voor baanverlies, niet snel zullen klagen over de omstandigheden tegenover hun leidinggevende? Wat onderneemt u om te achterhalen hoe militairen werkelijk over de omstandigheden denken?
Nederlandse militairen zijn goed opgeleid en zijn in staat om hun werkzaamheden uit te voeren. In het missiegebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om problemen kenbaar te maken aan leidinggevenden. Ook andere kanalen staan tot hun beschikking, onder meer de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht.
Defensie peilt daarnaast periodiek de mening van militairen en burgers over de werkomstandigheden en werkbeleving. Het betreft de monitor werkbeleving (halfjaarlijkse rapportage over de werkbeleving van militairen en burgers), het medewerkertevredenheidsonderzoek «PICTURE/SCOPE» (periodiek onderzoek naar de werkbeleving van personeel per eenheid) en moreelonderzoeken in de missiegebieden, waaronder ook Mali. In deze onderzoeken kunnen militairen open, eerlijk en anoniem hun mening over de werkomstandigheden en werkbeleving geven. Deelneming aan de onderzoeken geschiedt op vrijwillige basis. De uitkomsten van de onderzoeken worden door commandanten (en veelal ook door medezeggenschapsraden) gebruikt om, waar mogelijk, verbeteringen aan te brengen in de werkomstandigheden en/of werkbeleving van het personeel.
Bent u bereid om de Inspectie Militaire Gezondheidszorg (IMG) onderzoek te laten doen naar de omstandigheden op het kamp?
Ik zie gezien het bovenstaande geen aanleiding tot een aanvraag voor een onderzoek door de IMG. De IMG kan echter ook op aanvraag van de bonden onderzoek verrichten. Indien hij zelf aanleiding ziet het kamp te bezoeken, zal hem dit uiteraard worden toegestaan. Momenteel ziet de IMG geen aanleiding het kamp op korte termijn te bezoeken.
Hebben de Nederlandse troepen in Mali inderdaad «niet de beste uitrusting en de voertuigen voor een gevaarlijke missie»? Hoe wordt dit probleem opgelost? Waarom staat dit niet in de laatste voortgangsrapportage over MINUSMA?
De Nederlandse militairen werken met kwalitatief goed materiaal dat toereikend is om hun werkzaamheden in Mali uit te voeren. De logistieke voorraden zijn in de afgelopen maanden verder aangevuld. Deze aanvoer neemt enige tijd in beslag omdat veel zaken over zee moeten worden aangevoerd.
Compensatie voor slachtoffers van de ramp bij de kledingfabriek Rana Plaza in Bangladesh |
|
Joël Voordewind (CU), Sharon Gesthuizen (GL), Bram van Ojik (GL) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is het resultaat van de oproep van u en uw collega's van Engeland, Frankrijk, Italië, Duitsland, Spanje en Denemarken om verantwoordelijke bedrijven aan te sporen de slachtoffers van de Rana Plaza-ramp te compenseren?1 2
Sinds de oproep en de Statement on Compensationvoor de Rana Plaza slachtoffers (26 juni 2014, tijdens OESO Global Forum in Parijs) is er een additionele 2 mln USD in het compensatiefonds gestort. Het totaal bedrag komt hiermee op 19,4 mln USD, de helft van het benodigde bedrag van 40 mln USD.
Op welke wijze spant u zich in voldoende donaties in het Rana Plaza-fonds te krijgen, aangezien het fonds nog niet voor de helft is gevuld?
Het is belangrijk dat het resterende bedrag voor het compensatiefonds zo snel mogelijk wordt betaald. Die verantwoordelijkheid ligt zowel bij de bedrijven die afnamen in Rana Plaza als bij de Bengaalse overheid en fabriekseigenaren.
De zes mede-ondertekenaars van het statement, Italië, Frankrijk, Duitsland, Engeland, Denemarken en Spanje, hebben per brief een appèl voor het betalen van deze compensatie aan bedrijven, gevestigd in hun landen, gedaan. Het gaat hier om bedrijven waarvan sterke aanwijzingen bestaan dat zij zaken deden met Rana Plaza ten tijde van de ramp. Ik blijf dit onderwerp bij mijn collega’s en de overheid in Bangladesh agenderen.
Daarnaast heb ik op 13 oktober jl. de textielbrancheorganisaties en het Veiligheidsakkoord voor brand- en gebouwveiligheid gevraagd of zij bij hun achterbannen kunnen aandringen op het betalen van compensatie. Hierbij moet in acht worden genomen dat er geen aanwijzingen zijn dat Nederlandse bedrijven inkochten bij Rana Plaza. Het gaat hier dan ook om een vrijwillige bijdrage aan het fonds.
Ook tijdens de EU bijeenkomst voor de evaluatie van het Sustainability Compact voor Bangladesh op 20 oktober heeft Nederland in sterke bewoordingen ongenoegen uitgesproken over de ontbrekende middelen in het compensatiefonds.
Welke stappen zet u om ervoor te zorgen dat bedrijven die op de Nederlandse markt kleding afzetten, zoals Benetton, een bijdrage aan het fonds leveren, en anderen, zoals Mango en C&A, hun bijdrage voor de slachtoffers verhogen? Gaat u deze bedrijven aanspreken op hun verantwoordelijkheid?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat alle Nederlandse bedrijven die in Bangladesh kleding inkopen (zoals Mexx, Hunkemöller en Scapino) het Bangladesh Veiligheidsakkoord moeten tekenen? Wat bent u voornemens te doen tegen bedrijven die weigeren het Bangladesh Veiligheidsakkoord te ondertekenen?
Bedrijven geven op verschillende manieren invulling aan hun keten-verantwoordelijkheid. Het ondertekenen van het Veiligheidsakkoord is één van de instrumenten. Inmiddels hebben 23 Nederlandse bedrijven het Veiligheidsakkoord getekend. Ik blijf alle achterblijvende textielbedrijven in Nederland maar ook internationaal oproepen om het Veiligheidsakkoord te tekenen.
Op welke manier valt het recht op compensatie binnen het convenant dat u van plan bent af te sluiten voor de kledingindustrie?
Op dit moment wordt met textiel- en kledingsector gesproken over de inhoud van het IMVO convenant. Een van de gespreksonderwerpen is het opnemen van een bepaling over het herstellen van de negatieve effecten op mensenrechten als gevolg van bepaalde bedrijfsactiviteiten. De verwachting is dat het IMVO convenant begin 2015 wordt gefinaliseerd. Uw kamer wordt hierover geinformeerd.
Wat vindt u van het gebrek aan verantwoordelijkheid voor compensatie van slachtoffers bij andere bedrijfsrampen, zoals de fabrieksbrand bij Tazreen Fashions in Bangladesh en fabrieksbrand bij Ali Enterprises in Pakistan?
Het is schrijnend om te moeten constateren dat het bij deze rampen moeilijk is om de bedrijven te traceren die via hun keten medeverantwoordelijk zijn voor het leed dat is aangericht. In de EU en in mijn overleg met het bedrijfsleven breng ik daarom nadrukkelijk het belang van ketentransparantie aan de orde. Direct na de instorting van het Rana Plaza complex is er gestart met het traceren van de bedrijven die in Rana Plaza afnamen. Mede daarom is het onbegrijpelijk en teleurstellend dat anderhalf jaar later het compensatiefonds nog maar voor de helft gevuld is.
Overigens heeft de Bengaalse overheid ook een verantwoordelijkheid om grip te krijgen waar, en met betrokkenheid van welke partijen, zich misstanden voordoen. In Bangladesh werkt de ILO daarom samen met de Bengaalse overheid en de werkgeversorganisatie BGMEA aan een sociaal zekerheidsstelsel om schrijnende omstandigheden, zoals we zien bij o.a. Rana Plaza, in de toekomst te kunnen ondervangen.
Ziet u de uitgangspunten en opzet van het Rana Plaza Arrangement als een mogelijk model voor andere gevallen van nalatigheid van bedrijven voor due diligence binnen de toeleveringsketen?
Het Rana Plaza Arrangement is een belangrijk instrument, in het leven geroepen na de ramp van Rana Plaza, met nauwe betrokkenheid van de ILO. Het arrangement is een voorbeeld voor de organisatie van compensatie na rampen als Rana Plaza. Het arrangement bevat positieve aanknopingspunten waaronder het monitoren van compensatiestromen en het in kaart brengen van de slachtoffers, inclusief de hen toekomende financiële compensatie, die wordt vastgesteld op basis van ILO-normen.
Echter, het arrangement raakt niet direct aan due dilligence. Het arrangement stelt namelijk dat doneren aan het compensatie fonds los staat van iedere vorm van betrokkenheid. Oftewel: het betalen van compensatie na een ramp kan ofwel uit liefdadigheid als ook uit een daadwerkelijke verantwoordelijkheid komen. Hiermee legt het arrangement geen directe link met de (nalatigheid van) due diligence van bedrijven.
Deelt u de mening dat er een vangnet moet komen voor arbeiders die op het moment van non-compliance in de kledingfabriek op het gebied van fabrieksonveiligheid, kinderarbeid en andere arbeidsrechtenschendingen hun baan verliezen?
Ja, een vangnet is belangrijk. Het Veiligheidsakkoord en Amerikaanse Alliance hebben een goed voorbeeld gesteld met hun vangnet voor het doorbetalen van lonen ten tijde van gebouwrenovaties. Het vangnet is in dit geval de verantwoordelijkheid van zowel de inkopende merken als de lokale fabrikanten.
Deelt u de mening dat consumenten recht hebben op informatie over de totstandkoming van de kleding die zij kopen en over de mensenrechtensituatie in de fabrieken? Deelt u de mening dat de verbeterplannen in de kledingindustrie die voort moeten komen uit de sectorrisicoanalyse, alleen kunnen slagen als bedrijven transparant zijn over hun toeleveringsketen?
Transparantie is een goed middel om de arbeids- en milieuomstandigheden in de internationale textiel- en kledingketen te verbeteren. Bedrijven hebben hierin een belangrijke verantwoordelijkheid, zoals ook is vastgelegd in de OESO-Richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Consumenten willen informatie over de totstandkoming van de kleding die zij kopen. Er zijn al bedrijven die openbaar maken met welke fabrieken zij werken, als onderdeel van hun business case. Het is goed dat er steeds meer kleding op de markt komt waarover die openheid wordt gegeven.