Het bericht dat de Eritreeër die tot 6 jaar cel en TBS veroordeeld is voor doodslag, verkrachting en mishandeling van een oudere dame in Amsterdam, wellicht zijn verblijfsvergunning mag behouden in verband met zijn TBS behandeling |
|
Gidi Markuszower (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met dit bericht?1
Ja.
Kunt u de Nederlandse samenleving de garantie geven dat deze Eritreeër na het uitzitten van zijn volledige gevangenisstraf van 6 jaar tot ongewenst vreemdeling wordt verklaard, zijn verblijfsstatus zal worden ontnomen en het land wordt uitgeknikkerd? Zo nee, waarom niet?
Ik ga niet in op de inhoud van individuele zaken en kan ook niet vooruitlopen op de beslissing van de IND of het verloop van de behandeling in het TBS-traject. Op basis van de feiten in deze zaak, zoals deze ook in de media zijn beschreven, kan ik aangeven dat deze zeer ernstig zijn. Uit de regelgeving volgt dat de IND het dossier beoordeelt als een veroordeling onherroepelijk is geworden. Op dat moment besluit de IND tot eventuele intrekking van de verblijfsvergunning en het opleggen van een inreisverbod. De veiligheid van de samenleving is daarbij een primaire afweging, zowel in het vreemdelingenrecht als in het vervolg van de TBS behandeling.
Klopt het dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid eerder (in een brief) aan de Kamer te kennen heeft gegeven dat indien het op basis van een ernstig strafbaar feit mogelijk is om tot intrekking van de verblijfsvergunning over te gaan, dit in de praktijk dan ook gebeurt? Zo ja, is dit feit volgens de Staatssecretaris ernstig genoeg om tot het intrekken van de verblijfsvergunning over te gaan en deze persoon nooit meer Nederland in te laten? Zo nee, wat moet een vreemdeling dan voor een verderfelijk misdrijf plegen om door de Staatssecretaris te worden uitgezet?
Zie antwoord vraag 2.
De zaak Julio Poch |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u verklaren waarom het onderzoek van de heer Machielse naar de zaak Julio Poch, dat reeds een jaar geleden is begonnen, zo lang duurt?
De Commissie heeft het volgende laten weten over de voortgang van de werkzaamheden van de commissie. Op dit moment vindt een omvangrijk en breed archief- en dossieronderzoek plaats in combinatie met dossieranalyse. De Commissie beschikt al over veel van de uitgevraagde bescheiden maar heeft nog dossier- en archiefverzoeken uitstaan. De volgende door de Commissie geplande fase omvat het horen van personen. De Commissie heeft gemeld dat nu niet is te voorzien welke gevolgen het coronavirus voor deze fase kan hebben. De voorzitter van de Commissie zal mij daarom medio juni nader informeren over de voortgang van het onderzoek. De Commissie heeft aangegeven te verwachten dan ook een termijn te kunnen benoemen waarin zij voorziet tot afronding van het onderzoek te komen.
Bent u inmiddels, na het verstrijken van een jaar sinds de start van dit onderzoek, en in ogenschouw nemende dat de heer Poch meer dan tien jaar geleden gearresteerd werd, dat hij acht jaar in voorarrest heeft gezeten, en al meer dan twee jaar geleden is vrijgesproken, bereid een termijn aan dit onderzoek te koppelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven wie verantwoordelijk is voor het vernietigen van het document van het eerste reisbezoek? Kunt u aangeven waarom deze documenten vernietigd zijn? Kunt u aangeven welk protocol geldt voor het vernietigen van documenten? Kunt u aangeven wanneer deze documenten vernietigd zijn? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 3 van de Kamervragen van het lid Sjoerdsma d.d. 20 december 20191, is hetgeen hierover bekend is afkomstig uit een rapportage van de politie. Hieruit blijkt niet door wie en wanneer de inhoud van de kluis is vernietigd. Omdat niet bekend is welke informatie was opgenomen in het document, is niet bekend welk protocol gold. Ik ga er vanuit dat indien de commissie Dossier J.A. Poch dit relevant acht, zij dit aspect bij het onderzoek betrekt.
Heeft de politie de digitale recovery inmiddels uitgevoerd, en back-ups onderzocht? Zo ja, wat kwam hier uit? Zo nee, waarom niet? Zo nee, bent u bereid hen te verzoeken dit zo spoedig mogelijk te doen en de Kamer over de resultaten te informeren?
Ja, de digitale recovery is inmiddels afgerond. Het betreffende reisverslag is niet gevonden. Wel zijn er andere documenten aangetroffen. Overigens zijn ook in een nadere zoekslag door de politie nog aanvullende documenten gevonden. Voorts verwijs ik u naar mijn aanvullende brief, die ik gelijktijdig met deze beantwoording aan uw Kamer zend. Alle aangetroffen documenten zijn door de politie ter beschikking gesteld aan de commissie van de heer Machielse. Het is het nu aan de commissie om onderzoek te doen. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van dat onderzoek.
Heeft u in het (archief)onderzoek naar deze zaak documenten aangetroffen die betrekking hebben op de zaak Julio Poch, specifiek ook met betrekking tot dit eerste en tweede reisbezoek? Zo ja, bent u bereid al deze documenten naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Bij de besluiten door het OM en de politie op de Wob-verzoeken naar de dienstreizen hebben het OM en de politie besloten over de openbaarmaking van aangetroffen documenten. Ik heb uw Kamer over de Wob-beslissingen geïnformeerd2. Ik heb de documenten waarover ik beschik aan de Commissie overhandigd. Ik zal deze documenten niet verder openbaar maken, omdat de Commissie Dossier J.A. Poch de ruimte moet hebben om haar onderzoek te doen. De Commissie heeft mijn ambtenaren laten weten dat haar onderzoek kan worden gehinderd indien voor oplevering van haar rapport telkens documenten in de openbaarheid komen. Dit kan er toe leiden dat personen die de Commissie in het kader van haar onderzoek nog wil horen, beïnvloed of vooringenomen worden. Ik heb begrip voor deze zorg van de Commissie. Gezien het belang van de waarheidsvinding ben ik dan ook terughoudend met het verstrekken van separate documenten aan uw Kamer.
De Commissie heeft daarnaast laten weten dat zij van mening is dat het onderzoek erbij gebaat is dat de Commissie na een integrale analyse van alle beschikbare informatie tot een goed onderbouwde reconstructie van de gebeurtenissen en een samenhangend oordeel kan komen. De verschillende onderdelen uit het dossier dienen daartoe in samenhang en context beoordeeld te worden. In het Besluit van 9 december 2019, Stcrt. 2019, nr. 68436, houdende instelling van de Commissie Dossier J.A. Poch is daarom bepaald dat de Commissie haar eigen werkwijze vaststelt en deze zal verantwoorden in haar eindrapport. Overigens blijkt uit dit besluit dat de Commissie sinds 1 maart 2019 aan het werk is.
Voor de volledigheid meld ik dat de Minister van Buitenlandse Zaken mij heeft laten weten dat ook het ministerie haar archiefonderzoek heeft afgerond. Alle gevonden documenten zijn overhandigd aan de Commissie Dossier J.A. Poch.
Heeft u, gelet op het feit dat u «niet met zekerheid [kan] zeggen of het document vernietigd is»1, stappen genomen naast de stappen die ik in mijn vragen heb gesuggereerd, om dit document terug te vinden? Zo ja welke, en met welk resultaat? Zo nee, waarom niet?
Ja. Naast de digitale recovery bij de politie hebben de politie en het OM de commissie toegang gegeven tot hun dossiers.
Kunt u verklaren hoe het mogelijk is, dat u pas tien jaar na de aanhouding van de heer Poch, en ondanks de vele Kamervragen die zijn gesteld over deze zaak, de hoeveelheid ambtsberichten en media-aandacht voor deze zaak over de jaren heen, er pas eind 2019 achter komt dat een cruciaal document, namelijk het reisverslag van het eerste bezoek aan Argentinië, kwijt dan wel vernietigd is?
Ik ben, zoals ook gemeld aan uw Kamer bij de beantwoording d.d. 20 december 2019 van vraag 3 van de Kamervragen van het lid Sjoerdsma, op 30 november 2018 geïnformeerd over de vernietiging van de inhoud van de kluis waar het verslag eerder in zou zijn gelegd. Gelet op het feit dat ik geen kennis heb kunnen nemen van het reisverslag weet ik niet welke informatie daarin stond. Ik kan dus niet aangeven of het een belangrijk document is geweest.
Bent u, gelet op het feit dat een cruciaal document in de zaak van Julio Poch kwijt of vernietigd is, nog steeds van mening dat de gang van zaken in dit dossier niet ongeoorloofd is?
Gelet op het feit dat ik geen kennis heb kunnen nemen van het reisverslag weet ik niet welke informatie daarin stond. Ik kan dus niet concluderen dat met het verdwijnen van het reisverslag belangrijke informatie is verdwenen. Ik kan dus ook niet concluderen dat met het verdwijnen van het reisverslag de gang van zaken in dit dossier ongeoorloofd is.
Herinnert u zich uw weigering van mijn verzoek om het tweede reisverslag volledig te openbaren, nadat eerder in een Wob-verzoek besloten was om dat niet te doen?2
Ja.
Klopt het volgens u nog steeds, dat de reikwijdte van artikel 68 van de Grondwet ruimer is dan die van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob)?3 Zo ja, waarom verschuilt u zich dan achter de Wob-procedure terwijl artikel 68 van de GW van toepassing is op mijn verzoek om het tweede reisverslag te openbaren?
Ja. Ik ben echter van mening dat de Commissie Dossier J.A. Poch nu eerst de ruimte moet krijgen om haar onderzoek uit te voeren. Zie mijn antwoord op vraag 5.
Ik verzoek u op basis van artikel 68 van de Grondwet het tweede reisverslag alsnog, desnoods vertrouwelijk, aan de Kamer te openbaren, bent u daartoe bereid? Zo nee, waarom niet?
Gelet op artikel 68 van de Grondwet heb ik uw Kamer uitgebreid geïnformeerd over onder meer de inhoud van dit document.6 Zie voorts mijn antwoord op vraag 5 waarin ik uiteenzet waarom ik terughoudend ben met het verstrekken van documenten met betrekking tot deze zaak.
Het bericht 'Sudan’s Ousted Leader Is Sentenced to Two Years for Corruption' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Sudan’s Ousted Leader Is Sentenced to Two Years for Corruption»?1
Ja.
Welke rechtszaken lopen er naast deze corruptiezaak op dit moment nog tegen Al-Bashir in Soedan?
Op dit moment lopen er geen andere rechtszaken. Wel zijn er twee onderzoeken gaande. Zo kondigde de nieuwe openbaar aanklager van Soedan op 22 december jl. een onderzoek aan naar de misdrijven van het oude regime in Darfur. Ook zal Al-Bashir moeten getuigen in een onderzoek naar de door hem gepleegde staatsgreep in 1989. Dit zijn belangrijke (eerste) stappen voor de mogelijke vervolging van Al-Bashir voor misdrijven tegen de menselijkheid, genocide en oorlogsmisdrijven.
Deelt u de mening dat deze rechtszaak en strafmaat geen recht doen aan de slachtoffers, en dat Al-Bashir vervolgd moet worden voor de misdaden waar hij door het Internationaal Strafhof van wordt verdacht, namelijk misdaden tegen de menselijkheid, genocide en oorlogsmisdaden? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik volledig. In dit verband verwelkom ik de berichtgeving van 11 februari jl. dat de Soedanese interim-regering bereid is samenwerking te zoeken met het Internationaal Strafhof inzake de vervolging van Al-Bashir en de vier andere Soedanese verdachten.
Klopt het dat de Soedanese autoriteiten in de VN Veiligheidsraad hebben aangegeven aanvullende rechtszaken tegen Al-Bashir te zullen starten? Bent u op de hoogte van de mogelijke aanklachten?
Ja, dat klopt. De autoriteiten noemden hier expliciet de mogelijkheid van vervolging voor de door Al-Bashir gepleegde staatsgreep in 1989. Ook gaven zij aan dat misdrijven gepleegd in Darfur hoog op de agenda staat. De Soedanese autoriteiten gaven aan dat het bestrijden van straffeloosheid een prioriteit is van de interim-regering.
Heeft u enige reden om aan te nemen dat Al-Bashir in eigen land vervolgd zal worden voor misdaden tegen de menselijkheid, genocide en oorlogsmisdaden?
De aangekondigde onderzoeken duiden er op dat vervolging in eigen land voor genoemde misdaden een reële mogelijkheid is. Minister-President Hamdok heeft publiekelijk echter ook aangegeven dat uitlevering van Al-Bashir aan het Internationaal Strafhof niet is uitgesloten. Duidelijk mag zijn dat de interim-regering gehoor geeft aan de wens van een groot deel van de bevolking dat Al-Bashir vervolgd wordt.
Bent u bereid uw ernstige zorgen over deze rechtsgang over te brengen aan de Soedanese autoriteiten, en hen op te roepen tot uitlevering aan het Internationaal Strafhof? Zo nee, waarom niet?
Zowel in gesprekken met de Soedanese autoriteiten, als in EU-verband heb ik het belang van accountability benadrukt en heb ik opgeroepen tot uitlevering van Al-Bashir en de overige verdachten aan het Internationaal Strafhof. Vorige maand besprak ik dit ook met Minister-President Hamdok tijdens de veiligheidsconferentie in München.
Bent u bereid om, samen met gelijkgestemde landen, de Soedanese autoriteiten op te roepen om het Strafhof toegang te verschaffen tot Soedan om onderzoek te doen in lijn met de bindende verplichtingen uit VN Veiligheidsraad Resolutie 1593? Zo nee, waarom niet?
Ja, daartoe ben ik bereid. De Soedanese autoriteiten hebben al aangegeven open te staan voor samenwerking met het Internationaal Strafhof. De toegang van het Strafhof tot Soedan om onderzoek te kunnen doen hoort daar nadrukkelijk bij.
Wat is naar uw oordeel de reden dat de interim--regering van Soedan tot op heden weigert om Al-Bashir uit te leveren aan het Internationaal Strafhof?
De democratische transitie in Soedan is een delicaat proces en onderhandelingen over een breed pakket aan afspraken tussen de verschillende (gewapende) groepen zijn nog gaande. Afspraken over aansprakelijkheid voor gepleegde misdaden maken daar deel van uit. Enerzijds moet de interim-regering rekening houden met het militaire deel van de soevereine raad en de nog aanwezige aanhangers van Al-Bashir om het slagen van de democratische transitie zeker te stellen. Deze groepen zijn geen voorstander van uitlevering van Al-Bashir aan het Internationaal Strafhof. Anderzijds heeft Minister-President Hamdok zoals gemeld aangegeven dat vervolging van Al-Bashir een prioriteit voor hem is en dat zijn regering zal samenwerken met het Internationaal Strafhof. De voortgang hiervan zal ik op de voet volgen.
Op welke wijze denkt u dat de interim--regering wél te overtuigen is om tot uitlevering van Al-Bashir aan het Internationaal Strafhof over te gaan?
Door zowel bilateraal als in EU-verband met de interim-regering in gesprek te blijven en in deze gesprekken Soedan telkens op te roepen samen te werken met het Internationaal Strafhof. Dit kan, volgens het Internationaal Strafhof, ook inhouden dat Al-Bashir in samenwerking met het Internationaal Strafhof, in Soedan wordt vervolgd.
Bent u bereid om in Europees verband een EU-steunpakket in het vooruitzicht te stellen voor Soedan, op voorwaarde dat Al-Bashir wordt uitgeleverd, en vrije verkiezingen worden georganiseerd? Zo nee, waarom niet?
Nee, het op deze manier conditioneren van EU-steun vind ik niet wenselijk. Het steunpakket is nu nodig om de economie uit het slop te trekken en het sociaal contract tussen regering en burgers te bestendigen. Vrije verkiezingen zijn pas in 2022 voorzien. Nederland pleit voor EU-steun, omdat het ook in Nederlands belang is de huidige democratische transitie tot een goed eind te brengen. Een directe koppeling, c.q. conditionering van EU-steun aan de uitlevering van Al-Bashir zal daarbij niet helpen. Nederland blijft daarnaast, zowel bij de Soedanese autoriteiten als in EU-verband het belang van vrije en democratische verkiezingen benadrukken, alsmede dat zij die misdaden hebben begaan hiervoor verantwoordelijk worden gehouden.
Op welke wijze heeft u tot op heden uitvoering gegeven aan de motie Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 32 735, nr. 254)?
Nederland pleit conform de motie Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 32 735, nr. 254) in verschillende Europese fora voor het onderzoeken van de mogelijkheid voor persoonsgerichte sancties tegen sleutelpersonen van het Soedanese leger die (de voorbereidingen van) vrije verkiezingen blokkeren en die de uitlevering van Al-Bashir aan het Internationaal Strafhof tegenhouden, zoals ook gecommuniceerd in de geannoteerde agenda van de RBZ van 11 november jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2080). Hier blijkt echter tot nog toe weinig draagvlak voor te zijn. Nederland zet zich ervoor in de situatie in Soedan hoog op de Europese agenda te houden en zal in dat verband ook overwegingen voor restrictieve maatregelen blijven opbrengen, juist ter ondersteuning van de democratische transitie in Soedan.
Bent u bereid, nu Al-Bashir enkel veroordeeld is voor corruptie, uitvoering te geven aan de motie Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 32 735, nr. 254) en in Europees verband op te roepen tot persoonsgerichte sancties tegen diegenen die de uitlevering van Al-Bashir aan het Strafhof tegenhouden? Zo nee, waarom niet?
Dit heb ik gedaan. Inmiddels zijn de omstandigheden in Soedan echter veranderd. Soedan heeft de toezegging gedaan samen te werken met het Internationaal Strafhof. Hierbij bestaat de mogelijkheid dat Al-Bashir in samenwerking met het Internationaal Strafhof door Soedan in eigen land wordt vervolgd. Dit zal, naar ik hoop, de komende maanden bekend worden, maar is o.a. afhankelijk van de lopende onderhandelingen tussen de verschillende (gewapende) groepen. Afhankelijk van de voortgang en uitkomsten hiervan, de visie van het ICC t.a.v. de samenwerking met Soedan en plaats van berechting meewegende, zal ik de komende maanden besluiten om wel of niet door te gaan met het in Europees verband op te roepen tot persoonsgerichte sancties tegen diegenen die de uitlevering van Al-Bashir aan het Strafhof tegenhouden.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Afwijzing vordering TUL in 2 strafzaken’ |
|
Michiel van Nispen , Maarten Groothuizen (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de twee uitspraken van de Rechtbank Gelderland waarbij in twee strafzaken de vordering tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen wegens overtreding van de algemene voorwaarden werd afgewezen, ook al achtte de rechtbank de nieuwe strafbare feiten bewezen?1
Ja.
Wat is uw reactie op het vonnis waarin de rechtbank twee verdachten opnieuw veroordeeld voor strafbare feiten, maar de vordering tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke veroordeling afwijst vanwege strijdigheid met artikelen 5 en 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), omdat tegen een TUL-beslissing algemene voorwaarden onder de recent (1-1-2020) ingetreden Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB) geen hoger beroep meer open staat en de beslissing tot tenuitvoerlegging dus meteen onherroepelijk is, terwijl in de nieuwe strafzaak nog wel hoger beroep open staat en er dus vrijspraak kan volgen?2
Ik ben het ermee eens dat het onwenselijk is dat iemand een eerder voorwaardelijk opgelegde straf moet ondergaan, voordat onherroepelijk is komen vast te staan dat hij de algemene voorwaarde heeft geschonden door zich schuldig te maken aan een nieuw strafbaar feit. Een dergelijke gang van zaken zou ik inderdaad in strijd achten met de onschuldpresumptie. Om deze reden heeft het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) – namens mij verantwoordelijk voor de operationele regie op de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen – maatregelen getroffen die ervoor moeten zorgen dat toegewezen vorderingen tenuitvoerlegging niet eerder ten uitvoer worden gelegd dan wanneer de veroordeling voor het nieuwe strafbare feit onherroepelijk is geworden. Deze maatregel dient te voorkomen dat een toegewezen vordering tenuitvoerlegging wordt uitgevoerd in gevallen dat in hoger beroep vrijspraak volgt. De maatregel is van kracht tot de wet op dit punt is hersteld (zie nader het antwoord op vraag 5).
Tegen deze achtergrond heeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad aangegeven cassatie in belang der wet te willen instellen.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat een verdachte een eerdere voorwaardelijke straf zou moeten ondergaan, niet vanwege de onherroepelijke veroordeling ter zake van een nieuw strafbaar feit, maar feitelijk alleen omdat hij verdachte is geweest in een nieuwe strafzaak? Hoe verhoudt dit zich tot de onschuldpresumptie?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Wet USB dit effect beoogd waarbij een veroordeelde straf moet ondergaan (de eerdere voorwaardelijke veroordeling) om een reden (plegen van een nieuw strafbaar feit) die later mogelijk geen stand houdt (alsnog vrijspraak)? Kunt u hierbij naar de wetgevingsgeschiedenis verwijzen?
Nee, dit effect is niet beoogd met de Wet USB. Zoals in de memorie van toelichting bij deze wet is beschreven, was de achtergrond van deze wijziging het willen voorkomen dat in gevallen waarin de rechter zich niet alleen uitspreekt over een nieuw feit maar tevens over de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde sanctie, (standaard) hoger beroep wordt ingesteld in de hoop dat de tenuitvoerlegging van de eerste sanctie wordt verrekend in de beroepsbeslissing over het nieuwe strafbare feit. (Kamerstuk 34 086, nr. 3, blz. 101).
Bent u bereid met wetgeving te komen om dit probleem op te lossen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
Ja. Ik zie in de hierboven genoemde uitspraken reden de wet op dit punt te wijzigen. Ik zal deze wetswijziging op zeer korte termijn in procedure brengen.
Het onderzoekverloop naar de dood van Dascha Graafsma |
|
Niels van den Berge (GL), Stieneke van der Graaf (CU), Attje Kuiken (PvdA), Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kunt u, in algemene zin, een beeld schetsen hoe de second opinion naar de doodsoorzaak van Dascha Graafsma is vormgegeven?
Het College van procureurs-generaal heeft mij het volgende bericht. Naar aanleiding van aanhoudende twijfels van de nabestaanden over de doodsoorzaak van Dascha Graafsma heeft het Openbaar Ministerie (OM) besloten een second opinion uit te laten voeren. De second opinion wordt verricht door de forensische opsporing van een andere politieeenheid. De desbetreffende forensisch experts van de eenheid Amsterdam zijn niet eerder bij het onderzoek betrokken geweest en zijn gevraagd met een frisse blik te kijken naar de conclusies van het verrichte forensische onderzoek. Bij de forensische second opinion worden door hen zowel de bevindingen van de politie MiddenNederland, de schouwarts en de toxicoloog van het NFI betrokken als ook de bevindingen van de door de nabestaanden ingeschakelde forensisch deskundigen.
Hoe wordt in de praktijk voorkomen dat de stelling dat de eerdere vaststellingen rond de dood van Dascha onvolkomenheden bevatte, maar geen aanleiding geeft te twijfelen aan de eindconclusies het huidige onderzoek beïnvloedt?1
De resultaten van de forensische second opinion zullen door de zaaksofficier of rechercheofficier van het arrondissementsparket Midden-Nederland worden voorgelegd aan ervaren officieren van justitie van verschillende OM-onderdelen, die niet eerder bij het onderzoek betrokken waren. In een zogenoemde reflectiebijeenkomst zullen deze resultaten kritisch worden beschouwd.
De vraag die in deze reflectiebijeenkomst centraal zal staan is of de uitkomsten van de forensische second opinion, in combinatie met het opsporingsonderzoek van de politie en het rapport van de onderzoekers van de nabestaanden aanwijzingen opleveren voor een misdrijf en daarom een voortzetting of heropening van het onderzoek rechtvaardigen.
Geven de ervaringen in de onderzoeken die tot nu toe zijn gedaan en de bevindingen van de kring rond Dascha aanleiding voor maatregelen ten aanzien van de wet- en regelgeving, de toepassing van de onderzoekskaders en/of de wijze waarop nabestaanden worden betrokken in het onderzoek?
Nee.
Zijn u de klachten en wensen van de nabestaanden van Dascha bekend? Zo ja, herkent u zich in hun gevoel dat de structuur van het proces en de organisatie(cultuur) de werkwijze in de communicatie bemoeilijkt en hindernissen opwerpt om nieuwe feiten en omstandigheden in het onderzoek met elkaar te delen? Zo ja, bent u bereid maatregelen te nemen om de waarheidsvinding in dit soort onderzoeken verder te versterken en welke maatregelen neemt u zich precies voor?
De klachten en wensen van de nabestaanden zijn bij het OM bekend. Het OM en ik vinden het van groot belang dat zo open mogelijk gecommuniceerd wordt met de nabestaanden. De politie en het OM hebben veelvuldig contact met de nabestaanden en/of team TDO en de nabestaanden zijn in de gelegenheid gesteld om het dossier in te zien en daarover vragen te stellen. De politie en het OM hebben daarnaast geprobeerd zo goed mogelijk antwoord te geven op de vragen die bij de nabestaanden/team TDO leven. De kanttekeningen van de nabestaanden/team TDO bij het onderzoek zijn serieus bekeken. Het OM en politie hebben excuses gemaakt voor eerdere communicatie waarin te stellig werd geconcludeerd dat in deze zaak sprake was van zelfdoding. Ook ik betreur deze gang van zaken. Door de nabestaanden zo goed mogelijk te blijven informeren en hun vragen te beantwoorden zet het OM in op een open en duidelijke communicatie richting nabestaanden.
Het bericht dat de veiligheid in de gevangenis van Lelystad in gevaar is |
|
Michiel van Nispen , Attje Kuiken (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten over de toename van het aantal incidenten in gevangenissen? Hoe verklaart u deze toename?1 2 3
Ja, ik heb hier kennis van genomen.
Als het gaat over het totaal aantal incidenten waarover de inrichtingen het hoofdkantoor van de Dienst Justitiële Inrichtingen informeren, dan is er in de afgelopen jaren juist sprake van een daling.
Incidenten binnen de inrichtingen van DJI verschillen in vorm, omvang en ernst. Voorbeelden van incidenten die regelmatig voorkomen zijn brand, geweld, de vondst van contrabande, of een poging tot het binnensmokkelen ervan. Andere incidenten zijn (poging tot) suïcide, integriteitskwesties, ordeverstoringen, uitval van systemen etc. Inrichtingen handelen incidenten in principe zelf af, al dan niet samen met hulpdiensten.
Ondanks de daling heb ik geconstateerd dat DJI mij in de afgelopen periode regelmatig heeft geïnformeerd over ernstige geweldsincidenten tegen personeel. Dat beeld baart mij zorgen; personeel van DJI moet zijn werk veilig kunnen doen. Ik heb DJI gevraagd hier nader onderzoek naar te doen. Meer in het bijzonder naar de exacte aantallen, de omstandigheden waaronder deze incidenten hebben plaatsgevonden en de meerjarige ontwikkeling hiervan. Ik verwacht de uitkomst hiervan nog voor de zomer.
Voorop staat, dat bij geweld tegen medewerkers en geweld tussen gedetineerden onderling alleen de meest krachtige reactie past: strafcelplaatsing, maatregel van de directeur, aangifte, vervolgen en straffen. Daarnaast vind ik het van groot belang, dat de getroffen medewerkers de nazorg en aandacht krijgen die ze verdienen. In een gesprek met een aantal slachtoffers heb ik onlangs gezien dat het hoofdkantoor van DJI en de inrichtingen hier alles voor in het werk stellen.
Denkt u ook, net als de vakbonden, dat het aantal meldingen van incidenten tot nu toe slechts het topje van de ijsberg is? Zo nee, waar denkt u dat dit verschil in inzicht vandaan komt? Hoe weet u zo zeker dat alle incidenten geregistreerd worden?
Ernstige incidenten worden door de DJI aan het departement gemeld. Een samenvatting van deze meldingen wordt iedere maand op de website van DJI geplaatst. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 1 wordt een nadere analyse naar het totaal van de incidenten uitgevoerd.
Over de vraag of alle geweldsincidenten goed en volledig worden geregistreerd en er dus een compleet beeld is heeft de RSJ zich ook gebogen. De RSJ beveelt aan zorg te dragen voor een adequate registratie van geweld in PI’s ten aanzien van zowel gedetineerden als personeel. Deze aanbeveling heb ik overgenomen. Overigens is de registratie van incidenten in het afgelopen jaar al verbeterd.
Staat u nog steeds achter de beslissing om steeds meer gevangenissen te sluiten en in plaats daarvan mega-bajesen te openen? Maken deze mega-bajesen per definitie het werk voor het gevangenispersoneel niet onveiliger, omdat er zeer diverse doelgroepen in deze grote inrichtingen geplaatst worden? Kunt u uitgebreid op deze vragen ingaan?
De sluiting van gevangenissen was nodig om de leegstand tegen te gaan. De kwalificatie megabajes deel ik niet. Bovendien zijn er ook geen plannen om nieuwe gevangenissen te openen. Er is wel sprake van een aantal grote inrichtingen, waarin verschillende regimes worden aangeboden.
Bij de totstandkoming van deze PI’s en bij het bepalen van de benodigde formatie staat de veiligheid van medewerkers en personeel altijd voorop.
Dat leidt er onder meer toe dat het aantal personeelsleden in lijn wordt gebracht met het aantal gedetineerden en de regimes die gehanteerd worden. Binnen reguliere regimes wordt bijvoorbeeld uitgegaan van 2 personeelsleden op 24 uitgesloten gedetineerden. Bij bijzondere regimes als de EZV, ISD of PPC is die inzet hoger. De doelgroep, niet de grootte van de inrichting, is hierbij bepalend.
De grotere inrichtingen betreffen daarnaast deels nieuwe gebouwen met betere voorzieningen en een slimmere indeling van het gebouw. Dan kan het voorkomen dat de afdelingsgrootte in deze inrichtingen kleiner is dan in een aantal oudere inrichtingen.
In de praktijk komt het er op neer dat in grote en in kleine inrichtingen steeds goed gekeken moet worden naar het regime, het gebouw en de lokale omstandigheden die de veiligheid en benodigde personele inzet bepalen.
Wanneer denkt u de personeelscapaciteit binnen de gevangenissen op orde te hebben? Zou hier geen taskforce voor moeten komen?
In 2019 was de personele bezetting in lijn met de voor 2019 vastgestelde formatie. Met dien verstande dat dit mede komt door een inzet van externe inhuur van zo’n 5%. Per inrichting en per functiegroep verschilt het beeld.
Zoals eerder gemeld aan uw Kamer is DJI bezig met grootschalige werving om te voorzien in de vacatures die onder andere ontstaan door de natuurlijke uitstroom.4 Dit verloopt goed. Al met al zien we een toename van het vaste eigen personeel. Voor 2020 is meer personeel nodig als gevolg van het operationaliseren van extra capaciteit vanwege de stijgende gedetineerdenbezetting, waarover ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd.5 De werving wordt dan ook volop doorgezet. Het daadwerkelijk in gebruik nemen van extra capaciteit gebeurt pas als de personele bezetting beschikbaar is.
Met deze aanpak is de personele inzet in balans. Aangezien DJI gegeven de krappe arbeidsmarkt succesvol is in het grootschalig werven van personeel, zie ik geen aanleiding om hier een aparte taskforce voor in te richten.
Bent u bereid om in het kader van lastenverlichting voor het personeel minder gedetineerden op een meerpersoonscel te plaatsen, in ieder geval tot de personeelscapaciteit op orde is? Zo nee, waarom niet?
Nee. Hoewel ze niet voor elke gedetineerde geschikt zijn, zijn meerpersoonscellen een volwaardige vorm van detentie. Het gebruik van deze cellen stelt DJI in staat flexibel in te spelen op schommelingen in de bezetting.
Bij het bepalen van de benodigde personele inzet wordt gekeken naar het aantal gedetineerden en niet naar het aantal cellen. In geval van meerpersoonscelgebruik groeit het aantal personeelsleden dus mee met het aantal gedetineerden in de inrichting.
Is het nog wel mogelijk om gevangenen die geweld gebruiken als straf altijd afzonderlijk te plaatsen? Zo ja, kunt u dit uitgebreid onderbouwen? Zo nee, zou dit wellicht te maken kunnen hebben met de recente sluitingen van gevangenissen en dus de afgenomen celcapaciteit?
Bij het gebruik van geweld is het opleggen van een strafcelplaatsing gebruikelijk. Dat gebeurt door het plaatsen van de gedetineerde in een strafcel op de isoleerafdeling. Ik heb geen signalen dat er onvoldoende isolatiecellen in de inrichtingen zijn.
Alleen bij bijzondere incidenten als een grootschalige opstand kan het voorkomen dat er niet genoeg van dergelijke cellen zijn om alle straffen in één keer ten uitvoer te leggen. Deze strafcellen tellen niet mee in de operationele capaciteit en worden dan ook niet gebruikt om gedetineerden standaard te huisvesten. Ik zie dan ook geen relatie met de recente sluiting van een aantal gevangenissen.
Daarnaast kan een gedetineerde bestraft worden met een straf op eigen cel. Dit betekent dat hij of zij de TV en andere faciliteiten moet inleveren en een individueel regime volgt. Bij plaatsing in een meerpersoonscel betekent dit dat de straf niet (volledig) in afzondering plaatsvindt. De vestigingsdirecteur houdt daar bij het opleggen van de straf rekening mee.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg gevangeniswezen?
Ja.
De uitzending van Undercover Nederland over de misstanden die plaatsvinden in een legale seksinrichting in Doetinchem. |
|
Stieneke van der Graaf (CU), Anne Kuik (CDA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Undercover Nederland «Sekswerkers hebben in deze seksclub geen leven»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de aangetoonde misstanden, zoals dat de exploitant weet dat vrouwen gedwongen worden om als prostituee te werken?
Misstanden in de prostitutiebranche moeten hard aangepakt worden. Als een exploitant er weet van heeft dat prostituees bij hem of haar onder dwang werken, dan betekent dat in veel gevallen dat de vergunning ingetrokken kan worden. Het is hiervoor noodzakelijk dat de misstanden daadwerkelijk zijn vastgesteld. Vergunningverlening en toezicht en handhaving binnen de seksbranche zijn lokale bevoegdheden. Een besluit over een eventuele sluiting is eveneens een lokale aangelegenheid.
Deelt u de mening dat seksinrichtingen zoals in Doetinchem – die willens en wetens misstanden faciliteren – gesloten moeten worden en dat de verantwoordelijken vervolgd dienen te worden?
Indien er sprake is van ernstige overtredingen van vergunningvoorwaarden, ligt het in de rede een inrichting te sluiten. Een besluit over een eventuele sluiting is als gezegd een lokale aangelegenheid. Ik heb contact gehad met de gemeente Doetinchem en heb begrepen dat er zeer regelmatig controles worden uitgevoerd en daar waar nodig handhavend wordt opgetreden. De bestuurlijke controles hebben geen aanleiding gegeven voor een strafrechtelijk onderzoek.
Deelt u de mening dat controlesystematiek van gemeenten niet moet neerkomen op een afvinklijstje, maar gericht moet zijn op het voorkomen van uitbuiting en misstanden? Zo ja, in hoeverre heeft u een beeld dat dit ook daadwerkelijk de praktijk is en de regelgeving zijn doel dient?
Ja, die mening deel ik. Mijn indruk is dat gemeenten en politie regelmatig controleren op de prostitutiebranche en dat daarbij veel oog is voor mogelijke signalen van mensenhandel en voor andere misstanden. Omdat er echter geen sprake is van een uniform vergunningstelsel en gemeenten hier zelf invulling aan kunnen geven, doen zich lokale verschillen voor en kan het zijn dat eisen aan een seksinrichting – bijvoorbeeld met betrekking tot toegestane werktijden – in de ene gemeente strenger zijn dan in de andere. Het wetsvoorstel regulering sekswerk dat momenteel ter consultatie ligt, gaat hier verandering in brengen door een uniforme, landelijke vergunningplicht.
Wat is uw reactie op de beantwoording van de gemeente dat voor de uitzending van Undercover Nederland controles zijn gedaan, maar dat er onvoldoende mogelijkheden waren om actie te ondernemen?
De gemeente Doetinchem heeft aan mij laten weten dat er tijdens de controles die regelmatig plaatsvinden tot op heden geen misstanden of overtredingen zijn geconstateerd.
Kunt u aangeven hoeveel keer exploitanten van seksinrichtingen signalen van gedwongen prostitutie aan de politie en/of gemeenten melden? Zo ja, hoe duidt u dit aantal? Zo, nee wilt u een inventarisatie uitvoeren?
Exploitanten mogen geen persoonsgegevens van sekswerkers delen met gemeenten; hiervoor is geen grondslag onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Meldingen bij de politie zijn wel altijd mogelijk. Er wordt bij de politie niet geregistreerd op een wijze die het mogelijk maakt een landelijk beeld te geven.
Op welke manier kan gegarandeerd worden dat prostituees in een seksinrichting hulpverlening mogen vragen en accepteren, gelet op het feit dat in de uitzending van Undercover Nederland duidelijk wordt dat vrouwen ondanks bedreigingen geen contact mogen hebben met de politie?
Het is niet aan een seksinrichting om te bepalen of een sekswerker contact heeft met hulpverlening of politie. Veel hulpverleningsorganisaties gericht op sekswerkers werken outreachend en weten op die manier sekswerkers op verschillende plaatsen te bereiken, zowel op als buiten de werkplek.
Heeft u signalen dat deze misstanden bij legale seksinrichtingen niet op zichzelf staan, maar vaker voorkomen in Nederland? Zo ja, welke acties gaat u daarop nemen? Zo nee, op welke manier heeft u hier een beeld van gevormd?
Aangezien toezicht op legale seksinrichtingen een lokale bevoegdheid is en misstanden niet landelijk worden geregistreerd, heb ik geen overzicht van aard en omvang van misstanden bij seksinrichtingen. Wel spreek ik regelmatig met gemeenten over de lokale situatie en weet ik dat de gemeenten die een vergunningstelsel hanteren voor seksinrichtingen regelmatig controles uitvoeren, al dan niet samen met politie.
Veel gemeenten maar ook hulverleningsorganisaties geven aan dat zich in het vergunde, zichtbare deel van de branche minder misstanden voordoen dan in het onvergunde en het illegale deel van de branche. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor geweldsincidenten en de prevalentie van seksueel overdraagbare aandoeningen.
Omdat exploitanten met een vergunning deze niet kwijt willen raken, zijn ze geneigd zich aan de vergunningvoorwaarden te houden. Het onvergunde deel van de branche onttrekt zich veel meer aan het zicht.
Het is mede daarom dat het wetsvoorstel regulering sekswerk beoogt de gehele prostitutiebranche vergunningplichtig te maken, zodat hier zicht op is en toezicht en handhaving goed kan plaatsvinden.
Bent u bereid met gemeenten in gesprek te gaan over de effectiviteit van de regelgeving en handhaving om misstanden tegen te gaan in legale seksinrichtingen?
Ja. Hier ben ik reeds over in gesprek met gemeenten, onder andere naar aanleiding van de constatering dat op grond van de AVG bepaalde persoonsgegevens niet of niet meer geregistreerd of gedeeld kunnen worden, wat in sommige situaties toezicht kan bemoeilijken. In het wetsvoorstel regulering sekswerk wordt hier een wettelijke grondslag voor gecreëerd waardoor dit knelpunt in de toekomst weg zal vallen.
Hoe verklaart u dat ondanks dat de zedenpolitie signalen van misstanden heeft ontvangen, er geen actie ondernomen is ten aanzien van de seksinrichting?
Vanuit de politie is actie ondernomen. De signalen die zijn ontvangen, hebben geen bevestiging gevonden in de controles die door de politie zijn uitgevoerd. Als gevolg daarvan was er geen aanleiding voor het instellen van een strafrechtelijk onderzoek en een daarop volgende strafrechtelijke vervolging.
Indien de inrichting gesloten wordt, op welke wijze wordt dan zorg gedragen voor de vrouwen die er werkzaam waren? Wordt hen een uitstapprogramma aangeboden als zij uit de prostitutie willen stappen?
Onder de Regeling Uitstapprogramma’s III (RUPS III) is een landelijk dekkend netwerk van uitstapprogramma’s gerealiseerd. Dit betekent dat er voor iedere prostituee die daar gebruik van wil maken, een uitstapaanbod beschikbaar is.
Daarnaast hecht de politie veel waarde aan een goede en professionele dienstverlening richting de burger. Zij biedt de prostituees, indien zij dat willen, de mogelijkheid tot het doen van een melding of aangifte, en geleidt hen door naar de hulpverlening. De politie doet dit voor slachtoffers zo laagdrempelig mogelijk en ondersteunt slachtoffers zo goed mogelijk bij het doen van aangifte.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voor het aanstaande algemeen overleg mensenhandel van 5 december aanstaande?
Ja.
De brief inzake 'Reactie op verzoek commissie over de berichtgeving ‘Geld voor verstoorder dodenherdenking Vught na plaatsing in isoleercel’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
In hoeverre acht u het passend dat gedetineerden een geldvergoeding krijgen vanwege simpele vormfouten?1
In de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) staat in artikel 68 dat een onafhankelijke beklagcommissie van een penitentiaire inrichting de mogelijkheid heeft om een geldelijke tegemoetkoming vast te stellen voor de klager. Het is aan de beklagcommissie om van deze mogelijkheid gebruik te maken. De beklagcommissie volgt daarbij de jurisprudentie van de afdeling rechtspraak van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ).
Ik onthoud mij van een oordeel over de beslissing van de beklagcommissie in deze individuele zaak. Ik kan wel begrijpen dat de toekenning van een geldelijke vergoeding voor een vormfout in deze zaak in de publieke opinie de wenkbrauwen doet fronsen.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de Commissie van Toezicht van de penitentiaire inrichting (PI) Vught en de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming over de gepastheid van financiële compensatie bij overduidelijke vergissingen of summiere vormfouten als in de genoemde situatie? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik heb de casus voorgelegd aan de RSJ en aan hen de vraag gesteld hoe zij kijken naar een financiële vergoeding bij vormfouten. De RSJ wijst op de Penitentiaire Beginselenwet, waar in artikel 68 staat dat een onafhankelijke beklagcommissie de mogelijkheid heeft om een geldelijke tegemoetkoming vast te stellen voor de klager en de jurisprudentie die de afdeling rechtspraak van de RSJ hierover heeft gevormd. De RSJ heeft er ook op gewezen dat het de DJI vrij staat om tegen een beslissing van de commissie in beroep te gaan en in dat beroep te motiveren waarom DJI meent dat een tegemoetkoming niet behoort te worden vastgesteld.
Deze casus is voor mij aanleiding om DJI te vragen om in gevallen waarin DJI meent dat een financiële tegemoetkoming niet behoort te worden vastgesteld in beroep te gaan.
Overigens geldt in zijn algemeenheid dat de commissies in de praktijk lang niet altijd financieel compenseren. Ze doen dit bij voorkeur «in natura». Bijvoorbeeld een extra bezoekuur, als er bij de bezoekersregeling van een gedetineerde iets mis is gegaan. Pas als dat niet mogelijk is, dan maakt de commissie de overweging of een financiële tegemoetkoming verstrekt moet worden.
Ik zal deze kwestie de komende tijd blijven volgen. Mocht het instellen en goed motiveren van het beroep van de DJI geen of onvoldoende effect sorteren dan zal ik overwegen of een aanpassing van de PBW geboden is.
Het bericht ‘Wekelijks tbs-geweld’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Wekelijks tbs-geweld»?1
Ja.
Is van alle incidenten tegen deze tbs’ers aangifte gedaan, en zijn zij strafrechtelijk vervolgd voor hun daden? Zo nee, waarom niet?
Alle klinieken zijn wettelijk verplicht om aangifte te doen van misdrijven. En daarnaast heeft DJI nadrukkelijk afgesproken dat er altijd aangifte wordt gedaan wanneer geweld wordt gepleegd tegen medewerkers. Indien aangifte is gedaan van het gepleegde geweld zal het OM, met inachtneming van alle feiten en omstandigheden, een vervolgingsbeslissing nemen.
Het Openbaar Ministerie houdt niet centraal bij of strafbare feiten zijn gepleegd tegen medewerkers van tbs-instellingen. Daarom kan ik geen uitspraak doen over of de tbs’ers, die in het artikel worden genoemd, zijn vervolgd.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat vanaf nu alle incidenten in tbs-klinieken geregistreerd worden en niet langer weggemoffeld kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de Meldingsinstructie TBS moeten alle tbs-klinieken incidenten als gijzeling, (poging tot) ontvluchting, agressie tegen personeel, ernstige ordeverstoringen, ongeoorloofde afwezigheid door de klinieken worden gemeld aan DJI.
Deelt u de mening dat tbs-klinieken vol met tuig zitten? Ziet u eindelijk in dat dit tuig niet langer in een tbs-kliniek hoort maar in de gevangenis? Zo nee, waarom niet?
De tbs-maatregel is er specifiek op gericht herhaling van een misdrijf in de toekomst te voorkomen. Onderzoek uit 2019 laat zien dat, over de periode 2010–2014, in totaal 18,8 procent zich binnen twee jaar na de tbs met verpleging van overheidswege opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit2, waarvan 8,4 procent aan een tbs-waardig feit. Bij voormalig gedetineerden zonder tbs ligt de recidive beduidend hoger: 45,3 procent.3
De tbs-maatregel is het beste antwoord op mensen die ten tijde van het plegen van een ernstig strafbaar feit een psychische stoornis hadden en een gevaar voor de samenleving vormen. Een tbs-gestelde kan zo lang als nodig worden behandeld ter voorkoming van recidive. Een gevangenisstraf biedt deze mogelijkheid niet. Het verruilen van de tbs-maatregel voor een gevangenisstraf leidt tot minder veiligheid voor de samenleving in plaats van meer.
Deelt u de mening dat het uw primaire taak is de Nederlandse maatschappij te beschermen, en niet criminelen in een tbs-kliniek? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe lang blijft u nog verdedigen dat tbs een veilig systeem is, zolang deze tbs’ers wekelijks misdrijven plegen, ernstig letsel veroorzaken ondanks alle dure behandelingen waar de Nederlandse belastingbetaler voor opdraait? Hoeveel slachtoffers moeten er nog vallen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid per direct alle tbs-klinieken te sluiten en extra gevangenissen te openen om dit tbs-tuig onder te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het opnemen van gegevens van een MOT-melder in het strafdossier |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Herinnert u zich de eerdere vragen over het melden van verdachte of ongebruikelijke transacties door notarissen en de angst voor bedreigingen als gevolg daarvan?1
Ja.
Klopt het dat het nog steeds gebruikelijk is dat de naam van een Melding Ongebruikelijke Transactie (MOT)-melder opgenomen wordt in het strafdossier? Acht u dit wenselijk?
Ik hecht eraan om het meldproces en de diverse redenen voor het opnemen van bepaalde informatie over een instelling in dat proces toe te lichten. Een ongebruikelijke transactie dient door instellingen genoemd in 1a van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) te worden gemeld bij de Financial Intelligence Unit (FIU)-Nederland. Deze belangrijke verplichting is opgenomen in artikel 16 van de Wwft. Na analyse van de FIU-Nederland kan een melding van een ongebruikelijke transactie verdacht worden verklaard door de FIU-Nederland. Voor deze analyse dient de FIU-Nederland de informatie in de melding van de ongebruikelijke transactie te kunnen verifiëren en, indachtig artikel 17 Wwft, nadere informatie te kunnen opvragen bij instellingen. Verdacht verklaarde transacties worden door de FIU-Nederland aan diverse (bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten ter beschikking gesteld.
In de informatie die de FIU-Nederland over de verdachte transactie ter beschikking stelt, wordt de bedrijfs- of kantoornaam van de meldende instelling opgenomen. De reden daarvoor is dat het Openbaar Ministerie alleen opvolging kan geven aan een verdacht verklaarde transactie wanneer deze ook geverifieerd kan worden. Bovendien moet het Openbaar Ministerie de mogelijkheid hebben om aanvullende en verduidelijkende gegevens op te kunnen vragen bij de instellingen, hetgeen belastend of ontlastend bewijs kan opleveren. Verder kunnen er – zeker in complexere zaken – bewijsproblemen ontstaan als de meldende instellingen, die gebruikt zouden zijn om bijvoorbeeld wit te wassen, niet bekend zijn bij het Openbaar Ministerie.
Als vervolgens mede op basis van een verdacht verklaarde transactie een opsporingsonderzoek wordt opgestart, wordt die informatie van FIU-Nederland in beginsel integraal opgenomen in het strafdossier. Dit gebeurt omdat zowel de verdediging als de zittende magistratuur inhoudelijk moeten kunnen toetsen op basis van welke specifieke informatie een opsporingsonderzoek is gestart. Hierbij zij opgemerkt dat de wettelijke vereisten ten aanzien van de concreetheid van de tenlastelegging maken dat de feiten in de tenlastelegging herleidbaar zullen zijn tot een melding van een ongebruikelijke transactie.
Een uitzondering ter bescherming van een meldende instelling is mogelijk, wanneer een dreigende situatie ontstaat naar aanleiding van een melding van een ongebruikelijke transactie of het afleggen van een verklaring daarover. Een dergelijke situatie wordt zeer serieus genomen door politie en het Openbaar Ministerie. In dergelijke uitzonderlijke gevallen kan een instelling worden verhoord volgens de procedure voor het verhoor van anonieme getuigen. Tevens kunnen in dat geval maatregelen worden genomen in het kader van getuigenbescherming.
Uiteraard is het nog steeds van groot belang dat zorgvuldig wordt omgegaan met de gegevens van meldende instellingen. Verwijzingen naar namen van medewerkers bij meldende instellingen zullen bij de analyse en verdachtverklaring van een ongebruikelijke transactie zoveel mogelijk achterwege blijven.
Vindt u het, in het licht van de verhardende criminaliteit, nog steeds toelaatbaar en verantwoord dat de gegevens van de MOT-melder in het strafdossier worden opgenomen en dus voor derden raadpleegbaar zijn? Zo ja, waarom?
Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 2 is het voor de bruikbaarheid en daarmee de effectiviteit van meldingen van ongebruikelijke transacties van belang dat de op basis daarvan door FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties voor strafrechtelijke doeleinden kunnen worden gebruikt. Zonder vermelding van de bedrijfs- of kantoornaam van de meldende instelling in het strafdossier kan niet door de verdediging en de zittende magistratuur, worden getoetst op basis van welke specifieke informatie een opsporingsonderzoek is gestart.
Zoals bij de beantwoording van eerdere, in vraag 1 vermelde Kamervragen is aangegeven, is met de KNB afgesproken dat notarissen bedreigingen kunnen melden bij de Landelijk Officier van Justitie Witwasbestrijding. Bij het Openbaar Ministerie zijn tot heden – op één aangekondigde melding na, die uiteindelijk niet daadwerkelijk is ingediend – geen meldingen van notarissen binnengekomen met betrekking tot bedreigingen die zij hebben ervaren en die gerelateerd zijn aan hun meldingen van ongebruikelijke transacties.
Bent u bereid er bij het openbaar ministerie (OM) en de Financial Intelligence Unit (FIU) op aan te dringen dat geen gegevens van een MOT-melder, van welk beroep dan ook en in het bijzonder de notaris, in het strafdossier worden vermeld, zodat voorkomen wordt dat de melder kan worden bedreigd of erger? Bent u bereid hierover in overleg te treden met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid te onderzoeken of een systeem ingericht kan worden waarbij meldingen vanuit het notariaat niet meer door individuele notarissen maar door dan wel via de Koninklijke Notariele Beroepsorganisatie (KNB) worden gedaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunnen we de uitkomsten van dat onderzoek verwachten?
Ik ben bereid om met de KNB in overleg te treden om te onderzoeken of en hoe in het meldproces verbetering kan worden aangebracht.
Het bericht ‘Verdachte moord Bouwlust ontsnapte aan toezicht enkelband’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Verdachte moord Bouwlust ontsnapte aan toezicht enkelband»?1
Ja.
Klopt wat er in het artikel beweerd wordt, dat de verdachte van de moord op de 39-jarige vrouw in Den Haag een justitiabele is die zich had onttrokken aan het elektronisch toezicht?
Het openbaar ministerie (OM) laat weten dat betrokkene zich aan zijn elektronisch gecontroleerde toezicht onttrok nadat het strafbare feit plaatsvond waarvan hij wordt verdacht.
Is bekend voor welke delicten de justitiabele, die zich op 29 september onttrok aan het elektronisch toezicht, vastzat?
Het strafrechtelijk onderzoek onder leiding van het OM is nog bezig. Daardoor kan ik uw vragen alleen beantwoorden door, in algemene zin, in te gaan op het detentieverloop. Dit doe ik op basis van door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), reclassering en het OM aangereikte informatie.
In 2013 werd betrokkene in Turkije veroordeeld tot een gevangenisstraf voor overtreding van de Opiumwet. De uitvoering van deze straf werd overgedragen aan Nederland op grond van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen. Medio 2019 oordeelde DJI dat betrokkene kon deelnemen aan een penitentiair programma. Die beslissing was gebaseerd op positieve adviezen van het OM, de reclassering en de politie. Aan het penitentiair programma werden meerdere voorwaarden verbonden: een meldplicht bij de reclassering, het volgen van een ambulante behandeling, het verrichten van minimaal 26 uur arbeid per week en een locatiegebod met elektronische enkelband. Op 29 september 2019 onttrok betrokkene zich voor het eerst aan zijn elektronisch gecontroleerde toezicht.
Heeft deze verdachte zich al op een eerder moment onttrokken aan (elektronisch) toezicht?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er inschattingsfouten gemaakt bij het toewijzen van alleen elektronisch toezicht aan deze verdachte?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe vaak is het in de afgelopen vijf jaar voorgekomen dat iemand in Nederland een levensdelict heeft gepleegd terwijl hij/zij onder elektronisch toezicht stond?
Hoe vaak sprake is van deze specifieke situatie wordt bij eerdergenoemde instanties niet actief, centraal geregistreerd. Op dit moment is geen informatie voorhanden waaruit blijkt dat er de afgelopen jaren enkelbanddragers zijn veroordeeld voor het begaan van een levensdelict.
Het artikel ‘Tbs’ers uit frustratie ontsnapt’ |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met artikel «Tbs’ers uit frustratie ontsnapt»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Herkent u zich in dit artikel en in de signalen over personeelstekorten en personeelsverloop in de forensische zorg in bredere zin?
Ja. Ik herken deze signalen. Op de huidige arbeidsmarkt is sprake van een tekort aan goed geschoold specialistisch personeel. Dit was dan ook een van de redenen waarom ik in juli 2018 met de sector de Meerjarenovereenkomst Forensische Zorg heb getekend.2 Een speciaal daarvoor opgerichte Taskforce geeft uitvoering aan de afspraken die zijn gemaakt. Zo wordt met een gerichte arbeidsmarktcampagne ingezet op het aantrekken van gekwalificeerd personeel en wordt (zij-)instroom van nieuwe medewerkers naar de forensische zorg bevorderd. Dit moet bijdragen aan het terugdringen van het aantal openstaande vacatures en ervoor zorgen dat er meer goed opgeleid, ervaren personeel werkzaam is en blijft in de forensische zorg.
Op 18 oktober 2019 heb ik uw Kamer de eerste tussenrapportage van de Taskforce aangeboden. Hierin wordt ook ingegaan op de voortgang van de arbeidsmarktaanpak.3
Wat is de aard en omvang van deze personeelstekorten?
Ik heb geen zicht op de precieze omvang van de personeelstekorten. Het gaat in de forensische zorg overwegend om particuliere organisaties, waardoor er geen centraal overzicht van openstaande vacatures bestaat. Uit het onderzoek dat Andersson Elffers Felix (AEF) heeft gedaan naar de kwaliteit en veiligheid in de forensische zorg blijkt dat er begin 2018 een tekort was aan goed opgeleide, ervaren mensen die in de forensische zorg willen werken.4 Dat gold voor psychiaters, psychologen, verpleegkundigen en agogen. Sectorbreed bleek een groter tekort aan VOV’ers (verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel, waaronder sociotherapeuten en agogisch medewerkers), dan aan psychiaters en psychologen.
Welk deel van de vacatures staat naar uw oordeel te lang open of is moeilijk vervulbaar?
Vacatures voor psychiaters, sociotherapeuten en agogen staan veelal doorlopend open. Dit betekent dat er wel vacatures worden opgevuld, maar dat er tegelijkertijd ook weer nieuwe vacatures ontstaan. Daarnaast zijn ook psychologen moeilijk te vinden.
Hoe verhoudt het personeelsverloop in de forensische zorg tot het verloop in de rest van de zorg?
Er zijn op sectoraal niveau geen cijfers beschikbaar over verloop en zijn daarom niet uit te splitsen. Het is in ieder geval bekend dat ook in de reguliere zorg sprake is van personeelstekorten vanwege krapte op de arbeidsmarkt.
Welke implicaties hebben de personeelstekorten voor de veiligheid en effectiviteit van de behandeling van mensen met een forensische zorgvraag?
In de brief bij de Meerjarenovereenkomst Forensische Zorg liet ik uw Kamer weten te zorgen voor financiële ruimte bij FPA’s en FPK’s om de druk op het verplegend en behandelend personeel te verlichten. Met deze middelen kunnen aanbieders personeel opleiden en nieuw personeel aannemen. Het ministerie heeft hiervoor 28,5 miljoen euro beschikbaar gesteld. Hiermee heeft de sector ruimte om de kwaliteit en veiligheid in de forensische zorg weer op peil te brengen.
Daarnaast ontwikkelt de Taskforce samen met de sector een arbeidsmarktcampagne forensische zorg. De drie programmalijnen in deze aanpak focussen op werving van nieuwe medewerkers en behoud en ontwikkeling van huidige medewerkers. De aanpak wordt voor het einde van dit jaar gelanceerd. Verder ontwikkelt de Taskforce een opleidingsprogramma met daarin alle basiskennis voor de forensische zorgprofessional. Hierin wordt specifiek aandacht besteed aan risicogestuurd werken.
Welke aanpak en maatregelen staat u voor om zowel in te spelen op een krappere arbeidsmarkt als te voorkomen dat krapte aan personeel ten koste gaat van het terugdringen van recidive?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de opvatting dat het overplaatsen van mensen naar een zwaarder alternatief, dan wel minder zwaar forensisch, dan wel civiel regime zo soepel en snel als mogelijk moet verlopen? Zo ja, hoe verloopt dit nu en welke verbetermogelijkheden ziet u hier?
Die mening deel ik zeker. Om dit nog beter te laten verlopen wordt vanuit de Taskforce het gebruik van trajectindicaties ingevoerd. Trajectindicaties geven richting aan het gehele traject van de patiënt in de forensische zorg, zodat niet bij iedere vorm van zorg een nieuwe indicatie geschreven moet worden. Dit zal leiden tot vermindering van administratieve lasten. Daarnaast is continuïteit van zorg een belangrijk aandachtspunt. Recent hebben zorgaanbieders en zorgverzekeraars duidelijke afspraken gemaakt over plaatsing op beveiligde reguliere bedden en werkt de zorgsector met een norm aan een levensloopfunctie en betere beschikbaarheid van beveiligde zorg. Deze personen worden nauwlettend gevolgd door een aangewezen zorgverlener (de «zorgregisseur») die ervoor zorgt dat zij de juiste zorg krijgen. Tot slot wordt er zowel vanuit de Taskforce als het programma forensische zorg ingezet op verbetering van de informatieoverdracht in de keten.
Bent u bereid deze vragen nog voor het debat over het melden van zware incidenten en het verlenen van verloven door tbs-klinieken te beantwoorden?
Ja.
De veroordeling van Catalaanse politici en protestleiders |
|
Renske Leijten |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u de veroordeling en de rechtsgang tegen negen Catalaanse politici en protestleiders door de Spaanse staat?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u aangeven hoe de veroordeling van de twee protestleiders – omdat zij opriepen tot vreedzaam protest – zich verhoudt tot artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waarin de vrijheid op protest geregeld is, en artikel 10 van het EVRM waarin de vrijheid van meningsuiting is vastgelegd?2 3
Wat is uw reactie op het oordeel van International Commission of Jurists (ICJ) dat de veroordeling van de negen Catalaanse leiders in strijd is met mensenrechten? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Vindt u het verstandig om de wens tot meer autonomie via juridische weg – en uiteindelijk lange celstraffen – te bestrijden? Steunt u bijvoorbeeld de oproep van voetbalclub FC Barcelona om dit conflict via een politieke dialoog op te lossen?5 Kunt u uw antwoorden toelichten?
Erkent u dat het een lidstaat van de Europese Unie niet past om in strijd met de mensenrechten te handelen? Zo ja, wat gaat u ondernemen richting uw Spaanse collega?
Bent u bereid om de Spaanse regering op te roepen een politieke dialoog aan te gaan? Zo neen, waarom niet?
Berechting van IS-strijders in Irak |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Is Iraaks recht wel compatibel» en «Nederland wil berechting IS’ers in Irak»?1
Ja.
Klopt het dat u met verschillende landen heeft gesproken over een juridische constructie waarmee IS-strijders in Irak berecht kunnen worden? Op welke rechtsgrond zou deze berechting plaatsvinden?
Zoals onder meer aangegeven in de reactie op het advies van de Extern Volkenrechtelijk Adviseur (Kamerstuk 27925 nr. 658), heeft het kabinet voorkeur voor vervolging en berechting van ISIS-strijders in internationaal verband. Ook hecht het kabinet er grote waarde aan dat goed wordt gekeken naar mogelijkheden van nationale berechting, in Nederland maar bijvoorbeeld ook in landen in de regio. Naar aanleiding van uitspraken van Irak dat het land hiertoe bereid is, zijn enkele Europese landen met Irak in gesprek om te bezien of vervolging en berechting van buitenlandse strijders (foreign terrorist fighters) onder bepaalde voorwaarden mogelijk is in Irak. Gerechtigheid voor de slachtoffers van de gruwelijke misdrijven van ISIS en het tegengaan van straffeloosheid vormen daarbij het uitgangspunt voor eventuele samenwerking, waarbij de geldende rode lijnen van de betrokken Europese landen leidend zijn. De te gebruiken rechtsgrond(en) zouden kunnen komen uit internationaal recht, Iraaks recht, of een combinatie daarvan.
Wat zijn de uitkomsten van dit overleg geweest?
De besprekingen hebben vooralsnog een verkennend karakter. Belangrijkste uitkomst tot dusver is de wederzijdse bereidheid om de mogelijkheden voor berechting van uitreizigers door Irak nader te verkennen. Daarbij zijn de rode lijnen aangegeven over het niet toepassen van de doodstraf, berechting in overeenstemming met internationale standaarden zoals het recht op een eerlijk proces, en consulaire bijstand. Ook Irak heeft zijn rode lijnen gemarkeerd, onder meer ten aanzien van nationale wetgeving over de doodstraf. Zoals eerder aangegeven in de reactie op het advies van de Extern Volkenrechtelijk Adviseur is het berechtingsvraagstuk zeer complex en zullen snelle oplossingen niet worden gevonden.
Klopt het dat u voor deze berechting 1,6 miljoen euro beschikbaar stelt? Vanuit welke begroting wordt dit gefinancierd?
Nederland stelt 1,6 miljoen euro beschikbaar aan Interpol ten behoeve van het versterken van het gebruik van biometrische informatie in Irak. Het identificeren en registreren van FTF en andere terrorismeverdachten met behulp van biometrische informatie en de koppeling met de internationale Interpol-systemen verhoogt de kans op vervolging en berechting. Ook verhoogt het de pakkans mochten strijders grenzen oversteken. Dit project is eerder met succes toegepast in bijvoorbeeld Niger en Mali. Het betreft dus een capaciteitsopbouwtraject van Interpol ten behoeve van het Iraakse juridische systeem, en is geen financiering van berechting. Het project wordt gefinancierd uit de gelden die beschikbaar zijn voor terrorismebestrijding in de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Klopt het dat de Iraakse wet de begrippen genocide en misdaden tegen de menselijkheid niet kent? Op basis van welke strafbaarstelling(en) worden IS-strijders in Irak op dit moment dan berecht?
Het Iraakse strafrecht kent geen strafbaarstelling van genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. IS-strijders worden op dit moment berecht op basis van de Iraakse antiterrorisme-wetgeving, waarbij deelname aan een terroristische organisatie ten laste kan worden gelegd.
Klopt het dat verdachten volgens de Iraakse wet niet veroordeeld kunnen worden voor genocide en misdaden tegen menselijkheid?
Ja.
Het bericht dat het budget voor mediation in strafzaken bijna op is |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Budget voor mediation in strafzaken is bijna op, landelijk coördinator luidt noodklok»?1 Wat zijn hier de oorzaken van? Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat mediation in strafzaken zou stagneren?
Voor het jaar 2019 is op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het eerst € 1.029.000 opgenomen voor mediation in het strafrecht.
Deze middelen zijn structureel beschikbaar. Daarnaast is binnen het beleidsbudget voor jeugd structureel € 300.000 beschikbaar voor mediation in jeugdstrafzaken. Mede gezien het verloop in de voorgaande jaren ben ik er van uitgegaan dat dit budget toereikend is.
Het is mij bekend dat het aantal aanmeldingen voor mediation in strafzaken dit jaar hoger ligt dan in de jaren ervoor. Dat is op zichzelf goed nieuws, omdat ik mediation in het strafrecht als vorm van herstelrecht belangrijk vindt.
Verwacht u dat de gesprekken over het budget tijdig afgerond kunnen worden om een stop op nieuwe mediationtrajecten te voorkomen? Zo nee, wat gaat u doen om er toch voor te zorgen dat er budget beschikbaar is voor nieuwe trajecten?
Nu het er naar uit ziet dat de middelen voor 2019 waarschijnlijk niet toereikend zijn, heb ik de Landelijk Coördinator Mediation in Strafzaken bij de Raad voor de rechtspraak laten weten dat de verwachte onderuitputting bij de middelen voor jeugdzaken ingezet kan worden voor andere dan jeugdstrafzaken. Hiermee komt er extra ruimte, die naar verwachting vrijwel toereikend is. olgens de huidige schatting is er mogelijk geen budget voor een zeer beperkt aantal mediations (circa 40 mediations). In overleg met de Raad voor de rechtspraak zal dit worden opgelost.
Deelt u de mening dat juist het succes van mediation in de rechtspraak voldoende budget verdient, juist ook omdat mediation bijdraagt aan de verlichting van de werkdruk in andere delen van de strafrechtketen en het voor alle betrokkenen vaak, om allerlei redenen, voordelen heeft?
Ik vind mediation in het strafrecht als vorm van herstelrecht belangrijk. Zoals ik uw Kamer vorig jaar heb laten weten kan mediation tijdens een lopende strafzaak in gevallen die zich daartoe lenen een zinvolle manier zijn om bij te dragen aan de afdoening van de strafzaak.
Zo kan het een positieve bijdrage leveren aan de verwerking van het leed van slachtoffers. Precieze cijfers zijn er niet, maar aannemelijk is dat mediation daarnaast ook andere voordelen heeft, zoals het verminderen van recidive door verdachten/daders en het verlichten van de werkdruk in andere delen van de strafrechtketen. Mede daarom zijn er nu structureel middelen beschikbaar voor mediation in strafrecht.
Wat gaat u doen om deze problemen de komende jaren te voorkomen?
In de begroting voor 2020 heb ik € 1.329.000 opgenomen voor mediation in strafrecht, waaronder jeugdzaken en zoals ik hiervoor al aangaf zijn deze middelen structureel. Wegens de beperkt beschikbare middelen op de begroting is het niet mogelijk meer geld beschikbaar te stellen dan in de begroting is opgenomen.Mocht ook in 2020 het aantal mediations hoger blijken dan past binnen het beschikbare budget, dan zal ik met de Landelijk coördinator Mediation in strafrecht bespreken op welke wijze de beschikbare middelen zo effectief ingezet kunnen worden.
De in Amerika opgepakte Nederlandse Youtubers |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Limburgse YouTuber opgepakt bij zwaarbeveiligd Area 51»?1
Ja.
Heeft u contact gehad met de Amerikaanse autoriteiten over deze zaak?
Ja, er is contact geweest met de Amerikaanse politie na berichten over hun arrestatie om na te gaan of zij consulaire bijstand wensten.
Heeft u contact met deze jongens of vertegenwoordigers van hen in Nederland of de Verenigde Staten?
Ja, er is contact geweest met zowel familie in Nederland als de betrokkenen zelf. Met de laatsten nadat duidelijk was waar zij gedetineerd waren.
Wat bent u voornemens te gaan doen in deze zaak?
De betrokkenen, die op 10 september jl. werden gearresteerd, zijn op 12 september jl. op borgtocht vrijgelaten. Nadat de rechter hen op 16 september jl. drie dagen detentie oplegde, konden zij op 19 september jl. het land verlaten en terugkeren naar NL.
Nederland kan zich zoals u bekend niet mengen in de rechtsgang van een ander land. Aan gedetineerden wordt, in lijn met de uitgangspunten uit de Staat van het Consulaire, consulaire bijstand verleend. Dat is ook in dit geval gebeurd.
Bent u bereid alles in werking te stellen om hen zo snel mogelijk naar Nederland te halen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de door u genomen en voorgenomen stappen?
De zaak ontwikkelde zich sneller dan verwacht, met een positieve uitkomst voor betrokkenen.
Het bericht 'Topambtenaren eisten harde aanpak in proces tegen 'kwaadaardige' Wilders' |
|
Michiel van Nispen , Attje Kuiken (PvdA), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Topambtenaren eisten harde aanpak in proces tegen «kwaadaardige» Wilders»?1
Ja.
Waarom dachten ambtenaren van het Ministerie van Veiligheid en Justitie mee met de inhoudelijke kant van de vervolging van de heer Wilders?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 1 tot en met 6 van heden op de vragen van de leden Groothuizen (D66) en Van Nispen (SP) over bemoeienis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid met het proces Wilders. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 416)
Heeft het openbaar ministerie (OM) deze ambtenaren gevraagd om mee te denken? Zo ja, waarom? Zo nee, op wiens verzoek hebben deze ambtenaren dan wel meegedacht?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom hebt u de Kamer niet eerder ingelicht over de inhoudelijke opmerkingen, adviezen of andere vormen van bemoeienis met de voorbereiding van de vervolging van de heer Wilders? Waarom is het nodig dat er steeds opnieuw aan de hand van WOB-verzoeken van RTLNieuws nieuwe snippers informatie naar buiten komen? Bent u bereid de informatie die in het strafdossier zit aan de Kamer te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 1 tot en met 6 van heden op de vragen van de leden Groothuizen (D66) en Van Nispen (SP) over bemoeienis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid met het proces Wilders. Voorts verwijs ik u naar mijn brief van 10 september jl.2 waarbij ik uw Kamer de documenten heb doen toekomen welke, ten behoeve van de procedure bij het Hof, door het OM aan mij zijn verzocht en welke zijn toegevoegd aan het strafdossier.
Beschikt u over meer informatie met betrekking tot contacten van ambtenaren van uw departement in deze zaak dan die nu bekend is? Zo ja, wilt u deze informatie dan volledig met de Kamer delen? Zo nee, kunt dan uitsluiten dat er nog weer meer bekend wordt?
Zijn er contacten geweest over de strafzaak of (mogelijke) vervolging van de heer Wilders tussen u of ambtenaren van het ministerie Veiligheid en Justitie of met het Ministerie van Algemene Zaken of de Minister-President? Zo ja, wat was de aard en concrete inhoud van die contacten? Zo nee, kunt u dit uitsluiten?
Deelt u de mening dat ambtenaren van het Ministerie van Veiligheid en Justitie met woorden zoals «kwaadaardig», «racistisch» geen blijk geven van een objectieve mening over de vervolging van de heer Wilders? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Deelt u de mening dat de zinssnede «Ik zou dit aan de rechter overlaten en zo min mogelijk beperkingen aanbrengen in hetgeen je voorlegt aan de rechter» niet anders dan als een advies van ambtenaren van het Ministerie van Veiligheid en Justitie over de wijze van vervolging van de heer Wilders kan worden gelezen? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat het niet aan ambtenaren is dergelijke adviezen aan het OM te geven? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Deelt u de mening dat de opmerking van een topambtenaar: «Krijgen we het requisitoir vooraf, zoals in de zaak-Martijn? Dat zou ik verstandig vinden, dat kunnen jij en X «meelezen» en waar nuttig opmerkingen doorgeven» blijk geeft dat ambtenaren van het Ministerie van Veiligheid en Justitie zich inhoudelijk bemoeiden met de wijze waarop het OM de heer Wilders moest vervolgen? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat dit gezien de gewenste onafhankelijkheid van het OM geen pas geeft? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Deelt u de mening dat uit het bericht en de achterliggende documenten over het meedenken van ambtenaren met het OM het beeld ontstaat dat het departement ten minste invloed op het OM meent te moeten hebben? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat het OM als onafhankelijk instituut op afstand van het departement behoort te staan? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Hoe vaak komt het voor dat, behalve in de zaak tegen de stichting Martijn en de heer Wilders, er contacten zijn tussen ambtenaren en het OM over een in voorbereiding zijnde of nog lopende strafzaak? Was is de aard en omvang van die contacten en waarom zijn die nodig?
Onder verwijzing naar mijn antwoord bij vraag 10 op de Kamervragen welke zijn beantwoord op 5 september jl.3 en naar mijn antwoord op vraag 14 van de Kamervragen welke zijn beantwoord op 30 november 20184 merk ik op dat het College van procureurs-generaal verplicht is de Minister van Justitie en Veiligheid inlichtingen te verstrekken die deze nodig heeft om zijn taken en bevoegdheden naar behoren te kunnen uitoefenen (zie artikel 129 Wet RO). Dat kan uit eigen beweging bijvoorbeeld in het kader van (de voortgang van) gevoelige strafzaken, maar zo nodig ook op verzoek. Hierdoor wordt de Minister van Justitie en Veiligheid in staat gesteld om in de juiste gevallen en op de juiste ogenblikken zijn politieke verantwoordelijkheid waar te maken.
Wat gaat u doen om te waarborgen dat de contacten tussen u en ambtenaren van het Ministerie van Justitie en Veiligheid met het OM geen aantasting van de onafhankelijkheid van het OM vormen?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 1 tot en met 6 van heden op de vragen van de leden Groothuizen (D66) en Van Nispen (SP) over bemoeienis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid met het proces Wilders.
Hoe verklaart u de neiging van ambtenaren van uw departement om alles te willen controleren? Bent u hier gelukkig mee? Zo nee, wat gaat u eraan doen om dit te veranderen?
Zie antwoord vraag 12.
Het bericht ‘Nederlandse hulp aan gevangenen in buitenland berust op willekeur’ |
|
Michiel van Nispen , Joël Voordewind (CU), Martijn van Helvert (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA), Bram van Ojik (GL), Kees van der Staaij (SGP), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de NOS-berichten «Nederlandse hulp aan gevangenen in buitenland berust op willekeur» en «Grapperhaus: kwestie-Van Laarhoven uitzonderlijk»?1
Ik ben bekend met deze berichten.
Kunt u bevestigen dat dhr. Singh, net als dhr. Van Laarhoven, in de vijf jaar voorafgaand aan zijn arrestatie niet op enig moment in Nederland heeft gewoond?
Ik kan geen uitspraken doen over lopende zaken en individuele gevallen.
Klopt het dat dit bindingscriterium van vijf jaar pas na de arrestatie van de dhr. Singh in werking is getreden? Zo nee, waarom niet?
Een WOTS-verzoek zal altijd worden behandeld naar de op dat moment geldende regelgeving. Daarbij wordt niet gekeken naar de regelgeving op het moment van arrestatie of veroordeling.
Kan naar aanleiding van het overleg van de Minister van Justitie en Veiligheid met de Thaise premier en de Thaise Minister van Justitie over de kwestie-Van Laarhoven worden aangenomen dat het bindingscriterium van vijf jaar is losgelaten of dat dit bindingscriterium in ieder geval niet een dusdanig harde eis is waar niet van kan worden afgeweken?2 Kunt U de Kamer op de hoogte stellen van de nieuwe criteria voor overplaatsing van gedetineerden in het buitenland?
De veronderstelling dat in de casus van Van Laarhoven niet vast wordt gehouden aan de bestaande criteria is onjuist. Ook voor de heer Van Laarhoven zal worden getoetst aan de bestaande criteria, zoals deze onder meer volgen uit het beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland. In dit beleidskader wordt toegelicht welke gedetineerden in aanmerking komen voor overbrenging naar Nederland, of anders gezegd aan welke voorwaarden moet worden voldaan om naar Nederland te kunnen worden overgebracht.
Wat maakt de zaak van dhr. Van Laarhoven uitzonderlijk?
Tijdens het Kamerdebat van 25 april jl. heeft de Minister van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer verteld dat hij zich de situatie van dhr. Van Laarhoven en zijn partner zeer aantrekt. Dit doet hij onder andere omdat hier sprake is van een uitzonderlijke zaak, waarin de Nationale ombudsman concludeerde dat het overheidshandelen, in dit geval het handelen van de politie, het Openbaar Ministerie, en het Ministerie van Justitie en Veiligheid, onzorgvuldig is geweest. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft toen ook aangegeven dat hij zich zal inspannen om de kans op onzorgvuldig handelen in de toekomst verder te verkleinen, én om te bezien welke mogelijkheden er zijn om dhr. Van Laarhoven en zijn partner naar Nederland over te brengen.
Deelt u de mening dat de zaak-Jaitsen Singh ook als uitzonderlijk kan worden aangemerkt vanwege de bedenkelijke rechtsgang, zoals het feit dat de Amerikaanse officier van justitie belast met de zaak zelf werd veroordeeld wegens het arrangeren van belastend bewijs?
Uw Kamer is uitvoerig geïnformeerd over de situatie van de heer Singh.4 In antwoorden op Kamervragen is gemeld dat de Nederlandse overheid niet kan treden in de rechtsgang van andere landen.5 Tevens is hierbij nog relevant te vermelden dat de Nationale ombudsman in het kader van een door de advocaat van de heer Singh ingediende klacht over de vermeende fouten heeft geoordeeld dat hij de nadere motivering van de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie gezien de normen van behoorlijkheid voldoende acht.
Deelt u de mening dat de zaak-Jaitsen Singh ook als uitzonderlijk kan worden aangemerkt vanwege het verwijt van de Volkskrant dat de Nederlandse overheid jarenlang grote steken heeft laten vallen ten aanzien van dhr. Singh?3
Zie antwoord vraag 6.
Welke concrete inspanningen heeft u tot nu toe verricht om dhr. Singh naar Nederland te halen?
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van uw Kamer van 21 juli 2017 heeft uitvoerig onderzoek plaatsgevonden waarbij alle beschikbare informatie, waaronder de informatie van het consulaat-generaal in San Francisco zorgvuldig is getoetst.6 In de onderzoeksfase is op verschillende momenten discussie gevoerd over de vraag of de heer Singh op humanitaire gronden naar Nederland zou kunnen worden overgebracht. Zoals ook is aangegeven in antwoorden op eerdere Kamervragen is na toetsing aan de geldende regelgeving de conclusie getrokken dat het VOGP en de WOTS geen basis bood voor overbrenging, ook niet op humanitaire gronden.
Verder heeft Nederland diplomatieke inspanningen verricht door meermaals de verzoeken van de advocaat van de heer Singh om vervroegde vrijlating in het kader van parole en gratie bij de Amerikaanse autoriteiten actief te ondersteunen.
Deze verzoeken hebben niet tot een voor de heer Singh positief resultaat geleid.
Klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken het verzoek in het kader van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) van dhr. Singh faciliteert?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: BZ) verleent consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Aan de hand van de JenV-brochure over de WOTS informeert BZ Nederlandse gedetineerden in het buitenland in algemene zin over deze wet. Daar waar dit nodig en wenselijk is, kan BZ ook eventueel zorgen voor doorgeleiding van stukken. Tot zover reikt de betrokkenheid van BZ bij een verzoek in het kader van de WOTS.
Heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid het WOTS-verzoek van dhr. Singh inmiddels onder ogen gekregen? Zo ja, hoe heeft het ministerie dit verzoek beoordeeld? Klopt het dat de Verenigde Staten geen WOTS-procedure opstart indien Nederland een WOTS-verzoek afkeurt?
Zoals is vermeld in antwoorden op eerdere Kamervragen hebben de Amerikaanse autoriteiten nooit een officieel verzoek tot overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis van de heer Singh gedaan. Wel hebben de Verenigde Staten bij brief van 3 maart 2015 informatie gevraagd aan Nederland met het oog op een mogelijke procedure op grond van de WOTS. Belangrijke vragen waren onder meer op welke wijze de in de Verenigde Staten opgelegde straf tenuitvoergelegd zou worden in Nederland en of Nederland – op het moment dat een WOTS-verzoek zou worden gedaan de straf om- of voort zou zetten.
Zoals eveneens is vermeld in voornoemde antwoorden heeft de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie deze vragen bij brief van 23 juli 2015 beantwoord. Kort samengevat werd in deze brief uiteengezet dat het VOGP in het geval van de heer Singh geen basis bood voor overdracht van het strafvonnis omdat7 de binding van de heer Singh met de Nederlandse samenleving als onvoldoende werd beoordeeld en er8 na overdracht geen strafrestant meer zou resteren om te executeren. Deze conclusie is – zoals gezegd – getrokken na zorgvuldige toetsing van alle beschikbare informatie – waaronder die van het Nederlandse consulaat-generaal te San Francisco – aan de geldende regelgeving en het geldende beleid.
Hoe heeft u de brieven van dhr. Singh en zijn advocaat beoordeeld en beantwoord?
Ik vind het niet passend om daarover uitspraken te doen, nu het gaat om correspondentie tussen de heer Singh en diens advocaat en mij.
Bent u bereid om ook een serieuze inspanning te leveren voor de uitzonderlijke zaak van dhr. Singh en de Amerikanen te vragen een officieel verzoek om overbrenging in te dienen?
Wanneer een buitenlandse strafprocedure is afgerond, is het aan de gedetineerde, om bij de betreffende autoriteiten in het land van detentie kenbaar te maken in aanmerking te willen komen voor strafoverdracht op basis van een daartoe strekkend verdrag (zoals bijvoorbeeld het VOGP). Indien dit het geval is, kan – afhankelijk van het geldende verdrag – het land van veroordeling, dan wel het land van gewenste tenuitvoerlegging de procedure starten om tot overdracht van het vonnis te komen. Deze mogelijkheid en procedure op grond van de WOTS gelden ook voor de heer Singh. Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 10 hebben de Amerikaanse autoriteiten nooit een officieel verzoek gedaan tot overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis van de heer Singh.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
De beantwoording van de vragen 6 en 7 is gezamenlijk geschied, omdat het antwoord op beide vragen gelijkluidend is. Voorts zijn deze vragen beantwoord zo snel als mogelijk was.
De positie van een slachtoffer in een lopende zedenzaak |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen over de wijze waarop een aangifte van een verkrachting is behandeld door de politie?1
Ja, ik ken die antwoorden.
Hoe worden in het kader van het onderzoek naar de bejegening van slachtoffers in zedenzaken de te interviewen slachtoffers geselecteerd?2
De Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de Inspectie) heeft mij geïnformeerd dat zij op wetenschappelijk verantwoorde wijze een a-selectieve steekproef heeft getrokken om de slachtoffers te selecteren. Hiervoor vroeg de Inspectie bij de vijf eenheden die zij in haar onderzoek betrekt om een overzicht van meerderjarige slachtoffers die zijn aangerand of verkracht in de periode tussen 1-1-2017 en 1-7-2018. In dit totaaloverzicht onderscheidde de Inspectie vier slachtoffergroepen, te weten:
Uit deze vier slachtoffergroepen en evenredig verdeeld over de vijf eenheden, trok de Inspectie een a-selectieve steekproef. Uiteindelijk leverde dit een selectie op van 130 slachtoffers die door de Inspectie zijn benaderd om mee te werken aan het onderzoek, met als streven om 50 slachtoffers te kunnen spreken. De Inspectie verwacht met deze 50 verhalen een voldoende breed pallet aan ervaringen met de bejegening door de zedenrechercheurs op te halen en tegelijk niet onnodig veel slachtoffers te belasten met dit onderzoek.
Deelt u de mening dat in het genoemde onderzoek ook slachtoffers betrokken moeten worden waarvan reeds bekend is dat de bejegening te wensen overliet, zoals de vrouw uit de eerder genoemde schriftelijke Kamervragen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De Inspectie benadert voor dit onderzoek slachtoffers die a-select zijn gekozen. Het is voor de Inspectie van belang om een beeld te krijgen van de verschillende ervaringen die slachtoffers hebben met de bejegening van de politie. In een a-selecte steekproef is het niet mogelijk om slachtoffers te selecteren die een negatieve of juist positieve ervaring hebben gehad met de politie. Een willekeurige selectie draagt ervoor zorg dat een objectief beeld verkregen kan worden van de ervaringen met de politie.
Wat is het algemene protocol als er rondom een tbs- of forensische instelling een ernstig misdrijf wordt gepleegd? Wordt er standaard onderzoek gedaan naar de cliënten van de tbs-instelling indien een ernstig misdrijf in de buurt van de desbetreffende tbs-instelling is begaan? Zo nee, waarom niet?
Misdrijven in de buurt van een tbs-instelling of forensische instelling worden net zo behandeld als misdrijven die niet in de buurt van een tbs-instelling worden gepleegd. Dit betekent dat er niet standaard onderzoek door de politie wordt gedaan naar patiënten van een tbs-instelling indien een ernstig misdrijf in de buurt van die tbs-instelling plaatsvindt. Dit gebeurt wel indien er bij de politie en OM aanwijzingen zijn dat er mogelijk een patiënt betrokken is bij het misdrijf.
Is het waar dat forensisch psychiatrisch centrum De Rooyse Wissel na de in de vorige vragen genoemde verkrachting in Oostrum het verzoek had gekregen om intern onderzoek naar hun eigen cliënten te doen naar de gang van zaken? Zo ja, waarom en is dat ook gebeurd? Zo nee, wat is niet waar aan het gestelde?
De Rooyse Wissel is in dit geval door de politie in het kader van het onderzoek gevraagd te toetsen of patiënten, die ten tijde van het delict met verlof waren geweest, voldeden aan de door het slachtoffer beschreven profielschets van de dader. De Rooyse Wissel heeft aan dit verzoek gehoor gegeven en is een intern onderzoek gestart. Een dag later is dit onderzoek weer gestaakt, omdat er inmiddels een externe verdachte was aangehouden door de politie.
Vindt een intern onderzoek altijd plaats nadat een cliënt uit een tbs-kliniek een zedenmisdrijf heeft gepleegd? Vindt dat ook altijd plaats in De Rooyse Wissel? Zo nee, waarom niet?
In geval van ingrijpende incidenten vindt er binnen een kliniek als FPC De Rooyse Wissel altijd een intern onderzoek plaats. Dit onderzoek vindt plaats op basis van de SIRE- methodiek (Systematische Incident Reconstructie en Evaluatie), een methode die wereldwijd gebruikt wordt voor calamiteiten- en incidentenonderzoek. Dit onderzoek heeft tot doel om duidelijke documentatie krijgen van de oorzaken en gevolgen van het incident.
Het bericht ‘Dagelijks rechten geschonden’ inzake het gevangeniswezen op Sint Maarten |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Dagelijks rechten geschonden» over het gevangeniswezen op Sint Maarten?1
Ja.
Deelt u – op hoofdlijnen – de feitelijke constateringen zoals die door de geïnterviewde advocaat worden weergegeven?
Rechtshandhaving en daarmee ook het gevangeniswezen is een landsaangelegenheid. Het is niet aan mij om de in het artikel weergegeven constateringen te beoordelen. Echter, van het Ministerie van Justitie van Sint Maarten is nadere informatie ontvangen die in de beantwoording van de vragen is verwerkt.
Vanuit de samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten als ook door de afspraken die Minister Dekker en ik in oktober 2018 met Sint Maarten hebben gemaakt ter verbetering van de detentiesituatie, word ik door Sint Maarten op gezette tijden over diverse ontwikkelingen geïnformeerd en wordt er gemonitord of Sint Maarten zich aan de gemaakte afspraken houdt.
Over de uitvoering van de gemaakte afspraken is uw Kamer meerdere malen geïnformeerd2, alsmede over het werkbezoek dat de Minister voor Rechtsbescherming en ik op 11 april jl. brachten aan de vier detentiefaciliteiten op Sint Maarten3. De autoriteiten van Sint Maarten zijn gecommitteerd de detentieomstandigheden verder te verbeteren.
Klopt het dat gedetineerden in de Pointe Blanche-gevangenis 23 uur per dag in hun cel moeten blijven? Geldt dit voor alle gedetineerden of zijn er categorieën gedetineerden waarvoor een minder streng regime geldt? Zijn er in Nederland, binnen het Koninkrijk dan wel in Europees verband of anderszins normen die bepalen hoeveel uren gedetineerden minimaal buiten hun cel moeten kunnen verblijven? Hoe verhouden deze normen zich ten opzichte van de situatie in de Pointe Blanche-gevangenis?
Het Ministerie van Justitie van Sint Maarten heeft mij laten weten dat de gedetineerden in de Point Blanche gevangenis, conform artikel 30 van het Huishoudelijk reglement penitentiaire inrichtingen, tenminste 2 uur per dag in de buitenlucht verblijven. Eén uur in de ochtend en één uur in de middag. Daarnaast zijn voor een groot gedeelte van de dag de cellen geopend zodat er toegang is tot de galerij.
Daarnaast hebben de autoriteiten aangegeven dat binnen het dagprogramma de gedetineerden de mogelijkheid hebben lessen te volgen. Voorbeelden hiervan zijn de Engelse lessen en algemene educatieve ontwikkeling. Ook hebben gedetineerden de mogelijkheid werk te verrichten in bijvoorbeeld de keuken van de faciliteit, te helpen bij het renoveren van de faciliteiten, en om schoon te maken en/of te verven.
In Nederland hebben gedetineerden recht op minimaal zes uur recreatie per week en één uur per dag verblijf in de buitenlucht (artikel 49 Penitentiaire beginselenwet). Artikel 3 van de Penitentiaire maatregel houdt voorts in dat er in beginsel tussen de 18 en 63 uren per week aan activiteiten en bezoek wordt geboden. Ook volgens de European Prison Rules (die een aanbevelend karakter hebben) en de standaarden van het Europees Comité tegen Foltering (CPT) geldt minimaal één uur per dag in de buitenlucht als uitgangspunt. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bevat geen harde normen over het aantal uren dat gedetineerden minimaal buiten hun cel moeten kunnen verblijven. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) toetst de combinatie van detentieomstandigheden, en neemt de mogelijkheid van verblijf buiten een cel mee in de beoordeling.
Klopt het dat er in de gevangenis op Sint Maarten geen mogelijkheden zijn voor resocialisatie of psychiatrische hulp? Bestaat er op Sint Maarten – binnen of buiten de gevangenis – een vorm van reclassering dan wel Forensisch Psychiatrische Dienst? Klopt het dat de Mental Health Foundation slechts uit twee forensische psychiaters bestaat en dat deze op het punt staan om te vertrekken? Hoe wordt op Sint Maarten vorm en inhoud gegeven aan opdrachten van rechters die in hun vonnis (bijvoorbeeld) reclasseringsbegeleiding opleggen?
Het Ministerie van Justitie van Sint Maarten geeft aan dat reclassering beschikbaar is en een rol speelt in de trajecten voor en na invrijheidsstelling. De capaciteit en mogelijkheden op het eiland zijn echter beperkt. Gevangenen hebben toegang tot maatschappelijk werkers en er wordt op dit moment een gedragstherapeut geworven, zodat aan specifieke doelgroepen de benodigde zorg en begeleiding kan worden geboden. Ook geeft het Ministerie van Justitie aan dat er een schema is opgezet voor tijdelijke vervanging van psychiaters die op korte termijn vertrekken, totdat nieuwe psychiaters zijn aangenomen.
Klopt het dat op Sint Maarten momenteel nauwelijks daadwerkelijk mensen in voorlopige hechtenis worden genomen omdat er geen plek is in de gevangenis? Is er sprake van een vorm van heenzendbeleid of worden alle verdachten (al dan niet onder voorwaarden) heengezonden? Welke gevolgen heeft dit voor lopende opsporingsonderzoeken, maar ook: welke gevolgen heeft dit voor het functioneren van de rechtsstaat op Sint Maarten in meer algemene zin?
De vragen met betrekking tot het heenzendbeleid zal ik doorgeleiden naar de verantwoordelijke autoriteiten op Sint Maarten. Het betreft immers de rechtsgang van Sint Maarten. Ik kan niet beoordelen welke specifieke gevolgen dit heeft voor lopende opsporingsonderzoeken en het functioneren van de rechtsstaat.
De Minister van Justitie van Sint Maarten heeft mij per brief (d.d. 31 mei 2019) aangegeven dat de totale detentiecapaciteit van Point Blanche 86 plaatsen betreft. Tevens heeft mij het bericht bereikt dat de jeugdinrichting (Miss Lalie Center) momenteel is opgestart met de opening van een vleugel.
Hoe verhoudt de in het artikel geschetste situatie zich tot de maatregelen die de regering van Sint Maarten neemt of dient te nemen in het kader van het intensieve toezicht dat het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft opgelegd aan het Koninkrijk naar aanleiding van de Corallo-zaak? Kunt u – in het licht van het artikel – schetsen of de voorgenomen technische bijstand en verbetermaatregelen daadwerkelijk gaan bijdragen aan het creëren van een situatie die voldoet aan de normen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens?
Over het toezicht door het Comité van Ministers van de Raad van Europa in de zaak Corallo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken u uitvoerig per brief (d.d. 12 juni 2019) geïnformeerd. De Minister van Buitenlandse Zaken gaf aan dat het Execution Department van het secretariaat van het Comité van Ministers komend najaar een appreciatie aan het Koninkrijk zal geven over het actieplan dat het Koninkrijk op 9 april 2019 namens Sint Maarten aanbood aan het Comité van Ministers. In het ingediende actieplan staat beschreven welke renovatiewerkzaamheden Sint Maarten realiseerde en welke verdere maatregelen worden voorzien. De uitvoering van dit actieplan draagt bij aan de tenuitvoerlegging van de uitspraak van het EHRM in de zaak Corallo, zodat het Comité van Ministers tot beëindiging van toezicht kan besluiten.
Kunt u zich voorstellen dat de in het artikel geschetste situatie – in het bijzonder de situatie dat nieuwe verdachten bij gebrek aan plaats in de gevangenis worden heengezonden – ernstige zorgen baren, met name daar waar het gaat om de effectiviteit van de actuele rechtshandhaving op Sint Maarten? Kunt u aangeven of u – liefst in overleg met de regering op Sint Maarten – voor u zelf een soort ondergrens hebt gedefinieerd ten aanzien van de detentie-situatie op Sint Maarten?
Ik beschouw deze signalen met betrekking tot de feitelijke sanctie-uitvoering als zorgwekkend. Sint Maarten is gehouden aan diverse internationale standaarden.
De ondergrens ten aanzien van de situatie in detentie vloeit voort uit het EVRM, waaronder artikel 3 EVRM (verbod op onmenselijke behandeling) en het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
Met betrekking tot capaciteit kan ik melden dat inmiddels elf containercellen van Bonaire zijn overgebracht naar Sint Maarten. Met deze stap kan gewerkt worden aan een uitbreiding van het aantal plaatsen in Point Blanche.