Bent u bekend met uitspraken van Bob Vylan tijdens zijn concert waarbij geweld tegen de vermoorde Charlie Kirk en zionisten werd toegejuicht en werd opgeroepen mensen op straat te gaan vinden?
Welke uitingen zijn gedaan door Bob Vylan zal uit het onderzoek van politie en het Openbaar Ministerie moeten blijken.
Deelt u de mening dat vrijheid van meningsuiting belangrijk is en kritiek op de Israëlische regering geuit moet kunnen worden, maar dat dit totaal iets anders is dan het verheerlijken van geweld en het tijdens een concert oproepen tot het «op straat gaan vinden van mensen?»
Voor haatzaaien en antisemitisme is in Nederland geen plaats. Dat mag niet vergoelijkt worden als vrijheid van meningsuiting, net zoals dat kritiek op de Israëlische regering niet automatisch mag worden weggezet als haatzaaien en antisemitisme. Of er sprake is van strafbare uitingen door Bob Vylan wordt door de politie en het Openbaar Ministerie onderzocht.
Hoe is de afweging tot stand gekomen om dit optreden toe te staan en is hierover contact geweest met de burgemeester van Amsterdam?
De afweging voor het laten plaatsvinden van een evenement ligt bij de organisatie van het evenement en de burgemeester. Het vooraf verbieden van een optreden is alleen mogelijk als er aantoonbare sprake is van ernstige wanordelijkheden of een concrete en ernstige vrees voor het ontstaan daarvan en, gelet op de ernst van de (te vrezen) wanordelijkheden, in redelijkheid gemeend kan worden dat de situatie met feitelijke (bijvoorbeeld de inzet van politie) of juridische minder verstrekkende middelen niet meer beheerst kan worden. De Gemeentewet biedt geen grondslag om preventief de vrijheid van meningsuiting te beperken (vanwege het verbod op censuur).
Hoe beoordeelt u de beslissing van de Britse regering om de leden van de band strafrechtelijk te vervolgen voor haatzaaien vanwege soortgelijke uitspraken en welke mogelijkheden daartoe hebben wij daartoe in Nederland?
Ik ga geen oordeel vellen over het lopende Britse strafrechtelijke onderzoek.
Hebben de bandleden voor het optreden visa gekregen en hoe vindt deze afweging plaats? Wat hebben de uitspraken voor gevolgen voor een eventuele volgende beslissing?
Ik verwijs u naar de antwoorden van 4 september jl. op vragen van het lid Vondeling (PVV) aan de Minister van Asiel en Migratie en de toenmalig Minister van Justitie en Veiligheid over het toen nog aanstaande optreden van het punkduo Bob Vylan in Amsterdam en Tilburg. Over individuele gevallen of besluiten kan de Minister van Asiel en Migratie geen uitspraken doen.
In algemene zin geldt dat onderdanen van het Verenigd Koninkrijk voor kort verblijf visumvrij naar Nederland kunnen reizen. Voor toelating en verblijf gelden de reguliere regels van de Schengengrenscode en de Vreemdelingenwet.
Voor het weren van een vreemdeling die een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid, bijvoorbeeld vanwege het uitdragen van extremisme, kan de vreemdeling op grond van de Schengengrenscode de toegang tot Nederland (en het Schengengebied) geweigerd worden door de Minister van Asiel en Migratie. Om over te kunnen gaan tot een dergelijke maatregel, dient de IND over informatie te beschikken die hier voldoende grondslag voor kan bieden. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van duidingen van de NCTV, ambtsberichten van de AIVD en/of informatie uit de lokale driehoek. Eventuele rechterlijke uitspraken worden vanzelfsprekend betrokken bij besluitvorming, binnen het geldende wettelijke kader. Op individuele casuïstiek kan de Minister van Asiel en Migratie niet ingaan.
Is er een mogelijkheid tot het opleggen van een inreisverbod en of ongewenstverklaring en wat is hiervoor nodig?
Zie antwoord vraag 5.
Wat voor gevolgen hebben deze uitspraken, waarvoor in het Verenigd Koninkrijk dus inmiddels strafrechtelijke vervolging is gestart, voor de volgende optredens van de band in Nederland op 16 en 17 september? Welke mogelijkheden heeft de overheid om te voorkomen dat hier opnieuw wordt opgeroepen tot geweld?
Ik verwijs u naar de antwoorden van september jl. op vragen van het lid Vondeling (PVV) aan de Minister van Asiel en Migratie en de toenmalig Minister van Justitie en Veiligheid over het toen nog aanstaande optreden van het punkduo Bob Vylan in Amsterdam en Tilburg. Het lokaal bestuur is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en maakt daarin een eigen afweging. Het vooraf verbieden van een optreden is alleen mogelijk als er aantoonbare sprake is van ernstige wanordelijkheden of een concrete en ernstige vrees voor het ontstaan daarvan en, gelet op de ernst van de (te vrezen) wanordelijkheden, in redelijkheid gemeend kan worden dat de situatie met feitelijke (bijvoorbeeld de inzet van politie) of juridische minder verstrekkende middelen niet meer beheerst kan worden. De Gemeentewet biedt geen grondslag om preventief de vrijheid van meningsuiting te beperken (vanwege het verbod op censuur). Wel kan de inhoud van uitingen het startpunt zijn van een keten van aanleidingen die leidt tot ingrijpen zoals het verbieden van een optreden. Daarbij heeft de burgemeester dan niet de uitlatingen zelf in gedachten, maar de objectiveerbare vrees voor wanordelijkheden waar die toe kunnen leiden.
Bent u bereid contact te hebben met het gemeentebestuur van de andere gemeenten over de reeks volgende concerten waarbij het zeer waarschijnlijk is dat opnieuw zal worden opgeroepen tot geweld?
Zie antwoord vraag 7.
De berichtgeving over de onterechte aanhouding en de gevolgen voor een Marokkaans-Nederlands gezin in Urk |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over hoe op Urk een Marokkaans-Nederlands gezin werd opgeofferd om de rust in het dorp te bewaren, waarbij een veertienjarige jongen onterecht werd aangehouden en vervolgens een zogenoemd sepot 01 ontving?1
Klopt het dat de veiligheidsdriehoek in Urk op 11 oktober 2023 heeft besloten «voor het weekend een aanhouding te verrichten» om de rust in het dorp te bewaren? Hoe beoordeelt u deze handelwijze, mede gelet op het ontbreken van bewijs tegen de betrokken minderjarige?
Welke concrete juridische en operationele afwegingen zijn gemaakt bij het besluit tot aanhouding van deze minderjarige? Hoe is rekening gehouden met proportionaliteit, subsidiariteit, kinderrechten en de onschuldpresumptie?
Waarom is, ondanks het snelle besluit tot seponeren, niet onmiddellijk en publiekelijk gecommuniceerd dat de jongen onschuldig was? Bestaan er richtlijnen die het Openbaar Ministerie (OM) verplichten om in dit soort gevallen actief te rectificeren? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?
Wie nam het besluit tot het verspreiden van een politiebericht waarin werd gesteld dat «de verdachte op het spoor was gekomen», terwijl de jongen kort daarvoor was vrijgelaten en later volledig onschuldig bleek? Waarom is dit bericht niet onmiddellijk ingetrokken of gecorrigeerd?
Welke beschermingsmaatregelen zijn aan het gezin aangeboden toen bekend werd dat zij bedreigd werden door dorpsgenoten? Waarom is er niet gekozen voor directe bescherming of een veiligheidsplan ter plaatse, in plaats van hen feitelijk te dwingen tot vluchten?
Hoe beoordeelt u de keuze om de aanhouding zichtbaar uit te voeren met dienstauto’s bij de woning, in een kleine gemeenschap waar bekend was dat dit onmiddellijk tot stigmatisering zou leiden? Past dit binnen de richtlijnen voor het omgaan met minderjarigen?
Klopt het dat het gezin herhaaldelijk processtukken heeft opgevraagd, maar deze tot op heden niet heeft ontvangen? Op welke wettelijke grond is dit geweigerd? Hoe verhoudt dit zich tot hun recht op inzage en herstel?
Herkent u het patroon dat lokale overheden in situaties met sterke politieke of maatschappelijke emoties sneller geneigd zijn minderheden als «bliksemafleider» te gebruiken? Welke landelijke waarborgen bestaan er om dit te voorkomen?
Hoe verklaart u dat de gemeente, politie en het OM in hun interne communicatie vooral spraken over de «beeldvorming» en reputatie van de instituties, terwijl de veiligheid van het gezin nauwelijks aandacht kreeg? Hoe verhoudt dit zich tot de plicht van de overheid om burgers te beschermen?
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de handelwijze van politie, OM en gemeente Urk in deze zaak, zodat duidelijk wordt welke fouten zijn gemaakt en welke lessen daaruit moeten worden getrokken?
Welke routes van compensatie en herstel staan dit gezin nu daadwerkelijk open, zowel juridisch (schadevergoeding) als praktisch (psychosociale hulp, onderwijs voor de kinderen, bescherming)? Wordt dit gezin proactief hierin begeleid?
Bent u bereid te komen tot landelijke richtlijnen die borgen dat minderjarigen nooit louter om «signaalwerking» worden aangehouden, dat bij een onterechte verdenking binnen 48 uur publiekelijk wordt gerectificeerd en dat gezinnen in dergelijke situaties recht hebben op directe bescherming en nazorg?
Optredens van de haatprediker Bob Vylan in Nederland |
|
Claudia van Zanten (BBB), Martin Oostenbrink (BBB), Caroline van der Plas (BBB), Agnes Joseph (BBB), Henk Vermeer (BBB), Mariska Rikkers (BBB), Marieke Wijen-Nas (BBB), Cor Pierik (BBB) |
|
Moes , David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel van De Telegraaf waarin wordt beschreven dat de artiest Bob Vylan tijdens een uitverkocht concert in Paradiso de moord op Charlie Kirk heeft verheerlijkt en heeft opgeroepen tot geweld tegen zionisten, het Israelisch Defensieleger (IDF) en personen met een ander gedachtengoed, waarbij hij expliciet uitsprak: «Ga ze vinden op straat»?
Ja, we zijn bekend met het artikel.
Kunt u een feitelijke omschrijving geven van wat «zionisten» zijn?
Er is geen standaard overheidsdefinitie van zionisme en dus ook niet van zionisten. Het woord verwijst naar een hele diverse groep van mensen met een streven, ideologie of beweging die door henzelf maar ook door anderen op hele verschillende manier wordt geladen variërend van scheld- tot geuzennaam. De grootst gemene deler van de verschillende definities en appreciaties van zionisme is het streven naar of behoud van de Joodse staat.
Deelt u de opvatting dat deze oproepen kwalificeren als opruiing en haatzaaien in de zin van artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het Openbaar Ministerie om te onderzoeken wat er precies is gezegd. Het politieonderzoek hiernaar loopt nog. De aangiften worden momenteel behandeld door de politie en het Openbaar Ministerie, en het Openbaar Ministerie zal beoordelen of de uitspraken strafbaar zijn en, zo ja, op welke strafgrond. Het is uiteindelijk aan de rechter om hierover te beslissen.
Kunt u aangeven onder welk artikel van het Wetboek van Strafrecht de uitspraken van Bobby Vylan strafbaar zijn en wat de maximum straf daarvoor is?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 3. Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de strafbaarheid van specifieke uitingen, noch op welk artikel dit zou kunnen en wat dan de maximale straf zou zijn.
Hoe beoordeelt u de vergelijking met eerdere oproepen van Amsterdamse taxichauffeurs tot een «Jodenjacht» op 8 november 2024, die breed veroordeeld werden als antisemitisch en gevaarlijk?
Ik kan deze uitspraken niet vergelijken. De feiten en omstandigheden/context waarbinnen de uitspraken zijn gedaan verschillen. Daarnaast is het niet aan mij om te oordelen over individuele zaken.
Vindt u het aanvaardbaar dat een artiest die openlijk geweld verheerlijkt en aanzet tot haat en straatterreur een podium krijgt in Nederland?
In zijn algemeenheid sluit ik mij aan bij eerdere uitspraken van de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema dat artistieke vrijheid nooit kan betekenen dat er wordt opgeroepen tot bedreiging, haat of geweld. Of sprake was van strafbare feiten is aan het OM en uiteindelijk de rechter, ik wacht de uitkomsten van het onderzoek af.
Bent u bereid om geen nieuwe optredens van Bob Vylan in Nederland meer toe te staan en desnoods gebruik te maken van uw bevoegdheid om deze persoon de toegang tot Nederland te ontzeggen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar de antwoorden van 4 september jl. op vragen van het lid Vondeling (PVV) aan de Ministers van Asiel en Migratie en de toenmalig Minister van Justitie en Veiligheid over het toen nog aanstaande optreden van het punkduo Bob Vylan in Amsterdam en Tilburg. Op individuele zaken kan de Minister van Asiel en Migratie niet ingaan.
In algemene zin kan ik zeggen dat voor het weren van een vreemdeling die een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid, bijvoorbeeld vanwege het uitdragen van extremisme, de vreemdeling op grond van de Schengengrenscode de toegang tot Nederland (en het Schengengebied) geweigerd kan worden door de Minister van Asiel en Migratie. Dit is mogelijk middels onder andere een ongewenstverklaring en/of een signalering in het Schengeninformatiesysteem (SIS III). Om over te kunnen gaan tot een dergelijke maatregel, dient de IND over informatie te beschikken die hier voldoende grondslag voor kan bieden. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van duidingen van de NCTV, ambtsberichten van de AIVD en/of informatie uit de lokale driehoek. Eventuele rechterlijke uitspraken worden vanzelfsprekend betrokken bij besluitvorming, binnen het geldende wettelijke kader. Op individuele casuïstiek kan de Minister van Asiel en Migratie niet ingaan.
Hoe kijkt u in dit licht aan tegen het feit dat Paradiso zich in eerdere verklaringen zelfs positief heeft uitgelaten over de bijdrage van deze artiest aan het publieke debat, terwijl er feitelijk sprake is van het verspreiden van haat en oproepen tot geweld?
Ik ga niet in op individuele zaken.
Deelt u de mening dat het verheerlijken van geweld tegen Joden, Israëliërs of zionisten op gespannen voet staat met het kabinetsbeleid om antisemitisme krachtig te bestrijden? Welke concrete stappen gaat u zetten om dit soort optredens te voorkomen?
Het verheerlijken van geweld tegen groepen staat op gespannen voet met het kabinetsbeleid. Dat geldt ook voor antisemitisme. De afweging voor het laten plaatsvinden van een evenement ligt bij de organisatie van het evenement en de burgemeester. Het vooraf verbieden van een optreden is alleen mogelijk als er aantoonbare sprake is van ernstige wanordelijkheden of een concrete en ernstige vrees voor het ontstaan daarvan en, gelet op de ernst van de (te vrezen) wanordelijkheden, in redelijkheid gemeend kan worden dat de situatie met feitelijke (bijvoorbeeld de inzet van politie) of juridische minder verstrekkende middelen niet meer beheerst kan worden. De Gemeentewet biedt geen grondslag om preventief de vrijheid van meningsuiting te beperken (vanwege het verbod op censuur).
Hoe beoordeelt u de rol van gemeenten zoals Amsterdam, Nijmegen en Tilburg, die dergelijke optredens mogelijk maken? Bent u bereid in overleg te treden met burgemeesters om optreden tegen deze vorm van haatprediking hoog op de agenda te zetten?
Ik verwijs u naar de eerder genoemde antwoorden van 4 september jl. op vragen van het lid Vondeling (PVV) waarin staat dat het lokaal bestuur verantwoordelijk is voor de handhaving van de openbare orde en daarin een eigen afweging maakt. Het vooraf verbieden van een optreden is alleen mogelijk als er aantoonbare sprake is van ernstige wanordelijkheden of een concrete en ernstige vrees voor het ontstaan daarvan en, gelet op de ernst van de (te vrezen) wanordelijkheden, in redelijkheid gemeend kan worden dat de situatie met feitelijke (bijvoorbeeld de inzet van politie) of juridische minder verstrekkende middelen niet meer beheerst kan worden. De Gemeentewet biedt geen grondslag om preventief de vrijheid van meningsuiting te beperken (vanwege het verbod op censuur). Wel kan de inhoud van uitingen het startpunt zijn van een keten van aanleidingen die leidt tot ingrijpen zoals het verbieden van een optreden. Daarbij heeft de burgemeester dan niet de uitlatingen zelf in gedachten, maar de objectiveerbare vrees voor wanordelijkheden waar die toe kunnen leiden.
Bent u bereid in kaart te brengen welke andere artiesten of sprekers in de nabije toekomst in Nederland staan geprogrammeerd die bekendstaan om vergelijkbare haatdragende of antisemitische uitingen, zodat tijdig maatregelen kunnen worden genomen?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u een inschatting geven van wat zo’n oproep tot geweld tegen Joden, Israëliërs en – wat Vylan zionisten – noemt, betekent voor de veiligheid van de Joodse gemeenschap?
Ik ga niet in op individuele zaken. In het algemeen onderken ik dat haatzaaiende uitingen tegen bepaalde groepen kunnen bijdragen aan gevoelens van onveiligheid en uitsluiting. Dat is verwerpelijk.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden, gezien het feit dat Bob Vylan komende week opnieuw in Nederland optreedt?
Er staan inmiddels geen nieuwe optredens meer gepland.
Correspondentie Catshuissessie moslimdiscriminatie |
|
Doğukan Ergin (DENK) |
|
Nobel |
|
![]() |
Kunt u aan de Kamer doen toekomen de volledige correspondentie, inclusief de reacties en berichten die u naar eigen zeggen na de Catshuissessie over moslimdiscriminatie in uw inbox heeft ontvangen, en deze openbaar maken zodat de Kamer inzicht krijgt in de zorgen, pijnlijke ervaringen en kritische signalen die daaruit naar voren zijn gekomen, mede in het licht van de uitlatingen van deelnemers die aangeven met «buikpijn» uit het gesprek te zijn gekomen en die politici die bij dit gesprek aanwezig waren ervoeren als faciliterend aan moslimhaat?1 Zo nee, waarom niet?
De programmamanager bij de politie en de betrokkenheid bij NTA-onderzoeken |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ontslag voor programmamanager politie»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de huidige programmamanager van de landelijke aanpak tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie tevens directeur is van NTA, het bureau dat volgens meerdere rechtbanken en de Ombudsman Metropool Amsterdam moslims onrechtmatig heeft bespioneerd in moskeeën?
Ja, ik ben bekend met het feit dat de huidige programmamanager van de landelijke aanpak tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie tevens directeur is van NTA.
Hoe beoordeelt u de verenigbaarheid van het uitoefenen van twee ambten van de huidige programmanager racisme, discrimanatie en uitsluiting en tevens directeur van NTA met de geloofwaardigheid en integriteit van het huidige programma van de politie tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie?
De politie gaat zelf over de aanstelling van haar personeel. Derhalve zal ik niet interveniëren in arbeidsafspraken met individuen.
Bent u bereid om zich in te spannen om de aanstelling van de huidige programmamanager te beëindigen door dit te agenderen in het gesprek met de Korpsleiding? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u, gelet op de urgentie van deze zaak, de drukte van de Kameragenda en het aanstaande reces, bereid om deze vragen voor dinsdag 16 september 2025 te beantwoorden?
Ik heb getracht om de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Het rapport 'Rechtsbescherming in het geding – Onderzoek informatieverstrekking aan de rechter, deel 2' |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Sandra Palmen (NSC), Heijnen |
|
![]() |
Hoe duidt u de constatering dat er binnen de Belastingdienst een cultuur heerst waarin het «winnen van de zaak» prevaleert boven het eerlijk en volledig informeren van rechter en burger?1
Zoals ik ook in de kabinetsreactie op het IBTD-rapport heb aangegeven, vind ik het belangrijk om de bevindingen van de Inspectie in context te plaatsen. Op basis van een vijftal casussen constateert de IBTD dat zij een (proces)houding ziet bij medewerkers van «willen winnen». Echter, zo constateert de IBTD zelf ook, op basis van vijf casussen kunnen geen generieke uitspraken worden gedaan over de Belastingdienst. Dat onderschrijf ik.
Daarbij moet worden opgemerkt dat «op de zaak betrekking hebbende stukken», zoals geformuleerd in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een open norm is. De wetgever heeft het begrip niet nader ingevuld. De Belastingdienst spant zich bij iedere (hoger) beroepsprocedure – waarvan er jaarlijks ongeveer zesduizend worden ingesteld – in om te voldoen aan die open norm en de geldende jurisprudentie. Soms oordeelt de rechter dat de Belastingdienst in een concreet geval art. 8:42 Awb niet juist heeft toegepast. Die uitspraken dragen bij aan de rechtsontwikkeling van het begrip «op de zaak betrekking hebbende stukken», waardoor incidenten waarbij niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechter worden verstrekt, verder worden voorkomen.
Onderschrijft u de conclusie dat de Belastingdienst structureel tekortschiet in de informatieverstrekking aan de rechter, waardoor de rechtsbescherming van burgers in het geding komt?
In het eerste deel van haar onderzoek spreekt de Inspectie over incidenten waarbij stukken ten onrechte niet of niet tijdig aan de rechter worden verstrekt.5 In het tweede deel, dat op 2 september jl. is gepubliceerd, verwijst de IBTD naar 168 rechtszaken6 in de periode tussen 1 januari 2022 en 20 oktober 2023 waarbij de informatieverstrekking aan de rechter onderdeel was van het geschil. In vergelijking worden er jaarlijks zo’n zesduizend (hoger) beroepsprocedures ingesteld waarbij de Belastingdienst optreedt als procespartij. In het merendeel van die procedures is de informatieverstrekking van de Belastingdienst aan de rechter dan ook geen onderwerp van geschil. In de kabinetsreactie op het rapport spreek ik de suggestie die uitgaat van de titel van het IBTD-rapport dat de rechtsbescherming van burgers en bedrijven in het geding zou zijn, dan ook tegen.
Daarbij bestrijd ik dat de Belastingdienst structureel tekortschiet in de informatieverstrekking aan de rechter. Het gaat om incidenten waarbij stukken ten onrechte niet of niet tijdig aan de rechter worden verstrekt. Om deze incidenten te allen tijde te voorkomen heeft de Belastingdienst mede naar aanleiding van het eerste onderzoek verbetermaatregelen getroffen. Die heb ik in de kabinetsreactie nader toegelicht. Ook heb ik toegezegd dat de Belastingdienst zelf onderzoek doet naar de meest recente casussen om een actueel beeld te krijgen van de huidige praktijk en het effect van de implementatie van de verbeteracties. Daarover wordt uw Kamer in een stand-van-zakenbrief Belastingdienst geïnformeerd.
Wat gaat u doen aan de constatering van de Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane dat de informatiehuishouding van de Belastingdienst niet op orde is (meerdere systemen, conversieproblemen, ontbrekende e-mails), waardoor de informatieverstrekking aan de rechter en burgers en bedrijven in het geding komt?
Het programma Informatie Op Orde (IOO) van de Belastingdienst levert een belangrijke bijdrage aan de strategische doelstelling om de basis van de Belastingdienst verder op orde te brengen. De planning is om het programma eind 2026 af te ronden zodat de randvoorwaarden zijn ingevuld om de basis op orde te hebben. Het op orde houden van de informatiehuishouding zal voortdurend de aandacht blijven vragen. Daarom heeft het programma IOO een brede bewustwordingscampagne gelanceerd onder medewerkers.
Verder is op 22 augustus een nieuw systeem in gebruik genomen: het Generieke platform voor Document- en Archiefbeheer (GDA). Samen met de keten Omzetbelasting is daarmee de eerste aansluiting op GDA gerealiseerd. De keten Schenk- en Erfbelasting wordt deze week aangesloten op GDZ. Documenten worden na opmaak en verzending automatisch gearchiveerd in GDA. Geautoriseerde gebruikers van de keten kunnen zo eenvoudig de verzonden documenten opzoeken en inzien.
Medewerkers van de Belastingdienst worden met deze nieuwe, centrale voorziening ondersteund bij het verder op orde brengen van hun informatiehuishouding. Dit systeem helpt om ontvangen en verzonden documenten automatisch op te slaan en terug te vinden. Medewerkers kunnen zo gemakkelijk de juiste documenten opzoeken en veilig duurzaam archiveren. Daarmee wordt een belangrijke stap gezet richting een toekomstbestendige informatievoorziening die voldoet aan wet- en regelgeving, waaronder de Modernisering Elektronisch Berichtenverkeer, de Keuzeregeling Elektronisch Berichtenverkeer en de in 2025 aangenomen nieuwe Archiefwet.
Voor het archiveren van e-mails bestaan werkinstructies en de Belastingdienst werkt aan een centrale voorziening voor e-mailarchivering.
Welke (directe) gevolgen verbindt u aan de bevinding dat artikel 8:42 Awb door de Belastingdienst te beperkt wordt toegepast?
Mede naar aanleiding van het eerste rapport van de IBTD heeft de Belastingdienst verbeteracties doorgevoerd om de informatieverstrekking aan de rechter te verbeteren. De werkinstructie over het verstrekken van op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechter is aangepast. Er worden sessies georganiseerd, bestaande uit een e-learning en workshops, die bijdragen aan de bewustwording over inzagerecht en transparantie onder medewerkers. En binnen het programma IOO lopen diverse initiatieven om de informatiehuishouding van de Belastingdienst verder te verbeteren.
De IBTD heeft geen onderzoek gedaan naar die verbeteracties, maar vijf casussen onderzocht die dateren van daarvóór. In de kabinetsreactie heb ik daarom een analyse aangekondigd naar de verbeteracties die de Belastingdienst heeft doorgevoerd. Deze analyse moet het gebruik van de werkinstructies, de verschillende sessies en andere hulpmiddelen voor medewerkers inzichtelijk maken. Over de uitkomsten van die analyse naar de verbeteracties en daaruit voortvloeiende maatregelen wordt uw Kamer geïnformeerd in een stand-van-zakenbrief Belastingdienst.
Herinnert u zich uw antwoord op de motie Inge van Dijk over een onderzoek naar de meerwaarde van het inrichten van een team monitoring hoger beroep (Kamerstukken II 2024/25, 31 066, nr. 1463, bijlage 2025D09381)?
Ja.
Herinnert u zich de vraag dat uw onderzoek naar doorprocederen «aan het licht gebracht dat de Belastingdienst geen of weinig kwalitatieve informatie heeft over de afwegingen van de inspecteur om al dan niet in hoger beroep te gaan»? Kunt u dit onderzoek naar doorprocederen als bijlage bij uw antwoorden voegen?
De Tweede Kamer heeft in april 2024 de motie Inge van Dijk (CDA) aangenomen. Die motie verzoekt het kabinet te onderzoeken of het inrichten van een team, vergelijkbaar aan het Team Monitoring hoger beroep bij de Dienst Toeslagen, ook bij de Belastingdienst meerwaarde kan bieden bij het kritisch beoordelen wanneer de inspecteur hoger beroep instelt.7
Uit de ambtelijke verkenning die is verricht ter uitvoering van de motie blijkt dat er in belastingzaken meerdere waarborgen bestaan om onnodig doorprocederen door de inspecteur te voorkomen. Op grond van paragraaf 3 van het Besluit Beroep in Belastingzaken (BBIB) is de inspecteur verplicht zijn voornemen om hoger beroep in te stellen af te stemmen met de betrokken vaktechnisch coördinatoren. Paragraaf 4 van het BBIB schrijft verder voor dat als de belanghebbende hoger beroep instelt, de inspecteur nagaat of niet alsnog aan de grieven van de belanghebbende tegemoet gekomen kan worden.
De beschikbare informatie geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is van onnodig doorprocederen. Mede gelet op een eerste inschatting van de benodigde capaciteit en de bestaande waarborgen, inclusief de vaktechnische infrastructuur en het bestaande Team Cassatie bij de Belastingdienst, zag mijn ambtsvoorganger daarom geen meerwaarde van een Team Monitoring hoger beroep bij de Belastingdienst. Deze verkenning is met de Kamer gedeeld in de stand-van-zakenbrief Belastingdienst van 6 maart jl.8
De verkenning heeft aan het licht gebracht dat de Belastingdienst geen of weinig kwalitatieve informatie heeft over de afwegingen van de inspecteur om al dan niet in hoger beroep te gaan. Het vastleggen van (meer) informatie over procedures wordt opgepakt als onderdeel van het programma Klant- en Zaakbehandeling (KZB). Op dit moment worden de processen binnen KZB verder uitgewerkt. Zodra daarover meer bekend is, informeer ik u in een stand-van-zakenbrief Belastingdienst.
Bent u na het rapport van de Inspectie alsnog bereid om het procederen door de fiscus meer aandacht te geven en waar mogelijk minder tegenover burgers en bedrijven te staan?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de Kamer periodiek te informeren over de voortgang van verbetermaatregelen en specifiek te rapporteren over de naleving van artikel 8:42 Awb?
In de kabinetsreactie heb ik aangekondigd de Kamer in een stand-van-zakenbrief Belastingdienst te informeren over de uitkomsten van de analyse naar de verbeteracties en eventuele aanvullende maatregelen. Als de uitkomsten of de eventuele aanvullende maatregelen daar aanleiding toe geven, wordt uw Kamer daar aanvullend over geïnformeerd.
Kunt u aangeven of dezelfde risico’s (selectieve dossiervorming, niet aanleveren interne stukken, onvoldoende reflectie) ook spelen bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT)?
Dienst Toeslagen heeft monitoring (hoger)beroep ingesteld. Indien er op basis van uitspraken door rechters gesignaleerd wordt dat er structureel sprake is van het ontbreken van relevante stukken dan wordt daar op gehandeld. Dat maakt dat deze risico’s kunnen voorkomen, maar specifiek voor UHT geldt dat er waarborgen zijn ingebouwd om deze risico’s zoveel mogelijk te ondervangen. Op verzoek kan de ouder het ouderdossier ontvangen dat alle mogelijke relevante gegevens uit de systemen van de Dienst Toeslagen bevat die betrekking hebben op de integrale beoordeling. De inhoud van dit dossier is onder andere met de werkgroep toeslagenadvocaten afgestemd en wordt sinds april 2024 door UHT actief of op verzoek verstrekt. Dit dossier vormt dus de basis, waar nodig worden gedurende het proces stukken toegevoegd, uit eigen beweging of op verzoek.
Zijn er specifieke waarborgen ingebouwd bij de UHT om te voorkomen dat stukken worden achtergehouden of selectief aangeleverd aan de rechter?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u garanderen dat interne notities, e-mails en verslagen binnen de UHT in beginsel conform artikel 8:42 Awb worden verstrekt aan gedupeerden en de rechter, tenzij artikel 8:29 Awb wordt toegepast?
In beginsel worden alle op de zaak betrekking hebbende stukken verstrekt. Als blijkt dat er stukken ontbreken, dan worden deze uit eigen beweging of op verzoek in bezwaar toegevoegd.
Indien zulke waarborgen ontbreken, bent u bereid die alsnog in te voeren?
Bij UHT zijn net als bij Dienst Toeslagen waarborgen ingebouwd met de monitoring van (hoger)beroep. Daarnaast is er sprake van advisering door specialisten uit de vaktechnische lijn. Vaktechniek monitort of de juiste type stukken in het ouderdossier zitten. Dat neemt niet weg dat het altijd kan voorkomen dat stukken in individuele gevallen ontbreken. Ook worden waar nodig werkinstructies aan medewerkers als waarborg voor de kwaliteit en samenstelling van de dossiers aangescherpt.
De uitspraken van de minister over regenboogsymbolen en hakenkruizen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Moes |
|
![]() |
Weet u nog dat u naar aanleiding van het bericht «Regenboogzebrapad in Appingedam nog voor opening beklad met hakenkruis en leuzen» van de Telegraaf de volgende tweet heeft geplaatst: «Zo werkt polarisatie. Jammer, van beide kanten jammer»?1
Ja.
Wat bedoelde u precies met die reactie en «beide kanten» en «polarisatie»?
Zoals ik recent meermaals heb aangegeven, wilde ik zeggen dat het onderwerp gepolariseerd is. Ik wilde nooit bedoeld of onbedoeld mensen pijn doen. Ik vind het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn. Daar sta ik voor. Ik verwijs graag naar mijn brief aan uw Kamer op dinsdag 9 september jongstleden waarin ik dit schriftelijk verder heb toegelicht.
Welke beide kanten zijn er in deze situatie waarbij een symbool van liefde en jezelf zijn wordt beklad met een hakenkruis?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de enige juiste reactie op het bekladden van een regenboogsymbool met een hakenkruis, een keiharde aanpak en veroordeling is van de bekladders en dat er verder geen twee kanten aan het verhaal zijn? Zo nee, wat is dan precies uw opvatting?
Ik sta voor gesprek en open dialoog. Daarom keur ik iedere vorm van vandalisme of intimidatie altijd af.
Biedt u uw excuses aan de hele LHBTQIA+ gemeenschap en Joodse gemeenschap omdat u niet meteen ondubbelzinnig en zonder kanttekeningen het bekladden van een regenboogpad heeft veroordeeld?
Zie het antwoord op vraag 2.
Weet u nog dat u op vragen hierover destijds antwoordde: «De kant die bedacht heeft dat daar zo'n regenboogpad moet komen en daarmee volledig de belevingswereld van veel jongeren daar negeert (misschien zelfs provoceert) en de kant die daar dan met hakenkruizen tegenin gaat.» Staat u nog steeds achter deze woorden? Zo nee, wat bedoelde u dan hiermee precies en biedt u hiervoor uw excuses aan?2
Zie het antwoord op vraag 2.
In een toelichting zei u het jammer te vinden dat de twee groepen «zo ver van elkaar af staan»; begrijpt u dat u hiermee de antisemitische en LHBTQIA+ hatende mensen die een hakenkruis hebben getekend, op gelijke voet zet als mensen die LHBTQIA+ zijn en regenboogsymbolen in de publieke ruimte uitdragen en biedt u hiervoor uw excuses aan?3
Zie het antwoord op vraag 2.
In reactie op een statement van zes politieke fracties uit de Groningse provinciale staten stelt u: «Ik sta voor mijn woorden, ik heb niks verkeerd gezegd. Mijn enige punt is dat zo’n regenboogzebra niet het handigste middel is om discriminatie en onveiligheid te bestrijden. Omdat het inderdaad júist de groepen die je wilt bereiken, wegjaagt.» Staat u nog steeds achter deze specifieke uitspraak en dus achter uw woorden van toen of biedt u ook hiervoor uw excuses aan?4
Als Minister sta ik achter het regeringsbeleid. Ik verwijs naar mijn brief aan uw Kamer om mijn uitingen van voor mijn ministerschap te duiden.
In een radiointerview vertelde u: «Polarisatie werkt zo: je hebt twee partijen die tegenover elkaar staan en niet willen toegeven. Dat heb ik willen aankaarten.» Wat bedoelde u hiermee en begrijpt u dat u hiermee de antisemitische en LHBTQIA+ hatende mensen die een hakenkruis hebben getekend op gelijke voet zet als mensen die LHBTQIA+ zijn en regenboogsymbolen in de publieke ruimte uitdragen en biedt u hiervoor uw excuses aan?5
Zie het antwoord op vraag 2.
Vindt u het normaal dat u regenboogsymbolen problematiseert terwijl ze met hakenkruizen en haatleuzen zijn beklad?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u vertellen wat u weet over de geschiedenis van het regenboogsymbool en de belangrijke betekenis ervan in de beweging voor LHBTQIA+ rechten?
Sinds de vorige eeuw zijn er politieke en maatschappelijke veranderingen geweest die de emancipatie van mensen uit de LHBTQIA+ gemeenschap hebben gestimuleerd. Zo is homoseksualiteit niet meer strafbaar sinds 1971. Als Minister vind ik het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn.
Kunt u bevestigen dat u het regenboogsymbool van LHBTQIA+ gemeenschap belangrijk vindt en ziet als een betekenisvol symbool van liefde en respect voor het recht van iedereen om zichzelf te zijn, dat een plek in de publieke ruimte verdient?
Als Minister vind ik het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn. Ik sta achter het kabinetsbeleid.
Kunt u schetsen of u begrijpt wat de meerwaarde is van regenboogsymbolen in de politieke ruimte?
Zie het antwoord op vraag 12.
Kunt u bevestigen dat u het regenboogsymbool van LHBTQIA+ gemeenschap in welke vorm dan ook nooit de schuld geeft van welke vorm van polarisatie en haat dan ook?
Zie het antwoord op vraag 2.
Op 5 september stelt u dat u «de formulering heeft teruggenomen» en «ik snap heel goed dat er mensen zijn die dat wel als provocerend of als pijnlijk hebben ervaren. En het is natuurlijk netjes als je dan sorry zegt. En bij dezen doe ik dat ook.» Hoe rijmen deze woorden met al uw bovengenoemde uitspraken waarbij excuses juist uitbleef?6
Zie het antwoord op vraag 2.
Waar zegt u precies sorry voor; dat mensen uw woorden als «provocerend en pijnlijk hebben ervaren» of dat u destijds heeft laten zien geen enkel verstand te hebben van LHBTQIA-worstelingen en het belang van het regenboogsymbool en dat u de suggestie heeft gewekt dat er twee kanten aan het verhaal zitten bij het bekladden van een regenboogpad met een hakenkruis?
Zie het antwoord op vraag 2.
Waarom heeft u al die tijd sinds het incident met de hakenkruis geen excuses aangeboden richting LHBTQIA+ en Joodse gemeenschap en bleef u verwijzen naar twee groepen en polarisatie?
Ik verwijs naar mijn brief aan uw Kamer om mijn uitingen van voor mijn ministerschap te duiden.
Begrijpt u dat u nu totaal niet geloofwaardig meer bent en het er nu ernstig op lijkt dat u alleen uw eigen positie probeert te redden?
Nee.
Kunt u deze vragen één voor één en met spoed beantwoorden, maar uiterlijk vóór het volgende OCW-tweeminutendebat aanstaande donderdag?
Ik begon het tweeminutendebat Cultuur op dinsdag 9 september jongstleden met een mondelinge toelichting over mijn eerdere uitingen. Diezelfde avond heb ik tevens een brief naar uw Kamer gestuurd met een schriftelijke reactie op een verzoek van het lid Westerveld (GL-PvdA). Eveneens heb ik aangegeven altijd bereid te zijn in gesprek te treden, ook met uw Kamer.
Kunt u bevestigen dat identiteitsvaststellingen door OV-boa’s in de praktijk geregeld 30 tot 45 minuten of langer duren, of soms helemaal niet plaatsvinden, met oplopende agressie en grote veiligheidsrisico’s voor reizigers en personeel tot gevolg?1
Klopt het dat OV-boa’s in de praktijk bij de inschatting dat de politie pas laat of helemaal niet ter plaatse kan komen, vaak besluiten een overlastgever te laten lopen?
Kan worden aangegeven hoe groot het zogenoemde «dark number» is van zwaardere overtredingen en incidenten in het OV die hierdoor niet kunnen worden afgehandeld, en hoe beoordeelt u dat in de praktijk juist lichtere overtredingen vaker worden beboet, terwijl zwaardere overtredingen vaak onbestraft blijven?
Deelt u de zorg dat reizigers door onveiligheid in het OV bepaalde lijnen of tijdstippen mijden, en dat dit in het bijzonder voor meisjes en vrouwen kan leiden tot een onveilig reisgevoel, waardoor zij het openbaar vervoer minder vaak gebruiken?
Hoe beoordeelt u dat de RET in Rotterdam via het Real Time Intelligence Centre (RITC) sinds 2021 aantoonbaar betere resultaten boekt – met fors minder wachttijd, minder agressie, meer veiligheid en een betere inzet van politie en boa’s – terwijl landelijk nog geen vergelijkbare aanpak wordt toegepast?
Hoe beoordeelt u dat de Rotterdamse aanpak in nog geen jaar tijd (2019) 13.820 politie-uren én 8.544 RET-uren heeft bespaard, terwijl elders in het land dagelijks politie en boa’s kostbare capaciteit verliezen aan tijdrovende identiteitschecks?
Kunt u toelichten waarom er nog geen landelijke richtlijnen of protocollen zijn opgesteld voor de samenwerking tussen politie en OV-boa’s bij identiteitsvaststellingen (behalve bij een check via het Rijbewijsregister), terwijl de brancheorganisatie OV-NL hier al jaren expliciet om vraagt?
Kunt u bevestigen dat de NS in 2023 circa 15.000 keer assistentie van de politie moest vragen, waarvan ongeveer 5.000 keer specifiek voor identiteitsvaststelling, en hoe beoordeelt u dat een aanpak zoals in Rotterdam deze inzet grotendeels had kunnen voorkomen?
Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag dat u de juridische basis van de Rotterdamse samenwerking «niet solide genoeg» achten, en welke mogelijkheden ziet u om deze werkwijze zo snel mogelijk te borgen?
Kunt u aangeven hoe u voorkomt dat de toegang van OV-boa’s tot het rijbewijzenregister (voorzien 1 januari 2026) en andere registers nog verder vertraagt, terwijl de knelpunten al jaren bekend zijn en de noodzaak in de praktijk dagelijks zichtbaar is?
Welke reden ligt eraan ten grondslag dat u opnieuw teruggrijpt op het onderzoeken van de «wenselijkheid en noodzaak» van toegang tot de strafrechtsketendatabank en de Basisvoorziening vreemdelingen, en ziet u mogelijkheden om sneller richting uitvoering te gaan?
Ben u bereid om uiterlijk binnen zes maanden concrete voorstellen aan de Kamer voor te leggen om de Rotterdamse aanpak in meerdere regio’s te starten en te borgen, zodat reizigers en OV-personeel niet langer hoeven te wachten op oplossingen?
De gevolgen van de storing bij het Openbaar Ministerie voor de aanvraag van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) |
|
Joost Sneller (D66) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Kunt u aangeven wat de actuele status is van de problemen die zijn opgetreden n.a.v. de storing bij het Openbaar Ministerie (OM)? Zijn alle problemen die als gevolg van deze storing zijn opgetreden inmiddels verholpen?
Kunt u bevestigen dat de verstoring bij het OM ertoe heeft geleid dat het Justitiële Documentatie Systeem (JDS) sinds 17 juli 2025 geen actuele gegevens meer ontvangt? Zo ja, wanneer is dit bij u bekend geworden en wanneer heeft u de Kamer hierover geïnformeerd?
Hoeveel VOG-aanvragen zijn er sinds 17 juli 2025 ingediend waarvoor de beoordeling vertraging heeft opgelopen door het ontbreken van actuele gegevens in JDS?
Bent u bereid om op korte termijn een overzicht te geven van de aantallen vertraagde, onvolledig beoordeelde of opnieuw ingediende VOG-aanvragen sinds 17 juli 2025?
Hoe zijn werkgevers, werknemers en vrijwilligersorganisaties actief geïnformeerd over het feit dat VOG-aanvragen momenteel mogelijk op onvolledige informatie zijn gebaseerd?
In hoeveel gevallen is de screening van adoptieouders, pleeggezinnen en voogdijverzoeken door de Raad voor de Kinderbescherming mogelijk gebaseerd op onjuiste/verouderde informatie uit het JDS? In hoeveel gevallen is de screening vertraagd?
Wanneer verwacht de Minister dat het JDS weer volledig is bijgewerkt en VOG-aanvragen weer zonder vertraging én met de volledige informatie in behandeling worden genomen?
Klopt het dat Justis in sommige gevallen aan werkgevers en werknemers adviseert om een VOG-aanvraag opnieuw in te dienen zodra het JDS weer geactualiseerd is? En wat zijn de gevolgen als een werkgever geen nieuwe VOG laat aanvragen?
Wat betekent dit voor de rechtspositie van de aanvrager? Wordt de oorspronkelijke aanvraag in behandeling genomen zodra actuele informatie beschikbaar is, of moet de hele procedure opnieuw worden doorlopen? Wie draagt de kosten van de tweede aanvraag?
Bent u bereid te verkennen of het redelijk is om de kosten voor deze herhaalde aanvragen (die voortkomen uit een verstoring binnen de overheid) worden vergoed, dan wel via coulance worden kwijtgescholden?
Het bericht 'Amsterdamse politie presenteert uitvinden tegen discriminatie: ‘De paal bepaalt’' |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Amsterdamse politie presenteert uitvinding tegen discriminatie: «De paal bepaalt»»?1
Ja
Kunt u aangeven hoe u kijkt naar de manier van werken bij de politie met een dergelijke selectiepaal zoals deze?
Deze selectiepaal kan worden ingezet bij aselectieve controle- en fouilleeracties. Dit zijn bijvoorbeeld (kluis)controles op scholen en preventief fouilleren acties in een veiligheidsrisicogebied. Deze selectiepaal is een hulpmiddel voor professioneel controleren en het tegengaan van etnisch profileren. De basis voor het professioneel controleren blijft de openbare handreiking professioneel controleren van de politie, niet dit hulpmiddel. Het is aan het lokale gezag om de voorwaarden te bepalen van aselectieve controle- en fouilleeracties.
Wanneer iemand verdacht gedrag vertoont (op objectiveerbare gronden) blijft de politie de mogelijkheid houden om deze persoon te controleren of te fouilleren.
Erkent u dat goed getrainde agenten juist door hun vakmanschap en ervaring in staat zijn verdacht gedrag te herkennen dat niet door een willekeurig systeem kan worden vastgesteld?
Ja, ik wil mijn vertrouwen uitspreken in het vakmanschap van de politieagent op straat. Deze paal vervangt dat vakmanschap mijn inziens ook op geen enkele wijze.
Hoe wordt voorkomen dat de paal slechts symboolpolitiek is en in de praktijk leidt tot minder effectieve opsporing van strafbare feiten?
Zoals ook benoemd in de beantwoording van vraag 2 is deze selectiepaal een hulpmiddel bij aselectieve controle- en fouilleeracties. Derhalve raakt het de opsporing niet.
Kunt u garanderen dat het gebruik van de paal niet leidt tot een vermindering van het oplossingspercentage van misdrijven in Amsterdam?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u bevestigen dat de selectiepaal op dit moment uitsluitend in Amsterdam wordt ingezet?
De selectiepalen zijn landelijk aan te vragen door de Regionale Eenheden. Op dit moment heeft de Eenheid Amsterdam hier gebruik van gemaakt.
Kunt u garanderen dat de paal niet wordt uitgerold als werkmethode door heel Nederland zonder voorafgaande instemming van de Tweede Kamer?
Het is aan de burgemeester in samenspraak met het OM en de politie om de voorwaarden te bepalen van aselectieve controle- en fouilleeracties.
Bent u bereid om de selectiepaal af te schaffen en dit instrument definitief af te wijzen als werkmethode?
Zie antwoord vraag 7.
De hack op een lab van Bevolkingsonderzoek Nederland |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
van Marum , Judith Tielen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Tieman |
|
![]() |
Wat is de stand van zaken omtrent de maatregelen die u aankondigt in uw recente Kamerbrief over het datalek bij het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker?1 Zijn alle gedupeerden van de hack inmiddels op de hoogte dat hun gegevens zijn gelekt?
Ik betreur het dat zoveel mensen in Nederland getroffen zijn door deze hack. Extra erg is het dat niet bekend is of alles nu bekend is. Zo hebben we, zoals ik in mijn brief van 1 september 2025 aan uw Kamer heb laten weten, wij tot onze spijt moeten constateren dat er nog meer deelnemers dan in eerste instantie gedacht, door de hack getroffen zijn.2 Dit gaat om circa 230.000 mensen extra en het is niet uit te sluiten dat het hierbij blijft. In reactie op dit nieuws heeft Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) besloten om alle deelnemers van wie gegevens met het betreffende laboratorium zijn gedeeld, te informeren. Dat gaat om 941.000 deelnemers die naar verwachting half september worden geïnformeerd. Onder hen zitten ook de 485.000 mensen van wie al eerder bekend was dat zij waren getroffen door deze hack, en waarvan de meesten in de week van 18 augustus hierover een brief van BVO NL hebben ontvangen. Deze groep ontvangt dus opnieuw een brief. De tweede brief bevat informatie over welke gegevens door BVO NL zijn gedeeld met het laboratorium, hoe misbruik herkend en voorkomen kan worden en waarom BVO NL bepaalde gegevens gebruikt.
In de brief aan uw Kamer van 11 augustus 2025 zijn verschillende maatregelen aangekondigd met als doel de impact van de hack te beperken.3 In de brief van 1 september 2025 zijn de aanvullend getroffen maatregelen beschreven. Het belangrijkste is dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt uit de verschillende onderzoeken naar hoe deze hack heeft kunnen plaatsvinden en op welke wijze verdere maatregelen ter bescherming van dataveiligheid nodig zijn. Zodra relevante uitkomsten van de onderzoeken bekend zijn, zal ik uw Kamer daarover informeren.
Is het duidelijk welke gegevens er van de 485.000 gedupeerden precies buitgemaakt zijn? Gaat u hen direct informeren over welke gegevens per persoon zijn buitgemaakt of al zijn gelekt?
Welke gegevens van de getroffenen van de hack precies bemachtigd zijn, is op individueel niveau nu nog niet te zeggen. Indien hier meer duidelijkheid over komt, wordt bekeken hoe deelnemers hier zo goed mogelijk over geïnformeerd kunnen worden. BVO NL weet inmiddels wel op persoonsniveau welke gegevens er per deelnemer met het laboratorium zijn gedeeld en zal alle getroffenen daarover nader informeren, ook de getroffenen die in de week van 18 augustus al een brief
ontvangen hebben. Deze brieven worden naar verwachting halverwege september verstuurd. Ik heb uw Kamer in mijn brief van 1 september 2025 ook geïnformeerd over welke gegevens door BVO NL met het laboratorium zijn gedeeld.
Hoe borgt u dat de communicatie richting burgers begrijpelijk, meertalig en toegankelijk is? Kunt u bovendien garanderen dat trans- en non-binaire personen die zijn gedupeerd met de juiste of een neutrale aanhef worden aangeschreven?
Er wordt door BVO NL extra aandacht besteed aan de begrijpelijkheid van de brieven die medio september worden verzonden. De signalen en feedback hierover op de brieven die in de week van 18 augustus zijn verzonden, worden meegenomen in deze nieuwe ronde brieven. BVO NL betrekt hierin ook het RIVM. Het RIVM werkt al langer aan het vergroten van de toegankelijkheid van de bevolkingsonderzoeken naar kanker en kan die expertise dus goed inbrengen. Ik heb ook een brief ontvangen van de Nationale ombudsman over informatievoorziening rond de hack. Ik heb deze brief gedeeld met BVO NL, zodat zij met de suggesties en opmerkingen van de ombudsman aan de slag kunnen voor deze nieuwe ronde brieven. Ook ga ik op basis van de brief van de ombudsman in gesprek met de betrokken partijen om samen te bepalen welke aanvullende acties mogelijk zijn.
De brieven van BVO NL worden alleen in het Nederlands opgesteld, omdat BVO NL niet weet wie welke taal spreekt. BVO NL zal de brieven wel in het Nederlands en Engels op hun website plaatsen. Wat betreft de aanhef in de reeds verzonden brieven, geldt dat BVO NL zich realiseert dat de woordkeuze («mevrouw») niet de ervaring en identiteit vertegenwoordigt van iedereen in de doelgroep van het bevolkingsonderzoek. Om die reden wordt voor de nieuwe ronde brieven verkend welke technische mogelijkheden er zijn om de aanhef meer op maat te kiezen. Mocht dit niet mogelijk zijn, zal BVO NL hier op een alternatieve manier aandacht aan besteden in de brief.
Kunt u nader ingaan op de directe gevolgen van het lek voor de gedupeerden? Hoe wordt hun gestolen data vermoedelijk gebruikt?
De grootste risico’s van de hack bij het laboratorium voor burgers zijn phishing en identiteitsfraude.
Door phishing in e-mails, per sms of telefoon kunnen criminelen proberen burgers te verleiden tot het delen van wachtwoorden of geven van informatie. Een andere mogelijkheid is dat door op een link te klikken malware wordt geïnstalleerd op de computer, telefoon of het netwerk. Dit kan leiden tot schade aan IT-systemen, tot spionage of tot nieuwe datadiefstal.
Wanneer criminelen beschikken over persoonsgegevens kunnen ze zich voordoen als iemand anders en identiteitsfraude plegen.
Hoeveel burgers hebben contact opgenomen met het klantcontactcentrum van Bevolkingsonderzoek Nederland? Is er voldoende capaciteit om vragen en zorgen goed af te handelen? Zo niet, bent u bereid hier middelen voor vrij te maken?
Er komen begrijpelijkerwijs veel vragen binnen bij het klantcontactcentrum van BVO NL. Het betreft circa 80 tot 400 telefoontjes per dag, en circa 2.000 ontvangen e-mails in de periode tot en met 1 september 2025. De hoeveelheid vragen op een dag is afhankelijk van de actualiteiten, zoals berichtgeving in de media. De capaciteit bij het klantcontactcentrum is opgeschaald. Er is op dit moment voldoende capaciteit om de vragen aan te kunnen. Het klantcontactcentrum is uitgebreid met een speciale informatielijn (0800-1617) met specialisten op het gebied van crisistelefonie.
Mijn prioriteit is om BVO NL in staat te stellen om de gevolgen van de hack zo goed als mogelijk te beperken voor alle betrokkenen. Op dit moment is er geen zicht op of dit financiële gevolgen heeft voor VWS en/of de uitvoeringsorganisaties.
Welke maatregelen kunnen gedupeerden treffen om zich te beschermen tegen misbruik van hun gegevens? Hoe gaat u direct met hen communiceren om daarin te helpen?
Het advies voor de mensen die een brief van BVO NL hebben gekregen dat hun gegevens onderdeel zijn geweest van de hack bij het laboratorium, is om extra alert te zijn op vreemd gebruik van persoonlijke gegevens. Het gaat dan met name om nepmail, neptelefoontjes, vreemde sms-berichten of misbruik van persoonsgegevens (identiteitsfraude). Op de website van de Rijksoverheid wordt meer informatie gegeven hoe deze situaties herkend kunnen worden en hoe hiervan melding gedaan kan worden. Bij vragen, ongerustheid en/of andere opmerkingen kunnen deelnemers terecht bij het klantcontactcentrum van BVO NL.
Met hoeveel zekerheid kunt u zeggen dat de gestolen gegevens daadwerkelijk niet verder worden verspreid of verkocht? Hoe monitort u de verdere verspreiding van deze gegevens om in kaart te brengen wie de gelekte gegevens mogelijk in handen hebben?
Ik heb geen zekerheid over wat criminelen met de gegevens doen die zij hebben buitgemaakt. Zodra persoonsgegevens eenmaal op het dark web zijn beland, is het in de praktijk bijzonder lastig, zo niet onmogelijk, om deze volledig te laten verwijderen. Het dark web betreft een afgeschermd deel van het internet waar informatie vaak anoniem wordt gedeeld en waar activiteiten lastig tot niet te traceren zijn. Z-CERT heeft aangegeven dat er tijdelijk een deelverzameling is gepubliceerd op het dark web. Deze deelverzameling kan in de periode dat deze online stond, door anderen ingezien of gekopieerd zijn. De gehele dataset die in handen zou zijn gekomen van de hackergroep kan op een later moment ook alsnog door hen misbruikt worden.
Politie en OM doen onderzoek naar de hack bij het laboratorium. Ik hoop dat de daders gevonden worden en de gestolen dataset gewist wordt.
Z-CERT monitort of de data (opnieuw) op het darkweb verschijnt en onderneemt in dat geval actie.
Kunt u aangeven of de verwerkersovereenkomsten2 tussen Bevolkingsonderzoek Nederland en Clinical Diagnostics volledig op orde waren? Bent u bereid deze overeenkomsten (geanonimiseerd) met de Kamer te delen?
Op grond van de AVG is het sluiten van een verwerkersovereenkomst verplicht als een verwerking namens en in opdracht van een verwerkingsverantwoordelijke wordt verricht door een verwerker. Een verwerkersovereenkomst moet in ieder geval afspraken bevatten over de onderwerpen die de AVG voorschrijft. Die onderwerpen betreffen onder meer de aard, het doel en de duur van de verwerking. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) houdt toezicht op de naleving van deze verplichtingen uit de AVG. Indien in dit concrete geval een verplichting bestond om een verwerkingsovereenkomst te sluiten, is het aan de AP om te beoordelen of de inhoud daarvan aan de eisen van de AVG voldoet. De AP is reeds een onderzoek gestart.
Kunt u aangeven of er toezicht is geweest op het technisch voldoen aan minimale beveiligingseisen3 om de basisbeveiliging te borgen? Zo ja, hoe is het bij de hack alsnog verkeerd gegaan? Zo niet, gaat u naleving alsnog verplichten en de organisaties hierbij helpen?
De diverse aspecten waarnaar gevraagd wordt, moeten blijken uit de verschillende lopende onderzoeken naar de hack en het datalek dat daarop volgde.
In het algemeen geldt dat op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg er sectorspecifieke wet- en regelgeving is (onder andere de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving. Zorgorganisaties zijn verantwoordelijk voor de implementatie van technische maatregelen en de controle daarop.
De IGJ heeft mij laten weten dat dit laboratorium nog niet eerder bezocht is in het kader van informatieveiligheid. De IGJ heeft inmiddels aangekondigd onderzoek te doen bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria. Risico’s zoals deze blijken uit dit incident, worden eveneens meegenomen in het toezicht bij andere zorgaanbieders en andere zorgsectoren.
Daarnaast geldt dat de Minister van Justitie en Veiligheid het wetsvoorstel Cyberbeveilingswet (Cbw) op 2 juni 2025 aanhangig heeft gemaakt in uw Kamer. Dit wetsvoorstel zal, indien beide Kamers der Staten-Generaal daarmee instemmen, ook gaan gelden voor zorgaanbieders in Nederland die voldoen aan de eisen voor wat betreft de omvang van de organisatie. Deze zorgaanbieders en zorgketenorganisaties krijgen met de Cbw een zorgplicht met betrekking tot informatieveiligheid. Deze zorgplicht geldt ook voor uitbestede diensten. Daarnaast komt er een incidentmeldplicht richting de toezichthouder IGJ en richting Z-CERT, die ondersteuning geeft aan en een actieve waarschuwingsdienst opzet voor deze zorg- en zorgketenorganisaties (met name op het gebied van scanning en dreigingsanalyse). Voornoemde meldplicht aan de IGJ en Z-CERT bestaat in de huidige situatie nog niet. Ook de handhavingsmogelijkheden onder de Cbw gaan verder dan onder de Wabvpz.
Bent u bereid om de NEN 7510, ISAE 3000 en vergelijkbare standaarden standaard op te nemen in de inkoopeisen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Ziet u dit als een noodzakelijke stap om beter inzicht te krijgen in de cyberveiligheid van betrokken organisaties?
Ja. Het Ministerie van VWS hanteert bij de inkoop en uitbesteding van ICT-diensten het rijksbrede normenkader voor informatiebeveiliging, de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). De BIO is gebaseerd op internationale standaarden, zoals ISO/IEC 27001 en ISO/IEC 27002 en bevat specifieke aanvullende overheidsmaatregelen.
Voor leveranciers die persoonsgegevens verwerken geldt aanvullend de norm NEN 7510. Deze norm is wettelijk verankerd in de zorgsector en kan door VWS contractueel worden verlangd van leveranciers die dergelijke gegevens verwerken.
Daarnaast wordt bij contracteren, waar passend, gevraagd om assurance-rapportages, bijvoorbeeld de ISAE 3000 of SOC-rapporten, waarmee leveranciers aantoonbaar maken dat zij de gestelde beveiligingsmaatregelen in de praktijk hebben ingericht en effectief laten functioneren.
In lijn met de aankomende Cyberbeveiligingswet (implementatie van NIS2) en de BIO 2.0 wordt leveranciersmanagement verder versterkt, onder meer door het stellen van expliciete eisen aan ketenbeveiliging, incidentmeldingen en onafhankelijke toetsing. Hiermee wordt geborgd dat VWS zijn verantwoordelijkheid neemt voor de beveiliging van uitbestede processen en de bescherming van gegevens in de zorg- en Rijkscontext.
Welke concrete eisen gaat u stellen aan dataminimalisatie en -retentie bij bevolkingsonderzoeken en laboratoria, zoals tokenisatie, pseudonomisering en kortere bewaartermijnen?
Het is van groot belang dat bij de verwerking van bijzondere persoonsgegevens zoals medische persoonsgegevens, aan de wettelijke vereisten wordt voldaan. Het gaat in ieder geval om de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens die zijn neergelegd in artikel 5 AVG (o.a. rechtmatigheid, transparantie, doelbinding en het principe van dataminimalisatie). Aanvullende (informatiebeveiligings)normen gelden ingeval van verwerking van persoonsgegevens met een hoog risico voor rechten en vrijheden van burgers. Het is aan de organisatie die verantwoordelijk is voor verwerking van persoonsgegevens (de verwerkingsverantwoordelijke) om aan te tonen dat zij voldoet aan de toepasselijke normen en uiteindelijk aan de AP om te beoordelen of dat het geval is (geweest). Dat geldt dus ook voor bevolkingsonderzoeken en laboratoria.
Wanneer verwacht u de uitkomsten van de aangekondigde onderzoeken door Bevolkingsonderzoek Nederland, de RIVM en de Autoriteit Persoonsgegevens? Welke duidelijkheid moeten deze onderzoeken verschaffen?
BVO NL laat verschillende onderzoeken uitvoeren met als doel om:
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt op basis van de verschillende onderzoeken. Op dit moment is er nog geen precieze planning te geven. Op het moment dat dat wel het geval is, zal uw Kamer daarover geïnformeerd worden. Ook de AP en de IGJ kunnen nog niet aangeven wanneer hun onderzoeken gereed zijn, omdat niet te voorzien is wat ze tegenkomen en waar nader onderzoek naar nodig is.
Hoe zorgt u ervoor dat organisaties leren van de hack en de uitkomsten van alle onderzoeken worden gebruikt om de bescherming van persoonsgegevens bij essentiële organisaties feitelijk te verbeteren? Via welke structuren gaat u deze kennisuitwisseling faciliteren?
Digitale veiligheid vormt een essentieel aandachtspunt vormt voor de gehele maatschappij. In (bestuurlijke) gesprekken met partners uit het veld wordt dataveiligheid door het Ministerie van VWS actief onder de aandacht gebracht. In het zorgveld zijn een aantal manieren om te leren van incidenten:
Heeft u meer organisaties geïdentificeerd die op eenzelfde manier kwetsbaar zijn voor een hack van zo’n ordegrootte? Welke concrete maatregelen neemt u om hun cyberveiligheid in orde te brengen zodat een soortgelijk datalek niet meer kan gebeuren?
Ik heb op dit moment geen signalen dat andere organisaties ook kwetsbaar zijn voor een hack zoals bij dit laboratorium heeft plaatsgevonden. Zorgaanbieders zijn in de eerste plaats zelf wettelijk verantwoordelijk voor hun informatieveiligheid en het voorkomen van datalekken. Dat neemt niet weg dat ik me ook inzet voor het verkleinen van de risico's en de impact hiervan. Dit doe ik door te zorgen voor meer bewustwording met het programma informatieveilig gedrag in de zorg, duidelijke normen en kaders te stellen en door hulpmiddelen aan te bieden om deze te implementeren. Daarnaast biedt Z-CERT gespecialiseerde ondersteuning aan zorgaanbieders. Z-CERT monitort continu de systemen die benaderbaar zijn via het internet van de bij hen aangesloten zorgaanbieders en informeert deze zorgaanbieders over mogelijke risico’s in hun cyberbeveiliging. Daarnaast adviseert Z-CERT zorg- en zorgketenorganisaties over maatregelen die de cyberweerbaarheid verhogen en stelt adviezen hiervoor op hun website beschikbaar. Zo zijn onder meer de tien belangrijkste maatregelen tegen ransomwaredreiging op hun website geplaatst.
Kunt u deze vragen los van elkaar en zo snel mogelijk beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Recente incidenten rond Joodse Nederlanders. |
|
Mirjam Bikker (CU) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Voor Joden wordt Nederland onleefbaar» van opperrabijn Binyomin Jacobs en Ronny Naftaniel?1
Ja.
Herkent u de zeer zorgwekkende analyse uit dit stuk, namelijk dat Joodse Nederlanders en Joodse instellingen worden aangesproken op de oorlog in Gaza, óók als zij een andere mening zijn toegedaan, en steeds meer te maken met discriminatie en vormen van intimidatie en geweld?
Ja, ik herken de analyse en ben bekend met de incidenten. Ik vind dit een zeer zorgelijke ontwikkeling. Dergelijke incidenten hebben niet alleen impact op gevoelens van onveiligheid, maar zorgt ook voor angst onder Joodse Nederlanders om zich vrij te uiten in meningen en geloofsovertuiging.
Bent u bekend met de schokkende lijst aan recente incidenten, zoals het hoveniersbedrijf dat weigerde een boom van een Haagse synagoge te snoeien2, Israelische gasten van een Nederlands vakantiepark waarvan stiekem videobeelden worden gemaakt en verspreid3, de bekladding van het gebouw van het Cidi en andere gebouwen en objecten, zoals het Nationaal Monument een paar dagen geleden4, het afpersen van een Joods echtpaar met jonge kinderen die een fors bedrag moesten betalen om «jongens uit een sishalounge» ervan te weerhouden «hun huis te bestoken met brandbommen»5?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn volgens u de gevolgen van dergelijke intimiderende praktijken? Ziet u het risico dat instellingen en organisaties om «risico’s te vermijden» en «gedoe te voorkomen» Joodse Nederlanders te mijden? Wat vindt u van deze vorm van discriminatie, en wat doet u om dit tegen te gaan?
Het intimideren, bedreigen en afpersen van mensen en instellingen om hun Joods-zijn of religie is onacceptabel. Iedere bedreiging is er één te veel. Ik roep slachtoffers uitdrukkelijk op om aangifte te doen, zodat een onderzoek gestart kan worden naar de strafbare feiten en de daders vervolgd kunnen worden. Het doen van aangifte is ook belangrijk om te zorgen dat dit soort incidenten zichtbaar worden en de omvang van antisemitische geweldsincidenten beter beeld komen.
Ook het uitsluiten van groepen vanwege geloof of identiteit is onaanvaardbaar. Iedereen moet zich veilig kunnen voelen en volledig kunnen deelnemen aan het openbare leven. Op 22 november vorig jaar heeft het kabinet de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 aan uw Kamer aangeboden waarin een pakket aan maatregelen is opgenomen. Het voorkomen van uitsluiting in onder meer onderwijs en de culturele sector is één van de speerpunten van de kabinetsstrategie.
Klopt het dat de Joodse gemeenschap op dit moment zelf een deel van de beveiligingskosten moet betalen? Hoe hoog zijn die kosten? Bent u van mening dat gelet op het grote aantal aan incidenten hier een grote rol voor de overheid nodig en rechtvaardig zou zijn?
Ik ben er mee bekend dat de toename van antisemitisme in Nederland ertoe heeft geleid dat er Joodse scholen, instellingen en evenementen zijn die zelf maatregelen treffen ten behoeve van de veiligheid of om zorgen over de veiligheid weg te nemen. Hoewel dit past bij de verantwoordelijkheidsverdeling als het gaat om veiligheid, kunnen de kosten hiervan onevenredig drukken op de gemeenschap. Dit heeft er mede toe geleid om in de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 de maatregel op te nemen om een Veiligheidsfonds in te richten. Met het Veiligheidsfonds kunnen Joodse scholen, instellingen en evenementen financieel worden ondersteund in het treffen van veiligheidsmaatregelen. Per jaar is 1,3 miljoen euro beschikbaar gesteld. Op 9 september jl. is de regeling in de Staatscourant gepubliceerd en vanaf 15 september kunnen aanvragen voor het Veiligheidsfonds worden ingediend.
Ik heb geen landelijk overzicht van alle beveiligingskosten die door de Joodse gemeenschap gemaakt wordt. Het Veiligheidsfonds heeft als doel om vanuit het Rijk een financiële tegemoetkoming te bieden voor de onevenredig hoge kosten die bijvoorbeeld ouders moeten dragen voor de veiligheidsmaatregelen voor de Joodse school waar hun kinderen naar toe gaan.
Bent u bereid alle beveiligingskosten daarom te betalen en is het in te stellen veiligheidsfonds zoals aangekondigd in de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 daarvoor toereikend?
Zie antwoord vraag 5.
Welke concrete stappen heeft u genomen of bent u van plan te nemen om de veiligheid van Joodse Nederlanders te waarborgen, juist ook als het gaat om Joodse instellingen als scholen, synagogen en culturele centra?
Zie antwoord vraag 5.
Wordt er naar uw oordeel voldoende opgetreden tegen antisemitisme op sociale media? Waar blijkt dat uit en bent u van plan om de aanpak te versterken?
Op 4 juli jl. is aan uw Kamer het Plan van aanpak online discriminatie aangeboden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.6 Dit plan bestaat uit verschillende onderdelen waarbij ingezet wordt op betere meldingssystemen bij platforms, versterkte handhaving, en uitgebreide ondersteuning voor slachtoffers. Bestrijding van antisemitische uitingen maakt integraal deel uit van de aanpak.
De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding laat, zoals aangekondigd in de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030, jaarlijks een onderzoek uitvoeren naar de ontwikkeling van online antisemitisme in de Nederlandse taal. De resultaten van het onderzoek over de jaren 2021, 2022, 2023 en 2024 worden eind dit jaar verwacht.
Kunt u deze vragen op korte termijn, doch uiterlijk voor Prinsjesdag, beantwoorden?
Dat is helaas niet gelukt.
Het bericht ‘Reders dreigen Nederlandse vlag vaarwel te zeggen na discriminatie-uitspraak’ |
|
Ruud Verkuijlen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Tieman |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel ««Reders dreigen Nederlandse vlag vaarwel te zeggen na discriminatie-uitspraak»?1
Ja
Hoe ziet u deze uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens, tegen het hanteren van het woonlandbeginsel, in verhouding tot de internationale positie van de Nederlandse zeevaart en wat betekent de uitspraak, hoewel niet bindend, volgens u voor het gelijke speelveld in de internationale zeevaart?
Het woonlandbeginsel is een wereldwijd geaccepteerd en erkend principe binnen de bestaande systematiek van mondiale arbeidsvoorwaarden in de zeevaart. Nederland onderschrijft dat beginsel. Het College voor de Rechten van de Mens oordeelde in 1997 dat toepassing van het woonlandbeginsel geen verboden onderscheid oplevert, maar oordeelt hier nu anders over.
Dit kan gevolgen hebben voor de Nederlands gevlagde schepen en ook voor andere vlaggen die het woonlandbeginsel toepassen. Een mondiale standaard is voorwaardelijk voor het behoud van een gelijk speelveld in de zeevaart, wat bij uitstek een internationale bedrijfstak is.
Heeft deze uitspraak volgens u risico tot «uitvlagging» van de Nederlandse vlag en hoe gaat u dat eventuele risico in kaart brengen?
Hoewel oordelen van het College voor de Rechten van de Mens niet juridisch bindend zijn, kunnen de betrokken zeevarenden wel een gerechtelijke procedure in gang zetten. Indien daaruit een voor de sector negatieve uitspraak voortvloeit, kan dat verstrekkende gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van Nederlands gevlagde zeeschepen en het Nederlands maritieme cluster als geheel. Reders kunnen dan mogelijk uitwijken naar landen met niet-kwaliteitsvlaggen.
Thans is het maritiem cluster goed voor ongeveer 3,1% van de werkgelegenheid in Nederland en voor ongeveer 3,5% van het bruto binnenlands product. Er zal een onderzoek worden uitgevoerd naar de effecten voor de Nederlandse maritieme sector waarbij in kaart wordt gebracht wat het loslaten van het woonlandbeginsel en de daarmee mogelijk gepaard gaande daling van het aantal zeeschepen in het Nederlandse register betekent.
Vormt deze uitspraak volgens u aanvullend een bedreiging voor de toekomst van de arbeidsmarkt voor Nederlandse zeevarenden, die nauw verbonden is met een vloot onder Nederlandse vlag?
Een negatieve uitspraak in een gerechtelijke procedure heeft inderdaad ook ongunstige gevolgen voor Nederlandse zeevarenden. Nederlandse zeevarenden zijn bij uitstek werkzaam op de Nederlandse vloot. Zeevarenden hebben belang bij deugdelijke, in mondiaal verband vastgestelde arbeidsvoorwaarden.
Om die reden staan het Ministerie van IenW en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat primair verantwoordelijk is voor arbeidsvoorwaarden, in nauw overleg met de betrokken maritieme sociale partners.
In hoeverre bent u van mening dat de zeevaart van onmiskenbaar belang is voor het versterken van de strategische autonomie en weerbaarheid van Nederland?
De zeevaartsector draagt bij aan het borgen van nationale strategische belangen en autonomie, in de context van klimaatadaptatie, energietransitie, maar ook militaire veiligheid en bescherming van vitale infrastructuur op zee.
De zeevaart is een belangrijke schakel in het hele maritieme cluster. Ook gelet op de huidige geopolitieke situatie, draagt een robuuste zeevaartsector bij aan de veerkracht van Nederland bij crisissituaties. Maritieme infrastructuur, zeeschepen en havens zijn bijvoorbeeld cruciaal voor het transport van militair materieel en personeel. Daarnaast dragen Nederlandse gevlagde schepen, maritieme kennis en technologieën bij aan de maritieme veiligheid en defensiecapaciteiten.
Hoe bent u van de plan het aantal schepen onder de Nederlandse vlag te waarborgen en te versterken en heeft u hiervoor concrete maatregelen op het oog, bijvoorbeeld het uitvoeren van een onderzoek met betrekking tot bovenstaande vragen?
Zoals aangegeven bij vraag 3, zal een onderzoek worden uitgevoerd naar de potentiële effecten voor de Nederlandse maritieme sector waarbij in kaart wordt gebracht wat het loslaten van het woonlandbeginsel en de daarmee mogelijk gepaard gaande daling van het aantal zeeschepen in het Nederlandse register betekent. De rijksoverheid blijft zich actief inzetten voor en investeren in de sector, onder andere via het Maritiem Masterplan, de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie en de Nederlandse Maritieme Autoriteit (NLMA), waarbij het behoud van Nederlands gevlagde zeeschepen van grote waarde is.
Het bericht ‘Verdachte aangehouden voor ernstig zedenmisdrijf op Amsterdamse Weesperzijde’ |
|
Queeny Rajkowski (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verdachte aangehouden voor ernstig zedenmisdrijf op Amsterdamse Weesperzijde»?1
Ja, ik ben bekend met de berichtgeving. Inmiddels is bekend dat de politie een 22-jarige verdachte heeft aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij een ernstig seksueel misdrijf aan de Weesperzijde, die ook wordt verdacht van betrokkenheid bij de moord danwel doodslag op een 17-jarige jonge vrouw uit Abcoude en tevens in een derde zaak verdachte is.
Op dit moment vindt het opsporingsonderzoek plaats onder leiding van een officier van justitie. Zonder op de individuele omstandigheden van de zaak in te kunnen gaan, onderstreept deze strafrechtelijke opvolging dat de wet wordt toegepast.
Bent u het eens met de stelling dat de wet voor iedereen geldt en dus ook voor asielzoekers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zorgt u ervoor dat dit in de praktijk ook het geval is?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het eens met de stelling dat er altijd consequenties moeten zijn voor asielzoekers die de wet overtreden, zoals het leefgeld inhouden, vastzetten, asielaanvraag intrekken en uitzetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in hoeveel gevallen wordt er na een veroordeling daadwerkelijk één van deze straffen opgelegd? Waarom niet in alle gevallen?
Ja, uitgangspunt is dat lik-op-stuk wordt toegepast ten aanzien van asielzoekers die verdacht worden van een misdrijf. Voor politie en justitie geldt dat strafrecht voor iedereen gelijk is, ongeacht verblijfsstatus en dat voor vreemdelingen aanvullende wet- en regelgeving geldt.
Wanneer een asielzoeker bij (onherroepelijk) rechtelijk vonnis is veroordeeld voor een misdrijf wordt er altijd onderzocht of de asielvergunning ingetrokken kan worden of dat de verblijfsaanvraag asiel afgewezen kan worden op grond van openbare orde. Bij brief van 18 december 2024 bent u geïnformeerd over het beleid hierover. Zoals in die brief aangegeven, worden op grond van de Kwalificatierichtlijn en jurisprudentie hoge eisen gesteld aan het weigeren en intrekken van internationale bescherming. In voornoemde brief zijn de genomen maatregelen en het beleid ten aanzien hiervan uiteengezet. Dit is nog altijd van toepassing.
Het aantal ingetrokken asielvergunningen en afgewezen asielaanvragen op grond van de openbare orde, wordt jaarlijks gepubliceerd in de Staat van Migratie. In 2024 ging het om 20 intrekkingen en 70 afwijzingen.
Op welke manier zorgt u ervoor dat wanneer een asielzoeker verdacht wordt van een overtreding of misdrijf of ander strafbaar gedrag, tussen vrijspraak of veroordeling niet wederom de fout in gaat?
Voor een asielzoeker die wordt verdacht van een strafbaar feit, moet duidelijk worden gemaakt dat het plegen van misdrijven direct strafrechtelijke gevolgen heeft (lik-op-stuk). Onder lik-op-stuk beleid wordt verstaan een snelle interventie na aanhouding van de verdachte tot en met de succesvolle tenuitvoerlegging van de straf. Dat zijn bij voorkeur de supersnelrechtzitting bij de politierechter, waarbij de verdachte binnen 72 uur na aanhouding vanuit de inverzekeringstelling wordt berecht en de snelrechtzitting bij de politierechter waarbij de verdachte binnen 17 dagen na aanhouding vanuit de bewaring wordt berecht. In beide situaties wordt een verdachte berecht vanuit de voorlopige hechtenis en kan de rechter bevelen dat de resterende straf direct aansluitend wordt uitgezeten. Zo wordt voorkomen dat veroordeelde vreemdelingen zich aan de tenuitvoerlegging onttrekken. Indien sprake is van een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf, gaat de Dienst Terugkeer en Vertrek al tijdens de detentieperiode aan de slag met de voorbereiding van de uitzetting. Streven daarbij is om zoveel als mogelijk de vreemdeling direct aansluitend aan de strafdetentie uit te zetten, maar indien nodig kan vreemdelingenbewaring worden ingezet. Van al het vertrek van vreemdelingen in de strafrechtketen (VRIS) uit de caseload van DTenV betrof in 2024 79% aantoonbaar vertrek.2 Het lik-op-stuk-beleid is van toepassing op veelvoorkomende criminaliteit en lichte high-impact-crimes.
Bent u het eens met de stelling dat het daarom extra belangrijk is dat het amendement over het sneller kunnen opleggen van een ongewenstverklaring kan helpen bij het straffen van asielzoekers die (ernstige) misdrijven plegen (Kamerstuk 36 704, nr. 52)? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het ermee eens dat de uitbreiding van de ongewenstverklaring, in combinatie met artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, een extra middel vormt om niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen tot vertrek te bewegen. Ik kan hier – in algemene zin – aan toevoegen dat vreemdelingen die onder de Terugkeerrichtlijn vallen en veroordeeld worden voor zware misdrijven in de regel thans een zwaar inreisverbod opgelegd krijgen en strafbaar zijn op grond van art. 197 Sr als vertrek wel aan de orde is, maar hun uitzetting niet kan worden gerealiseerd.
Bent u bereid om experts in het vreemdelingenrecht en het strafrecht te consulteren over hoe we ervoor kunnen zorgen dat vreemdelingen vaker de consequenties van hun gedrag ervaren en wilt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Het is reeds uitgangspunt dat lik-op-stuk wordt toegepast bij asielzoekers die verdacht worden van een misdrijf. Dat betekent dat doorlopend wordt bezien of zowel de beschikbare strafrechtelijke maatregelen als de vreemdelingrechtelijke maatregelen optimaal worden toegepast. In het licht van de snelle strafrechtelijke opvolging van voornoemde casus zie ik voor nu geen aanleiding om aanvullend experts te consulteren.
Informatie over strafrechtelijke veroordelingen wordt per individuele casus vanuit de strafrechtsketen doorgegeven aan de IND. Vervolgens vindt er bij de IND altijd een beoordeling plaats of de veroordeling, binnen het beleid zoals beschreven in antwoord 3, aanleiding is om verblijfsrecht te weigeren of in te trekken.
Hoe verloopt het proces van het opleggen van boetes vanwege zwartrijden en ander illegaal gedrag in het openbaar vervoer? Bent u het eens met de stelling dat zulke boetes voor 100% moeten worden doorbelast (desnoods door het inhouden van leefgeld)? Zo ja, in hoeveel gevallen waarin het bekend is voor wie de boete is, wordt de boete ook daadwerkelijk doorbelast? Waarom niet in alle gevallen? Bent u bereid om met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) in gesprek te gaan hierover en de Kamer hierover te informeren voor het commissiedebat vreemdelingen en asielbeleid van 2 oktober?
De boetes en het proces van het opleggen hiervan wordt gedaan door de vervoerdersbedrijven. Het is onwenselijk dat mensen die zwartrijden geen boete krijgen, geen boete betalen of bij herhaaldelijke overtreding geen reisverbod krijgen. Ik ben hierop tegen en vind dat alle vormen van zwartrijden, ongeacht wie hiervoor verantwoordelijk is, aangepakt moeten worden. In 2023 zijn er door NS in totaal 283.450 uitstel van betalingen (UvB’s) uitgeschreven. In 2024 waren dit er 352.969. In 2023 zijn er door Arriva in totaal 35908 UvB’s uitgeschreven. In 2024 waren dit er 53.542. De uitstel van betalingen betreft zwartrijders brede zin, niet enkel asielzoekers. Het inningspercentage is bedrijfsvertrouwelijke informatie en kan voor beide bedrijven niet worden gedeeld. Ik ben en blijf dan ook samen met vervoerders, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) en het COA in gesprek om te bezien welke stappen mogelijk zijn om dat te verbeteren.
De bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld en stalking |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Struycken |
|
![]() |
Kent u het bericht «Slachtoffer (ex-)partnergeweld heeft vaak geen toegang tot alarm» (Trouw, 20 augustus 2025) en herinnert u zich de motie Mutluer over de landelijke uitrol van een slachtofferdevice? (motie 20 279, nr. 896)?
Ja.
Deelt u de mening dat technische hulpmiddelen zoals in het bericht genoemd worden kunnen helpen te voorkomen dat vrouwen verder slachtoffer worden van stalking, geweld of zelfs femicide? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het slachtofferdevice is een van de technische hulpmiddelen dat kan bijdragen aan de veiligheid van vrouwen. Met het slachtofferdevice wordt de meldkamer van de reclassering ingeseind als de elektronische enkelband van een verdachte of veroordeelde pleger van partnergeweld te dicht in de buurt komt van het slachtoffer. Gedurende de periode dat het slachtoffer gebruikmaakt van het device, wordt het slachtoffer begeleid door de regionale vrouwenopvangorganisatie. Deze organisatie wordt gefinancierd door de gemeente. Uit de evaluatie van de pilot dit jaar in de vier regio’s waar het slachtofferdevice wordt aangeboden, blijkt dat het slachtofferdevice een toevoeging is in de mogelijkheden voor bescherming van slachtoffers van stalking en huiselijk geweld. Ook is geconcludeerd dat door de inzet van het slachtofferdevice het veiligheidsgevoel van slachtoffers toeneemt.
Een ander hulpmiddel is de AWARE-noodknop, waarmee iemand de politie direct kan alarmeren in een dreigende situatie. De doelstelling van AWARE is om veiligheid te bieden aan slachtoffers van stalking of bedreiging. Om dit te bewerkstelligen wordt naast het alarmsysteem ook hulpverlening ingezet, gericht op het herstel en het weerbaarder maken van het slachtoffer. De inzet van AWARE wordt georganiseerd door regionale netwerkpartners, zoals politie, Veilig Thuis en de vrouwenopvang, en gefinancierd door gemeenten. Met de inzet van AWARE wordt gewerkt aan een stabiele veiligheidsbeleving van slachtoffers, onder andere door te werken met een veiligheidsplan waarin maatregelen en adviezen voor het slachtoffer zijn opgenomen die het slachtoffer kunnen ondersteunen in het nemen van regie over de eigen veiligheid. Er wordt ingezet op het creëren van veiligheid, het versterken van beschermende factoren en ondersteuning en herstel van het slachtoffer.
De AWARE-noodknop en het slachtofferdevice worden overigens niet tegelijkertijd ingezet. De functionaliteit van de noodknop zit namelijk ook op het slachtofferdevice. AWARE kan worden ingezet op het moment dat betrokken organisaties zich zorgen maken over de veiligheid van het slachtoffer en het slachtoffer instemt met de voorwaarden met betrekking tot AWARE. Het slachtofferdevice kan (pas) ingezet worden als de rechter in het kader van een schorsing of als straf elektronische monitoring oplegt in combinatie met het slachtofferdevice. In de praktijk kan dit betekenen dat het slachtoffer eerst AWARE heeft en daarna een slachtofferdevice krijgt. De begeleiding van het slachtoffer blijft, los van welk instrument wordt ingezet, hetzelfde. Na afloop van de inzet van het slachtofferdevice wordt idealiter aan het slachtoffer aangeboden om alsnog voor een bepaalde periode AWARE in te zetten zodat zij langzaam kan toewerken naar een situatie zonder technische hulpmiddelen. Dit kan van grote meerwaarde zijn in situaties waar de periode van elektronische monitoring is verlopen maar het dreigingsrisico nog steeds aanwezig is.
Deelt u de mening dat daar waar deze technische hulpmiddelen nodig zijn ze ook beschikbaar moeten zijn? Zo ja, waarom en waarom is dat dan niet het geval? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het belangrijk dat zo goed mogelijk gebruik wordt gemaakt van de bestaande technische mogelijkheden en dat wordt geïnvesteerd in nieuwe technische ontwikkelingen. Daarom ondersteun ik de ontwikkeling en verdere toepassing van het slachtofferdevice. Omdat het slachtofferdevice gekoppeld is aan een rechterlijke rechtspraak en primair onder mijn verantwoordelijkheid valt, richt ik mij in de beantwoording daarop.
Vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid en het feit dat het slachtofferdevice een voorwaarde is die door een rechter in het kader van een strafrechtelijke uitspraak wordt opgelegd, dient het slachtofferdevice en de bijbehorende werkwijze in geval van een dergelijke uitspraak ook beschikbaar te zijn. De decentrale inrichting van het zorgstelsel en de regionale verschillen, waar de betrokken organisaties zoals de vrouwenopvang en Veilig Thuis onderdeel van zijn, maakt dat het slachtofferdevice niet meteen overal tegelijk kan worden ingevoerd. Het gebruik van het device moet immers ingebed zijn in een goede regionale werkwijze en samenwerking. Daarom is bij de start van het traject rond de ontwikkeling en verdere toepassing van het slachtofferdevice in 2022 bewust gekozen voor een gefaseerde aanpak. Nu werken vier regio’s met het device en wordt ernaar toegewerkt dat vanaf januari 2026 meer regio’s met het slachtofferdevice kunnen gaan werken.
Deelt u de mening dat als een rechter de maatregel oplegt die het gebruik van een technisch hulpmiddel met zich mee brengt dat die maatregel dan ook uitgevoerd dient te worden? Zo ja, waarom is dat dan niet altijd het geval? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel vrouwen in Nederland wachten op de inzet van een technisch hulpmiddel maar kunnen die niet krijgen? En wat is de reden dat dat hulpmiddel niet beschikbaar is?
Zoals ik toelichtte, wordt het slachtofferdevice op dit moment in vier regio’s aangeboden en wordt de bijbehorende werkwijze ontwikkeld en toegepast. In die regio’s is het slachtofferdevice beschikbaar op het moment dat de rechter de inzet ervan als maatregel heeft opgelegd. Uit onderzoek uit 2021 blijkt daarnaast dat in 33 van de 35 centrumgemeenten AWARE wordt ingezet1. Er zijn geen recentere cijfers beschikbaar over het aantal gemeenten dat AWARE inzet. Op dit moment wordt ingezet op de landelijke uitrol van de verbeterde versie van AWARE, waarin verbeteringen zijn doorgevoerd ten aanzien van de verbreding van de doelgroep, inzet op hulpaanbod voor de pleger en kinderen en de versterkte samenwerking tussen betrokken organisaties.
Deelt u de mening dat gemeentelijk beleid geen reden mag zijn voor het niet beschikbaar zijn van hulp en hulpmiddelen voor vrouwen in nood? Zo ja, hoe gaat u er zorg voor dragen dat er een landelijk beleid komt dat gaat zorgen voor de beschikbaarheid van hulp en hulpmiddelen daar waar dat nodig is? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten hebben binnen het sociaal domein wettelijk beleidsruimte om zelf te bepalen of en hoe zij hun bevoegdheden gebruiken. Het Rijk kan gemeenten niet verplichten om de begeleiding van slachtoffers met een slachtofferdevice te financieren. Ditzelfde geldt voor AWARE. Het Ministerie van VWS heeft de landelijke uitrol van de verbeterde versie van AWARE gefinancierd om gebruik daarvan te faciliteren. Het is aan gemeenten zelf of zij gebruik maken van deze interventies.
Voor het slachtofferdevice geldt daarbij dat aan de ene kant dus een rechterlijke uitspraak ten grondslag ligt aan de inzet van het slachtofferdevice en aan de andere kant dat gemeenten niet verplicht kunnen worden het slachtofferdevice inclusief de bijbehorende begeleiding gedurende de inzet te financieren. Het bij elkaar brengen van deze twee werkelijkheden is een complex vraagstuk dat niet van vandaag op morgen gerealiseerd kan worden. Daarom zijn de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gemeenten en Valente (branchevereniging voor vrouwenopvang) hierover in gesprek.
Waarom is de noodknop niet in alle provincies beschikbaar? En wat is er nodig om er voor te zorgen dat de noodknop wel in alle provincies beschikbaar is?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat ook in het geval het slachtoffer nog een relatie heeft de noodknop van nut kan zijn om het slachtoffer te beschermen en dat daarom de noodknop ook in die gevallen beschikbaar zou moeten zijn? Zo ja, waarom en hoe kan dit bewerkstelligd worden? Is daar aanpassing van wet- of regelgeving voor nodig en zo ja welke? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
AWARE wordt ingezet voor slachtoffers met een (hoog) risico op acute onveiligheid. Dit kan bijvoorbeeld gaan over slachtoffers van stalking of slachtoffers van intieme terreur die hun relatie verbreken, of het voornemen daartoe hebben. De inzet van AWARE wordt door regionale netwerkpartners, zoals Veilig Thuis, de politie en de vrouwenopvang, georganiseerd. Op basis van gevalideerde risicoscreeningsinstrumenten wordt beoordeeld in hoeverre AWARE een passende en noodzakelijke interventie is. Dit kan per situatie verschillen. De inzet van AWARE is daarmee maatwerk en mede afhankelijk van de risico-inschatting en beschikbare hulp(verleners).
Hoeveel financiële middelen zijn er extra nodig om er voor te zorgen dat vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld, stalking of op een andere manier gevaar lopen vanwege een (ex-)partner te voorzien van de benodigde technische hulpmiddelen?
Specifiek voor het slachtofferdevice geldt dat de genoemde gesprekken die nu met gemeenten en Valente worden gevoerd moeten leiden tot een voorstel voor het vervolg, inclusief financiering. Voor deze gesprekken is de dit jaar uitgevoerde evaluatie van de pilot in de vier regio’s waar het slachtofferdevice wordt aangeboden, de basis. Deze evaluatie laat zien wat ervoor nodig is om gebruik van het slachtofferdevice breder toepasbaar te maken, inclusief de benodigde financiële middelen. Tijdens de pilotfase worden de kosten voor extra inzet door de reclassering, de meldkamer en de devices gefinancierd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De kosten voor de noodzakelijke slachtofferbegeleiding worden door gemeenten gefinancierd vanwege het decentrale sociaal domein. Een indicatie van de kosten voor deze slachtofferbegeleiding is 5.000 tot 6.000 euro, gemiddeld per slachtoffer voor zo lang als de inzet van het Slachtofferdevice duurt.
Deelt u de mening dat een tekort aan financiële middelen geen reden mag zijn voor het niet beschikbaar zijn van hulp en hulpmiddelen voor vrouwen in nood? Zo ja, bent u bereid om zich samen met uw collega’s in het kabinet bij het lopend overleg over de rijksbegroting voor 2026 in te zetten voor afdoende financiering en daarover de Kamer uiterlijk op Prinsjesdag te informeren? Zo nee, waarom niet?
De inzet van hulp en hulpmiddelen voor vrouwen in nood is van groot belang. Er zijn daarvoor verschillende interventies mogelijk. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het organiseren van deze hulp en maken eigenstandig keuzes over de interventies die ingezet kunnen worden, zoals AWARE en het slachtofferdevice. Gemeenten maken voor de inkoop van deze interventies gebruik van budgetten vanuit de Decentralisatie-Uitkering Vrouwenopvang (DUVO) en algemene uitkering. Per 2026 stelt het kabinet structureel 12 miljoen euro beschikbaar voor de vrouwenopvang en de hulp die vanuit de vrouwenopvang wordt geboden aan slachtoffers in nood. Op dit moment zijn er geen verdere financiële mogelijkheden om budgetten binnen deze uitkeringen uit te breiden.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de genoemde motie Mutluer waarin gevraagd wordt om een geslaagde pilot met een slachtofferdevice waarbij de reclassering een seintje krijgt wanneer een stalker in de buurt komt van een slachtoffer met een locatieverbod landelijk uit te rollen en standaard te maken bij stalkingzaken?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe vaak komt het voor de daders van huiselijk geweld een huisverbod wordt opgelegd? En hoe verhoudt zich dat tot het aantal slachtoffers dat het huis moet verlaten?
Op dit moment zijn er nog niet over alle regio’s in Nederland cijfers beschikbaar over het aantal opgelegde tijdelijke huisverboden. Op basis van de impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn voor de volgende regio’s het aantal opgelegde huisverboden in 2024 (eerste en tweede halfjaar) beschikbaar.2
Groningen
60
Friesland
40
Drenthe
20
Flevoland
60
Noord-Holland Noord
55
Zaanstreek-Waterland
80
Amsterdam-Amstelland
225
Gooi en Vechtstreek
20
Utrecht
115
Hollands-Midden
160
Haaglanden
370
Rotterdam-Rijnmond
660
Gelderland-Zuid
30
Noord- en Oost-Gelderland
15
Zuid-Limburg
35
Uit de landelijke monitor «Veilige Opvang» van Valente en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) blijkt dat jaarlijks circa 5.900 slachtoffers in de veilige opvang worden opgevangen. In 2023 betrof dit 5.715 slachtoffers.
Deelt u de mening dat in het geval van huiselijk geweld de standaardpraktijk zou moeten zijn dat de dader de woning moet verlaten en niet het slachtoffer, eventueel met kinderen? Zo ja, waarom en in hoeverre is dat al praktijk? Wat is er nodig om er voor te zorgen dat het de standaardpraktijk wordt dat de dader in plaats van het slachtoffer het huis verlaat? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
In gevallen van huiselijk geweld is het van belang oog te hebben voor zowel het slachtoffer als de pleger. Wanneer sprake is van een grote mate van onveiligheid wordt het slachtoffer momenteel veelal geconfronteerd met de gevolgen, bijvoorbeeld doordat het slachtoffer naar de veilige opvang gaat. Er moet ook worden bekeken welke interventies ingezet kunnen worden gericht op de pleger. Dat kan bijvoorbeeld gaan over het (tijdelijk) verlaten van de woning. Waar mogelijk worden die interventies nu al ingezet en versterkt, zoals het tijdelijk huisverbod waarmee de pleger tijdelijk toegang tot de woning wordt ontzegd. In het vrijwillig hulpkader is het echter niet mogelijk af te dwingen dat een pleger hulp aanneemt of ergens anders verblijft. Wanneer dit wel (tijdelijk) kan worden afgedwongen, bijvoorbeeld met een tijdelijk huisverbod, zal dat niet altijd voor volledige veiligheidsgaranties zorgen. Om die reden worden er in geval van acute, hoge veiligheidsrisico’s vaak veiligheidsmaatregelen getroffen voor het slachtoffer, zoals een plek in de veilige opvang. Het is zeker van belang om te bezien wat hierin verbeterd kan worden.
Het laptopverbod voor advocaten in gevangenissen |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Struycken |
|
![]() |
Kunt u de berichten over dit laptopverbod bevestigen of ontkrachten? Indien deze berichten kloppen, kunt u de exacte formulering van dit verbod, de ingangsdatum en de uitzonderingen?1
Ik kan de berichten2 over het verbod voor advocaten om laptops een penitentiaire inrichting (PI) mee naar binnen te brengen ontkrachten. In de berichtgeving in de media wordt gesproken over een «laptopverbod voor advocaten». Dit is onjuist. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) werkt momenteel aan een aanpassing van het toegangsbeleid tot de Penitentiaire Inrichtingen (PI). Er is nog geen sprake van staand beleid.
Het in ontwikkeling zijnde toegangsbeleid zal van toepassing zijn op eenieder die een DJI-inrichting, waaronder een PI, bezoekt en geldt daarmee onder andere voor DJI-medewerkers, reclasseringsambtenaren en advocaten. Daarbij bevat het toegangsbeleid ook toegangsregels voor het meenemen van digitale gegevensdragers (niet enkel of uitsluitend laptops). Ik licht dat hieronder toe.
De wens om het toegangsbeleid aan te passen is tweeledig. Er ligt een wens tot uniformering die onder andere voortkomt uit signalen vanuit de keten, bijvoorbeeld van advocaten, leveranciers en medewerkers die werken binnen verschillende inrichtingen. Op dit moment gelden voor de verschillende PI’s verschillende toegangsregels, waardoor een te grote differentiatie is ontstaan. Daarnaast ligt er een wens om het toegangsbeleid op sommige punten aan te scherpen. Dit komt voort uit de huidige risico’s ten aanzien van contrabande (bijvoorbeeld drugs en telefoons) in de PI’s en het risico op voortgezet crimineel handelen vanuit detentie (VCHD). Er zijn gedetineerden die op alle mogelijke wijzen druk en dwang uitoefenen op ketenpartners om contrabande de PI in te krijgen en zich inzetten om crimineel handelen vanuit detentie voort te zetten. Dit beperkt zich niet enkel tot de gedetineerden in de hoogrisico regimes; ook in de reguliere regimes gebeurt dit. Ondanks de reeds getroffen maatregelen en (onaangekondigde) controles wordt in vrijwel alle PI’s contrabande aangetroffen, waaronder telefoons en andere gegevensdragers. Het aangepaste toegangsbeleid moet bijdragen aan uniformiteit en het tegengaan van contrabande en VCHD.
Om te komen tot nieuw toegangsbeleid worden gesprekken met de betrokken ketenpartners gevoerd. Daarin wordt bezien hoe een juiste balans kan worden gevonden tussen bovenstaande doelen en de belangen van de ketenpartners. Bij ketenpartners gaat het er om dat, bij een professioneel (en geprivilegieerd) bezoek aan een gedetineerde in de PI, zij in de gelegenheid worden gesteld om op een zo goed mogelijke manier de taken en werkzaamheden uit te kunnen voeren. Zo hebben er reeds constructieve gesprekken plaatsgevonden met de Reclassering en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA).
In de gesprekken met de NOvA is toegelicht op welke wijze DJI maatwerk toe wil passen ten aanzien van de advocatuur. Advocaten zullen in ieder geval toestemming krijgen voor het meenemen van één device (laptop, tablet of telefoon). Tijdens het bezoek kan de advocaat gebruik maken van dit meegenomen device voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Veel digitale systemen vereisen een twee-staps authenticatie om toegang te krijgen tot de beveiligde werkomgeving van de advocaat op de laptop. Hiervoor is er een tweede device nodig (zoals een telefoon). DJI zal de komende periode bezien op welke wijze hier tegemoet aan kan worden gekomen.
Sinds oktober 2021 geldt voor de advocaten die een cliënt bijstaan die verblijft in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) dat zij geen eigen laptop mee naar binnen mogen nemen tijdens het bezoek3. Dit met het oog op de hoogrisicogedetineerden in de EBI, en de veiligheid van zowel de advocaat als de maatschappij. Het risico op druk, dreiging of dwang richting de advocaat om misbruik te kunnen maken van diens meegenomen device of VCHD wordt voor deze hoogrisicogedetineerden te groot geacht.
DJI heeft samen met de NOvA een werkwijze ontwikkeld waardoor advocaten die cliënten bijstaan in de EBI de beschikking kunnen hebben over het (straf)dossier. Deze werkwijze houdt in dat door middel van de NOvA verstrekte beveiligde USB-stick en een door DJI ter plaatse ter beschikking gestelde Digitaal Strafdossier Justitiabelen (DSJ)-laptop, advocaten het digitale dossier in kunnen zien tijdens het bezoek aan een EBI-gedetineerde. De advocaat ontvangt de beveiligde USB-stick van de NOvA en plaatst hierop het strafdossier. Het dossier kan door de advocaat en gedetineerde in de PI enkel worden ingezien.
DJI en de NOvA zullen de komende periode verder met elkaar in gesprek gaan over het uitbreiden van de werkwijze van de EBI naar de Afdelingen Intensief Toezicht (AIT’s), andere hoogrisicogedetineerden4 en de uitvoeringsconsequenties daarvan. Naast de voorgestelde werkwijzen staat het de advocaten vrij om op individueel niveau een verzoek in te dienen bij de vestigingsdirecteur tot het verlenen van toestemming voor het meenemen van één of meerdere devices bij een bezoek aan gedetineerden.
DJI zal ook met andere ketenpartners gesprekken voeren. DJI zal in gezamenlijkheid met de ketenpartners bezien of en op welke wijze er maatwerk moet worden toegepast ten aanzien van het toegangsbeleid. Daarnaast wordt door DJI ook overleg gevoerd met de Centrale Ondernemingsraad (COR) omdat het toegangsbeleid ook een aanscherping van de toegangsregels zal inhouden voor het eigen personeel.
DJI streeft er naar in het eerste kwartaal 2026 het beleid vast te stellen.
Op welke wijze heeft u de Kamer geïnformeerd over het laptopverbod voor advocaten in gevangenissen?2 Zo nee, waarom niet?
Er is op dit moment geen sprake van een landelijk laptopverbod voor advocaten in de PI’s.
De werkwijze op de EBI zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 1, geldt sinds 2021.6
Indien de berichten kloppen, kunt u een uitgebreide argumentatie geven waarom deze maatregel naar uw overtuiging noodzakelijk en proportioneel is?
Er is momenteel geen sprake van een laptopverbod voor advocaten die een cliënt bezoeken in een PI, behoudens de uitzondering van de EBI zoals in het voorgaande antwoord toegelicht.
Zoals reeds aangegeven in de beantwoording van de voorgaande vragen, is het toegangsbeleid nog in ontwikkeling. In het antwoord op vraag 1 is ingegaan op de reden om het toegangsbeleid aan te passen.
Kunt u de adviezen die u heeft ingewonnen over de juridische houdbaarheid en de uitvoeringsconsequenties met de Kamer delen?
Het toegangsbeleid is nog in ontwikkeling. DJI is met ketenpartners in gesprek om de (uitvoerings-) consequenties in beeld te krijgen en te bezien op welke wijze er maatwerk kan worden toegepast. Uiteraard wordt de juridische houdbaarheid van het uniforme toegangsbeleid door DJI getoetst. Zolang er nog geen duidelijkheid is over hoe het beleid er exact uit komt te zien, kan ik geen uitspraken doen over eventuele (uitvoerings-)consequenties. Dit geldt ook voor de rechtelijke macht.
Welke gevolgen verwacht u van een «nee, tenzij…»-verbod voor de belasting van de rechterlijke macht en de doorlooptijden van rechtszaken?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw reactie op de vele bezwaren en vraagtekens, van individuele advocaten alsmede de Nederlandse Orde van Advocaten (NOVA)3 tot de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVVR)4? Hoe reageert u hier inhoudelijk op en hoe reflecteert u op deze gang van zaken?
Zoals in de beantwoording van de voorgaande vragen is aangegeven is de aanpassing van het toegangsbeleid nog in ontwikkeling. DJI is hierover in gesprek met de NOvA en overige ketenpartners, zoals naar voren is gekomen in voorgaande beantwoording van de vragen.
Het bericht 'Laptopverbod voor advocaten bij bezoek gevangenis' |
|
Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Laptopverbod voor advocaten bij bezoek gevangenis: «Onbegrijpelijk en onwerkbaar»«?1
Ja.
Klopt het dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) voornemens is deze maatregel binnen alle Penitentiaire Inrichtingen (PI’s) in te voeren? Zo ja, op welke termijn en wat is daarvoor de aanleiding?
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) werkt momenteel aan een aanpassing van het toegangsbeleid die van toepassing zal zijn op alle Rijksinrichtingen, waaronder Penitentiaire Inrichtingen (PI’s).
De wens om het toegangsbeleid aan te passen is tweeledig. Er ligt een wens tot uniformering die onder andere voortkomt uit signalen vanuit de keten, bijvoorbeeld van advocaten, leveranciers en medewerkers die werken binnen verschillende inrichtingen. Op dit moment gelden voor de verschillende PI’s verschillende toegangsregels, waardoor een te grote differentiatie is ontstaan. Daarnaast ligt er een wens om het toegangsbeleid op sommige punten aan te scherpen. Dit komt voort uit de huidige risico’s ten aanzien van contrabande (bijvoorbeeld drugs en telefoons) in de PI’s en het risico op voortgezet crimineel handelen vanuit detentie (VCHD). Er zijn gedetineerden die op alle mogelijke wijzen druk en dwang uitoefenen op ketenpartners om contrabande de PI in te krijgen en zich inzetten om crimineel handelen vanuit detentie voort te zetten. Dit beperkt zich niet enkel tot de gedetineerden in de hoogrisico regimes; ook in de reguliere regimes gebeurt dit. Ondanks de reeds getroffen maatregelen en (onaangekondigde) controles wordt in vrijwel alle PI’s contrabande aangetroffen, waaronder telefoons en andere gegevensdragers. Het aangepaste toegangsbeleid moet bijdragen aan uniformiteit en het tegengaan van contrabande en VCHD.
Om te komen tot het nieuwe toegangsbeleid wordt door DJI gesprekken gevoerd met de betrokken ketenpartners. Daarin wordt bezien hoe een juiste balans kan worden gevonden tussen bovenstaande doelen en de belangen van de ketenpartners. Ketenpartners dienen bij een professioneel (en geprivilegieerd) bezoek aan een gedetineerde in de PI, in de gelegenheid te worden gesteld om op een zo goed mogelijke manier de taken en werkzaamheden uit te kunnen voeren. Zo hebben er reeds constructieve gesprekken plaatsgevonden met de Reclassering en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA).
DJI zal ook met andere ketenpartners gesprekken voeren. DJI zal in gezamenlijkheid met de ketenpartners bezien of en op welke wijze er maatwerk moet worden toegepast ten aanzien van het toegangsbeleid. Daarnaast wordt door DJI ook overleg gevoerd met de Centrale Ondernemingsraad (COR) omdat het toegangsbeleid ook een aanscherping van de toegangsregels zal inhouden voor het eigen personeel.
DJI streeft er naar in het eerste kwartaal 2026 het beleid vast te stellen.
Wat betekent deze maatregel volgens u voor de rechtszekerheid van gedetineerden en hun recht op juridische bijstand?
DJI voert ten behoeve van de aanpassing van het toegangsbeleid momenteel gesprekken met de betrokken ketenpartners, waaronder met de NOvA. Het doel is een juiste balans te vinden tussen enerzijds het belang van een veilige inrichting en de bescherming van de maatschappij en anderzijds het belang van de desbetreffende ketenpartner om de betreffende taken en werkzaamheden goed uit te kunnen oefenen. Het uitgangspunt hierbij is dat het toegangsbeleid geen effect zal hebben op de rechtszekerheid en het recht op rechtsbijstand van gedetineerden.
Hoe beoordeelt u uitspraken van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) dat dit het werk van strafrechtadvocaten «onmogelijk» zal maken en dat de maatregel getuigt van «een heel groot wantrouwen richting de advocatuur»?
Zie voorgaande beantwoording van vraag 2.
Ik wil benadrukken dat de voorgestelde maatregelen niet voortvloeien uit een wantrouwen richting de advocatuur, noch dat DJI het werk van de strafrechtadvocatuur onmogelijk wil maken. In de gesprekken met de NOvA is dit door DJI ook benadrukt.
Kunt u nader uitleggen waarom deze maatregel wordt ingevoerd en ingaan op de reden die de DJI noemt, namelijk «toenemende contrabande en crimineel handelen»? Gelden deze risico’s voor alle gedetineerden in de PI’s en voor alle misdrijven?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het met deze maatregel onmogelijk wordt voor strafadvocaten om dossiers door te nemen met patiënten, die soms uit tienduizenden pagina’s bestaan, of met hun cliënten camerabeelden en digitale opnames te bekijken of beluisteren? Waarom wel of niet?
In de gesprekken met de NOvA is toegelicht op welke wijze DJI maatwerk toe wil passen ten aanzien van de advocatuur. Advocaten zullen in ieder geval toestemming krijgen voor het meenemen van één device (laptop, tablet of telefoon). Tijdens het bezoek kan de advocaat gebruik maken van dit meegenomen device voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Veel digitale systemen vereisen een twee-staps authenticatie om toegang te krijgen tot de beveiligde werkomgeving van de advocaat op de laptop. Hiervoor is er een tweede device nodig (zoals een telefoon). DJI zal de komende periode bezien op welke wijze hier tegemoet aan kan worden gekomen.
Sinds oktober 2021 geldt voor de advocaten die een cliënt bijstaan die verblijft in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) dat zij geen eigen laptop mee naar binnen mogen nemen tijdens het bezoek2. Dit met het oog op de hoogrisicogedetineerden in de EBI, en de veiligheid van zowel de advocaat als de maatschappij. Het risico op druk, dreiging of dwang richting de advocaat om misbruik te kunnen maken van diens meegenomen device of VCHD wordt voor deze hoogrisicogedetineerden te groot geacht.
DJI heeft samen met de NOvA een werkwijze ontwikkeld waardoor advocaten die cliënten bijstaan in de EBI de beschikking kunnen hebben over het (straf)dossier. Deze werkwijze houdt in dat door middel van de NOvA verstrekte beveiligde USB-stick en een door DJI ter plaatse ter beschikking gestelde Digitaal Strafdossier Justitiabelen (DSJ)-laptop, advocaten het digitale dossier in kunnen zien tijdens het bezoek aan een EBI-gedetineerde. De advocaat ontvangt de beveiligde USB-stick van de NOvA en plaatst hierop het strafdossier. Het dossier kan door de advocaat en gedetineerde in de PI enkel worden ingezien.
DJI en de NOvA zullen de komende periode verder met elkaar in gesprek gaan over het uitbreiden van de werkwijze van de EBI naar de de Afdelingen Intensief Toezicht (AIT’s), andere hoogrisicogedetineerden3 en de uitvoeringsconsequenties daarvan. Naast de voorgestelde werkwijzen staat het de advocaten vrij om op individueel niveau een verzoek in te dienen bij de vestigingsdirecteur tot het verlenen van toestemming voor het meenemen van één of meerdere devices bij een bezoek aan gedetineerden.
Door DJI worden nog gesprekken gevoerd met betrokken ketenpartners. Hierin wordt bezien of en op welke wijze er maatwerk kan worden verricht ten aanzien van de toegangsregels ten behoeve van het goed kunnen uitoefenen van de taken en werkzaamheden. Na deze gesprekken zal het toegangsbeleid worden vastgesteld.
Klopt het dat er een uitzondering geldt wanneer het apparaat «strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van het werk» en dat de gevangenisdirecteur hiervoor toestemming kan verlenen? In welke gevallen zijn digitale apparaten strikt noodzakelijk en hoe wordt gewaarborgd dat hier objectief over wordt geoordeeld?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de zorg dat een laptopverbod kan leiden tot een langere en meer complexe voorbereiding van het strafproces, waardoor strafzaken mogelijk vaker zullen worden uitgesteld? Deelt u de mening dat het uiterst onwenselijk is als de keten hierdoor verder vastloopt? Waarom ja of nee?
Zie antwoord vraag 6.
Raakt deze maatregel ook jongeren in Justitiële Jeugdinrichtingen?
In beginsel geldt het toegangsbeleid voor alle Rijksinrichtingen van DJI waaronder ook de Rijks justitiële jeugdinrichtingen (RJJI’s) en de Rijksinstellingen voor Forensische Zorg.
Welke extra stappen gaat u ondernemen om de rechtszekerheid van gedetineerden te waarborgen?
Het uitgangspunt is dat het toegangsbeleid geen effect zal hebben op de rechtszekerheid en het recht op rechtsbijstand van gedetineerden. Over hoe dit vorm gegeven kan worden is DJI met de betrokken ketenpartners in gesprek.
Bent u over de maatregel in gesprek met de NOvA? Zo nee, bent u bereid hierover met hen in gesprek te gaan of aan te schuiven bij het gesprek tussen de DJI en de NOvA?
DJI is met de NOvA in gesprek. Op 21 augustus jl. heeft er een constructief overleg plaatsgevonden tussen de DJI en de NOvA. Op 16 september jl. heeft er een vervolggesprek plaatsgevonden waarin door DJI is toegelicht op welke wijze zij maatwerk willen bieden aan de advocatuur. In de aankomende periode zullen DJI en de NOvA nader met elkaar in gesprek gaan over de uitvoeringsconsequenties.
Kunt u deze vragen los van elkaar beantwoorden?
Zie beantwoording van de vragen. Daar waar overlap zit in de beantwoording zijn vragen gezamenlijk beantwoord.
De rechtspositie van pensioendeelnemers bij informatieverstrekking en invaren |
|
Agnes Joseph (BBB) |
|
Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 mei 2025 waarin is geoordeeld dat geen rechten aan het Uniform Pensioen Overzicht (UPO) kunnen worden ontleend1?
Ja, met dien verstande dat de uitspraak is van 28 mei 2025.
Betekent deze uitspraak dat noch de Staat, noch pensioenfondsen aansprakelijk zijn voor het jarenlang verstrekken van onjuiste pensioeninformatie? Acht u dit maatschappelijk aanvaardbaar?
In het aangehaalde geval oordeelt de rechtbank dat het eigendomsrecht van de eiser niet is geschonden, geen sprake is van Staatsaansprakelijkheid en wordt andermaal bevestigd dat het UPO niet juridisch bindend is. In de uitspraak staat met zoveel woorden dat de Staat niet aansprakelijk kan worden gehouden voor het feit dat aan de UPO’s geen rechten kunnen worden ontleend en de Staat kan evenmin worden verweten dat zij onrechtmatig heeft gehandeld in verband met de naleving van artikel 48 van de Pensioenwet.
Kunt u bevestigen dat het voor deelnemers nagenoeg onmogelijk is om hun pensioenopbouw zelfstandig te berekenen, in lijn met antwoord 9 op eerdere kamervragen2? En zo niet, kunt u dit toelichten?
Het is in beginsel een taak is van de pensioenuitvoerder om het verwachte pensioen van deelnemers te berekenen. Dit is ook in antwoord op eerdere vragen over dit onderwerp toegelicht.3 Gegevens die onderdeel zijn van een berekening zoals fondsspecifieke sterftetafels, toedelingsparameters, projectierendementen en herverdelingsmechanismen zijn enerzijds vaak actuarieel complex en in onderling samenhang toegepast. Dit maakt het complex om de berekening zelfstandig te reconstrueren. Deelnemers hebben daarom de mogelijkheid om het fonds te vragen de voor hen geldende bedragen na te rekenen en uit te leggen.
In hoeverre kunt u dit gebrek aan kenbaarheid en afdwingbaarheid van de pensioenopbouw rijmen met het recht op een eerlijk proces en effectieve rechtsbescherming?
Ik hecht er groot belang aan dat deelnemers goed begrijpen wat hun pensioenaanspraken zijn.4 Er zijn een aantal aanvullende maatregelen aangekondigd om deelnemers beter te betrekken en te informeren, waaronder een aanscherping van de regelgeving die ervoor zorgt dat de pensioenuitvoerder zich inspant om ervoor te zorgen dat de getoonde transitie-informatie leidt tot realistische verwachtingen bij de deelnemer.5 Daarnaast vind ik het van groot belang dat er aandacht is voor het voorkomen van en herstellen van fouten, zodat een gang naar de rechter niet nodig is.
Deelnemers kunnen bij hun pensioenuitvoerder terecht (interne klachtenprocedure), en als dat niet tot duidelijkheid leidt kan de deelnemer gebruik maken van de externe geschilbeslechting (Kifid of GIP).
Kunt u bevestigen dat een deelnemer altijd mag vragen om extra informatie, bijvoorbeeld een berekening of uitleg, bij pensioenfondsen, in lijn met de antwoorden op eerdere kamervragen 2 en 3? En zo niet, kunt u dit toelichten?
Een deelnemer mag altijd vragen om extra informatie, bijvoorbeeld berekeningen, en om uitleg daarvan. Dat recht kent de Pensioenwet deelnemers toe.6
Kunt u bevestigen dat een deelnemer bij het vragen om extra informatie, ter versterking van zijn rechtspositie, altijd kan vragen om een bevestiging van de juistheid van de ontvangen informatie, in lijn met antwoord 15 op eerdere kamervragen3? En zo niet, kunt u dit toelichten?
Het staat deelnemers vrij pensioenuitvoerders te vragen om een bevestiging van de juistheid van de ontvangen informatie. Tegelijk is er één principe leidend op grond van bestaande jurisprudentie, namelijk dat het pensioenreglement bepalend is voor het antwoord op de vraag welke rechten de deelnemer op grond van een pensioenregeling heeft.8 Een deelnemer ontleent zijn aanspraak op pensioen of recht op een pensioenuitkering niet aan (bepaalde) verstrekte informatie, maar uitsluitend aan het pensioenreglement. Uit dat leidende principe volgt dat de pensioenuitvoerder wettelijk gehouden is het pensioenreglement uit te voeren, en niet meer of minder aanspraken op pensioen kan toekennen dan bepaald in dat reglement.9
Bent u bekend met signalen, onder meer afkomstig van de actie «Cultuur onder Vuur»4, dat verschillende pensioenfondsen verzoeken tot extra informatie waaronder onderliggende berekeningen en uitleg en de bevestiging van de juistheid van de informatie weigeren te verstrekken?
Pensioenuitvoerders zijn verplicht informatie te verschaffen en mijn beeld is dat uitvoerders deze wettelijke verplichting nakomen. Zoals aangegeven is het uitgangspunt dat rechten voortvloeien uit het pensioenreglement en niet uit het pensioenoverzicht. Het verstrekken van een pensioenoverzicht is geen rechtshandeling van de pensioenuitvoerder waarmee de pensioenuitvoerder een betalingsverplichting in het leven roept. Een pensioenoverzicht is te kenmerken als een informatief bericht.
Hoe beoordeelt u deze handelwijze in het licht van de rechten van een deelnemer die de Pensioenwet hem of haar toekent?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat het recht op extra informatie ter versterking van de rechtspositie in de praktijk onvoldoende afdwingbaar is, waardoor deelnemers geen effectieve bescherming genieten? Zo niet, kunt u dit toelichten?
Die mening deel ik niet. Er zijn diverse informatieverplichtingen die pensioenuitvoerders moeten naleven en waarop toezicht gehouden wordt. Daarnaast is de rechtsbescherming van deelnemers zowel intern als extern met de Wet toekomst pensioenen verder versterkt. Tot slot is de rechtspraak en daarmee de heersende leer op het gebied van rechten die ontleend kunnen worden aan het UPO, voldoende duidelijk.
Bent u bereid wettelijk te verankeren dat deelnemers op verzoek een rechtsgeldig, begrijpelijk en controleerbaar document (niet zijnde het UPO) kunnen ontvangen waarin hun aanspraak bindend wordt vastgesteld?
Ik zie geen aanleiding noch mogelijkheden om rechten toe te kennen aan het UPO. Dit is in lijn met eerdere aandachtspunten uit uw Kamer.11, 12 Hoofdregel is en blijft dat het pensioenreglement leidend is. Aan de hand daarvan worden pensioenaanspraken bepaald. Deze aanspraken zijn echter niet statisch, wat ook in de jurisprudentie meerdere keren is bevestigd. Wijzigingen in de persoonlijke situatie van mensen, die soms ook door de werkgever niet of niet op tijd worden doorgegeven, kunnen leiden tot wijzigingen in de op te bouwen dan wel opgebouwde pensioenaanspraken. Daarom is het jaarlijks te verstrekken UPO een cijfermatige persoonlijke uitwerking, die niet onveranderbaar vaststaat.
Hoe verhoudt de termijn van één maand vóór de transitie voor het verstrekken van de Transitie-UPO zich tot het recht op tijdige, correcte en controleerbare informatie, gezien de complexiteit en mogelijke foutmarges?
De termijn van uiterlijk één maand is verankerd in artikel 46a, zesde lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, conform de beleidsregels die AFM hanteert over informatieverstrekking. Bij het eerder verstrekken van de informatie, neemt de accuraatheid af en daarmee het inzicht voor de deelnemer. De informatie vlak voor transitie verstrekken is voor de deelnemer niet wenselijk in het kader van handelingsperspectief en voor de uitvoering praktisch niet mogelijk. De uiterste termijn van één maand blijft daarmee staan. In de brief van 13 mei 2025 zijn maatregelen aangekondigd, waaronder de wettelijke aanscherping dat pensioenuitvoerders verschillen in de transitie-informatie nog beter moeten uitleggen.
Bent u bereid deze termijn te verlengen en wettelijk te verankeren?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bekend met het feit dat het twee van de drie fondsen die zijn ingevaren per 1 januari 2025 niet lukte om een definitief transitieoverzicht te verstrekken per de door de Autoreit Financiële Markten (AFM) vereiste datum 1 juli 2025? In hoeverre vindt u dit acceptabel, tijdig en verantwoord5?
Ik heb hiervan kennisgenomen. Het is belangrijk dat deelnemers de transitie-informatie, zowel voor als na transitie, tijdig ontvangen en dat deze informatie correct is. Ik vind het dan ook terecht dat de AFM pensioenuitvoerders oproept om ernaar te streven deze informatie zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen een half jaar na invaren te verstrekken. Tegelijkertijd betreft het hier de eerste pensioenfondsen in deze transitie, en wordt deze informatie voor het eerst verstrekt. Ook zorgvuldigheid en correctheid van de informatie zijn van belang.
Bent u bereid te waarborgen dat de definitieve transitieoverzichten bindend zijn en dat deelnemers hier rechten aan kunnen ontlenen?
In lijn met het antwoord op vraag 10 geldt ook hier dat ik geen mogelijkheid en geen aanleiding zie om documenten bindend te verklaren.
Bent u bereid bovengenoemde punten wettelijk te regelen, zodat deelnemers hun pensioenrechten kunnen kennen, controleren en afdwingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat wat in de Pensioenwet in Artikel 48 lid 1 staat, namelijk dat «De informatie die de pensioenuitvoerder verstrekt of beschikbaar stelt is correct, duidelijk en evenwichtig. De informatie wordt tijdig verstrekt of beschikbaar gesteld.», ook daadwerkelijk in de praktijk op een dusdanige wijze wordt uitgevoerd dat deelnemers aan deze informatie rechten kunnen ontlenen?
Pensioenuitvoerders dienen zich te houden aan de wettelijke voorschriften, waaronder die in artikel 48 Pensioenwet. Mijn beeld is niet dat pensioenuitvoerders dit niet kunnen of willen nakomen. AFM houdt hier toezicht op en kan bij overredingen ook handhaven. Indien een deelnemer met een vraag of kwestie zit, kan hij bij zijn uitvoerder terecht met vragen, verzoeken of klachten. Als dat niet leidt tot een gewenst resultaat bestaat de mogelijkheid om het geschil voor te leggen aan een externe geschilleninstantie of naar de rechter te gaan.
Het datalek van medische en persoonlijke gegevens bij het laboratorium van Clinical Diagnostics in Rijswijk. |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Rosanne Hertzberger (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Judith Tielen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Daniëlle Jansen (NSC), van Marum |
|
![]() ![]() |
Hoe bestaat het dat het anno 2025, in tijden dat we maximaal weerbaar moeten zijn, mogelijk is om bij een zorgpartij van een half miljoen Nederlanders uiterst gevoelige medische gegevens en persoonsgegevens te stelen?
Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) heeft een onafhankelijk onderzoek ingesteld naar de exacte omvang en de oorzaak van deze hack. Ook de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zijn een onderzoek gestart. Los daarvan markeer ik hierbij het grote belang van adequate technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van persoonsgegevens, in het bijzonder als het gaat om gezondheidsgegevens. Zorgaanbieders zijn daartoe wettelijk verplicht, onder andere op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Ik betreur het dan ook ten zeerste dat gezondheidsgegevens zijn bemachtigd bij een hack bij Clinical Diagnostics.
Wanneer werd het datalek bekend bij de Stichting Bevolkingsonderzoek Nederland en bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Kunt u een tijdlijn maken met de belangrijkste gebeurtenissen en wanneer zij ontdekt zijn? Kunt u daarop zeggen wanneer de diefstal plaatsvond, wanneer mensen en de Autoriteit Persoonsgegevens geïnformeerd zijn, wanneer het ministerie/de bewindspersonen geïnformeerd zijn en alle andere relevante gebeurtenissen?
BVO NL is op woensdag 6 augustus door het laboratorium Clinical Diagnostics geïnformeerd over de hack, nadat het laboratorium de hack op 6 juli heeft ontdekt. BVO NL heeft op 6 augustus een melding gemaakt bij de AP en heeft op dezelfde dag het RIVM, de opdrachtgever van BVO NL, geïnformeerd. Het Ministerie van VWS is op donderdag 7 augustus geïnformeerd door het RIVM. BVO NL heeft op zaterdag 9 augustus een melding gedaan bij de IGJ.
Op maandag 11 augustus heeft BVO NL een nieuwsbericht uitgebracht over de hack en is uw Kamer geïnformeerd. Op maandag 11 augustus heeft ook Z-Cert, het expertisecentrum voor cybersecurity in de zorg, bij het Ministerie van VWS melding gemaakt over de hack.
In de week van 18 augustus heeft BVO NL de eerste groep deelnemers waarvan vaststaat dat zij betrokken zijn bij de hack, per brief geïnformeerd.
Nadien heeft het laboratorium desgevraagd aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Zoals ik vrijdag 29 augustus en vandaag in aparte brieven aan uw Kamer heb laten weten, blijkt uit dit onderzoek dat nog meer deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zijn getroffen door de hack. BVO NL heeft hier op 29 augustus ook een nieuwsbericht over gepubliceerd. Deze deelnemers ontvangen van BVO NL een brief.
Waarom wordt het lekken van persoonlijke en medische gegevens van een half miljoen Nederlanders pas meer dan vier weken later openbaar gemaakt? Klopt het dat er al eerder een lek bij dit laboratorium was gesignaleerd maar daar niet naar werd gehandeld, er geen consequenties waren?
In situaties als deze rust op verwerkingsverantwoordelijken de verplichting datalekken aan de AP en betrokkenen te melden binnen de termijnen die de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) noemt. Of en waarom dat hier niet gebeurd zou zijn, is ter beoordeling van de AP die inmiddels een onderzoek is gestart.
Bent u het ermee eens dat dit het vertrouwen van Nederlanders in het bevolkingsonderzoek, waar al steeds minder in wordt deelgenomen, ernstig ondermijnt?
Ik begrijp heel goed dat (potentiële) deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zich zorgen maken en vragen hebben na het bericht over de hack. Meedoen aan een bevolkingsonderzoek kan al spanning met zich meebrengen. Als je dan ook nog hoort dat je persoonsgegevens mogelijk zijn bemachtigd, is dat een ontzettende schok. Deelnemers aan bevolkingsonderzoeken moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun persoonlijke gegevens veilig zijn. Dat er nu persoonlijke gegevens zijn gestolen door hackers, vind ik ontzettend betreurenswaardig. Ik kan me voorstellen dat dit mensen aan het denken zet over deelname aan het bevolkingsonderzoek. Ikwil benadrukken dat het vroeg opsporen van kanker ervoor zorgt dat de behandeling minder belastend is en een betere uitkomst heeft, waardoor sterfgevallen door de betreffende vorm van kanker voorkomen worden. Deelname is dus in ieders belang.
Hoe kan het dat er met één hack zoveel gegevens van zoveel mensen in één keer buit kunnen worden gemaakt? Waarom worden medische uitslagen in combinatie met burgerservicenummers en adresgegevens opgeslagen? Wordt er in deze laboratoria gewerkt met het gespreid en versleuteld opslaan van een minimaal benodigde hoeveelheid gegevens? Welke concrete inspanningen worden er geleverd om te voldoen aan het beginsel van dataminimalisatie conform artikel 5 AVG?
De diverse aspecten waarnaar gevraagd wordt, moeten blijken uit de verschillende lopende onderzoeken naar de hack en het datalek dat daarop volgde.
In algemene zin markeer ik het grote belang dat bij de verwerking van bijzondere persoonsgegevens zoals medische persoonsgegevens aan de wettelijke vereisten wordt voldaan, waaronder in ieder geval de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens die zijn neergelegd in artikel 5 AVG (o.a. rechtmatigheid, transparantie, doelbinding en het principe van dataminimalisatie). Aanvullende (informatiebeveiligings)normen gelden ingeval van verwerking van persoonsgegevens met een hoog risico voor rechten en vrijheden van burgers. Het is aan de organisatie die verantwoordelijk is voor verwerking van persoonsgegevens (de verwerkingsverantwoordelijke) om aan te tonen dat zij voldoet aan de toepasselijke normen en uiteindelijk aan de AP om te beoordelen of dat het geval is (geweest).
Valt dit lab, één van de grootste van Nederland, onder toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)? Zo ja, wanneer heeft de Inspectie voor het laatst dit laboratorium bezocht en wat waren toen de bevindingen?
Op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg is er sectorspecifieke wet- en regelgeving (onder andere de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz)) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving.
De IGJ heeft mij laten weten dat dit laboratorium nog niet eerder bezocht is in het kader van informatieveiligheid. De IGJ is inmiddels een onderzoek gestart bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria.
Wat zijn de minimumvereisten voor dataveiligheid van Stichting bevolkingsonderzoek? Aan welke standaarden moeten laboratoria voldoen om grootschalig labonderzoek te mogen verrichten?
Wat betreft de eerste vraag geldt dat voor zover BVO NL persoonsgegevens verwerkt ten aanzien waarvan BVO NL geldt als verwerkingsverantwoordelijke, BVO NL zich in ieder geval moet houden aan de AVG. Op grond van de AVG dient BVO NL in dat geval organisatorische en technische maatregelen te treffen ter beveiliging van persoonsgegevens. De AP houdt hierop toezicht. Daarbij betrekt het informatiebeveiligingsnormen als de NEN7510. Die normen gelden als gezaghebbende uitwerking van de algemene beveiligingsnorm uit de AVG. Die sectorspecifieke informatiebeveiligingsnormen zijn voor zorgaanbieders overigens verplicht gesteld in het Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieders.
Wat betreft de tweede vraag geldt dat voor laboratoria wet- en regelgeving op het gebied van kwaliteit van de zorg en dataveiligheid kan gelden. Welke wet- en regelgeving dat precies betreft, hangt af van de concrete omstandigheden (zoals de aard van de werkzaamheden). De schaalgrootte van de labonderzoeken speelt hierbij in principe geen rol.
Hoe was het gesteld met de datahuishouding en -veiligheid bij dit lab? Beschikte het laboratorium over de NEN 7510 certificering voor databeveiliging? Klopt het dat alle zorgpartijen die met bijzondere persoonsgegevens werken verplicht zijn om aan de NEN7510 richtlijn te voldoen? Voldeed dit lab hieraan? Gaan medische laboratoria onder de NIS-2 wetgeving vallen?
Het antwoord op deze vragen zal voortvloeien uit de verschillenden lopende onderzoeken naar de hack en het datalek. Algemeen geldt, in het kader van goede en veilige zorg, dat zorgaanbieders die persoonsgegevens verwerken in een zorginformatiesysteem, moeten kunnen laten zien dat ze werken volgens de daarvoor geldende informatiebeveiligingsnormen, waaronder de NEN 7510. De IGJ houdt hier toezicht op en de AP, voor zover het gaat om de bescherming van persoonsgegevens.
Er bestaat binnen de NIS2-richtlijn of het wetsvoorstel Cyberbeveilingswet (Cbw), dat de Minister van Justitie en Veiligheid op 2 juni 2025 aanhangig heeft gemaakt in uw Kamer, geen categorie die zich specifiek richt op medische laboratoria. Een medisch laboratorium zou onder de NIS2-richtlijn kunnen vallen indien het bijvoorbeeld handelingen uitvoert die vallen onder de Wkkgz of wanneer het (deels) onderzoek doet naar geneesmiddelen en voor zover zij voldoen aan de eisen in de NIS-2-wetgeving op het gebied van omvang personeelsbestand en omzet. Het hangt dus af van de dienstverlening of een medisch laboratorium onder een van de categorieën van de NIS2-richtlijn of Cbw valt.
Worden er vandaag nog steeds samples gestuurd vanuit het bevolkingsonderzoek of andere medische diagnostiek naar laboratoria waar deze data niet veilig zijn en worden verwerkt door systemen die niet aan de richtlijnen voldoen?
BVO NL heeft de samenwerking met het laboratorium tot nader order opgeschort. Bij de andere laboratoria betrokken bij de bevolkingsonderzoeken worden door Z-Cert extra checks gedaan op informatieveiligheid.
Bij hoeveel Eurofins laboratoria speelt dit? Bij hoeveel andere medische laboratoria?
Er zijn bij mij geen signalen bekend dat de informatiebeveiliging bij andere laboratoria niet op orde zou zijn.
Welke andere zorgpartijen beschikken over de medische en persoonsgegevens van honderdduizenden Nederlanders zonder dat de dataveiligheid op orde is?
Ik heb geen inzicht in de hoeveelheid gezondheidsdata waar de verschillende zorgpartijen over beschikken. De zorg digitaliseert in toenemende mate en dit brengt grote voordelen met zich mee, maar ook risico’s. Zorgpartijen zijn verantwoordelijk voor informatieveiligheid. Zij zijn verplicht te voldoen aan de wettelijke normen voor informatiebeveiliging in de zorg.
Zorginstellingen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om de risico’s te beperken en de impact van incidenten zo klein mogelijk te maken wanneer deze toch plaatsvinden. Dit neemt echter niet weg dat ik me ook inzet op het verkleinen van de risico's en de impact hiervan. Dit doe ik door te zorgen voor meer bewustwording met het programma informatieveilig gedrag in de zorg, door duidelijke normen en kaders te stellen en door hulpmiddelen aan te bieden om deze te implementeren. Daarnaast biedt Z-Cert gespecialiseerde ondersteuning aan zorgaanbieders.
Op welke termijn kunt u dit in kaart brengen?
Zie antwoord vraag 11.
Wat bent u van plan om te doen als blijkt dat deze onveilige situatie bij andere zorgpartijen speelt?
Zie antwoord vraag 11.
Wat verwacht u van de effecten van dit massale datalek voor de veiligheid van Nederlanders en hoe beoordeelt u de risico’s op onder andere identiteitsfraude, chantage of zorgmijden als gevolg hiervan? Hoe worden mensen met gevoelige adresgegevens, zoals penitentiaire inrichtingen, blijf-van-mijn-lijf-huizen en psychiatrische klinieken geholpen?
Hacks waarbij zoveel data worden bemachtigd vergroten het risico op gerichte en overtuigende phishingaanvallen, juist omdat kwaadwillende beschikken over persoonlijke informatie waarvan het slachtoffer zich mogelijk niet bewust is dat deze is buitgemaakt.
BVO NL informeert de getroffen deelnemers van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. In de brief van BVO NL wordt ook gewezen op het risico op fraude. De betrokken (ex-)gedetineerden worden via een informatiebrief van Clinical Diagnostics over de hack geïnformeerd, met daarbij een begeleidende brief van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). In deze brieven is onder meer opgenomen wat betrokkenen kunnen doen.
Kunt u deze vragen los van elkaar, zo snel mogelijk en zeker binnen drie weken beantwoorden?
Daar zet ik mij voor in.
De artikelen 'Kantoor CIDI in Den Haag beklad: ’De waanzin dendert door’, 'Gebouw CIDI beklad met ketchup en bloem, gebeurde tijdens Gazadebat' en 'Zijn deze kunstenaars al gepakt?' |
|
Claudia van Zanten (BBB) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met bovenstaande artikelen?1 2 3
Ja.
In welke fase bevindt zich het lopende politieonderzoek naar de bekladding van het CIDI-gebouw tijdens het Gaza-debat in Den Haag op 7 augustus 2025?
Ik begrijp dat dit een ingrijpende situatie is, maar zoals gebruikelijk kan ik niet ingaan op individuele casuïstiek. Het Openbaar Ministerie gaat over de opsporing en vervolging van strafbare feiten.
Zijn de personen waarvan duidelijke beelden van bestaan van dat zij het CIDI-gebouw bekladden, waarvan hun namen circuleren op internet en waarvan hun namen bekend zouden zijn bij de politie reeds aangehouden, of tenminste verhoord? Zo ja, worden zij vervolgd en waarvoor precies? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt ook expliciet gekeken naar degenen die de privéwoning van een CIDI-bestuurslid in Amsterdam hebben beklad met pro-Palestijnse stickers? Zo ja, welke prioriteit krijgt dit aspect van intimidatie?
Zie antwoord vraag 2.
Welke concrete maatregelen worden genomen om medewerkers van maatschappelijke organisaties te beschermen en specifiek wanneer hun privéwoningen doelwit worden?
Een deel van de verantwoordelijkheid voor het treffen van veiligheidsmaatregelen ligt bij de werkgever. Deze kunnen zich uitstrekken tot de privéwoning van medewerkers. Op het moment dat er sprake is van een (hoog) risico en/of een dreiging ligt het in de rede om aanvullende veiligheidsmaatregelen te treffen. Pas wanneer een medewerker en een organisatie/bedrijf op eigen kracht geen weerstand kan bieden tegen de dreiging, komt de overheid in beeld. Wel wordt het raadzaam geacht in alle gevallen dreigingen te melden bij de politie.
Is er afstemming met lokale autoriteiten (gemeente, politie) om de veiligheid van deze medewerkers te waarborgen?
De aanpak van veiligheidssituaties op lokaal niveau is primair de verantwoordelijkheid van de burgemeester als lokaal gezag. Ik heb er alle vertrouwen in dat de betrokken instanties – politie, gemeente en mogelijke andere partners – in gezamenlijkheid en met de benodigde zorgvuldigheid handelen.
Hoe positioneert u de beide vormen van bekladding met ogenschijnlijk antisemitisch dan wel anti-Israëlisch motief?
Ik vind het verwerpelijk als kantoren worden beklad met iets wat er uit zou moeten zien als bloed. Het is echter niet aan mij om een juridisch oordeel te vellen.
Overweegt u wet- of beleidsaanpassingen om escalatie naar de privésfeer te voorkomen en worden er maatregelen genomen zoals cameratoezicht, specifieke meldpunten en bescherming voor bedreigde medewerkers?
Nee, deze voornemens zijn er niet noch overweeg ik die. Ik acht het bestaande instrumentarium dat organisaties dan wel de overheid ter beschikking staat om escalatie naar de privésfeer te voorkomen, waaronder begrepen cameratoezicht, specifieke meldpunten en het ter beschikking stellen van verdere beschermingsmiddelen, afdoende.
In hoeverre is de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 en het Werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB), die maatregelen omvatten zoals bescherming, preventie en monitoring, direct ingezet na de bekladdingen van het CIDI-gebouw en de woning van een medewerker?
De Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 noch het Werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding zijn geëigend om direct in concrete situaties, zoals de bekladding van gebouwen, in te zetten. Wel is de inrichting van het Veiligheidsfonds één van de maatregelen uit de Strategie. Het Veiligheidsfonds is een subsidieregeling die een financiële tegemoetkoming kan bieden aan Joodse scholen, instellingen en evenementen in het treffen van veiligheidsmaatregelen. Subsidieaanvragen kunnen sinds 15 september jl. ingediend worden.
Kan concreet worden aangegeven of en hoe het veiligheidsfonds van € 1,3 miljoen wordt ingezet voor beveiligingsmaatregelen rond maatschappelijke organisaties zoals CIDI, of specifiek voor medewerkers die persoonlijk zijn bedreigd?
Maatschappelijke organisaties kunnen voor dit jaar een aanvraag doen om de veiligheid van de deelnemers aan een activiteit van een Joodse instelling of van de bezoekers van een Joods evenement te bevorderen en/of ter voorkoming van vernieling, beschadiging, of onbruikbaarmaking van een roerende of onroerende zaak waarvan een Joodse instelling of een organisator van een Joods evenement eigenaar, huurder of gebruiker is. Het gaat hier om te plannen inzet, niet als oplossing voor een calamiteit. Voor de regeling 2026 en verder wordt op dit moment bezien of een deel van dit fonds wel meer voor calamiteiten moet worden ingezet. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op de vragen 5 en 6.
In hoeverre kan de dit jaar ingerichte taskforce hierin een rol spelen?
Het is niet voorzien dat de taskforce hierin een rol kan spelen. De opdracht aan de taskforce is om gerichte voorstellen te doen, die passen binnen het kader van de bestaande wet- en regelgeving, voor maatregelen ten behoeve van a) de veiligheid van Joodse studenten op hogescholen en universiteiten; b) het weren van antisemitische sprekers op hogescholen en universiteiten en; c) maatregelen die een handelingsperspectief bieden ten aanzien van de veiligheidsconsequenties van sit-ins op OV-stations.
Worden instrumenten met betrekking tot verhoging van de pakkans, repressieve instrumenten zoals snelrecht en intrekken van Nederlanderschap bij ernstig antisemitisch geweld ook geactiveerd in gevallen zoals bekladdingen als voorbeeld van strafbare antisemitische intimidatie?
Vernieling en beschadiging zijn strafbaar gesteld in artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. Zo daar aanknopingspunten voor zijn zal bekladding in de regel echter eerder op grond van een bepaling in de lokale Algemene Plaatselijke Verordening worden aangepakt.
Wanneer snelrecht mogelijk is, wordt daarvoor gekozen. Randvoorwaarde is dat het moet gaan om «bewijstechnisch» eenvoudige zaken, bijvoorbeeld waarbij een verdachte op heterdaad is betrapt of het strafbare feit bekent en waar de maximale strafeis niet hoger is dan 1 jaar gevangenisstraf.
Intrekking van het Nederlanderschap is niet aan de orde noch bestaat hier een wettelijke grondslag voor, bij een verdenking van bekladding.
Zijn er concrete beleidsplannen voor prioriteit in strafrechtelijke vervolging bij antisemitische intimidatie die zich richt op individuele medewerkers of hun privéomgeving?
Nee, die zijn er niet. In voorkomende gevallen zal door het Openbaar Ministerie terug worden gegrepen op richtlijnen voor vervolging.
Worden maatschappelijke organisaties zoals CIDI actief betrokken bij preventiecampagnes of veiligheidstrainingen, bijvoorbeeld met betrekking tot het onderwijs?
Afhankelijk van het onderwerp en de behoefte maakt de overheid gebruik van de inhoudelijke expertise van relevante maatschappelijke organisaties bij de ontwikkeling van instrumenten ten behoeve van preventie of veiligheid. Zo ontwikkelt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) momenteel samen de NCAB en diverse maatschappelijke organisaties waaronder het CIDI handreikingen voor het herkennen van en omgaan met antisemitisme in het hbo en wo. Voor het po en vo is in mei 2024 al de handreiking «omgaan met antisemitische incidenten» gepubliceerd. Deze handreiking heeft het Ministerie van OCW in samenwerking met het CIDI en de NCAB ontwikkeld.
Bestaat er voor dergelijke organisaties onder de post «onderwijs en preventie» een gerichte ondersteuning, bijvoorbeeld voor medewerkers die onderwerp zijn van intimidatie?
Vanuit het Ministerie van OCW wordt breed ingezet op versterking en ondersteuning van veiligheid binnen de onderwijssector. In het funderend onderwijs wordt Stichting School en Veiligheid structureel gefinancierd, om scholen hulp te bieden bij het realiseren van een goed en veilig schoolklimaat.
Welke stappen zijn de afgelopen maanden genomen om te komen tot verduidelijking of aanscherping van wetten rondom haatzaaien en discriminatie, zodat criteria transparanter en consistenter worden toegepast?
Op 1 juli jl. is artikel 44bis van het Wetboek van Strafrecht in werking getreden, waarmee een juridische grondslag is gecreëerd om bij delicten waarbij sprake is van een commuun feit met een discriminatoir aspect, de op dat feit gestelde tijdelijke gevangenisstraf of hechtenis met een derde te verhogen.
Kunt u de vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ik heb getracht de vragen, met inachtneming van zorgvuldigheid, zo spoedig mogelijk te beantwoorden.