Het verzwakken van encryptie door de minister van Justitie en Veiligheid |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Overheid werkt aan plan voor afzwakken encryptie: «taak voor nieuw kabinet»»?1
Ja.
Klopt het dat het demissionair kabinet werkt aan het wijzigen van de Telecommunicatiewet teneinde het aftappen van Over-the-top (OTT) diensten – zoals iMessage, Messenger en WhatsApp – mogelijk te maken?
In mijn brief over internetcriminaliteit van 20 mei jl. heb ik aangegeven dat het kabinet de mogelijkheden voor toegang tot communicatie via OTT-diensten onderzoekt.2 Omdat een verplichting om de telecommunicatie aftapbaar te maken (een verplichting op grond van de Telecommunicatiewet) niet geldt voor OTT-diensten is het overwegen van een wetswijziging inherent aan dit onderzoek.
Realiseert u zich dat het kabinet demissionair is, dat dit tegen het bestaande encryptiestandpunt van Nederland in gaat, dat het aantasten van encryptie zeer controversieel is en dat de Kamer zich herhaaldelijk tegen de verzwakking van encryptie heeft uitgesproken?
In mijn eerdergenoemde brief heb ik aangegeven dat het effectief invoeren van een dergelijke verplichting niet eenvoudig is, onder andere omdat meerdere OTT-diensten gebruik maken van end-to-end versleuteling.3 Ik ben mij bewust dat het onderwerp encryptie gevoelig is. Dit dilemma is verwoord in het kabinetsstandpunt encryptie van 2016, maar ook in de brief over de verklaring die de lidstaten van de Europese Unie hebben uitgebracht.4 Daarin staat dat de beschikbaarheid, het gebruik en de ontwikkeling van sterke encryptie blijvend moet worden aangemoedigd. Dit is belangrijk voor de systeem- en informatiebeveiliging van de maatschappij, bedrijven en overheid. Eveneens is dit belangrijk voor de bescherming van fundamentele rechten, zoals het recht op de persoonlijke levenssfeer en het communicatiegeheim. Tegelijkertijd kan het nadelige effect van versleuteling op de uitvoering van de wettelijke taak van opsporings- en inlichtingen en veiligheidsdiensten niet worden genegeerd.
Opsporings- en inlichtingen en veiligheidsdiensten moeten nu en in de toekomst gebruik kunnen maken van hun wettelijke bevoegdheden zodat zij de nationale veiligheid kunnen beschermen, criminaliteit bestrijden en slachtoffers genoegdoening kan worden gegeven. Het is dus zaak om de beschermende waarde van versleuteling hoog te houden, terwijl de negatieve effecten voor opsporings- en inlichtingen en veiligheidsdiensten worden verminderd. Technische oplossingen dienen adequaat en evenwichtig te zijn. Belangrijke componenten hierbij zijn de proportionaliteit en subsidiariteit van de oplossing en dat hierover goed overleg wordt gevoerd met het bedrijfsleven.
Zoals gemeld in eerdere Kamervragen van het lid Verhoeven (D66) streef ik naar oplossingen binnen de kaders van het kabinetsstandpunt die recht doen aan de belangen van de opsporing en de nationale veiligheid.5 In de brief over de raadsverklaring wordt uitgebreider ingegaan op de verhouding van de inventarisatie van oplossingen tot het kabinetsstandpunt.6
Ik heb er begrip voor dat uw Kamer de brief over de Raadsverklaring over rechtmatige toegang tot versleuteld bewijs controversieel heeft verklaard. Zoals aangegeven in het door uw Kamer aangehaalde artikel wordt het onderwerp pas na de verkiezingen behandeld. De uiteindelijke behandeling van een eventueel wetsvoorstel is aan de Tweede Kamer.
Wilt u per direct stoppen met alle werkzaamheden die erop gericht zijn encryptie te verzwakken?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom weigert u enerzijds uitvoering te geven aan een aangenomen motie die oproept tot meer budget voor de Autoriteit Persoonsgegevens, maar werkt u anderzijds tegen aangenomen moties in, wel aan het verzwakken van encryptie?2 3
Het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens is onderdeel van de portefeuille van de Minister voor Rechtsbescherming. Zie voor zijn reactie op deze motie de brief die op 1 maart 2021 naar uw Kamer is verzonden (kenmerk 25 268, nr. 197). Indien u verwijst naar de motie Baudet (FvD) die uw Kamer op 11 november jl. heeft aangenomen kan worden vastgesteld dat de motie de regering oproept zich tegen de ontwikkeling te verzetten om het versleutelen van digitale berichten te verbieden en niet akkoord te gaan met enig voorstel om versleuteling van berichtgeving te verbieden. Er is geen sprake van een voornemen om versleuteling te verbieden en het kabinet zal het verbieden van encryptie in de toekomst niet steunen.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor dinsdag 9 maart 2021?
Ik heb uw vragen op 9 maart beantwoord.
Het rapport 'Same Faith, Different Persecution' van Open Doors |
|
Jan de Graaf (CDA), Martijn van Helvert (CDA), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Wat heeft het overleg in 2020 opgeleverd van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging met de speciaal vertegenwoordiger van de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties (VN) voor seksueel geweld in conflict en de speciale VN-rapporteur over het onderwerp Gender Specific Religious Persecution, waar u in de beantwoording van onze vragen daarover aan refereerde?1
In de beantwoording van de Kamervragen over seksueel geweld tegen christelijke vrouwen (27 maart 2020, kenmerk 2020Z04470) is toegezegd dat de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging (SGRL) een gesprek zou hebben met de Speciaal Vertegenwoordiger van de SGVN voor Seksueel Geweld in Conflict en met de VN Speciaal Rapporteur voor Religie en Levensovertuiging, Dr. Shaheed, om dit onderwerp aan te kaarten. In het gesprek tussen de SGRL en Dr. Shaheed kwam naar voren dat niet de Speciaal Vertegenwoordiger van de SGVN voor Seksueel Geweld in Conflict, maar juist de VN Speciaal Rapporteur voor Geweld tegen Vrouwen de meest voordehand liggende partner is om genderspecifieke religieuze vervolging te aan te pakken. Dr. Shaheed zegde toe de Speciaal Rapporteur voor geweld tegen vrouwen te zullen betrekken bij de uitvoering van zijn rapport over religie en gender. Ook zal Dr. Shaheed nauw samenwerken met de Werkgroep Discriminatie van Vrouwen en Meisjes.
Met Dr. Shaheed is afgesproken dat de financiële middelen die door Nederland beschikbaar zijn gesteld aan het Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR) en de VN Speciaal Rapporteur voor Religie en Levensovertuiging (conform motie 35 570 V, nr. 48) onder meer worden ingezet voor activiteiten op het snijvlak van religie en gender.
Herkent u de bevinding uit het nieuwste rapport over dit onderwerp2 dat juist vrouwen of meisjes uit religieuze minderheden onderworpen worden aan gedwongen huwelijken en mensenhandel om zo hun religieuze gemeenschap te raken? Hoe kunt u dit gegeven in het Nederlandse mensenrechtenbeleid adresseren?
Het kabinet herkent dat vrouwen en meisjes uit religieuze minderheden onderworpen worden aan gedwongen huwelijken en mensenhandel. Dit is een zorgelijke ontwikkeling die het kabinet nauwlettend in de gaten houdt en indien opportuun opbrengt in politieke consultaties. Of gedwongen huwelijken en mensenhandel worden ingezet als middel om een breder doel te bereiken, namelijk het bewust raken van religieuze gemeenschappen, kan het kabinet niet bevestigen. Vrouwen en meisjes uit religieuze minderheden zijn veelal ook kwetsbaar door de achtergestelde sociaaleconomische positie waarin ze zich bevinden.
De dubbele kwetsbaarheid van vrouwen en meisjes uit religieuze minderheden raakt aan twee Nederlandse mensenrechtenprioriteiten, namelijk gelijke rechten voor vrouwen en meisjes en de vrijheid van religie en levensovertuiging en wordt met name geadresseerd vanuit de Nederlandse inzet op deze tweede prioriteit. Binnen de vrijheid van religie en levensovertuiging heeft Nederland specifiek aandacht voor kwetsbare groepen, zoals vrouwen en meisjes. Dit uit zich onder andere in mensenrechtenprojecten die op het snijvlak liggen van religie en gelijke rechten voor vrouwen en meisjes en in het toepassen van een genderlens in mensenrechtenprojecten. Binnen de prioriteit gelijke rechten voor vrouwen en meisjes zet Nederland zich in voor de verbetering van de (maatschappelijke) positie van vrouwen en meisjes. Hierbij is het van belang om de positie van vrouwen zodanig te versterken dat zij ook zelf in staat zijn hun gelijke rechten voor de wet af te dwingen. Daarnaast worden kwesties zoals gedwongen bekeringen en huwelijken aangekaart in bilateraal verband tijdens politieke consultaties. Nederland adresseert het thema religie en gender ook binnen de International Religious Freedom and Belief Alliance (IRFBA). Binnenkort zal IRFBA spreken over (genderspecifieke) geloofsvervolging in overwegend christelijke landen in Latijns-Amerika dat specifiek in het rapport is uitgelicht.
Bent u het eens met de aanbeveling uit dit rapport dat er doelgericht beleid en hulp nodig is voor deze vrouwen die dubbel kwetsbaar zijn, als lid van een religieuze minderheid?
Dubbele kwetsbaarheden van vrouwen en meisjes kunnen worden versterkt wanneer beleid en interventies daar blind voor zijn. Dit besprak de Nederlandse Speciaal Gezant Religie en Levensovertuiging ook met de VN Speciaal Rapporteur voor Religie en Levensovertuiging. De VN Speciaal Rapporteur benoemde in zijn recente rapport over de vrijheid van religie en levensovertuiging in relatie tot de Duurzame Ontwikkelingsdoelen het belang van doelgerichte interventies om deze dubbele kwetsbaarheden tegen te gaan. De financiële middelen die beschikbaar zijn gesteld aan OHCHR en de VN Speciaal Rapporteur voor Religie en Levensovertuiging (conform motie 35 570 V, nr. 48) zullen onder meer worden ingezet om opvolging te geven aan de aanbevelingen die voortvloeien uit dit rapport.
Hoe reageren de overheden van landen waar deze vorm van religieuze onderdrukking plaatsvindt, erop wanneer Nederland hen hierop aanspreekt?
In algemene zin staan overheden van andere landen open voor dit soort gesprekken, al wordt ter uitleg of verdediging regelmatig teruggegrepen op de culturele context in het desbetreffende land.
Bent u van mening dat er internationaal gezien, bijvoorbeeld binnen de VN, voldoende aandacht is voor deze kwetsbare groepen? Zo ja, waar blijkt dat dan uit? Zo nee, wat kunt u daar aan doen?
Het verbeteren van de positie van kwetsbare groepen is integraal onderdeel van het werk van de VN. De VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten spant zich specifiek in voor de meest kwetsbaren, waaronder vrouwen en meisjes. Dit is onder andere vastgelegd in het United Nations Human Rights Management Plan (2018–2021). Daarnaast zijn er diverse Speciaal Rapporteurs, zoals de Speciaal Rapporteur voor Religie en Levensovertuiging, de Speciaal Rapporteur voor Minderhedenkwesties, Speciaal Rapporteur voor Geweld tegen Vrouwen, en diverse werkgroepen, zoals de Werkgroep Discriminatie van Vrouwen en Meisjes en het Forum voor Minderheidskwesties, die zich bezighouden met de positie van kwetsbare groepen. Bovendien zijn alle mandaathouders verplicht om een genderlens toe te passen binnen hun werk. Tevens is er in reactie op de huidige COVID-19 crisis in het bijzonder aandacht voor de positie van vrouwen en meisjes.
Met Nederlands geld gefinancierde pick-uptrucks in Oeganda |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van De Volkskrant «Hoe Oeganda met Nederlandse steun de oppositie onderdrukt»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat met Nederlands geld gefinancierde pick-uptrucks zijn gebruikt door de Oegandese politie om zeer hardhandig op te treden tegen de oppositie? Wanneer was u daarmee bekend en welke stappen zijn er hierna genomen?
Het ministerie zoekt nog uit wat er precies is gebeurd en is daarvoor in contact met de Oegandese autoriteiten en de politie.
De in de Volkskrant genoemde pick-uptrucks zijn gedoneerd via een uitvoerende organisatie in het kader van een project dat gericht is op het verbeteren van toegang tot recht voor vluchtelingen en gastgemeenschappen in Noord-Oeganda. Er wonen momenteel ongeveer 350.000 vluchtelingen in Noord-Oeganda, verdeeld over drie gemeenschappen over ongeveer 12.000 km². Binnen dat project zijn er sinds 2018 drie pick-uptrucks ter beschikking gesteld aan de Oegandese politie, om presentie van de politie in drie vluchtelingengemeenschappen te faciliteren. Het project heeft in de afgelopen jaren veel succesvolle resultaten laten zien en een positieve impact gehad op het bieden van perspectief aan vluchtelingen, zoals het bieden van geestelijke gezondheidszorg, het vergroten van veiligheid in de betrokken gemeenschappen en de toegang tot recht voor vluchtelingen. Het onderdeel van het project dat samenwerking tussen de uitvoerende organisatie en de politie betreft is inmiddels on hold gezet. Op basis van het bovengenoemd onderzoek wordt een besluit genomen over de eventuele consequenties voor verdere samenwerking.
Er zijn in december 2020 burgervragen binnengekomen bij de Nederlandse ambassade in Kampala over de mogelijke inzet van door Nederland gefinancierde politieauto’s rond het geweld in aanloop naar de verkiezingen. Naar aanleiding van deze vragen is gevraagd naar de logboeken van de uitvoerende organisatie, daarbij zijn destijds geen onregelmatigheden aangetroffen (zie ook antwoord op vraag 7).
Kunt u aangeven wat voor organisatie de Oegandese Justice, Law and Order Sector (JLOS) precies is en op welke manier deze organisatie steun van Nederland ontvangt? Kunt u daarbij een overzicht geven van de steun vanuit Nederland aan deze organisatie per jaar sinds 2014?
Het artikel in de Volkskrant gaat in de kern om twee verschillende kanalen waarbinnen Nederland steun geeft aan Oeganda, het hierboven genoemde project en het Justice, Law and Order Sector (JLOS)-programma. Het JLOS-programma staat los van het hierboven genoemde project waarbinnen de pick-up trucks zijn geleverd.
JLOS is een geïntegreerd sectoraal programma voor de verbetering van de hele rechtsstaat in Oeganda dat in 2000 is gestart. De 18 JLOS instellingen, o.a. het Ministerie van Justitie, de politie, het gevangeniswezen en de Oegandese mensenrechtencommissie, werken samen om sectorale doelstellingen te bereiken zoals gedefinieerd in het Sector Development Plan (SDP) IV, 2017–2021. De sectorale jaarplannen definiëren de specifieke activiteiten, de te verwachten resultaten alsmede de begroting en de instelling(en) verantwoordelijk voor de uitvoering.
De huidige Nederlandse steun (2017–2021) aan JLOS is geen vrij te besteden begrotingssteun. De steun is nadrukkelijk geoormerkt en specifiek bedoeld voor het wegwerken van achterstanden in rechtszaken (case-back log), het faciliteren voor specifieke rechtszaken over seksueel en gendergerelateerd geweld, kinderrecht en het opzetten van commercial justice centers. Nederland heeft duidelijke afspraken gemaakt met de Oegandese autoriteiten over de voorwaarden voor deze steun.
JLOS wordt door meerdere donoren gesteund. De donorgroep bestaat uit de EU, Oostenrijk, Zweden via de International Development Law Organisation (IDLO), UN Women en UNDP. De bijdragen van de partners vertegenwoordigen ongeveer 10–15% van het totale SDP, waarbij de rest van het budget afkomstig is van de Oegandese overheid.
2014
opgeschort
2015/2016
EUR 1,677,256
2017
EUR 2,000,000
2018
EUR 2,000,000
2019
EUR 3,250,000
2020
EUR 6,500,000
Klopt de chronologie van de Nederlandse steun aan JLOS zoals in het artikel is verwoord (stopgezet na ondertekening van een antihomowet in 2014, een jaar later onder verscherpte voorwaarden weer gestart)? Onder welke voorwaarden heeft Nederland de hulp destijds weer gestart en op welke manier werd dat gemonitord?
Ja, de chronologie zoals in het artikel is verwoord klopt. De steun aan JLOS is in 2014 tijdelijk opgeschort i.v.m. een zogenaamde «anti-homowet» en is een jaar later, nadat de wet nietig is verklaard door het Oegandese Hooggerechtshof, weer gestart. De «anti-homowet» heeft geleid tot meer gerichte steun van Nederland aan JLOS.
Een hernieuwde bijdrage aan JLOS behelsde o.a. het oormerken van de Nederlandse steun voor instellingen die bijdragen aan de versterking van mensenrechten en progressieve hervormingen in de wetgeving, waaronder de Uganda Law Society, de Judicial Service Commission en de Uganda Human Rights Commission. De politie ontvangt steun in de vorm van trainingen voor ondersteuning bij seksueel en gender gerelateerd geweld (zie ook antwoord op vraag 3).
De Nederlandse steun aan JLOS wordt doorlopend gemonitord middels projectbezoeken, beoordeling van jaarplannen en rapportages, evaluaties en voortgangsoverleg op technisch en hoog niveau met andere donoren.
Daarnaast is in de zomer van 2020 wegens zorgen over mogelijk geweld rondom de verkiezingen besloten om de jaarlijkse vooruitbetalingen om te buigen naar halfjaarlijkse vooruitbetalingen op basis van halfjaarlijkse rapportages. Op die manier is er meer controle over de bijdragen aangebracht. Vervolgens is wegens de daadwerkelijke ontwikkelingen rondom de verkiezingen besloten om de betaling die in maart 2021 had moeten plaatsvinden, uit te stellen. Deze betaling heeft tot op heden niet plaatsgevonden. Het ministerie inventariseert de voor- en nadelen van het verder beperken van geoormerkte steun.
Wat heeft de regering gedaan met de twijfels die vanuit de ambassade al in 2017 geuit zijn over de steun aan JLOS? Welke acties zijn ondernomen naar aanleiding van deze zorgen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verklaart u dat Nederlandse gelabelde steun voor het verbeteren van gelijke rechten voor mannen en vrouwen en de strijd tegen corruptie uiteindelijk gebruikt worden voor de onderdrukking van de oppositie in Oeganda?
De Nederlandse inzet op het verbeteren van gelijke rechten voor mannen en vrouwen en de strijd tegen corruptie is onderdeel van de hierboven genoemde samenwerking met JLOS. Er is geen reden om aan te nemen dat de geoormerkte Nederlandse steun aan JLOS gebruikt is bij onderdrukking van de oppositie. Nederland blijft er op toezien dat steun, zowel via de overheid als via uitvoerende maatschappelijke organisaties, op een juiste manier wordt ingezet.
Welke stappen zijn er gezet toen in mei 2020 het ministerie in de rapportage sprak over ernstige incidenten van mensenrechtenschendingen? Is toen overwogen de steun aan JLOS stop te zetten? Zo nee, waarom niet?
De rapportage van mei 2020 was aanleiding voor extra waakzaamheid (zie antwoord op vraag 5). Nederland heeft al langer zorgen over de mensenrechtensituatie in Oeganda. De ontwikkelingen op dat vlak worden dan ook voortdurend meegewogen in de overweging ten aanzien van het soort steun aan Oeganda.
Heeft Nederland Oeganda aangesproken op het gebruik van Nederlandse financiering voor genoemde doeleinden? Zo ja, wanneer en hoe? Zo nee, waarom niet?
In het kader van de monitoring van alle Nederlandse steun wordt regelmatig met uitvoerende organisaties en de Oegandese overheid gesproken. Als voorzitter van de JLOS donorgroep heeft de Nederlandse ambassade regelmatig gesprekken op hoog niveau met Oegandese autoriteiten. Mede naar aanleiding van het artikel in de Volkskrant sprak de ambassade op 1 april jl. met de plaatsvervangend inspecteur generaal van de politie. Hij gaf aan uit te zoeken wat er precies gebeurd is met de pick-uptrucks en daar zo snel mogelijk over terug te koppelen.
Kunt u het uitgebreide monitoringssysteem met logboeken verder toelichten? Welke functie heeft dit in de praktijk?
Er zijn met de Oegandese autoriteiten en de uitvoerende organisatie duidelijke afspraken gemaakt over de inzet van de voertuigen. Er is een uitgebreid monitoringssysteem met specifieke logboeken waarin wordt bijgehouden hoe, waar en wanneer de voertuigen worden ingezet. Deze logboeken worden gecontroleerd door de uitvoerende organisatie, waarmee de ambassade regelmatig contact heeft.
Kunt u aangeven wat de redenen zijn dat Nederland nog een donateur is van JLOS? Heeft u andere wegen in gedachte om effectief bij te dragen aan het verbeteren van de veiligheid en rechtsorde?
De Nederlandse beleidsdoelen voor de veiligheid en rechtsorde sector vragen om een geïntegreerde benadering van ontwikkelingssamenwerking waarbij wordt samengewerkt met zowel maatschappelijke organisaties als met de overheid. De Nederlandse financiering verloopt meestal via partner organisaties zoals de VN en maatschappelijke organisaties. Slechts een klein gedeelte van de Nederlandse financiering in Oeganda loopt direct via de overheid.
De steun aan JLOS is geoormerkt en wordt gebruikt voor training en ondersteuning bij seksueel en gender gerelateerd geweld, het wegwerken van achterstanden bij de behandeling van rechtszaken en het bieden van rechtsbijstand aan vluchtelingen en gastgemeenschappen. Via de steun aan JLOS wordt bijvoorbeeld het rechtsproces voor slachtoffers van seksueel en gendergerelateerd geweld versneld. Dit kan niet worden bewerkstelligd via steun aan een maatschappelijke organisatie.
Nederland is sinds januari 2021 voorzitter van de donorgroep JLOS. Dat biedt mogelijkheden om in gesprek te gaan met de Oegandese autoriteiten of om, als daar aanleiding voor is, gerichte kritische vragen te stellen of zaken bij te sturen. Het komende half jaar zal de balans over de steun aan JLOS opgemaakt worden.
Kunt u een nieuwe schets geven van de veiligheidssituatie in Oeganda, in aanvulling op uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen d.d. 10 februari 2021 waarin u aangaf dat het risico op escalatie naar een gewapend conflict vooralsnog klein leek, maar u dit niet uitsloot?2 Welke inspanningen levert de Nederlandse regering om te zorgen dat deze situatie niet verder zal escaleren?
De situatie zoals geschetst in de beantwoording op de schriftelijke vragen d.d. 10 februari 2021 is grotendeels onveranderd gebleven. Er bestaat nog steeds een reële kans op hernieuwde geweldsincidenten. Alhoewel het risico op escalatie naar een gewapend conflict niet volledig is uit te sluiten, lijkt het risico op een dergelijke escalatie vooralsnog klein.
Nederland heeft zich de afgelopen maanden op verschillende manieren in EU-verband en met gelijkgezinden uitgesproken over de situatie in Oeganda. In reactie op het grootschalige geweld van 18 en 19 november 2020 is er op 26 november een lokale EU-verklaring afgegeven. In die verklaring werden alle partijen opgeroepen om zich te onthouden van geweld en werd gevraagd om een onafhankelijk onderzoek naar de toedracht van het geweld in te stellen.
Op 12 januari jl., twee dagen voor de presidentsverkiezingen, riep de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Josep Borrell, de Oegandese autoriteiten in een verklaring op tot transparante, inclusieve en geloofwaardige verkiezingen. Op 17 februari jl. spraken EU-ambassadeurs, waaronder de Nederlandse ambassadeur, met regeringspartij National Resistance Movement waarbij de zorgen over geweld en intimidatie werden besproken. Nederland bracht hierbij specifiek op dat het huidige klimaat, met de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld en de willekeurige arrestaties en verdwijningen, niet past in het plaatje van Oeganda als stabiel land waar respect is voor veiligheid en rechtsorde.
In een politieke dialoog tussen de EU-ambassadeurs en president Museveni op 18 februari jl. vroeg de Nederlandse ambassadeur president Museveni naar de status van het rapport van het onafhankelijk onderzoek naar de toedracht van het geweld. President Museveni bevestigde dat het rapport er zou komen. De EU zal er op blijven toezien dat het onderzoek er komt.
Op woensdag 31 maart jl. spraken de Nederlandse ambassadeur en de EU ambassadeur bij een bijeenkomst van de JLOS donorgroep met o.a. de Oegandese Minister van Justitie en de Oegandese Minister van Binnenlandse Zaken, waarbij ook de zorgen over de veiligheidssituatie zijn overgebracht aan de ministers.
In hoeverre is de EU bereid om in dialoog te treden met de Oegandese regering over de sociale media-blokkade, het eerlijk verlopen van de verkiezingen en de veiligheidssituatie in het land?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De detentiefasering in het licht van de Wet straffen en beschermen. |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat in het wetsvoorstel de ZBBI’s en BBI’s ((Zeer) Beperkt Beveiligde Inrichtingen) vervangen worden door een BBA (Beperkt Beveiligde Afdeling)?
Het klopt dat door de Wet straffen en beschermen (hierna: Wet SenB) Beperkt Beveiligde Afdelingen (BBA’s) worden gerealiseerd als vervanger van de huidige (Zeer) Beperkt Beveiligde Inrichtingen ((Z)BBI’s). Met het behoud van afdelingen met een beperkt beveiligingsniveau wordt een aangenomen motie opgevolgd.1
Kunt u toelichten wat daarvan de consequenties zijn, zowel de negatieve als de positieve?
In de (Z)BBI verricht de gedetineerde binnen of buiten de inrichting arbeid, verblijft hij ’s nachts in de inrichting en komt hij in aanmerking voor algemeen verlof en een regimesgebonden wekelijks weekendverlof. Een belangrijk voordeel van de (Z)BBI is dat gedetineerden met steeds meer vrijheden kunnen oefenen vanuit een hierop toegeruste detentieomgeving. Een nadeel van de (Z)BBI is dat het algemeen en regimesgebonden verlof als te automatisch en vrijblijvend wordt ervaren.2
Het automatisch toegekende en te vrijblijvende algemene en regimesgebonden verlof dat bij het (Z)BBI regime hoort, verhoudt zich niet tot de voorgestane meer persoonsgerichte detentiefasering, waarbij het toekennen van verlof wordt getoetst aan het gedrag van de gedetineerde, slachtofferbelangen en het risico voor de samenleving en meer nadruk komt te liggen op de gerichte re-integratie van een gedetineerde. Daarom wordt het algemeen en regimesgebonden verlof met de Wet SenB vervangen door een verlofsysteem waarbij per gedetineerde langs voornoemde drie criteria wordt bekeken voor welke verlofsoorten hij in aanmerking komt en verlof steeds uitdrukkelijk is verbonden aan een concreet re-integratiedoel.
De Wet SenB kent drie vormen van verlof: kortdurend en langdurend re-integratieverlof en re-integratieverlof voor extramurale arbeid. Gedetineerden die in de laatste fase van hun straf re-integratieverlof hebben gekregen voor het verrichten van extramurale arbeid worden geplaatst in de Beperkt Beveiligde Afdelingen (BBA’s). Naast het werken aan re-integratiedoelen gericht op arbeid na detentie, is het vanuit de BBA tevens mogelijk om te werken aan andere gedrags- en re-integratiedoelen, in het kader van kortdurend en langdurend re-integratieverlof.
Zo blijft het mogelijk dat gedetineerden aan wie vergaande extramurale vrijheden zijn toegekend kunnen oefenen met die vrijheden, vanuit een daarop goed toegeruste detentieomgeving. Afdelingen met een beperkt beveiligingsniveau blijven dus behouden, maar ten opzichte van de huidige (Z)BBI’s wordt de invulling persoonsgerichter en minder vrijblijvend.
Kunt u aangeven wanneer deze wijziging in werking zal treden? Is dat zoals het wetsvoorstel beoogd 1 mei 2021? Is dit de daadwerkelijke datum van wijziging of is dit een streefdatum? Wanneer kunt u duidelijkheid verschaffen over de daadwerkelijke wijzigingsdatum?
Bij inwerkingtreding worden de BBA’s onmiddellijk ingevoerd. De uitgevoerde tweede Gateway review zal ik aan uw Kamer zenden met een begeleidende brief. Hierin ga ik in op de bevindingen van het reviewteam en de gevolgen voor de invoeringsdatum van de Wet SenB.
In uw brief van 10 december jl. heeft u aangekondigd een tweede gateway review in februari 2021 uit te willen voeren, is die review al klaar? Zo ja, wat is de uitkomst? Wanneer kan de Kamer daar het rapport van verwachten? Heeft deze review invloed op de datum van inwerkingtreding? Zo ja, welke consequenties heeft het als de datum van de inwerkingtreding wordt verschoven?1
Zie antwoord vraag 3.
Wat betekent een eventuele wijzing in de datum voor de inwerkingtreding van de wijzigingen in de verlofregeling?
De diverse ministeriele regelingen waarmee de verschillende vormen van re-integratieverlof worden ingevoerd treden gelijktijdig met de Wet SenB in werking. Een wijziging in de datum van inwerkingtreding van de wet betekent dat ook de wijzigingen in de verlofregeling op een nieuwe datum in werking treden.
Kun u puntsgewijs aangeven wat de criteria zijn voor plaatsing in een BBA?
Voor plaatsing in een BBA moet aan een gedetineerde re-integratieverlof gericht op extramurale arbeid zijn toegekend. Dat kan ook worden toegekend voor leeractiviteiten bij een werkgever.
In de afweging of een gedetineerde in aanmerking komt voor re-integratieverlof gericht op extramurale arbeid worden dezelfde drie criteria gehanteerd als bijvoorbeeld voor de voorwaardelijke invrijheidstelling: het gedrag gedurende de hele detentie, de slachtofferbelangen en de risico’s voor de samenleving als geheel.
Voor het aanvragen van re-integratieverlof voor extramurale arbeid geldt nog een aantal specifieke randvoorwaarden. In het persoonlijke detentie- en re-integratieplan moet zijn afgesproken dat de gedetineerde zich gedurende de detentie richt op het verbeteren van zijn kansen op de arbeidsmarkt. Dat kan als de inschatting is dat een baan na detentie de kans op een veilige terugkeer in de samenleving vergroot. Er moet ook al actief gewerkt zijn aan dit re-integratiedoel.
Tot slot dient voorafgaand aan de plaatsing een werkgever te zijn gevonden waar voor minimaal 32 uur aan leer- of werkactiviteiten verricht kunnen worden (dan wel 26 uur in combinatie met zorg of opleiding).
Klopt het dat de BBA slechts bedoeld is voor gedetineerden die betaalde arbeid verrichten? Zo ja, wat betekent dat voor gedetineerden die niet kunnen werken vanwege een ziekte of arbeidsongeschiktheid, of die de pensioengerechtigde leeftijd al hebben bereikt?
Nee. De BBA heeft als doel om gedetineerden via werk succesvol en veilig te laten re-integreren in de samenleving met als ambitie een betaalde baan na hun detentie.
Om dat doel te bereiken wordt ingezet op het verrichten van leer-/werkactiviteiten ten behoeve van de re-integratie bij een externe organisatie/werkgever. Als gedetineerden voor deze activiteiten verlof voor extramurale arbeid wordt verleend kunnen zij in een BBA worden geplaatst.
Gedurende het verblijf zet DJI zich samen met gemeenten in om te zorgen dat de gedetineerde bij invrijheidstelling een betaalde baan heeft of hier aanspraak op kan maken. Of dat uiteindelijk lukt hangt af van de specifieke situatie van de gedetineerde en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt.
Als, bijvoorbeeld door arbeidsongeschiktheid, een baan na detentie geen realistisch of noodzakelijk re-integratiedoel is voor een succesvolle re-integratie zal er geen verlof voor extramurale arbeid worden toegekend en volgt geen plaatsing in de BBA. Het ligt bij deze gedetineerden voor de hand dat zij re-integreren via kortdurend en langdurend re-integratieverlof, het penitentiair programma (bij straffen korter dan een jaar) of de voorwaardelijke invrijheidstelling (bij straffen langer dan een jaar). Bij een penitentiair programma en de voorwaardelijke invrijheidstelling bevindt een gedetineerde zich volledig buiten de inrichting.
Gedetineerden die de pensioengerechtigde leeftijd al hebben bereikt worden overigens niet uitgesloten van verlof voor extramurale arbeid. Wel wordt uiteraard gekeken of verblijf in de BBA aansluit bij zijn of haar re-integratiedoelen.
Kunnen zich situaties voordoen, waarin gedetineerden die zeer goed verdrag vertonen, tegengehouden worden om naar een open of halfopen kamp te gaan omdat zij geen betaalde arbeid kunnen verrichten? Zo ja, welke consequenties heeft dit?
Voor een plaatsing in een BBA is het verkrijgen van re-integratieverlof gericht op extramurale arbeid een voorwaarde. Als een baan na detentie geen realistisch re-integratiedoel is, zal er geen verlof voor extramurale arbeid, dat in het teken staat van leer- of werkactiviteiten, worden verleend en volgt geen plaatsing in de BBA.
Mocht de selectiefunctionaris het re-integratieverlof voor extramurale arbeid niet toekennen, dan zijn er altijd nog mogelijkheden tot kortdurend en/of langdurend re-integratieverlof, het penitentiair programma etc. Middels deze modaliteiten kan de gedetineerde werken aan re-integratiedoelen die passen bij zijn persoonlijke situatie.
Bent u het met de mening eens dat onduidelijkheid in de straffasering leidt tot ongelijke behandeling in de praktijk en dat het dus wenselijk is dat partners in de keten zo snel mogelijk opheldering krijgen over deze ontstane onzekerheid?
Alvorens de wet in werking treedt, moet de werkwijze duidelijk zijn. Daarom werk ik nauw samen met DJI en andere betrokken ketenpartners om alle noodzakelijke voorbereidingen te treffen. De onder antwoord 3 en 4 genoemde tweede Gateway review zal ik met een begeleidende brief aan uw Kamer verzenden. In deze brief ga ik nader in op de wijze waarop gezorgd wordt voor een zorgvuldige inwerkingtreding.
Wat gaat u eraan doen om te voorkomen dat arbeidsgeschiktheid een discriminerende factor wordt bij de plaatsingscriteria? Ziet u mogelijkheid om de voorwaarden voor deelname aan de BBA duidelijk vast te leggen in bijvoorbeeld de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden?
Zoals toegelicht in antwoord op vraag 7 is voor plaatsing in een BBA het verkrijgen van re-integratieverlof gericht op extramurale arbeid een voorwaarde. Als een baan na detentie geen realistisch re-integratiedoel is, zal er geen verlof voor extramurale arbeid, dat in het teken staat van leer- of werkactiviteiten, worden verleend en volgt geen plaatsing in de BBA.
De gedetineerde heeft dan mogelijkheden te re-integreren via bijvoorbeeld kortdurend en langdurend re-integratieverlof en het penitentiair programma. Middels deze modaliteiten kan de gedetineerde werken aan re-integratiedoelen die passen bij zijn persoonlijke situatie.
De – criteria bij de – verschillende vormen van re-integratieverlof zijn neergelegd in diverse ministeriele regelingen, waarmee onder andere de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt gewijzigd. De (nadere) randvoorwaarden voor het aanvragen van re-integratieverlof voor extramurale arbeid zijn opgenomen in het beleidskader BBA.
Bij binnenkomst in detentie krijgen gedetineerden door middel van een informatieblad inzicht in de mogelijkheden tot detentiefasering. Ook de voorwaarden voor een BBA-plaatsing worden daarin opgenomen.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van de motie van de leden Groothuizen en Kuiken?2
Deze motie is verwerkt in de relevante ministeriële regelingen. Deze regelingen zullen samen met de Wet SenB in werking treden.
De brandbrief van de bewoners van het asielzoekerscentrum in Apeldoorn |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekent met het recente bericht «Vluchtelingen sturen brandbrief over opvang in Apeldoorn: koud, benauwd en vies» en de daarbijbehorende brandbrief?1
Ja.
Klopt het dat de locatie Christiaan Geurtsweg bedoeld was als een tijdelijk azc, aangezien in het oorspronkelijke collegevoorstel uit 2016 een termijn van drie jaar staat, hoewel in latere berichtgeving gesproken wordt over uitstel tot 1 juli 2021 en inmiddels zelfs tot april 2022?2 3
De locatie aan de Christiaan Geurtsweg is een voormalig kantoorpand dat in 2016 gereed is gemaakt voor de opvang van asielzoekers. Het pand is in 2016 uiteindelijk niet in gebruik genomen als opvanglocatie, omdat de asielinstroom destijds sterk afnam. Eind 2018 heeft het COA de gemeente Apeldoorn opnieuw benaderd met de vraag deze locatie te mogen inzetten als opvanglocatie voor maximaal 400 bewoners in verband met een toegenomen behoefte aan opvangcapaciteit. In februari 2019 zijn de eerste bewoners gearriveerd. Deze locatie is in gebruik genomen vooruitlopend op de opening van een nieuw azc aan de Deventerstraat in Apeldoorn. Insteek is om de locatie aan de Christiaan Geurtsweg te sluiten zodra het nieuwe azc gereed is en de bewoners hiernaartoe zijn overgebracht.
De realisatie van deze nieuwe locatie is door diverse procedures vertraagd. Hierdoor heeft het COA de gemeente gevraagd om de huidige locatie langer te mogen gebruiken, dit ook om te voorkomen dat bewoners voor een korte periode naar een andere stad moeten verhuizen. Naar verwachting kan de nieuwe locatie in het eerste kwartaal van 2022 in gebruik worden genomen. Omwonenden zijn hierover geïnformeerd.
Bent u het met de mening eens dat deze locatie nadrukkelijk als tijdelijk is ingeschat en qua voorzieningen niet voldoet aan deze langdurige inzet en langdurig verblijf?
De opvanglocaties van het COA voldoen aan het afgesproken programma van eisen. Dit is een document waarin beschreven staat aan welke eisen een opvanglocatie moet voldoen. Doordat het COA gebruik maakt van vele verschillende soorten opvanglocaties, zoals voormalige kloosters en kantoorpanden, uit units opgebouwde locaties, etc. kunnen er verschillen zijn in de werk- en leefomgeving tussen de locaties onderling. Het COA voert gedurende het gebruik van de locatie onderhoud uit om eventuele geconstateerde gebreken te herstellen.
In de opvanglocaties zijn bewoners verantwoordelijk voor het schoonhouden van de eigen leefomgeving. Dit is ook opgenomen in de huisregels. Indien nodig worden bewoners begeleid in het schoonhouden van de leefomgeving.
De situatie in het azc Apeldoorn heeft de aandacht en het COA is dan ook in overleg met de bewoners van het azc om samen met hen te bekijken welke veranderingen ingezet kunnen worden om het verblijf aangenamer te maken en daarmee ook de sociale veiligheid te verbeteren. Dit heeft recent geleid tot een aantal concrete afspraken zoals tijdelijk een intensievere begeleiding bij de schoonmaak en een aanpassing van de kamerindeling. Daarnaast heeft het COA een ongediertebestrijder ingezet om het ongedierte te verdelgen en is de wc-bril waaraan wordt gerefereerd in het artikel in de Stentor van 19 februari jl., inmiddels vervangen. Tevens wordt bekeken in hoeverre de maaltijden aangepast kunnen worden en of er technische mogelijkheden zijn om de ventilatie aan te passen. Het overleg met bewoners in de bewonersraad wordt gecontinueerd.
Bent u het met de mening eens dat dit eindeloze uitstel niet goed is voor het vertrouwen van omwonenden, de inwoners van het azc en de Apeldoornse gemeenteraad op een spoedige, betere oplossing? Wat kunt u doen om een echte oplossing dichterbij te brengen?
De vertraging van de opening van de nieuwe locatie is voor alle betrokken partijen, inclusief het COA, vervelend. Het verlengen van het gebruik van deze locatie en het in gebruik nemen van de nieuwe locatie verloopt in goed overleg tussen het COA en het college van B&W van Apeldoorn. Ik kijk uit naar de opening van de nieuwe locatie in Apeldoorn.
Hoe beoordeelt u de situatie in het azc voor wat betreft hygiëne en sociale veiligheid? Acht u de situatie in overeenstemming met de normen voor humane opvang? Wat gaat u eraan doen om de situatie op korte termijn te verbeteren?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat strafrechtdeskundigen het rapport van de commissie Machielse kraken. |
|
Michiel van Nispen , Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin vooraanstaande strafrechtdeskundigen de conclusie van de commissie-Machielse kraken dat Nederland niets te verwijten valt in de zaak-Poch?1
Ja.
Hoe verklaart u dat de conclusies van deze strafrechtdeskundigen zo anders zijn dan die van de commissie-Machielse?
Zoals ik ook in mijn brief aan uw Kamer van 1 februari jl. heb gemeld2, geeft het rapport van de Commissie Dossier J.A. Poch er blijk van dat de Commissie een grondig onderzoek heeft verricht langs verschillende sporen, teneinde haar opdracht zo compleet mogelijk te vervullen. Zoals te lezen is in het door u aangehaalde artikel, heeft de Commissie zelf inmiddels inhoudelijk gereageerd op de in de vraag aangehaalde conclusies. Ik zie op dit moment geen aanleiding daar iets aan toe te voegen.
Wat is uw inhoudelijke reactie op de argumenten die in bovengenoemd artikel worden aangedragen door de deskundigen?
Voor het antwoord op deze vraag, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 2.
Bent u bereid, nu u kennis heeft kunnen nemen van de argumenten uit bovengenoemd artikel, te erkennen dat Nederland niet verplicht was tot samenwerking met de Argentijnse instanties in de zaak-Poch? Zo nee, waarom niet?
Nee, gelet op het bovenstaande zie ik daartoe geen aanleiding.
Bent u bereid alsnog zo spoedig mogelijk de stukken waar de Commissie-Machielse haar oordeel op heeft gebaseerd aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 1 maart jl., bestaat het archief van de Commissie uit tienduizenden brondocumenten. Als gezegd ben ik op dit moment met de Commissie in gesprek om tot een ordentelijke overdracht van het archief van de Commissie te komen. Zodra het archief is overgedragen aan mijn departement, zullen deze documenten worden doorgenomen om te beoordelen welke documenten op grond van artikel 68 Grondwet aan uw Kamer kunnen worden verstrekt. Mijn uitgangspunt daarbij is dat deze verstrekking zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.
De wenselijkheid van de legitieme portie in het hedendaagse erfrecht |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport van het Centrum voor Notarieel Recht van de Radboud Universiteit en Netwerk Notarissen over de wenselijkheid van de legitieme portie in het hedendaagse erfrecht?1
Ja.
Hoe verhoudt de legitieme portie zich volgens u tot de huidige opvattingen in de maatschappij waarin zelfstandigheid en onafhankelijkheid van het individu als belangrijke waarden worden gezien?
De testeervrijheid is een belangrijk uitgangspunt in het erfrecht, dat uitdrukking geeft aan het zelfbeschikkingsrecht van ieder individu om zelf te bepalen aan wie hij zijn goederen wil nalaten. Het doet daarmee recht aan de zelfstandigheid en onafhankelijkheid van het individu. De testeervrijheid is van oudsher niet absoluut. Kinderen van de erflater kunnen door een testament niet volledig worden onterfd. Zij hebben in geval van onterving naar huidig recht een minimumaanspraak bestaande in een geldvordering op de nalatenschap ter waarde van hun legitieme portie. Deze beperking op de testeervrijheid vindt zijn grondslag in een afweging tussen enerzijds het uitgangspunt van de testeervrijheid van de erflater en anderzijds de rechtsovertuiging dat kinderen de natuurlijke erfopvolgers van hun ouders zijn, het bestaan van bloedverwantschap en de verzorgingsgedachte voor de kinderen van de erflater. De discussie over de rechtsgronden van de legitieme portie speelt al heel lang en dateert al van vóór de invoering van het huidige erfrecht in 2003. De maatschappelijke veranderingen in de samenleving, in het bijzonder de veranderde visie op zelfstandigheid en onafhankelijkheid van het individu en steeds losser wordende familiebanden, houden de discussie over het uitgangspunt van de testeervrijheid tegenover de verschillende rechtsgronden van de legitieme portie actueel. Het rapport van het Centrum voor Notarieel Recht van de Radboud Universiteit (CNR) en Netwerk Notarissen past in het licht van deze discussie en draagt, zoals de onderzoekers ook in de inleiding van hun rapport vermelden, bij aan nader onderzoek.
Hoe verhoudt de legitieme portie zich volgens u tot het zelfbeschikkingsrecht van het individu met betrekking tot de testeervrijheid van de erflater?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre bent u bekend met signalen van het probleem dat de legitieme portie voor ouders die geen goede band hebben met hun kinderen als kwellend wordt ervaren, bijvoorbeeld in situaties waar sprake is of is geweest van ouderenmishandeling?
Voor ouders bij wie het contact met hun kind is verbroken, bestaat de mogelijkheid om dit kind bij testament te onterven. Ik kan mij voorstellen dat de aanspraak die het kind op de legitieme portie houdt voor deze ouders als kwellend wordt ervaren. Tegelijkertijd kan het voor een kind ook heel pijnlijk zijn als na het overlijden van een van zijn ouders blijkt dat het is onterfd. De aanspraak op de legitieme portie bevestigt de afstammingsband tussen de ouder en het kind en zijn familiale identiteit.
In gevallen waarin sprake is van ouderenmishandeling kan een kind dat zich hieraan schuldig maakt onwaardig worden om enig voordeel uit de nalatenschap te halen. Onwaardigheid werkt van rechtswege en leidt tot verlies van het erfgenaamschap of het verkrijgen van andere voordelen, zoals een eventuele aanspraak op de legitieme portie. Van onwaardigheid is sprake wanneer iemand onherroepelijk is veroordeeld voor het ombrengen van de overledene (of een poging daartoe of deelname daaraan), voor een opzettelijk tegen de overledene gepleegd misdrijf waarop een gevangenisstraf van ten minste vier jaar staat, of bij wie onherroepelijk is vastgesteld dat tegen de erflater lasterlijk een beschuldiging van een misdrijf is ingebracht. Ook kan onwaardigheid ontstaan wanneer iemand de overledene heeft gedwongen of belet een testament te maken of het testament heeft verduisterd, vernietigd of vervalst. Zo kan zowel een fysieke als geestelijke mishandeling van een ouder worden afgestraft door onwaardigheid van een kind van de erflater. Buiten de genoemde onwaardigheidsgronden in de wet kan de rechter in uitzonderlijke omstandigheden een beroep op de legitieme portie afwijzen op grond van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.
Wat is uw reactie op de resultaten van het onderzoek waaruit naar voren is gekomen dat een zeer groot deel van de professionals tegen de legitieme portie is, bij (kandidaat-)notarissen zelfs een percentage van 76%?
Zoals de onderzoekers in de inleiding van hun rapport opmerken, beoogt het rapport een aanzet voor nader onderzoek te creëren en de discussie over de legitieme portie levend te houden. Het onderzoek biedt hiervoor een goede basis. De resultaten die uit het onderzoek van het CNR en Netwerk Notarissen volgen, zijn min of meer vergelijkbaar met het onderzoek dat de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) in 2016 heeft laten uitvoeren. Ook uit dat onderzoek bleek onder notarissen een ruime meerderheid voor afschaffing van de legitieme portie (62%) tegenover een lager percentage onder het Nederlandse publiek (40%).2 Het rapport van de onderzoekers geeft wel een diepgaander inzicht in de percentages dat voor of tegen een ongewijzigde regeling van de legitieme portie is en van de motieven van de deelnemers aan het onderzoek.
Volgens het onderzoeksrapport is een groot deel van de deelnemende burgers aan het onderzoek en de juridische professionals voor wijziging van de legitieme portie. Dit geldt, onder de professionals, vooral voor (kandidaat-)notarissen. Een verklaring van het hoge percentage onder deze beroepsgroep kan mede gelegen zijn in de omstandigheid dat met name (kandidaat-)notarissen te maken krijgen met de wens van ouders om bij testament hun kind te onterven. De wettelijke beperking om als dienstverlener van deze cliënten in die wens te kunnen voorzien vanwege het bestaan van de legitieme portie, kan van invloed zijn op het hoge percentage onder (kandidaat-)notarissen. Het percentage van de aan het onderzoek deelnemende burgers dat de legitieme portie niet terecht vindt, respectievelijk niet in zijn huidige vorm wil handhaven, ligt een stuk lager. Dat geldt zowel voor de online enquête (43% respectievelijk 68%) als voor de straatinterviews (27% respectievelijk 52%). Volgens de peiling van marktonderzoekbureau Motivaction uit dezelfde periode (begin 2017) is de steun voor afschaffing of aanpassing van de legitieme portie onder de bevolking zelfs nog iets lager (22% respectievelijk 41%). Een interpretatie van deze cijfers en van de conclusies die hieruit getrokken moeten worden, zouden een nadere analyse vergen.
Wat is uw reactie op het resultaat van het onderzoek dat de legitieme in de huidige vorm niet op grote sympathie kan rekenen nu een groot gedeelte van het geënquêteerde Nederlandse publiek, bij de online enquêtes maar liefst 68%, liever geen legitieme dan wel een genuanceerd dwingendrechtelijk regime wil?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe evalueert u de functie van de legitieme in het licht van de conclusie uit het rapport dat de legitieme portie een ongeschikt instrument is om financieel misbruik van ouderen tegen te gaan, terwijl dit een van de functies was die voorheen aan de legitieme werd toegeschreven?2
Aan de conclusie uit het rapport op pagina 52 dat de legitieme portie in het kader van financiële bescherming van ouderen geen geschikt instrument is, gaat een pleidooi vooraf om het mogelijk te maken dat een testament als eenzijdige rechtshandeling kan worden vernietigd op de grond dat het door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Naar huidig recht kan een testament niet worden aangetast op de grond dat bijvoorbeeld iemand misbruik heeft gemaakt van zijn positie tegenover een kwetsbare oudere door deze te hebben beïnvloed bij het maken of veranderen van een testament. Volgens de onderzoekers zou het toestaan van een direct beroep op het leerstuk misbruik van omstandigheden een beteremanier zijn om financieel misbruik van kwetsbare ouderen te bestrijden.
Het pleidooi voor een direct beroep op het leerstuk van misbruik van omstandigheden staat los van de discussie over de legitieme portie en zou nadere bestudering vergen. Van oudsher heeft de legitieme portie in situaties waarin kwetsbare ouderen een kind achterlaten, een beschermende functie. De legitieme portie kan de omvang van financieel misbruik van ouderen door derden beperken in gevallen waarin de kinderen van de erflater in een testament worden benadeeld ten voordele van die derden. Het doel van de legitieme portie is in dit verband een preventieve werking om financieel misbruik van kwetsbare ouderen te beperken en om tegenover misbruikende derden de rechtsovertuiging te benadrukken dat aan kinderen en hun afstammelingen een deel van de nalatenschap toekomt.
Bent u op de hoogte dat Curaçao en Sint Maarten geen legitieme portie kennen, dat Aruba deze landen zal volgen en dat daarmee Nederland het enige land binnen het Koninkrijk is dat nog een legitieme kent? Bent u bekend met de redenen voor afschaffing in deze landen en zouden deze redenen ook voor ons kunnen gelden?
Mij is bekend dat Curaçao in 2012 en Sint Maarten in 2014 de legitieme portie hebben afgeschaft. Het Arubaanse parlement heeft in 2016 ingestemd met de afschaffing van de legitieme portie. De afschaffing van de legitieme portie door de overige landen van het Koninkrijk heeft destijds geen aanleiding gegeven de Nederlandse regeling van de legitieme tegen het licht te houden. Hierbij merk ik op dat de legitieme portie binnen de andere landen van het Koninkrijk de vorm had zoals Nederland die tot 2003 kende. Binnen de andere landen van het Koninkrijk volgde een onterfd kind dat een beroep deed op zijn legitieme portie de erflater onder algemene titel op en had het recht op goederen van de nalatenschap. In Nederland is de goederenrechtelijke aanspraak bij de wetswijziging van 2003 omgezet in een geldvordering. De legitieme portie geeft sindsdien niet meer recht op goederen van de nalatenschap, maar alleen nog op de waarde daarvan. Daarnaast is een onterfd kind dat een beroep doet op zijn legitieme portie geen erfgenaam meer, maar alleen schuldeiser van de nalatenschap.
Een belangrijk argument voor de afschaffing van de legitieme portie binnen de andere landen van het Koninkrijk was dat deze regeling strijdigheid oplevert met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM): het recht van iedere natuurlijke persoon op «peaceful enjoyment of his possessions» (het recht op bescherming van eigendom). De opvatting dat de legitieme portie op gespannen voet staat met artikel 1 van het Eerste Protocol deel ik niet. Hiervoor verwijs ik naar de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam waarin de stelling dat de regeling van de legitieme portie in strijd is met dit artikel, werd verworpen (ECLI:NL:GHAMS:2018:2246). Het hof overwoog dat de regeling van de legitieme een inbreuk maakt op het recht van een erflater om bij testament over zijn nalatenschap te beschikken, maar dat deze inbreuk op artikel 1 Eerste Protocol van het EVRM gerechtvaardigd is gelet op de (hoofd)doelen van de regeling van de legitieme portie. Het hof verwees in zijn uitspraak ook naar een passage in de parlementaire geschiedenis waarin de toenmalige Minister van Justitie erop heeft gewezen dat het bestaan van het instituut van de legitieme portie in het rechtsstelstel van de ons omringende landen, lidstaten van de Raad van Europa, een van oudsher gebruikelijke rechtsfiguur is.4
Wat is uw reactie op de bevinding van het onderzoek dat veel rechtsstelsels goed functioneren zonder een legitieme portie en dat indien de legitieme portie wordt gewijzigd, Nederland derhalve geen unieke positie inneemt internationaal gezien?
Met betrekking tot de legitieme portie kunnen drie types van wetgeving worden onderscheiden. Er zijn landen met een «zware» regeling waarin het onterfde kind erfgenaam van de nalatenschap is en met een beroep op de legitieme portie aanspraak kan maken op goederen van de nalatenschap (bijvoorbeeld Italië en Portugal). Tot de wetswijziging van 2003 behoorde Nederland tot deze categorie. De tweede categorie landen, waartoe Nederland met het huidige erfrecht behoort, kent een «lichte» regeling van de legitieme portie. In dit regime is een onterfd kind geen erfgenaam, maar alleen een schuldeiser met een geldvordering op de nalatenschap. Andere landen die een soortgelijke regeling kennen zijn Duitsland, Frankrijk en sinds 2018 België. Tot slot zijn er landen die geen regeling van de legitieme portie kennen (Engeland en Wales). Anders dan Nederland, zijn de andere landen binnen het Koninkrijk van de eerste naar deze derde categorie overgestapt.
Als in Nederland de legitieme portie wordt gewijzigd, nemen wij internationaal gezien geen unieke positie in. Evenzeer geldt dat, gezien dit kleine overzicht, Nederland met de huidige regeling van de legitieme portie ook geen unieke positie binnen Europa inneemt.
In hoeverre bent u van mening dat het belang van kinderen niet in het geding hoeft te komen door het wijzigen van de legitieme portie, vanwege de werking van som ineens?
De legitieme portie en de som ineens zijn verschillende regelingen binnen het erfrecht, waaraan verschillende rechtsgronden ten grondslag liggen. De som ineens behoort tot de «andere wettelijke rechten» van dwingend recht die ook een beperking vormen op de testeervrijheid van de erflater. De som ineens geeft een kind een bepaalde aanspraak op het vermogen van zijn overleden ouder voor zover dat nodig is voor zijn verzorging en opvoeding tot het bereiken van zijn achttiende levensjaar of voor zijn levensonderhoud en studie totdat het kind zijn eenentwintigste levensjaar heeft bereikt. Anders dan de legitieme portie, kent de regeling van de som ineens geen forfaitair karakter. De som ineens is afhankelijk van de behoefte van het kind en de middelen waarover het beschikt of had kunnen beschikken en bedraagt maximaal de helft van de waarde van de nalatenschap. Door het ontbreken van het forfaitaire karakter en de afhankelijkheid van de behoeftigheid van het kind is het de rechter die vaststelt of een kind aanspraak heeft op een som ineens en wat de omvang daarvan is als de erfgenamen en de wettelijk vertegenwoordiger van het kind daarover onderling geen overeenstemming weten te bereiken. In de praktijk wordt de som ineens weinig ingeroepen.
Bezien vanuit de verzorgingsgedachte voor minderjarige en jongmeerderjarige kinderen die mede aan de legitieme portie ten grondslag ligt, hoeft het belang van kinderen niet in het gedrang te komen als aanspraken op de legitieme portie worden afgeschaft en de effectiviteit van de regeling van de som ineens wordt versterkt. De aanbeveling van de onderzoekers in het rapport om de klassieke legitieme af te schaffen onder handhaving van het regime dat minderjarigen en jongmeerderjarigen goed beschermt op het vlak van verzorging en opvoeding, levensonderhoud en studie bij het overlijden van een ouder, is van belang voor de discussie over een eventuele afschaffing of wijziging van de legitieme portie.
In hoeverre bent u van mening dat deze resultaten aanleiding geven om uw uitspraak te herzien dat er geen «dringende en breed gedragen noodzaak wordt ervaren om over te gaan tot het schrappen van de legitieme portie»?3
De regeling van de legitieme portie is een juridisch leerstuk dat op een brede maatschappelijke belangstelling kan rekenen. Dat komt doordat aan het leerstuk van de legitieme portie sterke rechtsovertuigingen ten grondslag liggen. Tegenover de overtuiging dat iedere erflater zonder wettelijke beperkingen moet kunnen bepalen aan wie hij zijn vermogen nalaat, staat de overtuiging dat vanwege familiebanden, bloedverwantschap en de verzorgingsgedachte aan kinderen en hun afstammelingen een deel van de nalatenschap van hun ouders toekomt. Zoals ik hiervoor op eerdere vragen heb geantwoord, zie ik het rapport van de onderzoekers met de daarin opgenomen resultaten als een onderdeel van de discussie over de grondslagen van de legitieme portie en de in de samenleving veranderende opvattingen over zelfstandigheid en onafhankelijkheid van het individu tegenover de waarde die wordt gehecht aan bloedverwantschap en familiebanden. Voordat de eventuele conclusie kan worden getrokken dat een dringende en breed gedragen noodzaak wordt ervaren om over te gaan tot schrapping of aanpassing van de legitieme portie zouden in die discussie in ieder geval ook de maatschappelijke, sociologische en financiële gevolgen van een eventuele afschaffing of wijziging van de legitieme portie moeten worden betrokken.
Bent u bereid om de huidige wetgeving inzake de legitieme portie te herzien nu blijkt dat de draadkracht ervoor minimaal is, ouders het als knelpunt kunnen ervaren, het geen geschikt middel is tegen financieel misbruik, de som ineens een goed alternatief is en de aanbeveling van dit rapport is om de klassieke legitieme af te schaffen? Zo nee, waarom niet?
Gelet op de verschillende deels principiële rechtsovertuigingen die aan de legitieme portie ten grondslag liggen, en de nadere afweging die een en ander vergt, ligt het – mede gezien de demissionaire status van het huidige kabinet – niet voor de hand om op dit moment te beslissen over herziening van de huidige wetgeving inzake de legitieme portie. Een eventuele beslissing hierover dient te worden overgelaten aan een volgend kabinet.
Ten aanzien van de som ineens acht ik de aanbeveling van de onderzoekers om deze regeling uit te breiden en de effectiviteit daarvan te versterken om minderjarigen en jongmeerderjarigen goed te beschermen, een belangrijke suggestie om bij een verdere discussie over de eventuele herziening van de legitieme portie te betrekken. Ik verwijs hiervoor verder naar mijn antwoord op vraag 10.
Bent u bereid de som ineens, indien u tot herziening van deze wet overgaat, uit te breiden en de effectiviteit daarvan te versterken, zoals wordt aanbevolen door dit rapport, om zo minderjarigen en jongeren goed te beschermen?
Zie antwoord vraag 12.
De boete voor een kapitein na een grote olielekkage in de Rotterdamse haven |
|
Lammert van Raan (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «1.000 euro boete voor kapitein na grote olielekkage in Rotterdamse haven»?1
Ja.
Vindt u de boete van 1.000 euro proportioneel gezien de omvang van de ramp? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik treed niet in de beslissing van de strafrechter.
Wat waren de uitkomsten van het onderzoek van de zeehavenpolitie naar de oorzaak van het ongeval en de juridische aansprakelijkheid?
Als uitkomst van het onderzoek door de politie is aan de kapitein ten laste gelegd2 dat hij niet de vereiste voorzorgsmaatregelen heeft genomen, waardoor bij het afmeren van het schip aan een steiger in de 3e Petroleumhaven een verkeerde roerorder («full port rudder» in plaats van «full starboard rudder») is gegeven en het schip tegen de steiger is aangevaren. Er is een gat in de romp van het schip ontstaan waardoor een grote hoeveelheid stookolie in het water van de Petroleumhaven is terechtgekomen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het beroep van de Rotterdamse haven tegen de scheepseigenaar op grond van het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329; hierna: Bunkers-Verdrag)?
Voorop staat dat de scheepseigenaar aansprakelijk is voor schade die veroorzaakt is door het ongeval met zijn schip. Op grond van internationale verdragen is het mogelijk deze aansprakelijkheid te beperken. De scheepseigenaar heeft op basis van het Bunkerverdrag en het «Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen» (Trb. 1980, 23) zoals later gewijzigd, bij de Rechtbank Rotterdam een verzoek gedaan tot beperking van de aansprakelijkheid tot 14.312.384 SDR (ruim € 17 miljoen). Dit verzoek is zowel door de rechtbank als het hof afgewezen (zie de beschikking van de Rechtbank Rotterdam d.d. 9 november 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:9174 en voor het Gerechtshof Den Haag d.d. 27 oktober 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2055). De zaak wordt op dit moment behandeld door de Hoge Raad. Ik kan hierop daarom niet verder ingaan.
Tracht de scheepseigenaar zijn aansprakelijkheid te beperken tot een bepaald limiet op grond van het Bunkers-Verdrag? Zo ja, tot welk limiet (in tonnen)? Wat was de uitspraak van de rechtbank hierover, indien er een uitspraak is geweest?
Zie antwoord vraag 4.
Wat zijn de gevolgen van de uitspraak dat de kapitein niet moedwillig heeft gehandeld voor het beroep van de scheepseigenaar die zich verhaalt op beperking van aansprakelijkheid?
Zie antwoord vraag 4.
Welke andere mogelijkheden dan het Bunkers-Verdrag zijn er om de schade bij de scheepseigenaar te verhalen?
Naast het Bunkerverdrag is er de mogelijkheid om de schade te verhalen van olietankschepen op grond van het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie (CLC Verdrag). Daarnaast kent het zeerecht geen andere mogelijkheden.
Welke rol zou de mogelijke komst van ecocidewetgeving kunnen spelen in het aansprakelijk stellen van diegenen die milieuschade veroorzaken?
Dit is afhankelijk van de inhoud van de wetgeving. Hier kan ik niet op vooruit lopen.
In hoeverre zijn de aanbevelingen uit «de Richtlijn van het Europees parlement en de Raad inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken» en «de Richtlijn van het Europees parlement en de Raad inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht» van invloed geweest op de uitspraak in deze zaak?2 3 Had verdere implementatie van de aanbevelingen uit deze richtlijnen kunnen resulteren in een hoger vonnis?
Die vraag kan alleen de strafrechter beantwoorden. Het OM had in deze zaak overigens geldboetes van in totaal € 12.000 geëist, rekening houdend met het feit dat het een oude zaak betrof. Het OM heeft hoger beroep tegen het vonnis aangetekend.
Hoe komt het dat de redelijke termijn werd overschreden waardoor de rechter een lagere straf heeft opgelegd?
Het gaat in dit geval om een complexe zaak. In beginsel moet een strafzaak in eerste aanleg binnen twee jaar tot een afronding komen. In dit geval is uitspraak gedaan twee jaar en bijna acht maanden na het incident. Het politieonderzoek was in maart 2019 gereed. Daarna is aanvullend onderzoek verricht en in oktober 2019 is de vervolgingsbeslissing genomen. De politierechter heeft de overschrijding van de redelijke termijn wel meegewogen, maar omdat de rechter daarnaast de olielekkage slechts als onbedoeld bijeffect kwalificeerde is dit niet doorslaggevend geweest bij de beslissing om een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan geëist door de officier van justitie.
Bent u bekend met de aanbevelingen van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) inzake de aanpak van milieucriminaliteit, waarin het CCV onder andere stelt dat de effectiviteit van sanctionering te wensen overlaat door de snelheid waarmee sancties volgen op overtreding?4 Wat heeft het kabinet sinds het verschijnen van deze aanbevelingen gedaan om de doorlooptijden te verkleinen?
Ik ben bekend met het rapport en de aanbevelingen van het CCV. We zijn aan de slag met de aanbevelingen uit het rapport in het programma Liever een goede buur6, waarin de aanpak van de knelpunten in de aanpak van milieucriminaliteit is belegd in het actieplan aanpak milieucriminaliteit. Binnen het actieplan hebben OM, politie en de bijzondere opsporingsdiensten concrete acties benoemd om het strafrechtelijk proces te gaan versnellen, zowel in de onderzoeksfase als in de vervolgingsfase.
Bent u bekend met de conclusie van het CCV dat het strafrecht in de marge dreigt te raken omdat sancties vaak niet voldoen aan de Europese sanctienorm doeltreffend, evenredig en afschrikkend? Deelt u de mening dat de uitkomst van deze zaak daar een goed voorbeeld van is? Wat gaat u doen om sancties voor milieumisdrijven in lijn te brengen met deze norm?
Ja, ik ben bekend met die conclusie. In een concrete zaak is het aan de strafrechter. Over het algemeen geeft de maximum strafbedreiging de ruimte om doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend te straffen. Dat neemt niet weg dat gekeken kan en zal worden naar de strafbedreiging van milieuwetgeving, mede naar aanleiding van het voornemen van de Europese Commissie om de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht te herzien7.
Wat heeft het kabinet sinds de publicatie van de aanbevelingen van het CCV gedaan om de aanpak van milieuovertredingen te verbeteren?
Hiervoor verwijs ik naar de brief van de Staatssecretaris van IenW en de Minister van JenV van 3 december 20208 waarin wordt ingegaan op de programma-aanpak en de voortgang van een aantal projecten, waaronder de projecten van het actieplan aanpak milieucriminaliteit.
Bent u bereid te onderzoeken hoe de bescherming van het milieu sterker geborgd kan worden door middel van het strafrecht, om vergelijkbare rampen als gevolg van nalatigheid in de toekomst te voorkomen?
Strafrecht heeft primair als doel het opleggen van een sanctie, ofwel een straf. Een belangrijk effect van het strafrecht is dat er een afschrikwekkende werking van kan uit gaan, maar heeft niet primair als doel om rampen te voorkomen. Een goed functionerend stelsel van vergunningverlening en toezicht is hier ook van groot belang.
Het CCV heeft in 2019 onderzoek gedaan naar de vraag hoe het milieu beter beschermd kan worden door een goed werkend strafrecht9, daarnaast heeft Berenschot onderzoek gedaan naar het functioneren van het VTH-stelsel10. Met de uitkomsten van deze twee onderzoeken zijn we hard aan de slag11.
Eventuele registratie homoseksualiteit bij Defensie |
|
Vera Bergkamp (D66), Salima Belhaj (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Is er bij Defensie altijd een prettige en veilige werkomgeving voor LHBTI’ers en hoe wordt deze door deze groep zelf ervaren? In hoeverre is er sprake van discriminatie en/of gepest worden?1
Voordat inhoudelijk op deze vragen wordt ingegaan, hecht ik er belang aan te melden dat het belangrijk is dat iedereen in Nederland altijd en overal zichtbaar zichzelf moet kunnen zijn. Zo ook bij Defensie. Voor racisme, discriminatie en uitsluiting is géén ruimte. Defensie wil een organisatie zijn waarin iedereen gelijkwaardig en met respect wordt behandeld, ongeacht huidskleur, seksuele voorkeur, geslacht, leeftijd en religie.
Het streven van Defensie om diversiteit binnen de organisatie verder te vergroten en een inclusieve organisatie te zijn, heeft o.a. in 2018 geleid tot het opstellen en uitvoeren van een beleidsplan Diversiteit en Inclusiviteit (D&I). Hierover bent u op 11 oktober 2018 geïnformeerd (Kamerbrief 35 000 X, nr. 12). U wordt tweemaal per jaar op de hoogte gehouden van de vorderingen op het gebied van D&I middels de personeelsrapportage. Een diverse en inclusieve organisatie betekent dat eenieder zich welkom en gewaardeerd voelt en dat men elkaar kan en durft aan te spreken op gedrag. Echter, net als in de rest van de samenleving komt uitsluiting en discriminatie helaas soms ook binnen Defensie voor. Dit gedrag wordt niet getolereerd en hiertegen wordt streng opgetreden.
De rapporten van het Sociaal Cultureel Planbureau over de beleving en waardering van diversiteit en inclusiviteit d.d. 13 januari 2017 en het rapport van de commissie Giebels d.d. 15 oktober 2018 over de sociale veiligheid binnen Defensie lieten zien dat er nog werk aan de winkel is. Daarom dat het plan van aanpak sociale veiligheid, uitgewerkt naar aanleiding van het rapport van de commissie Giebels, is opgesteld samen met de Defensie onderdelen. De implementatie hiervan loopt op dit moment. Daarnaast ben ik blij met de verschillende netwerken binnen de organisatie, waaronder de Stichting Homoseksualiteit en Krijgsmacht (SHK). Deze netwerkorganisaties geven gevraagd en ongevraagd advies over onderwerpen zoals discriminatie en pesten.
Bent u bekend met het bericht dat in Groot-Brittannië militairen, die vanwege hun seksuele gerichtheid uit de krijgsmacht zijn gezet, nu hun medailles terug krijgen?2
Ja
In hoeverre zijn er ook in Nederland militairen uit de krijgsmacht gezet of geweerd vanwege hun seksuele gerichtheid, genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken?
Tot 1974 kon iemand met een homoseksuele gerichtheid worden geweerd, doordat in het Militair Keuringsreglement een homoseksuele gerichtheid als een vorm van «abnormaal gerichte seksualiteit» werd gezien en daarmee als een ziekte werd aangemerkt. In die gevallen werd de beoordeling S5 afgegeven bij de keuring voor de dienstplicht. Hiermee werd iemand in feite afgekeurd.
Na 1974 stond Nederland homoseksuele mannen wel toe binnen de Krijgsmacht. Nederland was daarmee één van de eerste landen wereldwijd die hierin op juridisch gronden voorzag. Vanaf dit moment zijn er vooralsnog geen gevallen naar voren gekomen waarin militairen uit de Krijgsmacht zijn gezet of geweerd op grond van seksuele gerichtheid, genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken. Dit geldt voor zowel dienstplichtige als beroepsmilitairen. Er loopt op dit moment vanuit het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) een verkennend onderzoek naar de positie van homoseksuelen in de Krijgsmacht in de periode 1974–1987. Hoewel dit onderzoek nog niet is voltooid zijn ook hierin dergelijke situaties vooralsnog niet naar voren gekomen.
Nadat in 1974 homoseksuele mannen werden toegelaten binnen de Krijgsmacht kon iemand die gekeurd werd voor de dienstplicht zelf aangeven bij de keuring of hij op basis van zijn seksuele gerichtheid problemen zou verwachten bij het vervullen van de dienstplicht. Ook kon de keuringsarts een inschatting maken of iemand opgewassen was tegen de destijds bestaande harde defensiecultuur. Als één van deze zaken het geval was, kon iemand buitengewoon dienstplichtig worden verklaard met de beoordeling S3. Hierdoor werd hij niet opgeroepen voor werkelijke dienst. In de terugkoppeling naar de gekeurde personen werd alleen aangegeven of iemand geschikt, ongeschikt of tijdelijk ongeschikt was. De aantekening S3/S5 werd niet bekend gesteld naar de gekeurde personen. De scores van de keuring en redenen hiervoor waren alleen voor intern gebruik Defensie en werden na 6 maanden vernietigd.
Als er mensen uit de krijgsmacht zijn gezet, hebben zij hierbij dan ook hun medailles en of rang moeten inleveren? Zo ja, bent u bereid om deze personen eerherstel aan te bieden?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre klopt het dat in Nederland een zogenaamde «S5 aantekening» werd afgegeven als een persoon bij de keuring voor de dienstplicht aangaf LHBTI te zijn?3
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer is men gestopt met het afgeven van deze aantekening of op andere wijze registreren van de seksuele gerichtheid, genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken van militairen?
Vanaf 1974 werd homoseksuele mannen toegestaan hun dienstplicht te vervullen. De afkeuring, op basis van de beoordeling S5, werd vanaf 1974 dus niet langer om deze reden afgegeven. Registratie van seksuele gerichtheid, genderidentiteit of genderexpressie vindt binnen Defensie niet plaats en heeft ook niet plaatsgevonden.
Op welke wijze is deze «S5 aantekening» geregistreerd en zijn deze registraties bewaard en gedeeld met andere overheidsinstanties?
De S5 registratie maakte deel uit van het keuringsrapport van de dienstplichtkeuring. De rapporten van alle jongemannen die zijn afgewezen zijn vernietigd conform de geldende regelgeving. De standaardprocedure was dat alleen degenen die in dienst kwamen een personeelsdossier opbouwden. Deze dossiers zijn alleen voor intern gebruik.
Zo ja, houden deze registraties op enige wijze verband met de zogenaamde «homolijsten» die door gemeenten werden bijgehouden en waar momenteel een onderzoek naar wordt uitgevoerd?4
Van een S5 registratie was alleen sprake bij de keuring voor de dienstplicht en niet bij andere functies. Er is geen verband met de manier waarop gemeenten of andere overheden lijsten bijhielden.
Op dit moment wordt onderzocht hoe de overheid omging met homoseksualiteit vanuit haar rol als werkgever. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het Verwey Jonker Instituut in opdracht van de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Hierbij is Defensie niet meegenomen. De oplevering hiervan wordt op 31 maart aanstaande verwacht.
Op welke wijze had deze «S5 aantekening» gevolgen voor de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor andere functies bij Defensie, de overheid in het algemeen of overige werkgevers?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid nader te onderzoeken welke gevolgen de «S5 aantekening» heeft gehad voor mensen van de LHBTI-gemeenschap in de krijgsmacht of bij het Ministerie van Defensie, en dit zo mogelijk te betrekken bij het onderzoek naar de «homolijsten» waarnaar gerefereerd wordt in vraag 8?
Ik ben altijd bereid te kijken naar individuele gevallen, echter er blijkt vooralsnog geen aanleiding te zijn om hier grootschalig onderzoek naar te doen. Ik kijk echter uit naar de resultaten van het onderzoek van het NIMH en het Verwey Jonker Instituut en zal die, indien van toepassing, zeker betrekken bij het D&I-beleid van Defensie.
Bent u bereid de mogelijkheden tot eerherstel in dat onderzoek mee te nemen?
Zie antwoord vraag 10.
De grote afstand naar stembureaus |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Deelt u de mening dat stemmen voor iedereen toegankelijk en zo makkelijk mogelijk moet zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat de afstand naar een stembureau zo kort mogelijk is, zeker voor ouderen, mensen zonder eigen vervoer of mensen die slecht ter been zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat het wenselijk is dat gemeenten bij het aanwijzen van stemlocaties (waar meerdere stembureaus zitting kunnen hebben), zo te werk gaan dat de verkiezing goed toegankelijk is voor zo veel mogelijk kiezers, onder wie ook ouderen. Juist nu we vanwege het coronavirus te maken hebben met beperkingen, is het belangrijk dat er voor kiezers een stemlocatie op korte afstand beschikbaar is. Het is daarom ook mijn streven dat het aantal stemlocaties ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezing in 2017 op peil blijft, ongeacht het aantal stembureaus dat op elk van die locaties zitting houdt.
Ik heb navraag laten doen bij de gemeente Eindhoven. Men liet weten dat bij het aanwijzen van de stemlocaties zorgvuldig is gekeken naar spreiding van stemlokalen. Tevens is getracht de afstand van kiezers naar het dichtstbijzijnde stemlokaal zo klein mogelijk te houden. Het kan echter voorkomen dat de afstand naar een stemlokaal groter is dan men gewend is, omdat bepaalde reguliere locaties niet geschikt zijn om een stemming te houden onder covid-19-omstandigheden. In de gemeente Eindhoven worden 15 verzorgingslocaties bezocht door mobiele stembureaus met beperkte toegang. De betreffende bewoners ontvangen hierover een brief met informatie. Deze stemlokalen zijn echter niet opgenomen op de website «waarismijnstemlokaal.nl», omdat ze niet publiek toegankelijk zijn.
Deelt u de mening dat stembureaus die op meer dan een kilometer afstand liggen van bijvoorbeeld een 55+ woonvoorziening, zoals bijvoorbeeld in Eindhoven het geval is, daarom een slechte zaak zijn? Zo nee, waarom niet?1
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid alle gemeenten erop te wijzen dat er niet alleen, conform de aangenomen motie-Van Raak, méér stembureaus moeten zijn bij de aankomende verkiezingen maar dat deze stembureaus ook goed verspreid moeten zijn zodat iedereen veilig en laagdrempelig kan stemmen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb gemeenten eerder gewezen op het belang van het op peil houden van de stemlocaties ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezing in 2017 en op het belang van spreiding en toegankelijkheid. Mijn indruk is dat gemeenten het belang van spreiding over de verschillende wijken c.q. dorpen of kernen goed op het netvlies hebben; ik zie dan ook geen reden om hen opnieuw op dit belang te wijzen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 26 februari? Zo nee, waarom niet?
Ik heb de vragen zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Slechts voor genodigden, liefst anoniem: fondsenwerving bij de VVD’ |
|
Nevin Özütok (GL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Slechts voor genodigden, liefst anoniem: fondsenwerving bij de VVD»?1
Ja.
Kunt u aangeven of de situatie waarover in het artikel gesproken wordt, waarbij personen een politieke partij in natura steunen door middel van het faciliteren en bekostigen van een bijeenkomst ten behoeve van die partij, een volgens de Wfpp meldingsplichtige gift (in natura) aan een politieke partij betreft?
In de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) gelden voor giften in natura dezelfde regels als voor geldelijke giften. Volgens de Wfpp is sprake van een bijdrage in natura indien ««een zaak of dienst, op verzoek van een politieke partij aan haar geleverd dan wel door deze aanvaard, waar geen of geen evenredige tegenprestatie tegenover staat».2 In de memorie van toelichting van de Wfpp worden de volgende voorbeelden van bijdragen in natura genoemd: de terbeschikkingstelling van vergaderruimte, het vervoer van personen, het verzorgen van catering, het rondbrengen van informatiemateriaal en het gratis of tegen gereduceerd tarief ter beschikking stellen van advertentieruimte. Van een bijdrage in natura is ook sprake als de waarde van de ontvangen dienst of prestatie meer bedraagt dan de door de politieke partij betaalde prijs of de geleverde tegenprestatie.3
Of de in het artikel genoemde casussen als bijdrage in natura moeten worden aangemerkt kan ik op basis van enkel de informatie in dit artikel niet beoordelen. Ik heb daarom de VVD verzocht mij hierover te informeren.
Kunt u aangeven of de situatie waarover in het artikel gesproken wordt, waarbij personen advertentieruimte bekostigen met daarin een oproep om op een partij te stemmen, een volgens de Wfpp meldingsplichtige gift (in natura) aan een politieke partij betreft?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat de consequenties zijn van het niet voldoen aan de wettelijke meldingsplicht?
Indien de indruk ontstaat dat de door een politieke partij aangeleverde documenten niet volledig voldoen aan de in de Wfpp gestelde eisen kan de toezichthouder een aantal maatregelen treffen. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een verzoek aan de Auditdienst Rijk om een review te verrichten bij de accountant van een politieke partij. Als ultieme remedie kan op basis van de Wfpp (artikel 37) een bestuurlijke boete van maximaal 25.000 euro per overtreding worden opgelegd.
Kunt u deze vragen één voor één op korte termijn, bij voorkeur voor woensdag 24 februari, beantwoorden?
Deze vraag is zo snel als mogelijk beantwoord.
De artikelen ‘Frankrijk stelt regionale verkiezingen drie maanden uit’ en ‘Spaansgezinde socialisten groeien flink maar separatisten behouden meerderheid’ |
|
Gerrit-Jan van Otterloo (50PLUS) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Frankrijk stelt regionale verkiezingen drie maanden uit» en «Spaansgezinde socialisten groeien flink maar separatisten behouden meerderheid»?1 2
Ja.
Hoe oordeelt u over het bericht dat regionale verkiezingen in Frankrijk drie maanden zijn opgeschoven in verband met de coronapandemie?
Sinds het uitbreken van de coronapandemie hebben een groot aantal landen voor de vraag gestaan of verkiezingen konden worden georganiseerd danwel uitgesteld zouden moeten worden. Het International Institute for Democracy and Electoral Assistance (International IDEA) heeft begin februari 2021 hierover een rapport uitgebracht (Global overview of COVID-19: Impact on elections)3. Landen maken eigen afwegingen over het houden van verkiezingen en de organisatie daarvan. Dat kan verschillende achtergronden hebben, waaronder het wettelijk kader dat in de betreffende landen geldt voor het organiseren van verkiezingen.
Welke parallellen ziet u tussen de situatie in Frankrijk en die in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Welke concrete criteria hanteert u om te beoordelen of de Nederlandse verkiezingen al dan niet veilig kunnen plaatsvinden?
Bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 heb ik opgemerkt dat de algemene maatregelen die nodig zijn om de verspreiding van het virus te bedwingen er niet toe mogen leiden dat de waarborgen van het verkiezingsproces, zoals de toegankelijkheid, controleerbaarheid en transparantie zo in het gedrang komen, dat niet meer op een goede manier invulling is te geven aan die waarborgen.4 Dat is op dit moment niet het geval. De verkiezing wordt op een veilige manier georganiseerd. Voor het doorgaan van de verkiezing wordt dus niet gekeken naar een x-aantal besmettingen of een x-aantal ic-opnames.
Hoe oordeelt u over het bericht dat, in het politiek zeer gemotiveerde Catalonië, de opkomst bij regionale verkiezingen ruim 22,5 procentpunt lager lag dan bij de vorige verkiezingen?
Zie antwoord vraag 2.
Zou u het in vraag 5 genoemde percentage acceptabel vinden, als (verwachte of werkelijke) terugloop in het opkomstpercentage ten opzichte van de vorige keer?
In opdracht van het Ministerie van BZK heeft het bureau I&O inmiddels twee metingen uitgevoerd waarin is gevraagd of kiezers van plan zijn te gaan stemmen bij de komende Tweede Kamerverkiezing. Uit deze metingen komt dat meer dan 80% van de kiezers zeggen dat van plan te zijn. Er blijkt uit deze onderzoeken dat er vertrouwen is in de maatregelen die in de stemlokalen worden genomen om het stemmen veilig te laten verlopen. Ik memoreer dat ook de opkomst bij de herindelingsverkiezingen van november 2020 niet lager was dan gebruikelijk voor die verkiezingen.
Welk verschil in opkomstpercentage (ten opzichte van de vorige verkiezingen) zou u acceptabel vinden voor de Tweede Kamerverkiezingen?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft de regering een uiterste datum waarop zij uiterlijk het besluit tot uistel wil nemen, nu zij stelt dat nog tot een week voor de verkiezingen besloten kan worden deze uit te stellen?
Er is geen enkele reden om te denken dat de Tweede Kamerverkiezing niet kan doorgaan in maart. Alles wordt eraan gedaan om de verkiezing op een veilige manier te organiseren voor alle kiezers en stembureauleden.
Deze week ontvangt de Tweede Kamer een brief met de laatste stand van zaken met betrekking tot de organisatie van de verkiezing. Daarin informeer ik de Kamer over de uitkomsten van het laatste onderzoek dat heeft plaatsgevonden onder kiezers en het resultaat van de enquête onder gemeenten over het aantal stemlokalen.
Het artikel ‘Klein experiment met poststemmen in Den Haag’ |
|
Gerrit-Jan van Otterloo (50PLUS) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Klein experiment met poststemmen in Den Haag»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over het bericht dat in deze weliswaar kleine proef meerdere personen fouten maakten met het invullen van het briefstemformulier, waar zij dachten dat zij dat goed hadden gedaan?
In mijn antwoorden2 op de vragen van het TK-lid Özütok (GroenLinks) heb ik uiteengezet op welke wijze het Ministerie van BZK in november 2020 heeft laten toetsen of het voor kiezers van 70 jaar en ouder begrijpelijk is hoe het stemmen per brief gaat. Op basis van deze uitkomsten zijn er aanpassingen doorgevoerd op de stempluspas en de uitleg die de kiezer ontvangt bij zijn briefstembescheiden. Het rapport met de uitkomsten van deze focusgroepen heb ik op 12 januari jl.3 aan uw Kamer gezonden. Tevens heb ik in deze antwoorden uiteengezet hoe ik aankijk tegen de kleine proef die is gehouden door Steffie4. De uitleg die de kiezers van 70 jaar en ouder krijgen bij hun briefstembescheiden is erop gericht dat de kiezer alle stappen volgt, zodat zij hun briefstem op de correcte wijze uit brengen.
Ik memoreer dat uit de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19, die op 30 januari jl. in werking is getreden, volgt dat een niet ondertekende stempluspas geaccepteerd wordt door het briefstembureau.5 In artikel 11g vierde lid van deze wet is geregeld dat als het stembiljet los (dus niet in de briefstembiljetenveloppe) in de retourenveloppe zit, het briefstembiljet (zonder dat in te zien) door het briefstembureau in de stembus wordt gedeponeerd. Dit leidt dus niet tot terzijdelegging en ongeldigheid.
Wat wel kan leiden tot terzijdelegging van de retourenvelop is het vergeten om de stempluspas mee te sturen, of de stempluspas in de gesloten stembiljetenvelop te stoppen, of dat de ongeadresseerde briefstembiljetenvelop in de brievenbus wordt gestopt (in plaats van de geadresseerde retourenvelop). In die gevallen kan de kiesgerechtigdheid niet worden vastgesteld en/of het stemgeheim niet worden gewaarborgd. De informatie die aan kiezers wordt gegeven is erop gericht dat deze fouten niet worden gemaakt.
Omdat het briefstemmen voor personen van 70 jaar en ouder een nieuwe vorm van stemmen is, is er veel aandacht voor communicatie om uit te leggen hoe briefstemmen gaat. Naast de landelijke campagne gaat het onder meer om een radiocommercial, advertenties in landelijke, regionale en huis-aan-huisbladen, advertorials in magazines van ouderenbonden en in alle RTV-gidsen en via communicatiemiddelen die ter beschikking worden gesteld aan gemeenten en intermediairen zoals ouderenbonden. Specifiek voor verpleeg- en verzorgingshuizen is een mailing met informatie en communicatiemiddelen gemaakt, met het verzoek aan deze instellingen om dit te gebruiken in de voorlichting aan bewoners van 70 jaar en ouder. In alle communicatiemiddelen wordt verwezen naar de website elkestemtelt.nl en naar de telefoonlijn 0800-1351 waar kiezers van 70 jaar en ouder met vragen over briefstemmen terecht kunnen.
Kunt u begrijpen op welke onderdelen dit fout is gegaan?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze zal er voorlichting worden gegeven over het op de juiste wijze invullen van een briefstembiljet aan de betreffende doelgroep?
Zie antwoord vraag 2.
Met welk percentage fout ingevulde formulieren houdt u rekening?
Zie antwoord vraag 2.
Welke tests zijn er uitgevoerd onder de groep potentiële gebruikers om de gebruiksvriendelijkheid en de begrijpelijkheid van de toelichting te testen?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht Medisch Dossier Surinaamse activist Doedel opgedoken: hoop op eerherstel |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Medisch Dossier Surinaamse activist Doedel opgedoken: hoop op eerherstel», d.d. 18 februari jl.?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ook voor de Nederlandse regering van belang is kennis te nemen van het medische dossier van de heer Doedel? Zo ja, welke stappen onderneemt u daartoe? Zo nee, waarom niet?
Het medisch dossier is gevonden in Suriname. Naar ik heb begrepen uit contacten van de Nederlandse ambassade met het Ministerie van Volksgezondheid, zal in Suriname een commissie benoemd worden, bestaande uit medici, historici en een familielid van de heer Doedel, die het dossier zal gaan bestuderen. Het is goed om de bevindingen van de commissie eerst af te wachten. De Nederlandse ambassade zal dit proces volgen en hierover contact onderhouden met de Surinaamse autoriteiten.
Gaat u onderzoek (laten) doen naar informatie die zich mogelijk in de Nederlandse archieven bevindt over de gang van zaken met betrekking tot de heer Doedel? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassadeur heeft onlangs gesproken met de Surinaamse Minister van Volksgezondheid, inzake de plannen van de Surinaamse regering in deze kwestie. De Minister stelde dat de eerste stap nu het instellen van de eerdergenoemde commissie is, die onderzoek zal doen naar het medisch dossier van dhr. Doedel. Als Suriname aangeeft Nederlandse betrokkenheid te willen bij het onderzoek, bijvoorbeeld om bepaalde archiefstukken te achterhalen, is het kabinet uiteraard bereid te kijken wat de mogelijkheden daartoe zijn.
Bent u bereid de familie van de heer Doedel te ondersteunen in hun verzoek tot inzage in het medisch dossier? Zo ja, welke stappen onderneemt u daartoe? Zo nee, waarom niet?
In eerste instantie is dit een aangelegenheid tussen de familie van de heer Doedel en de Surinaamse overheid. Indien de familie Doedel ondersteuning van het Nederlandse kabinet wenst, dan zal uiteraard worden gekeken op welke manier kan worden bijgedragen.
Bent u bereid een onderzoek naar de gang van zaken en de rol van de Nederlandse overheid destijds te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u op korte termijn contact opnemen met de Surinaamse regering om te bezien op welke wijze Nederland een rol kan spelen in het onderzoek naar deze zaak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid – indien onderzoek daar aanleiding toe geeft – over te gaan tot eerherstel van de heer Doedel analoog aan het eerherstel voor Anton de Kom? Zo nee, waarom niet?
Die vraag loopt vooruit op de resultaten van het onderzoek van de commissie en is daarom momenteel niet aan de orde.
Eventuele voornemens het demonstratierecht te beperken |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Is het waar dat er voornemens zijn extra voorwaarden te stellen aan demonstraties?
Is het waar dat het hierbij zou gaan om beperkingen aan het aantal deelnemers?
Is het waar dat het hierbij zou gaan om het werken met tijdslots?
Is het waar dat gemeenten hierover al wel informatie hebben ontvangen maar de Kamer niet?
Kunt u deze vragen voor 26 februari 2021 beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Het wettelijk verbod op abortus in Polen |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat activiste Marta Lempart, een van de organisatoren van de demonstraties tegen de strenge nieuwe abortuswet in Polen, is aangeklaagd en een celstraf van acht jaar riskeert?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze aanklacht strijdig is met het EVRM dan wel het BUPO? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gevolgen zouden hieraan verbonden kunnen worden?
De Poolse abortusactiviste Marta Lempart wordt vervolgd voor het organiseren van publieke samenkomsten terwijl dat wegens de corona-pandemie verboden is, belediging en schending van de immuniteit van politiemensen, en het aansporen tot vandalisme. Het kabinet vindt de aanklachten zorgelijk. Het is echter niet aan het kabinet om te beoordelen of er in dit geval sprake is van een schending van bijvoorbeeld het recht op vrijheid van meningsuiting dan wel van het recht om te demonstreren onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Dit is aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens of het VN-Mensenrechtencomité dat klachten onder het EHRM en het IVBPR behandelt.
Deelt u onze mening dat elke vrouw ter wereld toegang moet hebben tot legale en veilige abortus? Zo ja, hoe vindt u het in dat licht dat abortus in Polen sinds 27 januari jl. bij wet is verboden en dit ook zwangerschapsafbrekingen bij ernstige foetale afwijkingen betreft? In hoeverre zijn de in Polen genomen maatregelen strijdig met Europese wet- en regelgeving? Welke EU-instrumenten zijn er om Polen op deze schendingen aan te spreken?
Het kabinet heeft met zorg kennis genomen van de uitspraak van het Poolse Constitutioneel Hof in oktober vorig jaar en van het inwerking treden vorige maand van de aangescherpte abortuswetgeving in Polen. In Europa en wereldwijd zet het kabinet zich actief in voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief legale en veilige abortus, in lijn met internationale afspraken en Nederlandse wetgeving en beleid.
Vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn Europese kernwaarden die tevens verankerd zijn in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waaraan alle lidstaten zich derhalve hebben gecommitteerd. In de EU zet het kabinet zich dan ook in voor het beschermen en bevorderen van de genoemde kernwaarden. Tevens heeft de Europese Raad sinds 2015 in meerdere conclusies het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten erkend. Binnen de EU is gezondheidszorg echter een competentie van de lidstaten. De stringente Poolse abortuswetgeving kan op zichzelf niet worden aangemerkt als in strijd met Europese wetgeving.
Hebt u hiertegen bezwaar gemaakt bij uw Poolse ambtsgenoot? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
In Europees en bilateraal verband vraagt Nederland met regelmaat aandacht voor Europese kernwaarden zoals vrouwenrechten en gendergelijkheid. Daarbij bepleit Nederland toegang tot veilige en legale abortus als onderdeel van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In reguliere contacten met ambtgenoten bespreekt het kabinet waar nodig zorgen over vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en dat zal het kabinet blijven doen. Ook beziet het kabinet de ontwikkelingen rondom de rechtsstaat met zorg. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht staat in Polen onder druk. Het kabinet spant zich in Europees en bilateraal verband in voor bescherming van rechterlijke onafhankelijkheid en volgt ontwikkelingen daaromtrent, ook wat betreft individuele zaken, op de voet.
Bent u bereid om hierover met uw ambtsgenoten uit Polen in gesprek te gaan en aan te dringen op de vrijlating van activiste Marta Lempart?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om er ook bij uw Poolse ambtsgenoot op aan te dringen abortus niet langer strafbaar te stellen en voor elke vrouw toegankelijk te maken?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u ook dat toegang tot legale en veilige abortus een belangrijk recht is voor vrouwen? Zo ja, bent u het dan ook eens dat toegang tot legale en veilige abortus te belangrijk is om enkel aan lidstaten over te laten? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u er in EU-verband toe oproepen om overal binnen de Europese Unie abortus legaal en toegankelijk te maken? Kunt u uw antwoord toelichten? Deelt u onze mening dat Nederland als internationale voorvechter van seksuele en reproductieve rechten in ontwikkelingslanden hier een voortrekkersrol zou moeten spelen?
Vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten zijn belangrijke prioriteiten van het Nederlandse beleid. Het kabinet maakt zich zorgen over de toenemende regressieve druk op deze rechten, ook binnen de EU. Gezondheidszorg is een competentie van de lidstaten, maar binnen de EU kaders draagt Nederland het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief veilige en legale abortus, actief uit. Nederland speelt hierin een voortrekkers rol en trekt daarbij nauw op met gelijkgezinde landen.
De EU, specifiek de Europese Commissie, zet zich in voor Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) conform internationale overeenkomsten zoals het Actieprogramma van de International Conference on Population and Development en de Beijing Verklaring en Actieplan2. Deze inzet is overeengekomen met EU-lidstaten en is vastgelegd in onder andere de Europese Consensus inzake Ontwikkeling (2017)3. Daarmee is de EU inzet op SRGR in lijn met de Nederlandse inzet op dit thema. Het is voor Nederland belangrijk dat keuzevrijheid en rechten centraal staan in SRGR-programma’s. Het EU-genderactieplan (GAP) III, opgesteld door de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), gaat over EU-extern optreden op het gebied van gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen. Bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten vormt een van de belangrijke thematische actieterreinen van GAP III.
Het bericht ‘Situation Report EEPA HORN No. 50’ van 9 januari en ‘Situation Report HORN No. 81’ van 11 februari. |
|
Salima Belhaj (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Situation Report EEPA HORN No. 50»?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Situation Report EEPA HORN No. 81»?2
Ja.
Hoe vorderen de gesprekken met de Ethiopische regering? Worden er ook gesprekken gevoerd met de Eritrese regering?
Eritrea blijft ontkennen dat het Eritrese leger actief is in Tigray. De Eritrese regering toont weinig tot geen bereidheid om met de EU, de VS of de VN het gesprek aan te gaan over de situatie in Tigray. Er zijn echter genoeg aanwijzingen dat het Eritrese leger actief betrokken was en nog altijd betrokken is bij het gewapende conflict in Tigray en bij serieuze mensenrechtenschendingen. Premier Abiy heeft op 23 maart in het Ethiopische parlement erkend dat Eritrese troepen in Tigray aanwezig zijn. Ook houdt de Ethiopische Mensenrechtencommissie in een voorlopig rapport, gepubliceerd op 23 maart, met name Eritrese troepen verantwoordelijk voor grootschalige mensenrechtenschendingen in de stad Axum.
Nederland heeft in de VN Mensenrechtenraad Eritrea opgeroepen om zijn troepen onmiddellijk terug te trekken uit Ethiopië en om het internationaal recht te respecteren, waaronder het vluchtelingenverdrag en internationaal humanitair recht.
In de gesprekken die de EU en haar lidstaten, waaronder ook de Nederlandse regering, de VS en de VN met de Ethiopische regering hebben gevoerd is er voortdurend met klem op aangedrongen om volledige toegang te verlenen aan humanitaire hulporganisaties, aan media en aan de Ethiopische Mensenrechtencommissie, VN (OHCHR) en andere onafhankelijke partijen voor onderzoek naar mensenrechtenschendingen. Dat heeft er aan bijgedragen dat de Ethiopische regering op 3 maart jl. volledige humanitaire toegang, toegang van de media, alsmede onderzoek door de Ethiopische Mensenrechtencommissie heeft toegezegd. Met name het feit dat humanitaire actoren nu geen toestemming meer hoeven te vragen maar slechts een meldplicht hebben bij het Ministry of Peace om zich in Tigray te kunnen verplaatsen is een stap in de goede richting.
Hoewel deze gezamenlijke inzet tot een aantal verbeteringen heeft geleid, is het gewenste resultaat, dat humanitaire hulp alle inwoners van Tigray bereikt en dat onafhankelijk onderzoek gedaan wordt naar mensenrechtenschendingen, nog niet bereikt. De toezeggingen en verbeteringen vormen echter wel een basis op grond waarop kan worden voortgebouwd in toekomstige gesprekken met de autoriteiten over het verder verbeteren van humanitaire toegang en onafhankelijk onderzoek naar mensenrechtenschendingen. Nederland heeft samen met gelijkgestemde partners alle betrokken partijen bovendien opgeroepen om een eind aan de gevechtshandelingen te maken en te kiezen voor een politieke uitweg uit dit conflict. De Afrikaanse Unie kan hierbij een leidende rol spelen.
Bent u ervan op de hoogte dat er in december een humanitaire hulpverlener van de Nederlandse ngo ZOA is omgekomen in het vluchtelingenkamp Hitsats in Tigray?3
Ja. Op 30 december 2020 meldde ZOA officieel op hun website dat een collega die betrokken was bij de humanitaire hulpverlening tijdens onlusten eerder die maand om het leven is gekomen in Tigray. Het kabinet is getroffen door dit droeve bericht en leeft mee met de nabestaanden, en met collega’s van het slachtoffer bij ZOA.
Kunt u bevestigen dat er in januari een tweede Nederlandse humanitaire hulpverlener van de Nederlandse ngo ZOA is omgekomen in het conflict? Bent u het ermee eens dat de moord op een humanitaire hulpverlener veroordeeld dient te worden? Welke andere maatregelen wilt u naar aanleiding hiervan nemen?
ZOA heeft laten weten dat er geen tweede humanitaire hulpverlener is omgekomen tijdens het conflict in Tigray.
Vanzelfsprekend dienen alle mensenrechtenschendingen in conflictsituaties veroordeeld te worden en moeten humanitaire hulpverleners wereldwijd hun werk kunnen uitvoeren zonder dat zij daarin belemmerd worden of anderszins onderdeel van het conflict worden gemaakt. Minister-President Rutte, Minister Kaag en ikzelf hebben daarom in onze bilaterale gesprekken de Ethiopische regering opgeroepen tot het respecteren van het internationaal humanitair recht en mensenrechten en wij hebben onze zorgen uitgesproken over het geweld en de slachtoffers daarvan.
Bent u bekend met het bericht dat er twee vluchtelingenkampen (Shemelba en Hitsats) met internationaal erkende Eritrese vluchtelingen zijn vernietigd en dat hierbij 20.000 vluchtelingen zijn verdwenen, waarbij wordt aangegeven dat er zo’n 10.000 vluchtelingen terug meegenomen zijn naar Eritrea? Kunt u dit bericht bevestigen? Wat is het lot van deze mensen?
Ik ben bekend met de zeer zorgwekkende berichtgeving over de vluchtelingenkampen Shemelba en Hitsats. Vanwege het nog altijd volledig ontbreken van toegang tot het gebied waar deze kampen zich bevinden voor hulpverleners, media en onderzoekers is het niet mogelijk om de vernietiging van deze kampen door hen bevestigd te krijgen. De VN heeft desalniettemin al wel aangegeven dat de twee kampen als vernietigd moeten worden beschouwd.
UNHCR, bij monde van Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen Grandi, heeft voorts grote zorgen geuit over het lot van de vluchtelingen die in deze kampen werden opgevangen. Hij heeft ook aangegeven dat de VN over sterke aanwijzingen beschikt dat een onbekend aantal van deze vluchtelingen is meegevoerd naar Eritrea. Dit gaat in tegen het beginsel van non-refoulement. Dit is een fundamenteel principe in het VN Vluchtelingenverdrag uit 1951, waarvoor de verantwoordelijkheid ligt bij het opvangende land. Het overtreden van dit principe is een grove schending van de bescherming van vluchtelingen.
UNCHR geeft bovendien aan dat een aantal Eritrese vluchtelingen is gevlucht naar Soedan en dat een ander deel zich schuilhoudt op het platteland, vaak onder erbarmelijke omstandigheden. De Ethiopische autoriteiten pogen nu Eritrese vluchtelingen die als gevolg van het conflict in Tigray geen onderdak meer hebben, over te brengen naar twee reeds bestaande vluchtelingenkampen elders in Tigray. Deze kampen lopen tegen hun maximale opvangcapaciteit aan, wat ernstige gevolgen kan hebben voor alle inwoners van het kamp. Er wordt nu gewerkt aan uitbreiding van de capaciteit van deze kampen.
Zijn er in het diplomatieke verkeer berichten van werkkampen of mogelijke massamoorden in Eritrea?
Nederland heeft geen berichten ontvangen over het verplaatsen van Eritrese vluchtelingen uit Ethiopie naar werkkampen in Eritrea of mogelijke massamoorden in Eritrea. Wel staat Eritrea bekend om de erbarmelijke mensenrechtensituatie, waaronder de nationale dienstplicht waarbij mensen voor onbepaalde tijd verplicht te werk worden gesteld en hiervoor slechts een kleine vergoeding krijgen.
Bent u op de hoogte van de vermeende inmenging van Eritrea in het conflict bij de grens tussen Ethiopië en Sudan, waarbij de Eritrese soldaten zich vaak als Ethiopische militairen vermommen en verantwoordelijk zijn voor het maken van burgerslachtoffers?
Ik ben niet bekend met de in de berichtgeving van EEPA vermeldde vermeende inmenging van Eritrese soldaten in het conflict bij de grens met Ethiopië en Soedan, waarbij Eritrese soldaten zich zouden vermommen als Ethiopische militairen. Hoewel recent sprake was van schermutselingen in het betwiste gebied, is daar momenteel geen sprake van gevechtshandelingen.
Bent u op de hoogte van het feit dat er op 5 en 6 januari massamoorden zijn gepleegd in West Tigray?4 Zo ja, hoe veroordeelt u deze oorlogsmisdaden? Hoe handelt u, in Europees en internationaal verband, naar aanleiding van deze berichten?
De specifieke details over genoemde gewelddadigheden zijn mij niet bekend en zijn lastig te achterhalen. Het is van groot belang dat alle meldingen van mogelijke mensenrechtenschendingen, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid grondig en zo spoedig mogelijk worden onderzocht. Om die reden heeft Nederland samen met Duitsland het initiatief genomen tot een gezamenlijke verklaring in de Mensenrechtenraad, die onder andere oproept tot het verlenen van toegang tot onafhankelijk onderzoek naar mogelijke mensenrechtenschendingen. Dit is in lijn met de inzet van het kabinet zoals ook verwoord in de kamerbrief over de stand van zaken in Tigray van 22 februari jl.
De Ethiopische regering heeft inmiddels, mede als gevolg van de herhaaldelijke oproepen vanuit de internationale gemeenschap, toegezegd dat er onafhankelijk onderzoek gepleegd zal worden naar mensenrechtenschendingen in Tigray en dat de Ethiopische Mensenrechtencommissie bereid is daarbij samen te werken met de VN. Nederland blijft in EU- en VN-verband het werk van de Ethiopische Mensenrechtencommissie ondersteunen en pleit voor volledige en vrije toegang voor medewerkers van de VN Mensenrechtencommissaris tot Tigray. Op 17 maart hebben de Ethiopische Mensenrechtencommissie en OHCHR bekend gemaakt dat zij inderdaad gezamenlijk onderzoek gaan doen naar mensenrechtenschendingen in Tigray.
Bent u het ermee eens dat Nederland de inmenging van Eritrea in het conflict moet veroordelen en ervoor moet pleiten dat Eritrea haar troepen zo snel mogelijk uit Tigray laat vertrekken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u zich hiertoe inspannen?
Ja. Middels verklaringen van de EU en van Nederland zelf in de Mensenrechtenraad heeft Nederland zijn zorg uitgesproken over het optreden van het Eritrese leger in Tigray en opgeroepen tot onmiddellijke terugtrekking van deze troepen uit het gebied. Daarnaast heeft Nederland in de Mensenrechtenraad meermaals zorgen geuit over de mensenrechtensituatie van Eritrese vluchtelingen in Ethiopië.
Hoeveel burgers in Tigray verkeren op dit moment in (voedsel)nood?
Op basis van de gegevens verzameld door UNOCHA waren er voor het uitbreken van het conflict in Tigray al 950.000 mensen afhankelijk van hulp. Door het conflict zijn daar naar schatting nog 1,3 miljoen mensen bijgekomen. Dit betreft schattingen omdat vanwege de gebrekkige toegang tot het gebied het nog niet mogelijk is de noden precies in kaart te brengen.
Kunt u de Kamer van een update voorzien wat betreft de humanitaire hulp die inmiddels op gang is gebracht? Zijn er grote vluchtelingenstromen naar het noorden op gang gekomen?
Hoewel de humanitaire hulp nu op gang is gekomen, wordt deze nog steeds belemmerd door problemen omtrent toegang.
Onder leiding van de VN is voor Tigray een Humanitarian Response Plan (HRP) opgesteld, met een totale geraamde financieringsbehoefte van USD 1,3 miljard, waarvan momenteel 59% is gedekt door toezeggingen en bijdragen van donoren. Nederland draagt hieraan bij via ongeoormerkte bijdragen aan VN-organisaties en een budgetallocatie aan de Dutch Relief Alliance (DRA).
De Dutch Relief Alliance is op 4 februari gestart met haar Joint Response in Tigray die zal duren tot 3 augustus 2021. De beoogde doelen volgen de aanbevelingen van OCHA en richten zich op de volgende sectoren: voedselzekerheid en livelihoods, water en sanitatie, onderdak, gezondheid en humanitaire bescherming (inclusief geestelijke gezondheid en psychosociale steun). In totaal zullen 300.000 individuen door deze interventie geholpen worden.
In haar wekelijkse updates geeft de VN aan dat er veel hulp geboden wordt in de volgende sectoren: onderdak (aanbieden van noodonderkomens), voedselhulp (zowel via WFP, IRC als het Joint Emergency Operations Plan waarbij o.a. kinderen toegang krijgen tot voedingssupplementen en het screenen van de acute voedselbehoeftes doorgaat), gezondheid (o.a. IOM, UNICEF en UNFPA bieden (gezondheidsdiensten, zoals voorlichting en primaire gezondheidszorg, inclusief op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheidszorg), hulp op het gebied van water en sanitatie en humanitaire bescherming.
Alhoewel er met betrekking tot voedsel wel vooruitgang wordt geboekt is het algehele humanitaire antwoord op de bestaande noden ontoereikend, vooral in de rurale gebieden. Nog steeds voortdurende gevechten maken dat gebieden, ook in zuid- en zuidoost-Tigray die voorheen wel toegankelijk waren, nu moeilijk te bereiken zijn. Verschillende organisaties meldden ook dat zij Mekelle niet meer uit mogen, naar verluidt als gevolg van de verslechterende veiligheidssituatie.
Ik heb geen informatie dat er grote aantallen Ethiopische vluchtelingen buiten de regio hun toevlucht zoeken. In de eerste fase van het conflict zijn volgens de VN Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen ruim 61,000 vluchtelingen vanuit Tigray aangekomen in Soedan. Gezien het feit dat Ethiopië zijn buitengrens met Soedan inmiddels afgesloten heeft, lijkt het niet waarschijnlijk dat er grote aantallen vluchtelingen in de nabije toekomst zich buiten de regio zullen begeven.
Op welke manier heeft de EU tot op heden gereageerd op het conflict in Tigray en met name op de rol die Eritrea hierin speelt? Welke acties zult u in EU-verband voorstellen?
De Kamerbrief over de stand van zaken in Tigray van 22 februari jl. (Kamerstuk 22 831, nr. 140) geeft aan hoe de EU heeft gereageerd en wat de Nederlandse inzet is ten aanzien van dit conflict. Naar aanleiding van de terugkoppeling van de Finse Minister Haavisto over zijn bezoek namens Hoge Vertegenwoordiger Borrell, zal de Raad Buitenlandse Zaken binnenkort Raadsconclusies aannemen. Nederland heeft in de EU en in breder verband het initiatief genomen tot het aanspreken van Ethiopië en Eritrea in de Mensenrechtenraad.
Hoge Vertegenwoordiger Borrell en Commissaris Urpilainen hebben op 26 februari jl. ook hun grote zorg uitgesproken over het recente rapport van Amnesty International over mogelijke oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid in de stad Axum. Naast samenwerking in EU-verband overlegt NL in breder verband met gelijkgestemden, waaronder de VS, over een zo goed mogelijk gecoördineerde inzet t.a.v. het conflict in Tigray.
Kan er actief worden gekeken of het EU Magnitsky-sanctieregime ingezet kan worden om personen die zich schuldig maken aan grove mensenrechtenschendingen in dit conflict op gepaste wijze aangepakt kunnen worden?
Zoals bekend is het kabinet voorstander van een actieve EU-inzet ter bevordering van de mensenrechten en heeft Nederland een leidende rol vervuld bij de totstandkoming van het wereldwijd toepasbaar EU-mensenrechtensanctieregime. Over de inzet van dit regime in specifieke situaties kan ik omwille van de vertrouwelijkheid geen openbare uitspraken doen.
Tekortkomingen bij het Instituut Sportrechtspraak |
|
Antje Diertens (D66), Lisa Westerveld (GL) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de berichten in onder meer Trouw en het Noordhollands Dagblad, waaruit blijkt dat sprake is van tekortkomingen bij het Instituut Sportrechtspraak (ISR)?1 2
Ja.
Wat vindt u ervan dat het ISR heeft besloten de zaken van een aantal oud-turnsters stil te leggen, omdat gespreksverslagen incompleet of bevooroordeeld zijn? Wat betekent dit voor de voortgang van de zaken van deze turnsters? Betekent dit dat uw antwoorden van 11 januari jl. op onze schriftelijke vragen over de doorlooptijd achterhaald zijn?3
Het Instituut voor Sportrechtspraak (ISR) is een onafhankelijke organisatie. Zij maken eigen afwegingen in het belang van de lopende zaken. Het ISR laat klachten over een aantal gespreksverslagen extern onderzoeken. Deze zaken zijn echter niet stilgelegd, de onderzoeken lopen onverminderd door. Met het ISR vind ik het belangrijk dat een zaak zorgvuldig wordt afgehandeld en daar is om verschillende redenen soms meer tijd voor nodig. Zie ook antwoord 3.
Deelt u de mening dat het niet acceptabel is dat oud-turnsters nog langer moeten wachten op inhoudelijke behandeling van hun zaak en dit ook emotionele schade kan veroorzaken? Zo ja, wat gaat u doen om forse vertraging te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp dat het voor de oud-turnsters moeilijk is dat zij langer moeten wachten op de inhoudelijke behandeling van hun zaak. Omdat het zo emotioneel belastend kan zijn en deze oud-turnsters al zoveel hebben meegemaakt, vind ik een zorgvuldige en objectieve afhandeling van zaken essentieel. De doorlooptijd van een tuchtrechtelijk onderzoek is gemiddeld 2–3 maanden. Onderzoeken in het turnen zijn nog gaande en over de exacte doorlooptijd van de gehele procedure (inclusief tuchtrechtelijke behandeling en eventuele beroepszaken) is nu nog niets te zeggen. De gemiddelde doorlooptijd is erg afhankelijk van de bevindingen uit het (voor)onderzoek, reglementaire (verweer)termijnen en de bevindingen van de tuchtcommissies. Daarnaast kunnen soms bepaalde omstandigheden ervoor zorgen dat een tuchtrechtelijke procedure langer duurt, bijvoorbeeld bij een beroep of een strafrechtelijk onderzoek.
Is de veiligheid van melders voldoende geborgd? Bent u het eens dat melders de garantie moeten hebben dat zij vertrouwelijk hun verhaal moeten kunnen doen en dat het zeer onwenselijk is dat tijdens het lopende proces vermeende dader(s) contact opnemen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de veiligheid wordt gewaarborgd?4
Ja, iedereen kan veilig een tuchtrechtelijke melding maken. Ik heb geen signalen ontvangen en ook geen reden om aan te nemen dat de veiligheid en vertrouwelijkheid van melders in het geding is. Het is wel zo dat, net zoals in de reguliere rechtspraak, in een (tucht)rechtelijk proces er altijd sprake is van «hoor en wederhoor». Een beschuldigde heeft het recht zich te kunnen verdedigen en weet daarom wie de beschuldiging uit.
Hoeveel extra capaciteit is nodig om het ISR zowel kwantitatief als kwalitatief voldoende te versterken?
Vanwege de belangrijke functie die het ISR vervult ben ik met hen in gesprek over de benodigde aanvullende financiële steun om het ISR verder te versterken en te professionaliseren. Ik heb daarom aan het ISR gevraagd om een inschatting te maken over de extra benodigde capaciteit in 2021. Daarnaast ben ik voornemens om het voorgenomen subsidiebedrag voor 2022 ook voor het lopende jaar 2021 te financieren. Daarmee kan het ISR op korte termijn een professionaliseringslag in gang zetten. Zie ook antwoord 7.
Bent u bereid om de extra subsidie die het ISR in 2022 krijgt naar voren te halen, zodat op korte termijn een kwaliteitsslag gemaakt kan worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wat kunt u aanvullend doen om de kwaliteit van de rechtspraak van het ISR te verbeteren? Welke stappen bent u op dit moment bereid te zetten?
Boven alles betreft het hier onafhankelijk tuchtrechtspraak en ga ik niet over de kwaliteit en de inhoud van een tuchtrechtelijke uitspraak. Desalniettemin ben ik met het ISR in gesprek over het aanstellen van een kwartiermaker om de professionaliseringsslag te leiden. Dan gaat het om zaken in gang zetten als: uitbreiding van onderzoekers en personele ondersteuning, een zelfstandig kantoor en -faciliteiten, meer trainingen en een nieuw casemanagementsysteem dat is ingericht op het huidige en toekomstige volume in casuïstiek. Daarnaast hecht ik belang aan het verbeteren van de communicatie over en tijdens het proces naar (potentiële) melders.
Begrijpt u, mede in het licht van de artikelen, dat sommige sporters liever niet naar het ISR stappen, omdat er zorgen zijn over de onafhankelijkheid van het ISR en de capaciteit die er is om gedegen onderzoek te doen? Zo ja, wat gaat u doen om te zorgen dat mensen het vertrouwen krijgen in een goede behandeling en afwikkeling van hun zaak?
Door de toegenomen meldingen ben ik mij ervan bewust dat het Instituut voor Sportrechtspraak (ISR) onder grote druk staat. Desondanks heeft het ISR mij ervan verzekerd dat er nog steeds voldoende capaciteit is om alle meldingen op te pakken en gedegen onderzoek te doen. Daarnaast ben ik met het ISR in gesprek over het verhogen van de capaciteit om voorbereid te zijn op de toekomst. Ik betreur de negatieve berichten in de media. Deze berichten doen echter niets af van de onafhankelijke positie die het ISR heeft. Ik heb er vertrouwen in dat het ISR de zaken professioneel en zorgvuldig afhandelt.
Welke andere mogelijkheden zijn er voor sporters als ze met hun klacht niet bij het ISR terecht kunnen of willen?
Er zijn twee mogelijkheden voor het aangaan van tuchtrechtelijk proces, afhankelijk of de sportbond is aangesloten bij het ISR. Wanneer een sportbond niet is aangesloten bij het ISR dan kan een tuchtrechtelijk proces bij de sportbond zelf worden doorlopen. Indien de sportbond wel is aangesloten bij het ISR dan vindt dit via het ISR plaats.
Bij klachten over de procedure kan contact opgenomen worden met het ISR of de betreffende sportbond. Zo heeft het ISR onlangs klachten over een aantal gespreksverslagen extern laten onderzoeken. Een formele klachtenprocedure bij het ISR is in ontwikkeling, waarbij rekening wordt gehouden met het extern of onafhankelijk beoordelen van een klacht. Daarnaast is het een mogelijkheid om een civielrechtelijke procedure te starten.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Westerveld c.s.?5 Kunt u concreet uiteenzetten hoe hier gevolg aan is gegeven? Heeft u al een beeld van de behoeftes van turners? Zijn er gesprekken gevoerd met de oud-turnsters?
Ik ben met de KNGU in gesprek over de motie Westerveld en de benodigde opvolging aan het grensoverschrijdende gedrag dat heeft plaatsgevonden in het turnen. De uitkomsten van het onderzoek, welke rond april worden verwacht, zullen hierin leidend zijn. Vervolgens zal ik samen met de sport kijken naar wat er extra nodig is als het gaat om de hulp en ondersteuning aan (oud-) turnsters.
Welk hulpaanbod is opgezet voor de turnsters die te maken hebben gehad met fysieke en psychische mishandeling en vernedering? Deelt u de mening dat hier specialistische kennis voor voorhanden moet zijn?
Zie antwoord vraag 10.
Wordt er gewerkt aan een schaderegeling voor de (oud-)turnsters? Zo ja, hoe komt deze eruit te zien?
Zie antwoord vraag 10.
De precaire situatie in Noord-Irak |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u een overzicht geven van Turkse militaire activiteiten in Noord-Irak vanaf juni 2020?
Turkije heeft in de afgelopen decennia meermaals luchtaanvallen uitgevoerd op PKK-posities in Noord-Irak. De intensiteit daarvan is sinds de zomer van vorig jaar toegenomen. In juni 2020 lanceerde Turkije het luchtoffensief Operation Claw Eagle en complementair daaraan het grondoffensief Operation Claw-Tiger in de Koerdische Autonome Regio (KAR) in Noord-Irak. Dit was het grootste offensief van Turkije tegen de PKK sinds 2015. Daaropvolgend is in februari kortstondig de Operation Claw-Eagle 2 uitgevoerd. Deze operaties zijn inmiddels formeel beëindigd. Wel houden de acties van het Turkse leger, dat inmiddels een dertigtal militaire bases in de KAR telt, aan.
Bent u op de hoogte van een op handen zijnde aanval van Turkije in Noord-Irak, waaronder de Sinjar regio en de Nineve vlakte?1
Het kabinet is bekend met berichten over spanningen rond de regio Sinjar en de Ninewa vlakte. Er zijn echter op dit moment geen aanwijzingen voor een nieuwe militaire operatie van Turkije in dit gebied. De operatie Claw Eagle 2 is beëindigd. Het kabinet wil niet speculeren over een eventuele toekomstige Turkse operatie.
Deelt u de vrees dat de Assyriërs, Jezidi’s en andere religieuze en etnische minderheidsgroepen in deze regio het voornaamste slachtoffer zullen worden van deze Turkse militaire operatie, gezien het feit dat de Koerdische terreurorganisatie PKK zich hier voornamelijk schuilhoudt onder de lokale bevolking?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de vrees dat een Turks offensief tegen de PKK in Noord-Irak de wederopbouwprojecten van Nederland en partners in deze regio van de afgelopen jaren teniet zal doen?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre kunt u het bericht bevestigen dat zowel de Iraakse regering als de Koerdische Regionale regering (KRG) de Turkse regering toestemming hebben gegeven voor een Turkse militaire operatie tegen de PKK in Noord-Irak?2 En wat betekent dit voor de legaliteit van deze militaire missie?
Ik kan dit bericht niet bevestigen. Het is bekend dat Irak en Turkije hebben afgesproken samen te werken in de strijd tegen de PKK, zoals door beide landen bevestigd bij o.a. een bezoek van de Iraakse premier Kadhimi aan Ankara in december 2020.
Een woordvoerder van de KRG-regeringspartij KDP heeft op 12 februari jl. ontkend dat er toestemming is gegeven aan Turkije voor militaire operaties tegen de PKK. Er is geen officiële reactie gekomen van de Iraakse regering op de aankondiging van operatie Eagle Claw 2 van Turkije in het noorden van Irak, dit in tegenstelling tot de eerste fase van Eagle Claw, toen Irak het optreden op haar grondgebied veroordeelde.
In algemene zin geldt dat wanneer een staat toestemming geeft aan een andere staat voor geweldgebruik op het eigen grondgebied er geen sprake is van schending van het geweldverbod, mits optreden past binnen de kaders van het internationaal recht. Turkije beroept zich met betrekking tot de operatie op het recht op zelfverdediging en stelt dat de operaties gericht zijn op het veiligstellen van de grens en het tegengaan van aanvallen door de PKK op Turks grondgebied.
Is in NAVO-verband gesproken over deze militaire operatie? Zo ja, wat had uw Turkse collega hierover te melden? En zo nee, kunt u deze kwestie bij de eerstvolgende vergadering ter tafel brengen?
In NAVO-verband is hierover niet gesproken.
Bent u bereid Turkije te vragen af te zien van deze militaire operatie vanwege de grote kans op burgerslachtoffers en disproportionele schade? En zo nee, waarom niet?
Er zijn op dit moment geen aanwijzingen voor een nieuw Turks militair offensief. De operatie Claw Eagle 2 is beëindigd. In algemene zin kan worden gesteld dat in het kader van de bilaterale dialoog tussen Nederland en Turkije de Turkse rol in de regio zo nodig aan de orde komt en dat Nederland in het geval van acties het belang van optreden binnen de kaders van het internationaal recht en proportionaliteit benadrukt.
Bent u bekend met het rapport «Caught in the Crossfire: Assyrians and the Turkey-PKK Conflict in Iraq»?3 Deelt u de conclusie dat voornamelijk de religieuze en etnische minderheidsgroepen in Noord-Irak schade ondervinden van de aanhoudende strijd tussen de PKK en Turkije?
Ik ben bekend met het genoemde rapport. Turkije voert regelmatig bombardementen uit in de Koerdische Autonome Regio in het noorden van Irak, met name in de provincies Erbil en Duhok. Volgens Turkije zijn de aanvallen gericht op de PKK, een organisatie die door onder andere de EU en Nederland als terroristische organisatie is bestempeld. Er wonen verschillend etnische groepen in dit gebied, voornamelijk Koerden. Nederland vindt het van groot belang dat strijdende partijen het humanitair oorlogsrecht respecteren.
Waarom lukt het de Iraakse autoriteiten niet om dit gebied onder controle te krijgen?
Het Iraakse veiligheidsapparaat is nog herstellende van de zware strijd die geleverd is om ISIS territoriaal te verslaan. De verschillende onderdelen van het veiligheidsapparaat hebben grote moeite om zich in het gehele land te manifesteren om de veiligheid te waarborgen. Er zijn in Irak bovendien verschillende gewapende groeperingen die zich onttrekken aan de controle van de staat. De gebieden waar deze groepen zich manifesteren zijn ook zeer onherbergzaam, wat het verkrijgen van controle verder bemoeilijkt. Zo voert het Iraakse leger nog altijd dagelijks een strijd tegen ISIS-cellen, die met name opduiken in de betwiste gebieden in het grensgebied tussen de Koerdische Autonome Regio en de rest van Irak. Naast deze veiligheidsuitdagingen staat Irak nog steeds voor een reeks aan andere grote uitdagingen, zoals de duurzame terugkeer van vluchtelingen, economische diversificatie, aanpak van corruptie en respect voor mensenrechten.
Welke mogelijkheden zijn er om de PKK uit dit gebied te verdrijven en/of onder controle te krijgen zonder dat daar Turks militair geweld bij komt kijken?
Zoals ook gesteld in antwoord op vraag 5, hebben Irak en Turkije afgesproken samen te werken in de strijd tegen de PKK. De Iraakse autoriteiten in Bagdad en Erbil hebben in oktober 2020 een overeenkomst gesloten over de veiligheidsstructuur in Sinjar. Deze overeenkomst ziet op o.a. het vertrek van gewapende actoren uit het gebied. De federale politie, met lokaal gerekruteerde agenten, zou voor de veiligheid in het gebied moeten zorgen. Volledige implementatie van dit akkoord is van belang. Daarbij is het nodig dat de belangen van de verschillende bevolkingsgroepen in het gebied hierbij mee worden genomen. Verdere afspraken over de veiligheidssituatie in andere betwiste gebieden kunnen bijdragen aan de inperking van de mogelijkheden van verschillende gewapende groeperingen om zich te onttrekken aan het geweldsmonopolie van de staat in Irak.
Heeft u kennis genomen van de beleidsaanbevelingen uit het rapport «Contested Control: The Future of Security in Iraq’s Nineveh Plain»?4
Ja.
Deelt u de conclusie dat het stimuleren en steunen van de regionale veiligheidsinstanties in het belang is voor het behouden van de wederopbouwprojecten die gedaan zijn in de Nineve vlakte?
Irak staat voor een grote uitdaging bij het opbouwen van de brede veiligheidssector. Nederland ondersteunt Irak hierbij, samen met andere internationale partners, o.a. via capaciteitsopbouwmissies van de NAVO en de EU maar ook via projecten gericht op bescherming van de burgerbevolking. De inrichting van de veiligheidssector is uiteindelijk aan de Iraakse autoriteiten. In gesprekken met de Iraakse autoriteiten vraagt Nederland aandacht voor de veiligheidszorgen van verschillende groepen van de Iraakse samenleving, waaronder die van de bewoners van de Ninewa vlakte.
Deelt u de conclusie dat de Iraakse regering meer moet doen om deze regio onder controle te krijgen? Zo ja, bent u bereid om bij uw Iraakse collega te pleiten voor een extra Iraakse inzet om deze lokale gemeenschappen bij te staan in hun verdediging en wederopbouw?
Irak staat voor vele uitdagingen, inclusief de complexe veiligheids- en sociaaleconomische situatie op de Ninewa vlakte. Nederland ondersteunt Irak op verschillende manieren om deze uitdagingen het hoofd te bieden, o.a. met verschillende programma’s voor wederopbouw, opvang in de regio en bescherming van burgers. In gesprekken met de Iraakse autoriteiten dringt Nederland er op aan dat Irak ook zijn eigen verantwoordelijkheid neemt voor de veiligheid en ontwikkeling van alle gebieden van het land, inclusief de Ninewa vlakte.
Bent u bereid bij de Iraakse regering en de Koerdische Regionale regering (KRG) aan te dringen op een opname van lokale veiligheidstroepen in het Iraaks veiligheidsapparaat ter beveiliging van de Nineve vlakte, bestaande uit de daar gevestigde minderheden?
Zie ook antwoord 12. De inrichting van de Iraakse veiligheidssector is aan de Iraakse autoriteiten. In gesprekken met de Iraakse autoriteiten, zowel in Bagdad als in Erbil, vraagt Nederland aandacht voor de veiligheidszorgen van verschillende groepen van de Iraakse samenleving en dringt Nederland aan op aandacht voor de positie van minderheden.
Bent u bereid om binnen de anti-IS coalitie, de NAVO en de EU te pleiten voor een veiligheidszone voor de Assyriërs en andere minderheden in Noord-Irak, vanwege de gigantische afname van het aantal oorspronkelijke inwoners in dit gebied?
De mandaten van de anti-ISIS coalitie-, NAVO- en EU-missies zien niet toe op het creëren van veiligheidszones. Deze verschillende missies zijn op uitnodiging en verzoek van de Iraakse autoriteiten in Irak aanwezig. Het verzoek van de Iraakse autoriteiten ziet niet op dit soort activiteiten.
Klopt het dat bij de vorige Iraakse verkiezingen een groot deel van de vaste quorumzetels voor minderheden door manipulatie in handen terechtkwam van partijen die daar geen recht op hadden? En zo ja, hoe kunnen we de iraakse regering stimuleren ervoor te zorgen dat dit bij de volgende verkiezingen niet weer gebeurd?
Het kabinet heeft geen volledig zicht op de interne organisatie van de Iraakse verkiezingen. Uit de officiële rapportages over de verkiezingen van 2018 komen geen problemen naar voren met betrekking tot de quotumzetels voor minderheden. In gesprekken met de Iraakse autoriteiten benadrukt het kabinet het belang van aandacht voor de positie van minderheden in de Iraakse samenleving.
De situatie in Tigray, Ethiopië |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Wat kunt u vertellen over de huidige situatie in de Tigray regio in Ethiopië?1
In de Kamerbrief over de stand van zaken in Tigray van 22 februari beschreef ik de ontwikkelingen in het conflict in Tigray tot op dat moment. Sindsdien blijven zorgen bestaan over het conflict, omdat gevechtshandelingen niet zijn beëindigd en er aanhoudende problemen zijn met toegang tot Tigray voor humanitaire hulpverleners. Tevens zijn er sindsdien nieuwe berichten verschenen over mensenrechtenschendingen in de regio, onder meer over het op grote schaal verplaatsen, naar verluidt tegen hun zin, van etnische Tigrayans vanuit West-Tigray naar Centraal Tigray.
De Ethiopische regering blijft bij haar standpunt dat een politieke oplossing voor het conflict niet aan de orde is, omdat het gaat om een militaire operatie gericht op het handhaven van de orde en het arresteren van de leiders van het Tigray Peoples’ Liberation Front (TPLF). Deze worden beschuldigd van een poging tot het omverwerpen van de constitutionele orde. Om deze reden blijft Ethiopië iedere vorm van dialoog met TPLF, gefaciliteerd door interne of externe partijen, van de hand wijzen. TPLF is naar verluidt wel bereid tot dialoog.
Bent u bekend met de berichtgeving dat er massamoorden, grootschalige martelingen en verkrachtingen van vrouwen en meisjes plaatsvinden in de regio?
Ik ben bekend met berichten van verschillende organisaties uit het maatschappelijk middenveld en internationale media over massamoorden, verkrachtingen en marteling in Tigray, inclusief de recente rapporten van Amnesty International en Human Rights Watch over grootschalige mensenrechtenschendingen in Axum. Deze laatste rapporten zijn inmiddels bevestigd in een voorlopig rapport van de Ethiopische Mensenrechtencommissie (EHRC) van 23 maart, waarin Eritrese troepen verantwoordelijk worden gehouden voor de gebeurtenissen in Axum. Premier Abiy heeft op 23 maart in het Ethiopische parlement tevens erkend dat Eritrese troepen in Tigray aanwezig zijn.
Nederland heeft recent het initiatief genomen, in nauwe samenspraak met Duitsland, om een verklaring in de VN-Mensenrechtenraad uit te brengen. De verklaring roept de Ethiopische autoriteiten op om toegang te verlenen aan humanitaire organisaties en aan medewerkers van het kantoor van de VN Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) om onafhankelijk onderzoek te doen naar mogelijke mensenrechtenschendingen in Tigray. Ook dringt de verklaring er bij de Ethiopische overheid op aan om daders van mensenrechtenschendingen ter verantwoording te roepen.
De Nederlandse inzet, zowel bilateraal als in EU en VN-verband is, buiten een snelle beëindiging van het geweld, gericht op de twee bovengenoemde thema’s: toegang voor humanitaire hulp in Tigray en onafhankelijk onderzoek naar mensenrechtenschendingen. Deze inspanningen zijn bedoeld om de situatie van de burgerbevolking niet verder te doen verslechteren en straffeloosheid tegen te gaan.
De Ethiopische regering heeft op 3 maart middels een verklaring van het kantoor van de Premier toegezegd dat de EHRC onafhankelijk onderzoek kan doen, met technische steun van OHCHR. Op 17 maart hebben de Ethiopische Mensenrechtencommissie en OHCHR bekend gemaakt dat zij inderdaad gezamenlijk onderzoek gaan doen naar mensenrechtenschendingen in Tigray, in navolging van de eigen rapportage door EHRC.
Klopt het dat de situatie dusdanig ernstig is dat een groot deel van Tigray zich in de laatste fase vóór een hongersnood bevindt?
Op dit moment is in Tigray, op grond van de zogenaamde Integrated Food Security Phase Classification, nog geen inschatting gemaakt van de ernst van de voedselcrisis. Ik kan derhalve niet stellen dat een groot deel van Tigray zich in de laatste fase voor een hongersnood bevindt.
Het voortdurende conflict kent echter ernstige gevolgen. Het leidt tot het verlies van werk en inkomen, lokale markten en banken zijn in veel gebieden niet meer operationeel, oogsten gaan verloren, voedsel is schaars en voedselprijzen stijgen sterk. Tevens heeft de bevolking grote moeite om aan geld en brandstof te komen. Volgens het VN Voedselcluster, dat mede geleid wordt door het VN Wereldvoedselprogramma (WFP), hebben 3 miljoen mensen een acuut tekort aan voedsel. WFP geeft aan USD 107 miljoen nodig te hebben om in de behoeften voor voedsel in Tigray te kunnen voorzien. Met de benodigde middelen kan WFP voedsel voor één miljoen mensen kopen en distribueren. Ook kan er gespecialiseerde voedingsondersteuning geboden worden aan 875.000 kinderen en vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven.
De crisis heeft waarschijnlijk serieuze gevolgen voor de voedselzekerheid in Tigray op zowel korte als middellange termijn. Nederland heeft hier op 12 maart aandacht op gevestigd middels een schriftelijke verklaring in de VN Veiligheidsraad in het kader van een debat over het thema «Conflict en Honger».
Klopt het dat er 20.000 door de Verenigde Naties erkende Eritrese vluchtelingen van de aardbodem zijn verdwenen? Is al enigszins duidelijk wat er met hen is gebeurd?
Ik ben bekend met de zorgwekkende berichtgeving over de situatie van vluchtelingen uit Eritrea in Ethiopië, en over de vernietiging van de vluchtelingenkampen Shemelba en Hitsats, waar om en nabij 20.000 vluchtelingen stonden geregistreerd. Deze kampen worden nu door UNHCR als vernietigd beschouwd. Gezien de beperkte toegang voor humanitaire organisaties en journalisten, en de voortdurende strijd in de regio is het niet mogelijk een exact beeld te geven van het lot van deze vluchtelingen. UNHCR, bij monde van Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen Grandi, heeft aangegeven dat de VN over sterke aanwijzingen beschikt dat een onbekend aantal Eritrese vluchtelingen uit Shemelba en Hitsats is meegevoerd naar Eritrea. Dit gaat in tegen het beginsel van non-refoulement. Dit is een fundamenteel principe in het 1951 VN Vluchtelingenverdrag, waarvoor de verantwoordelijkheid ligt bij het opvangende land. Het overtreden van dit principe is een grove schending van de verplichting tot bescherming van vluchtelingen.
UNCHR geeft voorts aan dat een aantal Eritrese vluchtelingen is gevlucht naar Soedan en dat een ander deel zich schuil houdt op het platteland, vaak onder erbarmelijke omstandigheden. De Ethiopische autoriteiten pogen Eritrese vluchtelingen die als gevolg van het conflict in Tigray geen onderdak meer hebben, over te brengen naar de twee reeds bestaande vluchtelingenkampen elders in de regio.
Bent u bereid om samen met de internationale gemeenschap druk uit te oefenen op de Ethiopische en Eritrese regering om te pleiten voor een volledige en onbelemmerde toegang voor humanitaire hulp evenals de onmiddellijke en onvoorwaardelijke terugtrekking van Eritrese en alle andere buitenlandse troepen uit Tigray? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft zich, in samenspraak met partners binnen de internationale gemeenschap, bilateraal, in EU-verband en in de VN-Mensenrechtenraad, actief ingezet voor volledige en onbelemmerde toegang voor humanitaire hulp. Daarnaast roept Nederland op tot de terugtrekking van Eritrese troepen uit Tigray. Dit komt ook terug in de gezamenlijke verklaring die Nederland samen met Duitsland geïnitieerd heeft in de VN-Mensenrechtenraad, evenals in de Raadsconclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van de EU van 11 maart.
De druk van de internationale gemeenschap op de Ethiopische regering op het gebied van humanitaire hulp en respect voor de mensenrechten heeft recent geleid tot specifieke toezeggingen over verbeterde toegang voor humanitaire hulpverleners, journalisten en onderzoekers naar mensenrechtenschendingen. Met name de toezegging dat humanitaire actoren nu geen toestemming meer hoeven te vragen maar slechts een meldingsplicht hebben bij het Ministry of Peace om zich in Tigray te kunnen verplaatsen is een stap in de goede richting. Nederland zal zich er in internationaal verband, alsmede in bilaterale contacten met de Ethiopische regering, sterk voor maken dat deze toezeggingen daadwerkelijk tot resultaat leiden, namelijk dat humanitaire hulp alle inwoners van Tigray bereikt en dat onafhankelijk onderzoek gedaan wordt naar mensenrechtenschendingen.
Is er binnen de Verenigde Naties gesproken over het stationeren van blauwhelmen in de conflictgebieden? En zo nee, is dit een voorstel waar Nederland zich hard voor kan maken?
Binnen de Verenigde Naties heeft de VN-Veiligheidsraad het mandaat om over een VN-vredesmissie, inclusief het stationeren van blauwhelmen, te beslissen. Hoewel individuele leden van de Veiligheidsraad de situatie in Ethiopië hebben aangekaart, is de huidige crisis nog niet formeel geagendeerd. Er is derhalve binnen de Verenigde Naties nog niet gesproken over een eventuele vredesmissie in Tigray.
Nederland zet zich allereerst in voor een politieke oplossing van het conflict in Tigray, waarbij het kabinet een belangrijke rol voor de Afrikaanse Unie ziet. Een eventuele discussie over het initiëren van een VN-vredesmissie zou op dit moment de mogelijkheid tot het vinden van een politieke oplossing niet bevorderen.
Wordt er binnen internationale fora gewerkt aan het opzetten van mechanismen voor bewijsvergaring, zodat bewijsmateriaal van mensenrechtenschendingen in de Tigray regio niet verloren gaat? En zo nee, kunt u met dit voorstel komen?
Ja, op dit moment wordt gesproken over mechanismen voor bewijsvergaring als onderdeel van onderzoeken door EHRC en door OHCHR. De eerste prioriteit voor Nederland in deze discussie is onmiddellijke toegang voor onafhankelijke onderzoekers tot de Tigray regio zodat bewijsmateriaal niet verloren gaat. Dit moet ervoor zorgen dat dat in de toekomst verantwoording afgelegd zal worden voor mensenrechtenschendingen. Nederland is hierover samen met gelijkgestemde landen in overleg met OHCHR.
Bent u bereid te pleiten voor een onafhankelijk onderzoek om vermeende oorlogsmisdaden van alle betrokken partijen te onderzoeken?
Ja, een onafhankelijk onderzoek om vermeende oorlogsmisdaden te onderzoeken, met actieve betrokkenheid van de OHCHR, is van groot belang. Nederland heeft daar ook voor gepleit in de VN-Mensenrechtenraad in de bovengenoemde verklaring en binnen de EU. Nu de Ethiopische regering toegang voor onderzoek, inclusief door internationale organen, heeft toegezegd zal het kabinet de uitwerking daarvan in de praktijk nauwgezet opvolgen.