Het bericht 'Netanyahu ondanks arrestatiebevel van strafhof naar Orbán in Hongarije' |
|
Kati Piri (PvdA), Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Netanyahu ondanks arrestatiebevel van strafhof naar Orbán in Hongarije»?1
Kunt u bevestigen dat Hongarije als partij bij het Statuut van Rome de plicht heeft om arrestatiebevelen van het Internationaal Strafhof uit te voeren?
Bent u bekend met de resolutie die tijdens de jaarlijkse Vergadering van verdragspartijen bij het Statuut van Rome is aangenomen waarin in paragraaf 7 is opgenomen dat staten die partij zijn bij het Statuut van Rome alle niet-noodzakelijke contacten moeten vermijden met personen tegen wie een arrestatiebevel loopt?2
Bent u van mening dat het gaat om een noodzakelijke ontmoeting? Zo ja, waar baseert u dat op?
Bent u bereid uw Hongaarse collega te vragen om opheldering over dit bezoek? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid uw Hongaarse collega aan te spreken op het niet opvolgen van het arrestatiebevel, conform de motie Van Baarle/Piri (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2960) en de motie Piri c.s. (Kamerstuk 36 600-V, nr. 21)?
Welke consequentie bent u voornemens te verbinden aan het niet naleven van de verplichtingen volgend uit het Statuut van Rome?
Bent u bekend met artikel 87 van het Statuut van Rome waarin staat beschreven dat «[w]anneer een Staat die Partij is nalaat te voldoen aan een rechtshulpverzoek in strijd met het in dit Statuut bepaalde, ten gevolge waarvan deze het Hof verhindert zijn taken en bevoegdheden krachtens dit Statuut uit te oefenen, het Hof bevoegd [is] een uitspraak te doen met die strekking en de zaak te verwijzen naar de Vergadering van Staten die Partij zijn.»?
Bent u bereid met verwijzing naar dit artikel het Hof te vragen zich te buigen over deze kwestie? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de Hongaarse ambassadeur te ontbieden? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid uw Hongaarse collega ter verantwoording te roepen over het niet naleven van het arrestatiebevel tijdens de eerstvolgende Raad Buitenlandse Zaken? En bent u bereid dit gedrag in de Raad stevig te veroordelen?
Wat zegt het feit dat de met de Koninklijke Marechaussee gedeelde indicatoren voor het herkennen van vrouwelijke genitale verminking nog niet hebben geleid tot aanhoudingen op Schiphol, over de effectiviteit van deze maatregelen? Moeten de signalen specifieker worden geformuleerd of ligt de oorzaak elders?
Waarom is er geen evaluatie uitgevoerd naar de effectiviteit van deze indicatoren bij de Koninklijke Marechaussee? Bent u bereid alsnog een dergelijke evaluatie te laten uitvoeren en, indien nodig, de aanpak aan te passen?
Waarom worden er sinds 2023 geen posters meer geplaatst op Schiphol met voorlichting over het voorkomen van vrouwelijke genitale verminking? Deelt u de mening dat het hier gaat om essentiële overheidsinformatie? Wat is het standpunt van Schiphol zelf over deze kwestie? Kan de overheid Schiphol verplichten om dergelijke overheidsinformatie te verspreiden of is hiervoor toestemming van Schiphol zelf nodig?
Is de Koninklijke Marechaussee voldoende getraind en uitgerust om verdachte situaties op Schiphol te herkennen en hier adequaat op te handelen? In hoeverre worden zij getraind door specialisten op het gebied van vrouwelijke genitale verminking?
Hoe wordt de vernieuwde verklaring tegen meisjesbesnijdenis, die beschikbaar is in meerdere talen, actief onder de doelgroep verspreid? Is hier een gerichte strategie voor of wordt de verklaring slechts passief ter beschikking gesteld?
Gezien het geringe aantal geregistreerde incidenten op Schiphol en het lage aantal vervolgingen, acht u het huidige beleid voldoende effectief? Overweegt u strengere maatregelen zoals gerichtere controles of bredere bevoegdheden voor de Koninklijke Marechaussee?
Wanneer is de online voorlichtingscampagne «Recht op Nee», die Pharos in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft ontwikkeld, gelanceerd? Zijn er inmiddels tussentijdse evaluaties uitgevoerd? Welke resultaten zijn hieruit naar voren gekomen en kunnen deze met de Kamer worden gedeeld? Indien er nog geen evaluatie heeft plaatsgevonden, is de Staatssecretaris van VWS bereid deze alsnog te laten uitvoeren? Richt de campagne zich op een specifieke doelgroep of op een breder publiek?
Welke plannen zijn er om het Meerjarenplan Zelfbeschikking, dat eind dit jaar afloopt, voort te zetten in de komende jaren? Hoe ziet een mogelijke voortzetting eruit? Kunt u een tijdspad met de Kamer delen? Indien er geen plannen zijn, wat is de reden hiervoor?
Is het project «SAMEN», dat in augustus 2024 is afgelopen, inmiddels geëvalueerd? Wat zijn de resultaten van deze evaluatie en kunnen deze met de Kamer worden gedeeld? Indien er nog geen evaluatie heeft plaatsgevonden, is de Staatssecretaris van VWS bereid deze alsnog te laten uitvoeren?
Wanneer wordt verwacht dat de Kamer het internationale rechtsvergelijkende onderzoek zal ontvangen over de inzet van preventieve beschermingsbevelen bij vermoedens van vrouwelijke genitale verminking, huwelijksdwang en achterlating?
De megaboete die Greenpeace moet betalen aan de eigenaar van een Amerikaanse oliepijpleiding |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Greenpeace moet megaboete betalen aan eigenaar Amerikaanse oliepijpleiding»?1
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Amerikaanse rechter die Greenpeace International veroordeelt tot het betalen van een schadevergoeding van circa 404 miljoen Dollar aan Energy Transfer?
Deelt u de zorg dat deze uitspraak een afschrikkend effect kan hebben op demonstranten en acties van milieuorganisaties? Zo nee, waarom niet?
Welke gevolgen kan deze uitspraak hebben voor de vrijheid van meningsuiting en het recht op vreedzaam protest, zowel in de Verenigde Staten als internationaal?
Bent u bereid om in Europees en internationaal verband aandacht te vragen voor de bescherming van het recht op vreedzaam protest en de vrijheid van meningsuiting voor milieuorganisaties?
Welke mogelijkheden ziet u om Nederlandse en Europese milieuorganisaties maar ook journalisten en belangenorganisaties, te beschermen tegen soortgelijke juridische acties van grote bedrijven en hoe verhoudt zich dat tot de implementatie anti-SLAPP-richtlijn (strategic lawsuit against public participation)?
Erkent u het belang van een goede bescherming van de hiervoor genoemde partijen en welke maatregelen overweegt u om deze partijen beter te beschermen?
Bent u bereid om de Verenigde Staten via diplomatieke betrekkingen aan te sporen de hiervoor genoemde partijen en het recht op demonstreren te beschermen?
Het rapport van Coptic Solidarity ‘Hidden Crimes, Public Deception’ |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Hoe luidt uw reactie op het rapport «Hidden Crimes, Public Deception» van Coptic Solidarity?1
Bent u bekend met de berichten van de verdwijning en/of vermissing van Koptische vrouwen en meisjes in Egypte die gepaard gaan met gedwongen bekering tot de islam, gedwongen huwelijken en seksueel geweld, zoals beschreven in het rapport? Wat weet u van pogingen van de Egyptische regering om deze groep te beschermen?
Wat doet Nederland om op te komen voor de rechten van deze vrouwen en meisjes uit een specifiek etnisch-religieuze groep?
Bent u bereid om contact te leggen met de Egyptische autoriteiten over dit genderspecifiek religieus geweld en aan te dringen op vervolging van de daders? Zo nee, waarom niet?
Ziet u hierbij ook een rol voor de geloofsgezant? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Hoe is de opvang van vrouwen en meisjes die terug worden gevonden? In hoeverre is deze opvang vergelijkbaar met andere landen en zijn er best practices ten aanzien van goede opvang bekend? Ziet u mogelijkheden om er bij de Egyptische autoriteiten op aan te dringen de veiligheid van teruggevonden vrouwen en hun families te garanderen?
Bent u op de hoogte van de moeilijkheden die Koptische vrouwen ervaren bij het doen van aangifte tegen geweld, zoals het rapport benoemd? Ziet u mogelijkheden om ook dit punt aan te kaarten bij de Egyptische autoriteiten om ervoor te zorgen dat Koptische vrouwen, meisjes, en hun familie, op geen enkele manier verhinderd worden in het aangifte of melding doen bij politie en justitie?
Bent u op de hoogte van wraakacties en aanslagen die gepleegd worden op Kopten, waarbij de Koptische gemeenschap niet of nauwelijks wordt beschermd, zoals omschreven in het rapport? Hoeveel Kopten zijn de afgelopen jaren overleden als gevolg van specifieke aanslagen/wraakacties gericht tegen deze groep? Bent u van mening dat er voldoende wordt gedaan om deze groep te beschermen? Zo nee, welke stappen wilt u hierop zetten?
Bent u bereid om bij de Egyptische autoriteiten aan te dringen op het ongedaan maken van bekeringen tot de islam en huwelijken wanneer deze onder dwang hebben plaatsgevonden? Ziet u dit probleem ook in andere landen? Zijn er best practices bekend hoe hiermee om te gaan? Welke rol zou Nederland kunnen spelen om dit probleem en mogelijke best practices breder bekend te maken?
Het bericht: ‘Meer seksueel grensoverschrijdend gedrag door zorgverleners dan gedacht’ |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Meer seksueel grensoverschrijdend gedrag door zorgverleners dan gedacht»?1
Bent u geschrokken van de genoemde cijfers in de zorg? Deelt u de mening dat met zulke cijfers over seksueel wangedrag het basisvertrouwen in de zorg wordt aangetast? Zo nee, hoe duidt u deze cijfers dan?
Onderschrijft u de uitspraak van de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) dat deze cijfers slechts «een hele voorzichtige schatting' zijn? Zo ja, wat zegt dat volgens u over de manier waarop er in de zorg wordt omgegaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag door zorgverleners? En wat zegt dat over de cultuur in (delen van) de zorg, waar patiënten sowieso afhankelijk zijn van zorgverleners?
Hoe verklaart u de verschillen in meldings- en aangiftebereidheid tussen de zorgdomeinen zoals terug te zien is in de cijfers van de IGJ?2
Bij hoeveel meldpunten kunnen patiënten en zorgvragers seksueel grensoverschrijdend gedrag in de zorg melden? Wat bent u bereid te doen om de drempel voor het doen van een melding te verlagen en de bekendheid van de meldpunten te vergroten?
Bent u bereid om verantwoordelijkheid en initiatief te nemen om samen met zorgprofessionals en zorgaanbieders seksueel grensoverschrijdend gedrag in de zorg te bestrijden? Zo ja, wat gaat u doen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met zorgaanbieders, zorgprofessionals en slachtoffers over het tegengaan van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de zorg en samen met hen tot acties te komen? Zo nee, waarom niet?
Waar ligt wat u betreft het zwaartepunt als het gaat om vervolging en sanctionering; in het tucht- of in het strafrecht? Hoe geeft u vervolging en sanctionering een plek in de aanpak tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag in de zorg?
Is al eens uitgezocht of en hoe er een correlatie is tussen seksueel grensoverschrijdend gedrag, diplomafraude, valse VOG's en fraude? Zo ja, wat zijn daarvan de inzichten? Zo nee, bent u bereid hier nader onderzoek naar te laten doen?
Welke acties zijn de afgelopen jaren ondernomen vanuit het Ministerie van VWS om seksueel wangedrag te voorkomen en te bestrijden? Bent u bereid om te komen met een (verstevigd) actieplan op basis van de input vanuit onder andere de IGJ?3 Zo ja, kunt u de Kamer voor de zomer van dit jaar hierover informeren?
Huisbezoeken aan demonstranten en de gegevensverwerking van demonstranten |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
Struycken , van Weel , Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de kritische reacties op het huisbezoek van de politie aan een demonstrant in Amersfoort, waaronder die van korpschef Janny Knol?1
Deelt u de mening van de korpschef dat dit nooit op deze manier had mogen gebeuren en het iedere inwoner van Nederland volledig vrijstaat voor zijn of haar mening uit te komen en deel te nemen aan demonstraties?
Wat vindt u ervan dat de Nationale ombudsman zich genoodzaakt voelt een onderzoek in te stellen naar de huisbezoeken?2 Bent u bereid de resultaten hiervan, naast de resultaten van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC)-onderzoek over het demonstratierecht dat momenteel wordt uitgevoerd, mee te nemen in uw plannen om «hardere grenzen» te stellen aan het demonstratierecht? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw reactie op onderzoek van Amnesty International3 waaruit blijkt dat er onvoldoende toezicht is op politiedatabanken, waarin grootschalige verwerking van gevoelige persoonsgegevens plaatsvindt van demonstranten? Klopt het dat dit in strijd is met mensenrechten?
Welke gesloten en open bronnen raadpleegt de politie in een onderzoek naar demonstranten? Op basis waarvan besluit de politie om over te gaan tot het verwerken van gevoelige persoonsgegevens?
Op basis van welke wettelijke grondslag verwerkt de politie persoonsgegevens van demonstranten? Hoe is het verzamelen, verwerken en delen van deze gegevens begrensd?
Zijn er interne protocollen die kaders stellen aan het verzamelen, verwerken en delen van persoonsgegevens van demonstranten? Zo ja, kunt u deze delen met de Kamer? Zo nee, hoe zorgt u er voor dat de privacy van demonstranten voldoende is beschermd?
Wat zijn de mogelijke gevolgen voor demonstranten wanneer hun persoonsgegevens worden opgenomen in politiedatabanken? Hoe lang blijven hun gegevens bewaard? Worden deze altijd binnen de wettelijk toegestane bewaartermijn vernietigd?
Hoe vaak startten demonstranten de afgelopen twee jaar een klachtenprocedure bij de politie omdat zij zich zorgen maakten om de verwerking van hun gevoelige persoonsgegevens? In hoeveel van de gevallen bleek dat de gegevensverwerking onrechtmatig was?
Klopt het dat de politie registraties niet verwijdert wanneer blijkt dat de gegevensverwerking onrechtmatig is verlopen? Zo ja, deelt u de mening dat betrokkenen hierdoor geen rechtsherstel krijgen? Waarom wel of niet?
Indien de politie persoonsgegevens verzamelt of verwerkt op een manier die achteraf onrechtmatig blijkt, worden de betrokkenen daar dan actief over geïnformeerd? Bent u het met de indiener(s) eens dat mensen het recht hebben om dit te weten?
Wat vindt u van de oproep van Amnesty International aan de Nationale ombudsman en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) om het toezicht op registraties in politiedatabanken te versterken? Bent u bereid de Ombudsman en AP te ondersteunen in de opvolging hiervan op het gebied van rechtsherstel, de oprichting van een laagdrempelig loket en de mogelijkheden om klachten op nationaal niveau te delen en evalueren? Kunt u daarbij apart ingaan op iedere aanbeveling?
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
De werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming in de regio Den Haag |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel in het NRC van 26 maart 2025 met de titel «Raad voor de Kinderbescherming komt in regio Den Haag al jaren onvoorbereid bij de rechter»?
Kunt u bevestigen dat de Raad voor de Kinderbescherming in de regio Den Haag zich voorafgaand aan zittingen niet inleest in de dossiers maar desondanks adviezen verstrekt aan de rechtbank over zaken betreffende ouderlijk gezag, omgangsregelingen en zelfs ingrijpende besluiten als een ondertoezichtstelling of een uithuisplaatsing?
Klopt het aantal van enkele honderden zaken, waar in het artikel over gesproken wordt, wel als we beseffen dat dit al zes jaar zou spelen?
Klopt het dat het hier om onderlinge afspraken gaat tussen de Raad voor de Kinderbescherming en de Rechtbank Den Haag?
Hoe verhoudt deze werkwijze zich tot de wettelijke verplichtingen en kwaliteitsnormen die gelden voor de Raad voor de Kinderbescherming?
Hoe beoordeelt u deze werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming in het licht van de rechtsbescherming van kinderen en ouders? Deelt u de mening dat dit het vertrouwen in een eerlijks rechtsgang, en daarmee dus ook de rechtsbescherming, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in gevaar brengt?
Hoe wordt met deze werkwijze gewaarborgd dat de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming in lijn zijn met de belangen van het kind, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind?
Hoe wordt de kwaliteit van de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming momenteel gemonitord en geëvalueerd? Zijn er recente evaluaties uitgevoerd naar de effectiviteit en betrouwbaarheid van deze adviezen?
Op welke wijze worden kinderen en ouders geïnformeerd over de rol en werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming tijdens juridische procedures? Wordt hierbij expliciet vermeld hoe de Raad zich (niet) voorbereidt op zittingen en op basis waarvan verstrekkende adviezen worden uitgebracht?
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming in de regio Den Haag en de mogelijke gevolgen hiervan voor de rechtsbescherming van kinderen en ouders?
Zijn er signalen dat deze werkwijze ook in andere regio's voorkomt? Zo ja, welke stappen worden ondernomen om dit landelijk te adresseren?
Welke maatregelen bent u voornemens te nemen om ervoor te zorgen dat de Raad voor de Kinderbescherming in de regio Den Haag zich voortaan adequaat voorbereidt op zittingen, conform de geldende kwaliteitsnormen?
Welke stappen worden ondernomen om de transparantie en verantwoording van de Raad voor de Kinderbescherming richting betrokkenen te verbeteren, zodat het vertrouwen in de jeugdzorg en de rechtsbescherming van kinderen en ouders wordt versterkt?
Bent u bereid om in overleg te treden met de Raad voor de Kinderbescherming en de Rechtspraak om te waarborgen dat de voorbereiding en advisering door de Raad in de toekomst op een adequate en uniforme wijze plaatsvinden?
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Raad dat het «ondoenlijk» en ook «niet nodig» is om in al die zaken het dossier te lezen; «Naar die zittingen komt de Raad ongeïnformeerd.»? Bent u het met deze uitspraak eens?
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de woordvoerder van de Raad voor de Kinderbescherming: «Desgevraagd zegt de Raad dat indien zulke zware zaken, bijv. Huiselijk Geweld, ex-partner, geweld en stalking, in eerste instantie bij de rechtbank niet naar boven komen, ze later alsnog bij de rechter en Raad zullen terugkeren omdat zal blijken dat het ingezette hulpverleningstraject ongeschikt is»? Is deze uitspraak in uw ogen correct? Is het niet zo dat als de Raad voor de Kinderbescherming in beeld komt dat dan juist alle zaken aan bod moeten komen, ook in de eerste zitting, zodat direct juist passende hulp kan worden ingezet in het belang van het kind?
Deelt u de mening dat het niet aan de Raad voor de Kinderbescherming en de Rechtspraak is om hier onderling afspraken over te maken omdat beiden een andere rol hebben in deze procesgang? Deelt u de mening dat de wet leidend moet zijn en niet eventueel onderling gemaakte ketenafspraken?
Hoe verhoudt deze afspraak die gemaakt is zich tot bijvoorbeeld het kwaliteitskader waar elke medewerker op basis van zijn SKJ-registratie aan moet voldoen? Kan het zo zijn dat een zittingsvertegenwoordiger, die zich niet voorbereidt op een zitting en daar adviezen geeft, al dan niet juist, tuchtrechtelijk aansprakelijk is? Is dat in uw ogen fair als een werkgever afspraken maakt waar een medewerker mee moet werken maar dat deze medewerker, bij het volgen van de werkinstructies van de werkgever, tuchtrechtelijk op aangesproken kan worden?
Hoe beoordeelt u de rol van de Rechtbank Den Haag als zij ingestemd heeft met deze werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming?
Bent u voornemens om met de Rechtbank Den Haag in gesprek te gaan hierover? En welke boodschap heeft u dan voor de rechtbank?
Het bericht 'Hoe Nederlands geld naar radicale kolonisten gaat. 'De Palestijnen hebben geen macht'' |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hoe Nederlands geld naar radicale kolonisten gaat. «De Palestijnen hebben geen macht»»?1
Klopt de bewering uit het artikel dat middelen van de organisatie Christenen voor Israël, waarbij door Nederlandse burgers geld gedoneerd is aan een noodfonds, deels feitelijk zouden terechtkomen bij kolonisten die zich op illegale wijze vestigen op de Westelijke Jordaanoever en zelfs zouden worden ingezet voor wapens?
Heeft u contact met de organisatie over deze aantijgingen en bent u bereid te onderzoeken of deze juist zijn?
Acht u deze praktijken, als zij inderdaad aan de orde blijken, verenigbaar met het Nederlandse beleid, waarin het «ontmoedigingsbeleid» ten aanzien van economische activiteiten in illegale nederzettingen geldt, en waarin expliciet is gesteld dat deze illegale nederzettingen niet erkend worden door Nederland en de Europese Unie?
Bestaan er op dit moment mogelijkheden om particuliere financiering van (de uitbreiding van) illegale nederzettingen te ontmoedigen of te beëindigen? Zo ja, bent u bereid van deze instrumenten gebruik te maken? Zo nee, waarom niet?
Zijn bij u andere gevallen bekend van Nederlandse particuliere financiering van verboden activiteiten in het buitenland? Hoe staat het met mogelijke financiering vanuit Nederlandse organisaties richting Hamas?
Bent u bereid te onderzoeken of betrokken organisaties met een ANBI-status mogelijk in strijd met de eisen aan die status handelen wanneer zij financiële middelen inzetten voor doelen die binnen of buiten Israël door de autoriteiten zelf als illegaal of onwettig zijn bestempeld?
Is het organisaties met een ANBI-status toegestaan om in strijd met Nederlands buitenlandbeleid en internationaal recht te handelen?
Neemt u stappen om te voorkomen dat Nederlands (belastingvrij) geld bijdraagt aan illegale activiteiten in het Midden Oosten? Zo ja, welke?
Bent u bekend met de signalen uit het artikel dat sommige donateurs niet op de hoogte waren dat hun geld in illegale nederzettingen terechtkomt? Vindt u dat voorlichting en transparantie over de besteding van donaties voldoende is? Zo nee, hoe wilt u dit bevorderen?
Kunt u uiteenzetten hoe u de balans ziet tussen de vrijheid van (religieuze) organisaties om donaties te werven enerzijds en de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid om te voorkomen dat deze donaties illegaal of gewelddadig gebruik ondersteunen anderzijds?
Hoe is de financiering vanuit deze organisatie te verenigen met de Nederlandse positie ten aanzien van de tweestatenoplossing?
Het bericht ‘Journalisten die verslag deden onder de ruim 1.100 gearresteerden in Turkije’ |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Journalisten die verslag deden onder de ruim 1.100 gearresteerden in Turkije»?1 En bent u bekend met het geweld gericht tegen deze journalisten en hun apparatuur, terwijl zij identificeerbaar waren als journalist?
Ik ben bekend met berichtgeving dat journalisten zijn gearresteerd bij de protesten in Turkije, alsmede berichtgeving dat er geweld is gebruikt tegen journalisten.
Bent u daarnaast bekend met opgelegde maatregelen onder de internetwet waardoor meer dan 700 Turkse accounts op social media zijn geblokkeerd, waaronder accounts van nieuwsorganisaties en journalisten?
Het is mij bekend dat de Turkse autoriteiten rondom de protesten sociale media-accounts hebben geblokkeerd, waaronder die van journalisten en burgers die opriepen tot protest.
Deelt u de zorgen over de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting die op deze manier zwaar onder druk komt te staan?
Ja. Persvrijheid en vrijheid van meningsuiting kunnen niet bestaan als journalisten hun werk niet veilig kunnen uitvoeren. Ik acht het dan ook van groot belang dat de Turkse autoriteiten de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting in Turkije waarborgen. Dit zijn twee integrale elementen van de rechtstaat en daarmee cruciaal voor de relatie van Turkije met Europese partners.
Heeft u deze zorgen reeds gedeeld met uw Turkse collega en duidelijk gemaakt dat de gearresteerde journalisten zo snel mogelijk vrij moeten komen en dat er geen sprake mag zijn van censuur? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb, en marge van de NAVO Ministeriële van 3–4 april jl., het belang van persvrijheid en vrijheid van meningsuiting bij mijn Turkse collega Fidan onderstreept. Ook in eerdere contacten met de Turkse autoriteiten, waaronder mijn telefoongesprek met Minister Fidan op 19 maart jl., heb ik het belang van de rechtsstaat benadrukt.
Zijn deze zorgen reeds onderwerp van gesprek binnen de Media Freedom Coalition? Zo nee, bent u bereid dit binnen deze coalitie te agenderen en te pleiten voor actie zoals een gezamenlijk statement gericht op de Turkse regering of concrete steun aan de gearresteerde journalisten?
Binnen de Media Freedom Coalition is niet gesproken over de protesten in Turkije. Binnen de Raad van Europa heeft Nederland in het Comité van Ministers zorgen uitgesproken over berichtgeving dat journalisten zijn gehinderd in hun werkzaamheden bij verslaglegging van de protesten in Turkije; onderstreept dat journalisten veilig en in vrijheid hun werk moeten kunnen doen en de Turkse autoriteiten opgeroepen gearresteerde journalisten vrij te laten.
Welke inzet pleegt de Nederlandse ambassade in Ankara momenteel om de persvrijheid in Turkije te bevorderen? Bent u bereid deze inzet te intensiveren, bijvoorbeeld door geld uit het Mensenrechtenfonds beschikbaar te stellen voor juridische bijstand en beschermingsmateriaal zodat journalisten veilig hun werk kunnen doen?
Het Nederlands postennet in Turkije, bestaande uit de ambassade in Ankara en het consulaat-generaal in Istanbul, zet zich actief in voor het bevorderen van mediavrijheid door regulier contact te onderhouden met verschillende onafhankelijke mediaorganisaties en het belang van dit onderwerp onder de aandacht te brengen van diverse gesprekspartners. Zo onderstreepte de Nederlandse ambassadeur in een gesprek met de Turkse Vice-President Yilmaz, daags na de arrestatie van burgemeester İmamoğlu en anderen op 19 maart jl. het belang van de rechtsstaat. Middelen uit het decentrale Mensenrechtenfonds en MATRA-programma worden reeds aangewend voor verschillende projecten op het gebied van pers- en mediavrijheid.
Bent u bereid Turkse journalisten in acuut gevaar een veilige plek in Nederland te bieden, bijvoorbeeld door de uitgifte van noodvisa? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld2 is het mogelijk om, binnen de bestaande beleidskaders en getoetst aan de Visumcode, in uitzonderlijke gevallen visa te verstrekken als daar zwaarwegende of humanitaire redenen voor zijn. Dat geldt ook voor journalisten. Nederland zal conform de Visumcode iedere aanvraag individueel beoordelen, waaronder de geldigheidsduur en het type visum waarvoor de aanvrager in aanmerking komt. Van de voorwaarde dat het voornemen moet bestaan om het grondgebied van de lidstaten tijdig te verlaten, kan echter op grond van de Visumcode niet worden afgeweken. Ik verwijs u voorts naar Kamerbrief d.d. 23-08-2021.
Nederland financiert hiernaast vanuit het Safety for Voices-subsidiekader (2023–2027) twee consortia die zich inzetten voor de veiligheid van journalisten in acute nood, wereldwijd. Deze partnerschappen bieden noodhulp in de vorm van tijdelijke relocatie, juridische bijstand, digitale ondersteuning en psychosociale steun.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden voorafgaand aan het debat over de Raad Buitenlandse Zaken op 10 april?
Dat laatste is helaas niet gelukt.
Kent u de berichten «Toegang tot het recht krimpt, terwijl maatwerk faalt»1 en «Maatregelen regeerprogramma inkomenszekerheid: waarom de gemeente aan zet blijft»2?
Deelt u de mening dat als kwetsbare burgers niet in staat zijn om de overheidsdienstverlening of uitkering te krijgen waar zij recht op hebben dat dat ook een signaal is dat het recht niet voor iedereen even toegankelijk is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening van de in het eerste bericht genoemde ombudsvrouw dat als overheden naast burgers gaan staan en niet tegenover dat dan rechtshulp veel minder nodig zou zijn? Zo ja, waarom en wat heeft u gedaan om hier zorg voor te dragen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening van de ombudsvrouw dat «mensen nog steeds van het kastje naar de muur [worden] gestuurd. Echt integraal werken is nog niet wijdverspreid binnen de overheid»? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het voornemen uit uw Regeerprogramma om «de bereikbaarheid en toegankelijkheid van overheidsorganisaties voor burgers [te verbeteren]» en «het maakt geen verschil bij welk loket de vraag wordt gesteld. De overheid zorgt achter het loket gezamenlijk voor een antwoord op de vraag of een oplossing voor de problemen»? Zo nee, waarom deelt u die mening niet en waaruit blijkt het tegendeel?
Wat is er tot nu toe gedaan om de in het Regeerprogramma genoemde doelstellingen om er voor te zorgen dat «de afstand tussen de burger en de overheid zo klein mogelijk is en de overheid menselijk, toegankelijk en nabij is» en «de bereikbaarheid en toegankelijkheid van overheidsorganisaties voor burgers» verbeterd wordt?
Is daardoor de afstand tot de burger kleiner geworden en de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de overheid verbeterd? Zo ja, waar blijkt dat uit? Kunt u dat onderbouwen aan de hand van onderzoeken of cijfermateriaal? Zo nee, hoe kan dat?
Herkent u het beeld dat mensen die in armoede leven vaak niet meer in staat zijn om goede keuzes te maken, waardoor zelfs het aanvragen van een toeslag of ondersteuning niet meer lukt? Zo ja, gaat het Wetsvoorstel proactieve dienstverlening SZW waarmee het niet-gebruik van regelingen teruggedrongen moet worden hier verbetering in aanbrengen? En wat is de stand van zaken van deze wet? Zo nee, wat herkent u dan niet?
Onaangekondigde huisbezoeken bij demonstranten door de politie |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met het incident waarbij de politie een onaangekondigd huisbezoek aflegde bij een anti-genocide demonstrant1?
Bent u ook bekend met het rapport «Ongecontroleerde Macht» van Amnesty International over politieoptreden bij demonstraties, waarin wordt gewezen op onrechtmatige ID-controles, intimidatie en onduidelijke surveillance-methoden2?
Hoe beoordeelt u de constatering van Amnesty International dat vreedzame demonstranten regelmatig te maken krijgen met onrechtmatige ID-controles, onaangekondigde huisbezoeken, social media monitoring en andere vormen van surveillance door de politie?
Bent u ermee bekend dat politieagenten onaangekondigd huisbezoeken afleggen bij demonstranten om vragen te stellen over hun motivatie en toekomstige deelname aan demonstraties? Hoe beoordeelt u dit optreden?
Op grond van welke wettelijke bevoegdheden worden demonstranten thuis bezocht en hoe verhoudt zich dit volgens u tot het recht op privacy en demonstratievrijheid?
Hoe beoordeelt u het feit dat vermoedelijk een wijkagent persoonlijke informatie van social media gebruikt (zoals een geplande verhuizing) om gesprekken met demonstranten thuis aan te gaan?
Bent u bereid een onderzoek te starten naar het gebruik van social media door politie om burgers te benaderen, mede gezien het potentieel intimiderende effect op demonstranten en het demonstratierecht?
Hoe beoordeelt u de constatering dat dergelijke huisbezoeken door demonstranten als intimiderend worden ervaren en mogelijk een afschrikwekkend effect hebben op het recht om vrij te demonstreren?
Welke richtlijnen bestaan er momenteel binnen de politie omtrent het monitoren van social media van demonstranten en hoe wordt geborgd dat dit gebeurt binnen de grenzen van privacywetgeving?
Bent u bereid om te onderzoeken of het optreden van wijkagenten bij demonstranten thuis en het gebruik van persoonsgegevens via social media overeenkomt met geldende wet- en regelgeving?
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat het optreden van politie bij demonstraties beter aansluit bij het faciliteren van demonstraties in plaats van intimidatie en controle?
Heeft u sinds het verschijnen van het Amnesty-rapport (meer dan een jaar geleden) concrete stappen gezet om de politiepraktijken rondom demonstraties aan te passen? Zo ja, welke stappen waren dit en wat was het resultaat? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid duidelijke nieuwe richtlijnen op te stellen waarin exact staat omschreven onder welke omstandigheden ID-controles, huisbezoeken en social media-monitoring bij demonstranten toegestaan zijn, en hoe toezicht daarop geregeld wordt? Zo ja, binnen welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen en falen van gecertificeerde instellingen |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met de beschikkingen van de Rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2025:10431 en ECLI:NL:RBNNE:2025:10312) waarin ernstige tekortkomingen in de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen worden geconstateerd door de kinderrechter Bart Tromp? Zo nee, kunt u dan alsnog deze twee uitspraken lezen?
Kunt u deze twee uitspraken duiden voor ons?
Hoeveel kinderen met een ondertoezichtstelling (OTS) hebben momenteel geen vaste jeugdbeschermer toegewezen gekregen? Kunt u garanderen dat in alle gevallen een jeugdbeschermer beschikbaar is? Zo nee, wat gaat u er aan doen dat alle kinderen met een kinderbeschermingsmaatregelen wel een vaste jeugdbeschermer krijgen?
Hoeveel van de 3.300 kinderen bij de William Schrikker Stichting (WSS), waar u naar verwijst in de beantwoording van de Kamervragen3 van het lid Bruyning van 24 februari 2025 (vraag 3 en 4), hebben geen vaste jeugdbeschermer?
Deelt u de mening dat, indachtig art. 4.2.2 besluit jeugdwet – die stelt datBinnen vijf werkdagen nadat de gecertificeerde instelling is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling en zij hiervan in kennis is gesteld, wijst de gecertificeerde instelling een gezinsvoogdijwerker aan, en wie hem vervangt, en vindt het eerste contact plaats tussen de gezinsvoogdijwerker en de minderjarige en de met het gezag belaste ouder of voogd – een OTS niet kan worden uitgevoerd als er geen vaste medewerker en vervanger zijn aangewezen? Zo nee, waarom niet?
Bent u het met de kinderrechter eens dat een OTS zonder vaste jeugdbeschermer dan ook inhoudsloos en doelloos is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vindt u dat bij het ontbreken van een vaste jeugdbeschermer een schending van artikel 8 lid 2 EVRM kan opleveren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u aangeven in hoeveel gevallen kinderrechters op verzoek van de gecertificeerde instellingen(GI’s) een OTS verlengen zonder dat er daadwerkelijk hulp is of kan worden geboden? Indien u niet kan aangeven hoeveel gevallen dit zijn kunt u dan ook uitleggen waarom u dit niet kan aangeven?
Wat gaat u doen om te voorkomen dat rechters een OTS verlengen en de GI’s een verzoek verlenging OTS verzoeken zonder dat er daadwerkelijk hulp ingezet wordt zoals beschreven in de twee uitspraken in vraag 1 en 2 van de kinderrechter Bart Tromp?
Hoe vaak komt het voor dat een kinderrechter de GI, in dit geval Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis, ontslaat wegens disfunctioneren en vervangt door een andere instelling?
Wat zegt dit ontslag over de kwaliteit van toezicht op GI’s? Is er een vast toezicht protocol bij de Inspecties op dit punt? Overweegt u het toezicht uit te breiden naar aanleiding van deze uitspraak? Overweegt u verscherpt toezicht op te leggen aan slecht functionerende instellingen?
Bent u bereid om een evaluatie te laten uitvoeren naar de prestaties van GI’s en te onderzoeken of structurele tekorten aan personeel leiden tot onrechtmatige OTS-besluiten?
Komt het vaker voor dat kinderrechters constateren, zoals hier in de twee genoemde uitspraken van de kinderrechter Bart Tromp, dat de Raad voor de Kinderbescherming en de GI cruciale informatie hebben achtergehouden en rechterlijke bevelen niet hebben opgevolgd? Heeft de kinderrechter gelijk als hij stelt dat hierdoor geen eerlijke rechtsgang mogelijk is?
Deelt u de mening van de kinderrechter dat het onacceptabel is dat overheidsinstanties rechterlijke bevelen negeren? Welke sancties staan er op het niet naleven van rechterlijke uitspraken door de Raad en GI’s?
Bent u bereid te onderzoeken of de rechtsbescherming van ouders en kinderen in jeugdzorgzaken voldoende is gewaarborgd, gelet op deze problematiek van het niet naleven van rechterlijke uitspraken?
Wat is uw visie op het feit dat een maatregel als een OTS geld kost maar de maatregel niet wordt uitgevoerd door een gezinsbeschermer? Wat gebeurt er met de financiering van deze maatregel wanneer de OTS niet uitgevoerd wordt? Krijgt de GI alsnog een bedrag voor de niet uitgevoerde maatregel? En als blijkt dat de GI onterecht geld heeft ontvangen wordt dit dan teruggevorderd? Kunt u duidelijkheid verschaffen wat de kosten zijn van het opleggen van een beschermingsmaatregel meer specifiek in dit geval een OTS, alsmede een OTS met een uithuisplaatsing en wat de consequenties zijn als deze maatregelen niet worden uitgevoerd? Kunt u uw antwoord motiveren?
Bent u bekend met het amendement-Van der Burg/Bergkamp (Kamerstuk 33 684, nr. 32) van 8 oktober 2013 en die op 17 oktober 2013 is aangenomen door de Tweede Kamer?
Bent u bekend met het feit dat sinds het aannemen van het amendement er meerdere pogingen zijn gedaan om het feitenonderzoek te borgen binnen de jeugdbescherming en de raad voor de kinderbescherming? En dat er sinds september 2024 weer een nieuw onderzoek loopt, nu bij BMC, onder de titel Vervolg verbetering feitenonderzoek jeugdbescherming? Kunt u ons informeren over de stand van dit onderzoek?
Hoe kan het dat bijna 12 jaar nadat het amendement-Van der Burg/Bergkamp is aangenomen professionele organisaties binnen de veiligheidsketen nog altijd niet in staat zijn om heldere richtlijnen en protocollen vast te stellen om uitvoering te geven art. 21rv en art. 3.3 JW? Bent u het met ons eens dat dit zorgen moet baren? Bent u het ook met ons eens dat een niet deugdelijk feitenonderzoek kan leiden tot onjuiste besluitvorming met zeer ernstige gevolgen?
Wordt het in uw ogen niet tijd dat, nu de sector het al 12 jaar niet voor elkaar krijgt, ook niet met commerciële consultancy organisaties, dat het ministerie met rechters, wetenschappers en deskundigen zelf gaat vaststellen hoe het feitenonderzoek vorm gegeven moet gaan worden en de veiligheidssector verplicht zich hieraan te conformeren? Zo nee, waarom niet? En zo ja, hoe gaat u dit vorm geven?
In een van de zaken (ECLI:NL:RBNNE:2025:1031) wordt een kind mogelijk onterecht als minderjarige behandeld. Hoeveel zaken zijn er waarbij twijfel bestaat over de leeftijd van een kind in jeugdbeschermingsprocedures?
Bent u bekend met wat de kinderrechter beschrijft dat de mogelijkheid aanwezig is dat jeugdbeschermingsmaatregelen worden ingezet bij vreemdelingenzaken om verblijf te verkrijgen? Hoe wordt voorkomen dat kinderbeschermingsmaatregelen misbruikt worden voor vreemdelingenrechtelijke doeleinden?
Bent u bereid om per direct maatregelen te nemen om te waarborgen dat geen enkele OTS wordt uitgesproken of verlengd zonder dat er een beschikbare jeugdbeschermer is?
Welke stappen gaat u zetten om de informatievoorziening vanuit de Raad voor de Kinderbescherming en GI’s naar de rechter te verbeteren?
Kunt u toezeggen dat de Kamer binnen drie maanden een plan van aanpak ontvangt over hoe u de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen en het functioneren van GI’s gaat verbeteren zodat kinderen en gezinnen, maar ook kinderrechters niet meer geconfronteerd worden met onjuiste en onvolledige dossiers maar ook dat kinderrechters niet meer tegengewerkt worden waardoor rechters niet meer kunnen instaan voor juiste toepassing van de wet?
Bent u het met kinderrechter eens dat, als gevolg van het onvoldoende onderbouwen en niet volledig informeren, ergo informatie achterhouden, door de raad en de GI van de kans op – in dit geval eer gerelateerd geweld – het risico volledig voor rekening van de GI legt? Zo nee waarom niet?
Bent u bekend met procedure rondom het beëindigingscertificaat wat is afgegeven aan de voormalige GI Briedis? Klopt het dat het beëindigingscertificaat voor Briedis mede is afgegeven omdat Briedis niet voldeed aan de wettelijke eisen voor jeugdbescherming?
Deelt u de mening dat de Rechtbank Noord-Nederland in de beschikking van 18 maart 2025 heeft vastgesteld dat Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis structureel tekortschiet en zelfs rechterlijke bevelen negeert en daarmee niet voldoet aan de wettelijk eisen die aan GI’s gesteld mogen worden?
Ziet u parallellen tussen de situatie bij Briedis en bij Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een onderzoek te laten instellen naar Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis en, indien dezelfde structurele tekortkomingen als bij Briedis worden geconstateerd, over te gaan tot een aanwijzing om over te gaan tot intrekking van de certificering? Zo nee, waarom niet?
Huisbezoeken aan demonstranten |
|
Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met eerdere berichtgeving1 en recente voorbeelden, onder andere via videoverslagen op Instagram2, over onaangekondigde huisbezoeken door de politie aan mensen die overwegen te demonstreren?
Hoe vaak en in welke situaties worden deze onaangekondigde huisbezoeken ingezet? Kunt u een overzicht geven van het aantal bezoeken in de afgelopen drie jaar, uitgesplitst per regio?
Deelt u de mening dat dergelijke huisbezoeken als zeer intimiderend kunnen worden ervaren door mensen die overwegen te demonstreren? Waarom wel of niet? Kunt u hierbij ingaan op de zorgen over een mogelijk «chilling effect», waarbij demonstranten ontmoedigd worden om gebruik te maken van hun demonstratierecht?
Kunt u toelichten wat de wettelijke grondslag is voor deze bezoeken en welke (juridische) criteria worden gebruikt bij de beslissing om onaangekondigd bij mogelijke demonstranten thuis langs te gaan?
In hoeverre zijn deze huisbezoeken in lijn met het grondwettelijke recht op demonstreren en de internationale mensenrechtenverplichtingen van Nederland?
Kunt u bevestigen of bij deze huisbezoeken mensen worden gewaarschuwd voor deelname aan (vreedzame) demonstraties? Zo ja, hoe beoordeelt u de signaalwerking en het risico op ontmoediging van burgerparticipatie?
Welke protocollen of instructies bestaan er binnen de politie en het Openbaar Ministerie (OM) voor het afleggen van onaangekondigde huisbezoeken aan potentiële demonstranten? Bent u bereid deze protocollen/instructies met de Kamer te delen?
Hoe wordt de proportionaliteit van deze maatregel beoordeeld? Wat zijn de afwegingen tussen het handhaven van de openbare orde enerzijds en de inperking van het recht op demonstratie anderzijds?
Bestaan er bij de politie en/of het OM specifieke trainingen of richtlijnen over hoe om te gaan met demonstranten om misverstanden of onnodige intimidatie te voorkomen, zowel vooraf, tijdens als achteraf bij demonstraties? Zo nee, waarom niet en deelt u de mening dat deze er wel zouden moeten komen? Zo ja, kunt u deze toelichten?
Bent u van mening dat deze vorm van preventief optreden bijdraagt aan het vertrouwen in de politie en de overheid? Hoe waarborgt u dat burgers niet worden afgeschrikt om gebruik te maken van hun demonstratierecht?
Bent u voornemens maatregelen te treffen om deze vorm van huisbezoeken aan (mogelijke) demonstranten te beperken of beter te reguleren? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over uw voornemens en de tijdsplanning? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen los van elkaar en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
De stand van zaken van de aanpak van femicide |
|
Hanneke van der Werf (D66), Songül Mutluer (PvdA), Bente Becker (VVD) |
|
Coenradie |
|
![]() ![]() ![]() |
Herinnert u zich nog het laatste debat over femicide waarbij u een aantal toezeggingen heeft gedaan?
Ja.
Bent u het met ons eens dat, nu nog steeds iedere acht dagen een vrouw wordt vermoord, meestal door haar (ex)partner, het cruciaal is dat het voorkomen van femicide niet alleen een ambitie is op papier, maar snel leidt tot actie in de praktijk?
Ja.
Hoe staat het momenteel met de implementatie van het plan van aanpak femicide? Kunt u per punt schetsen welke concrete acties zijn ingevoerd?
Ik kan op dit moment niet per punt in detail aangeven hoe het staat met de implementatie van het plan van aanpak «Stop femicide!». De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg, de Staatssecretaris Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik zullen uw Kamer hierover in juni informeren, zoals door de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijk Zorg en mij toegezegd in de Verzamelbrief van 19 november 2024 naar aanleiding van het commissiedebat over Zeden en (on)veiligheid van vrouwen.1
Wanneer kan de Kamer wetgeving tegemoet zien waarmee psychisch geweld wordt strafbaar gesteld, zoals toegezegd in het laatste debat? Bent u bereid voor het mei-reces wetgeving in consultatie te doen? Kunt u met de Kamer het tijdspad delen dat u voor zich ziet voor dit wetgevingsproces?
Zoals toegezegd zal ik, samen met de Minister van Justitie en Veiligheid, een wetsvoorstel indienen voor de aparte strafbaarstelling van psychisch geweld en uw Kamer voor de zomer van 2025 informeren over de contouren van dit wetsvoorstel. Hiervoor voeren wij momenteel gesprekken met diverse organisaties en experts. De contouren zullen worden opgenomen in bovengenoemde brief over de voortgang van de prioriteiten uit het plan van aanpak «Stop femicide!». In diezelfde brief zal ik uw Kamer informeren over het beoogde tijdspad van het wetsvoorstel. Momenteel worden er ook twee onderzoeken (een internationale rechtsvergelijking en een onderzoek naar de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld in de praktijk) en een pilot (ter verbetering van de dossiervorming) uitgevoerd, waarvan we de bevindingen meenemen in het wetgevingstraject. De resultaten van deze onderzoeken en pilot worden al in de loop van dit jaar verwacht.
Hoe staat het met het inrichten van het laagdrempelig meldpunt ter voorkoming van femicide uit de motie Van der Werf-Becker (Kamerstuk 29 279, nr. 890)? Welke acties heeft u sinds het aannemen van de motie ondernomen om uitvoering te geven aan de motie?
Ik verwijs u naar de brief van 1 april jl. van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg en mij over de verkenning van een 24/7 bereikbaar meldpunt femicide en het verbeteren van de bereikbaarheid en toegankelijkheid van Veilig Thuis, met tevens een reactie op de initiatiefnota van het lid Mutluer.2
Hoe worden de middelen uit het amendement Mutluer (Kamerstuk 36 600 VI, nr. 34), waarbij 10 miljoen euro is vrijgemaakt voor de aanpak van femicide, ingezet?
De middelen worden onder meer besteed aan een brede publiekscampagne die kennis en bewustwording over femicide in de samenleving moet bevorderen. Deze publiekscampagne zal dit jaar nog starten. Daarnaast zet ik in op de inzet van extra officieren van justitie die gespecialiseerd zijn in huiselijk geweld. Ook zal de expertise binnen de politie over dit onderwerp worden vergroot door het verbeteren van de bestaande leermiddelen binnen de politieorganisatie. Verder laat ik een femicide-monitor ontwikkelen en zal ik – in lijn met de aandacht die de initiatiefnota Mutluer hiervoor vraagt – een onderzoek financieren dat forensisch-medisch onderzoek en samenwerking bij (vermoedens van) niet-fatale verwurging moet verbeteren, onder meer door een concrete handreiking te ontwikkelen voor alle betrokken organisaties.
Hoe staat het met het implementeren van meer kennis over de rode vlaggen voor femicide in de opleiding van de politie en hulpverleners? Welke concrete stappen worden gezet?
In opdracht van de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg zal in samenspraak met het veld een strategie worden ontwikkeld voor deskundigheidsbevordering over de rode vlaggen van femicide bij diverse beroepsgroepen. De totstandkoming van deze strategie wordt vanuit het Rijk gefaciliteerd en gefinancierd. Omdat gemeenten en de betrokken organisaties primair verantwoordelijk zijn voor de scholing en de deskundigheid van hun professionals, zullen organisaties zoals Veilig Thuis, wijkteams, vrouwenopvang, jeugdhulp, gecertificeerde instellingen, politie en justitieorganisaties en gemeenten hier zelf verdere invulling aan geven. Dit gaat om een groot en complex traject waarbij goed moet worden gekeken welke partij dit goed kan vormgeven met alle betrokken organisaties. Het duidelijk formuleren van de opdracht, in samenspraak met alle betrokken organisaties, is nu in de afrondende fase. De opdracht zal naar verwachting in april 2025 worden uitgezet en we verwachten eind 2025 meer te kunnen zeggen over de wijze waarop gemeenten en de organisaties vorm zullen geven aan de deskundigheidsbevordering met betrekking tot femicide en de bijbehorende rode vlaggen.
Hoe staat het met de implementatie van de Richtlijn die landen verplicht een zogenaamd «rape center» ingericht te hebben? Welke rol speelt het Centrum Seksueel Geweld hierbij?
De Centra Seksueel Geweld bieden in Nederland gespecialiseerde ondersteuning aan slachtoffers van seksueel geweld. Daarmee voldoet Nederland op dit punt aan de verplichting uit de EU-richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Aan de voorbereiding van de implementatie van deze EU-richtlijn, inclusief de waarborging van deze rol van de Centra Seksueel Geweld en de eventuele aanvullende maatregelen die nodig zijn, wordt momenteel gewerkt. Tijdens het commissiedebat Zeden en (on)veiligheid van vrouwen op 16 oktober 2024 heb ik aangegeven het wetsvoorstel voor implementatie in september 2025 met uw Kamer te kunnen delen. Gezien de omvang en impact van de EU-Richtlijn is echter meer tijd nodig voor de voorbereiding. Op dit moment is de verwachting dat uw Kamer het wetsvoorstel begin 2026 wordt aangeboden. Ik begrijp de belangstelling van uw Kamer en de behoefte aan duidelijkheid over de voortgang. Voor de zomer zal ik in de brief over de voortgang van het plan van aanpak «Stop Femicide!» ook een nadere toelichting geven op de stand van zaken rondom de implementatie van de EU-richtlijn.
Hoe staat het met de inzet om daders en potentiële daders sneller in de hulpverlening te trekken, door het inzetten van snelrecht en het sneller verplichten van een zogenaamd BORG-traject?
De BORG-gedragstraining van de reclassering wordt momenteel doorontwikkeld voor inzet in het strafrechtelijk kader. De theoretische onderbouwing is recent afgerond, momenteel wordt de training hierop aangepast. Deze nieuwe opzet is naar verwachting voor deze zomer gereed, waarna deze zal worden getest. Daarnaast zal naar verwachting na de zomer dit jaar een WODC-verkenning starten naar de mogelijkheden voor de inzet van deze doorontwikkelde BORG-training ook buitenhet strafrechtelijk kader, bijvoorbeeld bij een bestuursrechtelijk tijdelijk huisverbod.
Met betrekking tot de inzet van het snelrecht verwijs ik u naar de Verzamelbrief Zeden en (on)veiligheid van vrouwen van 19 november 2024: het Openbaar Ministerie bepaalt (in samenspraak met politie en Rechtspraak) welke zaken via het snelrecht worden afgedaan. Dat kan in principe ook bij huiselijk geweld. In zijn algemeenheid geldt daarvoor dat het moet gaan om zaken die eenvoudig van aard zijn, waar het bewijsrechtelijk gemakkelijk is en/of waar de verdachte bekent. Juist bij ernstige vormen van huiselijk geweld is vaak meer nodig. Een advies van de reclassering bijvoorbeeld over welke bijzondere voorwaarden er nodig zijn voor de dader. Een ander belangrijk aspect om in acht te nemen is dat de snelrechter (politierechter) geen gevangenisstraf hoger dan één jaar kan opleggen. Zeker bij huiselijk geweld is het van belang dat de verdachte een passende straf krijgt. Snelrecht systematisch inzetten bij ernstige vormen van huiselijk geweld is dus niet per se wenselijk.
Hoe staat het met de implementatie van de adviezen die zijn gegeven na de moord op Humeyra voor de aanpak van stalking?
In het vervolgonderzoek Gestalkt. Gezien. Gehoord? De aanpak van (ex-)partnerstalking uit 2024 beschrijft de Inspectie Justitie en Veiligheid op welke wijze en in welke mate de adviezen die zijn gegeven na de moord op Hümeyra zijn opgevolgd door de betrokken organisaties en welke verdere verbeteringen nog nodig zijn. De Tweede Kamer is op 25 april 2024 door de toenmalige Minster van Justitie en Veiligheid en de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming geïnformeerd over de beleidsreactie op dit vervolgonderzoek.
Voor wat betreft de voortgang sinds april 2024 verwijs ik u naar de Verzamelbrief Zeden en (on)veiligheid van vrouwen van 19 november 2024.3
Wie implementeert momenteel het protocol dat Regioplan heeft opgesteld voor een meer uniforme aanpak van stalking en wanneer is de implementatie gereed?
Regioplan heeft in opdracht van het Ministerie van VWS samen met alle betrokken partners de Handreiking aanpak stalking opgesteld. Deze handreiking is in april 2024 gelanceerd met een webinar voor professionals en gemeenten. De handreiking is nu te gebruiken voor alle gemeenten in hun lokale inrichting van de aanpak van stalking.4 De inzet op stalking wordt daarnaast ook meegenomen in meerdere lopende trajecten ter verbetering van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, zoals de inzet op deskundigheidsbevordering, de verbetering van de veiligheids- en risicobeoordeling en de verbetering van het inzetten van het tijdelijk huisverbod.
Is er al een interne casusregisseur binnen de politie beschikbaar voor de aanpak van stalking en zo nee, waarom niet?
Zoals in de Verzamelbrief Zeden en (on)veiligheid van vrouwen van 19 november 2024 is aangegeven verkent de politie momenteel hoe regievoering er binnen een eenheid uit kan zien.5 Alle eenheden hebben de opdracht om na te gaan wat passend is om regie te borgen en hier ook een plan op te maken. Uw Kamer wordt in juni 2025 over de stand van zaken geïnformeerd in de brief over de voortgang van het plan van aanpak «Stop femicide!».
Hoe staat het binnen de politie met het verbeteren van de kwaliteit van het invullen van het specifieke screeningsinstrument SASH en het waarborgen dat deze ook wordt ingevuld door een medewerker die daarin is getraind?
De politie ziet er op toe dat de SASH-formulieren door goed opgeleide medewerkers worden ingevuld. Deze formulieren worden ingevuld door politiemedewerkers die een e-learning gevolgd moeten hebben om de gestelde vragen goed te kunnen interpreteren. Daarnaast stuurt de politie op het zorgvuldig invullen van de SASH op basis van nieuwe informatie die de politie binnenkrijgt.
Eén van de tien prioriteiten in het plan van aanpak «Stop femicide!» is het verbeteren van de veiligheids- en risicotaxatie. Het is belangrijk dat we hierbij niet alleen kijken naar het SASH-instrument van de politie. In samenwerking met een aantal van de voornaamste organisaties die een veiligheids- en/of risicobeoordeling uitvoeren wordt onderzocht hoe instrumenten voor veiligheids- en risicobeoordeling (waaronder de SASH) beter in samenhang kunnen worden ingezet en wat ervoor nodig is om deze te verbeteren, zodat rode vlaggen sneller worden herkend. Ook over dit onderwerp zal u verder worden geïnformeerd in de brief over de voortgang van de prioriteiten van het plan van aanpak «Stop femicide!».
Hoe staat het met het verbeteren van de communicatie met slachtoffers en eventueel nabestaanden door het Openbaart Ministerie en de politie? Is de verkenning al afgerond naar de vraag of er één aanspreekpunt bij de politie kan komen?
Zoals in de Verzamelbrief Zeden en (on)veiligheid van vrouwen van 19 november 2024 is aangegeven, hebben de betrokken organisaties – politie, Openbaar Ministerie, reclassering, Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis, samen met de slachtofferadvocatuur en Slachtofferhulp Nederland – gezamenlijk geconcludeerd dat al deze organisaties een verantwoordelijkheid hebben om ervoor te zorgen dat het contact met een slachtoffer van stalking tijdens het volledige traject goed verloopt.6 De manier waarop en hoe de organisaties dat in samenhang met elkaar doen, werk ik op dit moment samen met hen verder uit. Over de stand van zaken wordt uw Kamer in juni 2025 geïnformeerd in de brief over de voortgang van de prioriteiten uit het plan van aanpak «Stop femicide!».
Bent u bereid een specifieke verkenning te doen naar de rol van kinderen rond femicide-zaken en het feit dat minderjarige kinderen na de moord dikwijls verplicht omgang moeten hebben met de dader, terwijl lang niet altijd het kind zelf gehoord is door de rechter of de Raad voor de Kinderbescherming? Bent u bereid te voorkomen dat te snel wordt geconcludeerd dat contact met de dader in het belang van het kind is?
Het recht op contact of omgang van de ouder met zijn of haar kind is een fundamenteel recht dat wordt beschermd door verschillende mensenrechtenverdragen. Dit betekent dat bij partnerdoding contact en omgang van de ouder met het kind op dit moment niet automatisch kan worden ontnomen. Daarvoor zal altijd door de kinderrechter een zorgvuldige afweging worden gemaakt over of contact of omgang in het belang van het kind is. Uit de recente evaluatie van de Wet clausulering recht op contact of omgang na partnerdoding blijkt dat die zorgvuldige afweging ook plaatsvindt.7 Ook blijkt uit deze evaluatie dat in verreweg de meeste gevallen door de Raad voor de Kinderbescherming op basis van haar onderzoek wordt verzocht om een beëindiging van het gezag van de (gedetineerde) ouder, en dat de kinderrechter dan vrijwel altijd ook hiermee instemt.
Het belang van het kind is leidend. Tegelijkertijd begrijp ik heel goed dat het voor nabestaanden vaak zeer moeilijk en pijnlijk is om een omgangsregeling met de pleger na partnerdoding te moeten bespreken of accepteren. Ik zal hierover in gesprek gaan met de Staatssecretaris van Rechtsbescherming, ook het perspectief en de ervaringen van nabestaanden expliciet daarin betrekken en op dit onderwerp in juni 2025 terugkomen in de toegezegde brief over de voortgang van de prioriteiten uit het plan van aanpak «Stop femicide!».
Bent u bereid deze vragen een voor een te beantwoorden voor het commissiedebat over zeden en (on)veiligheid van vrouwen op 3 april 2025?
Ja.
De bescherming van persoonsgegevens van militairen op apps |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Jimme Nordkamp (PvdA) |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Persoonsgegevens honderden militairen zichtbaar via sportapp Strava»?1
Hoe lang bent u al op de hoogte dat apps zoals Strava de veiligheid van Nederlandse militairen in gevaar brengen?
Met hoeveel zekerheid kunt u zeggen dat er al sprake is van het combineren van openbare of gelekte informatie over militairen door kwaadwillenden? Op welke schaal vindt dit plaats?
Deelt u de mening dat privacybescherming van militairen in direct verband staat met hun persoonlijke veiligheid en de nationale veiligheid?
Deelt u de mening dat, vanuit het veiligheidsperspectief voor Nederlandse militairen, maximale privacybescherming op online platforms noodzakelijk is?
Op welke manier doet u aan advisering en voorlichting voor militairen over online veiligheid? Welke regels gelden er voor zowel werk- als privé telefoongebruik? Verschilt dit tussen militairen in Nederland en uitgezonden militairen?
Bent u bereid tot meer dwingende maatregelen, zoals het verbieden van sportapps en andere apps die de privacy van militairen schaden op militair terrein? Zo nee, waarom niet?
Welke acties heeft u ondernomen om de online veiligheid van militairen beter te beschermen, ook na eerdere berichtgeving en Kamervragen over de privacygevolgen van datingapps en sportapps?2 3
Hebben de acties die u heeft genomen om de online veiligheid van militairen beter te beschermen effect gehad? Kunt u dit onderbouwen?
Bent u bekend met het onderzoek van de KU Leuven uit 2022, waaruit blijkt dat eerdere oplossingen van Strava vooral tot schijnveiligheid leiden?4
Welke technische mogelijkheden ziet u om de veiligheid van militairen beter te beschermen bij het gebruik van sportapps, datingapps of andere apps die hun data verzamelen?
Is het mogelijk om te achterhalen, al dan niet in overleg met Strava, of de openbare profielen van militairen mogelijk door kwaadwillenden zijn bekeken?
In hoeverre zijn militairen die een gesloten account hebben echt veilig? Welke derde partijen hebben toegang tot de informatie die Strava verzamelt, ook als een account gesloten is? Waaruit blijkt dit?
Ziet u gezien de onvoorspelbare geopolitieke situatie aanleiding om het beleid rondom het gebruik van Amerikaanse apps door militairen te heroverwegen en aan te scherpen?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en uiterlijk drie dagen vóór het commissiedebat «Hybride dreigingen en maatschappelijke weerbaarheid» beantwoorden?
De arrestatie van burgemeester van Istanbul Imamoglu, rivaal van president Erdogan |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u het ermee eens dat de arrestatie van burgemeester van Istanbul Imamoglu en honderden anderen door de Turkse autoriteiten zorgelijk en onwettig is?
Ik heb grote zorgen over de arrestatie van burgemeester İmamoğlu en anderen, waaronder burgemeesters uit deelgemeenten van Istanbul en journalisten. De rechtsstaat en een sterk maatschappelijk middenveld zijn cruciaal voor de relatie van Turkije met Europese partners. Deze boodschap heb ik op de dag van de arrestaties ook telefonisch overgebracht aan mijn Turkse collega, Minister Fidan. De Nederlandse ambassadeur in Turkije heeft dat daags na de arrestaties ook gedaan bij de Turkse Vice-President Yilmaz.
Deelt u de analyse dat zijn arrestatie politiek gemotiveerd is?
In een verklaring op 19 maart hebben Eurocommissaris Kos en Hoge Vertegenwoordiger Kallas erop gewezen dat van Turkije verwacht wordt dat het land de hoogste standaarden op het gebied van democratische principes naleeft, en dat de arrestatie van burgemeester İmamoğlu en anderen vragen oproept over de naleving daarvan.1 Ik ondersteun deze verklaring.
Herkent u een patroon aan politiek gemotiveerde onderzoeken in de omstandigheden die geleid hebben tot zijn arrestatie?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u het intrekken van zijn diploma als een mogelijke zet om hem niet gekozen te laten worden als leider van de grootste oppositiepartij CHP en hem daarmee uit te schakelen voor het presidentschap?
De strekking van bovengenoemde verklaring van Eurocommissaris Kos en Hoge Vertegenwoordiger Kallas met betrekking tot de arrestatie van burgemeester İmamoğlu en anderen, is wat mij betreft ook van toepassing op het besluit van de Universiteit van Istanbul om het diploma van burgemeester İmamoğlu in te trekken.
Ziet u de restricties opgelegd na de arrestatie door de Turkse autoriteiten, waaronder de restricties op sociale media en de ban om te protesteren, als het beperken van de vrijheid van meningsuiting?
Vrijheid van meningsuiting en het demonstratierecht zijn integrale elementen van de rechtstaat en daarmee cruciaal voor de relatie van Turkije met Europese partners. Ik acht het van groot belang dat de Turkse autoriteiten deze elementen waarborgen.
Hoe kijkt u naar de arrestatie en de opgelegde restricties binnen de staat van democratie in Turkije? Bent u het ermee eens dat dit acties zijn die bij een autocratie passen?
Ik verwijs u graag naar mijn antwoord op vraag 2, vraag 3 en vraag 5.
Bent u het ermee eens dat inperkingen van vrijheid en mogelijke onwettige arrestaties niet onbestraft kunnen blijven?
Zoals hierboven aan u gemeld, heb ik mijn zorgen over de arrestatie van burgemeester İmamoğlu en anderen op 19 maart jl. telefonisch overgebracht aan mijn Turkse collega, Minister Fidan, hebben Eurocommissaris Kos en Hoge Vertegenwoordiger Kallas diezelfde dag namens de EU een verklaring uitgebracht en heeft de Nederlandse ambassadeur in Turkije een dag later deze boodschap herhaald tegenover de Turkse Vice-President Yilmaz.
De Europese Unie heeft, in verband met de arrestaties, thematische consultaties met Turkije op het gebied van contraterrorisme en het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid uitgesteld. Deze consultaties stonden gepland voor de week van 24 maart. In reactie daarop hebben de Turkse autoriteiten een EU-Turkije overleg over de Zwarte Zee uitgesteld. Aansluitend bij de Nederlandse zorgen volgt de EU de ontwikkelingen nauwgezet en zal nader bezien in welke mate aanvullende maatregelen passend zijn.
Wat gaat Nederland in bilateraal en Europees verband doen om burgemeester Imamoglu vrij te krijgen en duidelijk te maken aan Turkije dat het opsluiten van oppositieleden niet onbestraft kan blijven?
Zie antwoord vraag 7.
Wat gaat Nederland in bilateraal en Europees verband doen om Turkije te bewegen naar meer politieke vrijheden? Welke instrumenten zullen hiervoor worden ingezet?
Middels, onder andere, het MATRA-programma zet Nederland zich in voor de versterking van de rechtstaat, de naleving van mensenrechten en het belang van een sterk maatschappelijk middenveld in Turkije. Deze elementen zijn zowel in bilateraal als Europees verband ook een integraal onderdeel van de dialoog met Turkije. Dat zal zo blijven.
Het alarm slaan van de ombudsman over de gebrekkige postbezorging door de overheid |
|
van Waveren , Folkert Idsinga (VVD) |
|
Beljaarts , Judith Uitermark (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «burgers in de problemen door te late bezorging brieven overheid, ombudsman wil actie»?1
Sinds wanneer bent u op de hoogte van problemen met postbezorging door overheidsinstanties? Welke signalen heeft u hierover ontvangen en van wie?
Zijn er binnen uw ministeries interne meldingen gedaan over klachten van overheidsinstanties met betrekking tot postbezorging? Zo ja, welke meldingen zijn er in de afgelopen vijf jaar vanuit overheidsinstanties ontvangen over problemen met de postbezorging en gebrekkige klachtafhandeling en hoe zijn deze signalen opgevolgd?
Houdt het Rijk (of departementen of diensten binnen het Rijk) bij hoe verzonden post bezorgd wordt en of daar klachten over zijn? Kunt u aangeven of, en zo ja, bij welke departementen of overheidsinstanties problemen met postbezorging structureel meer voorkomen dan bij andere departementen of overheidsinstanties?
Klopt het dat voordat een klacht bij de Nationale ombudsman terecht komt, die eerst al bij het bestuursorgaan ingediend zou moeten zijn waar de klacht betrekking op heeft? Kunt u per departement een overzicht verstrekken van de afgelopen vijf jaar met daarin het aantal klachten of meldingen over niet of te laat bezorgde post? Kunt u (op hoofdlijnen) aangeven op welke wijze op deze klachten is gereageerd? Zijn brieven opnieuw verstuurd? Zijn termijnen opgeschort? Of zijn klachten afgewezen?
Kunt u een overzicht verstrekken van de afgelopen vijf jaar met daarin de hoeveelheid klachten over gebrekkige postbezorging die door de overheid zijn afgehandeld met een doorverwijzing naar PostNL?
Bent u het eens met de stelling van de Nationale ombudsman dat de overheid verantwoordelijk blijft voor de postbezorging, ook wanneer ze dit door PostNL laat uitvoeren? Welke verantwoordelijkheid heeft de overheid zelf om ervoor te zorgen dat overheidspost tijdig en correct wordt bezorgd?
Hoeveel klachten heeft de overheid in de afgelopen vijf jaar bij PostNL of andere bezorgdiensten ingediend over problemen met bezorging? Zijn hier gesprekken over gevoerd?
Zijn er bijzondere afspraken met PostNL over bezorging van post van de overheid of overheidsdiensten? Zo ja, welke?
Klopt het dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) toezicht houdt op de postmarkt van consumenten, maar niet op de zakelijke markt en dat PostNL zich daarom, volgens de ombudsman, nauwelijks aan regels hoeft te houden wat betreft bezorging van overheidspost? Zijn u meer signalen bekend over gebrekkige postbezorging op de zakelijke postmarkt? Zo ja, bent u van mening dat hier sprake is van marktfalen en welke maatregelen overweegt u om dit op te lossen?
Welke stappen onderneemt u om te garanderen dat de ACM beter toezicht kan houden op de betrouwbaarheid van de zakelijke markt, inclusief overheidspost, nu uit signaleren blijkt dat marktfalen kan optreden? Bent u bereid aanvullende regulering te overwegen?
Welke klachtprocedures bestaan er momenteel voor burgers die hinder ondervinden van gebrekkige bezorging van overheidspost?
Bent u het met de stelling in het voorbeeld van de Nationale ombudsman eens dat «niet-ontvangen post geen gegronde reden is voor een klacht» bij een waterschap? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het uitgangspunt dat de overheid betrouwbaar en toegankelijk moet zijn voor burgers? Zo nee, bent u dan van mening dat de betreffende overheidsinstanties onjuist hebben gehandeld? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat een afwijzing van een klacht op deze grond niet meer voorkomt?
Zijn er situaties bij overheidsinstanties bekend waarbij burgers door gebrekkige postbezorging bezwaar- of beroepstermijnen hebben gemist? Zo ja, kunt u aangeven bij welke overheidsinstanties dit heeft plaatsgevonden en daarbij ook expliciet aan te geven hoe deze situaties door de desbetreffende instantie zijn opgevolgd?
Welke maatregelen gaat u nemen om te garanderen dat burgers niet juridisch benadeeld worden door fouten in de postbezorging van overheidsinstanties?
Deelt u de mening dat, ondanks dat overheidscommunicatie steeds meer via digitale wegen gebeurt, er geen concessies gedaan mogen worden aan de bezorging van fysieke post? Zo ja, welke voorstellen gaat u doen om tegemoet te komen aan de zorgen van de Nationale ombudsman?
Acht u naar aanleiding van deze problematiek aanpassing van de Postwet nodig om te garanderen dat burgers niet langer de dupe zijn van gebrekkige postbezorging? Zo ja, welke wijzigingen overweegt u? Zo nee, welke stappen onderneemt u wel om de situatie te verbeteren?
Vormen de voorgestelde bevoegdheden in de asielnoodmaatregelenwet een onwenselijk groot risico, aangezien lidstaten volgens de Procedurerichtlijn een asielaanvraag als ongegrond mogen afhandelen in drie situaties waarin een vreemdeling zijn verzoek om internationale bescherming impliciet heeft ingetrokken of ervan heeft afgezien, waaronder bij weigering om te verschijnen voor een gehoor na een behoorlijke uitnodiging? Deelt u de zorg dat dit risico extra groot is vanwege de bekende problemen met gebrekkige postbezorging? Zo ja, wat betekent dit voor de toepassing van deze bevoegdheid in de voorgestelde asielnoodmaatregelenwet? En kunt u specifiek ingaan op de rechtsgevolgen van deze bevoegdheid?
Kunt u tevens separaat ingaan op de rechtsgevolgen van niet-ontvangen of vertraagde post bij de volgende instanties: de Immigratie- en Naturalisatiedient, de rechtbanken, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen?
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Het bericht 'Opkomst gemeenteraadsverkiezingen naar dieptepunt' |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Judith Uitermark (NSC) |
|
![]() |
Hoe kijkt u naar het gegeven dat de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen nog nooit zo laag was als in 2022?1
De trend van de lage opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen is een reden tot zorg. Er ligt een belangrijke taak bij de overheid en bij de politiek om ervoor te zorgen dat meer mensen gaan stemmen.
Deelt u de conclusie van de onderzoekers dat er geen sprake is van een incident maar dat er structurele oorzaken zijn voor de lage opkomst?
Ja, ik deel deze conclusie. Het onderzoek dat na de gemeenteraadsverkiezingen in 2022 naar de opkomst is gedaan2 toont aan dat de lage opkomst en het niet-stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen vooral bepaald wordt door structurele factoren. Uit dit onderzoek blijkt dat een gebrek aan vertrouwen in het functioneren van de overheid en de politiek een belangrijke factor is voor de lage opkomst.
Bent u van mening dat de overheid een taak heeft om deze structurele oorzaken te adresseren en stemgerechtigden te motiveren van hun stemrecht gebruik te maken en dat hiervoor, gezien de historisch lage opkomst in 2022, extra inzet nodig is?
Het is zorgelijk dat kiesgerechtigden zich niet goed gehoord voelen door de politiek en de overheid en daardoor de gang naar de stembus minder goed weten te vinden. Er zijn verschillende structurele redenen om niet te stemmen, zoals de mate van politieke interesse, kennis over de verkiezing en vertrouwen in de politiek. Hierdoor is er niet één ideale oplossing om de opkomst te verhogen. De politiek en de overheid hebben hierin beide een rol.
De overheid kan stemgerechtigden motiveren om gebruik te maken van hun stemrecht door het verstrekken van betere informatievoorziening over het belang van verkiezingen en het stemproces. Hier heb ik de afgelopen jaren al de nodige acties op ondernomen: zo heb ik informerende video’s over de verkiezingen gemaakt en gedeeld op sociale media en toegankelijke informatie voor verschillende doelgroepen en stakeholders verspreid. Ook heb ik de strategie van de publiekscampagne aangepast. Zie hierover meer in mijn antwoord op vraag 5.
Welke doelstelling heeft u zichzelf gesteld ten aanzien van de opkomst van de gemeenteraadsverkiezingen?
Zoals hierboven al benoemd heeft mijn ministerie in de afgelopen jaren al veel actie ondernomen ter bevordering van de opkomst bij verkiezingen. Ook voor de gemeenteraadsverkiezingen worden acties voorbereid om de opkomst te verhogen. Het is niet mogelijk om hier een specifieke doelstelling aan te koppelen, maar het streven is dat tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 18 maart 2026 meer kiesgerechtigden hun stem uitbrengen dan tijdens de verkiezingen in 2022.
Welke acties heeft u ondernomen om de opkomst bij de aankomende gemeenteraadsverkiezingen te verhogen en op welke wijze heeft udaarbij gebruik gemaakt van de bevindingen van het onderzoekDe lokale niet-stemmer. Een analyse van de lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2022?2
Sinds de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 is de strategie van de publiekscampagne van het Ministerie van BZK veranderd van een informerende naar een motiverende campagne. Eerder lag de focus op het delen van procesinformatie over de verkiezing (bijvoorbeeld: waar en wanneer). Sinds de Provinciale Staten- en waterschapsverkiezingen van 2023 ligt de nadruk op het overbrengen van het belang van de verkiezing en op het motiveren van kiesgerechtigden om te gaan stemmen.
Sinds het uitkomen van het onderzoek waaraan u refereert is de campagne zich voornamelijk op de groep situationele niet-stemmers gaan richten. De situationele niet-stemmer is een kiezer die bij sommige verkiezingen wel stemt, en bij sommige verkiezingen niet. Hierbij wordt extra aandacht geschonken aan de relevante gedragsbepalers van deze groep, zoals het vergroten van kennis over de verkiezing en de ervaring dat stemmen ertoe doet. Om in komende campagnes nog beter te kunnen inspelen op deze gedragsbepalers wordt op dit moment verdiepend gedragsonderzoek uitgevoerd naar de situationele niet-stemmer. De resultaten hiervan worden meegenomen in de campagneaanpak van de publiekscampagne in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2026.
In aanloop naar de komende verkiezingen blijft het Ministerie van BZK gemeenten en belangenorganisaties4 faciliteren in de communicatie over verkiezingen richting hun inwoners en achterban. Hiervoor stelt het ministerie een toolkit met communicatiemiddelen beschikbaar. Gemeenten en belangenorganisaties kunnen deze middelen zelf nog aanpassen aan hun eigen (lokale) context en gebruiken in uitingen aan inwoners of achterban. Richting de aankomende gemeenteraadsverkiezingen worden hiervoor vernieuwde communicatiemiddelen ontwikkeld.
Het doel van deze maatwerkcommunicatie is informerend en richt zich op inhoudelijke- en procesinformatie over de verkiezing. Zoals informatie over waar kiezers kunnen stemmen, welke documenten kiezers moeten meenemen en wanneer een stem geldig is. Ook worden campagnemiddelen aangeboden die op lokaal niveau kunnen worden ingezet ter bevordering van de opkomst.
Ik ben het met de onderzoekers eens dat streven naar een betere relatie tussen kiesgerechtigden en de politiek een beter doel is dan een hogere opkomst alleen. In het versterken van deze band tussen de kiezer en de gekozene, en het vergroten van het vertrouwen ligt ook een belangrijke taak voor volksvertegenwoordigers. Het is belangrijk dat lokale politici zich niet alleen in aanloop naar een verkiezing laten zien, maar gedurende de vier jaar geregeld de gemeenten in gaan, naar bewoners luisteren en beloftes concreet maken. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor de lokale politiek. Daarom vind ik het ook de verantwoordelijkheid van politieke partijen om campagne te voeren en om daarmee de opkomst proberen te verhogen.
Een van de redenen die in het lokale kiezersonderzoek worden gegeven voor niet-stemmen is dat kiesgerechtigden niet altijd goed weten wat er decentrale volksvertegenwoordigingen gebeurt. Dit zorgt voor een minder sterke band tussen kiezers en gekozenen. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat bepaalde groepen kiesgerechtigden, zoals vrouwen, mensen met een migratieachtergrond en lager opgeleiden minder vaak hun stem uitbrengen. Deze groepen zijn ook structureel ondervertegenwoordigd in de politiek en het bestuur. Het Ministerie van BZK zet zich in voor betere vertegenwoordiging door het wegnemen van verschillende drempels voor deze groepen, zoals het moderniseren van de verlof- en vervangingsregeling, en ze te motiveren politiek actief te worden. Dit kan de herkenbaarheid van de politiek en het bestuur vergroten, wat kan zorgen voor meer verbinding tussen kiezers en gekozenen.
Tot slot zet ik mij voortdurend in voor de versterking van het decentraal bestuur. Dat gebeurt onder meer via de Actieagenda Sterk Bestuur en via de inzet op de versterking van decentrale volksvertegenwoordigers. Zo werk ik aan het versterken van de kwaliteit van het bestuur, wat bijdraagt aan de betrouwbaarheid van de overheid. De verwachting hierbij is dat als het openbaar bestuur doet wat het belooft om de opgaven van inwoners aan te pakken, dit bijdraagt aan het herstel van vertrouwen.
Welke acties heeft u ingezet of gaat u inzetten om in het bijzonder jonge kiesgerechtigden te bereiken en te investeren in het politieke bewustzijn en vertrouwen van de jeugd?
De doelgroep jongeren (18–25 jaar) heeft in de communicatiestrategie voor verkiezingen speciale aandacht. Door jongeren vroegtijdig bij verkiezingen te betrekken is de verwachting dat stemmen een gewoonte wordt en ze bij de volgende verkiezingen ook weer gaan stemmen. Hiervoor zijn de afgelopen verkiezingen campagne- en communicatiemiddelen gemaakt die specifiek gericht zijn op jongeren. Ook zijn de afgelopen verkiezingen samenwerkingen aangegaan met mediapartners met een groot bereik onder jongeren, zoals bijvoorbeeld Snapchat, VICE, ParraTV, de Kiesmannen en verschillende podcasts en influencers. Via de toolkit die we aanbieden aan gemeenten zijn communicatiemiddelen gedeeld die gebruikt kunnen worden in de communicatie richting jongeren. Denk hierbij aan sociale media-uitingen en een ansichtkaart voor kiezers die net 18 zijn geworden.
Daarnaast zet ik mij in om jongeren te informeren over verkiezingen via het burgerschapsonderwijs. Hierin werk ik nauw samen met ProDemos om scholieren kennis en vaardigheden te geven en wegwijs te maken in onze democratische rechtsstaat. In aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen organiseert ProDemos in samenwerking met de Nationale Jeugdraad tien verkiezingsfestivals op MBO-instellingen verspreid door het land. Ook organiseren zij in het voortgezet onderwijs en op het MBO gastlessen over verkiezingen.
In aanloop naar de Europees Parlementsverkiezing van 2024 zijn ook extra projecten ingezet om de opkomst onder jongeren te bevorderen. Zo heeft het Ministerie van BZK subsidie gegeven voor de «Alles=Politiek»-campagne van de Nationale Jeugdraad. Deze campagne was speciaal gericht op het informeren van jongeren over deze verkiezing, waarmee 1 miljoen jongeren zijn bereikt. Ook is vanuit het Ministerie van BZK meegewerkt aan een programma van MBO-talent waarin studenten van het MBO gedurende verschillende sessies meedachten over hoe meer (MBO) jongeren naar de stembus te krijgen.
Welke strategie heeft u ontwikkeld om met name de doelgroepen te bereiken waar de opkomst lager uitvalt, zoals jongeren met een praktische opleiding?
Op welke wijze heeft ubest practices, instrumenten en financiële middelen ter beschikking gesteld aan gemeenten om hun opkomstbevordering goed vorm te geven?
Het Ministerie van BZK ondersteunt gemeenten met een uitgebreide toolkit aan campagne- en communicatiemiddelen die zij lokaal kunnen aanpassen en verspreiden. Zie mijn antwoord op vraag 5 voor meer informatie over deze toolkit.
Bent u bereid om gemeenten – financieel en anderszins – te ondersteunen bij het organiseren van activiteiten en/of campagnes om de opkomst bij de aankomende gemeenteraadsverkiezingen te verhogen?
Het Ministerie van BZK is voornemens om in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen in 2026 samenwerking met de ketenpartners een webinar te organiseren over opkomstbevordering. Het idee is dat tijdens deze bijeenkomst verschillende overheden hun best practices over opkomstbevordering op lokaal niveau delen met de rest van de gemeenten. Bovendien biedt het ministerie in de toolkit communicatie- en campagnematerialen aan, waarmee gemeenten aan de slag kunnen. Gemeenten weten zelf het beste hoe zij hun inwoners kunnen bereiken en welke lokale thema’s spelen tijdens deze verkiezing.
Het bericht ‘Despair Haunts Ramadan for Palestinians Displaced in West Bank’ |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Reinette Klever (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Despair Haunts Ramadan for Palestinians Displaced in West Bank» (New York Times, 11 maart 2025)?1
Hoe kijkt het kabinet naar de huidige situatie in het noorden van de Westelijke Jordaanoever? Deelt u de zorgen over de ontheemding en burgerslachtoffers? Op welke manier zet het kabinet zich in voor het handhaven van het internationaal (humanitair) oorlogsrecht, ook als het gaat om militaire operaties daar?
Hoe verhoudt de huidige militaire operatie tot de acties van de Palestijnse Autoriteit (PA) van eind dit jaar en begin vorig jaar onder de naam «Operatie bescherm het Vaderland» uitgevoerd in Jenin?2 Welke formele rol heeft de PA in Jenin (mede op grond van de Oslo-akkkoorden) en specifiek als het gaat om het uitschakelen van Hamas en de Islamitische Jihad in Jenin? Welke feitelijke rol pakt de PA nu bij de militaire operatie van Israël? Waarom heeft niet de PA maar het Israëlische leger nu de leiding en is er de operatie nog in overeenstemming met de PA?
Uit berichtgeving blijkt dat 40.000 mensen inmiddels zijn ontheemd als gevolg van het conflict; hoe beoordeelt het kabinet deze cijfers? Hoeveel Palestijnen hebben er in totaal sinds het begin van «operatie bescherm het Vaderland» moeten vertrekken uit hun huizen? En hoeveel na de Israëlische operatie? En hoeveel zijn er sindsdien al teruggekeerd? Deelt u de zorgen dat deze ontheemding lange tijd kan duren?
Welke voorzieningen zijn er voor deze groep ontheemden getroffen? Is er voldoende hulp aanwezig? Zo nee, bent u bereid om de Israëlische regering daarop aan te spreken? Wat kan Nederland betekenen in het leveren van noodzakelijke essentiële basisvoorzieningen?
Wat doet Nederland (bijvoorbeeld in Europese Unie (EU)-verband) op internationaal gebied om te voorkomen dat terrorisme op de Westbank broeit en specifiek in en rond Jenin; en daarmee een gevaar vormt voor de veiligheid en stabiliteit van de Westelijke Jordaanoever, Israël en de omliggende regio?
Welke duidelijkheid is er inmiddels ten aanzien van de terugkeer van de Palestijnen? Op welke manier komt de situatie rond ontheemde Palestijnen aan de orde van de gesprekken die de Nederlandse regering heeft met de Israëlische regering? Welke stappen gaat u nog zetten?
De IOB-evaluatie van het Nederlandse mensenrechtenbeleid |
|
Daniëlle Hirsch (GL), Kati Piri (PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Reinette Klever (PVV) |
|
![]() ![]() |
Bent u het ermee eens dat om negatieve effecten te vermijden, de mensenrechtensituatie in een land ook moet worden meegewogen bij de beoordeling van een exportkredietverzekeringsaanvraag? Zo nee, waarom niet?
Geeft u navolging aan de aanbeveling van de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) om aanvullende middelen ter beschikking te stellen aan ambassades in hoogrisicolanden waar de overheid via het handelsinstrumentarium betrokken raakt bij omvangrijke economische projecten? Zo niet, waarom niet? Zo ja, hoe?
Klopt het dat projecten die in de eerste instantie niet aan de door Atradius Dutch State Business (ADSB) gehanteerde standaarden voldoen nog steeds exportkredietverzekering toegekend kunnen krijgen als er een actieplan is om wel aan standaarden te voldoen? Welke overwegingen maakt ADSB hierbij? Welke middelen heeft ADSB tot zijn beschikking om concrete acties af te dwingen? Zijn er casussen waarbij dit nodig bleek te zijn? Zo ja, welke en waarom? Wat zijn de gevolgen als opvolging van het actieplan uitblijft? Zijn er gevallen geweest waarin de Nederlandse overheid bedrijven extra ondersteuning heeft gegeven om hun actieplan uit te voeren? Zo ja, welke en op welke manier is die uitvoering gesteund?
Geeft u navolging aan de aanbeveling van de IOB om de juridische mogelijkheden om de mensenrechten-effectanalyses en de plannen om deze risico’s aan te pakken, openbaar te maken voor projecten in hoogrisicolanden die de overheid ondersteunt met een exportkredietverzekering?
Welk signaal geeft Nederland volgens u af door handelsmissies uit te voeren naar landen die mensenrechtenverdragen structureel en grootschalig met de voeten treden?
Ziet u een rol voor handelsmissies in het bevorderen van mensenrechten, bijvoorbeeld door (potentiële) handelspartners te wijzen op het niet naleven van mensenrechtenverdragen? Zo ja, op welke wijze adresseert u mensenrechten risico’s in de aanloop naar en tijdens de handelsmissies zelf?
Waarom ontbreken mensenrechten vaak op de agenda tijdens bilaterale consultaties, met name met landen waarbij er sprake is van strategische afhankelijkheden, zoals uit de IOB-evaluatie blijkt?
Bent u het ermee eens dat mensenrechtenbevordering niet afhankelijk mag zijn van andere belangen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst mensenrechten vaker op de agenda staan tijdens gesprekken met handelspartners? Zo nee, waarom niet?
Geeft u navolging aan de aanbeveling van de IOB om meer uitgebreide voorlichting over de mensenrechtensituatie en de risico’s op mensenrechtenschendingen te geven aan bedrijven die deelnemen aan handelsmissies naar hoogrisicolanden? En bent u bereid om daarbij meer gebruik te maken van de expertise van maatschappelijke organisaties en andere externe deskundigen? Zo nee, waarom niet?
Geeft u navolging aan de aanbeveling van de IOB om de openbaarmaking van de MVO-zelfscan als voorwaarde te stellen voor deelname aan handelsmissies naar hoog-risicolanden? Zo nee, waarom niet?
Wanneer verwacht u de kabinetsreactie op het volledige IOB-rapport met de Kamer te kunnen delen?