Wetgeving voor particulier en professioneel dronegebruik |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Björn baalt van drones: «ik voel me bekeken»»?1
Ja.
Klopt het dat de privacy van de inwoners van Kinderdijk wordt geschonden wanneer toeristen met drones voor recreatiedoeleinden rondom bewoonde windmolens vliegen? Zo ja, waarom wordt er niet gehandhaafd? Zo nee, waarom niet?
Of de privacy van de inwoners van Kinderdijk wordt geschonden wanneer toeristen met drones voor recreatiedoeleinden rondom bewoonde windmolens vliegen, kan zo in algemene zin niet worden bevestigd, noch ontkend. Het hangt van de omstandigheden af of dit het geval is en, zo ja, op welke wijze daartegen kan worden opgetreden. Vertegenwoordigers van de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en van Justitie en Veiligheid zijn in gesprek met vertegenwoordigers van de gemeenten Giessenlanden en Molenwaard, waaronder Kinderdijk valt, over de vraag welke specifieke mogelijkheden er zijn om de overlast van drones in Kinderdijk op te lossen.
Welke mogelijkheden ziet u om dit probleem op te lossen, onder andere vanuit privacyoogpunt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u voorts bekend met het bericht «Regels belemmeren nieuwe dronetoepassingen»?2
Ja.
Welke ruimte moet Nederland als innovatieland bieden aan ontwikkelingen op het gebied van dronetechnologie en toepassingen van drones met maatschappelijk nut? Biedt Nederland dat beleid in voldoende mate?
Het kabinet houdt vast aan de ingezette koers zoals verwoord in de meest recente voortgangsbrief dronebeleid (TK 30 806 nr 46). De inzet van het kabinet is om op een veilige manier ruimte te geven aan operaties en innovaties met drones. Deze ruimte is continue in ontwikkeling en is het resultaat van een integrale belangenafweging van economische en maatschappelijke kansen en veiligheidsbelangen. Luchtvaartveiligheid en veiligheid op de grond staan voorop.
Deelt u de mening dat het onlogisch en onwenselijk is dat dronevliegers met een zogenaamde «ROC light»-vergunning aan veel strengere eisen dienen te voldoen dan recreatieve vliegers om te mogen vliegen? Zo nee, waarom niet?
De «ROC-light»-vergunning is tot stand gekomen om meer ruimte te geven aan beroepsmatige inzet van drones. De «ROC-light»- vergunning is veel eenvoudiger en minder kostbaar dan de reguliere ROC-vergunning. Op het moment dat de Europese regelgeving van kracht is, naar verwachting medio 2019, bestaat het onderscheid tussen het juridisch kader van een recreatieve vlieger en een beroepsmatige vlieger niet meer.
Bent u voorts bekend met het bericht «Drone bracht reanimatie zwangere vrouw in gevaar»?3
Ja.
Kent u de technologie van geofencing, die al bij veel drones softwarematig wordt ingebouwd en ervoor zorgt dat (zo nodig tijdelijke) no-flyzones worden ingeprogrammeerd waardoor bij delicten drones met deze technologie niet meer in de buurt kunnen vliegen?
Ja.
Bent u voornemens geofencing deel uit te laten maken van de handhaving van de openbare orde en van politiewerk?
Geofencing is een softwarematige techniek waarbij, via de fabrikant, toestellen in aangewezen gebieden technisch niet kunnen vliegen. Geofencing is primair bedoeld om de veiligheid te bevorderen. Daarnaast kan het toegevoegde waarde hebben voor de handhaving door de politie. In de aanstaande Europese regelgeving worden de eisen aan technische hulpmiddelen vastgelegd, waaronder geofencing en een identificatiechip, zodat de industrie hiervoor technische standaarden kan ontwikkelen. Deze door de EU opgelegde producteisen aan de drones worden in een aparte verordening nader uitgewerkt.
Bent u van mening dat alle in Nederland gevlogen drones moeten beschikken over geofencingsoftware? Zo ja, hoe wilt u dit realiseren? Zo nee, waarom niet?
Ja. In de aanstaande Europese regelgeving op drones is geofencing via een producteis aan de drone verplicht gesteld. Deze regelgeving wordt naar verwachting eind 2018 gepresenteerd.
Bent u bereid om beleid te maken waarin gemeenten gebieden aan kunnen merken als no-flyzones, bijvoorbeeld via geofencing, om zo de veiligheid en privacy van bewoners preciezer te kunnen waarborgen?
De huidige regelgeving op drones is gericht op veiligheid, in de lucht en op de grond. Zo mogen drones niet boven aaneengesloten bebouwing en wegen vliegen. Ik hecht eraan dat veiligheid en privacy generiek, dat wil zeggen op hetzelfde niveau, wordt geregeld, om zo de rechtszekerheid van iedereen te borgen. Met de aanstaande Europese regels voor drones worden zones ingesteld voor operaties met drones. De discussie over zonering loopt nog. Voor zover die regels daartoe ruimte laten zal ik trachten om ook andere aspecten dan de veiligheid in de lucht en op de grond een rol te laten spelen.
Welke mogelijkheden ziet u om gevaarzettende situaties en privacyschendingen in de toekomst te voorkomen?
Met de toenemende geavanceerdheid van vluchtcomputer, software en sensoren nemen niet alleen de toepassingsmogelijkheden toe, het biedt ook de mogelijkheid het gebruik van drones veiliger te maken. Moderne drones kunnen met behulp van detect (of sense) and avoid systemen obstakels in de lucht vermijden, zo botsingen voorkomen en bij problemen zelf zorgen voor een veilige landing. Wanneer het gebruik van drones de privacy schendt, kunnen nu al verschillende juridische middelen worden ingezet. Van heimelijk filmen kan men aangifte doen bij de politie.4 Sinds 25 mei 2018 is de Wbp vervangen door de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Wanneer iemand van mening is dat de verwerking van persoonsgegevens met behulp van een drone inbreuk op deze verordening maakt, kan een klacht worden ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens.5 Bovendien kan een burger de bestuurder van de drone voor de civiele rechter dagen, wanneer hierdoor de privacy is geschonden.6
Het manifest van de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland en het verlaten van het rechtshulpoverleg |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de analyse en de afzonderlijke voorstellen in het door de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) uitgebrachte manifest over het redden van de rechtshulp?1
De Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) heeft op 15 mei jl. haar manifest, getiteld «Red de rechtshulp», aangeboden aan uw Kamer. Ik heb van de inhoud van het manifest kennisgenomen en ik onderschrijf dat goede rechtsbijstand bijdraagt aan een betere samenleving. Het manifest bevat een aantal concrete ideeën. In navolging van de opdracht uit het regeerakkoord om het stelsel van rechtsbijstand te herzien en om uitvoering te geven aan de motie-Groothuizen c.s.2, heb ik een programma ingericht. De opdracht van het programma is om te komen tot het toekomstbestendig en duurzaam vormgeven van de toegang tot recht in het algemeen en de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand in het bijzonder, inclusief een bijpassende inrichting van het stelsel. Het manifest bevat een aantal concrete ideeën die mijn programmateam zal betrekken bij de verdere idee-vorming.
Wat is uw reactie op het besluit van de VSAN en de Nederlandse Vereniging van Jonge Strafrechtadvocaten (NVJSA) om uit het overleg met uw ministerie te stappen over de herziening van de gesubsidieerde rechtsbijstand?2 3
Sinds begin dit jaar ben ik met professionals in en om het stelsel in gesprek om te komen tot een richtinggevend perspectief voor herziening van het stelsel van rechtsbijstand. Mijn programmateam en ik hebben kennis gemaakt met gedreven en hardwerkende professionals, zoals medewerkers van het Juridisch Loket, van de Raad voor Rechtsbijstand en ook met advocaten van onder meer de VSAN en de NVJSA. Doel van deze gesprekken is om gezamenlijk de contouren van een nieuw stelsel te ontwerpen. Ik hecht eraan om te benadrukken dat dit proces zich niet in de onderhandelingsfase bevindt, maar een ontwerpfase betreft. De kern van de aanpak die ik voorsta, ligt in het optimaal benutten van het probleemoplossend vermogen en de denkkracht die professionals in en om het stelsel inbrengen. Ik hecht daarbij ook aan de inbreng van de VSAN en de NVJSA. Het kader voor mijn aanpak is gegeven door het regeerakkoord: het nieuwe stelsel wordt ontworpen langs de lijnen van de rapporten van de commissies-Wolfsen en -Van der Meer en binnen de bestaande budgettaire ruimte. Dit kader was vanaf de start van de aanpak helder. Voor de uitwerking van de in de ontwerpfase opgehaalde ideeën tot een richtinggevend perspectief heb ik, zoals aangegeven bij brief van 27 november 20175, tot de zomer van 2018 uitgetrokken. De opbrengsten van de aanpak tot dusver en van de nog te ondernemen activiteiten worden neergelegd in een brief die uw Kamer kort na de zomer zal ontvangen.
Ik heb begrepen dat bij VSAN en NVJSA het beeld is ontstaan dat de ontwerpfase een herhaling van zetten vormt. Zij hebben besloten niet langer deel te nemen aan de ontwerpsessies, zolang het uitgangspunt dat de herziening van het stelsel plaatsvindt binnen de huidige budgettaire kaders niet zou worden verlaten. Ik respecteer dat besluit, maar betreur dat we de inbreng in de slotfase van de gesprekken zullen missen. Ik deel de observatie niet dat binnen het huidige budgettaire kader geen duurzaam en toekomstbestendig stelsel te ontwerpen valt. De VSAN dringt in haar manifest ook aan op het vinden van additionele budgettaire ruimte. Gezien de opdracht uit het regeerakkoord zijn die budgettaire kaders echter een gegeven. Tegelijkertijd heb ik goede notie genomen van de kanttekeningen die de sociale advocatuur plaatst bij de houdbaarheid van de vergoedingen op korte termijn. Daarover ga ik graag met hen in gesprek.
Hoe heeft het zover kunnen komen dat de VSAN en de NVJSA zich genoodzaakt zagen deze beslissing te nemen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op het standpunt van de NVJSA dat het uitgangspunt moet worden losgelaten dat er geen geld bijkomt en dat doorgaan op deze weg geen recht doet aan de realiteit en de vele onderzoeken en voorstellen die al gedaan zijn?4
Toegang tot recht staat centraal. Bij de ontwerpsessies was de vraag wat de overheid het beste kan doen voor minder draagkrachtigen die een probleem hebben waar ze niet zelf uitkomen. In het regeerakkoord is het voornemen opgenomen om het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand binnen de bestaande budgettaire kaders te herzien langs de lijnen van de rapporten van de commissies-Wolfsen en -Van der Meer. In voormelde brief van 27 november 2017 heb ik toegelicht dat dit voornemen leidt tot de opgave een stelsel vorm te geven waarbinnen langs de lijnen van de commissie-Wolfsen en de commissie-Van der Meer kwalitatief goede rechtsbijstand wordt geleverd als dat nodig is, door de persoon of instantie die daarvoor het meest is aangewezen. Daarbij wordt voortgebouwd op wat er in de rapporten van de commissie-Wolfsen en de commissie-van der Meer is neergelegd en wordt ook hetgeen door de commissie-Barkhuysen is gesteld betrokken.
Waarom is er bij de herziening van het stelsel van de gesubsidieerde rechtsbijstand voor gekozen de financiën voorop te stellen en niet het waarborgen van de toegang tot het recht?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke manier gaat u zonder de VSAN en de NVJSA, en dus zonder een groot deel van de (sociale) advocatuur, zorgen voor een verantwoorde herziening van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Gegevens huisdieren en hun baasjes op straat’ |
|
Sven Koopmans (VVD), Arne Weverling (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gegevens huisdieren en hun baasjes op straat»?1
Ja.
Is bekend of recent daadwerkelijk gegevens van huisdieren en hun eigenaren op straat terecht zijn gekomen?
De in het artikel genoemde databanken die gegevens aanleveren voor Identificatie & Registratie Hond (databank bij LNV) hebben aangegeven dat er geen gevoelige informatie van huisdieren en hun eigenaren op straat terecht gekomen is. Naar aanleiding van de constatering door de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) hebben databanken maatregelen genomen, waardoor opvraag van meerdere chipnummers vanaf één IP adres nu onmogelijk is.
Is er van de genoemde beveiligingsincidenten melding gemaakt bij de Autoriteit Persoonsgegevens?
De databanken zijn zelf verantwoordelijk voor het melden van ernstige datalekken bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Mij is bekend dat één van de genoemde databanken een melding heeft gedaan.
Hoe heeft u de aan het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gelieerde organisaties voorbereid op de verhoogde gegevensbeschermingsvereisten van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)?
Alle aangewezen databanken in het kader van Identificatie & Registratie (landbouwhuisdieren of honden) hebben met RVO.nl een bewerkersovereenkomst afgesloten. Voorafgaand aan de aanwijzing en het afsluiten van de overeenkomst is een DPIA uitgevoerd. DPIA staat voor Data Protection Impact Assessment en is een instrument om vooraf de privacyrisico’s van een gegevensverwerking in kaart te brengen. En vervolgens maatregelen te kunnen nemen om de risico’s te verkleinen. De DPIA geeft voldoende waarborg dat voldaan wordt aan de verhoogde gegevens beschermingseisen.
De samenwerking tussen Italië en Libië |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Italië de Libische kustwacht coördineert? Wat is hierop uw reactie?1
Ja.
Klopt het dat Italië directe steun aan de Libische kustwacht geeft door middel van hulp van Italiaanse oorlogsschepen, helikopters en geavanceerde radartechnologie?
Voor zover bekend, heeft Italië aan Libië in ieder geval een schip ter beschikking gesteld.
Wat is uw reactie op de stelling van Charles Heller, een van de auteurs van de studie, dat de Europese Unie (EU) doet aan «refoulement met volmacht»?
Er is, voor zover bekend, geen sprake van aansturing door Italië van de Libische kustwacht. Er vindt evident wel afstemming plaats tussen de Italiaanse en de Libische kustwacht, bijvoorbeeld in het geval dat er nog geen schip in de buurt is van een gesignaleerde boot met drenkelingen om een reddingsoperatie uit te voeren en de verantwoordelijkheid daarvoor bepaald moet worden. De reddingsoperaties van Libische kustwachtschepen worden gecoördineerd door Libische officieren. Van hen wordt verwacht dat zij mensenrechten respecteren tijdens de reddingsoperaties. Dit is ook onderdeel van de training van de Libische kustwacht die onder andere plaatsvindt binnen het mandaat van de EU-missie EUNAVFOR MED Sophia. Binnen deze zelfde missie wordt het monitoringsmechanisme versterkt. Ook daarbuiten worden aanvullende maatregelen getroffen om de monitoring te versterken. Doordat IOM en UNHCR ook aanwezig zijn wanneer drenkelingen aan wal worden gebracht, neemt het internationale toezicht op de Libische kustwacht toe.
De Libische autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de behandeling van migranten en vluchtelingen op het grondgebied van Libië. De Europese Unie richt haar steun op een betere behandeling van vluchtelingen en migranten in Libië door onder andere lokale gemeenten ter verbetering van de dienstverlening. Verdere Europese steun is vooral gericht op het verbeteren van de omstandigheden in de detentiecentra en het bevorderen van de werkzaamheden van IOM en UNHCR waardoor vluchtelingen en kwetsbare migranten beter beschermd worden. De suggestie dat de EU daarmee zou doen aan «refoulement met volmacht» of medeplichtig is aan of verantwoordelijkheid voor misdaden, deel ik dan ook niet.
Hoe verhoudt het nieuws dat Italië de Libische kustwacht rechtstreeks aanstuurt waardoor migranten onder andere in detentiecentra belanden zich tot de eerdere stelling van het kabinet dat die centra inhumaan zijn?2
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat als een entiteit een andere entiteit alle mogelijkheden en instructies geeft om een misdaad te begaan de eerste medeplichtig en verantwoordelijk is?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat als een entiteit een andere entiteit alle mogelijkheden en instructies geeft om het beginsel van refoulement te schenden de eerste medeplichtig en verantwoordelijk is? Zo ja, wat betekent dit dan voor het handelen van Italië ten aanzien van de refoulement van Libië inzake migranten vanuit internationale wateren? Zo nee, waarom ziet u hier een verschil met andere misdaden, bijvoorbeeld in het gehele strafrecht?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich uw antwoorden van 19 december 2017 op Kamervragen over reddingsmissies op zee?3 Verandert het feit dat Italië – lidstaat van de EU – de Libische kustwacht directe steun geef, uw antwoord op de vraag of de Europese Unie (EU) medeplichtig is aan het terugsturen van vluchtelingen naar een onveilig land aangezien u er eerder vanuit ging dat de EU slechts investeerde in de training van de Libische kustwacht? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de rechtszaak die door Global Legal Action Network tegen Italië is aangespannen? Heeft u hierover contact gehad met Italië en het netwerk aangezien deze zaak gevolgen voor het hele Europese handelen ten aanzien van Libië kan hebben?4 Zo ja, wat heeft u besproken? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Zoals hierboven aangegeven, zet het kabinet zich, in samenwerking met de EU-partners, in om mogelijke mensenrechtenschendingen te voorkomen. Het Global Legal Action Network heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid die het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens biedt om een klacht in te dienen tegen een verdragsstaat. Indien het EHRM ertoe overgaat de ingediende klacht officieel aan de Italiaanse staat te communiceren, zullen ter zake uiteraard besprekingen in EU-verband plaatsvinden.
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Belastingdienst |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) op 25 mei 2018 van kracht wordt?
Ja.
Op welk moment zal de Belastingdienst volledig voldoen aan de AVG?
De Belastingdienst heeft in het traject voor implementatie van de AVG een aantal »tekortkomingen in de naleving geconstateerd. In de antwoorden op vraag 5 en 12 worden deze toegelicht. Er zijn al verschillende maatregelen genomen om deze te weg te nemen, maar een aantal maatregelen moet nog uitgevoerd worden. Op het moment dat de nu voorziene maatregelen gerealiseerd zijn, kan gezegd worden dat de Belastingdienst voldoet aan de AVG. Het streven is deze situatie binnen een jaar (gerekend vanaf 25 mei jl.) te bereiken.
Naleving van de AVG is echter geen statisch gegeven, maar een continu proces. Dit mede vanwege het feit dat de AVG veel open normen bevat, die ruimte laten voor aanpassing van te nemen maatregelen op de specifieke kenmerken van een verwerking en de privacyrisico’s die daarmee samenhangen. Bij wijzigingen in wetgeving en in de uitvoeringspraktijk zal steeds bezien moeten worden hoe op een goede manier wordt voldaan aan de eisen die de AVG stelt. De Belastingdienst blijft dus doorlopend werken aan maatregelen die bijdragen aan duurzame naleving. Voorbeelden zijn het structureel geautomatiseerd schonen van bestanden (waar dit voor de korte termijn nog handmatig gebeurt), het ter ondersteuning van transparantie uitbreiden van persoonlijke informatie op portalen zoals MijnBelastingdienst en MijnToeslagen, en het verfijnen van autorisatie (toegang tot gegevens) op basis van nieuwe technieken, die nog beter invulling geven aan beginselen van doelbinding, vertrouwelijkheid en integriteit.
De Belastingdienst heeft er verder voor gezorgd dat de toets op de eisen van de AVG vast onderdeel gaat uitmaken van de (inrichting van) werkprocessen en ICT-voorzieningen (via de uitvoeringstoets op nieuwe wetgeving en door principes als privacy by design en privacy by default op te nemen in architecturen) en bij verdere modernisering van de Belastingdienst, opdat blijvende naleving verzekerd wordt.
Heeft de Belastingdienst inmiddels de beschikking over een register van verwerkingsactiviteiten, met daarin alle verwerkingen? Zo nee, is er een inschatting hoeveel onbekende verwerkingen er nog bestaan bij de Belastingdienst?
Ja, de Belastingdienst beschikt over een register van de verwerkingsactiviteiten, gebaseerd op inventarisatie van alle bekende verwerkingen door de dienstonderdelen. Er is een beheerproces ingericht voor het register, zodat wijzigingen in verwerkingen en nieuwe verwerkingen worden opgenomen in het register en de actualiteit verzekerd wordt.
Bent u bereid om uit het register van verwerkingsactiviteiten, in ieder geval de verwerking, de categorieën van persoonsgegevens, de grondslag en het doel van de verwerking openbaar te maken? (met uitzondering van de delen die opsporing zoals bij de FIOD-ECD betreffen) Zo nee, waarom niet?
De Belastingdienst heeft op de website www.belastingdienst.nl/privacy een overzicht van verwerkingen van persoonsgegevens gepubliceerd waarin de genoemde onderdelen zijn opgenomen. Dat overzicht is ontleend aan het register van verwerkingsactiviteiten, maar omwille van eenduidigheid en toegankelijkheid voor betrokkenen is gekozen voor een andere ordening dan in het register. Hiermee kan de Belastingdienst op dit moment beter invulling geven aan (dit deel van) het transparantiebeginsel uit de AVG. Er wordt naar gestreefd om dit op termijn te doen via directe publicatie van het register. Daarvoor wordt nog een consistentieslag uitgevoerd op het register.
Zijn er verwerkingen die op dit moment in het licht van de AVG als niet rechtmatig zouden moeten worden bestempeld? Zo ja, welke betreft dit en wanneer zijn deze wel rechtmatig te noemen?
De Belastingdienst heeft enkele verwerkingen waarvan de (wettelijke) grondslag onvoldoende is of waarvan de grondslag onderwerp van discussie was in een gerechtelijke procedure. Voor deze verwerkingen wordt een wettelijke grondslag voorbereid of worden alternatieven uitgewerkt. Ook daarbij is het streven deze binnen een jaar gerealiseerd te hebben. Voor zover vaststaat dat de grondslag ontbreekt, is de verwerking van de gegevens gestaakt. Voorbeelden zijn de verwerking van het BSN op het IB47-formulier en het gebruik van camerabeelden voor het toezicht op de motorrijtuigenbelasting.
Kunt u aangeven hoeveel gegevensbeschermingseffectbeoordelingen (PIA’s) er bij de Belastingdienst zijn uitgevoerd en een lijst van deze uitgevoerde PIA’s aan de Kamer doen toekomen?
In 2017 en 2018 (tot en met 25 mei) zijn bij de Belastingdienst zeven PIA’s vastgesteld. Dit waren geen op grond van de AVG verplichte gegevensbeschermingseffectbeoordelingen (zoals de officiële benaming onder de AVG luidt), omdat de verplichtingen uit de AVG ter zake nog niet van toepassing waren. Deze PIA’s zijn gemaakt op grond van het staande kabinetsbeleid over het maken van (wat tot nu toe werd aangeduid als) privacy impact assessments.
Deze PIA’s betroffen:
Kunt u aangeven waar de gesprekken met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) over gaan?
Met de AP is gesproken over de basispositie voor naleving van de AVG per 25 mei die de Belastingdienst heeft opgesteld als grondslag voor implementatieactiviteiten. De AP heeft kennisgenomen van deze basispositie maar hierover geen oordeel gegeven. De AP heeft aangegeven bereid te zijn tot een vervolggesprek. Dit zal in de tweede helft van juni plaatsvinden.
Zijn er met de AP afspraken gemaakt over niet handhaven van de verplichtingen van de AVG bij de Belastingdienst?
Nee. De AP heeft benadrukt dat de AVG voor iedereen geldt.
Is de Belastingdienst – los van de problematieken met de portalen – in staat om vanaf 25 mei de betrokkenen in de zin van de AVG hun rechten op informatie, correctie en wissing te laten uitoefenen? Zo nee, wat is niet mogelijk en wanneer denkt u dat dit wel mogelijk is?
Ja. De Belastingdienst heeft op 25 mei een vernieuwde privacypagina op de website www.belastingdienst.nl gepubliceerd, waarop informatie te vinden is over het doen van een verzoek op grond van de AVG (inzage, correctie en wissing (voor zover dit laatste van toepassing is voor door de Belastingdienst verwerkte persoonsgegevens)). Er is een proces ingericht voor de afdoening van dergelijke verzoeken. Hierop wordt nader ingegaan in het antwoord op vraag 10.
Is de Belastingdienst in staat om verzoeken van betrokkenen tijdig af te wikkelen? Zo nee, hoeveel geld is gereserveerd om vergoedingen op basis van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen te voldoen?
De Belastingdienst heeft het bestaande proces voor behandeling van inzageverzoeken verbeterd. Om een eventuele toename van het aantal verzoeken op te vangen is extra capaciteit gereserveerd.
Omdat door de procesverbeteringen en de extra capaciteit de verzoeken naar verwachting binnen de gestelde termijn van één maand kunnen worden afgehandeld en de AVG de ruimte biedt om deze termijn met twee maanden te verlengen, is geen extra budget gereserveerd voor vergoedingen op basis van de Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen.
Welke gegevens zijn nu niet via portalen te ontsluiten? Waarom moet dit jaren duren voor dit wel mogelijk is?
Het primaire doel van de portalen is om de interactie met en dienstverlening aan burgers en bedrijven optimaal in te richten, zodat zij hun fiscale verplichtingen gemakkelijk kunnen vervullen en hun aanspraak op toeslagen eenvoudig kunnen regelen. Het eenvoudig kunnen delen van informatie tussen de Belastingdienst enerzijds en burger en bedrijf anderzijds (vaak aangeduid als gedeelde informatiepositie) levert daaraan een essentiële bijdrage. De Belastingdienst kiest er voor om die gedeelde informatiepositie ook meer en meer te benutten voor het verhogen van de transparantie-voor burgers en bedrijven. Het realiseren van de gedeelde informatiepositie is daarom primair een onderdeel van het realiseren van de voorzieningen voor moderne interactie. Daarbij speelt een rol dat het ontwikkelen van de gedeelde informatiepositie technische ontsluiting vereist van gegevens die nu als het ware opgesloten zitten in de transactiesystemen van de Belastingdienst. Dit is een technisch en inhoudelijk gecompliceerde operatie die tijd kost.
Overigens kan een betrokkene natuurlijk altijd informatie verkrijgen over de gegevens die de Belastingdienst verwerkt op de eerder genoemde privacypagina op de website, en inzage verkrijgen in zijn eigen persoonsgegeven als hij daar een verzoek toe doet. Met die mogelijkheden wordt al voldaan aan de eisen die de AVG stelt.
Op welke punten voldoet de Belastingdienst niet aan de AVG (zie 21ste halfjarsrappoprtage)? Kunt u uitleggen waar de problemen zitten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 heeft de Belastingdienst enkele gegevensverwerkingen waarvan de (wettelijke) grondslag onvoldoende is of waarvan de grondslag ter discussie staat. Daarnaast heeft de Belastingdienst een aantal applicaties waarin gegevens zijn samengebracht om deze effectief en efficiënt te kunnen gebruiken in toezichts- of bedrijfsvoeringsprocessen. Op het punt van dataminimalisatie en autorisatie (toegang tot de gegevens voor medewerkers) behoeven deze verbetering. Daarom worden ze versneld aangepast of vervangen. De Belastingdienst heeft een achterstand bij het schonen van gegevensbestanden (waarin onder meer persoonsgegevens). Deze achterstand wordt versneld weggewerkt.
Kunt u aangeven voor welke substantiële risico’s er nu maatregelen worden genomen?
Alle organisatieonderdelen van de Belastingdienst hebben een risico- en issueanalyse uitgevoerd op de verwerkingen die zij hebben geïnventariseerd voor het register van verwerkingsactiviteiten. Daaruit komt een aantal generieke issues naar voren dat in elk geval met voorrang aandacht behoeft. In het antwoord op vraag 12 is aangegeven welke maatregelen hiervoor getroffen worden.
Wat wordt verstaan onder een «basispositie», zoals in de halfjaarsrapportage is genoemd?
In de basispositie heeft de Belastingdienst op een aantal onderwerpen doelen geformuleerd die per 25 mei 2018 gerealiseerd moeten zijn. De basispositie geeft daarmee invulling aan de vele open normen (doelvoorschriften) die de AVG bevat en bepaalt te behalen resultaten met betrekking tot concrete verplichtingen uit de AVG. Ook is een aantal randvoorwaarden geformuleerd, met betrekking tot houding, gedrag bij het omgaan met gegevens, en de inrichting van de organisatie. De basispositie dekt de verschillende onderdelen van de AVG af. De in de basispositie opgenomen doelen en resultaten zijn:
Wat valt onder het «groeipad» naar de toekomst? Welke doorlooptijd hanteert u voor het groeipad en kunt u het groeipad aan de Kamer doen toekomen?
Het groeipad voor de toekomst betreft de vraag naar het moment waarop de Belastingdienst volledige naleving van de AVG bereikt zal hebben. Hierop ben ik in het antwoord op vraag 2 ingegaan. Over de voortgang bij realisering van de maatregelen die genoemd zijn in het antwoord op vraag 12 zal ik uw Kamer via de halfjaarsrapportages op de hoogte houden.
Bent u bereid aanvullende hulp aan de Belastingdienst aan te bieden om wel sneller aan de regelgeving te voldoen?
Het voldoen aan de AVG is een normaal onderdeel van de bedrijfsvoering van alle onderdelen van de Belastingdienst. Er is gekozen voor een programma AVG om de implementatie in de aanvangsfase aan te jagen en te ondersteunen. Na 25 mei wordt naleving van de AVG verankerd in de reguliere processen en organisatie, ook wat betreft in te zetten mensen en middelen.
Kunt u nu opheldering geven over de status van de gesprekking met de AP en de inhoud van die gesprekken?
De status van het met de AP gevoerde gesprek over de basispositie AVG is informatief. Op de inhoud van gesprek met de AP is ingegaan in het antwoord op vraag 7. Daarnaast zijn er gesprekken geweest over andere privacygerelateerde onderwerpen, onder andere in het kader van de in het antwoord op vraag 23 genoemde onderzoeken van de AP.
Zijn er verwerkingen voorgelegd voor advies aan de AP? Zo ja, welke betreft dit?
Verwerkingen van persoonsgegevens van de Belastingdienst worden aan de AP voorgelegd als onderdeel van de wettelijke adviestaak van de AP over wetgeving waarin verwerking van persoonsgegevens wordt geregeld. Soms zijn er voorafgaand aan een officiële adviesaanvraag informele contacten met de AP over voorgenomen wetgeving.
Verder zijn gesprekken gevoerd over de verwerking van ANPR-camerabeelden, naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad.
Verwacht u handhavende maatregelen na 25 mei vanuit de AP naar de Belastingdienst? Zo ja, wat bent u van plan te doen om de kans hierop te verminderen? Zo nee, waarom denkt u dat, als u aangeeft dat de Belastingdienst niet aan de AVG voldoet?
Hierover kan ik niets zeggen omdat het nemen van handhavende maatregelen is een eigen verantwoordelijkheid van de AP als onafhankelijke toezichthouder.
Wilt u inzage geven in de acties die u neemt om de medewerkers van de Belastingdienst te informeren over de AVG?
De medewerkers van de Belastingdienst zijn in de eerste plaats geïnformeerd over de AVG in hun hoedanigheid als uitvoerders van de belasting-, toeslagen- en douanewetgeving. Daartoe is een bewustwordings- en opleidingsprogramma ingericht met de volgende onderdelen:
De e-learning modules en de workshops voor leidinggevenden maken blijvend onderdeel uit van het (verplichte) opleidingsaanbod binnen de Belastingdienst. De bijeenkomsten en webinars waren met name gericht op het in de implementatiefase van de AVG versterken van kennis en ervaring in de organisatie.
In de tweede plaats zijn medewerkers van de Belastingdienst geïnformeerd in hun hoedanigheid van werknemer. Daartoe is informatie op het intranet geplaatst over hun rechten onder de AVG en de wijze waarop zij inzage in hun personeelsgegevens kunnen vragen.
Werkt de Belastingdienst actief samen met andere partijen (bijvoorbeeld de Manifestgroep) om via hen kennis in huis te halen (en te delen)? Zo ja, wat doen ze concreet daaraan? Zo nee, waarom niet?
De Belastingdienst wisselt actief kennis en ervaring uit over uitvoering van de AVG, niet alleen met uitvoeringsorganisaties zoals UWV en SVB, maar ook met verschillende ministeries.
Wilt u een overzicht geven van alle datalekken welke het afgelopen jaar intern zijn geregistreerd en welke zijn aangemeld bij de AP?
De melddesk datalekken Belastingdienst beoordeelt beveiligingsincidenten waarbij mogelijk persoonsgegevens verloren zijn gegaan of waarbij onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens niet is uit te sluiten. In 2017 zijn circa 1275 meldingen geregistreerd bij de melddesk datalekken Belastingdienst. Na beoordeling zijn 225 meldingen doorgestuurd naar de AP. In 84 gevallen zijn ook de betrokkenen geïnformeerd omdat die incidenten – zoals de AVG dit omschrijft – mogelijk een hoog risico inhielden voor hun rechten en vrijheden.
Naar welke zaken bij de Belastingdienst is de AP de afgelopen drie jaar een onderzoek gestart? Kunt u daarvan een overzicht geven?
De AP is vanaf januari 2015 drie onderzoeken gestart, te weten:
Over welke van deze zaken heeft de Belastingdienst een onderzoeksrapport ontvangen? Kunt u die rapporten openbaar maken?
Over het onderzoek bij Belastingdienst/Toeslagen naar het verschil tussen de adresregistratie en de feitelijke situatie heeft de AP in november 2016 een rapport uitgebracht. Dit rapport is openbaar.1 De Belastingdienst heeft sindsdien verschillende maatregelen getroffen om dit probleem op te lossen. Dit was aanleiding voor de AP om het dossier te sluiten. De AP heeft de Belastingdienst hierover in april 2018 per brief geïnformeerd.
De onderzoeken naar de afdeling Data & Analytics van de Belastingdienst (en voorgangers) en het btw-identificatienummer lopen nog. Er zijn over die onderzoeken derhalve geen rapporten die openbaar gemaakt kunnen worden.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden en voor 25 mei (de datum dat de AVG van kracht wordt en dus geïmplementeerd zou moeten zijn) aan de Kamer doen toekomen?
Het is helaas niet gelukt om de vragen voor 25 mei te beantwoorden, maar wel binnen de reguliere termijn van uw Kamer.
De behandeling van klokkenluider Roelie Post door de Europese Commissie |
|
Michiel van Nispen (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van VPRO-Argos «Roelie Post. Het leven van een klokkenluider»?1 Was u reeds bekend met deze zaak?
Ja, het kabinet heeft kennisgenomen van de uitzending, het kabinet was niet bekend met alle aspecten die in de uitzending aan de orde kwamen.
Wat is uw reactie op het feit dat Roelie Post, die als ambtenaar bij de Europese Commissie als een van de eersten corruptieschandalen rondom adopties uit Roemenië aan het licht bracht, te maken kreeg met forse tegenwerkingen en bedreigingen die inmiddels zo ernstig zijn dat ze ondergedoken moet leven?
In algemene zin geldt dat het kabinet elke bedreiging tegen ambtsdragers in de publieke sector, ook bij de Europese Commissie, als onacceptabel beschouwt.
Deelt u de mening dat het schrijnend is dat iemand die zich kwetsbaar opstelt als klokkenluider niet alleen te maken heeft met ernstige bedreigingen, maar (inmiddels) ook een slepend conflict heeft met haar werkgever, de Europese Commissie, die haar nooit heeft beschermd maar ook niet erkent als klokkenluider en nu zelfs met forse strafmaatregelen dreigt? Deelt u de mening dat een dergelijke behandeling niet acceptabel is?
Het kabinet acht het van belang dat bescherming van klokkenluiders adequaat geregeld is, zowel in Nederland als in de Europese Unie. In de afgelopen jaren is de aandacht voor klokkenluiders toegenomen.
In Nederland heeft die aandacht geleid tot de Wet Huis voor Klokkenluiders die werkgevers o.a. verplicht om een interne meldregeling te hebben en die het mogelijk maakt dat (potentiële) klokkenluiders advies en ondersteuning krijgen van het externe, onafhankelijke Huis voor Klokkenluiders.
Ook binnen de Europese instellingen is de aandacht voor klokkenluiden en de bescherming van klokkenluiders toegenomen. Personeel van de instellingen van de EU, genieten klokkenluidersbescherming op grond van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie. In 2004 zijn hier procedures aan toegevoegd voor het melden van fraude, corruptie of ernstige onregelmatigheden, en om personeelsleden die inbreuken melden bescherming te bieden tegen negatieve gevolgen.
In 2012 heeft de Commissie nieuwe Guidelines voor klokkenluiden gepubliceerd (SEC 2012 679 final2) met als doel om de effectieve toepassing van de eigen regels met betrekking tot het melden van misstanden en de bescherming van melders/klokkenluiders te verbeteren en te versterken. Hierin onderschrijft de Europese Commissie het belang van een duidelijke procedure en bescherming voor klokkenluiders. Deze Guidelines benoemen de noodzaak «to ensure that members of staff who report serious wrongdoings or concerns in good faith are afforded the utmost confidentiality and greatest degree of protection against any retaliation as a result of their whistleblowing». De Guidelines noemen verschillende interne en externe kanalen (waaronder de Europese Ombudsman) voor werknemers die vermoedens van misstanden kenbaar willen maken en gaan in op verschillende beschermende maatregelen.
Wat zegt het volgens u over de Europese Commissie dat Roelie Post niet de enige is, maar dat in de uitzending van Argos meer voorbeelden worden genoemd van mensen die corruptieschandalen onthulden maar vervolgens in de problemen kwamen? Hoeveel mensen zitten thuis wegens het luiden van de klok?
Het kabinet hecht aan de Guidelines die de Commissie in 2012 heeft aangenomen en de toepassing van deze Guidelines door de instellingen. Het kabinet is niet bekend met de omgang van de Commissie met de in de Argos-uitzending genoemde personen. Het kabinet is niet op de hoogte van het totale aantallen klokkenluiders bij de Commissie die op non-actief staan.
Wat vindt u er van dat niemand bij de Europese Commissie wilde meewerken aan deze uitzending van Argos over deze klokkenluider, en dat ook Eurocommissaris Timmermans nooit iets van zich liet horen in deze kwestie ondanks herhaald verzoek?
Het is een eigenstandige overweging van de Europese Commissie om al dan niet mee te werken aan een uitzending.
Vindt u ook dat, nu er zeer recent door Eurocommissaris Timmermans nieuwe regels zijn aangekondigd om klokkenluiders beter te beschermen, het niet zo kan zijn dat Roelie Post precies het omgekeerde overkomt namelijk dat zij gestraft wordt in plaats van beschermd?2
De recente voorstellen van de Commissie hebben geen betrekking op de positie van medewerkers van de Europese Commissie; hiervoor verwijst het kabinet naar de onder antwoord drie genoemde Guidelines die van toepassing zijn op medewerkers van de Commissie.
Welke mogelijkheden zijn er voor u om te bemiddelen in het conflict tussen Roelie Post en de Europese Commissie? Wat kunt u voor deze klokkenluider betekenen?
De specifieke aspecten van het geschil tussen de Commissie en de betreffende medewerker zijn bij het kabinet niet bekend. In principe gelden voor medewerkers van de Commissie de vastgelegde procedures uit de verordening voor het statuut van Europese ambtenaren, die in deze gevallen van toepassing zijn. Ook verwijst het kabinet naar de onder antwoord drie genoemde Guidelines voor klokkenluiders. Voor het kabinet ligt er om deze reden geen bemiddelende rol voor de hand. Dat laat onverlet dat het kabinet het positief zou vinden indien er naar de inhoud en de geest van de geldende Europese regelgeving een voor beide partijen bevredigende oplossing wordt gevonden in dit geschil.
De afhandeling van oude schades |
|
Sandra Beckerman , Liesbeth van Tongeren (GL), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vraagtekens bij succesverhaal wegwerken oude schades door de NAM»?1
Ja.
Bent u het eens met de kwalificatie dat het voorspoedig afhandelen van oude schades slechts «schone schijn» is? Zo ja waarom? Zo nee, waarom niet?
Op 26 april 2018 heb ik uw Kamer de eerste voortgangsrapportage van NAM gestuurd over de afhandeling van de oude schademeldingen (Kamerstuk 33 529, nr. 460). In de begeleidende brief heb ik geconstateerd dat NAM hard werkt aan een oplossing voor de oude gevallen en dat inmiddels 2035 aanbiedingen zijn verstuurd. Eigenaren die op het aanbod reageren (901) hebben in 95 procent van de gevallen het aanbod van NAM geaccepteerd. Ik heb mij daar positief over uitgesproken. Tegelijk besef ik dat nog niet is vast te stellen of de aanpak door NAM succesvol is. Meer duidelijkheid zal naar verwachting kunnen worden gegeven op basis van de voortgangsrapportage die op 31 mei 2018 door NAM zal worden opgeleverd. Op dat moment zal naar verwachting 90 procent van de eigenaren een aanbod hebben ontvangen.
Herkent u zich in het geschetste beeld dat gedupeerden een te laag aanbod ontvangen?
Nee. Op dit moment beschik ik enkel over cijfers over de respons op de aanbiedingen die NAM heeft gedaan. Daaruit valt niet af te leiden of en hoe vaak bewoners een bod te laag vinden.
Wat vindt u van de kritiek dat het onmogelijk is een goede calculatie te maken als er niet ter plaatse geïnspecteerd wordt?
De calculatie wordt gemaakt op basis van een rapport van de schade dat is opgesteld door een expert die wel degelijk ter plaatse heeft geïnspecteerd.
Bent u van mening dat zes weken te kort is voor gedupeerden om hun zaak aan te melden bij de arbiter?
Zes weken is een gangbare termijn. De Algemene wet bestuursrecht kent ook een termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift van zes weken (artikel 6:7 Awb). Het nieuwe Reglement Arbiter Bodembeweging, dat op korte termijn zal worden gepubliceerd, zal een clausule bevatten waarmee de Arbiter tot 1 september 2018 zaken in behandeling kan nemen als een eigenaar een goede reden heeft waarom aanmelden binnen zes weken niet mogelijk was.
Gaat u voor uw oordeel over hoe succesvol de afhandeling van de oude schades enkel af op berichten van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) en de commissaris van de Koningin in Groningen?
Een oordeel over het succes van de aanpak baseer ik op de feiten. De mate waarin aanbiedingen worden geaccepteerd en zaken worden beslecht is daarbij leidend. Daarnaast is een onafhankelijk onderzoek naar de afhandeling van oude schademeldingen gestart. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek informeren.
Klopt het dat gedupeerden uit het voormalig «buitengebied» volgens de brief van de NAM recht hebben op de waardevermeerderingsregeling maar deze niet bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) aan kunnen vragen? Kunt u toezeggen dat deze groep zo snel mogelijk gebruik kan maken van deze regeling?
SNN zal voor het voormalige buitengebied een met de waardevermeerderingsregeling vergelijkbare regeling uitvoeren, betaald door NAM. SNN is bezig om dit in te richten en online beschikbaar te maken. Bewoners kunnen zich via het mailadres waardevermeerdering@snn.nl aanmelden om een bericht te ontvangen zodra het zover is.
Kunt u toezeggen ook onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de tevredenheid van de gedupeerden?
Op dit moment wordt in opdracht van de commissaris van de Koning in Groningen, NAM en mij onderzocht hoe de afhandeling van de oude schademeldingen verloopt. Zodra de resultaten van dit onderzoek er zijn, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Is er een onafhankelijk meldpunt waar gedupeerden zich met vragen en klachten kunnen melden? Bent u indien dat niet het geval is bereid een meldpunt op te laten richten?
Eigenaren met vragen en klachten over de afhandeling van schademelding kunnen zich melden bij de Onafhankelijke raadsman.
Kunt u een termijn stellen waarbinnen de NAM uitspraken van de arbiter moet opvolgen?
Ik kan NAM niet dwingen een bepaalde termijn in acht te nemen. Ik zal NAM wel in gesprekken oproepen zo snel mogelijk uitvoering te geven aan uitspraken van de Arbiter Bodembeweging.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het rondetafelgesprek over gaswinning uit het Groningenveld op 17 mei 2018?
Ja.
Het bericht ‘Privacywet of niet, Kadaster deelt privégegevens’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Privacywet of niet, Kadaster deelt privégegevens»?1
Dit bericht is mij bekend.
Wat is uw reactie op de bevindingen in het artikel wat betreft het gemak waarmee zeer persoonlijke gegevens opgevraagd kunnen worden?
Privacy en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vind ik belangrijke waarden in onze samenleving. Een belangrijk element daarbij is de verwerking en openbaarheid van privacygevoelige informatie. Ten aanzien van het gemak waarmee persoonsgegevens kunnen worden opgevraagd bij het Kadaster heeft de Autoriteit Persoonsgegevens advies uitgebracht. Dit advies is uitgebracht naar aanleiding van een verzoek van de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie (thans Justitie en Veiligheid). Gezien de verantwoordelijkheid voor het Kadaster wordt de kabinetsreactie opgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Ik verwacht voor het zomerreces de kabinetsreactie hierop toe te kunnen zenden aan de Tweede Kamer. In deze kabinetsreactie ga ik ook in op de vraag van lid Verhoeven.
Ziet u risico’s op het gebied van identiteitsfraude door het relatieve gemak waarmee persoonsgegevens opgevraagd kunnen worden?
Ik acht de kans op identiteitsfraude op basis van informatie uit het Kadaster zeer beperkt.
Uit de meldingen over identiteitsfraude die bij BZK binnenkomen blijkt dat de risico’s voor identiteitsfraude vooral liggen in het combineren van persoonsgegevens zoals het BSN met persoonsgegevens uit andere bronnen. En dan nog is er om identiteitsfraude te kunnen plegen ook vaak (een kopie van) een identiteitsdocument nodig.
In kadastrale registratie zijn alleen NAW-gegevens zichtbaar en opvraagbaar en gegevens zoals geboortedatum, burgerlijke staat en financiële gegevens zoals koopprijs, hypotheekbedrag en de naam van de hypotheekverstrekker. In Notariële akten die worden ingeschreven in de openbare registers van het Kadaster zijn daarnaast gegevens zoals aard en nummer van een identiteitsdocument opgenomen. Ook deze gegevens zijn openbaar. Daar staat tegenover dat noch in de Kadastrale Registratie, noch in de openbare registers van het Kadaster BSN-nummers openbaar zijn. Ook identiteitsdocumenten of kopieën van identiteitsdocumenten worden niet opgenomen in de openbare registers van het Kadaster. Vandaar dat ik stel dat het risico op identiteitsfraude op basis van informatie uit het Kadaster zeer beperkt is.
Welke afwegingen maakt u in dergelijke gevallen tussen het belang van rechtszekerheid in de vastgoedmarkt en de privacy van personen, zonder dat beiden in het geding komen?
Deze punten komen aan de orde in de onder vraag 2 genoemde kabinetsreactie.
Bent u bereid te onderzoeken op wat voor manier bepaalde persoonlijke gegevens beter afgeschermd kunnen worden, bijvoorbeeld door alleen toegang toe te staan voor personen met een gerechtvaardigd belang, zoals makelaars, notarissen en taxateurs?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u nader ingaan op de in het artikel genoemde oplossing voor uitzonderingsgevallen? Naar welke algemene maatregel van bestuur wordt in dit kader verwezen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om het Kadaster adviezen te laten geven aan notarissen over dingen die niet meer in aktes mogen worden opgenomen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat consumenten bot vangen bij Tuchtrecht Banken |
|
Mahir Alkaya |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Kent u het bericht dat consumenten, die zich melden bij de Stichting Tuchtrecht Banken, bot vangen?1
Ja.
Erkent u dat het uiterst opmerkelijk is dat tot dusver de Stichting Tuchtrecht Banken vooral zaken behandelt die door de banken zelf worden aangedragen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Volgens cijfers die ontleend zijn aan de Stichting Tuchtrecht Banken zijn er tussen 2015 en 2018 in 244 meldingen door consumenten ingediend en 141 door banken. Van deze meldingen hebben er 20 tot een uitspraak van de tuchtcommissie geleid, waarvan er 7 afkomstig zijn van consumenten. Meldingen worden niet doorgestuurd naar de tuchtcommissie als ze ongegrond zijn of als ze onvoldoende ernstig zijn. Uit de cijfers blijkt dat het overgrote deel van de meldingen die de tuchtcommissie niet bereiken ongegrond zijn verklaard. Een melding is volgens het tuchtreglement2 van de Stichting Tuchtrecht Banken onder meer ongegrond wanneer de gedraging waarop de melding betrekking heeft onderdeel is van de interne klacht- of onderzoeksprocedures van de betrokken bank of wanneer die in behandeling is of is geweest bij een toezichthouder uit hoofde van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Hiernaast moet de melding betrekking hebben op een gedraging die plaats heeft gevonden nadat degene tegen wie de melding gericht is de bankierseed heeft afgelegd. Voor personen die voor 1 april 2015 reeds werkzaam waren in de bancaire sector geldt dat zij op 1 april 2016 de eed moeten hebben afgelegd. Bovendien moet de melding zien op een overtreding van de gedragscode3 die op de bankierseed is gebaseerd. In de gedragscode staat onder meer dat bankmedewerkers integer en zorgvuldig zijn, ze een zorgvuldige afweging van belangen maken en zich aan de wet en andere regels houden die voor het werken bij de bank gelden. Indien een individuele medewerker op een moment nadat die de bankierseed heeft afgelegd in strijd met deze regels handelt is die tuchtrechtelijk aan te spreken. Meldingen van consumenten die niet voor de tuchtcommissie zijn gekomen zagen in de regel op een verzoek om schadevergoeding, of gingen over zaken als spaarrente of de beloning van de bestuursvoorzitter, waar het tuchtrecht voor individuele bankmedewerkers niet voor bedoeld is. Voor dergelijke geschillen, waar veelal het beleid van de bank ter discussie staat, en niet de individuele gedraging van de bankmedewerker, hebben consumenten andere mogelijkheden. Consumenten kunnen hiervoor bijvoorbeeld naar KiFiD (het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening) of naar de burgerlijke rechter. De Stichting Tuchtrecht Banken verwijst consumenten actief door naar het KiFiD of de burgerlijke rechter indien daar aanleiding toe is.
Kunt u een overzicht geven van de meldingen die bij de Stichting Tuchtrecht Banken binnen zijn gekomen, van wie ze afkomstig waren en hoe deze klachten zijn behandeld dan wel op welke grond ze zijn afgewezen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat wanneer consumenten nauwelijks gehoord worden door de Stichting Tuchtrecht Banken het beeld ontstaat dat het tuchtrecht er niet voor hen is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Tuchtrecht richt zich bij uitstek op het functioneren van het individu (de medewerker). Tuchtrecht is primair gericht op de beoordeling van de vraag of een individu de voor de groep geldende normen en regels heeft nageleefd. Sanctionering van overtreding van die normen vormt een wezenlijk onderdeel van het tuchtrecht. De tuchtrechtelijke instantie kan met de toetsing van het concrete gedrag van groepsleden normovertredingen zichtbaar maken voor personen binnen en buiten de groep en indien nodig maatregelen opleggen. Medewerkers worden zich hierdoor meer bewust van de normen en waarden die in de sector (behoren te) gelden.
Voor het aanspreken van de bank als organisatie bestaan voldoende andere mogelijkheden. Zo richt het bestuursrechtelijk toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) zich primair op de financiële onderneming. Dit toezicht door DNB en de AFM ziet ook op gedrag en cultuur. Ook het civiele recht biedt mogelijkheden voor consumenten jegens een bank. Zo kan een consument schadevergoeding van een bank vorderen ingeval van bijvoorbeeld schending van de (civielrechtelijke) zorgplicht. Er is dan ook geen aanleiding – en dit zou ook zeer afwijken van andere tuchtrechtelijke stelsels, zoals het medisch tuchtrecht – om banken als organisatie te onderwerpen aan tuchtrecht.
Wel acht ik het van belang dat ook consumenten de Stichting Tuchtrecht Banken goed weten te vinden en dat zoveel mogelijk onduidelijkheid over de bevoegdheden van de stichting en de werking van het tuchtrecht wordt voorkomen. Veel klachten die door consumenten bij de Stichting Tuchtrecht Banken zijn ingediend komen voort uit een geschil met een bank (en hebben de facto geen betrekking op tuchtrechtelijk laakbaar handelen van een individuele medewerker). Deze klachten vallen veeleer onder de competentie van KiFiD of de burgerlijke rechter. De Stichting Tuchtrecht Banken en KiFiD hebben in dit kader afspraken gemaakt. De Stichting Tuchtrecht Banken vermeldt, indien daar aanleiding toe is, in afwijzingsbrieven dat de gedraging waar de melding betrekking op heeft zich leent voor behandeling door KiFiD of de burgerlijke rechter. Omgekeerd is in het reglement van KiFiD opgenomen dat klachten die bij het KiFiD zijn ingediend die zien op tuchtrechtelijk laakbaar handelen worden doorgestuurd naar het relevante tuchtrechtelijke college. Daarnaast heeft de Stichting Tuchtrecht Banken ter ondersteuning van consumenten die een melding willen doen een checklist4 ontwikkeld die ingevuld moet worden voordat een melding daadwerkelijk wordt ingediend en waarmee vooraf reeds duidelijkheid wordt verschaft over de geschiktheid van de melding voor de Stichting Tuchtrecht Banken.
Bent u van mening dat het doel van de bankierseed en het tuchtrecht – namelijk opbouw van professionele integriteit binnen de beroepsgroepen in een bank en daarmee herstel van vertrouwen in de banken – niet behaald wordt als blijkt dat consumenten met klachten geen gehoor krijgen op basis van de bankierseed en het tuchtrecht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze kan een consument met een klacht over beleid van een bank – dat vaak niet op een individuele bankmedewerker kan worden geprojecteerd – wel zijn recht halen? Blijken de bankierseed en het tuchtrecht voor dit soort klachten ongeschikt?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van de suggestie om banken als organisatie tuchtrechtelijk aan te klagen? Bent u bereid dit mogelijk te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
De berichten "Aanrander nog hier" en "Doodsbang voor het monster uit Hoorn." |
|
Sietse Fritsma (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Aanrander nog hier» en «Doodsbang voor het monster uit Hoorn.»1?
Ja.
Waarom is asielzoeker en dader van verkrachting Mohammed M. nog steeds in Nederland terwijl op 22 februari 2018 het onvoorwaardelijk deel van zijn straf erop zit en de voormalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan het slachtoffer heeft beloofd dat hij wordt uitgezet?
Na het uitzitten van zijn strafdetentie is betrokkene aansluitend in vreemdelingenbewaring gesteld ter fine van uitzetting. Hij kon niet onmiddellijk worden uitgezet, omdat hij op 22 februari 2018 een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend. Deze is op 26 maart 2018 afgewezen en de rechtbank heeft op 9 het beroep ongegrond verklaard. Het hoger beroep dat de vreemdeling hiertegen heeft ingesteld, is op 23 mei 2018 kennelijk ongegrond verklaard. Op 25 mei is betrokkene succesvol uitgezet naar Mogadishu.
Zelfs al zou het regelen van de benodigde reisdocumenten de vertraging veroorzaken, waarom is dit nog steeds niet op orde, terwijl de voormalig Staatssecretaris op 7 juli 2017 heeft bevestigd dat wordt gestart met de intrekking van de verblijfsvergunning en van de uitzetting.
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer is de verblijfsvergunning ingetrokken?
Het besluit om de verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in te trekken alsmede het opleggen van een zwaar inreisverbod voor de duur van 10 jaar is op 9 november 2017 aan de vreemdeling bekendgemaakt.
Waarom moet het slachtoffer voor de zoveelste keer zelf achter de feiten aan, omdat het Openbaar Ministerie, in strijd met het beleid dat aan de Tweede Kamer is beloofd, haar niet actief heeft geïnformeerd?
Deelt u de mening dat het een gotspe is dat het slachtoffer, dat eerst zelf voor de opsporing van de dader heeft gezorgd, nu wederom in onzekerheid en angst moet leven, omdat de overheid haar voor de tweede keer in de steek laat? Zo ja, wat gaat u er aan doen teneinde hier per direct een einde aan te maken?
Bent u bereid excuses te maken aan het slachtoffer voor dit wanbeleid? Zo nee, waarom niet?
Kunt u garanderen dat betrokkene alsnog zeer snel uit Nederland wordt verwijderd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De telefonische verkoop van ongevraagde producten |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gratis puzzelboek van Puzzelbrein blijkt abonnement te zijn»?1
Ja.
Deel u de mening dat indien de wijze waarop de in het bericht genoemde bedrijf zijn product verkoopt al juridisch toegestaan zou zijn, het tenminste om een methode gaat waarbij de consument te gemakkelijk een niet weloverwogen beslissing kan nemen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Consumenten kunnen worden benaderd door bedrijven om gratis kennis te maken met hun producten of diensten, al dan niet in combinatie met een abonnement. Dit is op zichzelf een toegestane wijze van marketing. Het is echter niet toegestaan dat consumenten zich onbewust via een proefzending abonneren op betaalde vervolgzendingen.
Bedrijven moeten op basis van artikelen 193a en verder en 230g en verder van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (ter implementatie van richtlijn oneerlijke handelspraktijken (2005/29/EG) en richtlijn inzake consumentenrechten (2011/83/EU)) duidelijke informatie verstrekken over de voornaamste kenmerken, de prijs en de duur van de overeenkomst en bedrijven mogen consumenten niet misleiden of agressief benaderen. Zo volgt uit de wet dat het misleidend is om een product als gratis, voor niets of kosteloos te omschrijven als de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel dit te laten bezorgen.
Het is niet aan mij om te beoordelen of de handelspraktijk van dit specifieke bedrijf juridisch toelaatbaar is. De ACM is aangewezen om toezicht te houden op naleving van de regels. Wanneer de ACM constateert dat een handelaar in strijd met de regels handelt kan de ACM handhavend optreden en kan de consument een overeenkomst die als gevolg van deze misleidende handeling is gesloten, vernietigen. In het verleden heeft de ACM diverse malen opgetreden tegen handelaren die zich niet aan de regels houden en consumenten gewaarschuwd tegen dergelijke handelspraktijken.
Is het waar dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) eerder aan een aan het genoemde bedrijf gelieerde partner een boete uit heeft gedeeld?
Kassa geeft in haar bericht aan dat de eigenaar van Puzzelbrein de partner is van de eigenaar van Editie Enigma. De ACM heeft in 2015 aan Calatus B.V., uitgever van onder andere het puzzelmagazine Editie Enigma, een boete van in totaal 200.000 euro opgelegd omdat zij oneerlijke handelspraktijken heeft verricht.
Doet de ACM onderzoek naar het in het bericht genoemde bedrijf? Zo nee, waarom niet?
De ACM is een onafhankelijk toezichthouder en ik kan geen uitspraken doen over (eventuele) lopende onderzoeken.
Hoe vaak komt het voor dat de ACM, al dan niet via het loket ConsuWijzer, klachten ontvangt over de telefonische verkoop van producten?
De ACM heeft mij laten weten regelmatig meldingen en klachten te ontvangen van consumenten die zich onbewust via een proefzending abonneren op betaalde vervolgzendingen, en dat de problematiek de aandacht heeft van de ACM.
Deelt u de mening dat ook voor de telefonische verkoop het schriftelijkheidsvereiste zou moeten gaan gelden? Zo ja, overweegt u de wetgeving hierop aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Het schriftelijkheidsvereiste geldt al voor de telefonische verkoop van het regelmatig leveren van diensten en het regelmatig leveren van energie, water of stadsverwarming (artikel 230v, zesde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek). Pas als de consument schriftelijk heeft ingestemd is er sprake van een overeenkomst. Zonder handtekening is de overeenkomst niet geldig en hoeft de consument niet te betalen.
De Europese Commissie heeft recent een onderzoek gepubliceerd over misleidende «gratis» proeven en misleidingen rondom abonnementen. Ik ben met de ACM in gesprek over de conclusies van dit onderzoek. De uitkomsten van deze gesprekken, waar ook het schriftelijkheidsvereiste aan bod komt, neem ik mee in mijn overweging of er voldoende aanleiding is voor het aanpassen van wetgeving.
Het verzoek van Friesland en Zeeland aan jongeren stemrecht vanaf 16 jaar te gunnen |
|
Nevin Özütok (GL), Rob Jetten (D66) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() ![]() |
Heeft het verzoek van de provincies Friesland en Zeeland om bij de Statenverkiezingen in 2019 een proef te houden met verlaging van de stemrechtigde leeftijd naar zestien jaar, zoals aangekondigd in onder andere de Leeuwarder Courant, u ondertussen bereikt?1
Ik heb geen formeel verzoek ontvangen. Wel is dit onderwerp ambtelijk ingebracht.
Bent u voornemens positief te reageren op het verzoek van de beide provincies? Zo ja, op welke termijn acht u een proef haalbaar? Zo nee, waarom niet?
Op grond van artikel 129, eerste lid, van de Grondwet gelden voor het actief en het passief kiesrecht voor de verkiezing van de provinciale staten en de gemeenteraad dezelfde vereisten als voor de verkiezing van de Tweede Kamer. Het actief en het passief kiesrecht voor de verkiezing van de Tweede Kamer komt op grond van de artikelen 54 en 56 van de Grondwet toe aan de Nederlanders die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en niet zijn uitgesloten van het kiesrecht. De Grondwet staat niet toe het kiesrecht toe te kennen aan jongere personen, ook niet bij wijze van experiment.
Welke grondwettelijke ruimte bestaat er om voor de verschillende soorten verkiezingen een lagere actief en passief kiesgerechtigde leeftijd dan achttien jaar te hanteren, al dan niet via een experiment?
Zie antwoord vraag 2.
Welke (contra-)criteria bepalen volgens u vanaf welke leeftijd een persoon kiesgerechtigd moet zijn?
In 2009/2010 heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een verkennende studie laten uitvoeren door de Universiteit Twente. Deze studie, getiteld «Het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd tot 16 jaar; debatten, argumenten en consequenties», is destijds aan de Eerste Kamer gestuurd.2 In deze studie is ingegaan op drie hoofdvragen. De eerste hoofdvraag betrof de vraag in welke landen het debat over het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd tot 16 jaar is gevoerd, waaruit dat debat bestond en waartoe dit debat leidde. De tweede hoofdvraag ging over de argumenten die in de debatten worden gebruikt om de verlaging te rechtvaardigen dan wel tegen te houden. De derde hoofdvraag betrof de feitelijke consequenties van het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd. Dit rapport voeg ik bij deze beantwoording bij.
In deze studie zijn negen argumenten opgenomen die een rol spelen in de discussie over verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd. Zoals aandacht van politici voor thema’s die jongeren bezighouden, de opkomst voor verkiezingen, politieke betrokkenheid van jongeren, het hebben van burgerlijke plichten in relatie tot beslissen over collectieve beslissingen en (politieke) rijpheid/volwassenheid. Deze argumenten zijn m.i. sinds het rapport niet wezenlijk veranderd. De conclusie van het onderzoek was dat het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd waarschijnlijk noch in positieve noch in negatieve zin consequenties zal hebben. Naar aanleiding van deze studie zag de Staatssecretaris van BZK geen aanleiding om de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen naar 16 jaar.
Uit het onderzoek kwam verder naar voren dat er weinig empirisch onderzoek beschikbaar was naar verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd en dat vooral onderzoek naar veronderstelde lange termijneffecten afwezig was.
In welke mate vindt u de invulling van die, en mogelijke andere criteria, die gebruikt zijn bij de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd van achttien jaar nog actueel? In welke mate geven maatschappelijk veranderingen aanleiding tot een herweging?
Bij de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd naar achttien jaar zijn verschillende criteria en argumenten aan de orde geweest. De Staatscommissie Cals/Donner noemde als criteria en argumenten de aansluiting bij (de discussie over) de leeftijdsgrens in de landen van West-Europa, maatschappelijke ervaring, politieke rijpheid, bezonkenheid van oordeel, leeftijd voor militaire dienstplicht, de gemiddelde leeftijd waarop men huwt, geïnformeerdheid (via onderwijs en media) en de aansluiting bij de leeftijd voor meerderjarigheid.3 Een deel van deze argumenten en criteria zal bij hernieuwde discussie over de kiesgerechtigde leeftijd opnieuw een rol spelen.
Op dit moment heb ik geen aanwijzingen dat het maatschappelijk debat wijst in de richting van een grote wens tot verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd naar 16 jaar. Wel bestaat er behoefte aan meer betrokkenheid van burgers, waaronder jongeren, bij beleids- en besluitvorming. Ik acht het zeker van belang om jongeren te betrekken bij vraagstukken die ook voor hen nu of later van belang zijn. Daarbij geldt hoe eerder deze betrokkenheid gerealiseerd kan worden, hoe beter dat is.
Dat kan op verschillende manieren. Provincies hebben daarvoor binnen de kaders van wet- en regelgeving zelf al de nodige mogelijkheden. Ook is mijn voorganger in de brief aan de Tweede Kamer van 12 april 2017 ingegaan op hoe de overheid zich samen met partners inzet op het vergroten van het bewustzijn van jongeren over politiek, democratie en stemrecht.4 Daarbij gaat het o.a. om de activiteiten van ProDemos gericht op het betrekken van jongeren bij politiek en democratie, de aandacht voor jongeren in de meerjarige publiekscampagne «Elke stem telt» en de activiteiten van de Nationale Jeugdraad.
Daarnaast is in het Programma Versterking Democratie en Bestuur, dat ik voor de zomer aan de Tweede Kamer zal sturen, aandacht voor de verbinding tussen burger en bestuur. Eén van de onderdelen hiervan is het ondersteunen van gemeenten bij de implementatie van open source participatietools. Ik kan mij voorstellen dat juist digitale vormen van democratische participatie aansluiten bij de leefwereld van jongeren en hun betrokkenheid kan vergroten. In het kader van dit programma treed ik graag nader in overleg met de provincies Zeeland en Fryslân, die met de gedachte spelen om jongeren intensiever te betrekken.
Ook kan aan minderjarigen wel kiesrecht worden toegekend voor verkiezingen voor bijvoorbeeld stadsdeel- of gebiedscommissies of wijkraden binnen gemeenten. Zo heeft de gemeente Rotterdam op 21 maart jl. voor de verkiezingen voor gebiedscommissies en wijkraden het kiesrecht toegekend aan 16- en 17-jarigen. Omdat deze gebiedscommissies en wijkraden geen algemeen vertegenwoordigende organen zijn in de zin van artikel 4 van de Grondwet, worden de verkiezingen daarvoor niet geregeld in de Kieswet, maar in een raadsverordening.
Tot slot is het mogelijk dat de Staatscommissie Parlementair Stelsel in haar tussenrapportage, die eind juni wordt verwacht, aandacht aan dit onderwerp schenkt.
In welke landen (en deelstaten van landen met een federaal staatsbestel) is de kiesgerechtigde leeftijd al naar zestien jaar verlaagd?
In het overgrote deel van de landen ligt de kiesgerechtigde leeftijd op 18 jaar. Wereldwijd ligt de leeftijd waarop men voor het eerst kan kiezen tussen 16 en 25 jaar. Van de EU-lidstaten ligt in Oostenrijk de kiesgerechtigde leeftijd voor landelijke verkiezingen op 16 jaar en heel recent heeft ook Malta hiertoe besloten. Daarnaast ligt in een handvol andere landen de kiesgerechtigde leeftijd voor iedereen op 16 jaar. Datzelfde geldt voor de kiesgerechtigde leeftijd vanaf 17 jaar. Deze leeftijd geldt bijvoorbeeld in Griekenland.
Enkele Duitse deelstaten en gemeenten kennen een kiesgerechtigde leeftijd van 16 jaar. Dat geldt ook voor het Zwitserse kanton Glarus en voor Guernsey, Jersey en het eiland Man. In Oostenrijk, Malta en Schotland ligt de kiesgerechtigde leeftijd voor lokale/regionale verkiezingen op 16 jaar. In de Verenigde Staten zijn ook enkele voorbeelden te vinden.
Kent u onderzoeken in die landen naar de veronderstelde positieve gevolgen van de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd voor de betrokkenheid van jongeren bij het politieke proces, zowel op korte als langere termijn? Zo ja, kunt u deze met de beantwoording meesturen?
Zie antwoord vraag 4.
De uitzetting van de in de Hoornze zedenzaak voor verkrachting veroordeelde Mohamed M. |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich het bericht «Dijkhoff: Somalische aanrander uitzetten»1 en kent u het bericht «Slachtoffer Sylvia geschokt: aanrander nog steeds hier»2?
Ja.
Is er begonnen met de procedure teneinde de verblijfsvergunning van Mohamed M. in te trekken en hem vervolgens uit te zetten? Zo ja, wanneer is er met die procedure begonnen en wat is de stand van zaken daarvan? Zo nee, waarom niet?
De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechter heeft aan deze straf een proeftijd verbonden van 2 jaar. In deze twee jaar mag de verdachte zich niet schuldig maken aan een misdrijf. Daarnaast moet de verdachte zich houden aan de voorwaarden van de reclassering en mag hij geen (in)direct contact opnemen dan wel zoeken met het slachtoffer.
Na het onherroepelijk worden van de strafrechtelijke veroordeling van de vreemdeling is de IND op 15 augustus 2017 met de intrekkingsprocedure begonnen. Het besluit om de verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in te trekken is op 9 november 2017 aan de vreemdeling bekendgemaakt. Tegen het besluit tot intrekking is door de vreemdeling geen beroep ingesteld, waardoor het intrekkingsbesluit in rechte onaantastbaar is geworden.
Na het uitzitten van zijn strafdetentie is betrokkene aansluitend in vreemdelingenbewaring gesteld ter fine van uitzetting. Hij kon niet onmiddellijk worden uitgezet, omdat hij op 22 februari 2018 een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend. Deze is op 26 maart 2018 afgewezen en de rechtbank heeft op 9 mei 2018 het beroep ongegrond verklaard. Het hoger beroep dat de vreemdeling hiertegen heeft ingesteld, is op 23 mei 2018 kennelijk ongegrond verklaard. Op 25 mei 2018 is betrokkene succesvol uitgezet naar Mogadishu.
Heeft de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) Mohamed M. al tot ongewenst vreemdeling verklaard? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
In situaties als deze is ongewenstverklaring juridisch niet mogelijk. Conform de huidige wet- en regelgeving heeft de vreemdeling een vergelijkbare maatregel, te weten een inreisverbod opgelegd gekregen voor de duur van 10 jaar. Dit betekent dat de vreemdeling gedurende deze periode geen toegang heeft tot Nederland, andere landen van de Europese Unie/ de Europese Economische Ruimte en Zwitserland. De duur van het inreisverbod is gestart op de dag van uitzetting, dus 25 mei 2018.
Bevindt Mohamad M. zich momenteel in vreemdeligendetentie? Zo nee, waarom niet en is bij de justitiële autoriteiten of de IND bekend wat de verblijfplaats van Mohamed M. is? Zo nee, waarom niet en hoe kan dan voor zijn uitzetting worden gezorgd?
Zie antwoord vraag 2.
Wat wordt er gedaan teneinde te voorkomen dat Mohamed M. in de buurt van zijn slachtoffer komt of nieuwe slachtoffers kan maken?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitzetting van Mohamed M.? Zijn er belemmeringen teneinde hem uit te zetten? Zo ja, wat zijn die en hoe kunnen die worden weggenomen? Zo nee, waarom is Mohamed M. dan nog niet uitgezet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Honderden appende vrachtwagenchauffeurs betrapt vanuit touringcar’ |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht van RTL Nieuws dat in slechts twee dagen maar liefst 440 vrachtwagenchauffeurs zijn bekeurd vanwege het gebruik van een smartphone achter het stuur?1 Wat vindt u van deze ongelofelijke hoeveelheid van overtreders en het feit dat het juist professionele weggebruikers betreft?
Ik ben bekend met dit bericht. Het betrof 440 staande gehouden en bekeurde bestuurders van vrachtwagens en personenvoertuigen. De aantallen en het feit dat het hier ook vrachtwagenchauffeurs betreft acht ik zorgelijk.
Wanneer valt een publiekscampagne die wijst op de gevaren van smartphonegebruik achter het stuur te verwachten? Hoe richt u zich daarbij specifiek op vrachtwagenchauffeurs? Hoe bereikt u de vele buitenlandse truckchauffeurs die dagelijks door Nederland rijden?
Op dit moment zijn de voorbereidingen door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) in volle gang voor een campagne als opvolger van «Onderweg ben je Offline». Ook wordt er gewerkt aan een beeldmerk dat, net als bij de Bob-campagne, langere tijd mee kan. De campagne zal in september van start gaan. In de campagne wordt ook het beeldmerk gelanceerd. De boodschap van de campagne richt zich op alle weggebruikers. Naast TV-spots en online uitingen worden ook de mottoborden langs de snelweg ingezet. Met de mottoborden bereiken we dus ook alle vrachtwagenchauffeurs die in Nederland rijden, inclusief buitenlandse chauffeurs. Naast deze massamediale campagne besteden branche organisaties regelmatig aandacht aan afleiding door smartphones in hun magazines.
Wat doen de brancheorganisaties voor transport en logistiek zelf om bewustwording onder hun leden te vergroten? Welke ideeën leven er om dit roekeloze gedrag flink terug te dringen? Wie heeft daarbij welke verantwoordelijkheid? Kan de Kamer een actieplan tegen smartphonegebruik in het professionele wegverkeer verwachten?
Ook voor de brancheorganisaties is afleiding door smartphones een belangrijk aandachtspunt. Zij brengen dit regelmatig onder de aandacht bij hun leden en stimuleren het gebruik van technische oplossingen die mobiel telefoongebruik gebruik onderweg tegengaan.
In september 2017 heeft IenW, samen met maatschappelijke partners en marktpartijen, het convenant «Veilig gebruik smartfuncties in het verkeer» gelanceerd. Deze is met name bedoeld voor producenten van in-car systemen, apps en telefoons maar ook voor werkgevers. De eerste 50 partijen hebben inmiddels getekend, waaronder Transport en Logistiek Nederland (TLN), Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) en een aantal grote werkgevers. Ondertekenen betekent dat betreffende organisatie concrete toezeggingen doet om te komen tot veilig gebruik van smartfuncties in het verkeer. Er blijven nieuwe partijen geworven worden. De transportbedrijven zullen hiervoor gericht worden benaderd.
Wat vindt u van de wijze van controleren van de politie? Wat kan de politie verder doen? Zijn er plannen dit soort gerichte acties in het hele land uit te voeren? Bent u van plan deze werkwijze, waarbij vanuit een touringcar of hoger voertuig gecontroleerd wordt, aan te bevelen?
Ik vind het een goede zaak dat de politie nieuwe methodes uitprobeert om het smartphone-gebruik achter het stuur tegen te gaan. De in het bericht genoemde actie betrof een pilot in Oost-Nederland, die aldaar een vervolg zal krijgen. Naast de in het bericht genoemde actie is de politie momenteel ook bezig met een pilot om digitaal te handhaven op telefoongebruik in het verkeer. Welke methodes het meest effectief zijn laat ik aan de professionaliteit van de politie.
Hoeveel aandacht krijgt het opsporen van smartphonegebruik achter het stuur thans van de politie of het openbaar ministerie? Kan de Kamer een redelijke verhoging van de strafmaat verwachten, zeker wanneer het professionele weggebruikers betreft? Heeft u nagedacht om een verschil te maken tussen de overtreding en de risico’s die een professionele vrachtwagenchauffeur die dagelijks op de weg zit neemt met een zware truck, of de risico’s die een roekeloze automobilist neemt? Zit daar volgens u verschil in? Wanneer valt (gewijzigde) wetgeving hierover te verwachten?
«Afleiding in het verkeer», waaronder smartphonegebruik achter het stuur, zoals handheld bellen en appen, is door het OM en de politie benoemd tot één van de prioriteiten van de teams Verkeer van de politie. In de cijfers over de eerste vier maanden van 2018 is een flinke stijging te zien van het aantal staandehoudingen voor het gebruik van de telefoon in het verkeer. In de eerste vier maanden van 2018 zijn 36.661 overtredingen wegens handheldbellen geconstateerd. Dat is ongeveer een kwart meer dan de 27.029 in dezelfde periode in 2017.2 Om de pakkans verder te verhogen is de politie, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4, daarnaast bezig met een pilot om hier ook digitaal op te kunnen handhaven.
Ten aanzien van de strafmaat geldt dat ik de strafmaat wil verhogen in die gevallen waarin het gebruik van een mobiele telefoon concreet gevaar oplevert. In het wetsvoorstel straftoemeting ernstige verkeersdelicten wordt daarom de mogelijkheid geboden om concreet gevaarlijk gebruik van een mobiele telefoon in het verkeer strenger aan te pakken dan nu het geval is. Daarbij kan een rechter alle omstandigheden van het geval meewegen. Zoals of er al dan niet sprake is van een mogelijke extra gevaar zetting doordat het bestuurde voertuig groter en zwaarder is en of het een professionele weggebruiker betreft. De consultatiefase van dit wetsvoorstel is afgerond en na verwerking van de adviezen wordt het wetsvoorstel naar de Raad van State gestuurd. Ik verwacht het wetsvoorstel vervolgens na de zomer aan uw Kamer te kunnen sturen.
Het overwegen van strafverzwarende omstandigheden bij geweld met een racistisch, antisemitisch of homofoob oogmerk |
|
Kathalijne Buitenweg (GL), Gert-Jan Segers (CU) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Deelt u de mening dat de dreiging in het geval van een racistisch, religieus, homofoob of antisemitisch oogmerk bij bijvoorbeeld vernieling, mishandeling of geweld, verder reikt dan het individu waarop deze vernieling, mishandeling of geweld gericht is, doordat deze handelingen gericht zijn tegen het individu als lid van een vermeend minderwaardige groep?
Ja. Misdrijven als vernieling, mishandeling of geweldpleging maken een inbreuk op belangrijke rechtsgoederen als lijf en goed. Wanneer daarbij sprake is van een discriminatie-aspect raakt het daarnaast aan belangrijke uitgangspunten van de (pluriforme) samenleving zoals aanspraken van burgers op gelijkheid en het zijn van volwaardig burger. Discriminatie raakt zo niet alleen individuele personen, maar de gehele samenleving.
Kunt u bevestigen dat het, conform de Aanwijzing discriminatie van het openbaar ministerie (OM), in de eis betrekken van een discriminatoir aspect als strafverzwarende omstandigheid, de enige mogelijkheid is om discriminatoire motieven mee te wegen in de berechting? Klopt het dat de eis niet de gestelde maximum vrijheidsstraf die gesteld is op het betreffende commune delict te boven kan gaan?
Van belang is dat het Nederlandse strafrecht – anders dan het recht van sommige andere landen – uitgaat van algemene strafbaarstellingen. Voorzien is in een strafmaat die zo is gekozen dat ook bij de meest ernstige varianten van een bepaald misdrijf voldoende strafruimte is om een passende straf op te leggen. Dit betekent dat in het Nederlandse strafrecht relatief weinig in wettelijke strafverzwarende omstandigheden is voorzien. Deze straftoemetingsvrijheid heeft als voordeel dat steeds recht kan worden gedaan aan de concrete omstandigheden van het geval, zonder dat verschillende aanvullende omstandigheden ook hoeven te worden bewezen. Wel moet aannemelijk worden dat een dergelijke omstandigheid aanwezig was. Deze systematiek maakt het mogelijk om alle feiten en omstandigheden van het geval mee te wegen en af te wegen om zo tot een rechtvaardige straf te komen. Het gaat daarbij niet alleen om een bepaalde intentie of achterliggend oogmerk van de verdachte, maar ook andere omstandigheden, zoals de verdere toedracht van het feit en de toegebrachte schade.
Wanneer een discriminatie-aspect als motief of als aanleiding heeft meegespeeld bij het plegen van een commuun delict als mishandeling, openlijke geweldpleging, eenvoudige belediging, vernieling en brandstichting, maar ook doodslag (of waarbij van een discriminatie-aspect gebruik is gemaakt om het feit indringender te plegen), dan is dit wel degelijk strafverzwarend. Er is dan sprake van een zogeheten CODIS-feit (een commuun feit met een discriminatie-aspect), waarvoor door de officier van justitie in zijn requisitoir een strafverhoging van 50% of 100% wordt geëist ten opzichte van de «normale» strafeis. Deze verhoogde strafeis kan het wettelijk strafmaximum niet overschrijden. Het is vervolgens aan de rechter om deze verhoogde strafeis en het discriminatoire aspect te betrekken bij de straftoemeting.
In hoeveel gevallen wordt de aanwezigheid van een discriminatoir aspect door de strafrechter beschouwd als strafverzwarende omstandigheid? Welke moeilijkheden ondervinden strafrechters in de praktijk om de aanwezigheid van een dergelijk discriminatoir aspect bewezen te verklaren?
Het is tot op heden niet mogelijk gebleken deze vraag te beantwoorden. In de WODC-studie «Discriminatie: van aangifte tot vervolging. De gang van discriminatiezaken door de strafrechtketen» (2015), werden in de bestudeerde dossiers geen passages aangetroffen waarin de rechter expliciet had aangegeven dat de straf zwaarder was uitgevallen vanwege het discriminatoire karakter van het feit. Dit wil, aldus het rapport, niet zeggen dat het discriminatoire karakter van een feit geen rol speelt in de straftoemeting, maar het was in ieder geval niet gedocumenteerd in het strafdossier. In aanvulling daarop kan worden gewezen op een aantal recente uitspraken, waarin de rechter wel degelijk het discriminatoire aspect expliciet heeft genoemd bij de oplegging van de straf. Ik verwijs naar Rechtbank Amsterdam 9 maart 2018, ECLI:NL:RBAMS:1329, 1330 en 1331.
Klopt het dat de European Commission against Racism and Intolerance (ECRI) in het verleden de Nederlandse regering heeft geadviseerd een strafrechtbepaling, waarin racistische motieven worden aangemerkt als strafverzwarende omstandigheid, in te voeren? Zo ja, wat is de reactie van de Nederlandse regering hierop geweest?
Het klopt dat ECRI dit heeft geadviseerd. De reactie was destijds dat het kabinet geen toegevoegde waarde zag in het opnemen van een racistisch of discriminatoir motief als strafverzwarende omstandigheid, omdat de systematiek van straftoemeting naar het oordeel van het kabinet voldoende uitvoering gaf aan hetgeen met de aanbeveling van het Comité wordt beoogd.1
Met de vragenstellers ben ik van mening dat het van belang is dat een discriminatie-aspect meegewogen wordt bij de straftoemeting en dat een duidelijk signaal wordt afgegeven aan daders en samenleving dat dergelijk gedrag niet geaccepteerd wordt. Het strafrecht heeft ook een normerende rol. Daarom wil ik opnieuw kijken naar hoe hieraan invulling kan worden gegeven. Graag verwijs ik naar de brief die ik vandaag over dit onderwerp aan uw Kamer heb toegezonden.
Deelt u de mening dat het opnemen van een discriminatoir oogmerk, zoals gericht tegen ras, godsdienst, levensovertuiging, geslacht, seksuele gerichtheid of handicap, als strafverzwarende omstandigheid bij het plegen van commune delicten in het Wetboek van Strafrecht een duidelijke norm stelt en een preventieve effect kan hebben? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid voorstellen te doen tot het opnemen van een strafrechtbepaling waarin discriminatoire motieven worden aangemerkt als een strafverzwarende omstandigheid en leiden tot een verhoging van de straf? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het afnemen van bloed van een overleden potentieel verdachte |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Geen bloedonderzoek bij Poolse spookrijder»1 en «Dranktest op dode»2?
Ja.
Deelt u de mening dat slachtoffers of nabestaanden ook in het geval dat een mogelijke verdachte van een strafbaar overleden is, toch vragen kunnen hebben over de toedracht van dat strafbaar feit? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
In mijn beantwoording van Kamervragen van het lid Van Oosten (VVD) over de controle op drank c.q. drugsgebruik bij de overleden veroorzaker van een gruwelijk ongeval, ben ik uitgebreid ingegaan op deze problematiek.3 Ik verwijs naar die beantwoording. In het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering wordt gekeken naar de mogelijkheden om uitdrukkelijk in het nieuwe wetboek neer te leggen dat onder bepaalde voorwaarden onderzoek kan worden gedaan met betrekking tot het lichaam van een overleden verdachte of een overleden slachtoffer. Dat onderzoek kan bijvoorbeeld uit een sectie, een scan van het lichaam, het afnemen van celmateriaal voor DNA-onderzoek of een gebitsonderzoek bestaan.
Deelt u de mening dat het in het belang van slachtoffers en nabestaanden kan zijn om dergelijke vragen beantwoord te krijgen, ook als daarvoor bloed van de overleden verdachte moet worden afgenomen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is er wet- of regelgeving die het afnemen van bloed van een overleden verdachte verhindert of ontbreekt er wet- of regelgeving om dat mogelijk te maken? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit wel mogelijk moet worden gemaakt en hoe gaat u dit bewerkstelligen? Indien u dit niet wilt mogelijk maken, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Een tot de dood veroordeelde man in Iran |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kurdish man sentenced to death after unfair trial»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Ramin Hossein Panahi na een oneerlijk proces, waarbij mogelijk marteling is ingezet, is veroordeeld tot de doodstraf? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Nederland beschikt niet over eigen informatie over de procesgang van de heer Panahi. Het kabinet deelt evenwel de zorgen van Amnesty International ten aanzien van de mensenrechtensituatie in Iran en deze ter doodveroordeling in het bijzonder. Nederland onderschrijft de oproep van VN-mensenrechtenexperts die op 19 april jl. Iran hebben verzocht om verwerping van de doodstraf, een eerlijk proces en goede behandeling tijdens de detentie van de heer Panahi.2
In bredere zin zet Nederland in op een voortdurende, kritische en constructieve mensenrechtendialoog met Iran, zowel bilateraal als multilateraal. Minister Kaag besprak mensenrechten, inclusief de situatie van minderheden, met zowel president Rouhani als de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken, Zarif, tijdens haar bezoek aan Teheran in februari jl. Ook de EU dringt, mede namens Nederland, geregeld bij de Iraanse autoriteiten aan op een moratorium op de doodstraf en eerbieding van de rechten van gedetineerden en brengt daarbij ook specifieke gevallen onder de aandacht.
Deelt u de grote zorgen van Amnesty International over deze zaak en bent u bereid om, in navolging van deze mensenrechtenorganisatie, bij de Iraanse autoriteiten erop aan te dringen dat de doodstraf niet wordt uitgevoerd en de man wordt vrijgelaten zolang er geen bewijzen zijn geleverd?
Zie antwoord vraag 2.
Turkse chantage met gegijzelde Grieken |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de Turkse president Erdogan dat vrijlating van een aantal Grieken alleen kan worden overwogen als Griekenland een aantal Turken overhandigt aan Turkije, waar zij voor politieke vervolging en onmenselijke behandeling hebben te vrezen?1
Dit betreft een bilaterale kwestie tussen Turkije en Griekenland. Beide landen zijn – ook ten aanzien van de beslissingen rondom detentie en vrijlatingen – gebonden aan verplichtingen op grond van mensenrechtenverdragen.
Deelt u de mening dat Turkije hiermee handelt in strijd met de grondbeginselen van de Navo?
Nederland is van mening dat alle NAVO-bondgenoten als lid van een unieke waardengemeenschap, volledig respect moeten tonen voor democratie, de rechtsstaat en fundamentele vrijheden. Ook de Secretaris-Generaal van de NAVO onderstreepte tijdens zijn recente bezoek aan Turkije (april 2018) het belang van een functionerende rechtsstaat en onafhankelijke rechtspraak. Nederland onderschrijft deze opmerkingen van de Secretaris-Generaal.
Deelt u de mening dat de grondbeginselen van de Navo door Turkije sinds 2016 grovelijk worden verkwanseld?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verklaart u dat hieraan geen consequenties worden verbonden voor het Navo-lidmaatschap van Turkije?
Kern van de NAVO is een gedeelde verantwoordelijkheid voor de collectieve verdediging van het NAVO-grondgebied. Turkije levert hieraan een belangrijke bijdrage, is gecommitteerd aan de NAVO en blijft aan de NAVO-verplichtingen voldoen. Het land kan op zijn beurt rekenen op solidariteit en steun van de NAVO. Dit neemt niet weg dat dat Nederland de zorgen over de rechtsstaat en mensenrechtensituatie in Turkije regelmatig via verschillende fora in duidelijke bewoordingen aan de orde stelt.
Deelt u de mening dat de onderhandelingen over een EU-lidmaatschap voor Turkije moeten worden geannuleerd en dat visumvrij reizen voor Turken naar Nederland evenmin tot de mogelijkheden moet behoren? Zo ja, wat gaat u doen om hier definitief een streep door te halen?
Zoals gemeld in de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket van 2018 van 26 april jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 243), maakt het kabinet zich ernstige zorgen over de sterke achteruitgang ten aanzien van de rechtsstaat en de mensenrechten in Turkije en is het van mening dat het EU-toetredingsproces met Turkije onder deze omstandigheden volledig stil moet blijven liggen. Ook zal het kabinet blijven bepleiten dat de pretoetredingssteun met Turkije wordt opgeschort; hiervoor bestaat echter onvoldoende draagvlak in de Raad. Het kabinet zal onverkort vasthouden aan de benchmarks van de Roadmap visumliberalisatie voordat het zal kunnen instemmen met het invoeren van visumvrijheid voor Turkse burgers.
Mensenrechtenschendingen in Ethiopië |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de petitie1 die 28 maart 2018 aan de Kamer is aangeboden door de Oromo gemeenschap uit Ethiopië?
Ja.
Hoe beoordeelt u de strekking van de petitie dat de Ethiopische overheid zich schuldig maakt aan ernstige repressie van de bevolking van Ethiopië in het algemeen en de Oromo gemeenschap in het bijzonder?
De afgelopen jaren is de breed gedragen onvrede onder de Ethiopische bevolking steeds nadrukkelijker naar voren gekomen, met name in de regio’s Amhara en Oromia. Veel van die protesten zijn in 2015 en 2016 door de regering hard neergeslagen. Er vielen honderden doden en tienduizenden mensen werden gearresteerd. Nederland heeft in EU kader, maar ook in bilateraal verband, grote zorgen geuit over het geweld en heeft alle partijen opgeroepen af te zien van het gebruik van geweld.
Een nieuwe golf van protesten eind 2017 en begin 2018 in de regio’s Amhara en Oromia hebben mede de aanzet gegeven tot het aftreden van de vorige premier Hailemariam Desalegn op 15 februari dit jaar. Op 2 april 2018 is de nieuwe premier Abiy Ahmed benoemd. Abiy maakt deel uit van een hervormingsgezinde groep Oromo politici en heeft toegezegd het politieke klimaat en de mensenrechtensituatie te verbeteren. Abiy, als eerste Oromo premier ooit, kan rekenen op brede steun, niet alleen onder de Oromo, maar ook onder andere delen van de Ethiopische bevolking.
Bent u ervan op de hoogte dat er sinds 2015 in Ethiopië volksprotesten plaatsvinden waarbij reeds honderden burgers zijn doodgeschoten2 3?
Ja.
Klopt het dat er veel politieke gevangenen die bij de protesten zijn opgepakt nog steeds niet vrij zijn en in de gevangenissen worden gemarteld en gefolterd4?
Er zijn tijdens de noodtoestand tienduizenden mensen gevangen genomen, van wie de meesten na twee tot drie maanden detentie in een heropvoedingskamp zijn vrijgelaten. Al onder de vorige Minister-President heeft Ethiopië in de eerste maanden van dit jaar nog eens meer dan 6000 gevangenen vrijgelaten, onder wie belangrijke oppositieleiders, journalisten en andere activisten.
De Maekelawi gevangenis, die bekend stond om de martelingen die er plaatsvonden, is inmiddels gesloten. Ook heeft de nieuwe premier Abiy, als één van zijn eerste besluiten, de beruchte Kaliti gevangenis gesloten.
Ondanks de positieve trend bevestigt het kantoor van het VN Commissariaat van de Mensenrechten dat nog duizenden mensen gevangen zitten in Oromia en Amhara. Het is lastig vast te stellen of er sprake is van marteling en foltering van deze gevangenen. VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, Zeid Ra'ad Al Hussein, riep de Ethiopische regering tijdens een bezoek in april jl. op om ook andere detentiecentra met een slechte staat van dienst te sluiten.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving van Human Rights Watch dat de Ethiopische overheid grove mensenrechtenschendingen begaat5 6? Deelt u de ernstige zorgen van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties (VN) over de mensenrechtensituatie in Ethiopië7?
Human Rights Watch heeft geen toegang tot Ethiopië en is derhalve aangewezen op informatie uit de tweede hand. Niettemin stellen vele organisaties – net als HRW – vast dat tijdens de noodtoestand in Ethiopië in 2016 en 2017 ernstige schendingen van mensenrechten zijn gepleegd. Ook de aan de Ethiopische overheid gelieerde Mensenrechtencommissie (HRC) concludeerde dat veiligheidstroepen in verschillende locaties in Oromia en Amhara buitensporig geweld hadden gebruikt.
Nederland deelt de zorgen over de mensenrechtensituatie in Ethiopië en heeft daarom in dialoog met de Ethiopische autoriteiten de afgelopen periode regelmatig het belang benadrukt van het verbeteren van de mensenrechtensituatie.
Nederland heeft daarbij ook gewezen op de noodzaak van spoedige hervormingen richting een meer inclusief bestuur, waarbij respect voor mensenrechten centraal staat.
De VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Zeid Ra'ad Al Hussein constateerde tijdens zijn eerder genoemde bezoek dat met het aantreden van de hervormingsgezinde premier Abiy een «positieve impuls» is ontstaan. Tot nu toe lijkt de nieuwe premier – zelf een vertegenwoordiger van de Oromo gemeenschap – zich te willen committeren aan het beter waarborgen van mensenrechten, waaronder verruiming van politieke vrijheden voor de bevolking. Volgens Zeid zou de internationale gemeenschap dit gunstige moment moeten aangrijpen om de Ethiopische regering vanuit een positieve, maar ook kritische betrokkenheid te ondersteunen. Nederland deelt deze inschatting.
Bent u met het Amerikaanse Congres eens dat de Ethiopische overheid de noodtoestand moet opheffen, politieke gevangenen moet vrijlaten, het recht van vrije vergadering zou moeten respecteren en het excessieve geweld door regeringstroepen moet staken8?
Toen de noodtoestand in februari jl. opnieuw werd afgekondigd hebben Nederland en een aantal andere landen hun zorgen uitgesproken, onder andere over het excessieve geweld en het inperken van het recht van vrije vergadering, richting de Ethiopische autoriteiten. Nederland zou een spoedige opheffing van de noodtoestand toejuichen, evenals vrijlating van de resterende politieke gevangenen.
Is het waar dat er met steun van Nederland een gevangenis wordt gebouwd door de Ethiopische regering9? Zo ja, kunt u deze steun, in het licht van het bovenstaande, uitleggen?
Nee, dat klopt niet. Wel steunt Nederland samen met Denemarken, Zweden en Noorwegen de Ethiopische NGO Justice for All. Deze NGO voert in Ethiopië een uitgebreid programma uit, dat onder meer bestaat uit mensenrechten-trainingen voor gevangenispersoneel en (lokale) politieagenten. Daarnaast bouwt (of renoveert) Justice for All in een aantal gevangenissen rechtshulpcentra, vakopleidingsvoorzieningen, en onderkomens voor vrouwelijke gevangenen.
Welke mogelijkheden ziet u binnen de diplomatieke en ontwikkelingsrelatie met Ethiopië om de mensenrechtenschendingen te adresseren en druk uit te oefenen?
De Nederlandse hulp- en handel agenda met Ethiopië biedt diverse aanknopingspunten om met de Ethiopische autoriteiten het gesprek aan te gaan over mensenrechten. Alleen al in 2017 vonden drie ontmoetingen plaats op ministerieel of hoog politiek niveau, waarin ook de mensenrechtensituatie werd besproken. Daarnaast bezocht de Nederlandse Mensenrechtenambassadeur Ethiopië van 19 tot 22 juni 2017. Hij sprak onder meer met de plaatsvervangend Minister van Justitie, de Ethiopian Human Rights Commission (EHCR), DG Europa van het Ethiopische Ministerie van Buitenlandse Zaken, lokale en internationale NGO’s en leden van oppositiepartijen. Bij al deze gesprekken bracht de Mensenrechtenambassadeur de Nederlandse zorgen duidelijk naar voren, onder andere over de beperkte ruimte voor de oppositie, onafhankelijke media en het maatschappelijk middenveld. In bilaterale gesprekken met de federale en regionale autoriteiten benadrukt de ambassade steevast dat mensenrechtenschendingen niet alleen de stabiliteit, maar ook het investeringsklimaat negatief beïnvloeden.
Ook bouwt de ambassade met ontwikkelingsgeld mee aan de capaciteit van het Ministerie van justitie, rechters, aanklagers, politieagenten en gevangenispersoneel. Nederland probeert het proces van politieke hervormingen en dialoog te ondersteunen via onder meer een programma met het Netherlands Institute for Multiparty Democracy (NIMD). Aandacht voor mensenrechten vormt in deze activiteiten een rode draad.
Tot slot zet Nederland zich ook op het niveau van de EU in voor een dialoog met Ethiopië over deze onderwerpen.
Bent u bereid bilateraal en in EU- en VN-verband protest aan te tekenen tegen de repressie van de Ethiopische overheid jegens haar bevolking? Zo nee, waarom niet?
De nieuwe premier Abiy heeft bij zijn aantreden diverse hervormingen aangekondigd om het respect voor de mensenrechten in Ethiopië te verbeteren. Al in zijn eerste week als premier nam hij enkele belangrijke maatregelen, zoals de hierboven genoemde sluiting van de Maelekawi gevangenis in Addis Abeba en een ontmoeting met vertegenwoordigers van oppositiepartijen en maatschappelijk middenveld. Dit zijn eerste maatregelen die erop kunnen duiden dat de regering onder leiding van Abiy daadwerkelijk hervormingen richting een meer open en inclusief bestuur zal doorvoeren. Nederland neemt, zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 8, signalen over mensenrechtenschendingen serieus en gaat daarover de dialoog aan met de Ethiopische regering. De internationale gemeenschap zou in deze fase premier Abiy moeten ondersteunen en zich achter zijn hervormingsagenda moeten scharen. Daar hoort bij dat de internationale gemeenschap zorg blijft uitspreken over de mensenrechtensituatie.
Bent u ervan op de hoogte dat veel Ethiopiërs hun land ontvluchten vanwege de onveiligheid en mensenrechtenschendingen?
In de afgelopen jaren zijn er inderdaad Ethiopiërs hun land ontvlucht, onder andere vanwege onveiligheid en incidenten van buitensporig geweld. Zo staken recentelijk nog Ethiopiërs de grens met Kenia over, nadat Ethiopische militairen op 10 maart 2018 tenminste negen mensen doodschoten en twaalf mensen verwondden. UNHCR registreerde op 16 april 2018 in Kenia een aantal van 3902 Ethiopische vluchtelingen.
Klopt het dat asielaanvragen van Ethiopische asielzoekers in Nederland mede worden beoordeeld op basis van een ambtsbericht uit 2013?
Bij de besluitvorming over asielaanvragen zijn de ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken één van de bronnen op basis waarvan asielaanvragen worden beoordeeld. Daarnaast betrekt de IND ook andere rapporten uit openbare bronnen. Dit kunnen rapporten zijn van niet-gouvernementele instellingen, zoals Human Rights Watch en Amnesty International, maar ook van bijvoorbeeld de UNHCR of andere overheden.
Het gebruik van andere bronnen gaat zeker op voor landen waarover geen of een minder actueel ambtsbericht beschikbaar is. Op basis van actuele informatie in relatie tot de verklaringen van de vreemdeling wordt het asielverzoek gewogen.
Erkent u dat de veiligheidssituatie en mensenrechtensituatie in Ethiopië sindsdien verslechterd zijn? Op welke wijze wordt deze ontwikkelingen betrokken in de beoordeling van asielaanvragen?
Sinds 2013 zijn gedurende perioden in delen van Ethiopië de veiligheidssituatie en de mensenrechtensituatie verslechterd. Een asielaanvraag van een persoon uit Ethiopië wordt beoordeeld op basis van de individuele omstandigheden afgezet tegen de veiligheids- en mensenrechtensituatie, zoals die blijkt uit de eerder genoemde bronnen.
Herinnert u zich de overgenomen motie10, waarin de regering begin 2017 werd verzocht zo spoedig mogelijk een actueel ambtsbericht voor Ethiopië op te stellen met aandacht voor de wijziging in de mensenrechtensituatie van het land? Herinnert u zich tevens de toezegging van de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid & Justitie dat het nieuwe ambtsbericht eind 2017, wellicht begin 2018, af zou zijn11?
Ja.
Waarom is er ondanks de overgenomen motie en de toezegging van de regering nog steeds geen nieuw ambtsbericht voor Ethiopië? Bent u bereid dit alsnog zo spoedig af te ronden? Zo nee, waarom niet en binnen welke termijn dan wel?
Voor de zomer van 2017 is gestart met het opstellen van een actueel ambtsbericht Ethiopië. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zou het ambtsbericht normaliter in januari 2018 publiceren. Door onvoorziene omstandigheden heeft het ambtsbericht helaas vertraging opgelopen en wordt de publicatie nu voor het zomerreces 2018 verwacht. De regering betreurt het dat het ambtsbericht niet tijdig kon worden aangeleverd.
Het bericht ‘Spreekuurrechter stopt, ondanks succes’ |
|
Stieneke van der Graaf (CU) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Spreekuurrechter stopt, ondanks succes»?1
Ja.
Klopt het, dat het bij de spreekuurrechter ging om een proef met een eindmoment? Wordt deze proef ook geëvalueerd?
Op beide vragen is het antwoord ja.
Op welke wijze worden de resultaten van deze proef betrokken bij de uitwerking van de passage in het regeerakkoord, waarin gesteld wordt dat maatschappelijk effectieve rechtspraak innovatieve wetgeving vereist die ruimte biedt aan de rechter te experimenteren met eenvoudige procedures die partijen bij elkaar brengen en conflicten niet op de spits drijven?
In mijn brief «Naar een maatschappelijk effectievere rechtspraak» van 20 april jl. ben ik ingegaan op de relatie tussen bestaande en toekomstige experimenten en de plannen van het kabinet om samen met de rechtspraak te komen tot een maatschappelijk effectievere rechtspraak. Er zijn meer van dit soort experimenten nodig om te zien of bredere toepassing mogelijk is en of daarvoor wetswijziging nodig is. Daaraan kan ook de Experimentenwet rechtspleging die op 20 april jl. in consultatie is gegaan een bijdrage leveren. Ik verwijs tevens naar mijn antwoorden op de op 11 april 2018 door het lid Van Nispen gestelde vragen.
Welke mogelijkheden heeft de rechtbank Noord-Nederland om verder vorm te geven aan snelle, laagdrempelige en eenvoudige geschilbeslechting door de rechter? Behoort een vervolg van de proef met de spreekuurrechter ook voor de rechtbank Noord-Nederland tot de mogelijkheden?
De rechtbank Noord-Nederland heeft in een persbericht op 11 april jl. gemeld dat de pilot spreekuurrechter bij deze rechtbank stopt en dat het belangrijk is dat ook bij andere rechtbanken met deze vorm van rechtspraak wordt geëxperimenteerd.2 De pilot wordt geëvalueerd. Het is belangrijk die evaluatie nu af te wachten. Er zijn positieve ervaringen opgedaan, maar ook leerpunten. Het is belangrijk dat juist op de leerpunten het concept verder wordt uitgewerkt en ervaring wordt opgedaan.