De verklaring (nr. 2) van het bestuur van de Stichting Vliegramp MH17 inzake meldingen en publiciteit over lichamelijke resten op MH17-crashsite |
|
Stieneke van der Graaf (CU), Foort van Oosten (VVD), Chris van Dam (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Hebt u kennisgenomen van de verklaring (nr. 2) van het bestuur van de Stichting Vliegramp MH17 van 19 juli 2018, alsmede van twee op 18 en 19 juli 2018 geplaatste berichten op het YouTube-kanaal van de heer Patrick Lancaster?1 2
Ja, er is vanuit het Ministerie van JenV naar aanleiding van de verklaring van het bestuur van de Stichting Vliegramp MH17 een bericht op de IVC-site geplaats. De IVC-site is een besloten website die wordt gebruikt om met nabestaanden te communiceren.
Hieronder vindt u nog het bericht dat vrijdag 20 juli zowel in het Nederlands als in het Engels op de IVC-site is geplaatst:
«Deze week is wederom een filmpje op YouTube geplaatst door een journalist met beelden van mogelijke botfragmenten van slachtoffers van vlucht MH17. Het gaat om een journalist die al twee keer eerder een filmpje online heeft geplaatst met mogelijke botresten. Ook dit filmpje toont beelden die voor nabestaanden schokkend kunnen zijn. Wij betreuren dit. Mocht u het filmpje desondanks willen bekijken, dan kan dat via de link onderaan dit bericht.
Eerder heeft de journalist de mogelijke botfragmenten waarvan hij zegt deze op de crashsite te hebben gevonden, overgedragen aan de lokale autoriteiten. De vondst kon vervolgens dankzij een faciliterende rol van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) naar Nederland worden overgebracht voor nader onderzoek en identificatie door het NFI. In het nieuwe filmpje laat de journalist de botfragmenten echter liggen.
Conform resolutie 2166 van de VN Veiligheidsraad dient een ieder die stoffelijke resten heeft gevonden en/of in bezit heeft op een waardige wijze over te dragen aan de Nederlandse autoriteiten. Er zal contact met de journalist worden opgenomen met het dringende verzoek alle botfragmenten aan de autoriteiten over te dragen. De overheid zal vervolgens de botfragmenten naar Nederland halen voor forensisch onderzoek. Dit proces zal evenals voorgaande keren de nodige tijd in beslag nemen omdat het gebied gevaarlijk is en daardoor niet vrij toegankelijk is.»
Klopt het dat de crashsite van vlucht MH17 door het recovery team (destijds) minutieus is onderzocht? Is het voorstelbaar dat nu nog in substantiële mate stoffelijke resten van slachtoffers van deze vliegramp kunnen worden aangetroffen? Welke verklaring kunt u geven voor het (nu nog) daar vinden van stoffelijke resten van mogelijke slachtoffers?
Er is altijd erkend dat niet valt uit te sluiten dat in de toekomst nog stoffelijke resten of persoonlijke eigendommen kunnen worden gevonden. Het gebied waarin het toestel, de inzittenden en hun persoonlijke eigendommen terecht zijn gekomen is ongeveer 50 vierkante kilometer groot. Er is alles aan gedaan om de stoffelijke resten en persoonlijke eigendommen van de slachtoffers zo zorgvuldig mogelijk te bergen, onder vaak moeilijke omstandigheden.
Met meerdere missies zijn stoffelijke resten en persoonlijke eigendommen zoveel mogelijk geborgen, met behulp van lokale autoriteiten, bewoners en hulpdiensten. Bij de repatriëringsmissie van april 2015 is daartoe een deel van de grond afgegraven en gezeefd. Voor zover te beoordelen aan de hand van de YouTube filmpjes, wordt beweerd dat de botfragmenten in het gebied zijn gevonden dat juist is afgegraven en gezeefd.
Het valt niet uit te sluiten dat er nog stoffelijke resten aanwezig kunnen zijn in het hele crashgebied, maar de mate waarin deze journalist zegt botfragmenten te kunnen vinden op deze specifieke locatie, wordt niet waarschijnlijk geacht.
De procedure om stoffelijke resten van MH17-slachtoffers naar Nederland te halen en te onderzoeken is lastig en tijdrovend. Om een beter beeld te krijgen van wat hierbij komt kijken, zal ik uw Kamer in een separate brief nader toelichting geven op het proces rondom de repatriëring.
Hebben zich het afgelopen jaar, in het bijzonder de afgelopen dagen, mensen gemeld bij de Nederlandse dan wel de Oekraïense autoriteiten of bij enige andere autoriteit waarmee de Nederlandse overheid in verbinding staat, die melding maakten van het aantreffen van stoffelijke resten op de crashsite? Is het u bekend of de heer Lancaster contact heeft gezocht?
Om zorg te dragen voor de repatriëring van nieuwe vondsten zijn in 2015 afspraken met contactpersonen in de regio rondom de crashsite gemaakt. Bij hen kunnen vondsten worden ingeleverd. Deze worden vervolgens, via de Nederlandse ambassade in Kiev, naar Nederland overgebracht voor onderzoek.
Er is nog regelmatig contact met personen in de regio, zij hebben geen melding gemaakt van andere gevonden stoffelijke resten. Er zijn wel recent enkele persoonlijke eigendommen door bewoners bij een contactpersoon ingeleverd. Daaruit blijkt dat bewoners nog alert zijn op vondsten die gerelateerd kunnen worden aan de crash met vlucht MH17.
Zijn er aanwijzingen dat op de crashsite stoffelijke resten zijn neergelegd met de kennelijke bedoeling het onderzoek van het Joint Investigation Team (JIT) in diskrediet te brengen? Zo ja, is bekend wie hiervoor verantwoordelijk moet(en) worden gehouden? Hoe waardeert u in dit verband berichtgeving via het twitter-account @GlasnostGone waar gesteld wordt dat er stoffelijke resten zijn geplaatst na het officieel vrijgeven van de crashsite?
Het JIT is bekend met de berichten en video’s van zowel Patrick Lancaster als de berichten en video’s van @GlasnostGone. Het JIT heeft altijd gecommuniceerd dat het voorstelbaar is dat ondanks de grondige zoektochten tijdens eerdere missies nog stoffelijke resten gevonden zouden kunnen worden. Het JIT onderstreept dat mensen die mogelijke stoffelijke resten vinden, daar uiterst respectvol mee om zouden moeten gaan en deze zouden moeten inleveren bij de lokaal aangewezen contactpersonen.
Indien daadwerkelijk reeds in 2014 of 2015 veilig gestelde botresten op de crashsite zouden zijn neergelegd, zou dat bijzonder respectloos en uiterst pijnlijk zijn voor de nabestaanden. Het JIT is niet bekend met concrete aanwijzingen dat hiervan sprake zou zijn, maar kan ook niet uitsluiten dat dit wel gebeurt.
Welke acties heeft u ondernomen of gaat u ondernemen om de feitelijke autoriteiten rond de crashsite in Oekraïne (zelfverklaarde Volksrepubliek Donetsk) zorg te laten dragen dat conform resolutie 2166 van de VN Veiligheidsraad stoffelijke resten, waar deze zich ook bevinden in het gebied, verzameld worden en op een waardige wijze worden overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten?
Nederland heeft na de publicatie op YouTube direct contact gezocht met de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en gevraagd de de-facto autoriteiten te wijzen op het feit dat een ieder is gebonden aan resolutie 2166 van de VN Veiligheidsraad, waarin wordt gesteld dat iedereen die stoffelijke resten heeft gevonden en/of in bezit heeft deze op een waardige wijze dient over te dragen aan de Nederlandse autoriteiten.
Daarnaast is de Engelstalige verklaring van het bestuur van de stichting onder de aandacht gebracht van alle Grieving Nations met het verzoek in relevante gremia aandacht voor dit punt te vragen.
Kent u het bericht in de krant Novaya Gazeta d.d. 17 juli 2018 waarin gesteld wordt dat het officiële onderzoek naar de ramp dit najaar zal worden afgerond? Klopt dit bericht?3
Ja dit bericht is bekend en nee, de inhoud van het bericht klopt niet.
De onrust in Nicaragua en het hoge aantal burgerdoden bij anti-regeringsprotesten |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Dodental Nicaragua veel hoger dan de regering zegt»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht. Het exacte aantal dodelijke slachtoffers dat is gevallen bij de demonstraties sinds 18 april jl. blijft een schatting, mede door gebrek aan strafrechtelijk onderzoek in Nicaragua. Volgens de laatste schatting van de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten (IACHR) staat het dodental op 295; volgens de Asociación Nicaragüense Pro Derechos Humanos (ANPDH), een Nicaraguaanse mensenrechtenorganisatie, zijn er 448 doden gevallen.
Kunt u bevestigen dat er 350 doden zijn gevallen bij de anti-regeringsprotesten in Nicaragua sinds de start daarvan in april?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de politie en paramilitaire groeperingen die onder leiding staan van president Ortega standrechtelijke executies uitvoeren?2
Medewerkers van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger voor Mensenrechten (OHCHR) in Nicaragua rapporteren over standrechtelijke executies. De woordvoerder van de Verenigde Naties (VN) verwijst hier ook naar in een persverklaring.
Kunt u aangeven in hoeverre de claim van de demonstranten klopt dat president Ortega zijn land op autoritaire wijze leiding geeft?
De manier waarop president Ortega het land bestuurt is zeer zorgelijk. Mensenrechten worden op wijde schaal geschonden en president Ortega onderdrukt zijn bevolking door middel van arbitraire en standrechtelijke executies, marteling en het ontzeggen van het recht op vreedzaam protest en vrijheid van meningsuiting. Hiermee schendt president Ortega fundamentele mensenrechten die ten grondslag liggen aan een goed functionerende democratie.
Bent u bereid om in de VN-Veiligheidsraad het optreden van het regime in Nicaragua te veroordelen en uw zorgen te uiten over de mensenrechtensituatie aldaar?
De zorgen over de situatie in Nicaragua worden internationaal breed gedeeld. Via diverse kanalen wordt druk op president Ortega en zijn regering uitgeoefend om de mensenrechtenschendingen te beëindigen. Internationale organisaties zoals de VN, de OAS en de EU hebben de Nicaraguaanse overheid opgeroepen het geweld tegen demonstranten te stoppen. Nederland heeft in EU-verband een actieve rol gespeeld. De EU zal, net als de OAS en de OHCHR, een bijdrage leveren aan de nationale dialoog. Het kabinet volgt de situatie in Nicaragua nauwlettend en wacht de resultaten van de reeds lopende internationale initiatieven en druk af alvorens agendering van de situatie in Nicaragua in de VN Veiligheidsraad te overwegen.
Nederland is voornemens een onafhankelijke expertmissie van de OAS financieel te steunen. Deze doet onderzoek naar de misstanden in Nicaragua sinds 18 april jl. om straffeloosheid tegen te gaan en een signaal af te geven dat de mensenrechtenschendingen niet onopgemerkt zijn gebleven. Nederland heeft om bilateraal de druk op Nicaragua op te voeren een ontwikkelingsproject waarin sprake was van samenwerking met de Nicaraguaanse overheid met twee maanden opgeschort.
Ziet u mogelijkheden om in internationaal verband de druk op president Ortega op te voeren in een poging verdere burgerslachtoffers, waaronder kinderen, te voorkomen?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Wetgeving rond internationale faillissementen is verouderd’ |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Wetgeving internationale faillissementen is verouderd»?1
Ja, ik ken het bericht. Ik heb geen beschikking over de precieze hoeveelheid faillissementen buiten de Europese Unie die een relatie hebben met Nederland, maar vereniging INSOLAD heeft desgevraagd geschat dat het waarschijnlijk om enkele tientallen gevallen per jaar gaat. Zij tekent hierbij aan dat het daarbij vaak gaat om omvangrijke zaken, met grote belangen. Ook in de literatuur is gepleit om tot een aanpassing van de wetgeving te komen om de afwikkeling van internationale faillissementen te faciliteren, in het bijzonder waar het gaat om afwikkeling van faillissementen van bedrijven die gedeeltelijk buiten de Europese Unie zijn gevestigd.2
Op dit moment wordt het aan de rechter gelaten om te beoordelen of een faillissement van een onderneming dat buiten de EU is uitgesproken gevolgen heeft voor in Nederland gelegen bezittingen van die onderneming. Deze beoordeling is bijvoorbeeld van belang als een curator van een dergelijk faillissement de in Nederland gelegen goederen van het failliete bedrijf wil verkopen.
Een buiten de EU uitgesproken faillissement heeft in beginsel beperkt effect op in Nederland gelegen bezittingen, maar de rechter kan anders beslissen.3
Met de klankbordgroep faillissementsrecht wil ik op korte termijn bespreken of en in hoeverre het wenselijk is om tot modernisering van het regels inzake afwikkeling van internationale, niet-EU, faillissementen over te gaan.4 Ik zal uw Kamer spoedig daarna informeren over de uitkomsten en eventuele opvolging.
Onderschrijft u de probleemstelling uit dit artikel?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven hoe vaak faillissementen buiten de Europese Unie een relatie hebben met de Nederlandse rechtsorde?
Zie antwoord vraag 1.
Is aanpassing van de faillissementswet, met betrekking tot erkenning van de niet-Europese faillissementen, wenselijk?
Zie antwoord vraag 1.
De bronbescherming van journalisten |
|
Maarten Groothuizen (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Openbaar Ministerie luistert journalist af in moordzaak broer kroongetuige»1 en «Ook Rotterdams OM in de fout met journalist»?2
Ja.
Bent u van mening dat het openbaar ministerie (OM) haar interne procedure van verplicht overleg met de parketleiding en vervolgens met het college van procureurs-generaal voldoende heeft geborgd? Zo ja, hoe geldt dat in zaken waarin sprake is van grote spoed? Is de interne procedure dan ook voldoende gewaarborgd?
Ja. Zoals ik in het antwoord op vraag 4 van Kamervragen van de leden Van Oosten en Yesilgöz-Zegerius (beiden VVD), met kenmerk 2018Z13577 heb aangegeven, wordt de Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten (Hierna: de Aanwijzing) op dit moment aangepast en in lijn gebracht met het aangenomen Wetsvoorstel bronbescherming in strafzaken. In de nieuwe aanwijzing is wederom een procedure opgenomen van verplicht overleg met de parketleiding.
Daarnaast wordt binnen de opleidingstrajecten van het OM, zowel in de leergang voor nieuwe officieren van justitie als in de permanente educatie (nog) meer ruimte gemaakt voor het onderwerp «journalistieke bronbescherming». De procedure zoals opgenomen in de aanwijzing geldt ook in het geval van grote spoed.
Herinnert u zich het mondelinge vragenuur van 12 juni 2018, waarin u aangaf dat het OM maatregelen treft om dit soort incidenten in de toekomst te voorkomen?
Ja.
Welke maatregelen heeft het OM al getroffen? Welke maatregelen gaat het OM nog treffen?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 2.
Bent u van mening dat het aanscherpen van de aanwijzing voldoende is om dit soort incidenten in de toekomst te voorkomen? Zo nee, welke andere maatregelen gaat u treffen?
Aangezien de Aanwijzing in lijn wordt gebracht met het aangenomen Wetsvoorstel bronbescherming in strafzaken en er in de opleidingstrajecten van het OM meer aandacht wordt besteed aan de journalistieke bronbescherming, zie ik op dit moment geen aanleiding om extra maatregelen te treffen.
Ziet u in de onder vraag 1 genoemde kwesties aanleiding om extra maatregelen te treffen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u van mening dat de leiding van het OM voldoende zicht heeft op zaken waarin bronbescherming een rol speelt? Zo nee, hoe komt dat en welke maatregelen gaat u treffen om dat te verbeteren?
Ja.
Welke voorbereidingen treft het OM voor een zorgvuldige uitvoering van het recent aangenomen wetsvoorstel bronbescherming in strafzaken (Kamerstuk 34 032)?
Zoals gezegd is het OM thans doende de Aanwijzing in lijn te brengen met het recent aangenomen Wetsvoorstel bronbescherming in strafzaken.
Bent u van oordeel dat binnen de cultuur van de politie en het OM voldoende begrip bestaat van het belang van bronbescherming en de rol van de journalistiek in een democratische rechtsstaat? Zo ja, hoe verklaart u dan de recente incidenten? Zo nee, welke maatregelen gaat u treffen om de cultuur te veranderen?
Ja. De voorzitter van het College van procureurs-generaal heeft eerder aangegeven bronbescherming van journalisten uiterst belangrijk te vinden. De achtergrond voor de Aanwijzing ligt in het feit dat een journalist op grond van artikel 10 van het EVRM het recht heeft om zijn bronnen te beschermen en dat het overheden in beginsel niet is toegestaan om daarop een inbreuk te maken. De betreffende opname, waarnaar in vraag 11 wordt verwezen, is nooit uitgeluisterd en uiteindelijk na overleg met het College van procureurs-generaal in opdracht van de hoofdofficier van justitie in Amsterdam vernietigd, omdat het OM van oordeel is dat de opname in dit specifieke geval een ontoelaatbare inbreuk was op de bronbescherming van journalisten.
De recente incidenten hebben de aandacht voor bronbescherming van journalisten binnen het OM vergroot. De nieuwe Aanwijzing zal binnen het OM breed worden uitgedragen en in de leergangen van het OM zal nog meer aandacht worden besteed aan dit onderwerp.
Kent u het persbericht van het OM van 4 juli 2018 «Opgenomen gesprek met journalist vernietigd zonder uit te luisteren?3
Ja.
Kunt u de passage «De betreffende opname is, ondanks de opdracht van de rechter commissaris daartoe, nooit uitgeluisterd en uiteindelijk na overleg met het College van procureurs-generaal in opdracht van de hoofdofficier van justitie in Amsterdam vernietigd» nader toelichten?
De betreffende opname is, ondanks de opdracht van de rechter-commissaris daartoe, nooit uitgeluisterd en uiteindelijk na overleg met het College van procureurs-generaal in opdracht van de hoofdofficier van justitie in Amsterdam vernietigd. Voorafgaand aan het bevel ten aanzien van dit middel heeft niet de vereiste interne toetsing plaatsgevonden en het OM was van oordeel dat in dit specifieke geval de opname een ontoelaatbare inbreuk was op de bronbescherming van journalisten.
Het bericht 'Openbaar Ministerie luistert journalist af in moordzaak broer kroongetuige' |
|
Foort van Oosten (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Openbaar Ministerie luistert journalist af in moordzaak broer kroongetuige»?1 Wat is uw reactie op dit bericht?
Ik heb kennisgenomen van dit bericht en ik neem deze schendingen van bronbescherming van journalisten hoog op.
Klopt het dat het openbaar ministerie (OM) een journalist heeft afgeluisterd in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar de moord op de broer van kroongetuige Nabil B.?
In de zaak van de moord op de broer van de kroongetuige op 29 maart 2018 in Amsterdam is inderdaad, nadat daartoe een vordering was gedaan bij de rechter-commissaris en deze een machtiging had verleend, een bevel gegeven om in een openbare ruimte een gesprek op te nemen tussen een journalist en een andere persoon.
Aan het bevel is weliswaar uitvoering gegeven, maar de betreffende opname is nog diezelfde dag, toen de handelwijze bekend werd bij de parketleiding, in een kluis gelegd. De betreffende opname is, ondanks de opdracht van de rechter-commissaris daartoe, nooit uitgeluisterd en uiteindelijk na overleg met het College van procureurs-generaal in opdracht van de hoofdofficier van justitie in Amsterdam vernietigd. Voorafgaand aan het bevel ten aanzien van dit middel heeft niet de vereiste interne toetsing plaatsgevonden en het OM was van oordeel dat in dit specifieke geval de opname een ontoelaatbare inbreuk was op de bronbescherming van journalisten.
Deelt u de overtuiging dat de vrijheid van pers een van de grondslagen is van de democratische rechtsstaat en dat het afluisteren van journalisten een inbreuk maakt op deze vrijheid?
Ja, die overtuiging deel ik. De voorzitter van het College van procureurs-generaal heeft eveneens eerder aangegeven bronbescherming van journalisten uiterst belangrijk te vinden.
Zoals is weergegeven in de Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten (hierna: de Aanwijzing), vormt de vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in artikel 10 EVRM en artikel 7 Grondwet, een belangrijke pijler in een democratische rechtsstaat. Een journalist heeft op grond van artikel 10 EVRM het recht om zijn bronnen te beschermen en het is overheden in beginsel niet toegestaan daarop een inbreuk te maken. Journalisten zijn afhankelijk van hun bronnen om hun werk goed te kunnen doen, en daarom is bronbescherming een zwaarwegend recht.
Het recht op bronbescherming is echter niet absoluut. Uitgangspunt is dat in verband met de bronbescherming in strafzaken in de praktijk slechts sprake kan zijn van toepassing van strafvorderlijke dwangmiddelen, als dit het enige denkbare effectieve middel is om een zeer ernstig delict op te sporen en te voorkomen. Het moet gaan om die misdrijven waarbij het leven, de veiligheid of de gezondheid van mensen ernstig kan worden geschaad of in gevaar kan worden gebracht.
Het kán derhalve gerechtvaardigd zijn om onder bijzondere omstandigheden, zoals neergelegd in de Aanwijzing en zoals hiervoor beschreven, strafvorderlijke dwangmiddelen, waaronder begrepen het opnemen van communicatie door middel van een technisch hulpmiddel, toe te passen tegen journalisten.
Herinnert u zich uw belofte aan de Tweede Kamer, naar aanleiding van een eerder geval waarbij een journalist door het OM werd afgeluisterd, dat dit nooit meer zou gebeuren? Welke acties heeft u sindsdien ondernomen? Wat zijn hiervan de effecten?
Ja, dat herinner ik me. De Aanwijzing wordt op dit moment aangepast en in lijn gebracht met het aangenomen Wetsvoorstel bronbescherming in strafzaken.2
Daarnaast wordt binnen de opleidingstrajecten van het OM, zowel in de leergang voor nieuwe officieren van justitie als in de permanente educatie (nog) meer ruimte ingeruimd voor het onderwerp «journalistieke bronbescherming».
Hoe gaat het OM om met situaties waarin, al dan niet opzettelijk, journalisten worden afgeluisterd? Worden de afgeluisterde gesprekken direct vernietigd? In welke situaties is het gerechtvaardigd een journalist af te luisteren? In hoeverre verandert dit na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming bij vrije nieuwsgaring (Kamerstuk 34 032)?
De Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming codificeert in de eerste plaats dat journalisten en publicisten zich op een recht op bronbescherming kunnen beroepen. Het recht op bronbescherming is echter niet absoluut. Deze wet regelt dat bij de toepassing van bepaalde strafvorderlijke dwangmiddelen tegen journalisten en publicisten altijd vooraf een machtiging moet worden gevraagd aan de rechter-commissaris. De rechter-commissaris zal deze machtiging alleen kunnen verlenen als het algemeen maatschappelijk belang bij het verkrijgen van de informatie evident zwaarder weegt dan het belang van de vrije nieuwsgaring en het belang van de bronbescherming. Het kán derhalve gerechtvaardigd zijn om onder bijzondere omstandigheden strafvorderlijke dwangmiddelen, waaronder begrepen het opnemen van communicatie door middel van een technisch hulpmiddel, toe te passen tegen journalisten. In die uitzonderlijke gevallen waarin de rechter-commissaris een machtiging heeft afgegeven, zal het OM dan ook gebruik (kunnen) maken van het materiaal dat verkregen is door de inzet van het dwangmiddel. Indien het OM vaststelt dat door de inzet van dwangmiddelen toch een ongeoorloofde inbreuk op het recht op bronbescherming van de journalist is gemaakt en er daarbij gegevens zijn verkregen, zullen deze gegevens terstond worden vernietigd.
Een andere wijziging in de wet is dat voor het opvragen van verkeersgegevens van journalisten en publicisten is bepaald dat dergelijke vorderingen alleen kunnen worden gedaan op vordering van de officier van justitie met machtiging, te verlenen door de rechter-commissaris. Dit is een toevoeging aan de artikelen 126n, tweede lid en 126u, tweede lid Wetboek van Strafvordering, die bepalen dat de officier van justitie opdracht kan geven aan aanbieders van communicatiediensten om gegevens te verstrekken over het communicatieverkeer van een gebruiker van die dienst.
De wet zal met ingang van 1 oktober 2018 in werking treden.
De onverenigbaarheid van het ambt van rechter en het Kamerlidmaatschap |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de toezegging van de voormalige Minister van Veiligheid en Justitie over het innemen van een standpunt met betrekking tot de eerdere Kamervragen over de verenigbaarheid van het ambt van rechter met onder andere een politieke functie?1
Ja. Deze toezegging is mij bekend.
Hebt u inmiddels een standpunt ingenomen naar aanleiding van de conclusies die door de rechtspraak zelf zijn genomen?2
Ik heb het advies van de rechtspraak ontvangen en bereid nu in overleg met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een standpunt voor. Daarin zal ik antwoord geven op uw vraag over het onverenigbaar verklaren van deze functiecombinatie. Ik verwacht uw Kamer hierover na het zomerreces te kunnen informeren.
Bent u bereid gehoor te geven aan de oproep van de rechtspraak om het onverenigbaar verklaren van het ambt van rechter met een lidmaatschap van de Eerste en Tweede Kamer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier en welke termijn?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat het nodig is het ambt van rechter ook onverenigbaar te verklaren met andere beroepen, zoals ambtenaar? Kunt u uw antwoord toelichten?
In Nederland hebben wij het uitgangspunt dat rechters actief deelnemen aan de samenleving hoog in het vaandel. Het uitoefenen van nevenfuncties, zoals het ambtenaarschap, wordt daarbij in principe beschouwd als een nuttige aanvulling op het rechterlijk ambt. De rechtspraak heeft ook baat bij de specifieke expertise uit nevenfuncties. Voor de beoordeling of een nevenfunctie vraagtekens oproept over of raakt aan de onpartijdigheid van een rechter, hanteert de Rechtspraak de «Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak». Deze leidraad biedt een toetsingskader met betrekking tot nevenwerkzaamheden en integriteit en bevat een landelijk uniform kader voor de gerechtsbesturen bij de beoordeling van nevenfuncties. Mij zijn geen signalen bekend dat deze leidraad onvoldoende handvatten zou bieden om de onpartijdigheid van de rechter in de praktijk te kunnen beschermen.
Het bericht dat hypotheekverstrekkers nog altijd te hoge boeterente berekenen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hypotheekverstrekkers berekenen nog altijd te hoge boeterente»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat uit onderzoek van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) blijkt dat bij negen van de vijftien onderzochte hypotheekverstrekkers nog altijd te hoge boeterente in rekening wordt gebracht?
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft op 26 juni jl. een onderzoek gepubliceerd2 naar de naleving van de regels ten aanzien van de vergoeding voor vervroegde aflossing van hypothecair krediet. In dit onderzoek is gekeken: 1) of aanbieders bij vervoegde aflossing niet meer in rekening brengen dan het financiële nadeel en 2) of de berekeningswijze voldoende transparant is voor de consument.
In 32 van de 150 onderzochte dossiers (ruim 21%) heeft de AFM geconstateerd dat aanbieders een te hoge vergoeding voor de vervroegde aflossing in rekening hebben gebracht. Verder concludeert de AFM dat bij alle aanbieders de informatie die wordt verstrekt over de berekening van de te betalen vergoeding voor vervroegde aflossing verbeterd kan worden.
Ik vind het teleurstellend dat niet alle aanbieders zich aan de wettelijke eisen houden. Ook op het punt van de informatieverstrekking is nog verbetering nodig. De AFM verwacht dat alle vijftien aanbieders op korte termijn aanpassingen doorvoeren in hun informatieverstrekking en is met de aanbieders in gesprek om te bezien op welke manier die informatie aan de klant verbeterd kan worden.
Ook ik zal in mijn gesprekken met de banken en verzekeraars benadrukken dat de berekening correct moet worden uitgevoerd en dat het voor de consument helder moet zijn hoe de vergoeding wordt berekend.
Deelt u de mening dat de hypotheekverstrekkers sinds het invoeren van de strengere Europese regels in 2016 genoeg tijd hebben gehad om hun methoden aan te passen?
Ja.
Hoe verklaart u dat er nog steeds zoveel fouten worden gemaakt?
Van de vijftien aanbieders die de AFM in het onderzoek heeft betrokken, zijn er negen die in minstens één dossier een te hoge vergoeding in rekening hebben gebracht. De AFM geeft aan dat niet alle fouten zien op dezelfde invoervariabelen of dezelfde onderdelen van de berekening. Per aanbieder en per dossier is de situatie verschillend. De AFM ziet drie algemene oorzaken die opvallen:
Aanbieders hebben in een aantal gevallen aangegeven dat in de onderzochte dossiers individuele fouten zijn gemaakt bij de berekening (door invoerfouten).
Een onjuiste inrichting van systemen veroorzaakt fouten. AFM ziet bijvoorbeeld dat er aanbieders zijn die de renteopslagen niet goed hebben verwerkt in hun systemen waardoor ze niet correct zijn meegenomen in de berekeningen.
Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij hybride hypotheken, waar geen rekening is gehouden met een eventueel spaardeel. Ook het naar boven afronden van de resterende rentevaste periode is een voorbeeld van een dergelijke fout.
De hierboven genoemde zaken kunnen volgens de AFM wijzen op onvoldoende waarborgen in de systemen, processen en/of governance van de aanbieders om fouten in de berekening te voorkomen. De AFM geeft hierbij overigens aan dat zij hier geen onderzoek naar heeft gedaan.
Wat kunnen mensen doen die sinds 2016 geconfronteerd zijn met te hoge boeterentes?
De banken en verzekeraars hebben, bij monde van de NVB en het Verbond van Verzekeraars, toegezegd alle klanten te zullen compenseren die sinds 14 juli 2016 op grond van de nieuwe regels en de leidraad van de AFM een te hoge vergoeding hebben betaald. De NVB heeft ook aangegeven dat de banken ook de onjuiste berekeningen die uit het onderzoek van de AFM naar voren zijn gekomen grotendeels hebben hersteld of op korte termijn zullen herstellen.
Op welke wijze kan worden afgedwongen dat hypotheekverstrekkers zich eindelijk ten minste aan de regels gaan houden?
Sinds de inwerkingtreding van de Mortgage Credit Directive (MCD) op 14 juli 2016 is het voor kredietaanbieders niet toegestaan om bij vervroegde aflossing van het hypothecair krediet een vergoeding in rekening te brengen die hoger is dan het financiële nadeel dat de aanbieder hierdoor lijdt. Deze regels zijn vastgelegd in het Besluit Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen (BGfo) en het Burgerlijk Wetboek (BW). De AFM heeft middels een leidraad op 20 maart 2017 richting gegeven aan de wijze waarop het financieel nadeel bij vervroegde aflossing op adequate wijze door de kredietverstrekkers kan worden berekend.
Daarnaast zijn aanbieders, op grond van het Bgfo (artikel 81c), verplicht een berekening van de te betalen vergoeding voor het vervroegd aflossen (en de bij de berekening gehanteerde hypothesen) aan de consument te verstrekken wanneer de consument voornemens is vervroegd af te lossen. Dit zijn de regels waar alle kredietaanbieders in Nederland zich aan moeten houden. Het is aan de AFM om bij overtreding van deze regels handhavend op te treden.
Denkt u dat hypotheekverstrekkers ooit in het belang van de klant zullen gaan denken?
Het herstel van vertrouwen in de financiële sector is een proces van lange adem. Hoewel de sector de laatste jaren belangrijke stappen heeft gezet, blijven er punten van verbetering. De correcte berekening van de boeterente is een van deze punten. Ik vind het dan ook teleurstellend dat er nog altijd een aantal aanbieders zijn die niet op alle punten in lijn handelen met de wettelijke regels. Het is goed dat de AFM streng toeziet of de regels worden nageleefd.
Op welke manier kan worden bevorderd dat de beroepseer en het respect voor klanten versterkt worden?
Zie antwoord vraag 7.
Wanneer gaat de AFM over tot het opleggen van boetes aan hardleerse hypotheekverstrekkers en waarom is dit tot op heden niet gebeurd?
De AFM heeft inmiddels met alle betrokken aanbieders indringend de bevindingen besproken en hen opgedragen op korte termijn te voldoen aan de wettelijke normen. Met betrekking tot de informatieverstrekking verwacht de AFM dat alle vijftien aanbieders op korte termijn aanpassingen doorvoeren. De AFM monitort de rest van het jaar het tempo en de kwaliteit van de verbeteringen die aanbieders doorvoeren. Daarnaast overweegt de AFM om aan enkele aanbieders handhavende maatregelen op te leggen. Het is aan de AFM als onafhankelijk toezichthouder om te bepalen of en wanneer deze vervolgstappen worden gezet.
Het wangedrag van hulpverleners in Afrika |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat hulpverleners in Afrika prostituees medicijnen in ruil voor seks gaven?1 Wat is uw reactie daarop?
Ik heb kennisgenomen van dit bericht en van de BBC rapportage waarop dit bericht is gebaseerd. Zoals bij u bekend, heb ik eerder mijn afschuw uitgesproken over seksueel misbruik door medewerkers van hulporganisaties. Dergelijk gedrag is onacceptabel en ik verwacht van hulporganisaties dat zij optreden tegen dit gedrag.
Was u op de hoogte van het kennelijke bestaan van een zwarte lijst onder niet-gouvernementele organisaties, waarop niet de mensen die zich slecht gedragen komen te staan maar klokkenluiders?
Nee, ik ben niet op de hoogte van het bestaan van «zwarte lijsten» voor klokkenluiders. Navraag bij de noodhulp- en ontwikkelingsorganisaties wijst uit dat zij hier evenmin mee bekend zijn. Het bestaan van dergelijke lijsten zou onacceptabel zijn.
Hoe kan voorkomen worden dat klokkenluiders bang zijn hun melding te doen wegens deze vermeende zwarte lijst? Bent u bereid hier ook actie op te ondernemen en dit aan uw actieplan toe te voegen?
Het is bekend dat medewerkers zich niet altijd veilig voelen om met klachten over misbruik naar buiten te komen. De hulpsector onderkent dat een cultuur waarin medewerkers zich veilig voelen om problemen en misstanden aan te kaarten, essentieel is voor ieder systeem om misbruik te voorkomen en tegen te gaan. Het actieplan dat door de Nederlandse hulpsector in afstemming met het kabinet is ontwikkeld omvat een aantal projecten die tot doel hebben de integriteitsaanpak van organisaties op integrale wijze te verbeteren. De meeste organisaties hebben al een systeem van vertrouwenspersonen en een beleid voor klokkenluiders.
Hoe vordert uw actieplan om wangedrag binnen de hulpsector tegen te gaan? Welke concrete stappen zijn in de laatste maanden gezet? Waar ziet u mogelijkheden in verbetering en versnelling van dit proces?
De uitvoering van het actieplan door de diverse betrokken partijen is op dit moment in volle gang. Sommige projecten zijn nu in een verkennende fase, andere projecten lopen en weer andere zijn in een afrondende fase.
Een concrete stap die wordt gezet is de verbetering van integriteitssystemen bij hulporganisaties. De NGO-koepelorganisatie Partos en Goede Doelen Nederland hebben voor hun leden diverse workshops georganiseerd over het verbeteren van het integriteitsbeleid. De volgende stap is het aanscherpen van het bestaande normenkader voor dit beleid, bijvoorbeeld de Erkenningsregeling Goede Doelen, de Partos gedragscode en de Partos 9001 (kwaliteitsnorm).
Het kabinet dringt er bij de hulpsector op aan dat het tempo van de uitvoering van het actieplan hoog ligt, want ieder slachtoffer van grensoverschrijdend gedrag en machtsmisbruik is er één teveel. Zoals toegezegd tijdens het debat met uw Kamer over misstanden in de hulpsector van 13 juni jl., zal ik in het najaar rapporteren over de geboekte voortgang van het actieplan.
Wat is er met de twee gevallen die onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse afdeling vielen en niet zijn ontslagen gebeurd?
Bij Artsen zonder Grenzen-Holland (AZG) zijn zeven meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag binnengekomen. Het betrof in alle gevallen seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen collega’s. Deze meldingen zijn conform de procedures van AZG onderzocht. Een melding of klacht betekent immers niet dat er daadwerkelijk een misstand is geweest. Vijf van de meldingen zijn gegrond verklaard en de medewerkers die zich schuldig hadden gemaakt aan dit gedrag, zijn ontslagen. In één geval kon geen grensoverschrijdend gedrag vastgesteld worden en in één geval wilde het slachtoffer dat er geen onderzoek zou worden ingesteld.
De regulering van rechtsbijstandverzekeringen |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gaat het wel goed met onze rechtsbijstandverzekeringen»?1
Ja.
Deelt u de mening van uw voorganger dat «een jurist van een verzekeraar wat betreft de kwaliteit van zijn werk op dezelfde voet moet worden beoordeeld als een advocaat»?2
Burgers die een beroep doen op hun rechtsbijstandsverzekering mogen verwachten dat de hulp die zij ontvangen van voldoende kwaliteit is. In de rechtspraak wordt ter beoordeling van beroepsaansprakelijkheid de civielrechtelijke norm gehanteerd van een redelijk handelend en redelijk bekwaam rechtsbijstandverlener.3 Ook het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening hanteert deze norm bij de beoordeling van klachten over de kwaliteit van de door een rechtsbijstandsverzekeraar geboden rechtshulp.
Klopt het dat de gekozen systematiek van zelfregulering, met betrekking tot die kwaliteit door het Verbond van Verzekeraars, nu niet goed loopt?
In 2016 heeft het WODC de verhoging van de competentiegrens in 2011 geëvalueerd.4 Daarbij is het WODC uitvoerig ingegaan op de kwaliteit van hulp die gemachtigden boden vóór en na de verhoging van de competentiegrens. Uit de evaluatie van de verhoging van de competentiegrens in 2016 bleek dat – op basis van het kwaliteitsoordeel van professionals en de tevredenheid van klanten – de rechtshulp die wordt geleverd in het kader van een rechtsbijstandverzekering als beste werd beoordeeld. Ook gaven verzekerden aan meer tevreden te zijn wanneer procedures door eigen juristen van verzekeraars worden verricht, dan wanneer dat door een externe advocaat wordt gedaan. Deze uitkomsten geven mij dan ook geen aanleiding tot zorg over de systematiek van zelfregulering door het Verbond van Verzekeraars.
Bent u van mening dat met de invoering van de Kwaliteitscode Rechtsbijstand door het Verbond van Verzekeraars de kwaliteit van het werk van juristen van verzekeraars op dezelfde voet wordt beoordeeld als een advocaat? Kunt u daarbij in het bijzonder een vergelijking maken tussen de beoordeling en de verplichtingen van juristen van verzekeraars op grond van die Kwaliteitscode enerzijds en de beoordeling, opleidingsverplichtingen en gedragsregels van advocaten anderzijds? Zo nee, waarom niet?
Van zowel juristen van rechtsbijstandsverzekeraars als advocaten mag worden verwacht dat zij rechtsbijstand van voldoende kwaliteit leveren. Dit betekent niet dat juristen van rechtsbijstandsverzekeraars aan eenzelfde kwaliteits- en opleidingsregime als advocaten onderworpen dienen te zijn, nu zij niet in alle gevallen dezelfde werkzaamheden verrichten. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het feit dat in bepaalde gevallen verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat voorgeschreven is. Het staat de branche vrij haar eigen instrumentarium te kiezen om te waarborgen dat de kwaliteit van de dienstverlening voldoende is. Voor een overzicht van de kwaliteitswaarborgen, waarin is voorzien, verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen van het lid Swinkels d.d. 21 april 2017.5
Kunt u aangeven waarom de motie-Van Vroonhoven-Kok/Heerts3 op de lijst met moties en toezeggingen is verdwenen van de vaststelling van de begrotingsstaten voor het jaar 2018?4
De uitvoering van deze motie was oorspronkelijk verbonden aan de in het antwoord op vraag 3 genoemde evaluatie van de verhoging van de competentiegrens. De motie van de leden Van Vroonhoven-Kok en Heerts is als gevolg van een administratieve fout verdwenen van het overzicht moties en toezeggingen bij de begroting van mijn ministerie voor het jaar 2018. De motie zal bij het overzicht van moties en toezeggingen bij de begroting voor het jaar 2019 weer worden toegevoegd.
Wat is de stand van zaken rondom de uitvoering van de motie-Van Vroonhoven-Kok/Heerts voor een deugdelijk toezichtsysteem voor procederende juridische adviseurs?
In 2016 heeft het WODC onderzocht welke ontwikkelingen mogelijk veranderingen teweegbrengen voor de advocatuur, het notariaat en de gerechtsdeurwaarderij.8 Zoals aangekondigd in de brief waarmee dit onderzoek aan uw Kamer is aangeboden, biedt het onderzoek aandachtspunten voor verdere discussie met de beroepsgroepen en andere betrokkenen.9 Op basis daarvan wordt een visie ontwikkeld op welke acties de in kaart gebrachte ontwikkelingen van de beroepsgroepen en van de overheid vergen. Dit is inmiddels in gang gezet. Bij deze discussie betrek ik de motie van de leden Van Vroonhoven-Kok en Heerts. Uw kamer wordt te zijner tijd over de uitkomsten geïnformeerd.
Kunt u met betrekking tot het Massar/DAS-arrest5 toelichten in hoeverre u de vrije advocaatkeuze illusoir acht, gezien de praktijk van rechtsbijstandverzekeraars teneinde beperkingen aan de vrije advocaatkeuze te stellen?6 Kunt u daarbij in het bijzonder ingaan op de voorlichting en de campagne van verschillende rechtsbijstandverzekeraars?7
Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie kan een rechtsbijstandsverzekeraar beperkingen stellen aan de kosten die worden vergoed voor de inschakeling van een rechtshulpverlener door de verzekerde. In het Massar/DAS-arrest heeft het Hof opgemerkt dat Lidstaten vrij zijn om een op rechtsbijstandsverzekeringen toepasselijke regeling vast te stellen, voor zover de in de richtlijn 87/344/EG neergelegde beginselen niet van hun wezenlijke inhoud worden beroofd. Het is aan de rechter om te beoordelen of er zodanige beperkingen zijn gesteld dat de vrije keuze van een rechtshulpverlener illusoir is geworden. Bij het Verbond van Verzekeraars zijn overigens geen signalen bekend dat het gestelde kostenmaximum onvoldoende zou zijn.
Het Verbond van Verzekeraars heeft laten weten dat rechtsbijstandsverzekeraars hun verzekerden via diverse kanalen voorlichten over de vrije keuze van rechtshulpverlener, hoe dit werkt en wat de verzekerde kan verwachten. Dit gebeurt via diverse kanalen zoals de website, de polisvoorwaarden en de verzekeringskaart. Bij veel verzekeraars kan de verzekerde bij het aanschaffen van een verzekering een keuze maken tussen verschillende bedragen voor externe rechtshulp. Voor het voeren van een gerechtelijke of administratieve procedure door een eigen jurist of advocaat in dienstbetrekking geldt geen kostenmaximum omdat dit vergoeding in natura betreft. Dit duale karakter is kenmerkend voor (op dit moment alle) Nederlandse rechtsbijstandverzekeringen.
De inning van auteursrechten door collectieve beheersorganisaties |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Ondernemers: scherp toezicht inning auteursrechten aan»?1
Ja.
Klopt het dat ondernemers te maken krijgen met een toenemend aantal collectieve beheersorganisaties (cbo's) aan wie zij vergoedingen moeten betalen voor het gebruik van bijvoorbeeld muziek in hun winkel of bedrijfspand?
Er is mij één voorbeeld bekend waarin ondernemers te maken kunnen krijgen met een toename van het aantal collectieve beheersorganisaties (cbo’s) dat vergoedingen int. Op 1 juli 2015 trad de Wet auteurscontractenrecht in werking. Door deze wet hebben de belangrijkste filmmakers voor iedere mededeling aan het publiek van hun filmwerk (m.u.v. on demand exploitatie) recht op een billijke vergoeding van degenen die hun werk exploiteren. Deze vergoeding kan worden geïnd door de cbo’s van deze filmmakers. Dit betekent dat ondernemers die bijvoorbeeld een televisie aan hebben staan in hun winkel of bedrijfspand, sinds 1 juli 2015 een vergoeding moeten afdragen aan Norma (een cbo voor acteurs), Lira (een cbo voor scenarioschrijvers) en Vevam (een cbo voor regisseurs). Daardoor kunnen ondernemers in de praktijk met meer cbo’s te maken krijgen dan voorheen. Voorheen hadden ondernemers voor deze rechten alleen te maken met Videma (een cbo voor filmproducenten) die een vrijwaring verleende voor aanspraken van andere auteursrechthebbenden.
Hoe beoordeelt u in dit verband het ondernemersgemak voor met name kleine ondernemers?
Bij brief van 29 juni jl. heb ik uw Kamer bericht over de eerste bevindingen van de praktijk met de werking van de Wet auteurscontractenrecht.2 Hieruit blijkt dat het partijen nog niet is gelukt om over een gezamenlijke inning van de vergoeding voor de mededeling van films aan het publiek afspraken te maken. Dit komt het ondernemersgemak, met name voor kleinere ondernemers, niet ten goede. In genoemde brief roep ik de betrokken cbo’s dan ook op alsnog op korte termijn in één gezamenlijke factuur te voorzien. Op grond van artikel 21 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (hierna: Wet toezicht) heb ik de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur cbo’s zo nodig tot deze samenwerking te bewegen. Ik heb begrepen dat het overleg over een gezamenlijke factuur inmiddels op gang is gekomen. Ik vind het belangrijk dat op korte termijn stappen worden gezet. Om de voortgang te bewaken onderhoudt mijn ministerie hierover de komende periode nauw contact met de branchevereniging voor cbo’s – de Vereniging van Organisaties die Intellectueel eigendom Collectief Exploiteren (hierna: Voice) – en VNO-NCW en MKB-Nederland.
Acht u, los van het ondernemersgemak, de voorlichting rondom deze vergoedingen, bijvoorbeeld bij inschrijving in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel(KvK), voldoende met name voor de kleine ondernemers? Zo ja, kunt u die verschillende voorlichtingsmomenten benoemen?
Naar mijn mening worden ondernemers via verschillende kanalen voldoende geïnformeerd over het regelen van de rechten inzake het gebruik van beschermde prestaties. Via ondernemersplein.nl, een initiatief van onder meer de Kamer van Koophandel, worden ondernemers geïnformeerd over de vergoedingen voor het gebruik van beschermde prestaties. Op deze webpagina wordt ook gewezen op de online «Wegwijzer voor ondernemers voor het regelen van auteursrecht» van de branchevereniging Voice. De wegwijzer bevat een brochure waarin wordt uitgelegd hoe het gebruik van bijvoorbeeld muziek en beeld kan worden geregeld. De brochure is opgesteld door Voice en de sector winkelambacht onder auspiciën van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. In de brochure wordt ook verwezen naar muziekwerkt.nl, waar ondernemers informatie kunnen vinden over de toepassing van muziek in hun onderneming. Verder wijst de brochure op mijnlicentie.nl, waar ondernemers hun muziekgebruik kunnen regelen, en de websites van cbo’s.
Klopt het, dat de KvK ondernemers nu niet actief informeert over de mogelijkheid een licentie met bijvoorbeeld Buma/Stemra af te sluiten en dat er allerlei kortingen op het licentietarief mogelijk zijn? Zo nee, waaruit blijkt dat? Zo ja, acht u dat wenselijk en waarom?
De Kamer van Koophandel informeert ondernemers inderdaad niet actief over de mogelijkheid om licenties af te sluiten bij Buma Stemra en over eventuele mogelijke kortingen. De Kamer van Koophandel weet immers niet of, en zo ja op welke wijze, ondernemers beschermde prestaties gebruiken. De Kamer van Koophandel biedt ondernemers die gebruikmaken van beschermde prestaties informatie via de genoemde website ondernemersplein.nl (zie het antwoord op vraag 4). Van de Kamer van Koophandel begrijp ik dat zij jaarlijks naar schatting honderd vragen over auteursrecht ontvangen. Deze vragen worden direct telefonisch beantwoord of er wordt gewezen op de informatie die beschikbaar is via voornoemde website.
Welke mogelijkheden ziet u teneinde ondernemers beter te informeren over de vergoedingen die zij moeten betalen, aan wie zij die moeten betalen en welke kortingsmogelijkheden er zijn?
De Wet toezicht verplicht cbo’s betrokken gebruikers te informeren over de criteria voor het bepalen van tarieven voor exclusieve rechten en rechten op vergoeding (art. 2l, tweede lid). Verder zijn cbo’s verplicht om normaal toepasselijke tarieven, inclusief kortingen, openbaar te maken (art. 2p, eerste lid, onderdeel c). Het College van Toezicht Auteursrechten (hierna: het College) ziet erop toe dat cbo’s deze wettelijke verplichtingen naleven.
VNO-NCW, MKB-Nederland en sommige van de daarbij aangesloten brancheorganisaties verwijzen op hun websites en in publicaties naar de informatie die beschikbaar is via websites als ondernemersplein.nl en muziekwerkt.nl. Sommige cbo’s sluiten overeenkomsten met brancheorganisaties, die groepen gebruikers vertegenwoordigen uit dezelfde branche. Als in deze zogenoemde brancheovereenkomsten kortingen zijn afgesproken, is het aan de brancheorganisaties om de bij die organisaties aangesloten gebruikers hierover te informeren. Langs deze wegen wordt ondernemers online via onder meer de Kamer van Koophandel en Voice, en door VNO-NCW, MKB-Nederland en brancheorganisaties voldoende informatie geboden en de mogelijkheid gegeven vragen te stellen over het regelen van de vergoeding voor het gebruik van beschermde werken.
Hoe beoordeelt u de constatering dat MKB-Nederland een grote hoeveelheid klachten krijgt van ondernemers over het gebrek aan een goede onderbouwing van het aangenomen gebruik van bijvoorbeeld muziek in hun winkel of bedrijfspand?
Uit het bericht van MKB-Nederland en VNO-NCW begrijp ik dat veel van de door hen ontvangen klachten gaan over de vergoeding die ondernemers aan cbo’s betalen. Zij zouden voor meer moeten betalen dan zij daadwerkelijk gebruiken. Voice bericht mij hierover dat weinig klachten worden ingediend bij de cbo’s zelf en bij het klachtenmeldpunt van Voice, en dat VNO-NCW en MKB-Nederland bij Voice nog geen melding hebben gemaakt van deze klachten.
Ik vind het belangrijk dat er een loket is waar partijen met hun klachten terecht kunnen. De Geschillencommissie Auteursrechten is aangewezen om klachten te behandelen over de tarieven van cbo’s die bij ondernemers in rekening worden gebracht. Dit kan gaan over de hoogte of vaststelling van tarieven. Bovendien kan een klacht worden ingediend bij het College als er signalen zijn dat een cbo in strijd handelt met de Wet toezicht.
Welke mogelijkheden ziet u cbo’s er toe aan te zetten de berekening van de te betalen vergoeding voor ondernemers inzichtelijker te maken en die berekening voldoende te onderbouwen?
Op grond van de Wet toezicht zijn cbo’s verplicht betrokken gebruikers te informeren over de criteria voor het bepalen van tarieven voor exclusieve rechten en rechten op vergoeding (art. 2l, tweede lid). Verder dienen cbo’s aan te geven aan gebruikers welke informatie de cbo nodig heeft om een licentie te kunnen aanbieden (art. 2l, derde lid). Het College ziet erop toe dat cbo’s deze wettelijke verplichtingen naleven.
Ik vind het in de eerste plaats aan ondernemers(organisaties) en cbo’s zelf om te bepalen op basis van welke informatie zij afspraken met elkaar maken over het gebruik van beschermde prestaties. Zij kunnen het best bepalen waar de balans ligt tussen het registreren van daadwerkelijk gebruik en het hanteren van vaste tarieven met het oog op het ondernemersgemak. Als zij er onderling niet uitkomen, kunnen zij hun geschil over de hoogte of vaststelling van een tarief voorleggen aan de Geschillencommissie Auteursrechten.
Hoe beoordeelt u, mede in het licht van de vragen hiervoor, de machtsverhouding tussen de verschillende cbo’s en de gebruikers van auteursrechtelijk beschermde werken? Vormt uw oordeel aanleiding vaker in contact te treden met de cbo’s? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Cbo’s hebben een machtspositie ten opzichte van rechthebbenden en gebruikers.
Daarom, en vanwege de grote sociaal-culturele en financieel-economische belangen die met collectief beheer zijn gemoeid, hecht ik veel belang aan extern toezicht op cbo’s. Ik vind het daarom aan de overheid om het wettelijk kader te geven voor het toezicht op en geschillenbeslechting bij collectief beheer. De Wet toezicht bevat normen over onder meer transparantie, verdeling van geïnde gelden, informatieverplichtingen en geschillenbeslechting. Het toezicht op de naleving van deze normen door cbo’s is belegd bij het College. Dat ziet er onder meer op toe dat cbo’s rekening houden met zowel de belangen van rechthebbenden als de belangen van betalingsplichtigen. Als partijen een geschil hebben over de hoogte en de vaststelling van vergoedingen voor het gebruik van beschermde prestaties, kunnen zij dit op grond van de Wet toezicht voorleggen aan de Geschillencommissie Auteursrechten. De problematiek die in de vragen wordt geschetst wordt besproken in het reguliere contact tussen mijn ministerie en de branchevereniging voor cbo’s, Voice. Ook heeft mijn ministerie contact met VNO-NCW en MKB-Nederland over de relatie tussen gebruikers en cbo’s.
Vormt het feit dat het betalen van auteurs- en naburige rechten stijgt, de onderbouwing voor de te betalen vergoeding onduidelijk is en er steeds meer verschillende cbo’s komen, aanleiding het wettelijk toezicht op deze cbo’s aan te scherpen. Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet streeft naar slagvaardig en doelmatig toezicht op cbo’s. Op dit moment heb ik een wetsvoorstel in voorbereiding dat het College mogelijkheden biedt om verscherpt toezicht te houden op cbo’s en sneller in te grijpen als de situatie daar om vraagt. Het voorontwerp is dit voorjaar geconsulteerd. Onder meer VNO-NCW, MKB-Nederland en Voice hebben een reactie ingestuurd. De consultatiereacties worden op dit moment verwerkt. Bovendien is advies gevraagd aan de commissie auteursrecht, die tot taak heeft mij te adviseren op het gebied van auteursrecht. Aanleiding voor het voorstel is de evaluatie van het wettelijke kader voor het toezicht op cbo’s in 2016. In lijn met de uitkomsten van de evaluatie vergroot het voorstel de slagvaardigheid en doelmatigheid van het toezicht. Hiermee geeft het uitvoering aan de toezeggingen die aan uw Kamer zijn gedaan naar aanleiding van de evaluatie.3 Naar verwachting kan het voorstel na de zomer aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden aangeboden en begin 2019 bij uw Kamer worden ingediend.
De niet nagekomen beloftes van de regering van Malta |
|
Harry van der Molen (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de commentaren die Jason Macallef, de directeur van culturele hoofdstad Valetta (Malta), gemaakt heeft over de vermoorde journaliste Daphne Caruana Galizia?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat velen daarop geschokt gereageerd hebben en zijn optreden veroordeeld hebben, waaronder tientallen schrijvers en de Europese Commissie?1 2
Ik heb kennis genomen van deze berichtgeving.
Heeft u gezien dat culturele hoofdstad Leeuwarden Fryslân 2018 daarop veel uitwisselingen heeft afgezegd en Minister Owen Bonnici van Malta beloofde uitleg te komen geven?3
Leeuwarden Fryslân 2018 heeft op 26 april jl. bekend gemaakt voorlopig geen officiële vertegenwoordigers naar Valletta af te vaardigen en geen officiële uitnodigingen naar de organisatie Malta-Valletta2018 te sturen. De projecten binnen het samenwerkingsprogramma Valletta2018 worden blijvend ondersteund. In reactie daarop heeft de Maltese Minister van Cultuur, Owen Bonnici, bekend gemaakt een bezoek aan Friesland te willen brengen.
Heeft u kennis genomen van het feit dat Minister Bonnici helemaal geen uitleg wil geven?
De Maltese Minister van Cultuur, dhr. Owen Bonnici, heeft aangekondigd op korte termijn een bezoek te zullen brengen aan Friesland.
Bent u bereid om contact op te nemen met de regering van Malta en er op aan te dringen dat zij wel publiek en meer specifiek Leeuwarden Fryslân opheldering verschaffing?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 4.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat drie leden van het Europees parlement onderzoek gedaan hebben en dat hun conclusies over het onderzoek schokkend zijn? Namelijk: «The investigation on the assassination of Daphne Caruana Galizia is stalling».4
Ik heb kennisgenomen van de bevindingen van de delegatie van drie Europarlementariërs, Mw. Ana Gomes, Mr. Sven Giegold en Mr. David Casa, aan Malta.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Europol van mening is dat er ruimte is voor verbetering in de samenwerking bij het onderzoek?5
Ja.
Kunt u aangeven welke rol de Nederlandse politie en forensische experts gespeeld hebben bij het onderzoek? Hoe lang zijn zij in Malta geweest en hoe lang hebben zij aan de zaak gewerkt?6
Op verzoek van de Maltese autoriteiten is door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) assistentie verleend aan de Maltese politie bij hun onderzoek naar de moord. Dit verzoek is gebaseerd op een Memorandum van Overeenstemming uit 2016 tussen het Nederlandse Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Maltese Ministerie van Sociale Dialoog, Consumentenzaken en Burgervrijheden op het terrein van forensische samenwerking. Het team, bestaande uit de drie forensisch deskundigen van het NFI en de forensisch deskundige van de politie, is op donderdag 19 oktober 2017 afgereisd naar Malta en is op zondag 22 oktober 2017 huiswaarts gekeerd. De sporen die het NFI heeft ontvangen, en die mogelijk resten van het gebruikte explosief bevatten, zijn onderzocht en geanalyseerd door het NFI. Het NFI werkte drie weken aan dit explosievenonderzoek, inclusief rapportage. De conservering van een item ten behoeve van digitaal onderzoek duurde vier dagen, inclusief rapportage.
Welke acties onderneemt u, als Nederland of in Europees verband, om er bij Malta op aan te dringen dat de onderste steen boven komt en degenen die opdracht gegeven hebben voor deze aanslag worden gestraft?
De Maltese autoriteiten zijn verantwoordelijk voor het onderzoek naar de moord op journaliste Daphne Caruana Galizia en het opsporen en berechten van de daders. In Europees verband worden de Maltese autoriteiten daar ook op gewezen, onder andere door Commisaris Jourova tijdens haar bezoek aan Malta op 15 juni jl. (zie ook: http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-18–4182_en.htm). Daarnaast is er in het kader van de Raad van Europa veel aandacht voor deze zaak. In bilateraal kader heeft Nederland het belang van het oplossen van de moord aan de orde gesteld.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Het no cure no pay-verbod binnen de advocatuur moet worden opgeheven' |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Het no cure no pay-verbod binnen de advocatuur moet worden opgeheven»?1 Wat is uw reactie op dit artikel?
Ja, ik heb kennisgenomen van het artikel. Ik merk op dat hierin geen melding wordt gemaakt van het thans binnen de advocatuur lopende experiment met resultaat gerelateerd belonen.
In hoeverre kan «no cure no pay» in de advocatuur gunstige gevolgen hebben voor de kosten van de advocatuur en voor de toegang tot het recht?
In 2014 is een experiment gestart met resultaat gerelateerde beloning in letsel- en overlijdensschade zaken. Na zorgvuldige afweging is een wijziging in de verordening op de praktijkuitoefening (onderdeel resultaat gerelateerde beloning) vastgesteld waarin strikte voorwaarden zijn neergelegd waarbinnen resultaat gerelateerde beloning in dit experiment kan worden beproefd. Het doel van het experiment is het vergroten van de toegang tot het recht van cliënten die niet voor een toevoeging in aanmerking komen, maar voor wie rechtsbijstand door een advocaat toch een te hoge financiële drempel zou betekenen om hun recht te halen bij letselschadezaken. Momenteel wordt door de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) geëvalueerd of en in welke mate dit doel ook is bereikt.
Kunt u een overzicht geven van andere Europese landen die geen verbod op «no cure no pay» hebben? Wat zijn de effecten in die landen op de kosten van de advocatuur en de toegang tot het recht?
Ik heb geen overzicht van andere Europese landen die geen verbod op «no cure no pay» hebben, noch van de effecten in die landen op de kosten van de advocatuur en de toegang tot het recht. Op basis van de evaluatie van het experiment met resultaat gerelateerde beloning zal ik bezien of het opstellen van een dergelijk overzicht meerwaarde heeft.
Hoe verloopt de proef die momenteel loopt over «no cure no pay» bij letselschade- en overlijdensschadezaken? Klopt het dat deze proef per 1 januari 2019 stopt? Bent u bereid de proef voort te zetten?
De proef met resultaat gerelateerde beloning in letsel- en overlijdensschadezaken die in 2014 is gestart loopt inderdaad eind dit jaar af. Momenteel wordt de proef door de NOvA geëvalueerd. De uitkomsten zijn nog niet bekend. Een besluit over het al dan niet voortzetten van de regeling is mede afhankelijk van de uitkomsten van deze evaluatie. Voor het einde van dit jaar neemt de NOvA een beslissing over het al dan niet voortzetten van de proef met resultaat gerelateerde beloning in letsel- en overlijdensschadezaken.
Zou «no cure no pay» ook bij andere rechtsgebieden nuttig kunnen zijn? Zo nee, waarom niet?
In 2014 is bewust gekozen om het experiment te beperken tot letsel- en overlijdensschadezaken omdat dit rechtsgebied zich vanwege specifieke kenmerken leent voor een dergelijk experiment. Zo worden in letselschadezaken vaak lange procedures gevoerd en kunnen de kosten hoog oplopen. Of resultaat gerelateerde beloning ook bij andere rechtsgebieden nuttig zou kunnen zijn moet afzonderlijk worden bezien en is mede afhankelijk van de uitkomsten van het lopende experiment.
Het MH17 strafproces te voeren in de zittingslocatie Schiphol |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u de nabestaanden of organisaties of personen die opkomen voor de nabestaanden, tevoren geraadpleegd over het voeren van het strafproces op Schiphol?1 Zo nee, waarom niet? Zo ja, met wie heeft u gesproken?
Bij het zoeken naar een geschikte locatie hebben verschillende aspecten een rol gespeeld. Het internationale karakter van een MH17-strafproces maakt dat er veel eisen worden gesteld aan de zittingslocatie. Het openbaar ministerie (OM) en de rechtspraak hebben een programma van eisen opgesteld waaraan een zittingslocatie zou moeten voldoen. De positie van nabestaanden is een belangrijk element dat nadrukkelijk in dit programma van eisen is opgenomen. Alle nabestaanden, die afkomstig zijn uit 17 verschillende landen, dienen een plek te krijgen binnen het strafproces, zowel juridisch als eventueel fysiek. Daarnaast valt te denken aan tijdige beschikbaarheid, voldoende ruimte voor de media, de mate waarin veiligheidsrisico’s kunnen worden ondervangen en voldoende kantoorruimte.
Het JCS beschikt over de benodigde faciliteiten voor een proces van dit karakter en deze omvang en voldoet daarmee het meest als geschikte locatie voor een strafrechtelijk MH17-proces.
Wat heeft u doen besluiten niet te kiezen voor de stad Den Haag, die door de Nederlandse regering vaak wordt neergezet als de internationale hoofdstad van recht?
Op 6 september 2017 (Kamerstukken II 2016/2017, 33 997 nr. 110) heeft mijn ambtsvoorganger tijdens het plenair debat over MH17 al aangegeven dat de Rechtbank Den Haag een zaak zal behandelen. Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, hebben het OM en de rechtspraak een programma van eisen opgesteld waaraan een zittingslocatie zou moeten voldoen. Er was in Den Haag geen locatie beschikbaar die aan de gestelde eisen voldeed. Het JCS beschikt wel over de benodigde faciliteiten voor een proces van dit karakter en deze omvang en voldoet daarmee het meest als geschikte locatie voor een strafrechtelijk MH17-proces.
Op welke wijze heeft u zich er rekenschap van gegeven, dat het voor nabestaanden bezwarend kan zijn naar Schiphol, waar de laatste vlucht MH17 vertrok en waar zij afscheid namen van hun geliefden, te komen voor het bijwonen van het strafproces? Wat heeft u doen besluiten desondanks voor Schiphol als zittingsplaats te kiezen?
Het kabinet is zich ervan bewust dat Schiphol voor sommige nabestaanden een beladen plek kan zijn. Maar Schiphol is ook de plek waar vandaan hun dierbaren onbevangen zijn vertrokken. Het kan daarmee een plek zijn die nauw verbonden is met de nagedachtenis van de slachtoffers.
Bent u bereid de keuze te heroverwegen, als blijkt dat nabestaanden moeite hebben met deze zittingsplaats? Zo nee, waarom niet?
Het besluit over de zittingslocatie is zorgvuldig voorbereid en gemaakt. Zoals in de antwoorden op de vragen 1 en 2 al is aangegeven hebben het OM en de rechtspraak een programma van eisen opgesteld waaraan een zittingslocatie zou moeten voldoen. In dit programma van eisen is de positie van nabestaanden nadrukkelijk meegenomen. Het JCS beschikt over de benodigde faciliteiten voor een proces van dit karakter en deze omvang en voldoet daarmee het meest als geschikte locatie voor een strafrechtelijk MH17-proces.
Ziet u mogelijkheden nabestaanden tegemoet te komen, die wel het strafproces of delen daarvan willen bijwonen, zonder dat dat op Schiphol zou moeten gebeuren?
De nabestaanden van de 298 slachtoffers van het neerhalen van vlucht MH17 komen uit 17 verschillende landen. Er wordt naar gestreefd dat nabestaanden over de hele wereld ook via een live stream het zittingsproces kunnen volgen. Nabestaanden kunnen er dan ook voor kiezen om in een zelf gekozen omgeving een MH17-strafproces te volgen.
Het vertrek van de Verenigde Staten uit de VN-Mensenrechtenraad |
|
Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV), Joël Voordewind (CU) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «U.S. withdraws from U.N. Human Rights Council over perceived bias against Israel»?1
Ja.
Hoe waardeert u de achterliggende kritiek van de Verenigde Staten (VS) op de VN-Mensenrechtenraad als een organisatie die vooringenomen kritisch is jegens Israël en notoire mensenrechtenschenders als lid toelaat?
Het kabinet is van mening dat de Mensenrechtenraad een zeer relevant VN-orgaan is waarin belangrijke resultaten zijn geboekt. Wel vindt het kabinet dat de Mensenrechtenraad niet zonder tekortkomingen is en zou moeten worden versterkt en hervormd. Dat heeft onder meer betrekking op het permanente agendapunt 7 van de Mensenrechtenraad: «human rights situation in Palestine and other occupied Arab territories.» Net als de VS zijn Nederland en de EU ongelukkig met dit agendapunt en zijn zij van mening dat de mensenrechtensituatie in de bezette gebieden op eenzelfde manier zou moeten worden behandeld als andere landensituaties, onder het agendapunt 4, waar alle landenspecifieke situaties worden besproken. Een ander kritiekpunt dat Nederland met de VS deelt is de kwaliteit en geloofwaardigheid van het lidmaatschap van de Mensenrechtenraad.
Nederland heeft zich het afgelopen jaar, samen met gelijkgezinde landen zoals de VS, actief ingezet voor hervorming. Mede als gevolg van deze inspanningen is er meer aandacht dan voorheen van lidstaten voor maatregelen met betrekking tot het efficiënter functioneren van de Raad. Ook staat de kwaliteit van het lidmaatschap hoger op de agenda. Nederland zal de komende tijd blijven inzetten op hervormingen. Dit zal tijd kosten, omdat hervorming van de Mensenrechtenraad breed draagvlak vereist onder alle VN-lidstaten.
Beaamt u dat mensenrechten op deze manier niet bevorderd, maar veeleer ondermijnd worden?
Het kabinet deelt deze mening niet. De Mensenrechtenraad is een relevant en belangrijk VN-orgaan waar Nederland zich actief inzet voor het beschermen en bevorderen van mensenrechten en individuele vrijheden wereldwijd. Nederland werkt hierin samen in verschillende coalities. Ondanks de tegenstand van niet-gelijkgezinde landen is de Mensenrechtenraad in staat belangrijke resoluties aan te nemen over onder andere de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting, gelijke rechten voor vrouwen en LGBTI. Ook stelt de Raad onderzoekscommissies in en spreekt het landen hard aan op schendingen van mensenrechten, zoals in Zuid-Sudan, Syrië, Jemen, DPRK en Myanmar.
Beaamt u dat lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad, met als reden het behoud van invloed en inspraak tegenover lidstaten die als notoire mensenrechtenschenders bekend staan, ook bij kan dragen aan het legitimeren van ongeloofwaardig en eenzijdig mensenrechtenbeleid?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is door de VS, Nederland en andere (voormalig) leden van dit VN-orgaan gedaan om genoemde tekortkomingen van de VN-Mensenrechtenraad te beëindigen?
Om de kwaliteit van het lidmaatschap te verbeteren, heeft Nederland er in de Mensenrechtenraad voor gepleit dat kandidaat-leden de inzet van hun lidmaatschap presenteren en onderbouwen voordat de verkiezingen plaatsvinden. Verder stimuleert Nederland (constructieve) landen zich te kandideren, om de keuze tussen potentiële leden te vergroten.
De Nederlandse inzet is er verder op gericht disproportionele aandacht voor een land binnen de VN te voorkomen, door als EU principieel stelling te nemen tegen agendapunt 7 van de Mensenrechtenraad en door een kritische opstelling bij onderhandelingen over deze resoluties, zoals aangegeven in reactie op Kamervragen over het Nederlandse stemgedrag in VN-fora (Kamervragen van de leden Voordewind, Ten Broeke en Van Helvert, d.d. 19 januari 2018, Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2017–218, aanhangselnummer 915).
Welke stappen overweegt Nederland naar aanleiding van de beslissing van de VS? Bent u bereid om de VS, ook in VN-verband, bij te vallen, en de opportuniteit van een mogelijk toekomstig Nederlands lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad te heroverwegen?
Het kabinet zal zich actief blijven inzetten voor de bescherming en bevordering van de mensenrechten wereldwijd. De Mensenrechtenraad is daarbij een belangrijk instrument. Daarom heeft Nederland zich kandidaat gesteld voor de Mensenrechtenraad voor de periode 2020–2022. Het kabinet wil zichzelf niet buiten spel zetten, maar wil juist in gesprek blijven in de Mensenrechtenraad, ook met de moeilijke landen.
Een nieuw datalek bij Mossack Fonseca |
|
Helma Lodders (VVD), Renske Leijten (SP), Pieter Omtzigt (CDA), Henk Nijboer (PvdA), Bart Snels (GL), Steven van Weyenberg (D66), Eppo Bruins (CU) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van het artikel «Spil Panama Papers kende meeste eindklanten niet, blijkt uit nieuw datalek»?1
Ja.
Op welke manier, in welke mate en op welke termijn zal de Belastingdienst de nieuwe data gaan gebruiken om de aanpak van belastingontwijking of -ontduiking te intensiveren?
Zodra het openbare bestand van het International Consortium of Investigative Journalists (ICIJ) is aangevuld met de nieuwe data of deze anderszins publiek zijn geworden, wordt door de Belastingdienst – zoals gebruikelijk – direct gestart met het identificatieproces en daarna waar mogelijk met de verdere behandeling van de gegevens.
Klopt het dat de Panama Papers van mei 2016 inmiddels 6,2 miljoen euro aan aanslagen heeft opgeleverd? Hoe verhoudt zich dat tot de kosten, zijnde de personele inspanning om belasting te kunnen heffen? Leidt dit tot een positieve business case?
De informatie uit Panama Papers van 2016 hebben op dit moment inderdaad € 6,2 miljoen aan aanslagen opgeleverd. Het hiervoor binnen de Belastingdienst ingezette aantal medewerkers is globaal genomen 25 fte. De personele inzet is verdeeld over verschillende disciplines en organisatieonderdelen. De totale kosten die hiermee gemoeid zijn worden niet apart geadministreerd. Zoals aangegeven in mijn brief Aanpak Belastingontwijking en Belastingontduiking is in het verleden gebleken dat het zowel ex ante als ex post niet lukt een directe relatie te leggen tussen specifieke investeringen en meer belastingopbrengsten, wat gebaseerd is op de onderzoeken van de Algemene Rekenkamer en Auditdienst Rijk.2 Tijdens onderzoeken kan blijken dat belastingplichtigen correct aangifte hebben gedaan en dan wordt geen opbrengst genoteerd. Deze vaststelling is wel belangrijk in het kader van de handhavende taak van de Belastingdienst. De bate kan er ook zijn in het maatschappelijk effect van de aanpak van verborgen vermogen. Een zichtbare aanpak van ongewenste constructies heeft bovendien een preventieve werking en kan de naleving door belastingplichtigen bevorderen. De relatie tussen de wijze waarop de Belastingdienst zijn capaciteit inzet en de baten ervan vergt daarom een bredere blik. Ik ben daarom niet alleen bezig te onderzoeken in hoeverre een extra investering op dit terrein de belastingopbrengsten ten goede kan komen maar ook de handhavingstrategie van de Belastingdienst in het algemeen. Daar zal ik op Prinsjesdag 2018 uw Kamer over informeren.
Kunt u een meerjarenoverzicht geven van kosten en opbrengsten van data-analyse op het gebied van belastingontwijking of -ontduiking?
Data-analyse is onderdeel van veel processen en projecten. Binnen deze processen en projecten worden de kosten en opbrengsten van data-analyse niet apart geadministreerd. Een meerjarenoverzicht van kosten en opbrengsten is daarom niet te geven.
Wat is de stand van zaken rondom de versterking van de informatiepositie en de opsporingscapaciteit van de Belastingdienst, zoals in het regeerakkoord is afgesproken?
In het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst is opgenomen dat de informatiepositie en de opsporingscapaciteit van de Belastingdienst worden versterkt. Daartoe nodigt het regeerakkoord uit een business case uit te werken. Ik onderzoek in hoeverre een extra investering op dit terrein de belastingopbrengsten maar ook de handhavingstrategie van de Belastingdienst alsmede de opsporingscapaciteit van de FIOD ten goede kan komen. Die vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. Zoals nader toegelicht in het antwoord op vraag drie is het in verleden gebleken dat het niet lukte om een directe relatie te leggen tussen specifieke investeringen en meer belastingopbrengsten. Ik informeer uw Kamer op Prinsjesdag 2018 in hoeverre een extra investering op het terrein van de versterking van de informatiepositie en de opsporingscapaciteit van de Belastingdienst de belastingopbrengsten en ook de handhavingstrategie van de Belastingdienst ten goede kan komen.
Wanneer stuurt u de Kamer een uitgewerkte business case toe, zoals in het regeerakkoord is afgesproken?
Ik verwijs naar de antwoorden op de vragen 3 en 5.
Wat zijn de kosten en opbrengsten van de inzet van capaciteit op bestrijding van ontwijken van belasting met behulp van buitenlandse rechtspersonen die zijn opgezet met behulp van Nederlandse adviseurs? Wordt dit werk ook in de business case betrokken?
Een overzicht van kosten en opbrengsten van de door uw Kamer bedoelde inzet is niet te geven, om dezelfde redenen die zijn genoemd in het antwoord op vraag 4. Fenomenen als de Panama en Paradise Papers ontlenen hun bestaansrecht aan internationale contacten die in de meeste gevallen via fiscale dienstverleners verlopen. Het ligt daarom voor de hand dit te betrekken in mijn onderzoek naar de versterking van de informatiepositie en de opsporingscapaciteit van de Belastingdienst.
In hoeverre raakt de uitstroom van personeel bij de Belastingdienst het werk van de data- en informatiespecialisten alsmede de fiscalisten die met dit werk bezig zijn? Kan dit ook in de business case worden meegenomen?
De uitstroom van personeel raakt uiteraard ook het in uw vraag bedoelde werk van de Belastingdienst. Zoals besproken in het Algemeen overleg van 13 juni jongstleden is de Belastingdienst gestart met een actieve wervingscampagne voor nieuw personeel.
De bescherming van kroongetuigen en hun familie |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Familie kroongetuige Nabil B. zit klem»1 en herinnert u zich het bericht over een wethouder uit Emmen die in het buitenland moest onderduiken?2
Ja.
Is het waar dat er in Nederland onvoldoende capaciteit is teneinde bedreigde personen waaronder gemeentebestuurders en familieleden van kroongetuigen te beschermen? Zo ja, waarom is er te weinig capaciteit? Zo nee, waarom moeten er dan toch bedreigde personen naar het buitenland uitwijken?
Voor alle personen in Nederland kunnen in geval van dreiging en risico beveiligingsmaatregelen genomen worden. De overheid treft aanvullende maatregelen, indien de aard en de omvang van de dreiging dermate is dat de persoon en werkgever daar zelf geen weerstand tegen kunnen bieden. Hierbij is de inschatting van de dreiging en het risico leidend voor het vaststellen van het beoogde weerstandsniveau en de bijbehorende beveiligingsmaatregelen. Persoonsbeveiliging is slechts een van de opties in een heel palet aan mogelijke maatregelen. Bij het nemen van deze beveiligingsmaatregelen is sprake van risicobeheersing, geen risico-uitsluiting. Volledige veiligheid kan niet worden gegarandeerd. Welke beveiligingsmaatregelen genomen moeten worden om de veiligheid zo goed mogelijk te kunnen waarborgen is maatwerk. Daarbij speelt waar mogelijk ook de impact die de beveiligingsmaatregelen op het leven van betrokkenen zullen hebben een rol. Per geval wordt afgewogen wat proportioneel is. Bij een zeer hoge dreiging zullen vergaande beveiligingsmaatregelen genomen moeten worden, eventueel vertrek naar het buitenland. Zoals ook in de kamerbrief3 d.d. 5 juni gemeld staat de capaciteit onder druk, door enerzijds veel beveiligingsopdrachten en anderzijds een capaciteitstekort bij de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB). Op dit moment wordt daarom scherp gekeken welke variatie er mogelijk is in beveiligingsconcepten zodat de betrokken partners de veiligheid zo goed mogelijk kunnen waarborgen. Er worden op maat maatregelen getroffen die passen bij de dreiging en het risico en de balans tussen veiligheid en vrijheid.
Deelt u de mening dat de veiligheid van kroongetuigen, hun familie, bedreigde bestuurders en andere bedreigde personen ten alle tijde door de overheid gewaarborgd moet worden? Zo ja, waarom en deelt u dan ook de mening dat capaciteitsproblemen geen reden mogen zijn dat niet te doen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u voorts de mening dat als de beveiliging van kroongetuigen en hun familie niet optimaal is, dat daarmee het risico bestaat dat kroongetuigen niet langer wensen mee te werken? Zo ja, waarom en wat gaat u doen dat te voorkomen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Voordat met een kroongetuige een overeenkomst wordt gesloten zal in het kader van getuigenbescherming vooraf per situatie bekeken worden of er bescherming nodig is voor de kroongetuigen en familie en zo ja, voor wie in welke mate. De veiligheid van betrokkenen wordt steeds zo goed mogelijk gewaarborgd, vanzelfsprekend wordt de impact van de beveiligingsmaatregelen op het leven van betrokkenen hierbij in ogenschouw genomen. Daarnaast geldt dat scherp wordt gekeken welke variatie er mogelijk is in beveiligingsconcepten. Zo wordt steeds getracht voor alle betrokken personen de optimale situatie te bereiken. Indien de getuige zich met deze maximaal haalbare situatie toch niet kan verenigen, dan kan dat ertoe leiden dat de getuige geen verklaringen (meer) zal willen afleggen.
Wat gaat u doen teneinde er voor te zorgen dat de beveiliging van kroongetuigen, hun familie en van anderen die daarvoor in aanmerking komen, wel optimaal wordt?
Er wordt getracht de beveiliging van alle betrokken personen op de meest passende wijze in te richten. In algemene zin, en zoals ook aangegeven in de kamerbrief van 5 juni jl, heb ik een aantal opdrachten gegeven om de effecten van de georganiseerde criminaliteit op het beschermen van personen te onderzoeken en de stelsels bewaken en beveiligen en getuigenbescherming verder te optimaliseren. Voor nadere toelichting op de opdrachten verwijs ik u naar de kamerbrief die tegelijkertijd met deze beantwoording aan uw Kamer is aangeboden.
Het bericht ‘The summon of Feminist and Woman Human Right Defender Mozn Hassan to investigation within the Context of the NGO Foreign Funding Case’ dd 18 juni 2018 |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «The summon of Feminist and Woman Human Right Defender Mozn Hassan to investigation within the Context of the NGO Foreign Funding Case»?1
Ja.
Heeft u contact opgenomen of gaat u contact opnemen met uw Egyptische ambtsgenoot om uw zorgen over de arrestatie van Mozn Hassan over te brengen? Zo nee, waarom niet?
Mozn Hassan is een van de verdachten in de zaak 173, ook bekend als de «Foreign Funding Case». Deze zaak speelt al sinds 2011 en richt zich tegen NGO’s die er van worden verdacht zonder de benodigde toestemming buitenlandse financiering te ontvangen. In 2016 werd de strafzaak heropend en werd een aantal mensenrechtenactivisten geconfronteerd met reisverboden (w.o. Mozn Hassan) en werden tegoeden van een aantal organisaties bevroren (w.o. Nazra for Feminist Studies). De zaak bevindt zich nog altijd in de onderzoeksfase en zal nog moeten worden doorverwezen naar de rechter. In dat kader is Mozn Hassan op 18 juni jl. ontboden en op 20 juni jl. verhoord. Hassan is na het verhoor op borgtocht vrijgelaten.
De «Foreign Funding Case» is een belangrijk onderwerp van gesprek met de Egyptische autoriteiten. Zorgen over de «Foreign Funding Case» zijn zowel bilateraal als in EU-verband herhaaldelijk bij de Egyptische autoriteiten aangekaart. De specifieke zaak van Mozn Hassan is nog onder de rechter, waardoor directe politieke interventie niet opportuun is. De Nederlandse ambassade in Caïro heeft de zaak nauwlettend gevolgd en zal dit ook blijven doen.
Heeft u contact opgenomen of gaat u contact opnemen met uw Europese collega’s en Hoge Vertegenwoordiger Mogherini om in EU-verband de zorgen over de situatie in Egypte over te brengen aan de Egyptische regering? Zo nee, waarom niet?
Minister Blok heeft tijdens zijn bezoek aan Egypte op 10 mei jl. zijn zorgen overgebracht bij Minister Shoukry over de mensenrechtensituatie in Egypte, in het bijzonder de steeds beperktere ruimte voor maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers om in vrijheid te opereren. Daarnaast heeft de woordvoerder van Hoge Vertegenwoordiger Mogherini op 30 mei jl. een verklaring uitgedaan waarin zorgen worden geuit over de recente toename in arrestaties van mensenrechtenverdedigers, bloggers en politieke activisten in Egypte.
Is de arrestatie van Mozn Hassen exemplarisch voor de druk waaronder in veel landen maatschappelijke organisaties en niet-gouvernementele organisaties werken?
Zaken zoals de «Foreign Funding Case», maar ook wetgeving zoals de NGO-wet in Egypte, bemoeilijken het werk van maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers. Dat is zorgwekkend. Het kabinet is ervan overtuigd dat een gezonde civil society een essentiële rol zou moeten spelen bij de ontwikkeling van een land. Het respecteren van mensenrechten, waaronder het recht op vereniging en vergadering, zorgt juist voor duurzame veiligheid en stabiliteit. Deze boodschap wordt dan ook regelmatig overgebracht in contacten met de Egyptische autoriteiten.
Wat gaat u doen om organisaties te ondersteunen die in Egypte actief zijn, zoals Nazra, op het terrein van het naleven van mensenrechten, bescherming van vrouwen tegen (seksueel) geweld en het bevorderen van de participatie van vrouwen in het openbaar bestuur?
Mensenrechten zijn en blijven een hoeksteen van het Nederlandse buitenlandbeleid. Ruimte voor het maatschappelijk middenveld is een algemene voorwaarde voor het kunnen uitoefenen en bevorderen van rechten en voor de uitvoering van het mensenrechtenbeleid wereldwijd. Nederland probeert daarom die ruimte wereldwijd open te houden en daar waar mogelijk te vergroten.
De Nederlandse ambassade in Caïro staat in goed contact met een aantal organisaties die dit soort doelen nastreeft en zal deze ook blijven ondersteunen.
Bent u bereid dit onderwerp tijdens de Raad Buitenlandse Zaken, eventueel aan marge van de Raad, met uw collega’s te bespreken? Zo nee, waarom niet?
De vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging en vergadering in Egypte zijn zorgpunten van de EU. De EU spreekt deze zorgen ook uit, zoals bijvoorbeeld tijdens het Subcomité voor Democratie en Mensenrechten in december 2017 en in de EU-verklaringen tijdens de Mensenrechtenraad. De «Foreign Funding Case» is op EU-ambassadeursniveau in Caïro een belangrijk onderwerp van gesprek met de Egyptische autoriteiten.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor de Raad Buitenlandse Zaken op 25 juni 2018?
De beantwoording komt u zo snel mogelijk tegemoet.
Studenten die naar de rechter moeten voor onterecht betaalde bemiddelingskosten |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat studenten naar de rechter moeten stappen om hun onterecht betaalde bemiddelingskosten terug te krijgen?1
Als Minister kan ik geen eindoordeel vellen over de juiste toepassing van de wet in concrete gevallen, daar is de rechter voor. Die kan alle voorwaarden en omstandigheden bij zijn oordeel betrekken. Zoals in de beantwoording van eerdere Kamervragen4 aangegeven, is de wet duidelijk dat aan de consument-huurder van woonruimte geen bemiddelingskosten, onder welke benaming dan ook, in rekening mag worden gebracht in het geval dat de bemiddelaar (ook) in opdracht van de verhuurder bemiddelt.
Een benadeelde kan naar de rechter stappen als de bemiddelaar de bemiddelingskosten niet in der minne terugbetaalt. Mogelijk ziet de ACM in de meldingen van consumenten aanleiding tot een onderzoek naar deze praktijk(en). De ACM is bevoegd maatregelen te nemen wanneer sprake is van een stelselmatige overtreding (het gaat om de belangen van een groep consumenten). Zij treedt niet op in individuele gevallen. Klachten bij de ACM kunnen ertoe leiden dat tussenpersonen gedwongen worden hun beleid aan te passen en van verdere schending van de wettelijke regeling af te zien.
Wat is de rol van de ACM (Autoriteit Consument en Markt) geweest in deze zaak, nu de ACM in 2014 een andere werkwijze heeft toegezegd, de wet is aangescherpt en er sinds 2016 dezelfde regels voor studentenkamers gelden tegen onterechte bemiddelingskosten?2 3
Zie antwoord vraag 1.
Kan de ACM in zaken met onterechte bemiddelingskosten voorkomen dat gedupeerden naar de rechter moeten stappen, en waarom is dat in dit geval niet gebeurd?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst gedupeerden geen rechtsgang meer hoeven te maken, maar dat bemiddelingsbureaus automatisch worden gesommeerd om de onterecht ontvangen bemiddelingskosten terug te storten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals tijdens het AO Volkshuisvesting/Woningcorporaties van 21 juni jl. toegezegd informeer ik uw Kamer in het najaar via de aanpak «Goed verhuurderschap» (zie ook het antwoord op vragen 6 en 7) hoe ik invulling geef aan de motie van het lid Kops (PVV) (32 847 nr. 324). Deze motie verzoekt de regering ervoor te zorgen dat er niet langer onrechtmatig bemiddelingskosten bij huurders in rekening worden gebracht. Zoals tijdens het AO Huuraangelegenheden van 26 september jl. toegezegd zal ik ook onderzoeken of de Huurcommissie een rol kan spelen bij geschillen over bemiddelingskosten.
Hoe vaak is het vragen van dubbele bemiddelingskosten voor huur en verhuur nog voorgekomen in 2017 en 2018, nu uw voorganger verwachtte dat «deze praktijken snel zullen eindigen» en de ACM in 2016 stelde dat «dubbele courtage niet vaak meer voorkomt», maar klachten over bemiddelingsbureaus nog steeds op nummer 3 staan bij de meest voorkomende klachten bij het Meldpunt Ongewenst Verhuurgedrag?4 5
Ik beschik niet over cijfers van de aantallen bemiddelaars die ten onrechte verkapte bemiddelingskosten in rekening brengen en aan hoeveel huurders ten onrechte bemiddelingskosten in rekening is gebracht.
In hoeveel gemeenten in Nederland worden huurders van zelfstandige en onzelfstandige woonruimten geholpen als ze te maken hebben met dubbele bemiddelingskosten, ofwel in de vorm van een steunpunt dan wel in de vorm van financiële steun?6
Ik beschik niet over cijfers van de aantallen gemeenten die huurders van zelfstandige en onzelfstandige woonruimten steun bieden als ze te maken hebben met mogelijk dubbele bemiddelingskosten. Wel ben ik ben met de sector in gesprek over de waargenomen misstanden op de woningmarkt en de gezamenlijke inzet daarop in het kader van «Goed verhuurderschap». Onder deze misstanden schaar ik ook het nog steeds het ten onrechte vragen van bemiddelingskosten. Bij het traject «Goed verhuurderschap» zijn verschillende georganiseerde partijen uit de sector betrokken zoals de gemeente Amsterdam namens de studentensteden en VNG, maar ook VBO Makelaar, NVM, IVBN, Vastgoed Belang, VGM NL, Aedes, Woonbond en de LSVb. In gezamenlijkheid wordt gewerkt aan een aanpak, waarbij ook wordt gekeken naar het bieden van hulp aan huurders indien zij geconfronteerd worden met ten onrechte in rekening gebrachte bemiddelingskosten. Graag bericht ik uw Kamer later in het najaar over de aanpak.
Bent u bereid om hulp aan huurders, zoals het voorbeeld van de gemeente Groningen, het Huurteam in Utrecht of het Meldpunt Ongewenst Verhuurgedrag in Amsterdam, te stimuleren in heel Nederland, beginnend bij de studentensteden en mogelijk in samenwerking met de LSVb (Landelijke Studenten Vakbond)? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Is het u bekend dat de voormalig inspecteur-generaal van het Staatstoezicht op de Mijnen, de heer Jan de Jong, het onbegrijpelijk vindt dat de versterking van 1.588 woningen momenteel door u is opgeschort?1
Ja.
Wat is uw oordeel over dit onbegrip en zijn kritiek?
Alle noodzakelijke versterking moet worden uitgevoerd. Dit is ook het standpunt van het kabinet. In mijn brieven aan uw Kamer van 24 april 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 466) en 22 mei 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 468) heb ik toegelicht dat de versterking van woningen van bewoners die reeds een versterkingsadvies hebben ontvangen onverkort wordt uitgevoerd. In afwachting van het advies dat de Mijnraad omstreeks 1 juli 2018 zal opleveren worden kortstondig geen nieuwe versterkingsadviezen verzonden. Conform de motie Mulder c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 491) heb ik de Mijnraad verzocht specifieke aandacht te besteden aan de batch van 1.588 woningen.
Bent u het met de heer De Jong eens dat hij zich niet kan voorstellen dat de Mijnraad begin juli met een advies aan u komt, waaruit blijkt dat de versterking niet langer nodig of minder nodig zal zijn? Zo nee, waarom niet?
Het advies van de Mijnraad verschijnt rond 1 juli 2018. Ik loop niet vooruit op aanbevelingen die daar mogelijk in komen te staan.
Hebt u kennisgenomen van de stelling van de heer De Jong dat er in de Groningse situatie nog niets veranderd is («we hebben dit jaar al een beving boven de 3.0 en net onder de 3.0 gehad. (...) Met een aantal van deze bevingen, kan een beving van 4.0 ook voorkomen. Daarom is die versterking zo belangrijk») Deelt u dit oordeel? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet doet er met het zo snel mogelijk volledig beëindigen van de gaswinning alles aan om de oorzaak van de aardbevingen weg te nemen. De Mijnraad zal mij rond 1 juli adviseren over de ontwikkeling van de risico’s en wat dit voor de versterkingsopgave betekent. Op basis dit advies ga ik direct na het verschijnen daarvan in overleg met de regio om besluiten te nemen over het vervolg van de versterkingsopgave.
Deelt u ook de verwachting van de heer De Jong dat het risico aanzienlijk minder wordt als de gaswinning is teruggebracht tot 12 miljard kuub gas per jaar of minder?
Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) adviseert in zijn advies van 1 februari 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 424) om de gaswinning in Groningen omwille van de veiligheid zo snel mogelijk terug te brengen naar 12 mld kuub per jaar. Hierop heeft het kabinet besloten tot een volledige afbouw van de gaswinning (Zie Kamerstuk 33 529, nr. 457). Deze maatregel neemt het kabinet dan ook voor de veiligheid van de Groningers. Hoeveel veiliger het wordt moet het advies van de Mijnraad uitwijzen.
Heeft u al spijt van u besluit om de versterking van 1588 woningen op te schorten? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven wat er dan wel nodig is om u van gedachten te doen veranderen?
Het kabinet acht het nog steeds verstandig om besluitvorming over bouwkundige versterking van deze woningen – wat veelal sloop en nieuwbouw zou betekenen – aan te houden totdat de Mijnraad, op basis van wetenschappelijke rapporten, een advies heeft uitgebracht over de ontwikkeling van de veiligheidsrisico’s en wat dit voor de versterkingsopgave betekent.
Ik ben mij er zeer van bewust dat voor bewoners die een traject van inspectie en risicobeoordeling achter de rug hebben iedere pas op de plaats onwelkom is, hoe kortstondig ook. Tegelijkertijd is een besluit tot de sloop van huizen die op basis van de meest recente veiligheidsinzichten mogelijk niet nodig is ook onwenselijk.
Een Turks Festival in Arnhem dat een manifestatie is van de Turkse extreemrechtse Partij van de Nationalistische Beweging |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat het Turks Festival in Arnhem geen onschuldig «cultureel en muzikaal evenement» is, maar een manifestatie van de Turkse Federatie Nederland (TFN), een bolwerk van de Turkse extreemrechtse Partij van de Nationalistische Beweging (MHP)?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja.
De Nederlandse samenleving is veerkrachtig en biedt ruimte voor een grote diversiteit van beschouwingen, opvattingen, waardepatronen en leefstijlen. Deze vrijheid is er voor iedereen, ook voor mensen die meningen uiten die sommigen van ons misschien onwenselijk of zelfs schokkend vinden. Het kabinet is zich ervan bewust dat de TFN en MHP bekend staan om hun (nationalistische) gedachtegoed. Het festival is een terugkerend initiatief van een lokale organisatie uit Arnhem die op woensdag 20 juni 2018 tijdens de gemeenteraadsvergadering van de gemeente Arnhem heeft verklaard geen directe banden te hebben met andere organisaties.
Is het waar dat de lokale autoriteiten dit jaar al wel op de hoogte zijn van de te verwachten aanwezigheid van de Grijze Wolven? Zo ja, wat is uw advies aan de gemeente Arnhem hieromtrent?
De gemeente Arnhem heeft aangegeven dat een vergunning is aangevraagd en verleend voor een jaarlijks Turks cultureel festival. Een directe link met de Grijze Wolven is niet bij de gemeente bekend. In 2016 is vastgesteld dat enkele personen tijdens het evenement een gebaar maakten dat geassocieerd wordt met de Grijze Wolven. In 2017 zijn daar geen waarnemingen van gedaan. Het is aan de gemeente Arnhem zelf om te bepalen of zij willen meewerken aan een multicultureel evenement in hun gemeente.
Wat heeft het gesprek, dat burgemeester Marcouch heeft aangegeven te voeren, over het «nationalistische karakter» van het festival opgeleverd?2
De gemeente heeft meerdere gesprekken gevoerd met de organisatie van het Turkse festival. In deze gesprekken is het mogelijke nationalistische karakter van het evenement aan de orde gesteld en is benadrukt dat het hoogst onwenselijk is als de organisatie gedragingen tolereert die ontwrichtend zijn, onverdraagzaamheid bevorderen en de integratie van bevolkingsgroepen tegenwerken. Het Turkse festival moet volgens de gemeente vooral de integratie bevorderen en moet een feest zijn voor alle Arnhemmers. De organisatie is gevraagd om af te zien van eventuele controversiële programmaonderdelen. De organisatie gaf aan deze uitgangspunten te onderschrijven.
Acht u het wenselijk dat als slot- en hoofdact voor het festival een zanger (Ozan Manas) uit Turkije is uitgenodigd die bekend is om zijn nationalistische en haatzaaiende liederen, zoals het tegen Armeniers gerichte: «Jullie die een oog hebben op de Ararat en Nagorno-Karabach Jullie die mijn opa en oma hebben afgeslacht en doen baden in bloed Jullie die zich sterken met de leugen van de genocide Wij hebben nog een rekening te vereffenen met jullie Wij luisteren niet naar het kraken van de steen van het geduld Of we leggen jullie het eeuwige zwijgen op of we laten jullie bloed ophoesten»?3 Kunt u hier een toelichting op geven?
De organisatie van het festival heeft verklaard dat de Turkse zanger Ozan Manas niet zal komen.
Indien er sprake is van strafbare feiten in woord of gedragingen, is de politie daar alert op en zal daar tegen worden opgetreden. De beoordeling of er sprake is van stafbare feiten ligt bij het Openbaar Ministerie. De burgemeester treedt op bij verstoringen van de openbare orde.
Bent u bereid bij de burgemeester van Arnhem na te vragen of deze zal optreden als dergelijke teksten worden gebezigd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met de antwoorden op Kamervragen uit 2016, waarin wordt geschreven dat het om enkele personen zou gaan die de Grijze Wolven Groet brachten? Bent u van mening dat dit een correcte weergave van de werkelijkheid was? Zo nee, hoe zou u de situatie nu omschrijven?4
Ja. De gemeente heeft verklaard dat het een correcte weergave van de werkelijkheid betrof.
Bent u bekend met het feit dat in dezelfde antwoorden geen inhoudelijk antwoord wordt gegeven op de vraag: «Vindt u het acceptabel dat Grijze Wolven zich openlijk manifesteren tijdens een optocht door Arnhem»? Wilt u deze vraag met ja of nee beantwoorden en hier een toelichting op geven?
Nee.
Wanneer het kabinet constateert dat de grenzen van de rechtsstaat overschreden worden, dan wel dat de participatie van Nederlanders met een migratie-achtergrond belemmerd wordt of spanningen binnen of tussen bevolkingsgroepen in Nederland ontstaan, zal het via de daartoe geëigende kanalen actie ondernemen.
Deelt u de mening dat een festival zoals het geplande festival in Arnhem de integratie niet bevordert?
Op basis van de duiding van gemeente Arnhem, zijn er tot nu toe geen aanwijzingen dat het Turkse festival een anti-integratieve werking zou hebben. De gemeente Arnhem wil immers niet meewerken aan welke vorm van polarisering dan ook. Wanneer gemeente Arnhem constateert dat het evenement de participatie van Nederlanders met een migratie-achtergrond belemmert, zal het niet aarzelen verdere actie te ondernemen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor 22 juni 2018?
Dat is mij helaas net niet gelukt.