Achterstallige coronaboetes |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Nog duizenden coronaboetes wachten op beoordeling, maar OM wil niet seponeren»?1
Ja.
Onderschrijft u de stellingname van het Openbaar Ministerie (OM), dat aangeeft de openstaande veroordelingen niet te willen seponeren?
Het is in de eerste plaats aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of een strafzaak moet worden geseponeerd. Ik ben het echter eens met het standpunt van het OM dat zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat lopende strafzaken moeten worden geseponeerd.
Hoe reflecteert u op deze stellingname van het OM, in het licht van het feit dat wij inmiddels weten dat de effectiviteit en legitimiteit van de coronamaatregelen discutabel waren? Bent u niet van mening dat het in retrospectief niet gerechtvaardigd is om mensen met terugwerkende kracht te beboeten voor het overtreden van regels die niet (wetenschappelijk) onderbouwd konden worden en die bovendien grondwettelijk niet te legitimeren waren?
In het belang van een goed functionerende democratische rechtstaat dienen regels te worden gehandhaafd, ongeacht of deze maatregelen door sommige mensen of groepen van mensen als discutabel of onvoldoende onderbouwd worden gezien.
Het gaat bovendien hierbij om verzetszaken, dat betekent dat de zaken al op een eerder moment beoordeeld zijn en het OM destijds heeft besloten om een strafbeschikking op te leggen aan de verdachte. Er is hier dus geen sprake van met terugwerkende kracht bestraffen. De verdachten hebben verzet ingesteld en het verzet moet nog beoordeeld worden of door de rechter behandeld worden.
Hoe reflecteert u op het feit dat het OM kampt met grote personeelstekorten, waardoor ernstige delicten en strafzaken, zoals bijvoorbeeld zedenzaken, onbehandeld blijven, maar dat deze organisatie desalniettemin wel werk gaat maken van het vervolgen van burgers die zich tijdens de coronacrisis hebben beroepen op hun vrijheden en grondrechten en in dat licht bezien eigenlijk geen strafbare feiten hebben begaan?
De opsporingsinstanties en het OM hebben, zoals bekend, onvoldoende capaciteit om alle strafbare feiten waar zij kennis van nemen aan te pakken. Om deze reden zijn afspraken gemaakt over de prioritering bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten. In zijn algemeenheid geldt bijvoorbeeld dat de aanpak van ernstige strafbare feiten, zoals zedenmisdrijven, voorrang krijgt. De vervolging bij de coronaboetes gaat dus niet ten koste van de vervolging van ernstige strafbare feiten.
Zoals ook blijkt uit het mediabericht waarnaar u verwijst vindt de behandeling van de «coronaboetes» plaats door het Parket Centrale Verwerking OM dat normaal gesproken vooral verkeersovertredingen en overtredingen op het gebied van de openbare orde behandelt. De behandeling van de coronaboetes gaat dus ook in dit opzicht niet ten koste van de vervolging van ernstiger strafbare feiten.
Hoe reflecteert u op het feit dat bijvoorbeeld de avondklok en de mondkapjesplicht volgens verschillende wetenschappelijke publicaties aantoonbaar geen effect hebben gehad op de bestrijding van het coronavirus, maar het OM burgers toch gaat vervolgen voor het overtreden van deze maatregelen? Vindt u niet dat voortschrijdend inzicht hierin zwaar zou moeten wegen en het seponeren van deze boetes dientengevolge dus op zijn plaats is, te meer daar de coronamaatregelen op dit moment op geen enkele manier meer relevant zijn voor het waarborgen van de veiligheid en de rechtsstaat en de Nederlandse samenleving dus op geen enkele manier gebaat is bij het doorzetten van deze zaken? Zo nee, waarom niet? Graag een uitgebreide analyse.
Zoals ik bij het antwoord op vraag 3 heb toegelicht is het belangrijk dat in een democratische rechtstaat de regels worden gehandhaafd, ook als deze regels door sommige mensen of groepen van mensen als discutabel of onvoldoende onderbouwd worden gezien. Indien mensen het niet eens zijn met een opgelegde strafbeschikking kunnen zij hiertegen verzet instellen bij de officier van justitie. De zaken in onderliggend artikel betreffen nog openstaande verzetszaken. Indien de officier de strafbeschikking niet wijzigt of seponeert naar aanleiding van het verzet dan wordt de zaak voorgelegd aan de rechter. Het is uiteindelijk aan de rechter om te bepalen of de strafbeschikking terecht is opgelegd.
Of een bepaalde regel tijdens het vervolgingsproces nog relevant is voor het waarborgen van de veiligheid en de rechtstaat is geen afweging om de vervolging te stoppen of door te zetten. In onze dynamische samenleving veranderen regels voortdurend. Het gaat erom dat burgers erop mogen vertrouwen dat de overheid de regels handhaaft. Dit geldt des te meer ten opzichte van de burgers die zich wel netjes aan de regels hebben gehouden en de burgers die wel bij overtreding de boete direct betaald hebben.
Hoeveel mankracht bij het OM gaat het kosten om alle coronaovertredingen op tijd te behandelen? Wat betekent dit voor de bezetting op andere zaken? Hoeveel vertraging levert het innen van de coronaboetes op voor de behandeling van andere strafzaken?
Zoals ook blijkt uit het mediabericht waarnaar u verwijst vindt de behandeling van de «coronaboetes» plaats door het Parket Centrale Verwerking OM dat normaal gesproken vooral verkeersovertredingen en overtredingen op het gebied van de openbare orde behandelt. De behandeling van de coronaboetes gaat dus niet ten koste van de vervolging van ernstiger strafbare feiten. Daarnaast geldt dat het overgrote deel van het werk al verricht is, alle corona-zaken zijn reeds beoordeeld waarna een strafbeschikking is opgelegd. Parket Centrale Verwerking OM is bekend en berekend op de instroom van grote aantallen. Het beoordelen en behandelen van de verzetszaken, dat nu nog loopt, is onderdeel van het reguliere werkproces van het Parket.
Is de vertraging die wordt opgelopen bij de behandeling van andere strafzaken ten faveure van de coronaovertredingen wat u betreft geoorloofd? Zo ja, wat is de argumentatie om hieraan prioriteit te geven ten opzichte van, bijvoorbeeld, wachtende zedenzaken?
Zie ook het antwoord op vraag 4. Er wordt geen prioriteit aan de behandeling van verzet tegen de coronaboetes gegeven, dit valt onder het reguliere werkproces van het Parket Centrale Verwerking OM. De behandeling van de coronaboetes gaat niet ten koste van de opsporing en vervolging van ernstiger strafbare feiten.
Welk voordeel voor de maatschappij levert het innen van de boetes voor coronaovertredingen de samenleving en de rechtsstaat op ten opzichte van de behandeling van andere strafzaken? Op welke manier wordt de nationale veiligheid hierdoor verbeterd en/of gewaarborgd?
Het is in het belang van het functioneren van onze democratische rechtstaat dat regels worden gehandhaafd ook als deze regels tijdens het vervolgingsproces niet meer actueel zijn.
Krijgen de bewindspersonen die zich tijdens de coronacrisis aantoonbaar niet aan de coronamaatregelen hebben gehouden ook een boete? Zo nee, waarom niet?
Bij de handhaving van regels wordt geen onderscheid gemaakt naar functie.
Hoeveel gaat het behandelen van de achterstallige coronaovertredingen de samenleving kosten ten opzichte van wat het oplevert? Heeft u een kosten-batenanalyse gemaakt van deze operatie en kunt u deze inzichtelijk maken?
Zoals ik hiervoor heb toegelicht is het behandelen van de coronaboetes in het belang van het functioneren van onze democratische rechtstaat. Dit belang kan moeilijk tegen een geldbedrag worden afgezet. Er is dan ook geen kosten-batenanalyse gemaakt.
Het bericht ‘Ik wil dat Wim wordt uitgeleverd aan Nederland. Zedenzaken tegen reformatorische hulpverlener staken’ |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Ik wil dat Wim wordt uitgeleverd aan Nederland. Zedenzaken tegen reformatorische hulpverlener staken»?1
Ja.
Op welke manier(en) zet de Nederlandse overheid zich in om te voorkomen dat Nederlanders in het buitenland dit soort misdrijven begaan?
Het kabinet werkt aan structurele, duurzame oplossingen voor het aanpakken van grondoorzaken van armoede, in brede zin. Armoede en de daarmee vaak gepaard gaande verschillen in welzijn en machtsverhoudingen zijn vaak oorzaak van dit soort misdrijven. De Nederlandse overheid kan niet voorkomen dat Nederlanders, ook in het buitenland, dit soort misdrijven begaan en/of dat dit soort misdrijven niet voorkomt.
Naar aanleiding van onder meer #MeToo en het seksueel grensoverschrijdend gedrag in Haïti zijn uitvoerders aangesproken en is bewustwording in het BHOS-beleid inzake machtsmisbruik aangescherpt, onder andere door aangescherpte gedragsregels inzake Sexual Exploitation, Abuse and Harassment (SEAH) en screening van medewerkers.
Kunt u aangeven welke vorderingen er zijn gemaakt op het weeshuisdossier sinds er een coördinator bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken is aangesteld?
Sinds het aanstellen van een coördinator bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn op het dossier «kind en welzijn» (weeshuistoerisme) de volgende activiteiten uitgevoerd.
In maart 2022 is er een uitvraag gedaan bij posten om te onderzoeken in hoeverre de problematiek rondom weeshuistoerisme speelt in het betreffende land. Deze exercitie is ook benoemd in de Kamerbrief van 6 mei 2022 (35 069 nr. 15). Daarnaast heeft het ministerie de reisadviezen aangepast voor landen waar weeshuistoerisme voorkomt. Op de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is in najaar 2022 informatie over vrijwilligerswerk in weeshuizen toegevoegd en geüpdatet.
Ook zijn de handelsperspectieven genoemd in het Ecorys-rapport onderzocht. Samen met de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën is besproken welke daarvan realistisch, wenselijk en haalbaar zijn en welke concrete acties hieraan verbonden kunnen worden.
Zo is de ANBI-status, het invoeren van een VOG-vereiste en actieve communicatie om reizen van vrijwilligers naar zorginstellingen tegen te gaan onderzocht.
Voor een ANBI-status kan niet specifiek worden gekeken naar particuliere instellingen die vrijwilligerswerk aan weeshuizen aanbieden, waardoor het via de ANBI-status niet mogelijk bleek om deze instellingen voor de ANBI-status uit te sluiten.
Ook is de effectiviteit, wenselijkheid en haalbaarheid van het gebruik van de verklaring omtrent gedrag (VOG) voor vrijwilligers die naar weeshuizen uitreizen onderzocht en lijkt voorafgaande screening van personeel van instellingen op dit vlak wenselijk. Dezelfde discussie speelt met relevante organisaties v.a.v. humanitaire hulpverleners met als doel een zo goed mogelijke screening in te regelen. Nederlandse organisaties kunnen voor deze screening de VOG gebruiken.
Een eerste sectorbijeenkomst «Kind en Welzijn» heeft op het Ministerie van Buitenlandse Zaken plaatsgevonden. Hieruit is de denktank «Kind en Welzijn» ontstaan, waar maatschappelijk middenveld en particuliere initiatieven samen komen om onderlinge samenwerking te versterken en gedeelde uitgangspunten te formuleren om de rechten van het kind en kinderwelzijn te beschermen. Het Ministerie van Buitenlandse zaken is hierbij betrokken en neemt hieraan deel.
Op welke manier is er vooruitgang geboekt in het aanmoedigen van initiatieven van derde partijen door het Ministerie van Buitenlandse Zaken omtrent de voorlichting over reizen naar buitenlandse weeshuizen?
Voorlichting is een effectief instrument voor ontmoediging gebleken zo stelt het Ecorys-rapport. De sector is daarmee verder aan de slag gegaan via een mediacampagne, met name gericht op jongeren die vanuit goede intenties op pad gaan. Het ministerie staat in contact met onder andere Better Care Network Nederland (BCNN) met betrekking tot de campagne #stopweeshuistoerisme. Het ministerie moedigt de sector aan om campagnes voor bewustwording over de schadelijke gevolgen van weeshuistoerisme voort te zetten.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoekt op dit moment ook zelf in hoeverre voorlichting vanuit de rijksoverheid voor jongeren en hun ouders over de negatieve gevolgen van -veelal goedbedoelde- vrijwilligersreizen naar residentiele zorginstellingen voor kinderen/weeshuistoerisme meerwaarde zou kunnen hebben.
Bent u bereid om steviger beleid te maken rondom het opzetten en steunen van weeshuizen in het buitenland nu opnieuw blijkt dat kinderen in weeshuizen extra kwetsbaar zijn voor mishandeling? Zo ja, welke invulling gaat u hieraan geven? Zo nee, waarom niet?
Naast de in de antwoorden op de vragen 3 en 4 genoemde inspanningen ten aanzien van het tegengaan van weeshuistoerisme moedigt het ministerie de sector aan om zelf het vereisen van een verklaring omtrent gedrag (VOG) verplicht te stellen.
Daarnaast zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken zelf in haar financieringsafspraken meer eisen stellen op het gebied van het screenen van personeel met organisaties die zij financiert. De VOG kan in deze screening gebruikt worden voor Nederlandse organisaties. Ik teken daarbij wel aan dat ook in geval van (extra) screening, individuele excessen niet kunnen worden voorkomen.
Wellicht ter overvloede, het Ministerie van Buitenlandse Zaken financiert geen instellingen die zich inzetten voor weeshuistoerisme.
Welke mogelijkheden heeft de Nederlandse overheid om te voorkomen dat Nederlanders die betrokken zijn bij misstanden in buitenlandse weeshuizen nieuwe particuliere initiatieven kunnen oprichten?
Die mogelijkheden zijn er niet. Onderzocht is of er mogelijkheden zijn om te voorkomen dat Nederlanders die betrokken zijn bij misstanden in buitenlandse weeshuizen nieuwe particuliere initiatieven kunnen oprichten bijvoorbeeld ten aanzien van de ANBI-status.
Kenmerkend voor de ANBI-regeling is dat deze is gericht op generieke, landelijke erkenning van doelen die niet op het eigenbelang of privébelang zijn gericht. ANBI’s hebben binnen de grenzen van de ANBI-regelgeving vrijheid in het nastreven van hun doelstelling. De grens van de ANBI-regeling ligt bij overtreding van de wet (of daar waar toepassing van de integriteitstoets in beeld komt) of waar een instelling door de rechter verboden wordt. De voorwaarden waarop door de Belastingdienst wordt getoetst, bieden geen ruimte om organisaties alleen vanwege het mogelijk aanbieden van weeshuistoerisme extra te controleren of om die reden de ANBI-status te ontnemen. In overleg met het Ministerie van Financiën is er geconcludeerd dat er middels de ANBI-regeling niet specifiek kan worden gekeken naar particuliere instellingen die werk in weeshuizen aanbieden. De ANBI is vooral een technische toets en geen inhoudelijke toets.
Bent u van mening dat buitenlandse weeshuizen die betrokken zijn bij Nederlandse organisaties, Nederlandse werknemers moeten verplichten in bezit te zijn van een verklaring omtrent het gedrag (vog)? Zo ja, op wat voor manier gaat u hierover communiceren en hiernaar handelen? Zo nee, waarom niet?
Ja, Nederlandse organisaties betrokken bij (de financiering van) buitenlandse weeshuizen zouden, als onderdeel van hun screenings beleid, Nederlandse werknemers moeten kunnen verplichten in het bezit te zijn van een verklaring omtrent gedrag (VOG). Het is aan de organisaties dan wel de sector zelf om de VOG verplicht te stellen.
Op dit moment onderzoekt het Ministerie van Buitenlandse Zaken in samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid de mogelijkheden om het gebruik van de VOG te faciliteren voor Nederlandse hulporganisaties. Inzet is om gezamenlijk met uitvoeringsinstantie COVOG van JenV functieprofielen te maken ten behoeve van screening van werknemers en vrijwilligers waarbij SEAH een risico is.
Ziet u in deze recente misstanden aanleiding om alle aanbevelingen uit het Ecorys-rapport uit 2020, waaronder het instellen van een verbod op weeshuistoerisme, opnieuw te onderzoeken?2
De aanbevelingen uit het Ecorys-rapport uit 2020 zijn onderzocht en waar mogelijk opgevolgd. Er is in samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Financiën onderzocht welke van de genoemde handelingsperspectieven realistisch, wenselijk en haalbaar zijn en welke concrete acties hieraan verbonden kunnen worden. Er is geen aanleiding voor nieuw onderzoek.
Kinderontvoeringen naar Polen en het negeren van een Europees Aanhoudingsbevel |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de casus van de gezochte Nederlandse moeder en de vier ontvoerde kinderen uit Zwolle? Zo nee, bent u bereid kennis te nemen van de casus?1
Ja, ik ben bekend met deze casus.
Wat is uw beeld ten aanzien van de toepassing van weigeringsronden uit het Haags Kinderontvoeringsverdrag door landen zoals Polen waar gerechtelijke procedures traag verlopen?
Ik herken het door u geschetste beeld ten dele. In sommige gevallen wordt een beroep gedaan op de weigeringsgronden in het Haags kinderontvoeringsverdrag in het voordeel van de meenemende ouder. Daarnaast ondervinden sommige ouders problemen bij de tenuitvoerlegging van beslissingen tot teruggeleiding van hun kinderen naar Nederland. In principe staat dit los van de toepassing van eventuele weigeringsgronden door de rechter. Die problemen bij de tenuitvoerlegging vinden hun oorsprong in het nationale recht van het betreffende land. Het kabinet volgt deze problematiek nauwgezet en spreekt relevante landen hier bij gelegenheid op aan. Te meer omdat ik veel waarde hecht aan een correcte naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag.
In hoeverre herkent u het beeld dat Poolse rechters in het voordeel van de ontvoerende moeder vonnis wijzen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom weigert een land, zoals bijvoorbeeld Polen, om kinderen terug te geleiden naar Nederland indien daartoe door een rechter is besloten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat de kinderen waarvan de rechter geoordeeld heeft dat zij naar Nederland moeten, zoals in de casus als benoemd in vraag 1, ook daadwerkelijk zo snel mogelijk naar Nederland worden teruggebracht?
De Nederlandse Centrale autoriteit vraagt bij bilaterale contacten met Polen voortdurend aandacht voor correcte naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag. Ook in een breder verband wordt hierop aangedrongen: samen met een aantal andere lidstaten heeft Nederland zich in december 2022 gevoegd in een zaak voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. In deze zaak is door een Poolse rechter een prejudiciële vraag gesteld over strijdigheid tussen Poolse wetgeving en Europese regelgeving op het gebied van internationale kinderontvoering. Het Hof heeft deze prejudiciële vraag inmiddels bevestigend beantwoord. Ook binnen de Europese Commissie is aandacht voor de naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag. Om deze reden is de Europese Commissie een zogenaamde inbreukprocedure tegen Polen gestart.
Waarom weigeren de Poolse autoriteiten om een Europees Aanhoudingsbevel uit te voeren en wat vindt u daarvan?
Het is aan de rechter van de aangezochte lidstaat om een besluit te nemen over de uitvoering van een Europees Aanhoudingsbevel. Op een rechterlijke beslissing van een andere lidstaat van de Europese Unie in een individuele zaak kan ik niet ingaan.
Hoe ziet u de toekomst van het Haags Kinderontvoeringsverdrag indien dit verdrag in veel gevallen niet meer dan een papieren tijger blijkt te zijn?
Landen die zijn aangesloten bij de verordening Brussel II ter en het Haags kinderontvoeringsverdrag – zoals Polen – zijn gehouden deze na te leven. Indien een land het verdrag structureel niet nakomt, spreekt het kabinet het desbetreffende land daarop aan. Zoals ook gemeld in mijn brief van 16 december jl. wordt gewerkt aan een protocol om landen te kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag2. Het protocol moet duidelijk maken wie wanneer in actie komt en welke diplomatieke wegen kunnen worden bewandeld om de betrokken verdragslanden te kunnen aanspreken. Dit protocol zal volgens de huidige planning voor de zomerreces van 2023 worden opgeleverd, periodiek worden geëvalueerd en waar nodig aangescherpt.
Het bericht dat de overdracht van Singh aan Nederland gebaseerd is op politieke onwil |
|
Agnes Mulder (CDA), Michiel van Nispen , Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU), Tom van der Lee (GL), Tunahan Kuzu (DENK), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Nederlander Jaitsen Singh (78) die al 39 jaar in de Verenigde Staten vastzit, komt niet vroegtijdig vrij»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit bericht?
Het kabinet blijft zich inspannen om de heer Singh op humanitaire gronden vanwege zijn hoge leeftijd en fragiele gezondheid naar Nederland te brengen, mits hij geen gevaar voor de samenleving vormt. Bij de antwoorden op onderstaande vragen wordt hier een toelichting op gegeven.
Wat de consulaire bijstand betreft, klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse zaken in het verleden (tot 2015) niet altijd aan de volledige bezoeknorm heeft kunnen voldoen. Dit heeft het ministerie erkend in de klachtbehandeling door de Nationale ombudsman. Voor een uitgebreide toelichting hierop wordt verwezen naar Aanhangsel Handelingen vergaderjaar 2017–2018, nr. 449. De Nationale ombudsman ziet echter geen reden om hieraan consequenties te verbinden, omdat de heer Singh sinds 2015 wel conform de bezoeknorm wordt bezocht.
Het artikel raakt daarnaast aan diverse andere aspecten waarover wij niet kunnen oordelen, zoals de rechtsgang in de Verenigde Staten.
Deelt u de teleurstelling over het feit dat de heer Singh na 39 jaar vastzitten in de Verenigde Staten nog steeds niet vrijkomt?
Op donderdag 26 januari 2023 heeft de Parole Hearing plaatsgevonden van de heer Singh, waarbij de Parole Board het parole-verzoek heeft afgewezen voor drie jaar. Wij kunnen ons voorstellen dat de heer Singh en zijn familie teleurgesteld zijn over het oordeel van de Parole Board.
Wij zetten ons in om de heer Singh op humanitaire gronden naar Nederland terug te brengen. De afwegingen waarom de Parole Board tot dit oordeel is gekomen zijn (nog) niet bekend. De transcripten van (de niet openbare) zitting zijn pas circa 45 dagen na de zitting beschikbaar en opvraagbaar bij de Parole Board.
Bent u van mening dat de Nederlandse regering er alles aan gedaan heeft om de heer Singh naar Nederland te krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Uw Kamer heeft op 23 juni 2020 de motie van het lid Van Nispen c.s. inzake de heer Singh aangenomen.2 In deze motie wordt de regering verzocht zich maximaal in te spannen om de heer Singh op korte termijn naar Nederland over te laten brengen, verzoeken tot overbrenging te honoreren en hiertoe zo nodig de procedure tot overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis te starten.
Bij brief van 21 september 2020 is uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze motie. Een Wots-procedure is niet de geëigende weg aangezien de zaak van betrokkene niet voldoet aan de criteria van het Beleidskader voor een Wots-procedure.3 In ieder geval staat vast dat betrokkene onvoldoende binding met Nederland heeft. Dit heeft de rechter in kort geding vastgesteld. De Wots-procedure is een penitentiair instrument, geen humanitair instrument. Daarnaast is vastgesteld dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die tot afwijking van het beleid zouden moeten leiden.4
Gezien het feit dat de Wots geen optie is, is gekeken naar andere mogelijkheden om betrokkene naar Nederland te halen. De weg die wegens humanitaire redenen daarvoor gebruikt kan worden is een gratieprocedure, mits er geen gevaar is voor de maatschappij. Samen met de advocaat van betrokkene en zijn zus is hierover gesproken. Betrokkene is meerdere malen gesteund bij een door hem ingediend gratieverzoek. Wat daarvoor allemaal is gedaan, is weergegeven in de brief aan uw Kamer van 18 mei 2021.5 Daarnaast is door de Minister voor Rechtsbescherming (namens het Kabinet) voorafgaand aan elke parole hearing een nieuwe steunbetuiging aan de Parole Board gestuurd. Uw Kamer is daarover op verschillende momenten geïnformeerd.6
Op wat voor manieren kan een gedetineerde binding hebben met Nederland, gaat dit enkel over woonplaats of kan binding ook op andere manieren worden aangetoond?
Wat de binding betreft, moet er sprake zijn van een wezenlijke relatie met Nederland. Het Nederlanderschap alleen is daarvoor niet voldoende. Bij het bepalen of er sprake is van binding wordt onder meer gekeken naar waar en hoe lang betrokkene feitelijk woonachtig was (duur van inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP)) en onder meer waar hij heeft gewerkt.7
Wanneer betrokkene zijn banden met Nederland heeft verbroken door bijvoorbeeld zijn hoofdverblijf naar een ander land te verplaatsen en meer dan vijf jaar buiten Nederland woont, en onvoldoende is gebleken dat degene tot doel had zijn hoofdverblijf in Nederland later weer op te pakken, komt hij niet in aanmerking voor overbrenging. In een dergelijk geval is het resocialisatiebelang immers niet met een overbrenging gediend. De rechter heeft geoordeeld dat het beleid omtrent strafoverdracht bestendig en correct wordt uitgevoerd.8
Bent u het eens dat er sprake is van een gewijzigde situatie nu bekend is dat de zus van de heer Singh bereid is hem op te vangen in Nederland?
Nee. Jurisprudentie bevestigt dat de enkele wens van een gedetineerde om zich na detentie wederom in Nederland te vestigen irrelevant is bij de beoordeling van aanwezigheid van binding. Die wens is niet bepalend voor het resocialisatiebelang.9 De wens om naar Nederland terug te keren wordt in de rechtspraak slechts relevant geoordeeld als er aanwijzingen bestaan dat betrokkene vóór zijn buitenlandse detentie de mogelijkheid openhield om naar Nederland terug te keren. Daarvan kan sprake zijn als betrokkene kan wijzen op getroffen voorbereidingen voor die terugkeer.10 In onderhavig geval is dat onvoldoende aangetoond en wordt daardoor niet aannemelijk geacht.
Bent u, gezien de unieke aard van deze zaak waarin alle mogelijkheden zijn afgelopen en gezien de humanitaire situatie van de gevangene bereid zo snel mogelijk een manier te vinden een geldige WOTS-procedure op te starten om de strafoverdracht tussen Nederland en de Verenigde Staten te initiëren en de heer Singh over te brengen naar Nederland (conform motie van het lid Van Nispen c.s. (kamerstuk 35 470-VI-11))?
Het doel van de overbrenging van gevonniste personen is de kans op resocialisatie van de veroordeelde te vergroten en het risico van recidive te verkleinen doordat de tenuitvoerlegging van een straf in het land gebeurt waar de veroordeelde onderdaan is en/of woont en geworteld is.
Zoals aangegeven in het antwoord onder 4 is een Wots-procedure niet de geëigende weg omdat de zaak van betrokkene niet voldoet aan de daaraan gestelde criteria. Dit is bevestigd in een rechterlijke uitspraak. De weg die wegens humanitaire redenen daarvoor gebruikt kan worden is een gratieprocedure, mits er geen gevaar is voor de maatschappij.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en met spoed te beantwoorden?
Ja.
Het gebrek aan hulp aan gestrafte jongeren |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Helft gestrafte jongeren krijgt door rechter opgelegde hulp niet»?1
Ja.
Erkent u dat in zeker de helft van de gevallen de hulp die rechters opleggen aan gestrafte jongeren niet of pas veel te laat gegeven wordt? Zo ja, beschikte u al eerder over signalen of cijfers dat deze hulp niet of te laat wordt gegeven en welke signalen of cijfers betreft het dan? Zo nee, over welke andere gegevens beschikt u?
De informatie over niet (tijdige) beschikbaarheid van hulp op grond van een uitspraak van de kinderrechter wordt niet (landelijk) geregistreerd. De gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor de organisatie en financiering, houden dit niet bij, en ook de Gecertificeerde Instellingen (GI’s) en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) doen dit niet. Het door de RvdK genoemde getal is een eigen inschatting. Ik heb wel eerder van verschillende jeugdstrafrechtketenpartners signalen over de niet (tijdige) beschikbaarheid van deze hulp gekregen en hierover schriftelijke vragen van uw Kamer beantwoord.2
Deelt u de mening van de onderzoekers van de Raad voor de Kinderbescherming dat het uitblijven van die hulp er mede toe kan leiden dat jonge delinquenten recidiveren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik deel deze mening. Het is heel belangrijk dat deze hulp beschikbaar is en het vonnis van de rechter wordt uitgevoerd. Deze jongeren moeten hulp krijgen om hun gedrag te verbeteren en niet opnieuw de fout in te gaan.
Beschikt u over cijfers of andere informatie waaruit het verband blijkt tussen het uitblijven van hulp aan een gestrafte jongere en het terugvallen in crimineel gedrag? Beschikt u over cijfers of andere informatie waaruit blijkt dat hulp aan gestrafte jongeren werkt om het terugvallen in crimineel gedrag te voorkomen? Zo ja, over welke cijfers of informatie beschikt u? Zo nee, kunt u dit dan alsnog laten onderzoeken?
Nee, dit is niet in cijfers terug te vinden. De Recidivemonitor van het WODC bevat informatie over recidive. Op basis van deze informatie kan geen koppeling worden gemaakt tussen recidive en de (tijdige) beschikbaarheid van opgelegde jeugdhulp, omdat dit niet (landelijk) wordt geregistreerd. Daarnaast is het, ook als de jeugdhulp wel geregistreerd zou worden, te complex om dit specifieke verband te onderzoeken.
Deelt u de mening dat het aanbieden van lichtere hulp dan de hulp die jongeren nodig hebben, slechts een onvolkomen noodoplossing kan zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, de RvdK adviseert op grond van een gestructureerde risicotaxatie welke hulp passend en nodig is. Gelet op de problematiek is dat vaak specialistische hulp. Lichtere hulp is dan niet afdoende.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat gemeenten in staat worden gesteld om de benodigde specialistische zorg voor gestrafte jongeren wel in te kopen?
Ik werk samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aan het wetvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen» en de Hervormingsagenda Jeugd om de wijze van inkoop van specialistische jeugdhulp beter te borgen. Beide trajecten zijn onder meer gericht op versterken van regionale samenwerking voor gemeenten, landelijke contractering van specialistische zorg en standaardisatie met betrekking tot contracten en kwaliteitskader.
Ook ondersteun ik gemeenten met de leergang Inkoop Jeugdhulp in het strafrechtelijk kader. In deze leergang wordt de kennis van gemeenten over deze specifieke jeugdhulp versterkt en gekeken naar mogelijkheden voor goede inkoopstrategie. Ten slotte werkt de Staatssecretaris van VWS samen met de VNG aan de Aanpak wachttijden, waarin gemeenten en regio’s ondersteund worden om te komen tot een structurele aanpak van de wachttijden voor jeugdhulp.
Acht u het wenselijk indien niet alle gemeenten in staat blijven om de juiste zorg voor gestrafte jongeren zelf in te kopen, dat u dit centraal op rijksniveau gaat regelen? Zo ja, acht u de tijd rijp om hiertoe over te gaan? Zo nee, waarom niet?.
Naast de trajecten genoemd in het antwoord op vraag 6 loopt er vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid een verkenning naar jeugdhulp in strafrechtelijk kader, met als doel inzicht te krijgen in de specifieke typen jeugdhulp waar het hier om gaat, de aantallen, de kosten, de knelpunten en de mogelijke oplossingsrichtingen. Deze verkenning moet, in samenhang met de trajecten genoemd in het antwoord op vraag 6, leiden tot een scenario waarin door de wijze van de inkoop geborgd wordt dat de jeugdhulp die is opgelegd door de rechter of noodzakelijk wordt geacht door de jeugdreclassering, ook uitgevoerd wordt. Zodra hier meer duidelijkheid over is zal ik uw Kamer informeren.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat hulpverleners in de jeugdzorg voor gestrafte jongeren minder tijd aan administratie en meer tijd aan het verlenen van hulp kunnen gaan besteden?
De meeste tijd en aandacht moet uitgaan naar het verlenen van jeugdzorg. Daarom is blijvende aandacht en actie voor het terugdringen van administratieve lasten en regeldruk belangrijk. Het Ketenbureau i-sociaal domein (i-sd) ondersteunt gemeenten en aanbieders daarbij, vooral op het gebied van inkoop en aanbesteden, en het verbeteren van de informatievoorziening. Voor de Jeugdwet is het Ketenbureau i-sd samen met gemeenten en aanbieders aan de slag met het standaardiseren van contracten en diensten/producten.
Het aansturen van een criminele organisatie vanuit detentie door Benaouf A. |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de Amsterdamse rechtbank van 6 december 2022 in het zogeheten 13Maracane proces?1
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak.
Wat vindt u van het feit dat een Mocro-mafia kopstuk, namelijk Benaouf A., blijkens het vonnis vanuit detentie «huiveringwekkende» moordplannen beraamde, onder andere door het ronselen van zogenaamde «hitters» en het maken van prijsafspraken voor het plegen van moorden?
Ik heb kennisgenomen van de uitspraak van de rechter. Ik vind het onacceptabel dat er vanuit detentie door kon worden gegaan met crimineel handelen. Het bestrijden van voortgezet crimineel handelen tijdens detentie (VCHD) heeft de hoogste prioriteit, waaronder het tegengaan van binnensmokkelen en opsporen van contrabande en in het bijzonder telefoons. Mijn departement en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) werken hier continu en met grote intensiteit aan, in goede samenwerking met de betrokken ketenpartners. Deze samenwerking is geïntensiveerd met de Taskforce aanpak georganiseerde criminaliteit in detentie en bij berechting. Deze Taskforce heeft onder andere de wijziging van de Regeling Selectie, Plaatsing en Overplaatsing Gedetineerden (RSPOG) gerealiseerd. Deze wijziging is medio december in werking getreden. Hieronder kom ik uitgebreider op deze wijziging terug.
Wat vindt u van het feit dat Benaouf A. «een coördinerende en sturende rol» vervulde vanuit detentie onder andere door het gebruik van PGP-telefoons?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom zit een crimineel kopstuk als Benaouf A., gelet op strafrestant, vervolgstraffen, criminele carrière, macht en middelen, niet in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) te Vught?
Ik ga niet in op de situatie rondom individuele gedetineerden. Ik beantwoord de vragen daarom in algemene zin.
Plaatsingen in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) worden gedaan via de Selectie Adviescommissie Extra Beveiligde Inrichting. In deze adviescommissie zitten vertegenwoordigers van DJI, het OM, het GRIP en een psychiater. Zij geven een advies ten aanzien van de plaatsing.2
De afgelopen jaren hebben we de gevangenispopulatie in Nederland zien veranderen. De groep gedetineerden waarop extra toezicht moet worden uitgeoefend, neemt in omvang toe. In juni 2022 en september 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de maatregelen tegen deze buitencategorie criminelen.3 Met de bouw van het Justitieel Complex Vlissingen (JVC), met daarin een tweede EBI, komt er extra beveiligde gevangeniscapaciteit. Een tweede EBI biedt meer mogelijkheden om gedetineerden van elkaar te scheiden en netwerkvorming tegen te gaan. Om de toename van deze extreem gevaarlijke gedetineerden op te vangen wordt de capaciteit van afdelingen met Intensief Toezicht (AIT) in de komende periode fors uitgebreid. Het doel van dit intensieve toezicht is om vluchtgevaar tegen te gaan en te voorkomen dat gedetineerden door gaan met criminele activiteiten tijdens hun detentie. In de volgende voortgangsbrief van de Taskforce, naar verwachting in maart, ga ik concreter op de nieuwe Afdelingen met Intensief Toezicht in.
Verder is er onlangs een motie van het lid Ellian (VVD) aangenomen.4 Daarin wordt de regering verzocht om te onderzoeken of een (tijdelijke) locatie met hoogbeveiligde cellen gerealiseerd zou kunnen worden. Dit onderzoek is op dit moment in volle gang. Ik informeer uw kamer over de uitkomsten in de volgende voortgangsbrief van de Taskforce.
Door de recente aanpassing van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Rspog) is het nu mogelijk om iemand in een extra beveiligd regime te plaatsen op basis van een dreiging die uitgaat van iemands rol en positie binnen een crimineel netwerk.5 Daarnaast is met deze aanpassing het besluit omtrent verlenging van plaatsing van een gedetineerde in de EBI aangepast van elke zes maanden naar elke twaalf maanden.
In hoeverre ziet u inmiddels in dat een zaak zoals die van Benaouaf A. exemplarisch is, namelijk iemand die nu veroordeeld is voor het aansturen van een criminele organisatie vanuit detentie, voor de te lichte beoordeling van de plaatsing in gevangenissen van criminele kopstukken?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u toelichten welke maatregelen worden getroffen bij het plaatsingsbeleid om te voorkomen dat criminelen (uiteindelijk) niet in het juiste regime worden geplaatst, waardoor zij door kunnen gaan met het aansturen van criminele organisaties?
Afgelopen juni en september heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang op de maatregelen die worden onderzocht en getroffen in de strijd tegen voortgezet crimineel handelen tijdens detentie.6 Een van de maatregelen is het verbeteren van de informatiedeling. Er hebben verkennende gesprekken plaatsgevonden tussen DJI en ketenpartners over het optimaliseren van de informatie-uitwisseling zodat de juiste inschatting kan worden gemaakt van mogelijke risico’s zoals VCHD. In de eerstvolgende voortgangsbrief van de Taskforce ga ik hier verder op in. Met goede informatie over het risicoprofiel van een gedetineerde kunnen vanaf de eerste dag in detentie adequate toezichtsmaatregelen worden opgelegd en kan de gedetineerde in een inrichting met het juiste beveiligingsniveau worden geplaatst.
Kunt u toezeggen dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), nu nieuwe plaatsingsgronden zijn gecreëerd, op basis van de meest actuele informatie en inzichten, criminele kopstukken zoveel mogelijk in de EBI zal plaatsen?
Gedetineerden worden in de EBI geplaatst op grond van criteria die zijn genoemd in een juridisch kader en op advies van de Selectie Adviescommissie Extra Beveiligde Inrichting. Dit doen zij op basis van de meest actuele informatie en inzichten. Er waren drie hoofdgronden voor plaatsing in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) in Vught: A: een extreem vluchtrisico, B: extreem maatschappelijk risico en C: risico van voorgezet crimineel handelen tijdens detentie. Zoals hierboven aangegeven is door de wijziging van de Rspog medio december 2022 een vierde grond toegevoegd (de D-grond) waarmee plaatsing in de EBI ook mogelijk wordt bij de dreiging die uitgaat van iemands rol en positie in een crimineel netwerk.
De problemen in de klinieken en het terbeschikkingstelling (tbs)-stelsel |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u van mening dat er problemen zijn in de tbs-klinieken op het moment en het tbs-stelsel als geheel? Hoe groot vindt u deze? Wat zijn volgens u de grootste uitdagingen op dit moment?
De grootste uitdaging die ik nu zie voor het tbs-stelsel is de capaciteitsdruk. Die zit zowel in de fysiek beschikbare plekken als in de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel. Het staat voor mij vast dat de capaciteitsdruk risico’s kan opleveren.
Is er volgens u sprake van incidenten of zijn er structurelere problemen, als we bijvoorbeeld kijken naar heftige incidenten in de klinieken en onttrekkingen met ernstige geweldsmisdrijven als gevolg?
Ik wil hierin niet vooruitlopen op de resultaten van de verschillende onderzoeken, maar op dit moment zie ik geen aanwijzingen dat er een directe relatie is tussen de capaciteitsdruk die ik bij mijn antwoord op vraag 1 heb geadresseerd en de incidenten van afgelopen jaar.
Wat is uw reactie op de opmerkingen van tbs-advocaat Jan-Jesse Lieftink die stelt dat het tbs-systeem onder grote druk staat en op termijn onhoudbaar zal worden?1 Kunt u dit toelichten?
Ik deel de zorgen die in de betreffende uitzending zijn geuit. Het klopt dat we, net als andere sectoren, in de forensische zorg te maken hebben met een krappe arbeidsmarkt. Het is moeilijk om personeel te werven en te behouden. Het klopt ook dat er momenteel sprake is van capaciteitsdruk in de tbs. Het aantal tbs-passanten dat in een penitentiaire inrichting wacht op de start van de tbs-behandeling is de afgelopen jaren toegenomen.2 Het voert mij echter te ver om te stellen dat het tbs-systeem onhoudbaar zou zijn. Zo is het aantal incidenten door de jaren heen stabiel en kent de sector goede recidivecijfers: zo’n 80 procent recidiveert niet binnen twee jaar na uitstroom.3
Hoe groot is op dit moment de druk op het personeel in de klinieken?
In het contractmanagement van DJI is aandacht voor de druk op het personeel. Die druk verschilt uiteraard per locatie en per moment. DJI is hierover continu in gesprek met zorgaanbieders en ziet erop toe dat passende maatregelen genomen worden indien nodig.
Hoe ernstig is de druk op de capaciteit op dit moment?
Als iemand een tbs-maatregel opgelegd krijgt, wordt hij eerst in een penitentiaire inrichting geplaatst in afwachting van plaatsing in een Tbs-kliniek. Dit geldt zowel voor personen die ook een gevangenisstraf hebben als voor personen die alleen een tbs-maatregel opgelegd krijgen. De personen die in afwachting van de start van hun tbs-behandeling in een penitentiaire inrichting zijn geplaatst worden tbs-passanten genoemd. Het aantal tbs-passanten is een graadmeter voor de druk op de tbs-capaciteit. Onderstaande tabel laat zien het aantal tbs-passanten de afgelopen jaren is toegenomen.
2017
26
2018
43
2019
39
2020
45
2021
64
2022
107
In hoeverre is men er al in geslaagd de bureaucratie terug te dringen, zoals in het verleden met ambitieuze plannen is aangekondigd?
Uit een door Andersson Elffers Felix uitgevoerde evaluatie bleek dat het beoogde doel van 25 procent vermindering van de administratieve lasten door drie concrete projecten niet was gehaald.4 Wel werd inzichtelijk dat een deel van de administratieve lasten echt noodzakelijk is en ook bijdraagt aan een goede kwaliteit van forensische zorg. Vanzelfsprekend blijf ik mij inzetten voor een verdere vermindering van administratieve lasten. Zo werkt mijn ministerie momenteel aan een softwareapplicatie waarmee een zorgaanbieder op geautomatiseerde wijze alle relevante gegevens over een patiënt kan opvragen op één plek. Voorheen moesten hiervoor meerdere systemen geraadpleegd worden.
In hoeverre is er volgens u een verband tussen de recente geweldsincidenten binnen en buiten de klinieken en de druk op het personeel?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de uitspraken van tbs-advocaat Lieftink dat er te weinig is gebeurd met de analyse en aanbevelingen zoals die zijn opgenomen in het rapport «Geen kant meer op kunnen» van de inspectie Justitie en Veiligheid van oktober 2020?2
Ik ben het niet eens met deze uitspraken. Sinds het verschijnen van het rapport van de Inspectie is de tbs-capaciteit, met dank aan de inspanningen van DJI en zorgaanbieders, daadwerkelijk uitgebreid. Zo is het de sector gelukt afgelopen jaar 90 extra plaatsen in Forensisch Psychiatrische Centra te realiseren. Ook heeft mijn ambtsvoorganger de generieke maatregel om een verlofmachtiging standaard in te trekken na verdenking van een strafbaar feit doen vervallen.6 Tot slot is de inkoopstrategie aangepast. De aanbesteding conform deze nieuwe inkoopstrategie is momenteel gaande. DJI zal in deze aanbesteding lang lopende contracten gaan afsluiten tot maximaal zes jaar. Door de langere looptijd van contracten zijn voor zorgaanbieders investeringen met minder onzekerheden omgeven. Dit moet ertoe leiden dat forensische zorgaanbieders zich beter kunnen richten op een veranderende vraag naar forensische zorg.
Wat is er de afgelopen jaren bijvoorbeeld precies gebeurd met de aanbeveling van het rapport om de zorg kwalitatief te verbeteren en ook de kwaliteit van de beveiliging te verbeteren? Waar blijkt dat uit?
Op 1 oktober 2022 is het Kwaliteitskader forensische zorg ingevoerd. Hierin is beschreven wat onder kwalitatief goede forensische zorg wordt verstaan en aan welke normen zorgaanbieders dienen te voldoen. De onderwerpen die de Inspectie in haar rapport heeft benoemd zijn opgenomen in het kwaliteitskader. De komende jaren wordt het kwaliteitskader verder geïmplementeerd zodat alle zorgaanbieders er eind 2028 volledig aan voldoen. Waar nodig en relevant kan dat betekenen dat er nadere werkafspraken worden uitgewerkt. Het kwaliteitskader geldt voor alle vormen van forensische zorg. Ik heb middelen beschikbaar gesteld voor de implementatie van het kwaliteitskader, oplopend tot structureel 19,- miljoen vanaf 2025.
Wat betreft de beveiliging heeft DJI afgelopen jaar bij alle FPC’s geïnventariseerd in hoeverre zij voldoen aan het Programma van Eisen. Hierin is vastgelegd aan welke eisen op het gebied van materiële beveiliging de klinieken moeten voldoen. Uit de inventarisatie blijkt dat er drie gebouwelijke ingrepen in gang gezet moeten worden om alle FPC’s aan de eisen te laten voldoen. Deze drie ingrepen zijn nodig bij twee FPC’s. Ik ben momenteel in gesprek met de betreffende locaties om de benodigde aanpassingen te realiseren. Overigens treffen de betrokken FPC’s, vooruitlopend op de ingrepen, compenserende maatregelen.
Wat is er de afgelopen jaren gebeurd met de aanbeveling om bepaalde generieke maatregelen af te schaffen betreffende verlof en te vervangen met meer maatwerk en vertrouwen aan de professionals?
Zie mijn antwoord op vraag 8.
Wat gebeurt er vanuit de overheid op het gebied van nazorg en compensatie voor medewerkers met traumatische en levensbedreigende ervaringen met soms ook posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg, ten gevolge van hun werkzaamheden in een tbs-kliniek?
Het verlenen van nazorg voor medewerkers die bij de uitoefening van hun reguliere werkzaamheden een traumatische ervaring hebben hoort bij goed werkgeverschap. Dit is dan ook opgenomen in het Kwaliteitskader forensische zorg.
Voor zover het de Rijksinstellingen betreft geldt hiervoor het algemeen beleid van DJI. Dit houdt in dat medewerkers die een schokkende of indringende gebeurtenis meemaken die zorg krijgen die zij nodig hebben: kwalitatief hoogstaand en op maat.
Per locatie is er een nazorgteam, met medewerkers die direct ondersteuning kunnen bieden aan collega’s ter plaatse. Bij ernstige incidenten en als blijkt dat het natuurlijk herstel van de medewerker niet goed gaat komen de specialist opvang en de traumapsycholoog in beeld.
Voor de particuliere instellingen geldt dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het verlenen van nazorg aan hun medewerkers. De wijze waarop zij dat doen kan verschillen, waarbij uiteraard in algemene zin geldt dat zij moeten voldoen aan de regelgeving inzake goed werkgeverschap bij arbeidsongevallen.
Wat is uw reactie op het verhaal van Lenny en Alma, die als medewerkers in Veldzicht schokkende dingen meemaakten, wat tot op de dag van vandaag grote gevolgen voor hen heeft?3 Hoe kan het dat dit tot slepende rechtszaken heeft geleid, waarom is dit nog steeds niet naar tevredenheid opgelost door de oud-werkgever?
Ik spreek mijn medeleven naar Lenny en Alma uit voor wat hen overkomen is tijdens hun werk in een tbs-kliniek. Het is verdrietig te zien dat dit tot de dag van vandaag zo’n invloed op hun leven heeft.
Omdat de rechtszaak waar u aan refereert nog loopt, kan ik hier verder niet op ingaan.
Op welke wijze wordt eraan gewerkt om de werkdruk van het personeel werkzaam bij de tbs-klinieken te verminderen en de veiligheid voor medewerkers te verbeteren?
Ik volg een aantal sporen om de uitvoering van het tbs-systeem veilig en verantwoord te houden. Ik zet ten eerste in op het bevorderen van door- en uitstroom. Dat doe ik met het Implementatieprogramma Bestuurlijke Agenda Forensische Zorg, dat in 2021 bij DJI is gestart. Dit programma bestaat uit projecten die bijdragen aan de doelstellingen van de met de hele sector opgestelde Bestuurlijke Agenda Forensische Zorg.8 Daarnaast werk ik samen met de sector aan het uitbreiden van de tbs-capaciteit en het verbeteren van passende vervolgvoorzieningen. Tot slot zorg ik met het Kwaliteitskader voor voldoende ruimte voor professionals om hun werk goed en verantwoord te kunnen doen. In de voortgangsbrief forensische zorg van deze maand ga ik hier verder op in, inclusief de knelpunten bij deze opgave.9
Welke maatregelen gaat u nemen om de werking van de behandeling in klinieken en de terugkeer naar de samenleving te verbeteren en daarmee de uitvoering van het tbs-systeem veiliger te maken?
Zie antwoord vraag 13.
Het bericht ‘Tbs'er ontsnapt tijdens begeleid verlof, verdacht van neersteken vrouw’ |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de inhoud van het bericht «Tbs'er ontsnapt tijdens begeleid verlof, verdacht van neersteken vrouw»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Wat is uw reactie op dit bericht?
In de eerste plaats is dit vreselijk voor het slachtoffer. Het is daarbij op zijn minst wrang te noemen dat de verdachte een tbs-gestelde is, die zich had onttrokken aan zijn begeleid verlof. We behandelen tbs-gestelden namelijk intensief om juist recidive te voorkomen. Maar helaas kan niet alle recidive voorkomen worden. Ik ben dankbaar voor het uitstekende werk van politie en justitie die de man nog dezelfde dag hebben kunnen aanhouden.
Zijn er signalen opgevangen dat de tbs'er een ontsnappingspoging zou doen tijdens zijn verlof? Hoe is daarmee omgegaan?
Op individuele gevallen ga ik inhoudelijk niet in. Bovendien loopt het opsporingsonderzoek nog. Wel kan ik u in algemene zin informeren over de toekenning van verlof binnen het tbs-stelsel.
Verlof is een belangrijk onderdeel van de behandeling van een tbs-gestelde. Verlof wordt ingezet om de vaardigheden die de tbs-gestelde heeft geleerd in de praktijk te brengen. Door stapsgewijs te oefenen met vrijheden werken we aan een veilige terugkeer buiten de muren van een kliniek.
De beslissing om verlof te verlenen komt zorgvuldig tot stand. In de eerste plaats wordt in een kliniek afgewogen of verlof verantwoord is, inclusief een toetsing bij een interne verlofcommissie, waar niet bij de behandeling betrokken deskundigen in zitten. Dit gebeurt multidisciplinair. Als het past in het behandelplan van een tbs-gestelde vraagt een kliniek een verlofmachtiging aan bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Vervolgens beoordeelt het Adviescollege Verloftoetsing Tbs (AVT) de aanvraag en adviseert DJI. In deze onafhankelijke commissie zitten ervaren psychologen, psychiaters en juristen die iedere verlofaanvraag beoordelen. Vervolgens besluit de Divisie Individuele Zaken van de DJI op basis van het advies of de tbs-gestelde op verlof mag. DJI neemt dit besluit namens mij als Minister. Bij een negatief advies van het AVT (dat wil zeggen een advies om geen verlof te verlenen), moet DJI dit advies overnemen. Bij een positief advies mag DJI anders beslissen. Als besloten wordt dat een tbs-gestelde op verlof mag, wordt vastgelegd waar het verlof voor dient en onder welke voorwaarden het plaats mag vinden.
Een verlofmachtiging wordt verleend aan het hoofd van de instelling voor de duur van één jaar. De kliniek beoordeelt gedurende de gehele behandeling of, conform de verleende verlofmachtiging, het verlof daadwerkelijk wordt verleend. Dit hoort ook bij de forensische scherpte die we vragen van alle klinieken. Indien er in de dagen richting het verlofmoment bijvoorbeeld concrete signalen zouden zijn dat iemand zich zou willen onttrekken, gaat het verlof niet door.
Is het gebruikelijk dat er enkel een begeleider meegaat op verlof, zonder aanvullende maatregelen zoals een elektronische enkelband? Zo ja, bent u bereid aanvullende maatregelen te onderzoeken teneinde een gevluchte tbs'er sneller op te kunnen sporen?
Tbs-gestelden krijgen verlof in verschillende fasen. De eerste fase begint met dubbel beveiligd verlof, waar een begeleider vanuit de kliniek en een beveiliger mee gaan. Vervolgens kan, indien verantwoord, worden afgebouwd naar dubbel begeleid verlof waarbij twee begeleiders mee gaan of enkel begeleid verlof waar één begeleider meegaat. De volgende fasen zijn het onbegeleid verlof en vervolgens transmuraal verlof, waarbij de tbs-gestelde buiten de kliniek verblijft maar nog wel in de kliniek behandeling krijgt. De laatste stap voorafgaand aan de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel is proefverlof.
Voorafgaand aan elke volgende fase en/of na afloop van een verlofmachtiging dient een nieuwe aanvraag ingediend te worden. Hiervoor wordt opnieuw de procedure zoals onder vraag 3 beschreven gevolgd. Een tbs-gestelde mag alleen op een bepaalde vorm van verlof wanneer dit na zorgvuldige afweging verantwoord wordt geacht. Zolang de adviescommissies geen positief advies afgeven, zal een tbs-gestelde niet in de volgende fase van verlof overgaan. Het kan voorkomen dat een tbs-gestelde bijvoorbeeld niet verder komt dan de fase van begeleid verlof.
Een elektronische enkelband is momenteel geen instrument dat bij verloven wordt ingezet. Wel is recentelijk een pilot afgerond waarbij onder andere onderzocht is of toepassing van een elektronische enkelband of alcoholmeter tijdens verlof bijdraagt aan afspraakbetrouwbaarheid en daarmee een effectieve behandeling en risicomanagement. Ik onderzoek momenteel de resultaten van deze pilot. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek naar de resultaten van de pilot informeren in de tweede voortgangsbrief forensische zorg van dit jaar.
In de spaarzame gevallen dat een tbs-gestelde zich onttrekt, is opsporing veelal niet noodzakelijk. Wanneer iemand toch niet zelfstandig terugkeert, wordt een specialistisch opsporingsteam van het OM en politie, FastNL, ingezet. Overigens is de definitie van een onttrekking breed. Dit kan het te laat terugkeren van verlof betekenen, maar ook het niet nakomen van de afspraken tijdens het verlof.
Welke maatregelen zijn en worden genomen om herhaling te voorkomen, aangezien dit jaar ook al twee tbs'ers wisten te ontstnappen uit deze kliniek?
Ik vind het van cruciaal belang dat als zich incidenten voordoen er nauwkeurig gekeken wordt hoe het heeft kunnen gebeuren en dat er van geleerd wordt. Het incident waar deze Kamervragen op zien, is daarom voor mij aanleiding geweest de toedracht van het incident zorgvuldig na te gaan, samen met de FPC de Pompestichting en DJI. Zo voert de Pompestichting zelf nog een interne evaluatie uit. Op basis van de tot nu toe bekende feiten is geen onzorgvuldig handelen geconstateerd.2
Naar de ontvluchting uit FPC de Pompestichting in juni afgelopen jaar voert de Inspectie Justitie en Veiligheid onderzoek uit. Vooruitlopend op dat rapport heeft de kliniek deze zomer al wel maatregelen getroffen. FPC de Pompestichting heeft in overleg met de beveiligingsexperts van DJI tijdelijk extra bouwkundige en elektronische maatregelen genomen om een soortgelijke ontvluchting te kunnen voorkomen. De aard van deze maatregelen is met het oog op het voorkomen van ontvluchtingen vertrouwelijk.
De afgelopen jaren (vanaf 2018) vinden bijna 70 duizend (on)begeleid verlofbewegingen per jaar plaats vanuit een tbs-kliniek.3 Uit de cijfers van afgelopen vijf jaar (zie tabel) blijkt dat een onttrekking tijdens deze verlofbewegingen relatief zeldzaam is, waarbij ten tijden van de coronapandemie een daling van het aantal onttrekkingen waarneembaar is. Vreselijke incidenten zoals het onderhavige zijn gelukkig zeer uitzonderlijk. Ik zie momenteel dus geen aanleiding om de voorwaarden waar een tbs-gestelde aan moet voldoen om op verlof te mogen aan te scherpen.
2018
0
30
2019
1
44
2020
2
30
2021
0
21
2022
2
39
Cijfers van DJI
A – Ontvluchting vanuit/zonder toestemming verlaten van een (normaal) beveiligde, uitgebreid beveiligde of extra beveiligde) DJI-inrichting of afdeling of het tot die inrichting behorende terrein, dan wel van een afgesloten ruimte van een beperkt beveiligde inrichting.
B – Onttrekking vanuit een afgesloten ruimte of terrein van een (psychiatrisch) ziekenhuis of (niet-DJI) instelling.
C – Onttrekking aan het toezicht tijdens vervoer.
D – Onttrekking aan het toezicht tijdens een begeleid verlof of ander verblijf buiten de inrichting onder begeleiding.
E – Onttrekking vanuit een zeer beperkt beveiligde (ZBBI) of beperkt beveiligde (BBI) inrichting of terrein (niet vanuit een afgesloten ruimte) (niet van toepassing voor TBS).
F – Onttrekking vanuit/zonder toestemming verlaten van een open afdeling van een (psychiatrisch) ziekenhuis of (niet-DJI) instelling waarnaar de justitiabele is overgebracht wegens de noodzaak tot verpleging, zorg, hulp of behandeling.
G – Onttrekking door het zich niet tijdig op de afgesproken plaats bevinden of daar terugkeren na of tijdens onbegeleid verlof, deelname aan een scholings- of trainingsprogramma (STP), penitentiair programma (PP), of ander toegestaan verblijf buiten de inrichting zonder begeleiding.
Voorlopig cijfer
Worden nabestaanden en andere betrokkenen altijd op de hoogte gesteld van het verlof van een tbs'er?
Slachtoffers en/of nabestaanden kunnen bij het Openbaar Ministerie (OM) aangeven dat zij geïnformeerd willen worden als een tbs-gestelde verlof krijgt toegekend. Daarnaast informeert het OM slachtoffers en/of nabestaanden, die dat wensen, over de plaatsing in de kliniek, als er sprake is van een onttrekking en als de maatregel wordt verlengd of (voorwaardelijk) beëindigd.
Welke mogelijkheden ziet u om de voorwaarden waaraan een tbs'er moet voldoen om op verlof te mogen aan te scherpen?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat de Nederlandse staat geen zicht heeft op Nederlanders die in het buitenland een gevangenisstraf hebben uitgezeten en daarna terugkeren naar Nederland |
|
Michiel van Nispen (SP), Joost Sneller (D66) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de oproep van een aantal organisaties om het simpeler te maken voor Nederlandse gevangenen in het buitenland om hun straf in Nederland te laten uitzitten, zodat beter zicht kan worden gehouden op deze personen?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat de Nederlandse staat geen zicht heeft op ex-gedetineerden als zij in het buitenland een straf hebben uitgezeten en dat dit zelfs een potentieel gevaar vormt voor de Nederlandse samenleving?
Er is geen strafrechtelijk kader meer voor toezicht als een veroordeelde zijn of haar straf volledig heeft uitgezeten. Dit geldt ook voor Nederlanders die in het buitenland zijn veroordeeld. Wel heeft de politie mogelijkheden om personen te signaleren als er sprake is van zorgen omtrent de Nationale Veiligheid.
In hierboven aangehaalde NRC-artikel wordt specifiek ingegaan op het gebrek aan zicht op zedendelinquenten die terugkeren naar Nederland. Ik deel de zorg dat daar nu onvoldoende zicht op is, omdat informatie over een veroordeling buiten de Europese Unie (EU) voor een zedenmisdrijf nu niet meegenomen kan worden bij de beoordeling van een aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Deze situatie vind ik onwenselijk. Mijn ambtsvoorganger en de vorige Minister van Justitie en Veiligheid hebben in 2020 opdracht gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken om beschikbare en betrouwbare informatie over onherroepelijke veroordelingen van Nederlanders die buiten de EU en het Verenigd Koninkrijk (VK) zijn veroordeeld voor een zedendelict als additionele bron toe te voegen aan de VOG-screening. In nauwe samenwerking met het OM, Politie, de Justitiële Informatiedienst (Justid), de screeningsautoriteit Justis en het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden mogelijke oplossingen onderzocht. Zoals reeds toegezegd zal ik uw Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2023 informeren.2
Welke regels belemmeren nu precies dat de staat goed toezicht kan houden op veroordeelde terugkeerders? Bent u bereid te bezien of deze regels aangepast kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij antwoord 2 aangegeven, is er geen strafrechtelijk kader meer voor toezicht als een veroordeelde zijn of haar straf volledig heeft uitgezeten. Dit geldt ook voor Nederlanders die in het buitenland zijn veroordeeld. Er is daarbij geen onderscheid tussen een niet-EU-land of EU-land. Wel heeft de politie mogelijkheden om personen te signaleren als er sprake is van zorgen omtrent de Nationale Veiligheid.
Veroordelingen van Nederlanders uitgesproken door Europese strafrechter of een strafrechter uit het VK worden uitgewisseld met de Justitiële Informatiedienst (Justid) en worden bijgeschreven in het JDS. Deze veroordelingen kunnen worden betrokken bij de VOG-beoordeling.
Speelt dit probleem slechts wanneer iemand zijn straf heeft uitgezeten in een niet-EU-land of is dit probleem ook aan de orde wanneer iemand zijn straf heeft uitgezeten in een EU-land?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre is de Nederlandse staat op de hoogte van het feit of een Nederlander gedetineerd is in het buitenland? Als de Nederlandse staat op de hoogte is van de detentie, houdt zij dan ook bij wanneer iemand vrijkomt en is er dan contact met de gedetineerde over de vraag of de persoon van plan is om terug naar Nederland te komen? Zo nee, waarom niet?
Er zitten, voor zover bekend, circa 1.700 Nederlanders in detentie in het buitenland (peildatum 1 december 2022). Dit is het aantal Nederlanders die zich tot het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebben gewend voor consulaire hulp.
De meeste landen zijn verplicht om de arrestatie van een buitenlander, indien de gearresteerde dit wenst, te melden aan de autoriteiten van het land van zijn nationaliteit.3 Het land van nationaliteit kan in dit geval consulaire bijstand aanbieden. Vanwege privacy redenen worden enkel persoonsgegevens door het Ministerie van Buitenlandse Zaken geregistreerd als de Nederlandse gedetineerde consulaire bijstand wil. Ook de einddatum van de detentie wordt, indien door de gedetineerde verstrekt, in het dossier opgenomen.
Er is geen contact vanuit Buitenlandse Zaken met de gedetineerde over de vraag of de gedetineerde van plan is om terug naar Nederland te komen. Dit is een taak van Bureau Buitenland van Reclassering Nederland, als onderdeel van de Nederlandse consulaire bijstand. Bureau Buitenland zorgt (op vrijwillige basis) onder meer voor ondersteuning ten behoeve van de resocialisatie en gaat na of een gedetineerde na detentie naar Nederland wil terugkeren. Bureau Buitenland organiseert ook nazorg door aanmeldingen en overdracht van informatie naar Nederlandse gemeenten (Regeling Bestuurlijke Informatie Justitiabelen).4
Bent u bereid zich ervoor in te spannen dat een Nederlandse gevangene in het buitenland altijd een deel van zijn straf in Nederland uitzit, zodat bijvoorbeeld de reclassering ook na de gevangenschap toezicht kan houden op deze persoon? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet van mening dat Nederlandse gedetineerden in het buitenland altijd een deel van hun straf in Nederland moeten uitzitten. Resocialisatie kan het beste worden vormgegeven, indien de veroordeelde zich in detentie kan voorbereiden op een terugkeer in de samenleving waarmee hij wezenlijke banden heeft. Daarbij willen niet alle Nederlandse gedetineerden na detentie altijd terug naar Nederland. Mocht een gedetineerde dat wel wensen dan is de vraag of het land waar de gedetineerde in detentie zit, bereid is om de straf over te dragen. Niet alle verdragen kennen een verplichting om gedetineerden over te dragen. Tot slot geldt in Nederland het vigerende beleidskader rondom strafoverdracht. Als wordt voldaan aan deze voorwaarden kan de straf door Nederland worden overgenomen.5
Bent u bereid aan te sturen op een actiever inzet van de Divisie Individuele Zaken, Internationale Overdracht Strafvonnissen (DIZ IOS) op lopende verzoeken, waardoor gebrek aan strafrestant door lange WOTS-procedures (Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen) kan worden voorkomen?
WOTS-verzoeken vergen een zorgvuldige, maar voortvarende behandeling. Er zijn meerdere partijen verantwoordelijk voor een snelle strafoverdracht. IOS is een van deze partijen en zet zich daar actief voor in. Zij volgen daarbij de juridische kaders.6
Er kunnen meerdere oorzaken zijn voor een te kort strafrestant. Bijvoorbeeld als het buitenland te laat een verzoek tot strafoverdracht heeft gedaan, waardoor onvoldoende straf resteert. Een andere oorzaak kan zijn dat het aanpassen of omzetten van de straf in Nederland resteert tot onvoldoende strafrestant. Een andere mogelijkheid is dat het na het verzoek tot strafoverdracht, de procedure te lang duurt waardoor er alsnog onvoldoende straf resteert. Een actievere inzet van IOS en andere betrokken ketenpartners zou hiertoe een oplossing kunnen bieden. Dat dit laatste een oorzaak zou zijn wordt niet herkend, om die reden zie ik dan ook geen aanleiding om te sturen op een actievere inzet van IOS.
Waarom wordt nauwelijks afgeweken van de vijfjaarsregel, waarover de regering stelt dat deze slechts een indicatieve objectivering is?2
De rechter heeft meerdere malen in individuele zaken geoordeeld dat het beleid omtrent strafoverdracht bestendig wordt uitgevoerd.8 Ik zie geen aanleiding om dit te wijzigen.
Re-integratie in de Nederlandse samenleving is van belang als er een wezenlijke relatie is met Nederland. Het Nederlanderschap alleen is niet voldoende om te kunnen spreken van binding, ook wordt gekeken waar de betrokkene feitelijk woonachtig is (inschrijving in de Basisregistratie Personen) en hoe lang en waar de betrokkene werkt.
In de praktijk wordt binding veelal aangenomen bij Nederlanders die in de afgelopen vijf jaar tenminste enige tijd in Nederland ingeschreven hebben gestaan (feitelijk woonachtig zijn geweest) en bij vreemdelingen met een verblijfsvergunning (die niet wordt ingetrokken als gevolg van het delict waarvoor hij is veroordeeld) indien zij tenminste vijf jaar onafgebroken in Nederland ingeschreven hebben gestaan.
Een Nederlandse veroordeelde die bijvoorbeeld zijn binding met Nederland heeft verbroken door zijn hoofdverblijf naar het buitenland te verplaatsen komt niet in aanmerking voor overbrenging. De wens om naar Nederland terug te keren wordt in de rechtspraak slechts relevant geoordeeld als er aanwijzingen zijn dat betrokkene vóór zijn buitenlandse detentie de mogelijkheid openhield om naar Nederland terug te keren.9
Zou het niet beter zijn om in plaats van te kijken naar de vraag hoe lang iemand al niet meer in Nederland is geweest (korter of langer dan vijf jaar), te kijken naar de vraag hoe groot de kans is dat iemand na detentie weer terug zal keren naar Nederland? Zo ja, bent u bereid de eis van vijf jaar te laten vallen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
In hoeverre wordt waarde toegekend aan de bindingsrapportages, terugkeeradviezen van Bureau Buitenland en brieven van familie die een (sociale) binding met Nederland aantonen in de beslissing om een Nederlandse gedetineerde over te plaatsen naar Nederland? Bent u bereid daar meer waarde toe te kennen in het beleidskader?
Bij een verzoek tot strafoverdracht wordt door IOS – indien beschikbaar – ook gekeken naar informatie uit de rapportages van Bureau Buitenland en brieven van de gedetineerde of zijn of haar familie. Het antwoord op de vraag in hoeverre hieraan waarde wordt toegekend is maatwerk, en afhankelijk van de individuele zaak.
Bent u bereid om de bindingstoets te laten vervallen bij aanspraak op de WOTS voor een veroordeelde Nederlander, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had en na invrijheidstelling naar Nederland kan worden uitgezet, zoals al het geval is in de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS)?
Nee, ik ben niet bereid de bindingstoets te laten vervallen. Resocialisatie kan, zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 8 en 9, het beste worden vormgegeven indien de veroordeelde zich in detentie kan voorbereiden op een terugkeer in de samenleving waarmee hij een wezenlijke binding heeft.
Het vereiste van binding naast nationaliteit vloeit voort uit de doelstelling van de resocialisatie. Ook in het Kaderbesluit 2008/909/JBZ (inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen), geïmplementeerd met de WETS, wordt beoordeeld of sprake is van een voor een goede resocialisatie vereiste binding. Dat gebeurt in de eerste plaats door de EU lidstaat die de tenuitvoerlegging van een vonnis wil overdragen. Deze moet zich ervan vergewissen dat de tenuitvoerlegging in de uitvoerende lidstaat kan bijdragen aan de maatschappelijke re-integratie van de veroordeelde in die staat, daarbij moet rekening worden gehouden met de mate van verbondenheid met die staat.
Uit bovengenoemd Kaderbesluit volgt ook dat overname van de tenuitvoerlegging door Nederland verplicht is indien een veroordeelde Nederlander niet meer in Nederland woont, maar door de EU-lidstaat van veroordeling na invrijheidstelling naar Nederland wordt uitgezet. Deze verplichting is overgenomen in de WETS.
Er is geen internationale verplichting om veroordeelden met de Nederlandse nationaliteit over te nemen, die na hun invrijheidstelling kunnen worden uitgezet naar Nederland vanuit landen buiten de EU. Ik hecht eraan om in die gevallen de mogelijkheid te houden om overname van de tenuitvoerlegging van de straf te kunnen weigeren als het doel van strafoverdracht, het belang van resocialisatie, niet wordt gediend.
Wat is uw reactie op de uitspraak van voormalig Staatssecretaris Teeven die feitelijk eerlijk toegeeft al die tijd een verkeerde inschatting te hebben gemaakt met het innemen van het standpunt «weinig aandacht geven aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland», omdat de manier waarop het nu geregeld is een potentieel gevaar voor de Nederlandse samenleving is?
Het standpunt dat Nederland weinig aandacht geeft aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland deel ik niet. Nederland geeft op verschillende manieren aandacht aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 5.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zorgt voor consulaire bijstand en informeert, net als Bureau Buitenland van Reclassering Nederland, Nederlandse gedetineerden in het buitenland over de mogelijkheden tot straf overdacht.10 Ook is er een telefonische informatielijn beschikbaar van de afdeling Internationale Overdracht Strafvonnissen (IOS) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
Bureau Buitenland biedt Nederlandse gedetineerden in het buitenland (op vrijwillige basis) ondersteuning door middel van contact met vrijwilligers van Bureau Buitenland. Deze vrijwilligers zijn werkzaam in de landen van detentie. Dit contact richt zich onder meer op het vergroten van het zelfinzicht, de zelfredzaamheid en de re-integratie na detentie. Ze houden zicht op de detentieomstandigheden, de gezondheid (mentaal en fysiek) en de procesgang van de strafzaak van de gedetineerde. Bureau Buitenland wordt gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse zaken en het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Verder kan de gedetineerde aanvullende juridische ondersteuning ontvangen (in aanvulling op de lokale advocaat van de gedetineerde) van één van de twee onafhankelijke juridische organisaties in Nederland die voor deze activiteit subsidie ontvangen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In de subsidieperiode 2020–2023 wordt de aanvullende juridische ondersteuning aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland uitgevoerd door Stichting Lawyers Across Borders, Stichting Dutch&Detained.
Ook zet Stichting Epafras zich in voor Nederlanders die vast zitten in buitenlandse gevangenissen. Zo bezoekt Epafras Nederlandse gedetineerden in het buitenland en geeft hen geestelijke zorg. Dit wordt gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse zaken en het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Hoe lang is het bij u al bekend dat het bijvoorbeeld mogelijk is voor zedendaders, die buiten de EU zijn veroordeeld, om bij terugkomst gewoon een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te krijgen? Kunt u uiteenzetten welke inspanningen er sinds die tijd op zijn geweest om dit probleem op te lossen?
De screeningsautoriteit Justis beoordeelt een VOG-aanvraag aan de hand van justitiële gegevens. Dit kunnen Nederlandse justitiële gegevens en onherroepelijke veroordelingen van Nederlanders, uitgesproken door Europese
strafrechters en strafrechters uit het VK, zijn. Bij de VOG-aanvraag voor het werken met kinderen kunnen ook onherroepelijke veroordelingen van andere EU-onderdanen voor zedenfeiten, uitgesproken in de EU of het VK, worden betrokken.
Vanaf november 2023 kunnen via het systeem ECRIS TCN (Third Country Nationals) ook onherroepelijke veroordelingen van derdelanders uitgesproken in de EU of het VK worden betrokken bij een VOG-aanvraag voor het werken met kinderen.
Er zijn geen internationale afspraken over het delen van onherroepelijke veroordelingen uitgesproken door strafrechters buiten de EU en het VK voor preventieve doeleinden zoals de VOG-screening. Daarom is Nederland vaak niet op de hoogte van de veroordeling en worden deze veroordelingen ook niet in het JDS geregistreerd. Onherroepelijke veroordelingen uitgesproken door strafrechters buiten de EU en het VK kunnen dan ook niet worden betrokken bij de VOG-screening. Dit is slechts anders in het geval veroordelingen zijn geregistreerd in de justitiële documentatie omdat er strafoverdracht heeft plaatsgevonden.
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 al heb benoemd, hebben in 2020 mijn ambtsvoorganger en de vorige Minister van Justitie en Veiligheid opdracht gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken om de onherroepelijke veroordelingen voor een zedendelict van Nederlanders die buiten de EU en het VK zijn veroordeeld, te kunnen betrekken bij de VOG-screening. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd. 11 De afgelopen periode werden mogelijke oplossingen in nauwe samenwerking met het OM, Politie, de Justitiële Informatiedienst (Justid), de screeningsautoriteit Justis en het Ministerie van Buitenlandse Zaken grondig onderzocht. Zoals reeds toegezegd zal ik uw Kamer over de bevindingen in het eerste kwartaal van 2023 informeren.
Een asielzoeker die 6 weken cel heeft gekregen voor het vernielen van 23 auto’s in Ter Apel |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Assen van 12 oktober jl. waarin de rechtbank een overlastgevende asielzoeker uit Eritrea zes weken gevangenisstraf heeft gegeven voor het vernielen van 23 auto’s in Ter Apel?1
Ja.
Deelt u de mening dat het niet uit te leggen is aan de slachtoffers dat deze asielcrimineel die net in Nederland is, meteen de boel kort en klein slaat, en vervolgens ook nog eens strafkorting krijgt? Zo nee, waarom niet?
Over de individuele omstandigheden van dit geval doe ik verder geen uitspraken. Wel kan ik in zijn algemeenheid aangeven dat we maximaal optreden tegen overlastgevende asielzoekers. Asielzoekers die in Nederland een misdrijf plegen, worden – indien de officier van justitie daartoe besluit – in Nederland strafrechtelijk vervolgd. In dit geval is daartoe ook besloten. De uiteindelijke strafoplegging is aan de strafrechter waarbij hij de individuele omstandigheden van het geval, zoals psychische klachten, meeweegt.
Op vreemdelingen die een misdrijf plegen is de ketenprocesbeschrijving VRIS (Vreemdelingen in het Strafrecht) van toepassing. Dit betekent dat bij alle strafrechtelijke vergrijpen door vreemdelingen wordt bezien welke gevolgen dat heeft voor hun verblijfsrecht en dat er, indien van toepassing, ingezet wordt op het vertrek uit Nederland. Daarbij kan er strafrechtonderbreking worden verleend, waarbij als voorwaarde geldt dat de vreemdeling niet terugkeert naar Nederland.
Kunt u garanderen dat deze asielcrimineel daadwerkelijk de vier schadeclaims van 700 euro betaalt? Zo nee, waarom niet?
Over de individuele omstandigheden van dit geval doe ik geen uitspraken. Wel merk ik in z’n algemeenheid het volgende op. Indien een persoon een strafbaar feit heeft gepleegd en daarbij schade heeft veroorzaakt, kan een rechter bepalen dat de schade moet worden vergoed. Dit wordt de schadevergoedingsmaatregel genoemd. Het Centraal Justitieel Incassobureau int de schadevergoedingsmaatregel bij de dader. Indien de dader acht maanden na onherroepelijk worden van het vonnis het bedrag niet (volledig) heeft betaald, treedt de voorschotregeling in werking. In geval van een gewelds- of zedenmisdrijven wordt het gehele bedrag vergoed aan het slachtoffer. Bij andere misdrijven is het bedrag gemaximeerd op € 5.000,0. De Staat zet vervolgens de inning op de dader voort.
Waarom is deze asielzoeker niet direct teruggestuurd naar Duitsland waar hij al een verblijfsvergunning had? Is dit inmiddels wel gebeurd?
Over de individuele omstandigheden, zoals de specifieke verblijfstitel en status van de asielprocedure, doe ik geen uitspraken.
Deelt u de mening dat als de diensten, onder uw verantwoordelijkheid, hun werk hadden gedaan en deze gekke vernielzuchtige asielzoeker direct hadden teruggestuurd naar Duitsland, een hoop leed had worden voorkomen?
Nee. Zie antwoord 4.
Welke maatregelen gaat u nemen om Nederlanders en hun bezit, met name de inwoners van Ter Apel, te beschermen tegen dit soort waanzinnige asielzoekers die u allemaal heeft binnengelaten?
Vooropgesteld dat ik mij niet kan vinden in uw generaliserende kwalificaties, wil ik benadrukken dat ik mij onverminderd inzet voor een stevige aanpak van overlastgevende asielzoekers enerzijds en het recht op bescherming van asielzoekers die gevlucht zijn voor oorlog en geweld anderzijds.
Een harde, integrale aanpak van overlast, in samenwerking met organisaties in de migratieketen, de gemeenten, de politie en het OM blijft nodig om onze gemeenschappen te beschermen en tegelijk een noodzakelijke voorwaarde om draagvlak voor ons asielsysteem te behouden. Asielaanvragen van mensen die zich misdragen, worden daarom al versneld afgedaan. Bij overlast met zeer grote impact worden ze overgeplaatst naar de speciale Handhaving- en Toezichtlocatie in Hoogeveen. In geval van criminele gedragingen wordt aangifte gedaan, politie en het OM leggen dan strafrechtelijke maatregelen op.
De zogenoemde toolbox, een bundeling van alle maatregelen wordt veel gebruikt door medewerkers in de migratieketen en de strafrechtketen, maar ook door gemeenten, winkeliers, openbaar vervoerders en andere betrokkenen.
In 2022 heb ik 1,25 miljoen euro beschikbaar gesteld waarmee gemeenten lokale maatregelen kunnen treffen om overlast tegen te gaan. Dat geld wordt gebruikt voor onder meer cameratoezicht, extra boa’s en coaches.
In aanvulling op het bestaande pakket aan maatregelen is structureel 45 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de versterkte aanpak overlast, de inrichting van sobere en strenge opvanglocaties (PBL) en voor intensivering terugkeer.
Recent heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanstelling van de Coördinator Nationale Aanpak Overlast.
In dit kader worden momenteel extra maatregelen uitgewerkt waaronder de inzet van een mobiel toezichtsteam in Ter Apel en verdere intensivering van de ketensamenwerking in Ter Apel om zowel op kansarme aanvragen als aanvragen van overlastgevende asielzoekers snel te beslissen.
Het bericht dat burgemeesters strijd aanbinden tegen extreme hardrijders na dodelijk ongeval Oud Gastel |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Burgemeesters binden strijd aan tegen extreme hardrijders na dodelijk ongeval Oud Gastel»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
In hoeverre zijn de middelen die burgemeesters hebben voldoende om extreme hardrijders aan te pakken?
Een effectieve aanpak van verkeersveiligheidsrisico’s is gestoeld op een lokale afweging van wat nodig is om die risico’s te beperken. Zoals ook gemeld in de beantwoording van de eerdere Kamervragen over het ongeval in Oud Gastel, is het belangrijk dat de betreffende burgemeesters het signaal dat hardrijders de verkeersveiligheid in hun gemeente in gevaar brengen, ook binnen hun gemeente oppakken in de lokale driehoek.2 In de lokale driehoek kan gekozen worden uit een voldoende breed scala aan infrastructurele, educatieve en handhavingsmaatregelen om snelheidsovertredingen zo veel mogelijk terug te dringen. Voorbeelden hiervan zijn respectievelijk aanpassing van de inrichting van de weg, voorlichting aan burgers en het aanvragen van een flitspaal. Het Rijk ondersteunt gemeenten hierbij, bijvoorbeeld met de investeringsimpuls verkeersveiligheid waarbij sinds 2020 tot 2030 500 miljoen euro beschikbaar is om een impuls te geven aan het verbeteren van de verkeersveiligheid ook op de gemeentelijke en provinciale wegen.
In hoeverre worden auto’s op gemeentelijke en provinciale wegen gescand door camera’s met ANPR (automatic number plate recognition) om extreme hardrijders aan te pakken? Kunnen burgemeesters verzoeken indienen om ANPR-camera’s op gemeentelijke en provinciale wegen te laten plaatsen? Zo ja, wat zijn dan de afwegingen om wel of niet ANPR-camera’s te laten plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Voorop staat dat in algemene zin de handhavingsmiddelen die daarvoor bedoeld zijn, zoals de vaste en verplaatsbare flitspaal en de radar- en trajectcontroles, volstaan als middelen om snelheidsovertredingen te kunnen constateren en aan te pakken. Wensen omtrent aanvullende inzet op handhaving door de politie of het aanvragen van flitspalen om snelheidsovertredingen tegen te gaan, moeten binnen de lokale driehoek besproken worden.
Specifiek voor de aanpak van bestuurders die vaker ernstige verkeersovertredingen hebben begaan, waaronder snelheidsovertredingen, bestaat daarnaast nog een aantal andere bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen. Deze maatregelen zijn in de beantwoording van de eerdere Kamervragen over het ongeval in Oud Gastel uiteengezet.3 Zo verkent het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op dit moment binnen het bestuursrechtelijke kader of er een monitoringssysteem geplaatst kan worden in het voertuig van die bestuurders.4 Ook kan veelvuldig risicovol rijgedrag – waaronder te hard rijden – aanleiding vormen voor het OM en de politie om over te gaan tot een persoonsgerichte aanpak.5 Die aanpak is per definitie maatwerk en de afstemming daarover vindt lokaal tussen politie en OM plaats. Het gaat dus niet om één integrale aanpak, maar om op de persoon gericht maatwerk.
Aanvullend vraagt u naar de inzet van ANPR-camera’s en geotagging. De ANPR-camera’s van de politie kunnen niet worden ingezet voor de aanpak van bestuurders die de maximumsnelheid vaker overtreden. Daar is geen wettelijke grondslag voor. Voor wat betreft geotagging van voertuigen, geldt dat dit een onderdeel kan zijn van de eerdergenoemde persoonsgerichte aanpak bij bestuurders die vaker ernstige verkeersovertredingen begaan, waaronder snelheidsovertredingen. Met dit middel wordt terughoudend omgegaan. Het betreft een arbeidsintensievere interventie – gericht op de individuele bestuurder – die vanuit proportionaliteitsoverwegingen alleen bij de meest notoire (snelheids)overtreders wordt ingezet. De wettelijke grondslag hiervoor is artikel 3 van de Politiewet. Om zo min mogelijk inbreuk te maken op de privacy van betrokkene, gebeurt geotaggen met een baken dat geen locatiegegevens mag opslaan en alleen voor zeer beperkte duur op het voertuig geplaatst wordt. Het baken dient als hulpmiddel voor de politie. Het stuurt de politie een signaal wanneer het voertuig in gebruik is, zodat de politie het voertuig rijdend kan waarnemen en kan vaststellen of er snelheidsovertredingen mee begaan worden. Indien dat het geval is, kan de bestuurder staande gehouden worden.
Heeft u een interne integrale persoonsgerichte aanpak van extreme hardrijders? Zo ja, hoe ziet die aanpak eruit en bent u bereid om die aanpak ook extern in te voeren? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om die aanpak in te voeren?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre kunnen auto’s worden gegeotagd om extreme hardrijders aan te pakken? Is dit wettelijk mogelijk? Zo ja, op basis van welke wet? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Heeft u hiervoor pilots gestart? Zo ja, welke pilots en bent u bereid om die pilot om te zetten in beleid? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om die pilots te starten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe lang kunnen rijbewijzen worden ingevorderd om extreme hardrijders aan te pakken? Kunnen rijbewijzen ook definitief worden ingevorderd? Is dit wettelijk mogelijk? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Hoe vaak en voor hoe lang worden er op jaarbasis rijbewijzen ingevorderd naar aanleiding van extreem hard rijden?
Bij ernstige verkeersdelicten, waaronder bepaalde snelheidsovertredingen, is zowel invordering van het rijbewijs als inbeslagname van het voertuig mogelijk.
Het rijbewijs van een bestuurder moet direct ingevorderd worden door de politie bij een snelheidsovertreding van 50 km per uur of meer te hard (30 km/h of meer bij een bromfiets). De politie heeft daarnaast de mogelijkheid het rijbewijs in te vorderen wanneer door de overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht. Na invordering door de politie, besluit de officier van justitie in de meeste gevallen dat het rijbewijs wordt ingehouden voor de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid die op basis van de overtreding en de eventuele recidive door de rechter kan worden opgelegd. De maximale duur van ontzegging van de rijbevoegdheid is bij snelheidsovertredingen 2 jaar, bij recidive binnen 2 jaar is de maximumduur 4 jaar. Cijfers over invordering van het rijbewijs voor te hard rijden worden niet apart geregistreerd. Overigens is het rijden terwijl het rijbewijs is ingevorderd of tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid een misdrijf waarvoor door het OM standaard twee weken gevangenisstraf wordt geëist.
Op basis van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering kan besloten worden om een voertuig in beslag te nemen. In de door het Openbaar Ministerie vastgestelde «Aanwijzing inbeslagneming» is geregeld in welke gevallen de politie precies tot inbeslagname zal overgaan.6 Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de maximum toegestane snelheid met tenminste 100 procent wordt overschreden en er daarbij sprake is van concrete gevaarzetting. Het voertuig wordt inbeslaggenomen nadat daarover overleg met de officier van justitie heeft plaatsgevonden. Met inbeslagname van voertuigen wordt terughoudend omgegaan. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat de verbeurdverklaring van het voertuig moet worden gevorderd. Hierin wordt meegewogen of de sanctie in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en wordt ook de draagkracht van de verdachte meegewogen. Ook zijn er hoge kosten verbonden aan het opslaan van een voertuig tot betrokkene onherroepelijk veroordeeld is. Verder is de bestuurder die de overtreding begaat niet altijd de eigenaar van het voertuig. De verbeurdverklaring van een voertuig dat aan een ander dan de bestuurder toebehoort is alleen mogelijk als bij de eigenaar van het voertuig bekend was – of dat hij redelijkerwijs moest vermoeden – dat de bestuurder een overtreding zou begaan met het voertuig. Cijfers over inbeslagname en verbeurdverklaring van voertuigen worden niet apart geregistreerd.
In hoeverre kunnen auto’s in beslag worden genomen en worden ingevorderd om extreme hardrijders aan te pakken? Is dit beide wettelijk mogelijk? Zo nee, welke wet zou moeten worden aangepast? Hoe vaak worden er op jaarbasis auto’s in beslag genomen naar aanleiding van extreem hard rijden? Hoe vaak worden er op jaarbasis auto’s ingevorderd naar aanleiding van extreem hard rijden?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat waarnemers van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) al 5 maanden gevangen zitten in Oost-Oekraïne en inmiddels veroordeeld zijn tot 13 jaar gevangenschap |
|
Agnes Mulder (CDA), Ruben Brekelmans (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Sylvana Simons (BIJ1), Jasper van Dijk , Christine Teunissen (PvdD), Tom van der Lee (GL), Tunahan Kuzu (DENK), Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht dat twee Oekraïense OVSE-stafleden tot meer dan tien jaar veroordeeld zijn door illegitieme tribunalen in de niet-erkende Volksrepubliek Loehansk?1
Ja.
Heeft u met bondgenoten zicht op de omstandigheden waarin deze gevangenen worden vastgehouden en of zij toegang hebben tot medische zorg?
Het is op dit moment niet bekend waar de gevangenen worden vastgehouden.
Op welke manier wordt er druk gezet op Rusland – lid van de OVSE – om deze waarnemers en een derde gedetineerde (er zit nog één waarnemer vast) vrij te laten?
Naast het Voorzitterschap en de Secretaris-Generaal van de OVSE, hebben ook de EU en gelijkgezinde landen in OVSE-kader herhaaldelijk de veroordelingen onaanvaardbaar genoemd en Rusland opgeroepen tot onmiddellijke vrijlating.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat lokale waarnemers niet op tijd zijn geëvacueerd rond de tijd van de invasie op 24 februari jl.?
Lokale medewerkers van de Special Monitoring Mission zijn, voor zover mogelijk en voor zover zij dat wensten, binnen Oekraïne in veiligheid gebracht. Zij konden, voor zover de veiligheidssituatie dat toeliet, op vrijwillige basis aansluiten bij de konvooien die de missie organiseerde om medewerkers in veiligheid te brengen. Niet alle medewerkers hebben daar gebruik van willen maken. De SMM-medewerkers die naar andere landen zijn gevlucht zijn merendeels vrouw. Onder de op 24 februari afgekondigde Staat van Beleg was het volwassen mannen niet toegestaan het land te verlaten.
Bent u bereid de situatie van de drie waarnemers in OVSE-verband op te brengen?
Ja. Nederland heeft reeds samen met EU-partners de berechting en veroordeling van de betrokken waarnemers veroordeeld en hun vrijlating geëist, alsmede de vrijlating van de derde gedetineerde OVSE-medewerker.
Wilt u met uw Turkse ambtsgenoot in overleg treden om de vrijlating van deze drie waarnemers mee te nemen in de mogelijk volgende gesprekken tussen Turkije, Rusland en Oekraïne?
De penibele omstandigheden van de drie lokale OVSE medewerkers hebben de volle aandacht van SG OVSE, die in nauw overleg met het Oekraïense Ministerie van BZ tracht hun vrijlating te bevorderen. Nederland steunt de OVSE in de verantwoordelijkheid die de organisatie als voormalig werkgever neemt. Waar opportuun nemen we dit ook in bilaterale gesprekken op.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De tbs-capaciteit |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Rechters leggen vaker tbs op sinds moord Anne Faber, ook als verdachten niet meewerken aan onderzoek»?1
Ja, ik heb hiervan kennis genomen.
Is het waar dat het dat aantal tbs-opleggingen in 5 jaar met bijna 60% is toegenomen? Heeft het aantal behandelplekken en personeelssterkte daar gelijke tred mee gehouden? Kunt u dit cijfermatig onderbouwen?
Ja, er is sprake van een toename van 58% in 2021 ten opzichte van 2017 wat betreft het aantal zaken waarin TBS is opgenomen, blijkens onderstaande gegevens van de Raad voor de Rechtspraak in tabel 1.
Totaal
208
253
258
274
328
Voor een goed vergelijk neem ik hieronder de data van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) op, omdat DJI de onherroepelijk geworden opleggingen registreert en de Raad voor de Rechtspraak de oplegging in eerste aanleg. De bij DJI ingeschreven tbs-opleggingen in de afgelopen jaren zijn:
Totaal
201
231
231
268
343
In deze jaren is de gemiddelde capaciteit met ruim 100 plekken gegroeid van 1.396 in 2017 tot 1.490 in 2021. Daar waar de capaciteit is uitgebreid, is ook voldoende personeel beschikbaar om een afdeling te openen. Zonder personeel vindt geen uitbreiding plaats.
Gemiddeld
1.396
1.395
1.329
1.403
1.490
Hoe hoog is de jaarlijkse in- en uitstroom van de tbs-klinieken op dit moment?
Instroom definieer ik hier als het aantal eerste opnames in tbs.
Totaal
117
138
145
159
148
Het aantal tbs-gestelden dat instroomt in de tbs-kliniek, is afhankelijk van het aantal plekken dat vrij komt en daarmee ook van doorstroom naar een lager beveiligde setting en van uitstroom.
Uitstroom definieer ik hier als het aantal tbs-gestelden van wie de tbs met dwangverpleging onherroepelijk is beëindigd in een bepaald jaar. In 2017 is van 210 tbs-gestelden de dwangverpleging onherroepelijk beëindigd en in 2021 124. Deze daling past in de lijn dat ook het aantal keer dat de rechter de tbs met dwangverpleging – mogelijk in vervolg op proefverlof – voorwaardelijk beëindigt in die jaren is gedaald van 140 keer in 2017 en 56 keer in 2021.
Totaal
210
157
155
115
124
Totaal
140
120
75
55
56
Herinnert u zich het rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie «Geen kant meer op kunnen' van twee jaar geleden met als een van de conclusies dat er een gebrek aan personeel is, een hogere tbs-instroom terwijl het aantal behandelplekken niet meegroeide (Kamerstuk 29 452, nr. 239)? Zo ja, wat is er intussen concreet gedaan om deze situatie te verbeteren?
Ja, dit rapport herinner ik mij. Zoals aangegeven in vraag 2 is het aantal behandelplekken de afgelopen jaren gegroeid. Het aantal tbs-gestelden is echter harder gegroeid, gegeven de hogere instroom en de lagere uitstroom. Daarom wachten mensen in een gevangenis op een plek in een tbs-kliniek. Vooral de doorstroom naar vervolgvoorzieningen zorgt voor een verminderde doorstroom in en vanuit de tbs-klinieken.
Om deze groei het hoofd te bieden heb ik de noodzakelijke budgettaire maatregelen genomen. Het budget van de Dienst Justitiële Inrichtingen is in 2021 met 95 miljoen euro en in 2022 met 25 miljoen euro verhoogd om genoeg plekken te kunnen realiseren. Ook is het aantal plekken voor Forensisch Beschermd Wonen fors toegenomen van 1.147 in 2015 tot 2.193 in 2021.
Tevens zijn een aantal ontwikkelingen gestart die bijdragen aan meer grip op de capaciteit op de langere termijn. Zo heeft DJI een nieuwe inkoopstrategie ontwikkeld, waardoor er naar verwachting betere afspraken vastgelegd gaan worden in de contracten. En omdat de nieuwe contracten, die per 1 januari 2024 ingaan, meerjarig gaan gelden bieden we meer zekerheid aan zorgaanbieders. Omdat investeringen lange tijd vergen is die zekerheid belangrijk om te bieden.
Daarnaast wordt gewerkt aan doorontwikkeling van het Informatiesysteem Forensische Zorg (Ifzo) om dit systeem door te ontwikkelen naar een patiëntvolgsysteem. Daarmee krijgen we op termijn meer inzicht in hoe patiënten zich bewegen door de keten en daarmee of sprake is van passende en tijdige zorg. Tenslotte heb ik in de Voortgangsbrief Forensische Zorg van 9 juni jl. aangegeven dat ook een aantal verstrekkende en onconventionele maatregelen zijn verkend, waaronder het plaatsen van tijdelijke bouw voor patiënten. Vooralsnog is het niet mogelijk gebleken om dergelijke maatregelen toe te passen.
Zitten er tbs’ers in de gevangenis omdat er geen plekken beschikbaar zijn in een tbs-kliniek? Zo ja, hoeveel zijn dat er en deelt u de mening dat dit ongewenst is? En wat gaat u hieraan doen?
Op peildatum 5 september 2022 wachten er 118 personen in het gevangeniswezen op een plek in een TBS-kliniek, waarvan 73 in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC). Zoals ik in mijn brief van 27 september jl. heb aangegeven streef ik er altijd naar om alle terbeschikkinggestelden te plaatsen, maar dat lukt niet altijd.3 Over deze schaarste, en over de inspanningen om deze tegen te gaan, heb ik uw Kamer onder andere in de Voortgangsbrief Forensische zorg van 9 juni jl. geïnformeerd.4
Welke plannen bestaan er om het aantal behandelplekken bij tbs-klinieken te vergroten? Tot hoeveel extra plekken moet dit gaan leiden?
De afgelopen jaren is de capaciteit gegroeid, maar nog niet voldoende. Daarom is DJI voortdurend in contact met de tbs-klinieken om gezamenlijk te zorgen voor verdere uitbreiding van capaciteit de komende jaren, passend bij de behoefte voor de verschillende doelgroepen. De prognose is dat, dankzij aanvullende inspanningen van aanbieders, de capaciteit naar verwachting in 2026 afdoende is om in thans geprognosticeerde capaciteitsbehoefte te voorzien.
Deze realisaties zijn afhankelijk van meerdere factoren, zoals medewerking van het lokaal bestuur, maar ook het vinden van geschikt personeel op de krappe arbeidsmarkt en de beschikbaarheid en kosten van bouwmaterialen.
Wat is er gedaan om het personeelstekort op te lossen? Heeft dit het gewenste resultaat opgeleverd? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, wat gaat u doen om alsnog het benodigd aantal personeelsleden te werven en is daar voldoende budget voor?
Vanuit de Taskforce Forensische zorg 2018 – 2021 is de arbeidsmarktcampagne «Werken in de forensische zorg» gestart. Via de website www.werkeninforensischezorg.nl, verschillende radiocommercials en een magazine over werken in de forensische zorg is het werk in deze belangrijke sector onder de aandacht gebracht. Daarnaast is er een toolkit beschikbaar voor instellingen voor forensische zorg om hen te helpen bij het werven van nieuw personeel. De intensivering van de arbeidsmarktaanpak is inmiddels afgerond, maar gebruik van de toolkit gaat volop door. Net als in de reguliere zorg heeft de forensische zorg te maken met personele krapte. Dit blijft de komende jaren een aandachtspunt.
Daarnaast wordt vanuit DJI en verschillende forensische zorginstellingen gewerkt aan de zichtbaarheid op de arbeidsmarkt in de vorm van wervingscampagnes voor de organisatie in zijn geheel en specifieke functies in het bijzonder. Er is een «werkenbij-site» gelanceerd, om mogelijk geïnteresseerden naartoe te geleiden, gecombineerd met interviews en filmpjes van huidige en nieuwe medewerkers die vertellen over wat hen boeit aan het werk. Er worden bijeenkomsten georganiseerd in klinieken voor geïnteresseerden en men is vertegenwoordigd op diverse beurzen voor (forensische) zorg.
Voor de rijksinstellingen zijn er aan het begin van 2022 aanvullende middelen beschikbaar gesteld in de aanpak van ziekteverzuim, inhuur en het voorfinancieren van nieuw personeel.
Hoewel er wel degelijk resultaten behaald worden met deze inzet, moet ik helaas concluderen dat er ook sprake is van een gespannen arbeidsmarkt. Ik blijf in gesprek met de forensische zorg-sector om te bezien hoe we met het arbeidsmarktvraagstuk kunnen omgaan.
Wat betekent de aanhoudende hoge werkdruk en onveilige werkomgeving voor het functioneren en welzijn van het personeel bij tbs-klinieken? Is er recent een medewerkertevredenheidsonderzoek geweest? Zo ja, wat was de uitkomst van dat onderzoek? Zo nee, kunt u dan zorg dragen dat dit alsnog gebeurt?
Werken in de forensische zorg is mooi maar ook ingewikkeld werk. Ik heb veel respect voor de medewerkers die bijdragen aan de veiligheid van de samenleving in een sector die altijd onder een vergrootglas ligt. In de klinieken is het essentieel dat er sprake is van een veilig leef- en werkklimaat voor zowel de tbs-gestelden als de medewerkers. Een hoge werkdruk is nooit goed, ook niet in tbs-klinieken.
Ten aanzien van medewerkerstevredenheidsonderzoeken binnen de tbs-klinieken is het meest recente onderzoek van de Rijksklinieken eind 2021 uitgevoerd.
Dit onderzoek laat onder meer zien dat men trots is op de inhoud van het vak en hen inspireert en werkplezier geeft.
Daarnaast ervaart men de samenwerking met collega’s als positief, durft men directe collega’s feedback te geven en kan men zichzelf zijn. Ten slotte is men ook positief over het (eigen) vakmanschap en het zichzelf continu bekwamen in het werk. Tegelijkertijd zijn er ook uitdagingen rondom werkdruk en de daarbij behorende herstelbehoefte en vermoeidheid. Dit maakt echter niet dat men het idee heeft overwerk niet te kunnen weigeren of geen vakantie op te kunnen nemen. Dit brede beeld (trots op werk, samenwerking collega’s en ervaren werkdruk) is herkenbaar bij de particuliere tbs-klinieken.
De Rijksklinieken hebben diverse acties ondernomen om opvolging te geven aan dit onderzoek. Op afdelingsniveau zijn uitkomsten meegenomen in een plan van aanpak dan wel in het afdelingsjaarplan: dit komt terug in periodieke gesprekken met directie en komt terug in de aanpak grip op verzuim.
De onderwerpen worden nadrukkelijk meegenomen in de structurele teamontwikkeling en intervisies, waar externe intervisoren en trainers betrokken zijn. Specifiek voor leidinggevenden wordt gezamenlijke intervisie georganiseerd, die zit op het goed vormgeven van duaal het leiderschap, hoe zorg je dat ieder zijn eigen rol en verantwoordelijkheid goed invult. En er is bijvoorbeeld op locatie een klankbordgroep in het leven geroepen die voor medewerkers vinger aan de pols houdt. Periodiek worden er ook interviews gehouden.
Medewerkerstevredenheid is ook een aspect van kwaliteit. Daarom is in het Kwaliteitskader Forensische Zorg ook opgenomen dat de resultaten van medewerkerstevredenheidsonderzoeken in de instelling met de professionals wordt besproken en bijvoorbeeld gebruikt in het kwaliteitsverslag. Het kwaliteitsverslag zal tevens aan de orde komen in de kwaliteitsgesprekken die in de toekomst met de instellingen gevoerd gaan worden.
Wat betekenen de structurele problemen ten aanzien van werkdruk en veiligheid bij tbs-klinieken voor de behandeling van tbs-patiënten? Belemmert dit de resocialisatie van tbs-patiënten? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waar blijkt dat uit en kunt u garanderen dat die behandelingen en resocialisatie er niet onder zal gaan lijden?
Voorop staat dat tbs-klinieken een volwaardige behandeling bieden aan de patiënten. Waar die behandeling aan moet voldoen, is vastgelegd in het Kwaliteitskader forensische zorg en andere kwaliteitsstandaarden. Krapte in de personele bezetting en een hoge werkdruk kunnen een risico vormen om aan de geldende normen ten aanzien van een goede behandeling te voldoen. Dit is wel een continu punt van aandacht in de klinieken. Ook in de contractmanagementgesprekken tussen DJI en zorgaanbieders is dit onderwerp van gesprek. Ook evalueer ik de implementatie van het Kwaliteitskader tussentijds, juist ook om zulke signalen op te kunnen pakken.
Het bericht ‘Slachtoffers moeten te lang wachten tot er wat gebeurt met hun aangifte' |
|
Lilian Helder (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u bericht «Slachtoffers moeten te lang wachten tot er wat gebeurt met hun aangifte»?1
Ja.
Hoeveel misdrijven worden er per maand niet opgelost door het tekort aan officieren van justitie?
Hiervan wordt geen registratie bijgehouden, het registratiesysteem biedt daarvoor geen mogelijkheid.
Hoeveel meer zaken worden er per maand geseponeerd door het tekort aan officieren van justitie?
Hiervan wordt geen registratie bijgehouden, het registratiesysteem biedt daarvoor geen mogelijkheid.
Bent u het eens met de stelling dat het niet uit te leggen is aan slachtoffers dat zij nu veel langer moeten wachten tot er werk wordt gemaakt van hun aangifte (als er überhaupt al werk van wordt gemaakt) omdat het College van procureurs-generaal heeft zitten slapen? Zo nee, waarom niet?
Als zaken lang blijven liggen, is dit inderdaad onwenselijk en moeilijk aan slachtoffers uit te leggen. Daarom heeft dit kabinet maatregelen genomen. Het OM (en de rechtspraak) krijgt structureel extra budget om de organisatie toekomstbestendig te maken, onder meer in termen van capaciteit, wendbaarheid, kwaliteit van de informatievoorziening, digitalisering en innovatie voor verbetering van de ketensamenwerking.
Waarom heeft het College van procureurs-generaal niet gereageerd op de brandbrief van de Vakvereniging voor officieren en rechters (NVvR)? Bent u bereid het College hierop aan te spreken?
Het College deelt de zorgen van de NVvR, waarbij de aandacht van het College uiteraard uitgaat naar alle functiegroepen, en is daarover al langere tijd met de NVvR in gesprek. Het College heeft mij laten weten dat de overtuiging dat er niet op de brief van de NVvR gereageerd zou zijn, op een misverstand moet berusten. Het College heeft diezelfde maand nog in een brief aan de NVvR uiteengezet welke initiatieven al zijn ingezet. Het College heeft in zijn reactie uitleg gegeven over de acties en maatregelen die al in gang zijn gezet om zowel op de korte als lange termijn bij te dragen aan het terugdringen van de werkdruk.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat er een zo snel mogelijk een einde komt aan de onderbezetting van officieren van justitie en dat misdrijven niet langer onnodig onopgelost blijven? Zo nee, waarom niet?
Het OM (en de rechtspraak) krijgt structureel extra budget om de organisatie toekomstbestendig te maken, onder meer in termen van capaciteit, wendbaarheid, kwaliteit van de informatievoorziening, digitalisering en innovatie voor verbetering van de ketensamenwerking. In totaal, inclusief onder meer extra middelen voor ondermijning, krijgt het OM in de periode van 2020 tot 2027 circa 100 miljoen aan extra middelen structureel.
Het OM is bovenop de reguliere instroom van officieren van justitie reeds vorig jaar gestart met het in drie jaar laten instromen en opleiden van 250 officieren van justitie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van nieuwe methoden om ook in de huidige arbeidsmarkt kandidaten te werven en te selecteren. Verder is de wijze van opleiden gemoderniseerd en zijn de loopbaanpaden geconcretiseerd om het werken bij het OM aantrekkelijker te maken. Deze maatregelen zijn ingezet om het tekort aan personeel terug te dringen. Ook is er voor de zomer al extra geld naar de arrondissementsparketten gegaan om maatregelen te kunnen treffen ter verlichting van de werkdruk.
Verder blijkt uit recent tijdsbestedingsonderzoek van het OM dat officieren van justitie relatief veel tijd moeten besteden aan werkzaamheden die niet direct in verband staan met het behandelen van strafzaken, zoals o.a. beleidsoverleggen met ketenpartners. Om de werkdruk te verlichten heeft Het College de ambitie het volume van deze indirecte werktijd terug te dringen. Medewerkers met een ander type functie, zoals beleidsmedewerkers en interventiespecialisten, worden vaker voor dit type werk ingezet. Verder is afgesproken dat Officieren van Justitie die werken in management- en beleidsfuncties een vastgesteld aantal uren per maand op strafzaken worden ingezet.
Tot slot is haperende ICT een van de oorzaken van de hoge werkdruk bij het OM. Het OM heeft hiervoor een programma opgezet gestart om de continuïteit van de ICT te waarborgen en het aantal verstoringen is de laatste maanden afgenomen. Middels het verbeteren van de randvoorwaarden waaronder officieren hun werk moeten doen (zoals het verbeteren van de ICT) – moet het OM beter in staat zijn de werkdruk tegen te gaan.
Bent u het eens met de stelling dat deze structurele onderbezetting bij het Openbaar Ministerie ook negatieve gevolgen heeft voor de politie? Zo ja, wat gaat u er aan doen?
Als het OM strafzaken in behandeling neemt, dient het OM deze zorgvuldig en voortvarend af te ronden. Ik begrijp dat het frustrerend kan zijn voor de politie als zaken blijven liggen of wegens capaciteitsgebrek geseponeerd worden. De politie heeft immers werkzaamheden verricht die niet worden afgerond met, bijvoorbeeld, een vonnis van een rechter.
Erkent u dat het voor de politie, die ook kampt met een structureel capaciteitsprobleem, onacceptabel is dat zaken die zij doorstuurt naar het Openbaar Ministerie, blijven liggen en/of uiteindelijk worden geseponeerd?
Zie antwoord vraag 7.
Zo ja, gaan u en de voorzitter van het College van procureurs-generaal hiervoor excuses aanbieden nu dit probleem al jaren speelt en er herhaaldelijk op is gewezen?
Naar de oorzaken van toegenomen druk op de capaciteit van de organisaties binnen de strafrechtketen is onderzoek gedaan. Mijn ambtsvoorganger heeft u met een brief van 26 juni 20202 over de uitkomst geïnformeerd. Geconstateerd werd dat verschillende maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder digitalisering en internationalisering van criminaliteit en sterk toegenomen inzet voor ondermijnende criminaliteit, het werk complexer hebben gemaakt en hebben bijdragen aan een hogere werkdruk. Daarnaast heeft een veelheid aan wets-en beleidswijzigingen geresulteerd in een hogere werkdruk, vanwege de organisatorische implicaties ervan voor de betrokken organisaties. In de afgelopen jaren zijn daarnaast door de coronacrisis de voorraden gestegen, waardoor de druk extra is verhoogd. Het gaat hier om omstandigheden waar de ketenorganisaties weinig invloed op hebben, maar waar ze wel door geraakt worden. Samen met de ketenorganisaties, met inbegrip van het OM, werken we er hard aan om de werkdruk te verlagen en de doorlooptijden te verbeteren. Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 6, zijn hiervoor de nodige maatregelen getroffen.
De negatieve gevolgen van langer wachten met de start van een TBS-behandeling. |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Tbs-experts slaan alarm: «Lange celstraf met tbs is ronduit onverstandig»» van NPO Radio 1/WNL-podcast «Het onderzoeksbureau» over combinatievonnissen waarbij tbs en een gevangenisstraf wordt opgelegd?1, 2
Ja, ik heb hiervan kennis genomen.
Kunt u inzicht verschaffen in het aantal gecombineerde vonnissen waarbij tbs en een gevangenisstraf is opgelegd en wat de duur is van gevangenisstraffen in dergelijke gevallen voordat wordt gestart met de tbs-behandeling?
In de tabel hieronder staat het aantal onherroepelijke strafzaken waarin een vrijheidsstraf in combinatie met tbs met dwangverpleging is opgelegd in de afgelopen 5 jaar. Daarnaast geeft de tabel de duur van de opgelegde gevangenisstraf weer.3
Tbs i.c.m. ontslag van rechtsvervolging1
29
33
39
33
38
Tbs i.c.m. gev.straf < 6 maanden
18
18
15
19
29
Tbs i.c.m. gev.straf 6 maanden t/m 1jr.
26
38
30
39
41
Tbs i.c.m. gev.straf > 1jr. t/m 2jr.
15
21
16
12
17
Tbs i.c.m. gev.straf > 2jr. t/m 3jr.
8
15
17
7
17
Tbs i.c.m. gev. straf > 3 jr. t/m 6 jr.
22
15
21
19
24
Tbs i.c.m. gev. straf > 6 jr. t/m 12 jr.
11
8
14
13
19
Tbs i.c.m. gev.straf > 12 jr. t/m 18jr.
1
1
0
0
8
Tbs i.c.m. gev.straf > 18jr.
1
0
1
3
1
Dat wil zeggen dat er naast de tbs-maatregel geen gevangenisstraf is opgelegd.
In welke mate is volgens u in deze cijfers een trend waar te nemen waarin, onder andere vanwege de afschaffing van de Fokkens-regeling en de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen, steeds later met de tbs-behandeling van start wordt gegaan omdat voorafgaand een vrijheidsstraf ten uitvoer wordt gelegd?
Uit de cijfers bij vraag 2 blijkt enerzijds dat er een toename zichtbaar is van het totale aantal opleggingen per jaar met daarin een toename van het aantal lange straffen (langer dan 6 jaar) in 2021. Tegelijkertijd kan op basis van deze cijfers van de afgelopen vijf jaar niet gesproken worden van een trend.
Onderschrijft u de conclusie van de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) dat personen die tbs opgelegd krijgen psychiatrische patiënten zijn, die voor een geslaagde vermindering van het delictrisico vooral baat hebben bij een hoog niveau van zorg, en dat zij in zowel reguliere detentie als in de Penitentiair Psychiatrische Centra (PPC’s) geen toegang hebben tot de noodzakelijke zorg?3 Zo nee, waarom niet?
Ik ben het eens met de conclusie van de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming dat personen die een tbs-maatregel opgelegd krijgen gebaat zijn bij een hoog niveau van zorg. Ik ben het niet eens met de conclusie dat deze personen tijdens de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voorafgaande aan de tbs-maatregel geen toegang hebben tot de noodzakelijke zorg. Daarbij wil ik er op wijzen dat dit rapport van de RSJ dateert uit 2010 en dat sindsdien onder andere binnen de PPC’s de nodige ontwikkelingen hebben plaatsgevonden met betrekking tot het zorgaanbod.
Bij binnenkomst in de penitentiaire inrichting (PI) wordt bij iedere gedetineerde een medische intake gedaan en de zorgbehoefte in beeld gebracht. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan een gedetineerde ambulante specialistische zorg op een reguliere afdeling binnen de PI ontvangen of kan de gedetineerde worden geplaatst in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC). In een PPC krijgen gedetineerden met ernstige psychische problemen en psychiatrische stoornissen begeleiding en behandeling, mede om daarmee het risico op delict gedrag te verminderen. De PPC’s verlenen zorg die kwalitatief gelijkwaardig is aan de GGZ-zorg in de vrije samenleving, rekening houdend met de beperkingen van de penitentiaire setting. Net als bij de forensisch psychiatrische centra, is er bij de PPC’s sprake van druk op de capaciteit. Het is van belang dat de capaciteit in de PPC’s efficiënt benut wordt, dat de juiste patiënt op de juiste plek zit en er voldoende plekken beschikbaar zijn voor gedetineerden met ernstige psychische problematiek.
Hoe beoordeelt u thans de conclusie van de «taskforce behandelduur tbs» (hierna: de taskforce) en de gedragsdeskundigen die zij heeft geconsulteerd om tot hun aanbevelingen te komen, dat uitstel van de behandeling door ten uitvoerlegging van een vrijheidsstraf een negatief effect heeft op het psychiatrisch ziektebeeld van de gedetineerde patiënt, onder meer omdat voor deze groep een verhoogde kans op detentieschade bestaat en omdat onbehandeld laten van de psychiatrische aandoening deze kan verergeren? (Kamerstuk 29 452, nr. 187)
Het is aan de onafhankelijke rechter om te beoordelen welke sanctie passend is. Personen die een combinatievonnis opgelegd krijgen, hebben een ernstig strafbaar feit gepleegd en zijn gedeeltelijk toerekeningsvatbaar. Dat betekent dat zij gedeeltelijk verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun daden en daarvoor gestraft moeten worden. Daar hoort het uitzitten van een gevangenisstraf bij. Het gaat hier om ernstige misdrijven, waarbij het strafdoel vergelding en het recht doen aan slachtoffers ook een rol speelt.
Dat neemt niet weg dat ik de conclusie onderschrijf dat schade door het onbehandeld laten van psychiatrische aandoeningen in detentie zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Zoals ik bij vraag 4 heb aangegeven, is het mogelijk om een gedetineerde tijdens de ten uitvoerlegging van een gevangenisstraf in een PPC te plaatsen waar hij de gedurende de detentiefase noodzakelijke psychische of psychiatrische zorg ontvangt. Daarnaast is er binnen het gevangeniswezen ook een pre-passantenafdeling. Op deze afdeling worden gedetineerden met een combinatievonnis tijdens de laatste zes tot twaalf maanden van de detentieperiode voorbereid en gemotiveerd voor de behandeling in een FPC, om daarmee de overgang naar de tbs-kliniek en de start van de tbs-behandeling zo goed mogelijk te laten verlopen. Dit sluit aan bij de aanbeveling die destijds door de «taskforce behandelduur tbs» is gedaan.
Onderschrijft u de conclusie van de RSJ dat uitstel van de behandeling door ten uitvoerlegging van een vrijheidsstraf kan leiden tot een langere behandelduur en tot een verminderde kans op een succesvolle behandeling met resocialisatie als resultaat? Zo ja, hoe beoordeelt u dit mede in het licht van de hoge kosten die de maatschappij betaalt voor een tbs-behandeling? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe reflecteert u op de conclusies van de RSJ en de taskforce in het licht van de strafdoelen resocialisatie, recidivevermindering en beveiliging van de maatschappij? Acht u de tenuitvoerlegging van lange gevangenisstraffen voor aanvang van de tbs-behandeling in het licht daarvan wenselijk?
Vergelding is een belangrijk strafdoel waarmee recht wordt gedaan aan de ernst van het strafbare feit en de belangen van de samenleving, het slachtoffer en de nabestaanden. De kern van elke gevangenisstraf is dat de vrijheid van de veroordeelde wordt ontnomen, waardoor hij gedurende een bepaalde termijn uit de samenleving wordt verwijderd. Aan dit vergeldende kenmerk van de gevangenisstraf moet recht worden gedaan bij de uitvoering van de straf.5 Resocialisatie, recidivevermindering en de beveiliging van de maatschappij zijn ook belangrijke strafdoelen. Om de samenleving te beschermen moet zo veel mogelijk worden voorkomen dat een persoon na zijn straf weer een strafbaar feit pleegt. De straf moet zich daarom ook richten op een veilige terugkeer in de maatschappij.
Het opleggen van een combinatievonnis is een weloverwogen beslissing van de rechter, waarbij de rechter een zorgvuldige afweging heeft gemaakt tussen de verschillende strafdoelen die ons strafrecht kent. De rechter bepaalt aan de hand van de omstandigheden van het geval wat de meest passende sanctie is. De mogelijkheid dat detentieschade kan optreden is één van de omstandigheden die de rechter meeneemt in zijn overwegingen. Dit vraagt om maatwerk. Het is aan de rechter om te beoordelen in welke mate er vergelding moet plaatsvinden.
Welke mogelijkheden heeft de rechterlijke macht, al dan niet in samenspraak met u, op dit moment om in geval van een combinatievonnis een eerdere start van de tbs-behandeling op te leggen? Kunt u specifiek toelichten in hoeveel uitspraken/vonnissen (per jaar) de afgelopen 12 jaar gebruik is gemaakt van de mogelijkheid die artikel 37b, lid 2 wetboek van strafrecht daartoe biedt?
Artikel 37b lid 2 Wetboek van Strafrecht (Sr) biedt de mogelijkheid voor een rechter om, in het geval van een combinatievonnis, in zijn uitspraak een advies op te nemen omtrent het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient aan te vangen. De rechter kan bijvoorbeeld bij een combinatievonnis in het vonnis opnemen dat hij een gevangenisstraf van vijf jaar oplegt en daarbij adviseert, gelet op de noodzaak van behandeling, de tbs-maatregel met dwangverpleging aan te laten vangen na het uitzitten van twee jaar van de opgelegde gevangenisstraf. De uiteindelijke beslissing over de aanvang van de tbs-behandeling zal door mij worden genomen.6 Ik zal daarbij in ieder individueel geval zorgvuldig beoordelen of hiertoe aanleiding is. De veroordeelde kan beroep instellen bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming tegen mijn beslissing tot niet plaatsing in afwijking van het advies van de rechter.7
Ook als de rechter geen advies heeft gegeven als bedoeld in artikel 37b lid 2 Sr, kan ik beslissen een tbs-behandeling op een eerder tijdstip aan te laten vangen indien dringende medische redenen daartoe noodzaken of als de veroordeelde jonger is dan 23 jaar en plaatsing op een eerder tijdstip met het oog op zijn ontwikkeling noodzakelijk is.8 Deze wettelijke mogelijkheden bieden de rechter en mij de gelegenheid om maatwerk te bieden en rekening te houden met de omstandigheden van het geval.
Op de vraag in hoeveel uitspraken de afgelopen 12 jaar gebruik is gemaakt van de mogelijkheid die artikel 37b lid 2 Sr biedt, kan ik geen volledig antwoord geven. Deze gegevens worden niet door de Rechtspraak geregistreerd. Navraag bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) levert op dat tussen 2018 en 2022 acht keer een zaak aan de orde is geweest waarin de rechter een advies heeft gegeven om eerder te starten met een tbs-behandeling.9 Door de Adviescommissie Geestelijk Gestoorde Gedetineerden (AGGG) wordt mede aan de hand van het criterium dringende medische redenen die eerdere plaatsing noodzakelijk maken, getoetst of het advies van de rechter aanleiding geeft tot vervroegde plaatsing in een tbs-kliniek. Hierbij wordt gekeken naar het huidige toestandsbeeld en de zorginhoudelijke behandelbehoefte, mede in vergelijking met het toestandsbeeld tijdens de uitspraak van de rechter. Ook wordt beoordeeld of zich contra-indicaties voordoen. De AGGG adviseert mij vervolgens over de beslissing tot vervroegde plaatsing in een tbs-kliniek. In de meeste gevallen wordt het advies van de rechter gevolgd. In één zaak is in de afgelopen vier jaar het advies niet gevolgd, omdat er een goed behandeltraject was gedurende de detentiefase en er dus geen medische noodzaak was om eerder te starten met een tbs-behandeling.
Ik heb navraag gedaan bij de rechterlijke macht omtrent het ervaren van eventuele obstakels om vaker gebruik te maken van de mogelijk uit artikel 37b lid 2 Sr. In reactie hierop heeft de rechterlijke macht aangegeven geen gegevens te hebben over eventuele obstakels.
Kunt u inzichtelijk maken in hoeverre de rechterlijke macht, al dan niet in samenspraak met u, van die mogelijkheid gebruik maakt en welke (juridische of andere) obstakels de rechterlijke macht eventueel ervaart om vaker gebruik te maken van deze mogelijkheid?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe beoordeelt u zelf de conclusie van advocaat Job Knoester dat van de juridische mogelijkheden terughoudend gebruik wordt gemaakt, mogelijk vanwege een maatschappelijke roep om vergelding?4
Zoals ik bij vraag 9 heb aangegeven heeft de rechterlijke macht laten weten geen gegevens te hebben over eventuele obstakels die rechters ervaren bij het (vaker) toepassen van artikel 37b lid 2 Sr. Daarnaast wil ik benadrukken dat vergelding één van de strafdoelen van ons strafrecht is. Het is aan de rechter om dit strafdoel af te wegen tegen de andere strafdoelen van ons strafrecht en om te bepalen of hij gebruik wil maken van de mogelijkheid uit artikel 37b lid 2 Sr.
Welke risico’s identificeert u voor de veiligheid van het personeel en medegedetineerden bij de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf bij een persoon die tevens tbs opgelegd heeft gekregen?5
Binnen de DJI is constant oog voor de veiligheid van het personeel en de gedetineerden. Per gedetineerde wordt voortdurend bezien welke zorg- en beveiligingsnoodzaak aan de orde is en zo nodig wordt een gedetineerde (ook bij wie een tbs-maatregel is opgelegd) overgeplaatst naar een andere afdeling binnen het gevangeniswezen, zoals een Extra Zorg Voorziening-afdeling (EZV) of een PPC. Binnen het gevangeniswezen werkt op alle reguliere en specialistische afdelingen voldoende opgeleid personeel, dat is getraind en toegerust ten behoeve van de specifieke doelgroep en de taken op de betreffende afdeling. Hiermee worden de risico’s op onveilige situaties zoveel mogelijk beperkt.
Het bericht dat TBS-patiënten die geriatrische zorg nodig hebben nu nergens terecht kunnen. |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin een advocaat beschrijft hoe een cliënt van hem niet de juiste zorg krijgt, terwijl de rechtbank juist bij haar beslissing om de tbs van de cliënt te verlengen had overwogen dat door de tbs-kliniek gezocht zou worden naar een plek waar passende forensische en medisch geriatrische zorg geboden kon worden?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Kunt u uiteenzetten waar tbs-patiënten nu terechtkunnen als zij geriatrische zorg nodig hebben? Klopt het dat er geen speciale afdelingen dan wel instellingen zijn voor deze groep mensen?
Het klopt dat er nog geen speciale afdelingen of instellingen zijn waar tbs-gestelden geriatrische zorg geboden kan worden. Het uitgangspunt is dat tbs-gestelden de zorg ontvangen die zij nodig hebben. DJI en de Forensisch Psychiatrische Centra (hierna: FPC’s) geven waar nodig invulling aan geriatrische zorgvragen. Zo kan een tbs-gestelde onder verantwoordelijkheid van de FPC in een verpleeghuis worden geplaatst. Dat kan als dat geen risico’s voor de veiligheid van de samenleving oplevert. Als dat niet aan de orde is dan levert de FPC binnen de muren van de kliniek de benodigde medische zorg. Indien een specifieke zorgvraag niet in huis aanwezig is, kan de tbs-kliniek deze zorg inkopen bij andere partijen. De meerkosten worden vergoed door DJI.
Klopt het dat er eerder plannen waren om een forensische zorgafdeling op te zetten, waar ook geriatrische zorg geleverd kon worden? Zo ja, wat is er met deze plannen gebeurd?
Het afgelopen jaar zijn er verkennende gesprekken geweest tussen DJI en een FPC. Naar aanleiding van deze gesprekken inventariseert DJI momenteel de omvang van de zorgbehoefte en wat er nodig is om een dergelijke afdeling vorm te geven. Het is een complex vraagstuk omdat in een dergelijke afdeling specifieke kennis van de tbs-behandeling en van geriatrische zorg gecombineerd moeten worden. Daarnaast spelen de afwegingen of er binnen de tbs-gestelden een uniforme doelgroep is die groot genoeg is voor een speciale afdeling, of er zorgaanbieders zijn die dit kunnen vormgeven en hoe de financiering van deze zorg eruit zou zien. Ik zal u op de hoogte houden van de voortgang in de voortgangsbrief forensische zorg van juni 2023. DJI heeft voor de zekerheid de optie voor de realisatie van een dergelijke afdeling meegenomen in de aanbesteding voor het jaar 2024.
Bent u bereid om alsnog op zo kort mogelijke termijn te kijken naar de realisatie van een speciale afdeling, dan wel instelling, waar geriatrische zorg geleverd kan worden voor tbs-patiënten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Vrijheid voor leider Bende van Venlo lonkt na zeven moorden’ |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vrijheid voor leider Bende van Venlo lonkt na zeven moorden»?1
Ja.
Klopt het dat de Frank P. in totaal ongeveer 250 geweldsdelicten heeft gepleegd, waaronder ten minste zeven moorden?
De heer P. is op 26 april 1996 door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf voor meervoudige moord en meervoudige gekwalificeerde doodslag op in totaal zeven personen. Over mogelijk gepleegde delicten die niet hebben geleid tot deze veroordeling kan ik geen uitspraken doen.
Sinds wanneer staat de tot levenslang veroordeelde Frank P. op de wachtlijst van de Rooyse Wissel?
P. staat sinds 8 september 2022 op de wachtlijst van het forensisch psychiatrisch centrum (FPC) De Rooyse Wissel.
Zijn alle slachtoffers en nabestaanden betrokken bij het besluit om Frank P. op de wachtlijst van de Rooyse Wissel te plaatsen? Zo ja, hoe zij zijn betrokken en zo nee, waarom niet?
Om te beginnen wil ik benadrukken dat P. mogelijk wordt overgeplaatst naar FPC De Rooyse Wissel zodat hij daar een behandeltraject kan volgen, er is geen sprake van re-integratieactiviteiten zoals verlof of andere vrijheden (zie ook de beantwoording op vraag 6 en 7). Slachtoffers en nabestaanden worden geïnformeerd over een overplaatsing als er sprake is van vrijheden. In dit geval is dat daarom niet gebeurd.
Klopt het dat er in 2019 meerdere adviezen zijn geweest, waaronder die van het Adviescollege Levenslanggestraften, op grond waarvan destijds is geoordeeld dat zelfs van een eerste stap richting terugkeer in de samenleving niet aan de orde kon zijn?
Voordat ik in ga op de zaak P., schets ik eerst het beleidskader voor de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf.2 Het beleidskader voorziet in een procedure voor herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf en biedt mogelijkheden voor de levenslanggestrafte om zich daarop voor te bereiden. Op grond van dit kader adviseert het Adviescollege Levenslanggestraften (hierna: Adviescollege) 25 jaar na aanvang van de detentie of een levenslanggestrafte kan worden toegelaten tot de re-integratiefase. Dit doet het Adviescollege bij iedere levenslanggestrafte. Het Adviescollege hanteert hierbij de volgende vier criteria:
Voorafgaand aan de advisering door het Adviescollege vindt een uitgebreid onderzoek plaats, waarbij de betrokkene onder meer ter observatie in het Pieter Baan Centrum (PBC) wordt geplaatst voor ten minste zes weken. Het Adviescollege baseert zijn advies mede op het rapport van het PBC. Naast het onderzoek door het PBC wordt advies ingewonnen bij de reclassering en wordt een nabestaanden- en slachtofferonderzoek uitgevoerd. Ook hoort het Adviescollege de slachtoffers en nabestaanden, indien zij dat wensen, en tot slot de levenslanggestrafte zelf.3
Het Adviescollege brengt vervolgens advies uit aan mij zodat ik een beslissing kan nemen over het al dan niet toelaten van een levenslanggestrafte tot de re-integratiefase.
In de zaak P. heeft het Adviescollege op 11 maart 2019 negatief geadviseerd omtrent de toelating tot de re-integratiefase. Zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, van het Besluit Adviescollege levenslanggestraften ben ik gehouden bij een negatief advies van het Adviescollege dienovereenkomstig te beslissen. Bij besluit van 8 juli 2019 heb ik aan P. medegedeeld dat hij niet wordt toegelaten tot de re-integratiefase. Het Adviescollege heeft in zijn advies van 2019 opgenomen dat het na twee jaren een vervolgadvies zou uitbrengen (zie antwoord op vraag 6 en 7).
Waarom kan een eerste stap richting terugkeer in de samenleving nu wel aan de orde zijn?
In november 2021 heeft het Adviescollege vervolgadvies uitgebracht in de zaak P. Het Adviescollege adviseerde op basis van zijn deskundig oordeel en alle uitgevoerde onderzoeken opnieuw om P. niet toe te laten tot de re-integratiefase. Zoals aangegeven in de beantwoording op vraag 5 ben ik gehouden bij een negatief advies van het Adviescollege dienovereenkomstig te beslissen. Bij besluit van 21 december 2021 heb ik wederom aan P. medegedeeld dat hij niet wordt toegelaten tot de re-integratiefase.
De plaatsing van P. op de wachtlijst van FPC De Rooyse Wissel is dan ook niet in het kader van de re-integratiefase, maar in het kader van behandeling. Het PBC heeft door middel van observatieonderzoek een stoornis bij P. geconcludeerd en hierover in juni 2021 gerapporteerd. P. heeft in september 2021 een verzoek ingediend tot overplaatsing naar een FPC voor behandeling van die stoornis. In dit verband is het Murray-arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van belang. Op grond van het Murray-arrest is elke lidstaat verplicht zijn volledige medewerking te geven aan een behandeling van een stoornis bij een gedetineerde wanneer er een reële kans is dat door de behandeling zijn recidiverisico wordt verminderd. Het OM heeft negatief geadviseerd over het opstarten van een behandeltraject van P. Het Adviescollege heeft in november 2021 overwogen dat betrokkene een behandelingstraject zal moeten ingaan gericht op vermindering van het recidiverisico, teneinde in de toekomst eventueel in aanmerking te kunnen komen voor toelating tot de re-integratiefase.
Alles overwegende heb ik bij besluit van 21 december 2021 aan P. gecommuniceerd dat ik de besluitvorming omtrent zijn overplaatsingsverzoek naar een FPC aanhoud in afwachting van de uitkomst van de indicatiestellingsprocedure (een indicatie is een verwijzing die nodig is voor behandeling van een justitiabele in een instelling). Inmiddels is voor P. een indicatie afgegeven voor plaatsing in een FPC voor behandeling. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 3 staat P. sinds 8 september 2022 op de wachtlijst van FPC De Rooyse Wissel. Wanneer een opnamedatum bekend is, neemt de directeur van de penitentiaire inrichting namens de Minister een besluit over het overplaatsingsverzoek. Tijdens het behandeltraject zal geen sprake zijn van re-integratieactiviteiten zoals verlof of andere vrijheden. Na afloop van de behandeling gaat P. weer terug naar de penitentiaire inrichting. Het Adviescollege brengt in 2023 weer een vervolgadvies uit in de zaak P. omtrent de re-integratiefase.
Heeft het Openbaar Ministerie positief geadviseerd tot deze stap? Zo nee, waarom heeft u daar dan toch toe besloten?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe is bij het besluit in 2019 en het besluit in 2022 de impact op de vele slachtoffers en nabestaanden in Venlo en omstreken gewogen?
Het wegen van de belangen van slachtoffers en nabestaanden gebeurt door het Adviescollege in het kader van zijn advisering aan de Minister voor Rechtsbescherming over de toelating tot de re-integratiefase. Aan slachtoffers en nabestaanden wordt gevraagd of zij bereid zijn mee te werken aan een slachtoffer- en nabestaandenonderzoek. Een dergelijk onderzoek vindt plaats door tussenkomst van Slachtofferhulp Nederland.
Indien de slachtoffers en nabestaanden dat wensen, worden zij door het Adviescollege gehoord in het kader van het eerste advies. Bovenstaande is ook van toepassing op de zaak P.
De kennelijke aanstaande vrijlating van Appie A |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «vrijlating in zicht voor tot levenslang veroordeelde Appie A.»1 en de podcast «Appie»?
Ja.
Op grond waarvan wordt Appie A. voorbereid op terugkeer in de samenleving? Ligt er een positief advies van het Advies College levenslanggestraften en zo ja, waar is dit op gebaseerd?
Naar aanleiding van jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de Hoge Raad (HR) heeft de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in 2016 een nieuw beleidskader voor de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf vastgesteld en met de Tweede Kamer besproken.2 Het beleidskader voorziet in een procedure voor herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf en biedt mogelijkheden voor de levenslanggestrafte om zich daarop voor te bereiden.
Op grond van dit kader adviseert het Adviescollege Levenslanggestraften (hierna: ACL) 25 jaar na aanvang van de detentie of de levenslanggestrafte kan worden toegelaten tot de re-integratiefase. Dit doet het ACL bij iedere levenslanggestrafte. Het ACL hanteert hierbij de volgende vier criteria:
Voorafgaand aan de advisering voor het ACL vindt er een uitgebreid onderzoek plaats, waarbij de betrokkene onder meer ter observatie in het Pieter Baan Centrum (PBC) wordt geplaatst voor ten minste zes weken. Het ACL baseert zijn advies mede op het rapport van het PBC. Naast het onderzoek door het PBC wordt advies ingewonnen bij de reclassering en wordt een nabestaanden- en slachtofferonderzoek uitgevoerd. Ook hoort het ACL indien zij dat wensen de slachtoffers en nabestaanden en tot slot de levenslanggestrafte zelf3.
Het ACL brengt vervolgens advies uit aan de Minister voor Rechtsbescherming zodat hij een beslissing kan nemen over het al dan niet toelaten van een levenslanggestrafte tot de re-integratiefase.
In de zaak Appie A. heb ik op basis van een positief advies van het ACL en de hierboven genoemde onderzoeken besloten Appie A. toe te laten tot de re-integratiefase.
Ik benadruk dat mijn besluit tot toelating van Appie A. tot de re-integratiefase los staat van een eventueel besluit tot (ambtshalve)gratieverlening.
Hoe is vastgesteld dat Appie A., zoals ten tijde van de veroordeling, niet meer zou leiden aan grootheidswaanzin en levensgevaarlijk zou kunnen zijn?
Op basis van het huidige beleidskader wordt uiterlijk zes maanden voorafgaande aan het hiervoor genoemde toetsmoment van het ACL een levenslanggestrafte in het PBC geplaatst. Het PBC verricht gedurende tenminste zes weken, maar zoveel langer als nodig, onderzoek, gericht op diagnostiek en risicoanalyse. Daarbij kan onder meer een oordeel worden gegeven over de persoonlijkheidsontwikkeling van de levenslanggestrafte tijdens de detentie. Tevens kan op basis van klinische bevindingen een risico-inventarisatie en een inschatting worden gemaakt van de kans op gewelddadig gedrag.4
Het ACL baseert zijn advies mede op het rapport van het PBC. Naast het onderzoek door het PBC wordt advies ingewonnen bij de reclassering en wordt een nabestaanden- en slachtofferonderzoek uitgevoerd. Verder ontvangt het ACL altijd het penitentiair dossier en in voorkomend geval het verpleegdossier.5 Het ACL is bevoegd (verdere) informatie in te winnen en bijstand te vragen van (specifieke) deskundigen.
Waarom vindt u dat Appie A. terug zou moeten keren in de samenleving en dus uiteindelijk vrijgelaten zou moeten worden?
Levenslanggestraften moeten zich conform de (Europese) jurisprudentie kunnen voorbereiden op de herbeoordeling. Op grond van het EVRM is een gevangenisstraf zonder perspectief op vrijlating in strijd met het verbod op een onmenselijke of vernederende behandeling (artikel 3). Om niet zonder perspectief te zijn, moet er uiterlijk 25 jaar na de oplegging van de straf een herbeoordeling plaatsvinden.
Binnen het huidige beleidskader wordt een levenslanggestrafte voorbereid op de herbeoordeling door middel van de procedure bij het ACL.
Het ACL heeft tussen 2018 en heden meerdere (vervolg) adviezen uitgebracht in de zaak Appie A. Het ACL concludeerde dat Appie A. op basis van haar deskundig oordeel en alle uitgevoerde onderzoeken toegelaten kon worden tot de re-integratiefase. Ik heb op basis van het positieve advies besloten Appie A. toe te laten tot de re-integratiefase. Ik vind het in dit stadium nog te vroeg om te spreken over een mogelijke vrijlating.
Bent u voornemens Appie A. gratie te verlenen? Zo ja/nee, waarom?
Het gratieverzoek van Appie A. is een gratieverzoek in het kader van artikel 4, lid 3 van het Besluit Adviescollege Levenslanggestraften. Daarin staat dat uiterlijk 2 jaar na het uitbrengen van het eerste advies door het Adviescollege, via een ambtshalve gratieverzoek, de mogelijkheid tot gratie moet worden bezien.
Voor de beoordeling van een gratieverzoek van een levenslanggestrafte worden de rechterlijke macht en het Openbaar Ministerie om advies gevraagd. Dit is conform artikel 5 van de Gratiewet.
Momenteel bevindt het gratieverzoek van Appie A. zich in deze adviesfase.
Hoe heeft u de positie van de nabestaanden betrokken in uw besluitvorming en vindt u dat de stem van nabestaanden en/of slachtoffers zwaar zou moeten wegen?
De algemene lijn is dat slachtoffers en nabestaanden- voor zover zij traceerbaar zijn – geïnformeerd worden over het adviestraject bij het ACL. Aan hen wordt gevraagd of zij bereid zijn mee te werken aan een slachtoffer- en nabestaandenonderzoek. Een dergelijk onderzoek vindt plaats door tussenkomst van Slachtofferhulp Nederland. Indien de slachtoffers en nabestaanden dat wensen worden zij door het ACL gehoord in het kader van het eerste advies. De belangen van de slachtoffers en de nabestaanden worden meegewogen bij de toelating van een levenslanggestrafte tot de re-integratiefase. Ook in de zaak Appie A. zijn de slachtoffers en nabestaanden geïnformeerd.
Wat is uw beleid ten aanzien van gratieverleningen, en specifiek bij levenslang, op dit moment precies?
De daadwerkelijke herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf (en eventuele invrijheidstelling) vindt na zevenentwintig jaar detentie plaats via een ambtshalve gratieprocedure. In die procedure staat de vraag centraal of zich zodanige veranderingen aan de zijde van de levenslanggestrafte hebben voltrokken en zodanige vooruitgang is geboekt in zijn of haar re-integratie, dat verdere tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf geen enkel met de strafrechtspleging na te streven doel in redelijkheid meer dient. De rechter brengt daarbij conform de Grondwet en de Gratiewet advies uit, waarna een beslissing wordt genomen door de Kroon, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming. Voor de beoordeling van een gratieverzoek van een levenslanggestrafte worden bij de advisering de volgende criteria gehanteerd:
Bij de ambtshalve gratieprocedure informeert het Adviescollege de Minister over de voortgang van de toegekende re-integratieactiviteiten. Een beslissing op een gratieverzoek is persoonsgebonden en toegesneden op de feiten en omstandigheden van het individuele geval. Deze worden meegewogen in het gratiebesluit. Bij het nemen van dat besluit is het advies van de rechter in beginsel leidend.
Het strafrechtelijk onderzoek van de FIOD naar medisch specialisten |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het nieuws «Ziekenhuizen kwetsbaar voor fraude door neveninkomsten artsen»?1
Ja.
Erkent u dat ook met de genoemde maatregelen het lastig blijft voor ziekenhuizen om de nevenfuncties van medisch specialisten in zicht te krijgen? Zo nee, waarom niet?2
Streven naar een compleet overzicht van nevenfuncties van medisch specialisten is goed. Echter, zoals in het nieuwsbericht is genoemd, is het zo dat als iemand kwaad wil doen, diegene activiteiten, belangen en inkomsten zal (proberen te) verhullen. Hierna licht ik het huidige kader van ziekenhuizen toe om zicht te krijgen op de nevenfuncties en neveninkomsten van medisch specialisten.
Wat er wel en niet mag op het gebied van reclame en gunstbetoon is geregeld in Geneesmiddelenwet, de Wet Medische Hulpmiddelen en in de Beleidsregels gunstbetoon.3 De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de naleving van deze beleidsregels. De farmaceutische sector en de hulpmiddelensector hebben in aansluiting op de beleidsregels gedragscodes geformuleerd. Wanneer een vergoeding van een farmaceutisch bedrijf of hulpmiddelenbedrijf aan zorgverleners is toegestaan, moet deze vergoeding in de meeste gevallen geregistreerd worden in het Transparantieregister Zorg.4 Het Transparantieregister berust op zelfregulering en er is een gedragscode, de Gedragsregels openbaarmaking financiële relaties.5 Alle bedrijven die zijn aangesloten bij de betrokken koepelorganisaties,6 waaronder ziekenhuizen, moeten zich houden aan deze gedragsregels. Door het register is het inzichtelijk in hoeverre een behandelaar een financiële relatie heeft met een bedrijf. Uit de jaarlijkse evaluatie van het register, die ik u op 31 januari 2022 heb toegestuurd, blijkt dat het register doeltreffend en effectief is.7
Daarnaast is mede door de Federatie van Medisch Specialisten (FMS) de Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling opgesteld.8 De code wordt onderschreven door organisaties die verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van wetenschappelijke adviesrapporten en richtlijnen.
Tot slot is er de Governancecode zorg 2022, een door Brancheorganisaties Zorg (BoZ) opgestelde privaatrechtelijke vorm van zelfregulering. De leden van ActiZ, de Nederlandse ggz, Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) verplichten zichzelf met hun lidmaatschap tot toepassing en naleving van deze code. Daarnaast kunnen zorgaanbieders die niet lid zijn van één van bovenstaande brancheorganisaties er ook gebruik van maken. Het committeren aan en implementeren van de code is onder andere voor ziekenhuizen een instrument om niet-integere activiteiten te voorkomen.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de hoogleraar integriteit Van Eijbergen dat het makkelijker is om afspraken te maken over nevenactiviteiten bij medisch specialisten in loondienst, omdat het melden van nevenactiviteiten bij een medisch specialistisch bedrijf (msb) op basis van vrijwilligheid is?
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 ook heb toegelicht gelden het Transparantieregister en de Gedragsregels openbaarmaking financiële relaties9 voor alle bedrijven die zijn aangesloten bij de betrokken koepelorganisaties10, waaronder ziekenhuizen. Daarnaast is mede door de FMS de Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling11 opgesteld. De code wordt onderschreven door organisaties die verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van wetenschappelijke adviesrapporten en richtlijnen. Zowel voor medisch specialisten die in loondienst werken als vrijgevestigde medisch specialisten geldt een meldplicht voor nevenactiviteiten bij het Transparantieregister. Echter, wanneer sprake is van kwade wil kan het in zowel loondienst als bij vrijgevestigden voorkomen dat nevenfuncties en neveninkomsten niet gemeld worden.
Wat betekent dit voor uw keuze om al dan niet regelgeving in te voeren zodat alle medisch specialisten in loondienst gaan?
Gegeven de verantwoordelijkheid die de medisch specialisten hebben om de gewenste transformatie naar passende zorg, de bestuurbaarheid en afremmen van perverse prikkels maximaal te ondersteunen en te versterken, ga ik deze kabinetsperiode de werking van de belemmeringen en verkeerde prikkels nader analyseren, monitoren en concrete acties formuleren en uitvoeren. Ik kijk daarbij breed naar de prikkels en de aspecten die van invloed zijn op de transformatie naar passende zorg en de bestuurbaarheid. Indien bij de medisch-specialistische bedrijven onvoldoende verbetering optreedt zal er regelgeving komen zodat alle medisch specialisten in loondienst gaan.
Wanneer is er voldoende verbetering opgetreden in de transformatie naar passende zorg, de bestuurbaarheid van ziekenhuizen en het afremmen van perverse prikkels binnen msb’s om geen regelgeving in te voeren waarmee alle medisch specialisten in loondienst gaan? Welke concrete en meetbare doelen stelt u voor de msb’s?
De precieze monitoring wordt op dit moment nog uitgewerkt. In het najaar zal ik u nader informeren over het tijdspad met alle relevante aspecten en stappen rondom de transformatie naar passende zorg van medisch specialistische bedrijven.
In hoeverre is het, aangezien in het regeerakkoord de verantwoordelijkheid van msb’s in de transformatie naar passende zorg, bestuurbaarheid van ziekenhuizen en het afremmen van perverse prikkels wordt genoemd, realistisch dat msb’s deze verantwoordelijkheid kunnen nemen nu experts vermoeden dat er meer zaken zullen zijn zoals de cardiologen fraude in het Zwolse Isala-ziekenhuis?
Ik wil op dit moment nog niet vooruitlopen op de verbetering die medisch specialistische bedrijven wel of niet gaan laten zien. Passende zorg vraagt om samenwerking en om de transformatie te bereiken, hebben ook de medisch specialistische bedrijven een rol. Ik verwacht dat alle partijen in gezamenlijkheid, en dus ook de msb’s, zich inzetten om de gewenste beweging maximaal te ondersteunen.
De aanpak van illegale boerenacties |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u het eens met de stelling dat (demonstrerende) boeren zich, net als ieder ander, aan de wet moeten houden?
Ja. De wet geldt voor iedereen en demonstraties zijn geen vrijbrief voor wetsovertredingen of grensoverschrijdend gedrag.
Wat zijn de instructies binnen de politie voor hun handelingsperspectief bij demonstraties van boeren? Kunt u deze interne instructies openbaar maken?
Het recht om te demonstreren is een grondrecht. Voor zover naar het oordeel van de burgemeester sprake is van een demonstratie dient deze zich actief op te stellen om de demonstratie te faciliteren. Daarbij bedient de burgemeester zich van de onder diens gezag staande politie.
De wijze waarop de politie optreedt, wordt bepaald binnen de lokale driehoek.
De politie treedt bij de handhaving van de openbare orde op onder de verantwoordelijkheid van de burgemeester. Bij de handhaving van de rechtsorde is de officier van justitie het bevoegd gezag.
Rondom recente acties heeft ter ondersteuning van het bevoegd gezag bestuurlijke afstemming plaatsgevonden met vertegenwoordigers van het lokaal bestuur, OM en politie.
De volgende uitgangspunten zijn als advies voor de lokale driehoeken gedeeld met burgemeesters:
De overheid treedt zichtbaar en merkbaar op tegen blokkades en andere buitenwettelijke acties.
Demonstreren mag, blokkeren niet. De overheid begrenst vroegtijdig en treedt waar mogelijk direct op. Blokkades worden zoveel mogelijk voorkomen dan wel zo snel mogelijk beëindigd (oplopend van vrijwilligheid naar vormen van dwang/handhaving).
Blokkades op en rondom snelwegen zijn niet acceptabel. Dit is voornamelijk gelegen in:
Gevaarzetting (ongevallen, gewonden, mogelijk zelfs dodelijke slachtoffers, bermbranden, gevaarlijke stoffen).
Snelweg is geen geschikte locatie, alternatieve locaties om te demonstreren worden in overleg met het lokaal bevoegd gezag aangewezen
Artikel 2 van de Wet openbare manifestaties biedt de mogelijkheid om een betoging in verband met de verkeersveiligheid te beperken of te verbieden.
Waar directe handhaving niet mogelijk is wordt ingezet op opsporing en vervolging na de acties. Er wordt ingezet op een hoge pakkans.
Zoals gezegd is het uiteindelijk aan de betreffende burgemeester en officier van justitie – ter afstemming binnen de lokale driehoek – om te bepalen op welke wijze wordt opgetreden.
Waarom leidt het rijden met een trekker op de snelweg en/of het rijden met een trekker zonder kenteken niet direct tot een bekeuring?
Het is niet toegestaan om met een landbouwvoertuig op de snel- en autowegen te rijden. De reden dat niet altijd direct een bekeuring wordt opgelegd is dat landbouwvoertuigen die worden gebruikt bij protestacties veelal niet zijn voorzien van een leesbaar kenteken. Het doen stilhouden van een rijdend landbouwvoertuig zonder kenteken, om op die manier de identiteit van de bestuurder vast te stellen, kan risico’s opleveren voor de veiligheid van medeweggebruikers of politiemedewerkers. Politiemedewerkers maken ter plaatse de afweging of hiervoor wordt gekozen.
Dat wil niet zeggen dat bestuurders van deze voertuigen wegkomen met strafbare feiten. Zoals in antwoord op vraag 4 wordt aangegeven, kan de identiteit op basis van beeldmateriaal worden vastgesteld. Na identificatie kan ook een boete worden opgelegd voor het rijden zonder kenteken.
Klopt het dat, indien direct aanhouden of bekeuren niet lukt, de politie achteraf de daders opspoort? Hoe vaak is er achteraf aangehouden of bekeurd? Kunt u dit in ronde getallen uitdrukken?
Wanneer het door omstandigheden niet opportuun is om direct handhavend op te treden, is het inderdaad mogelijk dat op basis van onderzoek naar beeldmateriaal de verdachte strafrechtelijk wordt vervolgd of een sanctie wordt opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
In de politiesystemen bestaat geen apart label voor boerenprotesten of voor overtredingen met landbouwvoertuigen. Het is daarom niet mogelijk om precies na te gaan hoeveel personen zijn aangehouden of bekeurd in relatie tot de protesten. Wel blijkt dat het aantal bekeuringen rond snelwegen sinds 22 juni jl. sterk is gestegen. Op die datum begonnen de protesten tegen het stikstofbeleid van de overheid. Zo nam het aantal bekeuringen voor langzaam rijdende motorvoertuigen op de snelweg fors toe. Het aantal beboete vergrijpen gelinkt aan de boerenacties ligt waarschijnlijk nog hoger.
In totaal schreven agenten de afgelopen weken in ieder geval 700 verkeersboetes uit voor overtredingen die zijn te relateren aan de boerenprotesten.
Van de ruim honderd mensen die sinds 22 juni jl. vanwege overtredingen of misdrijven rond boerenprotesten zijn aangehouden, is een kwart buiten heterdaad aangehouden. Uit het systeem is niet te achterhalen hoeveel van de bekeuringen op basis van identificatie achteraf zijn opgelegd.
Wat heeft de politie nodig om het aantal achteraf opgelegde bekeuringen c.q. aanhoudingen op te schroeven?
De inzet van de politie is gericht op het voorkomen van strafbare feiten en gevaarlijke situaties alsmede op handhavend optreden bij het overschrijden van deze grenzen.
Het is belangrijk dat personen die strafbare feiten plegen daar niet mee wegkomen.
De wijze waarop in de praktijk wordt gehandhaafd, wordt afgestemd binnen de lokale driehoek.