Een in Nederland geboren jongen van 19 die als illegaal in de gevangenis belandt |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht: «Daniël (19) uit Noord wilde studeren, maar belandde als illegaal in de gevangenis»?1
Ik ben bij de beantwoording van vragen over individuele zaken door uw Kamer, zoals bekend is, gebonden aan regels omtrent de privacy van een betrokkene en wat de mogelijke gevolgen van de openbaarmaking van persoonlijke informatie kunnen zijn. Daarom kan ik niet te veel in detail treden. Voor zover dit gerechtvaardigd is, ook door hetgeen al over de zaak van Daniël naar buiten is gekomen, hecht ik er wel aan een juist beeld te schetsen van het verloop van de procedures.
Inbewaringstelling kan enkel plaatsvinden als er sprake is van illegaal verblijf en de individuele inbewaringstelling wordt getoetst door de rechter. De oplegging en voortduring van de bewaringsmaatregel is door de rechter rechtmatig bevonden. Zoals uw Kamer bekend, is de bewaring van Daniël opgeheven, nadat betrokkene een nieuwe aanvraag tot verblijf heeft ingediend die door de IND zal worden beoordeeld.
Het enkele feit dat iemand in Nederland wordt geboren en hier opgroeit, is onvoldoende voor het verkrijgen van het Nederlanderschap. Wanneer een kind niet de Nederlandse nationaliteit heeft en in Nederland wil blijven, moet er in dat geval een verblijfsvergunning worden aangevraagd en verkregen. Het is primair de verantwoordelijkheid van de wettelijke vertegenwoordiger(s) om te voldoen aan de verplichting om in het verblijf te voorzien en als dat niet lukt om Nederland te verlaten. In de afgelopen jaren zijn er door betrokkene verblijfsaanvragen ingediend, die zijn afgewezen. Bij de meest recente afwijzing heeft de rechter bepaald dat de procedure niet in Nederland mag worden afgewacht. Voor zover tegen deze besluiten juridische procedures zijn gestart, heeft de rechter die rechtsmiddelen verworpen.
Indien er sprake is van illegaal verblijf en een zaak in beeld komt bij de DT&V is het voor de hand liggend dat er stappen worden gezet om langer illegaal verblijf te voorkomen.
Indien een vreemdeling niet zelfstandig vertrekt of indien een vreemdeling niet ingaat op uitnodigingen van de DT&V om in gesprek te gaan over vrijwillige terugkeer, kan een vreemdeling uiteindelijk in bewaring gesteld worden teneinde zijn beschikbaarheid voor het vertrekproces zeker te stellen. Dat laat natuurlijk onverlet dat een vreemdeling ook in dat stadium nog stappen kan ondernemen met het doel om zelf te vertrekken of om zijn verblijf te legaliseren.
De IND heeft de vigerende wet- en regelgeving gevolgd. Op dit moment is de IND bezig met de beoordeling van de ingediende aanvraag, waarbij de beschikbare feiten en omstandigheden worden meegewogen. Op de afhandeling daarvan kan ik niet vooruitlopen.
Bent u het eens met de mening dat Daniël – geboren en getogen in Nederland – volkomen onterecht is vastgezet omdat hij illegaal in Nederland zou verblijven?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid te regelen dat Daniël onmiddellijk wordt vrijgelaten, zijn Nederlands paspoort ontvangt en kan gaan studeren?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de werkwijze van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in deze kwestie? Waarom heeft niemand deze bizarre samenloop van omstandigheden weten te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Migrantenschepen die mogen aanmeren in Italië |
|
Vicky Maeijer (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Schepen Ocean Viking en Alan Kurdi mogen aanmeren in Italië met 121 migranten»?1
Ja.
Kunt u garanderen dat Nederland geen van deze migranten overneemt, onderdak zal bieden of in de asielprocedure zal toelaten?
Zoals vermeld in de Kamerbrief van 14 januari 2019, zal Nederland, zonder een concreet perspectief op een structurele oplossing, niet meer deelnemen aan ad hoc maatregelen in het kader van ontscheping.2 Daaruit volgt dat Nederland in principe geen migranten meer zal overnemen van dergelijke schepen, in dit geval de Ocean Viking en de Alan Kurdi.
Kunt u aangeven wat u ervan vindt dat de ongekozen Europese Commissie de beslissing heeft genomen om weer bootladingen vol gelukszoekers en potentiële terroristen de Schengenzone binnen te halen en te gaan herverdelen? Welke rol heeft de Europese Commissie gespeeld in het faciliteren van deze mensensmokkel en was u hiervan op de hoogte?
De Europese Commissie coördineert op verzoek van de betreffende lidstaat van eerste aankomst de herplaatsing van ontscheepte migranten naar lidstaten die zich hiertoe bereid verklaren. Middels de Kamerbrief «Voortgang integrale migratieagenda» bent u geïnformeerd over de stappen die zijn gezet om mensensmokkel en -handel, zowel binnen de EU als daarbuiten, te bestrijden.3
Hoe gaat u ervoor zorgen dat niet één van deze asielzoekers (nu niet en in de toekomst niet) voet op Nederlandse bodem zet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u eraan doen om een einde te maken aan deze door de Europese Unie gefaciliteerde mensensmokkel?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Vreemdelingenadvocaten: 'Curaçao zet Venezolanen collectief uit’ |
|
Maarten Groothuizen (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vreemdelingenadvocaten: «Curaçao zet Venezolanen collectief uit»»?1
Ja.
Klopt het dat vreemdelingen op Curaçao collectief worden uitgezet naar Venezuela, terwijl een individuele beoordeling verplicht is? Zo ja, wat is uw oordeel hierover? Zo nee, wat is er, volgens u, dan aan de hand?
In mijn brieven van 27 september jl. (Kamerstuk 29 653, I) en van 2 juli jl. (Kamerstuk 29 653, F) meldde ik dat de autoriteiten van Curaçao hebben medegedeeld dat vreemdelingen die worden aangetroffen zonder een geldige verblijfstitel afzonderlijk geïnterviewd worden over hun redenen van verblijf in Curaçao. Indien uit hun antwoorden blijkt dat zij mogelijkerwijs een beroep zouden kunnen doen op de artikel 3 EVRM-procedure, dan kunnen zij vervolgens een officieel verzoek indienen dat vervolgens individueel getoetst wordt. Indien vreemdelingen zonder geldige verblijfstitel na te zijn gehoord geen aanvraag willen indienen, dan wel na individuele toetsing geen aanspraak maken op bescherming, dan kunnen zij door de autoriteiten van Curaçao teruggestuurd worden naar hun land van herkomst.
Ik deel de mening dat als de aangepaste procedure voor bescherming op grond van artikel 3 EVRM correct wordt nageleefd, het niet mogelijk moet zijn dat personen zonder individuele toetsing collectief worden uitgezet. Ik wil benadrukken dat de uitvoering van het migratiebeleid een landsaangelegenheid betreft. Het is niet aan de regering van Nederland, maar aan de rechterlijke macht in Curaçao om in eventueel voorkomende gevallen te beoordelen in hoeverre er zich onregelmatigheden voordoen bij een uitzetting.
Het klopt dat er in november 2019 in totaal 97 personen bij Curaçao door de Kustwacht zijn onderschept. De autoriteiten van Curaçao hebben aangegeven dat zij bij deze personen de hierboven beschreven werkwijze hebben toegepast. De autoriteiten van Curaçao hebben mij tevens laten weten dat 1 persoon een verzoek tot bescherming op grond van artikel 3 EVRM heeft ingediend. Verder hebben de autoriteiten van Curaçao medegedeeld dat 1 persoon was aangehouden wegens verdenking van een strafbaar feit. Volgens de autoriteiten van Curaçao zijn de overige 95 personen – na individuele beoordeling in november 2019 – teruggestuurd naar hun land van herkomst. Deze personen hebben geen verzoek tot bescherming op grond van artikel 3 EVRM ingediend en verbleven zonder geldige verblijfstitel op het eiland.
Deelt u de mening dat als de nieuwe Procedure voor bescherming op grond van artikel 3 EVRM correct wordt nageleefd, het niet mogelijk moet zijn dat mensen collectief worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat in de afgelopen weken 97 mensen zijn onderschept, terwijl zij met bootjes probeerden Curaçao te bereiken? Klopt het dat hiervan 22 mensen een beroep op bescherming hebben gedaan? Waar zijn deze 22 mensen nu? Waar zijn de overige mensen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel mensen hebben er sinds begin 2019 in totaal vastgezeten in vreemdelingenbewaring in het Sentro di Detenshon i Korekshon Kòrsou (SDKK)?
De autoriteiten van Curaçao hebben mij laten weten dat sinds het begin van 2019 tot en met 17 december 2019 er bij 523 personen de maatregel vreemdelingenbewaring is opgelegd en dat er op 16 december 2019 58 personen verbleven in de vreemdelingenbewaring bij het SDKK. De betreffende autoriteiten hebben mij medegedeeld dat aan advocaten op gezette tijden toegang tot de vreemdelingenbewaring bij het SDKK wordt verleend en de advocaten in staat worden gesteld juridische bijstand te verlenen aan de personen aan wie de maatregel vreemdelingenbewaring is opgelegd. Het kabinet acht het van belang dat in het kader van goed en deugdelijk bestuur de landen in het Koninkrijk de nodige werkprocessen hebben ingericht om de personen te informeren over hun rechtspositie en rechtsmiddelen. Volgens de autoriteiten van Curaçao is het voorlichtingsmateriaal over de procedure op dit moment enkel in het Nederlands beschikbaar en wordt dit op korte termijn vertaald in het Spaans, Engels en Papiaments. De vreemdelingen worden wel mondeling in het Spaans, Engels of Papiaments over de procedures door de verantwoordelijke autoriteiten geïnformeerd.
Hoeveel mensen zitten er momenteel in vreemdelingenbewaring? Hebben zij toegang tot juridische ondersteuning? Zo ja, op welke wijze worden vreemdelingen hierop gewezen? In welke talen is de tekst van de Procedure beschikbaar?
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel minderjarigen zitten er momenteel vast? In hoeverre is er een speciale procedure voor minderjarige vreemdelingen? Zo nee, acht u dit noodzakelijk in het licht van internationale regels?
De autoriteiten van Curaçao hebben mij laten weten dat er geen minderjarigen verblijven in de vreemdelingenbewaring. Curaçao is gebonden aan het EVRM en dient – ook daar waar het gaat om minderjarige vreemdelingen – de hieruit voortvloeiende verplichtingen na te komen. De autoriteiten van Curaçao hebben aangegeven dat er voor de verantwoordelijke uitvoerende diensten over de bejegening, opvang en terugkeer van minderjarige vreemdelingen specifieke richtlijnen zijn.
Op welke wijze houdt het Koninkrijk toezicht op de vraag of Curaçao zich houdt aan zijn internationale verplichtingen? Kunt u bevestigen dat de nieuwe Procedure voor bescherming op grond van artikel 3 EVRM correct wordt nagevolgd en uitgevoerd?
Voor de reactie op het eerste gedeelte van deze vraag, verwijs ik u naar mijn brief van 27 september jl. (Kamerstuk 29 653, I). In deze brief ging ik uitgebreid in op de verhoudingen binnen het Koninkrijk. Het is aan de rechterlijke macht van Curaçao om in een voorliggend geval te toetsen in hoeverre de aangepaste procedure correct door de autoriteiten aldaar wordt nagevolgd en uitgevoerd.
Hoeveel mensen op Curaçao hebben een beroep gedaan op bescherming op grond van de nieuwe procedure? Hoeveel daarvan zijn er toegewezen? Hoe vaak is bezwaar, respectievelijk beroep, ingesteld? Hoeveel procedures lopen er nog?
De autoriteiten van Curaçao hebben mij laten weten dat sinds de aangepaste aanvraagprocedure in de zomer van 2019 door de Raad van Ministers werd aangenomen er 26 personen een beroep hebben gedaan op bescherming op grond van artikel 3 EVRM. Daarbij hebben de betreffende autoriteiten aangegeven dat deze 26 aanvragen nog in behandeling zijn. In de laatste drie maanden van 2019 zijn er 117 vreemdelingen door Curaçao uitgezet naar Venezuela.
Hoeveel vreemdelingen zijn er de laatste drie maanden uitgezet naar Venezuela?
Zie antwoord vraag 9.
Klopt het dat Nederlandse militairen helpen bij het beveiligen van migranten uit Venezuela?2
Defensie heeft van 27 november tot 30 november 2019 op incidentele basis uitvoering gegeven aan een verzoek tot militaire bijstand van het land Curaçao. In reactie op de vraag van het lid Van Raak (SP) tijdens de Regeling van Werkzaamheden op 28 november 2019 over hulp en bijstand kan ik u overigens melden dat het Nederlandse kabinet geen aanvullend verzoek om onderlinge bijstand (op grond van artikel 36 Statuut) van de regering van Curaçao heeft ontvangen.
Welke taken vervullen de Nederlandse militairen precies en waarom? Op welke juridische grondslag vervullen zij die taken?
Defensie heeft, onder het gezag van de regering van Curaçao, militaire bijstand geleverd in het kader van de handhaving van de openbare orde door te ondersteunen bij de bewaking en beveiliging van een tijdelijke opvanglocatie voor een recente groep aangehouden vreemdelingen. De juridische grondslag voor militaire bijstand is het koninklijk besluit (3 juli 1987) «Aanwijzingen inzake de inzet van de krijgsmacht in de Nederlandse Antillen & Aruba», in casu artikel 1, tweede lid.
Welke (juridische) gevolgen heeft het voor Nederland, indien zou blijken dat de uitzettingen juridisch niet correct zijn en Nederlandse militairen een bijdrage leveren aan het bewaken van migranten die worden uitgezet? Is dit risico afgewogen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u inzicht geven in de afweging?
Voor het land Nederland zijn er in een dergelijk geval geen juridische gevolgen. Uitzetting en de handhaving van de openbare orde zijn aangelegenheden van het land Curaçao. Daarbij stelt niet de Nederlandse regering, maar de Raad van Ministers van het Koninkrijk der Nederlanden, formeel de krijgsmacht tijdelijk ter beschikking ten behoeve van militaire bijstand ter handhaving van de openbare orde. Deze militaire bijstand heeft Defensie onder het gezag van de regering van Curaçao verleend.
Bij iedere besluitvorming over militaire bijstand maakt Defensie een risico-inschatting. Er heeft tevens overleg met de lokale autoriteiten plaatsgevonden over de voorwaarden waaronder bijstand zou worden verleend, over de staat van de te bewaken en beveiligen locatie en de omstandigheden waaronder de tijdelijke opvang zou plaatsvinden. Zo is bijvoorbeeld geverifieerd of er sprake was van humane omstandigheden (voedsel, sanitair, bedden, etc.) en in hoeverre de opgevangen vreemdelingen toegang hadden tot juridische bijstand.
Zijn de verbeteringen van het mannenblok van het SDKK inmiddels afgerond? Zo nee, waarom niet? Wanneer verwacht u dat deze verbeteringen zijn afgerond?
De autoriteiten van Curaçao hebben mij eind 2019 laten weten dat in het eerste kwartaal van 2020 de laatste verbeteringen aan het mannenblok van de vreemdelingenbewaring bij het SDKK worden gerealiseerd. In het bijzonder gaat het hierbij om de bouw van een overdekte recreatiezaal. De betreffende verbeteringen werden mede bekostigd door de € 132.000 die Nederland beschikbaar stelde en welke toezag op de verbouwing en verbetering van het mannenblok in de vreemdelingenbewaring bij het SDKK.
Het bericht dat vluchtelingen worden uitgehongerd in Libië |
|
Joël Voordewind (CU), Jasper van Dijk (SP) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht over de zware omstandigheden voor vluchtelingen in Libië?1
Zoals vaker aan uw Kamer gemeld zijn de zware omstandigheden voor vluchtelingen en migranten in Libië zorgelijk. De situatie van migranten en vluchtelingen was al zeer nijpend, maar is zeker sinds het uitbreken van het geweld in april jl. verder verslechterd. Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Libië nauwgezet, onderhoudt intensief contact met UNHCR, IOM en andere (internationale) hulpverleners en vraagt in verschillende internationale overleggen aandacht voor de verslechterde humanitaire situatie en de noodzaak voor effectieve samenwerking binnen de internationale gemeenschap.
Klopt het dat de situatie in het verzamel- en vertrekcentrum van de UNHCR in Tripoli zo erbarmelijk is geworden dat het niet langer mogelijk is om vluchtelingen te evacueren?
UNHCR meldt2 dat het verzamel- en vertrekcentrum (Gathering and Departure Facility, GDF) zwaar overbevolkt is omdat de afgelopen maanden meerdere groepen migranten, vluchtelingen en asielzoekers zich toegang tot de locatie hebben verschaft. Een groot deel van deze mensen komt niet voor evacuatie in aanmerking doch weigert de locatie te verlaten. Dit bemoeilijkt het functioneren van het GDF als transitfaciliteit. Desalniettemin evacueert UNHCR nog steeds vluchtelingen uit Libië. Op 24 november zijn 117 vluchtelingen en asielzoekers geëvacueerd naar het Emergency Transfer Mechanism (ETM) Rwanda en op 28 november 43 vluchtelingen naar het ETM Niger. Een deel hiervan was afkomstig uit het verzamel- en vertrekcentrum in Tripoli.
Klopt het dat de vluchtelingen in het verzamel- vertrekcentrum geen eten meer krijgen zodat zij het centrum moeten verlaten? Zo nee, hoe zit het dan wel?
UNHCR heeft samen met andere VN-agentschappen en partners de migranten, vluchtelingen en asielzoekers ondersteund met humanitaire assistentie, waaronder warme maaltijden. Dit gaat nog steeds door. Wel meldt UNHCR dat de situatie niet langer houdbaar is en dat zij de hulpverlening deels verlegt van het GDF naar stedelijke centra. Als onderdeel hiervan gaat UNHCR de voedselcatering in de GDF in het nieuwe jaar uitfaseren. Het is belangrijk hierbij aan te tekenen dat het personen vrij staat om het GDF te verlaten en dat zij in stedelijke centra financiële ondersteuning van UNHCR kunnen krijgen waarmee ze in de eerste twee maanden in de eerste levensbehoeften en onderdak kunnen voorzien. UNHCR communiceert dit actief naar de personen die in het GDF verblijven.
Bent u via de UNHCR in staat noodhulp te verlenen om de situatie in het centrum te verbeteren?
Zoals hierboven uitgelegd kiest UNHCR er voor de hulpverlening te verleggen naar stedelijke centra, omdat door overbevolking het GDF niet naar behoren kan functioneren. Het kabinet heeft dit najaar additionele bijdragen aan UNHCR en IOM in Libië gegeven (resp. USD 3,9 mln. en USD 2,5 mln.) om de verslechterde humanitaire situatie van vluchtelingen en migranten het hoofd te bieden. Deze bijdragen worden o.a. ingezet voor evacuatie van kwetsbare vluchtelingen middels het nieuwe ETM Rwanda, cash assistentie aan vluchtelingen in stedelijke centra en opvang en vrijwillige terugkeer van migranten.
Bent u bereid steun te geven aan de evacuatie van de meest kwetsbare vluchtelingen naar veilige gebieden?
Zoals uw Kamer bekend, hervestigt Nederland, als onderdeel van het bestaande quotum, vluchtelingen via het Emergency Transit Mechanisme (ETM) in Niger en steunt Nederland IOM bij de vrijwillige terugkeer van migranten in Libië naar hun landen van herkomst.
Bent u bereid als Nederland een aandeel te nemen door een deel van deze vluchtelingen te hervestigen en andere EU-landen op te roepen hetzelfde te doen? Zo ja, wat kunnen wij concreet verwachten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u bevestigen dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in Marokko niet welkom is om met de ambtsbekleder die daar over gaat te praten over de terugkeer van uitgeprocedeerde Marokkanen?1
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tijdens de tweede termijn van de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid op 21 november reeds gemeld dat zij niet door Marokko is geweigerd. Ook is gemeld dat de Staatssecretaris zo snel als mogelijk naar Marokko afreist als er zicht is op een afspraak.
Kunt u aangeven welke reden de Marokkaanse autoriteiten hebben gegeven voor het weigeren van een gesprek met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid? Zo nee, waarom is hier geen navraag over gedaan?
Zie antwoord vraag 1.
Welke inspanningen onderneemt u om te zorgen dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid alsnog op korte termijn in gesprek kan met de Marokkaanse ambtsbekleder die het betreft over de terugname van uitgeprocedeerde Marokkaanse staatburgers?
Er is direct na de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid telefonisch contact geweest tussen de Staatssecretaris en de Marokkaanse ambassadeur. Zoals bekend heeft de afspraak tussen de Staatssecretaris en de Marokkaanse ambassadeur van 5 december jl. niet kunnen plaatsvinden.
Marokko en Nederland delen de wens om in gesprek te blijven over de hele breedte van de relatie, migratie en terugkeersamenwerking zijn daarvan een belangrijk onderdeel. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft kortgeleden nog met zijn Marokkaanse ambtgenoot over de brede relatie gesproken en afgesproken daarover in gesprek te blijven. Dat traject wordt vervolgd.
Daarnaast wordt gewerkt aan het plannen van een afspraak voor een bezoek van de staatsecretaris aan haar Marokkaanse counterpart.
Ondertussen worden de contacten over de terugname door de Marokkaanse autoriteiten van Marokkaanse onderdanen die geen rechtmatig verblijf hebben, die geregeld op verschillende niveaus tussen Nederland en Marokko plaatshebben, voortgezet.
Het risico op een toenemende migratiestroom via de Balkan |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Abgeordnete warnen vor einem neuen Budapest»?1
Ja.
Welke gegevens heeft u over de toename van het aantal migranten aan de grenzen van de Balkanlanden?
Volgens de gegevens van de Europese Commissie is de afgelopen maanden sprake van een toegenomen migratiedruk op de Westelijke Balkan. De Europese Commissie monitort de situatie nauwgezet en verspreidt met regelmaat actuele overzichten. Ondanks de recente toename, benadrukt de Europese Commissie dat de aantallen niet vergelijkbaar zijn met die ten tijde van de migratiecrisis van 2015–2016.
Kunt u ingaan op hoe het kan dat de buitengrenzen klaarblijkelijk niet dicht zijn en als gevolg daarvan er via verschillende routes duizenden asielzoekers met een kansloze asielaanvraag Europa intrekken?
De individuele EU-lidstaten zijn primair verantwoordelijk voor het grenstoezicht aan de buitengrenzen en zij dienen conform het Schengenacquis grenstoezicht uit te voeren. Om de kwaliteit van het grenstoezicht te controleren en te borgen, wordt het Schengenevaluatiemechanisme toegepast. Dit mechanisme toetst bijvoorbeeld of de grenscontroles conform het Schengenacquis worden uitgevoerd en of de kwaliteit en capaciteit voldoende is om het grenstoezicht uit te kunnen voeren. Daarnaast voert het Europese grens- en kustwachtagentschap (Frontex) zogenaamde kwetsbaarheidsanalyses uit, waarbij wordt bepaald welke kwetsbaarheden er zijn aan de EU-buitengrens en of een lidstaat klaar is om huidige en eventueel opkomende uitdagingen aan de grens het hoofd te bieden. Als uit het Schengenevaluatiemechanisme of de kwetsbaarheidsanalyses blijkt dat lidstaten tekortkomingen hebben, dienen zij maatregelen te nemen. Het rapport van de Europese Rekenkamer constateert dat de opvolging van de aanbevelingen die voortvloeien uit het evaluatiemechanisme of de kwetsbaarheidsanalyse vaak te lang duurt. De Nederlandse inzet ten behoeve van de toekomstige herziening van de Verordening voor het Schengenevaluatiemechanisme is om de procedure te verkorten en efficiënter in te richten.
Kunt u inzichtelijk maken hoe getoetst wordt of er aan de buitengrenzen alles aan gedaan wordt om ongewenste migranten tegen te houden? Wordt er getoetst of de systemen van grenscontroles naar behoren functioneren en deze optimaal gebruikt worden? Wordt er bij alle grensposten even goed gecontroleerd? Is er voldoende capaciteit? Welke andere problemen worden gesignaleerd en wat wordt daaraan gedaan?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u ook reflecteren op de constatering van de Europese Rekenkamer dat grenswachters dikwijls zonder de systemen te hebben geraadpleegd, mensen toestaan grenzen te overschrijden?2 Onderschrijft u de bevinding dat visa niet systematisch bij alle grensposten worden gecontroleerd? En zo ja, welke mogelijkheden ziet u om dit op te lossen?
Nederland onderschrijft de bevindingen van de Europese Rekenkamer dat het in de praktijk voorkomt dat lidstaten bepaalde onderdelen van het Schengenacquis onvoldoende uitvoeren. In dit verband zijn het Schengenevaluatiemechanisme en de kwetsbaarheidsanalyse van Frontex belangrijke instrumenten om maatregelen te treffen om tekortkomingen in het grenstoezicht op te lossen.
Ziet u mogelijkheden om binnen het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK) meer te investeren in het versterken van de Europese buitengrenzen en/of in het aanleveren van extra bevoorrading richting de buitengrenzen? Zo nee, hoe staat Nederland tegenover de suggestie uit het artikel dat Europese landen meer ondersteuning moet bieden richting de Balkanlanden om te voorkomen dat de situatie daar verergert?
De EU-jaarbegroting voor 2020, het laatste jaar onder het huidige MFK, is 20 november jl. goedgekeurd. Hierbij is additioneel budget toegekend voor financiële bijstand aan landen aan de grenzen van de Europese Unie.3 In het nieuwe MFK per 2021 stelt de Commissie een hoger budget voor migratie gerelateerde uitgaven voor, waaronder voor grenstoezicht. Nederland bepleit meer prioriteit voor migratie binnen het nieuwe MFK. Daarbij dient kritisch gekeken te worden naar de benodigde financiering en de capaciteit om middelen op een effectieve manier uit te geven.
Frontex is reeds qua budget, taken en personeel versterkt en heeft het mandaat om lidstaten intensiever dan voorheen te ondersteunen. Frontex heeft ook samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met Westelijke Balkanlanden. Zo is met Albanië al een grensoperatie gestart. Nederland levert een significante bijdrage aan Frontex operaties op de buitengrenzen.4
Heeft u over de situatie op de Balkanlanden contact gehad met uw Europese collega’s? Delen uw EU-collega’s de zorgen over de toename van het aantal migranten via de Balkan-route? Zijn ze voornemens maatregelen te nemen, al dan niet samen met de Balkanlanden om de Balkanroute te sluiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke?
De situatie op de Westelijke Balkan, in het bijzonder de toename van het aantal migranten dat de Oostelijke Mediterrane route volgt, wordt door de EU-lidstaten en de Europese Commissie nauwlettend gevolgd. Zowel tijdens de JBZ-Raad van 7-8 oktober als het EU-Westelijke Balkan Ministeriële Forum op 18-19 november stond dit onderwerp geagendeerd. En marge van de recente JBZ-Raad op 2 december jl. heb ik met het inkomende Kroatische Voorzitterschap gesproken over eventuele additionele beleidsmaatregelen op EU- en regionaal niveau om de migratiedruk op de Westelijke Balkan te verlichten. Volgens de laatste voortgangsrapportage van de Europese Commissie over de implementatie van de Europese agenda voor migratie is sinds 2015 meer dan 141 miljoen euro aan directe EU steun verleend om de vluchtelingen- en migratiecrisis op de Westelijke Balkan het hoofd te bieden.5 Sinds 2007 heeft de EU via het Instrument for Pre-Accession Assistance (IPA) de Westelijke Balkan op het gebied van migratie ondersteund met in totaal meer dan 216 miljoen euro. Daarnaast bieden de EU en EU-lidstaten bilateraal en multilateraal via internationale organisaties, zoals EASO en Frontex, operationele steun en expertise. Gelet op de situatie in Bosnië en Herzegovina, heeft de Europese Commissie eind oktober jl. een additionele 2 miljoen voor humanitaire hulp aan migranten toegezegd. Daarnaast heeft Bosnië, mede op aandringen van de internationale gemeenschap, het vluchtelingenkamp Vucjak ontruimd en migranten overgebracht naar andere opvanglocaties.
Middeleeuwse toestanden in Heino |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over de berichten inzake de misstanden rond de leefomstandigheden van arbeidsmigranten in Park Old Heino in Raalte?1
Arbeidsmigranten zijn van groot belang voor de lokale en nationale economie. Verschillende sectoren zoals de bijvoorbeeld de land- en tuinbouw en de bouw kennen een enorme afhankelijkheid van arbeidsmigranten. Het is van belang dat arbeidsmigranten op een goede manier gehuisvest worden. In het geval van klachten over de huisvesting dient hier in eerste instantie door de verhuurder in samenspraak met de uitzender en de gemeente actie te worden genomen om deze klachten op te lossen.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat uitzendbureaus arbeidsmigranten afraden om zich in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA)?2
Voor EU-arbeidsmigranten die van plan zijn korter dan vier maanden (in zes maanden) in Nederland te verblijven, is er geen verplichting zich als ingezetene te laten registreren. EU-arbeidsmigranten schrijven zich daarom veelal in bij een RNI-loketgemeente (Registratie Niet-ingezetenen) als niet-ingezetene, en krijgen een burgerservicenummer. Arbeidsmigranten die van plan zijn hier langer te verblijven dan vier maanden (in zes maanden) dienen zich met een binnenlands adres in te schrijven in het BRP. Toch gebeurt dit nog vaak niet. Als uitzendbureaus arbeidsmigranten afraden zich in te schrijven in het BRP met het binnenlands adres van de betreffende huisvesting, is dat zeer kwalijk. Niet inschrijven leidt namelijk tot verschillende problemen. De gemeente weet bijvoorbeeld niet waar arbeidsmigranten verblijven en kan ook niet gericht handhaven op huisvesting. Mede in het kader van de aanpak misstanden arbeidsmigranten wordt ingezet op maatregelen om registratie in de BRP als ingezetene te verbeteren. Daarbij wordt gekeken naar maatregelen om te bevorderen dat arbeidsmigranten zich op tijd inschrijven als ingezeten in het BRP. Ook wordt nadrukkelijk de werkgever aangesproken om inschrijving mogelijk te maken en zelfs te bevorderen.
Hoe gaat u uitzendbureau Otto Workforce (en andere uitzendbureaus) verplichten om hun werknemers zich te laten inschrijven bij de GBA?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw oordeel over de gebrekkige controle door de gemeente Raalte op de leefomstandigheden in het Park Old Heino?
Ik begrijp dat de gemeente Raalte de signalen zeker serieus neemt, afspraken over bewoning met een vergunning en beheerplan te hebben gereguleerd en bekijkt hoe in de toekomst om te gaan met de huisvesting van arbeidsmigranten op het vakantiepark. Daarbij wordt ook samen met de provincie in het kader van «vitale vakantieparken» een onderzoek gedaan of toeristische verhuur op het vakantiepark voldoende levensvatbaar is. Verder heb ik bij navraag vernomen dat de gemeente een actieve rol neemt in het bij elkaar brengen van partijen om concrete problemen praktisch op te lossen.
Hoe staat het met de gesprekken om de afhankelijkheidsrelatie van arbeidsmigranten tegenover het uitzendbureau (zowel werkgever als huisbaas) te beperken?3
Veel arbeidsmigranten komen naar Nederland met een zogenoemde «package deal». Dit houdt in dat de werkgever, veelal een uitzendbureau, een totaalpakket van werk, woning en vervoer aanbiedt. Uit gesprekken met betrokken organisaties blijkt dat dit, zeker voor arbeidsmigranten die slechts korte tijd in Nederland verblijven, voordelen kan bieden, mede vanwege de krapte op de woningmarkt. De package deal kan echter ook het onwenselijk effect hebben dat arbeidsmigranten kwetsbaar worden voor missstanden. Met en binnen de uitzendbranche zijn er gesprekken hoe de positie van arbeidsmigranten versterkt kan worden, bijvoorbeeld met betrekking tot een redelijke termijn om de huisvesting te verlaten als het werk stopt.
Deelt u de mening dat een huur van € 100 per persoon per week schaamteloos is? Wat onderneemt u om een fatsoenlijke huurprijs te bewerkstelligen?4
Iedereen heeft recht op degelijke huisvesting tegen een redelijke prijs, ook als sprake is van een tijdelijk verblijf in Nederland. Het gaat er daarbij vooral om dat huisvesting geen verdienmodel wordt. Om tegen te gaan dat huisvesting inderdaad een verdienmodel wordt is sinds 1 januari 2017 het verbod op inhoudingen en verrekeningen op het Wettelijk minimumloon van kracht. Huisvesting vormt daar één van de uitzonderingen op. Er mag voor huisvesting maximaal 25% ingehouden worden op het wettelijk minimumloon onder strikte voorwaarden, waaronder dat voldaan moet worden aan de kwaliteitseisen die zijn overeengekomen in de cao. Het minimumloon is het minimumloon dat voor de werknemer geldt. Bij een werknemer die parttime werkt, mag slechts 25% van het minimumloon dat bij die parttimefunctie geldt worden ingehouden. In het kader van de aanpak misstanden arbeidsmigranten wordt ook ingezet op het verbeteren van de mogelijkheden van het melden van mistanden, waaronder over huisvesting.
Deelt u de mening dat de regels rond het Stichting Normering Flexwonen (SNF)-keurmerk van de uitzendbureaus in Park Old Heino met voeten worden getreden?
De verhuurder van het vakantiepark is SNF-gecertificeerd. In dit kader vinden dan ook controles plaats. Signalen die betrekking hebben op de SNF-eisen worden ook meegenomen in de (extra) controles in het kader van het keurmerk.
Deelt u de mening dat een permanent verblijf in vakantiewoningen onwenselijk is?
Vakantiewoningen zijn niet bedoeld voor permanente bewoning. Niet alleen de bestemming staat dit niet toe, ook is niet vastgesteld of deze woningen voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit voor woningen die geschikt zijn voor permanente bewoning. Wanneer de vakantiewoningen voldoen aan alle eisen voor het Bouwbesluit en bij voorkeur ook aan het SNF-keurmerk, zou een vakantiepark zonder recreatief perspectief, huisvesting aan arbeidsmigranten kunnen bieden. Naast de fysieke kwaliteit dient hiervoor uiteraard goed overleg te zijn met de gemeente en moeten de huisjes voor een redelijke prijs worden verhuurd. Er zijn werkgevers en uitzendbureaus die hun werknemers (tijdelijk) huisvesten op een vakantiepark. Een groot deel doet dit in overleg met de gemeente, waardoor zij tijdelijk kunnen afwijken van het bestemmingsplan.
Deelt u de mening dat uitbuiting, moderne slavernij en middeleeuwse toestanden keihard moeten worden aangepakt? Wat onderneemt u daartoe?
Ik ben zeker van mening dat misstanden moeten worden aangepakt. Samen met de andere betrokken departementen, gemeenten, provincies en private partijen en handhavende instanties, werk ik dan ook aan een integrale aanpak van deze misstanden. Hierover wordt u voor het einde van het jaar geïnformeerd. Over de verbetering van de aanpak van arbeidsuitbuiting bent u op 13 november geïnformeerd in het kader van het programma «Samen tegen mensenhandel.
De conclusie van de minister dat de inburgeringsplicht vanaf 2011 gecontinueerd had moeten worden voor Turkse asielstatushouders |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Kunt u aangeven welke juridische analyse destijds ten grondslag heeft gelegen aan de beslissing van de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om voor Turkse asielstatushouders geen inburgeringsplicht te continueren? Kunt u deze analyse met de Kamer delen?
Aan deze beslissing lag de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ten grondslag1. De Raad oordeelde toen dat het opleggen van de inburgeringsplicht aan Turkse staatsburgers in Nederland in strijd is zowel met de verplichting tot gelijke behandeling van Turkse staatsburgers en EU-burgers als met de standstillbepalingen uit het associatierecht. Waardoor ook Turkse asielstatushouders op grond van staand beleid geen inburgeringsplicht opgelegd kregen.
Hoeveel asielstatushouders van Turkse afkomst hebben sindsdien in Nederland een vaste verblijfsvergunning gekregen zonder te hoeven inburgeren? Hoeveel van hen heeft ook het Nederlanderschap gekregen?
Het aantal Turkse asielstatushouders dat een permanente verblijfsvergunning heeft gekregen, staat in onderstaande tabel per jaar weergegeven. Het is niet uitgesloten dat een deel van deze asielstatushouders van Turkse afkomst heeft gekozen voor vrijwillige inburgering.
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
10
10
20
20
20
60
30
Over 2011 en 2012 kan geen betrouwbare informatie worden gegeneerd i.v.m. de overgang naar een nieuw registratiesysteem, medio 2013.
Het aantal personen dat zonder in te burgeren het Nederlanderschap heeft gekregen is 0. Iedere vreemdeling, ongeacht de nationaliteit, die in aanmerking wil komen voor het Nederlanderschap heeft de plicht van de naturalisatietoets.
Hoeveel van de Turkse asielstatushouders, gespecificeerd naar met en zonder verblijfsvergunning en Nederlanderschap, zitten momenteel in de bijstand?
Er zijn geen cijfers beschikbaar over aantallen Turkse asielstatushouders en genaturaliseerde voormalige statushouders die bijstandsafhankelijk zijn. Hier wordt niet standaard over gerapporteerd.
Bent u bereid om met gemeenten in gesprek te gaan om deze groep in de bijstand, in het licht van de tegenprestatie, maximaal te motiveren om van de opt-in gebruik te maken voordat het nieuwe inburgeringsstelsel in werking is getreden?
IND, COA, DUO en gemeenten zijn betrokken bij de uitvoering van de opt-in. Taalverwerving en inzet op participatie is bij asielstatushouders van groot belang. De Participatiewet biedt, onder andere met de taaleis, nu ook al mogelijkheden om bijstandsgerechtigden daartoe te verplichten. Uiteraard worden gemeenten gewezen op de mogelijkheden van de opt-in en dat dit een zinvolle stap kan zijn voor de asielstatushouder ten behoeve van uitstroom uit de bijstand. Het is vervolgens aan gemeenten om te bepalen of een opt-in in de inburgering ingezet wordt ten behoeve van uitstroom uit de bijstand en of zij bijstandsgerechtigden op deze mogelijkheid wijzen.
Bent u bereid in het kader van de tegenprestatie in de bijstand van gemeenten te vragen zich in het nieuwe inburgeringsstelsel maximaal in te spannen om de statushouders van Turkse komaf met een permanente verblijfsvergunning en/of het Nederlanderschap die waren vrijgesteld en nog geen gebruik hebben gemaakt van de opt-in alsnog te verplichten deel te nemen aan het inburgeringstraject? Zo nee, waarom niet?
In het nieuwe inburgeringsstelsel krijgt de gemeente de regie over de uitvoering van zowel de inburgering als de participatie en kan zij deze optimaal op elkaar af stemmen. Zij kan dan, makkelijker dan nu het geval is, gericht toeleiden naar een passend inburgeringsaanbod. Het is daarbij aan de gemeente of zij iemand die geen inburgeringsplicht heeft een inburgeringsaanbod doet en de bijstandsgerechtigde op basis van de Participatiewet verplicht om van dit aanbod gebruik te maken.
Overigens is het zo dat Turkse asielstatushouders die het Nederlanderschap hebben verworven, niet waren vrijgesteld van een vereiste om de Nederlandse taal, normen en waarden te kennen. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Kunt u bevestigen dat vanaf heden alle Turkse asielstatushouders die nieuw naar Nederland komen inburgeringsplichtig zullen zijn en hoe gaat u gemeenten hierover informeren? Zo nee, waarom niet? Is er al meer duidelijkheid of het kabinet tegemoet kan komen aan de wens van de Kamer om Turken die onder het associatierecht naar Nederland te komen ook inburgeringsplichtig te maken onder de nieuwe inburgeringswet?
Strikt genomen is op basis van de huidige Wet inburgering (Wi) op hen de inburgeringsplicht van toepassing. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid is er voor gekozen om Turkse asielstatushouders met terugwerkende kracht de keuze te bieden om alsnog onder het huidige inburgeringsstelsel in te burgeren (via het opt-insysteem). Kortheidshalve verwijs ik u naar mijn brief van 12 november 20192. In het algemeen overleg integratie en inburgering van 5 februari jl. is gevraagd naar de mogelijkheden om de inburgeringsplicht voor Turkse asielstatushouders op korte termijn in te voeren en wat de consequenties hiervan zijn. In mijn brief van 10 maart jl3. licht ik toe welke mogelijkheden zijn om de inburgeringsplicht voor Turkse asielstatushouders op korte termijn in te kunnen voeren.
Uw Kamer tenslotte is op 4 februari 20204 schriftelijk geïnformeerd over onder welke voorwaarden de inburgeringsplicht voor Turkse staatsburgers wordt ingevoerd.
Het bericht 'Zet asielzoekers veilige landen apart' |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «burgemeester: «Zet asielzoekers veilige landen apart»; Ter Apel wil veiligelanders kwijt»?1
Ik heb kennis genomen van het artikel. Al langere tijd is er sprake van een relatief grote groep vreemdelingen die afkomstig is uit een veilig land van herkomst en in Nederland asiel vraagt, veelal zonder oprecht asielmotief. Deze groep doet een groot beroep op alle partijen in de keten, terwijl de inzet van deze partijen gericht moet zijn op de vreemdelingen voor wie de asielprocedure wél is bedoeld. Daarbij worden personen uit deze groep bovengemiddeld in verband gebracht met overlastgevend en/of crimineel gedrag. Daarom wil ik er al het mogelijke aan doen om hun komst naar Nederland te ontmoedigen. Een versobering van de (opvang)voorzieningen past daarbij. Het COA is samen met betrokken partijen op zoek naar een geschikte locatie voor de separate opvangvorm.
Daarnaast kunnen veilige landers indien er sprake is van overlastgevend gedrag overgeplaatst worden naar de handhaving- en toezichtslocatie (htl) te Hoogeveen. Zie voor beide maatregelen mijn brief aan uw Kamer «evaluatie EBTL-locaties en overlastgevende vreemdelingen»2.
Klopt het dat de stroom asielzoekers uit veilige landen naar Ter Apel sterk is toegenomen en dat Ter Apel op dit moment maar liefst 500 asielzoekers uit veilige landen herbergt? Klopt het dat ongeveer 95 procent van alle winkeldiefstallen in Ter Apel wordt gepleegd door asielzoekers uit veilige landen?
De bezetting van de opvanglocatie Ter Apel wisselt dagelijks door de relatief hoge doorstroom naar andere plekken binnen het COA. Op 1 november 2019 bedroeg de bezetting van personen uit een veilig land3 op Ter Apel circa 300 personen. Het is aan het lokale gezag om lokale cijfers m.b.t. aangifte winkeldiefstal inzichtelijk te maken.
Erkent u dat Ter Apel met het nationaal aanmeldcentrum en de opvang van 2.000 asielzoekers een onmisbare rol in de Nederlandse asielketen vervult? Wat onderneemt u om de veiligheid in de omgeving te waarborgen?
Het aanmeldcentrum in Ter Apel is een belangrijk onderdeel om asielaanvragen tijdig en gedegen te kunnen behandelen. Ik ben de gemeente Westerwolde daarom ook zeer erkentelijk voor de jarenlange samenwerking rondom het aanmeldcentrum.
De aanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers heeft mijn hoogste prioriteit. Hiertoe heb ik de nodige maatregelen getroffen, waarover ik uw Kamer meerdere malen per brief heb geïnformeerd4. Deze maatregelen moeten zorgen voor een vermindering van de overlast. In mijn brief aan uw Kamer «evaluatie EBTL-locaties en overlastgevende vreemdelingen»5 vindt u de laatste stand van zaken.
Bent u het ermee eens dat we het draagvlak van de gemeente Westerwolde en haar inwoners moeten koesteren en niet onnodig op de proef moeten stellen?
Ja. Ik hecht zeer aan het behouden en vergroten van maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak voor asielopvang. De gemeente Westerwolde levert al jarenlang een zeer gewaardeerde inspanning en dat is allerminst een vanzelfsprekendheid. Met bovengenoemde maatregelen rondom de aanpak van criminele en overlastgevende asielzoekers verwacht ik tegemoet te komen aan het terugbrengen van overlast en de gevolgen daarvan voor de gemeente en haar inwoners.
Geeft u gehoor aan de oproep van burgemeester Velema van Westerwolde om een apart aanmeldcentrum op te zetten voor asielzoekers uit veilige landen? Zo nee, waarom niet?
Hier wordt op ingegaan in de brief aan uw Kamer «Evaluatie EBTL-locaties en overlastgevende vreemdelingen».6
Klopt het dat het politiebureau is gereduceerd tot een politiesteunpunt omdat het niet meer aan de arboeisen voldoet en klopt het dat het aantal agenten in Ter Apel is gereduceerd?2
De korpsleiding heeft enkele weken geleden besloten om het politiebureau in Ter Apel te sluiten, omdat het huidige bureau niet meer voldoet aan de gestelde arbovoorwaarden. Het aantal agenten in Westerwolde is niet verminderd. Binnen de eenheid Noord-Nederland zijn juist vijf politieagenten vrijgemaakt ten behoeve van de gemeente Westerwolde.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat Ter Apel zo spoedig mogelijk over een volwaardig politiebureau kan beschikken met bijbehorende politiesterkte, conform de afspraken die daarover zijn gemaakt en waar de burgemeester van Westerwolde om vraagt?
De Politiechef van de eenheid Noord-Nederland heeft aan de gemeenteraad van Westerwolde toegelicht en toegezegd dat er in de toekomst in Ter Apel een politiebureau zal blijven met onder andere een publieksfunctie, ophoudfaciliteiten en een openstelling van 9 tot 17 uur.
Herinnert u zich mijn aangenomen motie om overlastgevende asielzoekers niet te belonen met gratis busvervoer? Hoe staat het met de uitvoering van deze motie en met de wens van de gemeente Westerwolde om de pendelbus te behouden?3
Ja. Er is geen sprake van een gratis pendelbus, asielzoekers kopen een vervoersbewijs. Het betreft hier een pilot. Samen met aanbieder Qbuzz wordt de pilot geëvalueerd en besloten welke structurele maatregelen nodig zijn.
Wat onderneemt u om ervoor te zorgen dat alle leerplichtige kinderen in Ter Apel goed onderwijs krijgen? Kunt u garanderen dat leerlingen niet thuis komen te zitten vanwege het gebrek aan plaatsen?4
Ik heb op dit moment geen signalen ontvangen dat kinderen niet binnen de gewenste termijn van één maand naar school toe kunnen. Voor wat betreft de kwaliteit, hier is de reguliere wet- en regelgeving van toepassing waar de Inspectie van het Onderwijs op toeziet.
Het bericht ‘COA lijkt te stoppen met consequente beschermde opvang LHBTQ-asielzoekers’ |
|
Vera Bergkamp (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «COA lijkt te stoppen met consequente beschermde opvang LHBTQ-asielzoekers»?1
Ja.
Klopt het dat het Centrum Opvang Asielzoekers (COA) de speciale unit in Ter Apel voor Lesbiennes, Homoseksuelen, Biseksuelen, Transgenders en Gueer (LHBTQ-)asielzoekers heeft gesloten? Zo nee, hoe zit het wel?
Uitgangspunt is dat het COA speciale groepen volwassen bewoners niet bij elkaar plaatst. Het COA beschikt niet over beschermde opvang voor LHBTQ bewoners. Dit zou stigmatiserend kunnen werken. Voorts willen niet alle bewoners met, bijvoorbeeld, een LHBTQ- achtergrond als groep worden aangesproken. Daarnaast is plaatsing primair een logistiek proces, waarbij de kwetsbaarheid van bewoners waar mogelijk wordt meegenomen in de afweging waar iemand geplaatst wordt. Bij plaatsing wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met ieders achtergrond. Dat geldt niet alleen voor LHBTQ's, maar ook voor andere doelgroepen. Plaatsing gebeurt zorgvuldig en waar dat mogelijk is binnen de locatie kijkt het COA (indien bewoners daar behoefte aan hebben) of bewoners bij elkaar geplaatst kunnen worden, bijvoorbeeld in dezelfde unit. Het COA blijft deze werkwijze hanteren. Het uitgangspunt is daarbij dat iedere bewoner binnen de opvang veilig moet kunnen wonen. Het COA neemt diverse maatregelen om de veiligheid zoveel mogelijk te garanderen. Het COA kan zo nodig zorgdragen voor een overplaatsing binnen de opvanglocatie of voor een overplaatsing naar een andere opvanglocatie. Het COA bekijkt wat in het individuele geval nodig is en draagt zorg voor een veilige plek. Slachtoffers worden indien nodig gemotiveerd om aangifte te doen en worden hier zo nodig bij begeleid.
Hoe verhoudt zich het eventuele sluiten van de speciale unit met de aangenomen motie van de leden Bergkamp, Dijkstra en Sjoerdsma uit 2016?2
Zie het antwoord op vraag 2 en de uitleg in de brief van 31 maart 2016 aan uw Kamer over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan deze motie.3
Kunt u aangeven precies hoe uitvoering is en wordt gegeven aan de eerder genoemde Kamermotie?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 3.
Wat is de reden dat deze speciale unit is gesloten? Zijn er andere COA-locaties die dit ook van plan zijn? Zo ja, welke en waarom?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u nog steeds de noodzaak van aparte opvang voor LHBTQ-asielzoekers aangezien zij vaak gediscrimineerd worden op opvanglocaties? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Zijn er nog andere aparte units voor LHBTQ-asielzoekers bij andere opvanglocaties geopend?
Zie het antwoord op vraag 2.
Klopt het dat op plaatsen waar de instroom in de asielprocedure plaatsvindt, zoals in Ter Apel, de noodzaak voor een speciale unit nog groter is omdat er meer discriminatie plaatsvindt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het sluiten van deze unit onverantwoord is en ertoe kan leiden dat LHBTQ-asielzoekers niet voor hun geaardheid durven uit te komen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Klopt het dat de niet-LHBTQ-asielzoekers die in de aparte unit zijn geplaatst meteen een knoop hebben gelegd in de regenboogvlag die er hing? Zo nee, hoe zit het wel? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Er is een foto bekend waarop een knoop in de regenboogvlag is gelegd. Het is echter niet te achterhalen wie deze knoop heeft gelegd en wat hiervoor de reden was. Mocht deze knoop gelegd zijn als signaal tegen LHBTQ-ers, dan zou dat uiteraard verwerpelijk zijn.
Deelt u de mening dat ruimtegebrek geen argument mag zijn als er sprake is van onveilige situaties?
Ja. Zie voorts het antwoord op de vragen 2 en 3.
Klopt de reactie van de woordvoerder van het COA dat er eigenlijk geen aparte units voor LHBTQ-asielzoekers zijn, maar dat het alleen gaat om het «zo veel mogelijk rekening houden met ieders achtergrond»? Hoe rijmt dit volgens u met de eerder genoemde Kamermotie?3
Zie het antwoord op de vragen 2 en 3.
Kunt u deze vragen voor het algemeen overleg vreemdelingen- en asielbeleid van 7 november 2019 beantwoorden?
Ik heb deze vragen zo snel als mogelijk beantwoord.
Een Zwartboek naar aanleiding van erbarmelijke omstandigheden voor arbeidsmigranten |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het zwartboek «Wonen achter een hek» dat onlangs door de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) aan de burgemeester van Nieuwkoop is aangeboden?1
Arbeidsmigranten vervullen een belangrijke rol binnen onze economie en zijn essentieel voor de continuïteit in specifieke sectoren. Het is van belang dat deze mensen op een goede en kwalitatieve manier worden gehuisvest. Situaties zoals geschetst in het Zwartboek vind ik dan ook onwenselijk.
Deelt u de mening dat de erbarmelijke woonomstandigheden voor arbeidsmigranten (geen verwarming, geen privacy, schimmel, vies keukengerei, omheind zijn door hekken, ratten onder het chalet, geen ruimte voor spullen, geen tv of wasmachine) zo snel mogelijk moeten worden aangepakt?2
Ik deel de mening dat de verhuurder in samenspraak met het betrokken uitzendbureau als huurder en de gemeente de klachten over de woonomstandigheden dient op te lossen.
Hoe denkt u de grip op woonlocaties zoals deze aan de Oostkanaalweg in Ter Aar te kunnen vergroten, zodat bewoners over fatsoenlijke woonomstandigheden kunnen beschikken in plaats van te moeten leven als dieren?
Door de economische groei is het aantal arbeidsmigranten toegenomen. Tegelijkertijd is er krapte op de woningmarkt, waardoor het lastig is om geschikte woonruimte te vinden. Hoe de huisvesting van arbeidsmigranten binnen een regio het beste past qua verdeling en in welke woonvormen deze kan worden gerealiseerd, moet op regionaal en lokaal niveau worden bepaald. Gemeenten, werkgevers en huisvesters moeten daarbij samen zoeken naar passende en goede oplossingen voor de huisvesting van arbeidsmigranten.
Heeft uitzendbureau en tevens verhuurder Axidus het Stichting Normering Flexwonen (SNF)-keurmerk voor het bungalowpark aan de Oostkanaalweg?
De verhuurder van het vakantiepark is SNF-gecertificeerd. In dit kader vinden dan ook controles plaats. SNF neemt dit soort signalen ook mee in hun (extra) controles in het kader van een keurmerk.
Exploiteert uitzendbureau Axidus nog andere woonlocaties? Zo ja, welke? Hoeveel bewoners verblijven op deze locaties?
Dit is mij niet bekend. Axidus huurt in dit geval woonruimte. Of Axidus ook nog andere woonlocaties huurt is mij niet bekend.
Deelt u de mening dat een huurprijs van € 400 per persoon absoluut onaanvaardbaar is? Wat kunnen bewoners hiertegen ondernemen? Wat onderneemt u hiertegen?
Iedereen heeft recht op degelijke huisvesting tegen een redelijke prijs, ook als zij slechts tijdelijk in Nederland verblijven. Om tegen te gaan dat huisvesting een verdienmodel wordt is sinds 1 januari 2017 het verbod op inhoudingen en verrekeningen op het Wettelijk minimumloon van kracht. Huisvesting vormt daar één van de uitzonderingen op. Er mag voor huisvesting maximaal 25% ingehouden worden op het wettelijk minimumloon onder strikte voorwaarden, waaronder dat voldaan moet worden aan de kwaliteitseisen die zijn overeengekomen in de cao. Het minimumloon is het minimumloon dat voor de werknemer geldt. Bij een werknemer die parttime werkt, mag slechts 25% van het minimumloon dat bij die parttimefunctie geldt worden ingehouden.
Bij een geschil over de huur, kan de huurder naar de huurcommissie stappen als de huurprijs naar zijn mening niet voldoet aan de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en onderliggende regelgeving. Een geschil kan anders worden voorgelegd aan de burgerlijk rechter. Hierbij kunnen organisaties als de NGO FairWork ondersteuning bieden. Mijn collega voor Milieu en Wonen zet in op goed verhuurderschap3. Praktijken waarbij de huur niet in verhouding is tot de kwaliteit, oppervlakte en voorzieningen van de woonruimte passen hier niet in. Voldoende en kwalitatief goede huisvesting vormt ook onderdeel van de integrale aanpak misstanden arbeidsmigranten waarover ik u voor het einde van het jaar zal informeren.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat het uitzendbureau een dubbele pet op heeft, omdat het zowel huisbaas als werkgever is? Wat onderneemt u om deze afhankelijkheidsrelatie te doorbreken?
Werkgevers helpen werknemers in veel gevallen bij het vinden van kwalitatieve huisvesting wanneer zij hen naar Nederland halen om hier te werken. Dat kan gaan om een bemiddelende rol, maar ook door het realiseren van huisvesting of hier met gemeenten en andere partijen afspraken over te maken. Dit heeft voordelen voor werknemers die hier voor korte tijd verblijven. De afhankelijkheidsrelatie kan er echter ook toe leiden dat bij het verlies van werk direct ook de huisvesting kan wegvallen. Dit is onwenselijk. Het is dan ook één van de punten die ik bespreek met onder meer werkgevers en werknemersorganisaties en gemeenten en provincies in het kader van de integrale aanpak misstanden arbeidsmigratie waar ik u voor het einde van het jaar over informeer.
Hoe oordeelt u over de houding van de burgemeester in dit filmpje van de FNV? Deelt u de mening dat een burgemeester veel meer actie zou moeten ondernemen tegen de middeleeuwse toestanden in zijn gemeente?3
Ik vind het goed dat de burgemeester zelf kennis heeft genomen van de woonsituatie van de betreffende arbeidsmigranten. De gemeente is hier immers aan zet om samen met werkgevers en huisvesters te zoeken naar passende en goede oplossingen voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Het is in eerste instantie ook aan de gemeente om controles op de huisvesting van arbeidsmigranten uit te voeren. Dit gaat om controles in het kader van bouw- en woningtoezicht en op voorwaarden in afgegeven vergunningen. Als er sprake is van SNF-certificering voor de betreffende huisvesting, kan ook bij SNF een klacht worden ingediend. SNF kan de klachten en signalen meenemen in hun (extra) controles in het kader van het keurmerk. Een klacht bij SNF kan ook in het Pools worden ingediend.
Er vinden nu gesprekken plaats met de betrokken ministeries, gemeenten, sociale partners en andere belanghebbenden over onder meer goede huisvesting voor arbeidsmigranten. Voor het einde van het jaar zal uw Kamer worden geïnformeerd over de integrale aanpak van de misstanden rondom arbeidsmigranten.
Bent u bereid om de misstanden in het zwartboek (schimmel, onverwachte controles, overbewoning, problemen met de verwarming, kapotte wasmachines en afwezigheid van kluisjes) daadkrachtig op te pakken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht dat er duizenden nieuwe opvangplekken nodig zijn voor asielzoekers |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Duizenden nieuwe opvangplekken nodig voor asielzoekers»?1
Het artikel gaat in op een aantal actualiteiten die spelen binnen de migratieketen en waar overleg over wordt gevoerd met provincie en gemeenten. In zoverre herken ik de berichtgeving. De hogere bezetting vanaf het derde kwartaal 2019 en de meest recente Meerjaren Productie Prognose (MPP) nopen tot voorbereiding op capaciteitsuitbreiding bij het COA. Zoals gebruikelijk vindt hierbij overleg plaats tussen ketenpartners, andere ministeries en provincies en gemeenten alvorens definitieve keuzes te maken.
Hoe verklaart u dit zwabberbeleid, aangezien er vorig jaar nog asielzoekerscentra (AZC’s) werden gesloten?
Omgaan met groei en krimp is van alle tijden, aantallen laten zich lastig voorspellen. Op basis van de bezetting destijds, de prognoses van dat moment en de financieringssystematiek is destijds besloten om capaciteit af te bouwen.
Erkent u dat de huidige tekorten waren voorkomen met voldoende reservecapaciteit? Zo ja, waarom heeft u het SP-voorstel daaromtrent niet overgenomen?2
Het aanhouden van leegstaande reservecapaciteit brengt veel kosten met zich mee. Er moet dus een balans worden gevonden tussen flexibiliteit in de opvang en beheersing van de kosten voor opvang. Momenteel wordt, in het kader van het Programma Flexibilisering Asielketen, ingezet op de ontwikkeling van flexibele opvangvormen die voor meerdere groepen en functies inzetbaar zijn, zodat tegen beperkte kosten flexibele capaciteit kan worden aangehouden.
Bent u alsnog bereid om voor reservecapaciteit te zorgen? Zo nee, hoe voorkomt u dat het zwabberbeleid blijft voortduren?
Er wordt altijd getracht een bepaalde mate van extra (frictie-)capaciteit aan te houden om verschuivingen op te vangen. Het COA heeft hiervoor een handelingsperspectief opgesteld: op basis van de verwachte bezetting zal worden bezien hoe het beste kan worden ingespeeld op mogelijke knelpunten en wat voor rol reservecapaciteit kan spelen.
Daarnaast worden in het kader van het Programma Flexibilisering Asielketen flexibele opvangvormen ontwikkeld waarmee verschillende doelgroepen en functies op opvanglocaties kunnen worden ondergebracht. Op deze manier kan op doelmatige wijze flexibele opvangcapaciteit worden aangehouden.
Tevens worden in het kader van dit programma samen met gemeenten en provincies bestuurlijke afspraken uitgewerkt over het organiseren van flexibele capaciteit en de manier van op- en afschalen van capaciteit.
Hoeveel opvangplekken worden bezet gehouden omdat statushouders in afwachting zijn van een sociale huurwoning?
Op peildatum 1 oktober jl. verbleven er 5.450 vergunninghouders in de opvang.
Wat is op dit moment de gemiddelde wachttijd voor een sociale huurwoning?
Over de wacht en zoektijden voor een sociale huurwoningen heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer geïnformeerd in het rapport Stand van de woonruimteverdeling, dat als bijlage bij de Staat van de Volkshuisvesting 2019 (Kamerstukken 32 847, nr. 520) is meegezonden.
In dit rapport wordt een onderscheid gemaakt tussen de tijd vanaf inschrijving als woningzoekende tot toewijzing van een woning (wachttijd) en de tijd vanaf de eerste zoekactie tot toewijzing (zoektijd). De zoektijd is korter dan de wachttijd omdat burgers zich kunnen inschrijven uit voorzorg, waarbij zij bijvoorbeeld buiten de sociale huursector een woning vinden, of door samenwonen zelf geen acute vraag meer hebben maar nog wel op de wachtlijst staan en daarnaast om inschrijfduur op te bouwen terwijl nog geen acute verhuiswens aanwezig is.
De gemeente is verantwoordelijk voor het huisvesten van vergunninghouders conform de halfjaarlijkse taakstelling. Veelal wordt op basis van prestatieafspraken met corporaties gezocht naar een passende woning voor de gezinssituatie. Het tijdig huisvesten van statushouders is voor een snelle en betere integratie van belang. Ook worden daarmee de maatschappelijke kosten die met de opvang van asielzoekers gepaard gaat, beperkt gehouden.
Hoeveel sociale huurwoningen hadden corporaties sinds 2013 kunnen bijbouwen als er geen verhuurderheffing was ingevoerd?
De financiële ruimte van de corporatiesector is in de afgelopen jaren geen knelpunt geweest voor de bouw van extra sociale huurwoningen. De indicatieve bestedingsruimte woningcorporaties 2019 (IBW2019) laat voor nieuwbouw een bestedingsruimte zien van € 28,8 miljard, bovenop de al voorgenomen investeringen. Vorig jaar (IBW2018) was deze extra bestedingsruimte € 16,2 miljard.
De geschatte afdracht aan verhuurderheffing in de periode 2013–2018 in € mln. was:
47
1.173
1.283
1.403
1.497
1.657
7.060
Uitgaande van een gemiddeld investeringsbedrag van ca. € 160.000 hadden hiervoor ongeveer 40 à 45.000 sociale huurwoningen kunnen worden gebouwd.
Als tevens rekening wordt gehouden met indirecte effecten van nieuwbouwinvesteringen op de leenruimte van corporaties dan loopt de ruimte voor extra investeringen op tot in totaal ca. € 10,65 miljard. Dit komt overeen met ruim 65.000 sociale huurwoningen.
(Bij deze berekening is verondersteld dat de verhuurderheffing vanaf 2019 weer op het begrote niveau ligt.)
Bent u het ermee eens dat rijke en arme gemeenten gelijkelijk verantwoordelijk zijn voor de opvang van asielzoekers en vluchtelingen – zoals voorgesteld in het SP-plan «Een eerlijker verdeling van vluchtelingen over Nederland»?
Ik heb kennisgenomen van dit voorstel. Echter, COA voert intensief overleg met gemeenten om waar nodig locaties te verkrijgen danwel te verlengen. Gemeenten kunnen op basis van de inkomenspositie van individuele burgers niet gedwongen worden een COA-locatie te realiseren. Gemeenten ontvangen financiering van het Rijk via het Gemeentefonds op basis van bepaalde kenmerken zoals inwonersaantal, aantal niet- ingezetene etc. Daarnaast is het Faciliteitenbesluit van toepassing als er sprake is van een COA-locatie. Zie ook het antwoord bij vraag 9.
Deelt u de mening dat de aanbevelingen uit het bovengenoemde SP-plan inzake de verdeling van vluchtelingen cruciaal zijn om het draagvlak voor asielopvang te behouden? Bent u bereid de aanbevelingen over te nemen?
In het kader van het Programma Flexibilisering Asielketen worden verschillende stappen gezet om de flexibele opvangcapaciteit te verruimen en daarbij ook het draagvlak voor opvang zo veel mogelijk te borgen. Zoals eerder aangegeven worden er flexibele opvangvormen ontwikkeld die voor verschillende groepen bewoners en functies (zoals andere woningzoekenden in de gemeente) kunnen worden ingezet. Zo hoeven er bij fluctuaties minder snel locaties te worden geopend of gesloten. Ook bieden deze vormen kansen voor ontmoetingen tussen bewoners, integratie en borging van draagvlak. De uitwerking hiervan zal onderdeel uitmaken van bestuurlijke afspraken tussen gemeenten, provincies en het Rijk. Bij deze afspraken worden ook de door u genoemde voorstellen betrokken.
Hoe lang moet een asielzoeker gemiddeld wachten voordat zijn aanvraag in behandeling wordt genomen? Bent u bereid meer te investeren in personeel zodat aanvragen sneller worden behandeld?
Op dit moment is de IND (nog) niet in staat om de wachttijden uit de systemen te halen. De IND is bezig om betrouwbare cijfers over de Rust en voorbereidingstijd (RVT) te kunnen genereren. Wel is het mogelijk om aan te geven hoelang aanvragers op moment van beslissing in procedure hebben gezeten. Tot en met augustus 2019 is dat voor spoor 1: 14 weken, spoor 2: 4 weken, voor spoor 4 AA: 28 weken en voor spoor 4 VA is dat 46 weken.
De IND is voornemens om in aanvulling op reeds gedane uitbreiding vanaf oktober 2019 tot en met eind 2020 nog 800 fte te werven en op te leiden. Een groot deel hiervan zal worden ingezet op de afdoening van spoor 4 zaken. Daarnaast zullen ook medewerkers ingezet worden op andere processen waarbij een stijging is te zien van aantal procedures (nareis, onbepaalde tijd en naturalisatie) en op overige ondersteunende taken. Met de genoemde 800 fte zit de IND aan het maximale absorptievermogen van de organisatie. Een grotere investering zal ten kosten gaan van de productie in het primair proces. U bent hierover nader geïnformeerd per brief3.
Hoe voorkomt u dat gemeenten weigeren om opvang aan te bieden vanwege overlastgevende en/of criminele asielzoekers? Deelt u de mening dat de veiligheid van personeel en omwonenden voorop staat en dat er dus voldoende moet worden geïnvesteerd in bewaking en beveiliging?
Zowel op politiek niveau als op ambtelijk niveau voeren het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het COA gesprekken met provincies en gemeenten om in gezamenlijk overleg geschikte opvanglocaties te realiseren.
Ik deel de mening dat de veiligheid van personeel en omwonenden van opvanglocaties voorop staat. De gebouwen van het COA voldoen aan de veiligheidseisen passend bij de doelgroep waarvoor het COA is ingericht.
Helaas hebben we te kampen met een groep overlastgevende en/of criminele asielzoekers die het maatschappelijk draagvlak aantast en het daarmee verpest voor de groep asielzoekers die bescherming nodig heeft.
De aanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers heeft dan ook mijn hoogste prioriteit.
Hiertoe heb ik de nodige maatregelen getroffen, waarover ik uw Kamer meerdere malen per brief heb geïnformeerd (Kamerstuk 19 637/33 042, nr. 2391; Kamerstuk 19 637, nr. 2446, 19 637, nr. 2455, 19 637, nr. 2478 en 19 637, nr. 2510).
Daarnaast zijn er op steeds meer opvanglocaties aanvullende afspraken met gemeenten en politie gemaakt om veiligheid op en buiten de locatie te borgen.
Deze maatregelen moeten zorgen voor een vermindering van de overlast en een groei van het maatschappelijk draagvlak voor de opvang van asielzoekers.
Bent u bereid de vragen te beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg vreemdelingen- en asielbeleid op 7 november 2019?
De vragen zijn na de het algemeen overleg vreemdelingen- en asielbeleid aan uw Kamer verstuurd.
Het sluiten van speciale unit voor LHBTQ-asielzoekers in Ter Apel |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «COA lijkt te stoppen met consequente beschermde opvang LHBTQ-asielzoekers»?1
Ja.
Waarom is of wordt de beschermde opvang voor LHBTQ-asielzoekers in Ter Apel gesloten?
Uitgangspunt is dat het COA speciale groepen volwassen bewoners niet bij elkaar plaatst. Het COA beschikt niet over beschermde opvang voor LHBTQ bewoners. Dit zou stigmatiserend kunnen werken. Voorts willen niet alle bewoners met, bijvoorbeeld, een LHBTQ- achtergrond als groep worden aangesproken. Daarnaast is plaatsing primair een logistiek proces, waarbij de kwetsbaarheid van bewoners waar mogelijk wordt meegenomen in de afweging waar iemand geplaatst wordt. Bij plaatsing wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met ieders achtergrond. Dat geldt niet alleen voor LHBTQ's, maar ook voor andere doelgroepen. Plaatsing gebeurt zorgvuldig en waar dat mogelijk is binnen de locatie kijkt het COA (indien bewoners daar behoefte aan hebben) of bewoners bij elkaar geplaatst kunnen worden, bijvoorbeeld in dezelfde unit. Het COA blijft deze werkwijze hanteren. Het uitgangspunt is daarbij dat iedere bewoner binnen de opvang veilig moet kunnen wonen. Het COA neemt diverse maatregelen om de veiligheid zoveel mogelijk te garanderen. Het COA kan zo nodig zorgdragen voor een overplaatsing binnen de opvanglocatie of voor een overplaatsing naar een andere opvanglocatie. Het COA bekijkt wat in het individuele geval nodig is en draagt zorg voor een veilige plek. Slachtoffers worden indien nodig gemotiveerd om aangifte te doen en worden hier zo nodig bij begeleid.
Worden of zijn er ook elders in het land dergelijke units gesloten? Zo ja, waarom en om welke locaties gaat het?
Zie het antwoord op vraag 2.
Wie heeft het besluit tot deze sluiting genomen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat aangezien discriminatie en onveiligheid van LHBTQ-asielzoekers in opvanglocaties nog steeds een probleem vormt, het nodig blijft om voor deze groep beschermde opvang te bieden? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de sluiting van de unit in Ter Apel? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het COA staat voor het bieden van een veilige leefomgeving op alle COA-locaties. Plaatsing is daarbij primair een logistiek proces, waarbij het COA afhankelijk is van bezetting, capaciteit en de fysieke inrichting van de locatie. Kwetsbaarheid van bewoners wordt, waar mogelijk, meegenomen in de afweging waar iemand te plaatsen.
Hoe zorgt het Centrale Opvang voor Asielzoekers (COA) er voor dat LHBTQ-asielzoekers in de locaties waar geen beschermde opvang is zich als groep veilig kunnen blijven voelen?
Het COA bekijkt per individueel geval wat nodig is en draagt zorg voor een veilige plek.
Is het waar dat bij gebrek aan een beschermende omgeving LHBTQ-asielzoekers geen kant meer op kunnen en zich «erg onveilig, angstig en gestrest» voelen? Zo ja, hoe gaat u er voor zorgen dat deze asielzoekers wel weer veilig zichzelf kunnen zijn? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Zie het antwoord op de vragen 2, 5 en 6.
Wilt u in gesprek treden met LGBT Asylum Support om meer inzicht in de problemen van LHBTQ-asielzoekers te krijgen en te zorgen voor passende beschermende maatregelen voor deze groep? Zo ja, wilt u de Kamer op de hoogte brengen van de uitkomst van dit gesprek? Zo nee, waarom niet?
Ik zie, gezien het bovenstaande, geen aanleiding om voor LHBTQ’s beschermde opvang in het leven te roepen en zie dan ook geen aanleiding voor een gesprek daarover, temeer daar LGBT Asylum Support hierover al intensief contact heeft met het COA.
Het bericht 'Laatste aso AZC in Nederland sluit deuren' |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Laatste aso AZC in Nederland sluit deuren»?1
Ik heb kennisgenomen van dit bericht. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is nog in gesprek met de gemeente Hoogeveen of de locatie Hoogeveen een rol kan vervullen in de aanpak van overlastgevers. Zodra ik de uitkomst hiervan weet, zal ik uw Kamer informeren.
Herinnert u zich ook de berichtgeving van de NOS van 17 juni jl, waarin de gemeenten Amsterdam en Hoogeveen aangeven dat ze van overlastgevende asielzoekers af willen?2
Ja.
Deelt u de mening dat het belangrijk is een robuuste en veilige opvang te realiseren voor deze moeilijke doelgroep?
Ja. Zoals ook aangegeven in de brieven van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer is het doel van de ebtl om aan te geven dat overlastgevend gedrag niet wordt getolereerd en in te zetten op gedragsverandering. Daarnaast wordt door het overplaatsen van overlastgevers naar een aparte locatie de veiligheid en het welzijn van bewoners en personeel van de reguliere asielzoekerscentra bevorderd.
Is er inmiddels alternatieve opvang beschikbaar om overlastgevende asielzoekers op te vangen, nu duidelijk is dat de laatste Extra Begeleiding en Toezicht Lokaties (EBTL) binnenkort gaan sluiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de alternatieve opvang in gebruik genomen worden?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 ben ik nog met de gemeente in gesprek over een mogelijke alternatieve opvang voor overlastgevers. Voor de gemeente is dit mede afhankelijk van de groep die opgevangen moet worden en de voorwaarden, waaronder het handhaven van het huidige strenge regime.
De aanpak van overlastgevende asielzoekers is een van de speerpunten van het Nederlandse migratiebeleid. De alternatieve opvang van overlastgevende asielzoekers is onderdeel van een breed pakket aan maatregelen, dat ingezet kan worden om deze groep aan te pakken.
Zal de opvang en begeleiding van de huidige doelgroep EBTL op een veilige en beheersbare wijze uitgevoerd worden, conform de conclusies van de inspectie?3
Naar aanleiding van het onderzoek van de inspectie en de ervaringen die zijn opgedaan in de ebtl Amsterdam en in Hoogeveen zijn de maatregelen gericht op de aanpak van overlastgevende asielzoekers aangescherpt en geïntensiveerd. Voor een overzicht van deze maatregelen verwijs ik u naar de brief van mijn voorganger van 17 april 2019.4
Heeft u de vakbond betrokken bij de ontwikkeling van een veilige en beheersbare opvang? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de bevindingen?
Het COA is met de vakbonden in gesprek over de ontwikkeling van een veilige en beheersbare opvang. Op 11 maart 2019 zijn de vakbonden door het bestuur van het COA uitgenodigd om te komen praten over de problematiek van de overlastgevers. Hiervoor waren ook medewerkers uitgenodigd die hun ervaringen deelden. Op 6 mei 2019 heeft er een vervolgoverleg plaatsgevonden waarin de stand van zaken rond de overlast, de ontwikkelingen en de actiepunten aan de orde kwamen. Daarnaast is voor de start van de ebtl een adviesaanvraag over de ebtl aan de ondernemingsraad (OR) van het COA voorgelegd. Ook heeft een lid van het dagelijks bestuur van de OR deelgenomen aan de projectgroep ebtl.
Kunt u garanderen dat de doelgroep niet in reguliere Asielzoekerscentra (AZC's) terecht komt? Zo nee, hoe voorkomt u onveilige situaties?
De aanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers heeft mijn hoogste prioriteit. Hiertoe heb ik de nodige maatregelen getroffen, waarover ik uw Kamer meerdere malen per brief heb geïnformeerd5. Deze maatregelen moeten zorgen voor een vermindering van de overlast.
Binnen zowel de ebtl als de reguliere AZC’s zijn meerdere maatregelen genomen om onveilige situaties te voorkomen. De gebouwen van het COA voldoen aan de veiligheidseisen passend bij de doelgroep waarvoor het COA is ingericht. Ook heeft het COA het maatregelenbeleid aangescherpt waardoor er nadrukkelijker aandacht is voor het verbod op onaanvaardbaar gedrag, de sancties die hierop staan (zoals het inhouden van leefgelden of het beperken van opvang) en het doen van een melding en aangifte in geval van incidenten. Daarnaast zijn er op steeds meer opvanglocaties aanvullende afspraken met gemeenten en politie gemaakt om veiligheid op en buiten de opvanglocatie te borgen. De genoemde garantie is niet te geven. Ook binnen de reguliere AZC’s is soms sprake van (zware) overlast door asielzoekers.
Deelt u de mening van de gemeente Hoogeveen dat het experiment met extra beveiligde opvang van overlastgevende asielzoekers mislukt is? Zo ja, hoe rijmt u dat met uw brief van 1 juli jl. waarin u aankondigt samen met het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) toekomstscenario's in beeld te gaan brengen voor de EBTL?4 Zo nee, hoe rijmt u dat met het feit dat geen van beide gemeenten het experiment wil voortzetten?
Deze conclusie kan ik nog niet trekken. Zoals u bekend is door het WODC een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van de ebtl-maatregel. De onderzoeksrapportage verwacht ik, zoals ik liet weten in het AO van 7 november, op korte termijn. De resultaten van dit evaluatieonderzoek zullen input vormen voor mijn besluit over de invulling van opvang voor overlastgevers. Uiteraard zal ik uw Kamer zoals, na publicatie van het rapport, zoals toegezegd daarover informeren.
Hoeveel mensen moeten herplaatst worden, nu de EBTL’s gesloten gaan worden?
Deze vraag is nog niet aan de orde. Zie ook mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat de betrouwbaarheid van de rijksoverheid wordt geschaad als er een lastiger doelgroep wordt gehuisvest dan vooraf is gecommuniceerd? Wat gaat u doen om dit in de toekomst te voorkomen?
Zoals ook aangegeven in eerdere brieven over de ebtl aan uw Kamer, is de ebtl doelgroep gedurende de pilot complexer gebleken dan aanvankelijk gedacht. Toen bleek dat dit leidde tot veel incidenten op de locaties en relatief veel politie-inzet nodig was, heeft dit geleid tot verscherpte maatregelen als onderdeel van een sober en streng regime. Zie verder mijn antwoord op vraag 7.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van separate opvang voor veiligelanders? Wanneer wordt deze in gebruik genomen?
De verkenning naar separate en sobere opvang voor veiligelanders is een maatregel die parallel loopt aan de brede aanpak van overlastgevende asielzoekers en wordt momenteel uitgewerkt met de verschillende ketenpartners. In het vinden van een geschikte locatie heeft het COA het voortouw, maar wordt afgestemd met gemeenten en overige betrokken partijen. Dit dient zorgvuldig te gebeuren, waarbij diverse opties worden bestudeerd en – indien relevant en mogelijk – uitgewerkt. Als een separate opvang niet mogelijk blijkt, kan ook gedacht worden aan een herschikking van bewoners op bestaande opvanglocaties.
Wat zijn de meeste recente instroomcijfers van asielzoekers uit veilige landen met weinig kans op asiel?
De instroom eerste asielaanvragen van personen uit landen die in Nederland als «veilig land van herkomst» zijn aangemerkt bedraagt tot en met oktober 2019 3.730 personen.7
In de tabel hieronder zijn deze aanvragen gesplitst naar nationaliteit.
Nationaliteit
Totaal
Algerijnse
980
Marokkaanse
920
Burger van Servië
300
Burger van Georgië
290
Tunesische
230
Albanese
180
Macedonische
170
Oekraine
110
Senegalese
90
Noord-Macedonië
90
Ghanese
80
Burger van Bosnië-Herzegovina
60
Burger van India
40
Burger van Kosovo
40
Montenegro
20
Burger van Amerika
20
Jamaicaanse
20
Mongolische
10
Togolese
10
Burger van Trinidad en Tobago
10
Duitse
<10
Braziliaanse
<10
Griekse
<10
Italiaanse
<10
Franse
<10
Spaanse
<10
Slowaakse
<10
Poolse
<10
Nederlandse
<10
Brits burger
<10
Japanse
<10
Hongaarse
<10
Australische
<10
Litouwse
<10
Canadese
<10
Estnische
<10
Oostenrijkse
<10
Belgische
<10
Tsjechische
<10
Noorse
<10
Burger van Kroatië
<10
Joegoslavische
<10
Eindtotaal
3.730
Wat heeft de pilot EBTL in totaal gekost?
Aangezien de pilot ebtl nog loopt tot 1 februari, zijn de totale kosten van de pilot nog niet bekend. In de evaluatie door het WODC worden de kosten die verbonden zijn aan de inrichting van de ebtl’s betrokken. Zoals aangegeven bij vraag 8 verwacht ik de onderzoeksrapportage op korte termijn te ontvangen.
Uit navraag bij het COA zijn de kosten die tot nu toe bekend zijn als volgt8:
2017: € 1,031 mln.
2018: € 7,366 mln.
2019: € 5,491 mln. (tot en met het 2e tertaal)
Daarnaast heeft de DJI personeel ingezet, waarvan de gerealiseerde loonkosten zijn:
2018: € 1.244.239
2019: € 859.122 (t/m november)
Bent u bereid de vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg over vreemdelingen- en asielbeleid op 7 november aanstaande?
Gedegen beantwoording vergde tijd, waardoor ik wel binnen de met uw Kamer afgesproken termijn, maar niet voor het AO van 7 november kon antwoorden.
Het bericht ‘Zeker drie EU-lidstaten gaan Syriëgangers uit eigen lang terughalen’? |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zeker drie EU-lidstaten gaan Syriëgangers uit eigen land terughalen»?1
Ja.
Klopt het dat België, Duitsland en Frankrijk gaan proberen IS-gevangenen uit hun eigen land terug te halen uit Syrië tijdens de vijf dagen durende wapenstilstand? Zijn er andere Europese landen die datzelfde overwegen? Op welke wijze neemt u deel aan Europese overleggen hierover?
Nee. Deze berichtgeving bleek onjuist.
Nederland voert hoogambtelijk, alsook politiek, nauw overleg met Schengen-partner over het terugkeerdersvraagstuk.
Is bij u bekend op welke wijze ze dit aanpakken?
Zie antwoord op vraag 2.
Welke overwegingen lagen hieraan ten grondslag?
Zie antwoord op vraag 2.
Bent u bereid samen te werken met deze bondgenoten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2.
Hebt u contact met de VS om te voorkomen dat IS-gangers onder de radar naar Europa en Nederland komen? Staat het Amerikaanse aanbod voor assistentie nog steeds?
De mogelijkheid dat Nederlandse uitreizigers onopgemerkt terug willen keren naar Nederland is niet nieuw. Om dit de voorkomen heeft Nederland, in samenwerking met andere Europese landen en andere internationale partners, maatregelen genomen. Alle uitreizigers zijn opgenomen in het Schengen-informatiesysteem en tegen hen is een Europees Arrestatiebevel uitgevaardigd. De paspoorten van uitreizigers zijn gesignaleerd en ongeldig verklaard. Hierdoor is het niet mogelijk om eigenstandig op een legale manier naar het Schengengebied terug te keren. Ook kunnen uitreizigers onderwerp zijn van inlichtingenonderzoek. Deze onderzoeken kunnen informatie opleveren over de terugkeer van een persoon. Wanneer Nederlandse uitreizigers zich melden op een diplomatieke post in de regio, kan consulaire bijstand verleend worden in afstemming met partners in de veiligheidsketen, met als inzet de gecontroleerde terugkeer naar Nederland ter fine van strafvervolging. Daartoe worden zij onder begeleiding van de Koninklijke Marechaussee teruggebracht naar Nederland.
Kent u het bericht «Irak wil geen Europese Syriëgangers berechten?»2
Ja.
Klopt dit bericht en wat betekent dit voor het perspectief van berechting in de regio?
Irak heeft eerder aangegeven bereid te zijn tot het berechten in Irak van foreign terrorist fighters (FTFs) die vastzitten in detentiekampen in Noordoost-Syrië onder bepaalde voorwaarden. Nederland is dan ook, in nauwe samenwerking met enkele andere Europese partners, hierover gesprekken gestart met Irak. Ook berechting in Irak komt immers tegemoet aan het belang dat Nederland hecht aan berechting in de regio daar waar de misdrijven zijn begaan en de slachtoffers en de bewijzen zich bevinden. Echter, dergelijke berechting kan volgens Nederland en zijn Europese partners alleen plaatsvinden indien de doodstraf niet wordt opgelegd en een eerlijke procesgang wordt gegarandeerd. Deze boodschap is ook aan Irak gecommuniceerd.
De Minister van Buitenlandse Zaken van Irak, Al Hakim, gaf tijdens zijn bezoek aan Nederland op 28 en 29 oktober jl. aan dat dat zijn land alleen ISIS-strijders wil berechten die misdrijven in Irak of tegen Iraakse belangen hebben gepleegd. Daar heeft het Kabinet begrip voor, want Irak draagt reeds een zware last met de aanwezigheid van veel voormalige strijders van ISIS.
Nederland blijft hierover dan ook, samen met onze Europese partners, in gesprek met Irak. Los van de uitkomst daarvan zal Nederland indachtig bovengenoemde voorwaarden in bilateraal en multilateraal verband dialoog en samenwerking blijven opzoeken om berechting van buitenlandse strijders in de regio te realiseren. Niet alleen van Nederlandse uitreizigers, maar ook van foreign terrorist fightersuit andere landen.
Bent u bereid deze vragen voor het einde van de wapenstilstand tussen Turkije en Syrië te beantwoorden?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Extra druk op de woningmarkt door nieuwe vluchtelingenstroom |
|
Emiel van Dijk (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Extra druk op woningmarkt door nieuwe vluchtelingenstroom»?1
Ja.
Bent u het eens met de uitspraak van dhr. Onno Hoes (nieuwe voorzitter van de NVM) dat «we in Nederland te weinig bouwen, laat staan voor alle vluchtelingen die hier straks (in Nederland) hun verdiende plek krijgen»?
Het aanjagen van de woningbouwproductie en het beter benutten van de bestaande voorraad is inderdaad nodig. Daar zetten vele partijen zich volop voor in, waaronder gemeenten en ik zelf.
De doelstelling in de Woonagenda om jaarlijks 75 duizend nieuwe woningen te bouwen is overigens gebaseerd op een woningbehoefteprognose waarin het migratiesaldo is meegenomen.
Bent u van mening dat Nederlanders, die vaak jarenlang op een woning moeten wachten, de enigen zijn die een nieuwe woning verdienen, en niet statushouders die hier niet eens thuis horen?
In Nederland wordt geen onderscheid gemaakt op basis van nationaliteit. Iedereen in Nederland wordt in gelijke gevallen gelijk behandeld. Dat uitgangspunt is in onze Grondwet verankerd. De gemeente is verantwoordelijk voor het huisvesten van vergunninghouders conform de halfjaarlijkse taakstelling. Veelal wordt in samenwerking met corporaties gezocht naar een passende woning voor vergunninghouders, waarvan is bepaald dat zij verblijfsrecht in Nederland hebben, en andere doelgroepen. Gemeenten kunnen er echter ook voor kiezen om statushouders op een andere wijze te huisvesten.
Nadat de verplichte urgentiestatus van statushouders per 1 juli 2017 uit de Huisvestingswet is gehaald kunnen gemeenten zelf bepalen welke categorieën woningzoekenden ze als urgentiecategorie in de huisvestingsverordening wensen op te nemen. Deze keuze is daarmee lokaal bepaald. Dat statushouders op dit moment nog steeds door de meeste gemeenten in een urgentieregeling als voorrangscategorie worden beschouwd, is het gevolg van de afwegingen die gemeenten hebben gemaakt gegeven enerzijds de huidige lokale situatie op de woningmarkt en anderzijds de taakstelling die gemeenten hebben om statushouders te huisvesten. Tijdige huisvesting is niet alleen in het belang van statushouders, maar ook in het belang van de Nederlandse samenleving. Dan kunnen zij tenslotte sneller participeren in en bijdragen aan de Nederlandse samenleving. Bovendien zorgt een snelle doorstroom naar huisvesting ervoor dat de maatschappelijke impact en financiële kosten die gepaard gaan met de opvang van asielzoekers beperkt worden gehouden.
Nog belangrijker dan de toewijzing van woningen is de beschikbaarheid van voldoende woningen. Door heel veel partijen wordt daarom hard gewerkt om het aanbod te vergroten. Daarbij is het van belang meer flexibiliteit op de woningmarkt en in de aansluiting tussen de asielopvang te creëren. Het kabinet heeft daarom EUR 3 miljoen beschikbaar gesteld voor een tiental pilots waarbij zal
worden geëxperimenteerd met flexibele opvang- en/of huisvestingsoplossingen. Te denken valt aan het tijdelijk en gemixt huisvesten van verschillende doelgroepen alsook het aanbieden van opvangoplossingen in de buurt van de gemeente van uitplaatsing. De verwachting is dat de eerste pilots in de loop van 2020 starten.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat er geen enkele woning meer aan statushouders wordt weggegeven en dat deze allemaal ten goede komen aan Nederlanders in woningnood? Zo nee, hoe gaat u er dan voor zorgen dat Nederlanders niet weer de dupe worden van een nieuwe asielstroom, onder andere doordat woningen worden toegewezen aan statushouders?
Zie antwoord vraag 3.
Wat doet u eraan om Nederland zo onaantrekkelijk mogelijk te maken voor asielzoekers die zich hier willen vestigen?
Het kabinetsstreven is gericht op een menswaardig en effectief migratiebeleid. Dit houdt in dat Nederland bescherming biedt aan vluchtelingen die daar recht op hebben en dat afgewezen asielzoekers Nederland zo snel mogelijk moeten verlaten. Teneinde dit streven te realiseren, kiest het kabinet voor een brede, integrale benadering van het migratievraagstuk. Ik verwijs u hierbij naar de «voortgang integrale migratieagenda» die mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en mij door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 oktober 2019 naar de Tweede Kamer is gezonden.
Het bericht dat door OostNL gesteunde Chinese spookbedrijven verdacht worden van uitbuiting van illegale werknemers |
|
John Kerstens (PvdA), Jasper van Dijk (SP) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Oost NL in opspraak om foute bedrijven; Chinese bedrijven verdacht van uitbuiting»?1 2
We hebben in Nederland een heldere norm gezet op het gebied van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, verankerd in onder andere de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, Wet arbeid vreemdelingen en de Arbeidstijdenwet. Het is onacceptabel dat bedrijven deze wetten overtreden. Dit schaadt niet alleen het gelijke speelveld voor ondernemers, maar biedt werknemers ook niet een gezonde en veilige werkplek met een eerlijke beloning, waar zij wel recht op hebben.
De Inspectie SZW heeft bij de twee betreffende bedrijven in Duiven diverse overtredingen van arbeidswetten aangetroffen. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat er ook sprake was van arbeidsuitbuiting.
Bent u het ermee eens dat dit bericht buitengewoon pijnlijk is voor de werknemers die worden uitgebuit en ook voor het bedrijf OostNL dat in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de provincies Gelderland en Overijssel deze bedrijven naar Nederland heeft gehaald?
Voor alle bedrijven die in Nederland actief zijn, zowel Nederlandse als buitenlandse, geldt dat zij aan de Nederlandse wet- en regelgeving moeten voldoen. Daar kan wat betreft het kabinet geen misverstand over bestaan. De daarvoor bevoegde instanties, zoals de Inspectie SZW in geval van arbeidswetgeving, zijn daarbij verantwoordelijk voor de handhaving en het toezicht.
Tevens vindt het kabinet het van belang dat Nederland een aantrekkelijk land is voor buitenlandse bedrijven om zich te vestigen. Buitenlandse bedrijven leveren een positieve bijdrage aan onze economie. Zo zijn deze bedrijven goed voor circa 18% van de toegevoegde waarde van onze economie en zijn ruim 938.000 werknemers werkzaam bij deze bedrijven.3 Mede daarom heeft de regionale ontwikkelingsmaatschappij Oost NL, mede in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de taak om buitenlandse bedrijven te ondersteunen bij het opzetten en/of uitbreiden van hun economische activiteiten in Oost-Nederland. Dit doen zij onder meer door het Nederlandse vestigingsklimaat bij bedrijven onder de aandacht te brengen. Hierbij informeert Oost NL de buitenlandse bedrijven op hoofdlijnen over de geldende Nederlandse wet- en regelgeving. Oost NL werkt bij het aantrekken van buitenlandse bedrijven samen met de nationale Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Oost NL heeft, in samenwerking met NFIA, deze twee specifieke bedrijven ook ondersteund in hun keuze om zich in Nederland te vestigen. Sindsdien is Oost NL in totaal 5 keer bij beide ondernemingen in Nederland langsgegaan om te spreken over mogelijke uitbreiding van hun activiteiten in Nederland. Het was Oost NL uiteraard niet bekend dat beide bedrijven niet aan de Nederlandse arbeidswetten voldoen. Het controleren hierop valt ook niet binnen de taak van Oost NL, deze taak ligt bij Inspectie SZW. Bij Oost NL was wel bekend dat beide bedrijven reële economische activiteiten in China en in Nederland uitvoeren door het produceren en distribueren van onderdelen voor elektrische fietsen. Uiteraard zijn wij, net als Oost NL, geschrokken van de overtredingen die de Inspectie SZW bij beide bedrijven heeft geconstateerd. Daarom zal Oost NL niet meer met beide bedrijven spreken over mogelijke opschaling en uitbreiding van activiteiten van beide bedrijven in Nederland totdat de arbeidsomstandigheden op orde zijn. Oost NL heeft beide bedrijven wel geadviseerd een gespecialiseerde arbeidsjurist en arboadviseur in te huren en een plan van aanpak te maken om dit soort fouten in de toekomst te voorkomen.
Welke maatregelen gaat u nemen tegen de geconstateerde misstanden in de genoemde bedrijven?
De Inspectie SZW heeft bij beide bedrijven die genoemd worden in het bericht van de Gelderlander van 14 oktober 2019 overtredingen geconstateerd van arbeidswetten. Het gaat hierbij onder andere om overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen en de Arbeidstijdenwet. Ik verwijs hierbij ook naar het persbericht van de Inspectie SZW van 9 oktober 2019 (https://www.inspectieszw.nl/onderwerpen/algemeen-arbeidsuitbuiting-en-mensenhandel).
Vindt u het aanvaardbaar dat Chinese (spook)bedrijven die volgens de Inspectie SZW wetten en regels hebben ontdoken, tegelijkertijd ondersteuning ontvingen van OostNL voor uitbreiding van hun activiteiten? Zo nee, wat onderneemt u hiertegen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat voor ondersteuning hebben deze bedrijven precies ontvangen van OostNL dan wel Nederlandse overheden? Om hoeveel geld gaat het precies en welke andere vormen van ondersteuning heeft OostNL dan wel overheden geboden?
De betreffende bedrijven hebben zich in 2010 en 2013 gevestigd in Nederland. De NFIA en Oost NL hebben de bedrijven ondersteund bij hun keuze voor een vestiging in Nederland. Deze ondersteuning bestond met name uit het organiseren van bezoeken aan de regio, het vinden van geschikte vestigingslocaties en advies over de oprichting van een entiteit in Nederland. Vervolgens heeft Oost NL beide bedrijven in totaal nog 5 keer in Nederland bezocht om te spreken over mogelijke uitbreiding van de activiteiten in Nederland. Als onderdeel daarvan is de commissaris van de Koning van de provincie Gelderland in 2019, dit was voordat Inspectie SZW bij dit bedrijf overtredingen van arbeidswetten heeft geconstateerd, en marge van een handelsmissie ook op bezoek geweest bij het hoofdkantoor van één van deze bedrijven in China. Voor zover bekend bij het kabinet en Oost NL hebben beide bedrijven geen financiële ondersteuning ontvangen vanuit de regio, provincie of gemeente.
Naast de hierboven genoemde ondersteuning kunnen de bedrijven ook aanvraag doen voor andere vormen van (financiële) steun vanuit de Nederlandse overheid, zoals subsidies en directe kredieten. Uit onderzoek bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en de Kamer van Koophandel blijkt dat er geen contacten met deze bedrijven zijn geconstateerd die wijzen op dergelijke vormen van (financiële) overheidssteun aan de betreffende bedrijven. Vanwege de bedrijfsvertrouwelijkheid van deze informatie geldt voor fiscale regelingen, garantstellingen, indirecte financieringsregelingen en borgstellingen dat RVO.nl geen specifieke bedrijfsinformatie openbaar maakt.
Bent u ook van mening dat er geen sprake van overheidssteun kan zijn voor bedrijven waar de Inspectie SZW overtredingen heeft geconstateerd?
Als een bedrijf subsidie ontvangt, is dit bedrijf gebonden aan verplichtingen in de besteding van de subsidiegelden. De gelden moeten bijvoorbeeld worden besteed aan de activiteiten waarvoor de subsidie verleend is. Als er reden bestaat om te denken dat dit niet juist besteed wordt, kan een subsidieverlening worden gewijzigd of ingetrokken. Een overtreding van andere wetgeving leidt echter in beginsel niet direct tot maatregelen binnen de subsidierelatie. Dergelijke overtredingen kunnen wel een reden zijn om in gesprek te gaan of vragen te stellen bij de verantwoording. Overtredingen in het ene domein hoeven immers niet direct te leiden tot de conclusie dat besteding van een subsidie in een geheel ander domein verkeerd zal gaan. Het is daarom in algemene zin niet zo dat een door de Inspectie SZW geconstateerde overtreding ertoe leidt dat een partij niet meer voor subsidie in aanmerking kan komen.
Wat betreft dit specifieke geval heeft Oost NL aangegeven beide bedrijven niet meer te ondersteunen bij een mogelijke opschaling en uitbreiding van activiteiten in Nederland totdat de arbeidsomstandigheden op orde zijn. Zoals in vraag 5 ook is aangegeven, hebben beide bedrijven, voor zover bekend bij het kabinet en Oost NL, geen financiële ondersteuning ontvangen vanuit de regio, provincie of gemeente.
Wat vindt u ervan dat de panden waar de illegale werknemers zijn aangetroffen niet zijn gesloten door de gemeente, omdat de gemeente geen beleid heeft voor illegale werknemers?
Gemeenten hebben de bevoegdheid om panden onder bepaalde omstandigheden (tijdelijk) te kunnen sluiten en formuleren hier zelf het beleid op in de Algemeen Plaatselijke Verordening. Het aantreffen van illegale werknemers kan een factor zijn die meeweegt in dergelijk beleid. Ik laat het aan gemeenten en burgermeesters om zelf een afweging te maken wanneer er gevaar is voor verstoring van de openbare orde.
Bent ook van mening dat het ontbreken van beleid voor illegale werknemers een burgemeester niet hoeft te weerhouden om tot sluiting van panden over te gaan wanneer zulke ernstige zaken worden geconstateerd? Bent u bereid om de burgemeester van Duiven daarop aan te spreken?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u ook van mening dat in de contacten met buitenlandse bedrijven glasheldere afspraken nodig zijn over zaken als arbeidsvoorwaarden, opdat uitbuiting en illegale arbeid worden voorkomen?
Het is de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf dat zij voldoen aan de Nederlandse wet-en-regelgeving. Bedrijven worden wel actief geïnformeerd dat zij, wanneer ze in Nederland willen ondernemen, aan de wet- en regelgeving moeten voldoen. Zo wijst de Kamer van Koophandel, onder andere wanneer bedrijven zich inschrijven, bedrijven op welke zaken zij moeten letten bij het starten van een bedrijf en dus ook aan welke wetten en regels bedrijven moeten voldoen. Indien nodig verwijst de Kamer van Koophandel bedrijven ook naar andere partijen zoals de Belastingdienst of de douane. Tevens worden buitenlandse bedrijven op hoofdlijnen door NFIA en/of een regionale acquisitiepartij geïnformeerd over de Nederlandse wet- en regelgeving. Bij specifieke vragen worden de buitenlandse bedrijven en ondernemers gewezen op en doorverwezen naar partijen zoals de Belastingdienst en het UWV. Tot slot is voor deze doelgroep relevante informatie gebundeld op business.gov.nl, een informatieportal van de rijksoverheid voor buitenlandse bedrijven en ondernemers die zich in Nederland willen of gaan vestigen.
Kent u meer voorbeelden van (Chinese) bedrijven die een verborgen economie runnen en daarbij wet- en regelgeving aan hun laars lappen? Bent u bereid dit te onderzoeken?
De Inspectie SZW houdt risico gericht toezicht op de verschillende arbeidswetten. Bij vermoedens van overtreding van arbeidswetten kan dit gemeld worden bij de Inspectie SZW. De Inspectie SZW kan vervolgens besluiten om in het kader van haar risicogerichte aanpak een nader onderzoek in te stellen. De Inspectie SZW kan ook zelf, bijvoorbeeld naar aanleiding van signalen in de media, besluiten om een onderzoek in te stellen.
Op de website www.inspectieresultatenszw.nlis een overzicht te vinden van bedrijven die sinds 1 januari 2016 zijn geïnspecteerd door de Inspectie SZW op de wetgeving Wet arbeid vreemdelingen (WAV), de Wet minimumloon en vakantiebijslag (Wml) en de Wet allocatie arbeid door intermediairs (Waadi). Per bedrijf wordt onder andere aangegeven op welke wetten gecontroleerd is, op welke locatie de inspectie is uitgevoerd, en of er wel of geen overtredingen zijn geconstateerd.
Leegloop en braindrain in Oost-Europa |
|
Eppo Bruins (CU), Jasper van Dijk (SP) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op de waarschuwing in het rapport van de Wereldbank dat het vertrek van hoger opgeleiden de economische ontwikkeling van een flink aantal Europese landen bedreigt?1
In het rapport wijst de Wereldbank op leegloop en braindrain als een nadelig effect van arbeidsmigratie. Tegelijkertijd wijst de Wereldbank er op dat het vergemakkelijken van migratie een van de meest effectieve instrumenten is om armoede en ongelijkheid in de wereld te bestrijden. Om die reden noemt de Wereldbank het grote belang van passende flankerende maatregelen bij arbeidsmigratie, zowel in de landen van herkomst als in de landen van bestemming.
Als bepaalde landen gedurende langdurige periodes last hebben van emigratie en verlies van geschoolde arbeid is er volgens de Wereldbank meestal sprake van structurele onderliggende problemen. Het lost dan weinig op om migratie te beperken. De remedie zal eerder gezocht moeten worden in het verbeteren van de governance en het versterken van de publieke instituties in de landen van herkomst.
Deelt u de mening dat (grootschalige) emigratie landen sociaaleconomisch en maatschappelijk kan ontwrichten?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat rijke landen profiteren van de investeringen van armere landen in de opleiding van hun mensen, wanneer deze na hun opleiding naar de rijkere landen vertrekken?
Het vrij verkeer van werknemers en hun familie is een fundamenteel recht in de Europese Unie, en ook de Wereldbank wijst er op dat het beperken van vormen van migratie geen antwoord is op de problemen waarmee sommige lidstaten te maken hebben. Lidstaten, maar uiteraard ook landen van buiten de EU, zijn vrij om hun eigen arbeidsmarktbeleid in te richten, en het zo voor hun eigen burgers aantrekkelijker te maken om te blijven. Het is van belang dat alle lidstaten zich structureel inzetten om de sociaaleconomische omstandigheden en levensomstandigheden van hun burgers te verbeteren.
Arbeidsmigranten leveren een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse (kennis)economie, innovatieve slagkracht en concurrentiepositie en zijn essentieel voor de continuïteit in bepaalde sectoren.2 Dit geldt zowel voor hoog- als laagopgeleide arbeidsmigranten in verschillende sectoren. Zodoende profiteert Nederland van migranten die hierheen komen om te werken.
Dat laat onverlet dat we binnen de EU oog moeten hebben voor mogelijk nadelige gevolgen van arbeidsmigratie. De EU heeft dan ook omvangrijk programma’s om de economie te stimuleren in regio’s met een achterstand.
Bent u het ermee eens dat de meer welvarende West-Europese landen niet moeten meewerken aan het vertrek van werknemers wanneer in het land van oorsprong grote aantallen vacatures zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Wat onderneemt de EU tegen leegloop en braindrain in Oost-Europa? Deelt u de mening dat dit probleem bovenaan de agenda moet komen te staan?
Leegloop en braindrain zijn serieuze problemen die ook in EU-verband aandacht verdienen. Op dit moment bestaat er geen gecoördineerde Europese inzet op dit gebied, maar duidelijk is wel dat als braindrain in een groeiend aantal lidstaten als een ernstig probleem wordt gezien, ook op Europees niveau verkend moet worden hoe aan deze uitdaging het hoofd geboden kan worden. Het onderwerp staat regelmatig op de agenda en dat zal de aankomende tijd zo blijven. Lidstaten zouden elkaar hierin kunnen ondersteunen, bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van incentives en programma’s om te bevorderen dat arbeidsmigranten naar het land van herkomst terugkeren. Ook de Wereldbank wijst hierop in zijn studie.
Erkent u dat, wanneer Noord-Macedonië en Albanië toetreden tot de EU, in die landen de leegloop eveneens zal toenemen?
In Noord-Macedonië en Albanië is momenteel sprake van een relatief grote uitstroom van veelal jonge mensen. De hervormingen die plaatsvinden in het kader van EU-integratie dragen bij aan de versterking van de instituties en economische ontwikkeling in Noord-Macedonië en Albanië. Het perspectief voor een toekomst in eigen land wordt hierdoor vergroot.
Juicht u het toe dat de bevolking van Roemenië, een van de armste landen van de EU, in 2018 kromp met 129.000 mensen, terwijl het aantal Roemenen tussen 2012 en 2018 in Italië toenam met 42%, in Nederland verdubbelde en in Duitsland verdriedubbelde?
Zoals hierboven al aangegeven is het vrij verkeer een fundamenteel recht en kent het ook grote voordelen. Arbeidsmobiliteit kan verschillende redenen hebben. Een belangrijke oorzaak van arbeidsmobiliteit is dat de sociaaleconomische verschillen tussen EU-lidstaten aanzienlijk zijn. Daarom vind ik het belangrijk dat de Europese Unie blijft inzetten op opwaartse sociaaleconomische convergentie om de veerkracht van de economieën van lidstaten, hun sociaaleconomische prestaties en hun leefomstandigheden te verbeteren, zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief over de toekomst van de sociale dimensie van de EU.3
Daarnaast kunnen lidstaten met tekorten op de arbeidsmarkt als gevolg van vertrekkende arbeidskrachten, adequaat beleid ontwikkelen om het voor werknemers aantrekkelijker te maken in het land van herkomst te blijven.
In dit kader zal het kabinet inzetten op de versterking van het Europees Semester, onder meer door het gericht onderling vergelijken van de beleidsinspanningen (doelen, instrumenten en resultaten) van lidstaten («benchmarking») en vormen van beleidsintervisie tussen lidstaten («peer review»). Ook de effectieve benutting van de middelen uit de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) zoals het Europees Sociaal Fonds kan een belangrijke bijdrage leveren aan opwaartse sociaaleconomische convergentie. Tevens draagt de inzet van het kabinet om de koppeling tussen het Europese Semester en de benutting van Europese middelen te versterken hieraan bij.
Erkent u dat het vrij verkeer van werknemers grote nadelen heeft als gevolg van de grote welvaartsverschillen tussen de EU-lidstaten? Wat onderneemt u hiertegen?
Zie antwoord vraag 7.
De Nieuwsuurreportage over arbeidsmigranten |
|
Judith Tielen (VVD), Bart Smals (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de reportage van Nieuwsuur over arbeidsmigranten van 7 oktober 2019?1
Ja.
Kunt u de Kamer een overzicht sturen van het aantal meldingen en bewezen overtredingen op de Wet arbeid vreemdelingen over de afgelopen tien jaren? Kunt u daarbij ook de aantallen sancties op die overtredingen vermelden?
De Inspectie SZW vermeldt in haar «Staat van Eerlijk Werk 2019 – Risico’s aan de onderkant van de arbeidsmarkt» hoeveel klachten en signalen ze de afgelopen jaren heeft ontvangen op het gebied van de Wet arbeid Vreemdelingen. Het aantal klachten en signalen is toegenomen van 1182 in 2015 naar 1307 in 2016, 1382 in 2017 tot 1817 in 2018. Gegevens uit eerdere tijdvakken zouden overigens moeilijk te vergelijken zijn met de recente gegevens aangezien de Wet arbeid vreemdelingen een aantal malen is aangepast, waardoor voor grote groepen tewerkgestelden (Roemenen, Bulgaren) geen vergunning meer vereist is.
De relatie tussen meldingen, overtredingen en sancties kent vele aspecten. Een deel van de klachten en signalen die de Inspectie SZW ontvangt, leidt – vaak in samenhang met informatie uit andere bronnen – tot inspecties of andere interventies; een deel is niet onderzoekswaardig, maar wordt gebruikt voor risicoanalyses. Bij inspecties van werkgevers wordt in de regel gekeken naar de naleving van een aantal arbeidswetten, niet alleen van de Wet arbeid vreemdelingen.
De Inspectie SZW heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in risicogestuurd en effectgericht programmatisch werken. Zij stuurt op het behalen van resultaten die bijdragen aan gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Het gaat daarbij om maatschappelijk effect. Een focus op kengetallen, zoals aantallen inspecties, biedt onvoldoende inzicht in de bijdrage van de Inspectie SZW aan dit gewenste maatschappelijk effect.2
Op sectoren waar de kans op arbeidsrisico’s en de maatschappelijke schade het grootst is, richt de Inspectie SZW zich in zogenoemd sectorprogramma’s. In haar meerjarenplan 2019 – 2022 beschrijft en onderbouwt de Inspectie haar risicogerichte handhaving in zeventien programma’s. Alle acht sectorprogramma’s zijn (onder meer) gericht zijn op de aanpak van oneerlijk werk: Agrarisch en groen, Bouw en infrastructuur, Transport en logistiek, Horeca en detailhandel, Schoonmaak, Zorg, Uitzendbureaus, Industriële arbeid.
Hoe zijn deze meldingen en overtredingen verdeeld over de verschillende sectoren? In hoeverre is er een relatie tussen de sectoren en de hoeveelheid vacatures in die sectoren?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre stelt de in het regeerakkoord vrijgemaakte extra 50 miljoen euro voor de inspectie SZW haar in staat om de Wet arbeid vreemdelingen adequaat te handhaven? Wat is de stand van zaken van de werving, selectie en training van extra inspecteurs en daarmee van de versterking van het toezicht?
In het rapport «Staat van eerlijk werk – risico’s aan de onderkant van de arbeidsmarkt» schetst de Inspectie zeven mechanismen gerelateerd aan mondiale sociaaleconomische ontwikkelingen en de regulering en werking van de Nederlandse arbeidsmarkt die oneerlijke praktijken in de hand werken. Ze zoomt in op de grote groep kwetsbare werkenden die in potentie te maken heeft met oneerlijk werk en uitbuiting en stelt dat om eerlijk werk in Nederland op een acceptabel niveau te krijgen en te houden gezamenlijke inzet nodig is van alle betrokken publieke en private partijen.
In het Regeerakkoord 2017 is € 50 miljoen per jaar vrijgemaakt voor versterking van de handhavingsketen van de Inspectie SZW conform het ICF. De komende jaren, tot aan 2023, zal de Inspectie SZW de inzet op de bevordering eerlijk werk verdubbelen. Hiermee wordt het aantal bedrijven waar een inspectie plaatsvindt (inspectiedekking) substantieel opgehoogd. De aanpak van oneerlijk werk betreft onder meer schijnconstructies, onderbetaling, arbeidsuitbuiting, en illegale tewerkstelling. Op de uitbreiding van de Inspectie SZW en haar programmering wordt ingegaan in respectievelijk het Jaarplan 20183, het Jaarplan 2019 en Meerjarenplan 2019–20224 en mijn brief aan uw Kamer over de uitbreiding van de inspectieketen en de daarin besloten systematiek van periodieke bijstelling en midterm review.5
In hoeverre vindt u dat de huidige Europese regelgeving met betrekking tot arbeidsmigranten voldoende handvatten biedt aan mkb-bedrijven om werkers vanuit de Europese Unie te matchen met openstaande vacatures? In hoeverre vindt u dat deze regelgeving uitbuiting van arbeidsmigranten helpt voorkomen?
Als het gaat om arbeidsbemiddeling kan worden gewezen op EURES, het Europese portaal voor beroepsmobiliteit en netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening6. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) is aangewezen als het Nederlandse nationale coördinatiebureau. EURES heeft tot doel bij te dragen aan de transparantie van de Europese arbeidsmarkt ook voor het midden- en kleinbedrijf. Op het EURES-portaal voor beroepsmobiliteit kunnen werkgevers vacatures plaatsen en hebben zij toegang tot gegevens van kandidaten in andere EU-lidstaten. Een netwerk van EURES-adviseurs in Nederland kan adviseren bij werving binnen de EU. Dit portaal is er niet op gericht om arbeidsuitbuiting tegen te gaan.
Hoe kan het dat een aantal landen in het oosten van de EU, zoals Polen, werkvergunningen verleent aan zogenoemde «derdelanders» en die «derdelanders» vervolgens binnen EU-regelgeving wél in Nederland aan het werk gaan? Wat vindt u daarvan?
De geschetste situatie komt voort uit het vrije verkeer van diensten binnen de EU en de daarop gebaseerde jurisprudentie. Al in de zaak Rush Portuguesa van 27 maart 1990 (C-113/895) oordeelde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat werknemers die in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening tijdelijk werkzaamheden verrichten in een andere lidstaat niet toetreden tot de arbeidsmarkt van de lidstaat waar zij hun werkzaamheden verrichten, omdat zij na voltooiing van hun taak terugkeren naar hun land van herkomst. Het ontvangende land kan daarom geen voorwaarden stellen ten aanzien van het verkrijgen van een werkvergunning voor deze werknemers. Het Hof heeft bovendien bepaald dat dit geldt ongeacht het feit of de betrokken werknemers onderdaan zijn van een EU-lidstaat (Essent, C-91/13). Echter, indien een onderneming diensten wil verlenen in een ander EU-lidstaat, en hierbij zijn eigen werknemers in wil zetten door ze naar het ontvangstland te detacheren, is het van belang dat er sprake is van echte detachering: de onderneming dient daadwerkelijk substantiële activiteiten te verrichten in de lidstaat van vestiging en er moet sprake zijn van een gedetacheerde werknemer die tijdelijk arbeid in Nederland verricht. Werkgevers zijn daarnaast verplicht een harde kern van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden toe kennen aan het personeel waarmee zij tijdelijk in Nederland een dienst komen verlenen, die zijn vastgelegd in wettelijke bepalingen of in algemeen verbindend verklaarde (avv’de) cao’s. Werknemers uit een derde land kunnen zonder tewerkstellingsvergunning naar Nederland worden gedetacheerd, maar zij moeten wel gemeld worden en bij verblijf van meer dan 3 maanden moet daarnaast een verblijfsvergunning worden aangevraagd (met maximale duur van 2 jaar).
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het SER-advies «prioriteiten voor een fair Europa»7 is het kabinet voorstander van het vrij verkeer. Ik wil er op wijzen dat ook tal van Nederlandse bedrijven gebruik maken van werknemers uit derdelanden, en daarmee hun diensten aanbieden in andere EU-lidstaten. Dat versterkt de positie van die bedrijven, en komt daarmee ook ten goede aan de Nederlandse economie als geheel. Als het gaat om de voorwaarden waaronder de werkzaamheden van derdelanders moeten plaatsvinden staat daarbij, net als voor de detachering van EU-burgers, het uitgangspunt van gelijk loon voor gelijke arbeid op dezelfde plek centraal. Het beleid van het kabinet is de afgelopen periode gericht geweest op het bestrijden en voorkomen van de nadelige effecten van het vrij verkeer en zal zich hiervoor blijven inzetten, ook waar het derdelanders betreft. Uitwassen, misbruik en uitbuiting moeten worden aangepakt.
Op welke wijze bent u van plan om deze problematiek aan te kaarten bij uw collega-ministers in de EU? Op welke termijn verwacht u oplossingen die ongeoorloofde arbeidsmigratie tegengaan en uitbuiting van werkers uit zowel de EU als daarbuiten voorkomen?
Nederland spant zich binnen de EU al enige jaren actief in om oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen. Zo heeft Nederland een actieve rol gespeeld bij de totstandkoming van de handhavingsrichtlijn en herziening van de detacheringsrichtlijn. Nederland heeft ook het initiatief gesteund voor de recente oprichting van de Europese arbeidsautoriteit.
Zoals ik aangaf in mijn brief over de toekomstige ontwikkeling van de sociale dimensie van de Europese Unie8, pleit ik bij de Europese Commissie voor een voortvarende en effectieve inzet van de Europese Arbeidsautoriteit, zodat er op het terrein van effectieve grensoverschrijdende handhaving binnen de EU verdere stappen gezet kunnen worden. Ook zal ik de Commissie oproepen toe te zien op de implementatie van recent tot stand gekomen regelgeving en waar nodig te komen met vervolgstappen voor het verder tegengaan van oneerlijke concurrentie en voor de adequate bescherming van werknemers.
Wat kan, wil en gaat u doen om de mkb-bedrijven met tekorten te helpen met het vervullen van vacatures vanuit het zogenoemde «onbenut arbeidspotentieel» van een miljoen mensen in Nederland? En hoe geeft u daarin plek voor de motie-Tielen/Palland (Kamerstuk 29 544, nr. 941)?
Waar mogelijk probeert het kabinet het mkb en andere bedrijven te helpen met hun moeilijk vervulbare vacatures. Dat gebeurt onder meer via de werkgeversservicepunten van het UWV en via gemeenten.
Vanuit Breed Offensief werkt SZW samen met VNG, gemeenten, UWV en de sociale partners aan een structurele verbetering van de werkgeversdienstverlening van gemeenten en UWV en het matchen in de 35 arbeidsmarktregio’s. In het programma Perspectief op Werk bijvoorbeeld wordt gezamenlijk door werkgevers, gemeenten, UWV en onderwijsveld bezien hoe de arbeidsbemiddeling en samenwerking kan worden versterkt. Er wordt onder andere gestreefd naar het van dienst zijn van mkb’ers die geen eigen «HR functie» hebben en daarom extra moeite hebben in de personeelswerving.
Daarnaast is beleid voor een «leven lang ontwikkelen» van belang. Hiertoe zijn recent stappen gezet om te komen tot een leer -en ontwikkelbudget door middel van een STAP-budget. Deze conceptregeling is recentelijk aan uw Kamer verzonden.9 Ook wordt gezocht naar innovatieve oplossingen binnen het MKB-Idee om zo mkb’ers te stimuleren meer te investeren in scholing en ontwikkeling van huidig en toekomstig werkenden. Als laatste draagt de motie-Wiersma c.s. structureel 48 miljoen euro bij voor scholing in het mkb.
Voor een volledig overzicht van de acties van het kabinet (ook ten behoeve van doelgroepen als VSO/Pro jongeren 50-plussers en mensen met een migratieachtergrond) om de krapte op de arbeidsmarkt tegen te gaan, verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer van 21 juni 201910.
De artikelen ‘Asielzoekers uit veilige landen terroriseren Harderwijk’ en ‘Harderwijk is diefstallen door asielzoekers beu’ |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD), Arne Weverling (VVD) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Asielzoekers uit veilige landen terroriseren Harderwijk»1 en «Harderwijk is diefstallen door asielzoekers beu»?2
Ja.
In hoeverre herkent u de cijfers en percentages die in de artikelen worden genoemd over de criminaliteit die wordt gepleegd door veilige landers?
Jaarlijks informeer ik uw Kamer over incidenten door middel van het incidentenoverzicht in de Rapportage Vreemdelingenketen (RVK). Dit is een landelijk overzicht, cijfers op gemeenteniveau worden door het lokale bevoegd gezag verstrekt. Ik kan dan ook niet ingaan op de specifieke situatie in Harderwijk. Wel kan ik ingaan op het landelijke beeld.
In de RVK 20183 is een overzicht (3.15) opgenomen dat gegevens van politie bevat omtrent geregistreerde incidenten van asielzoekers die in deze periode – geheel of gedeeltelijk – in een COA-locatie verbleven en die bijvoorbeeld als verdachte van een misdrijf zijn aangemerkt en/of zijn veroordeeld. In de RVK is aangegeven dat bijna de helft van de verdachten bij de politie en het OM in 2018 afkomstig waren uit Algerije en Marokko. Op afstand volgden onderdanen uit Libië en Tunesië. Voor een nadere duiding van deze incidentcijfers verwijs ik u verder naar mijn brief van 1 juli 20194.
In hoeverre is klopt het dat deze mensen uit Marokko, Algerije en Albanië komen? Uit welke landen nog meer?
Zie antwoord vraag 2.
Welk deel van de veilige landers vertrekt met onbekende bestemming? Hoe bent u van plan dit deel te verkleinen?
Van de circa 4.830 vreemdelingen afkomstig uit een veilig land van herkomst die in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 september 2019 zijn vertrokken, zijn circa 2.640 vreemdelingen zelfstandig vertrokken zonder toezicht van de rijksoverheid.
Dat een groot deel van de vertrekplichtige vreemdelingen vertrekt buiten het toezicht is onwenselijk, aangezien niet kan worden uitgesloten dat een deel van hen buiten het zicht van de overheid in Nederland blijft. Gecontroleerd vertrek heeft daarom de voorkeur. Dit wordt ten eerste bevorderd door vrijwillig vertrek te bevorderen door middel van programma’s en projecten voor terugkeer- en herintegratieondersteuning, bijvoorbeeld door de Internationale Organisatie voor Migratie of ngo’s. Indien vreemdelingen niet vrijwillig vertrekken, komt gedwongen vertrek in beeld. Het kabinet zet zich in voor het wegnemen van belemmeringen voor gedwongen vertrek, door enerzijds medewerking van herkomstlanden te bevorderen en anderzijds binnen de EU te pleiten voor aanpassing van regelgeving die te beperkend is voor het toepassen van vreemdelingenbewaring.
Welk deel van de veilige landers zonder recht op asiel keert aantoonbaar weer terug naar het eigen land? Welk deel van de criminaliteit komt voor rekening van veilige landers?
Van de circa 4.830 vreemdelingen afkomstig uit een veilig land van herkomst die in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 september 2019 zijn vertrokken uit Nederland, zijn circa 2.190 vreemdelingen aantoonbaar vertrokken. Dit is inclusief de gevallen waarbij sprake is van overdracht naar een andere EU-lidstaat in het kader van de EU-Dublinverordening. Circa 1.660 vreemdelingen zijn vertrokken naar het land van herkomst. In deze aantallen valt – binnen de termijn die staat voor de beantwoording van deze vragen – geen onderscheid te maken tussen vreemdelingen met of zonder asielachtergrond.
Welk deel van de criminaliteit voor rekening komt van personen met de nationaliteit van een veilig land is tot nu toe niet opgenomen in het incidentenoverzicht van de RVK. Ik beraad mij op de manier waarop het eerstvolgende incidentenoverzicht wordt vormgegeven. Dit incidentenoverzicht wordt in het voorjaar 2020 aan uw Kamer aangeboden.
Welke beleidskeuzes gaat u de komende zes maanden omzetten in gerichte actie teneinde met landen van herkomst bilaterale, multilaterale dan wel Europese afspraken te maken over het daadwerkelijk terugnemen van eigen onderdanen?
Het kabinet zet zich in om de samenwerking met belangrijke herkomst- en transitlanden te intensiveren langs de lijnen van de integrale migratieagenda (voorkomen irreguliere migratie, versterken opvang en bescherming in de regio, solidair asielstelsel binnen de EU en in NL, meer terugkeer, bevorderen legale migratie en stimuleren van integratie en participatie). Hiervoor wordt de brede bilaterale relatie benut. Door kabinetsbreed naar de bilaterale relatie met een herkomstland te kijken, wordt duidelijk waar mogelijkheden liggen voor het realiseren van meer terugkeer5. Voor de komende zes maanden zijn er bilaterale en EU-bezoeken gepland aan en van een aantal van deze relevante landen, met als doel om te investeren in een brede relatie en gevoeligheden rondom terugkeersamenwerking ter sprake te brengen.
Klopt het dat in het regeerakkoord staat dat om de gecontroleerde migratiestroom naar Europa te reguleren, overeenkomsten met betrekking tot migratie gesloten worden met veilige landen, die materieel voldoen aan de voorwaarden van het Vluchtelingenverdrag en dat via deze overeenkomsten in EU-verband afspraken worden gemaakt met transitlanden over de opvang en het terugnemen van asielzoekers, zowel van eigen onderdanen als van andere landen uit de regio? Welke vormen van ontwikkelingssamenwerking of andere vormen van samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van handelsrelaties en personen- goederen en dienstenverkeer, zijn er tot nu afhankelijk gemaakt van medewerking door een veilig land aan de effectieve en soepele terugkeer van de eigen onderdanen?
Het Regeerakkoord stelt dat deze overeenkomsten gesloten kunnen worden, bij voorkeur in Europees verband, om de ongecontroleerde migratiestroom naar Europa te reguleren, het verdienmodel van mensensmokkelaars te breken en een einde te maken aan de talloze verdrinkingen op de Middellandse Zee. Deze overeenkomsten moeten materieel voldoen aan de voorwaarden van het Vluchtelingenverdrag. Het gaat hierbij dus om afspraken om de migratiesamenwerking in den brede te bevorderen. Via deze overeenkomsten moeten in EU-verband afspraken worden gemaakt met transitlanden en landen in de regio over de opvang en het terugnemen van personen die geen recht op verblijf in de EU hebben, zowel van eigen onderdanen als van andere landen uit de regio, aldus het Regeerakkoord.
Zoals eerder met uw Kamer gecommuniceerd6, is terugkeer ook voor de EU een beleidsprioriteit, waarbij een «more for more» en «less for less»-aanpak wordt gehanteerd. Een voorbeeld van het inzetten van verschillende instrumenten is de (onder meer door Nederland gesteunde) aankondiging door de EU over mogelijke maatregelen op het terrein van het visumbeleid ten aanzien van Bangladesh. Dit heeft geleid tot verbetering van de terugkeersamenwerking met dit land. Met gezamenlijk optreden van de EU kunnen dus resultaten op terugkeer worden bereikt. Net als bij alle maatregelen binnen de strategische landenbenadering is de inzet maatwerk. Er zal bij het inzetten van negatieve prikkels oog moeten worden gehouden voor potentieel negatieve impact op belangen van zowel Nederland als van de EU en mogelijke repercussies in de relaties.
Welke belemmeringen staan in de weg bij het maken van afspraken met veilige landen over een effectieve terugkeer naar deze landen?
De gebrekkige medewerking van een aantal herkomstlanden bij terugname van hun eigen onderdanen verdient onverminderd aandacht. Er ligt een heldere en samenhangende beleidsinzet ten aanzien van prioritaire migratielanden conform het principe van «more for more, less for less». Deze is gericht op gecontroleerde escalatie/de-escalatie, zodat herkomstlanden worden gestimuleerd hun eigen onderdanen terug te nemen. Belangrijke voorwaarde daarbij is dat er steeds dient te worden geanticipeerd op belemmeringen «in eigen huis», voortvloeiend uit Europese en nationale wet- en regelgeving, voor de uitvoering van het terugkeerbeleid. Vanwege deze belemmeringen gebeurt het regelmatig dat een persoon zonder recht op verblijf, ondanks verkregen medewerking van het herkomstland, niet meer uitzetbaar of beschikbaar is.
Op welke wijze kunnen veilige landen beloond dan wel gesanctioneerd worden indien zij niet alsnog aan hun verplichting voldoen om hun eigen onderdanen terug te nemen? In welke mate en bij welke landen is dit al gebeurd?
Zoals gesteld in de integrale migratieagenda van dit kabinet, kan door kabinetsbreed naar de bilaterale relatie met een herkomstland te kijken duidelijk worden waar mogelijkheden liggen voor het realiseren van meer terugkeer. Gedacht kan worden aan bilaterale samenwerking of capaciteitsopbouw op terreinen als rechtshulp en politie en grensbewaking. Daarnaast behoort ook het beter benutten van bestaande legale migratiekanalen – zoals het aanbieden van studiebeurzen – tot de mogelijkheden. Naast «more for more»-samenwerking zet het kabinet ook in op de «less for less»-aanpak gericht op het daadwerkelijk bewerkstelligen van terugkeer, bijvoorbeeld door het treffen van visummaatregelen. De invoering van de gewijzigde EU visumcode per 2 februari 2020 biedt wat dat betreft extra mogelijkheden. Welke aanpak werkt, blijft maatwerk.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en voor het algemeen overleg over het vreemdelingen en asielbeleid te beantwoorden?
Vraag 2 en 3 liggen in elkaars verlengde. In het belang van een overzichtelijke beantwoording heb ik deze vragen gezamenlijk beantwoord.