De berichten ‘Studenten zien warmtekosten verdubbelen: ‘Het is mijn vakantiebudget’ en ‘Forse prijsverhoging voor huishoudens met ‘duurzame’ stadsverwarming: ‘We steken de houtkachel weer aan’’ |
|
Henk Nijboer (PvdA), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Studenten zien warmtekosten verdubbelen: «Het is mijn vakantiebudget»»1 en «Forse prijsverhoging voor huishoudens met «duurzame» stadsverwarming: «We steken de houtkachel weer aan»»?2
Ja.
Maakt u zich ook zorgen om de gevolgen van de hoge energieprijzen voor studenten, die vaak van een klein budget moeten leven?
De energieprijzen, en in het bijzonder die van gas, zijn in de afgelopen maanden fors gestegen. De oorlog in Oekraïne heeft hierbij nog verder aantrekkende inflatie en duurdere import tot gevolg, wat effect heeft op de energieprijzen.
Het kabinet ziet dat deze situatie onzekerheid oplevert omdat mensen zich zorgen maken of de prijzen blijven stijgen en of ze hun energierekening nog kunnen betalen. Dit is ook het geval voor studenten.
Het kabinet erkent deze zorgen, maar ziet geen aanleiding om studenten als specifieke doelgroep extra te compenseren voor de gestegen energieprijzen bovenop de compenserende maatregelen die het kabinet reeds heeft genomen en die gelden voor alle huishoudens in Nederland, zoals de verlaging van de energiebelasting en de verhoging van de belastingvermindering. Om de gevolgen van de stijgende energiekosten verder te dempen, heeft het kabinet daarbij recent voorgesteld om de tegemoetkoming voor mensen die het meest in de knel komen te verhogen, het btw-tarief op energie te verlagen, de accijns op benzine, diesel en LPG te verlagen en versneld in te zetten op verdergaande energiebesparende maatregelen voor huishoudens. Voor meer informatie over deze aanvullende koopkrachtmaatregelen zie de Kamerbrief van 11 maart jongstleden (Kamerstuk 35 925 XV, nr. 111).
Bent u ook van mening dat studenten extra gecompenseerd moeten worden voor de hoge energiekosten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de extra compensatie energiekosten van 200 euro voor lage inkomens ook aan studenten te geven?
Op 15 maart jongstleden is het wetsvoorstel eenmalige energietoeslag lage inkomens (voorstel van wet houdende wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen) ingediend bij de Tweede Kamer.
De woonsituatie van studenten is zeer divers, ook voor wat betreft de energiekosten. Vanwege deze diversiteit in woonsituatie is voor deze doelgroep de individuele bijzondere bijstand een geschikter instrument dan de categoriale bijzondere bijstand. Op deze wijze komt de financiële ondersteuning vanuit de bijzondere bijstand uitsluitend terecht bij de studentenhuishoudens die het daadwerkelijk nodig hebben. Er is daarmee een goede reden waarom gemeenten via de richtlijn wordt geadviseerd studenten als groep uit te sluiten van de eenmalige energietoeslag.
Volgens het wetsvoorstel is het aan gemeenten om de doelgroep van de eenmalige energietoeslag te bepalen. Gemeenten kunnen daarbij de beleidskeuze maken om studenten of andere groepen collectief uit te sluiten van het recht op een eenmalige energietoeslag. Wel heeft de Minister voor Armoedebestrijding, Participatie en Pensioenen in samenspraak met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ter bevordering van een uniforme uitvoering door gemeenten een landelijke richtlijn opgesteld. Vanwege de diverse woonsituatie, en energiekosten, van studenten wordt in deze richtlijn gemeenten geadviseerd studenten als groep collectief uit te sluiten van het recht op een eenmalige energietoeslag.
Kunt u zich voorstellen dat veel mensen nu huiverig zijn om op een warmtenet over te stappen, gezien het feit dat de prijzen meestijgen en mensen vervolgens aan één energieleverancier vastzitten? Hoe beoordeelt u dit in het kader van de energietransitie?
Ik snap dat mensen geschrokken zijn van de hoge energieprijzen, waardoor ook de tarieven voor warmte fors zijn gestegen en dat deze stijging het op dit moment minder aantrekkelijk maakt om over te stappen naar collectieve warmte. Anderzijds hebben de stijgende gasprijzen ook invloed op de onderliggende kosten voor warmtebedrijven, omdat aardgas direct (gas als warmtebron of back-up warmtebron) en indirect (bijv. koppeling van warmtecontracten aan de prijs van aardgas) een rol speelt als warmtebron voor warmtenetten.3 Ik wijs er daarbij op dat de tarieven van de grote warmteleveranciers lager liggen dan het aan de aardgasprijs gekoppelde maximum tarief dat de ACM voor 2022 op grond van de huidige Warmtewet heeft vastgesteld. Daarnaast bevat de nieuwe Wet collectieve warmtevoorziening die ik op dit moment in voorbereiding heb bepalingen die de overstap naar op kosten gebaseerde tarieven regelt. Daarmee zullen de warmteprijzen transparanter worden en ik ga er vanuit dat dit een positief effect zal hebben op de energietransitie.
Ik bekijk momenteel hoe ik dit wetsvoorstel voor de zomer aan kan bieden aan de Raad van State en daarna eind 2022 aan de Tweede Kamer. Vooruitlopend daarop heeft de ACM onlangs de bevoegdheid gekregen om onderzoek te doen naar de rendementen van individuele leveranciers, en het tarief voor de betreffende leverancier te corrigeren indien blijkt dat het door deze leverancier behaalde rendement hoger is dan een door de ACM vast te stellen redelijk rendement. ACM is op dit moment hard bezig met de implementatie van deze nieuwe bevoegdheden.4
Vindt u ook dat stadswarmtetarieven zo snel mogelijk losgekoppeld moeten worden van gastarieven, zeker gezien de voorgenomen stevige verhoging van de belasting op gas in het coalitieakkoord?
Ja, het is evident dat de maximale warmtetarieven moeten worden losgekoppeld van de gasprijs en gebaseerd moeten worden op de onderliggende kosten van warmte. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5 heb ik in dat kader de nieuwe Wet collectieve warmtevoorziening in voorbereiding.
Wanneer bent u van plan om wetgeving naar de Kamer de sturen om warmtetarieven los te koppelen? Kan deze maatregel niet al vóór implementatie van de nieuwe warmtewet worden doorgevoerd, indien het proces daarmee zou worden versneld?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5 verwacht ik het wetsvoorstel eind 2022 aan te kunnen bieden aan de Tweede Kamer. Het in de huidige Warmtewet vastgelegde uitgangspunt van de gasreferentie biedt mij geen mogelijkheid de koppeling van het maximum tarief aan de gemiddelde kosten van een verbruiker van aardgas los te laten. Daar is wetswijziging voor nodig en die is onderdeel van het genoemde wetsvoorstel.
Hoe beoordeelt u het feit dat de verhuurder in bovenstaand bericht3 niet de mogelijkheid biedt om energiekosten te besparen door als huishouden minder warmte te verbruiken?
Ik ben van mening dat warmteverbruikers in principe altijd inzicht moeten hebben in hun verbruik en dat de in rekening gebrachte kosten ook op dit verbruik gebaseerd moet zijn. Alleen in uitzonderlijke situaties acht ik een andere verdeelsystematiek gerechtvaardigd. Ter zake zijn al regels opgenomen. In artikel 8 van de Warmtewet is bepaald dat een warmteleverancier een individuele meter moet installeren in een appartementengebouw tenzij dat technisch niet haalbaar en kostenefficiënt is. Indien dat het geval is dient de leverancier een warmtekostenverdeler te installeren. Alleen als het plaatsen van een warmtekostenverdeler ook niet kostenefficiënt is mag een leverancier de kosten verdelen op basis van een andere kostenverdeelsystematiek. In artikel 8a van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen zijn daarnaast regels opgenomen ten aanzien van de vraag of de installatie van een individuele meter technisch haalbaar of kostenefficiënt is en de vraag of de installatie van een warmtekostenverdeler kostenefficiënt is.
Vindt u ook dat huishoudens altijd inzicht moeten kunnen hebben in hun verbruik en dit ook weerspiegeld moeten zien in de energierekening? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen?
Zie antwoord vraag 8.
Sluit u zich aan bij de oproep van de gemeenten Tilburg en Breda, de woningcorporaties in deze gemeenten en huurders om de verhoogde energieprijzen niet door te berekenen?
Het kabinet ziet dat de situatie op de energiemarkten onzekerheid oplevert en dat mensen zich zorgen maken of de prijzen blijven stijgen en of ze hun energierekening nog kunnen betalen.
Ik snap de zorgen over de stijging in de energierekening, ook wanneer mensen zijn overgestapt op collectieve warmte, en dit heeft de volle aandacht van het kabinet. Aan de andere kant zou het onredelijk zijn om te verwachten dat warmteleveranciers kostenstijgingen waarmee zij worden geconfronteerd niet doorberekenen in de prijzen die zij in rekening brengen. Voor zover de gestegen energieprijzen doorwerken kan ik mij daarom niet vinden in de oproep waaraan de onderhavige vraag refereert.
Het bericht ‘Windparken veel rendabeler dan de overheid vooraf inschat’ |
|
Joris Thijssen (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Windparken veel rendabeler dan de overheid vooraf inschat»?1
Ja, ik ken dit bericht.
Hoe beoordeelt u de conclusie van het onderzoek dat bijna alle wind-op-landprojecten te veel subsidie krijgen?
Het kabinet streeft naar kosteneffectieve uitrol van CO2-reducerende technieken, waaronder windenergie op land. Daarom is de SDE+(+) erop gericht om de onrendabele top van wind-op-landprojecten af te dekken en overstimulering zoveel mogelijk te beperken. Zoals het aangehaalde onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) benoemt, is er daarbij een afruil tussen het realiseren van kosteneffectiviteit en doeltreffendheid. Een hogere mate van kosteneffectiviteit vertaalt zich in een lager doelbereik en andersom.
De SDE++-subsidieregeling is daarom zo ontworpen dat het merendeel van de projecten in een bepaalde categorie de businesscase rond kan krijgen. Dit betekent dat een deel van de projecten in potentie aanspraak kan maken op een subsidiebedrag dat hoger ligt dan het benodigde subsidiebedrag en voor een (kleiner) deel van de projecten het berekende subsidiebedrag in potentie te laag is.
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) baseert de openstelling van de subsidieregeling op onafhankelijke adviezen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), dat ieder jaar op basis van de meest actuele informatie de subsidiebedragen opnieuw berekent. Op de jaarlijkse adviezen van PBL vindt ook een externe review plaats door een onafhankelijk binnen- of buitenlands onderzoeksbureau. In de SDE++ wordt daarnaast een aantal maatregelen genomen om overwinsten tegen te gaan. Voorbeelden hiervan zijn de mogelijkheid en de concurrentieprikkel om voor een lager subsidiebedrag in te dienen, de gefaseerde openstelling van de regeling en differentiatie in categorieën. Hierdoor sluit de subsidie zo goed mogelijk aan op de daadwerkelijke subsidiebehoefte. Ondanks alle waarborgen, is het binnen een generieke regeling als de SDE++ mogelijk dat sommige partijen overwinsten maken.
Uit het onderzoek van de RUG komt ook naar voren dat er in potentie overstimulering kan plaatsvinden. Het afleiden van de werkelijke mate van overstimulering is echter niet goed mogelijk, omdat in het onderzoek van de RUG onder andere niet gekeken is naar de werkelijke investeringskosten van een project, noch naar de werkelijke onderhouds- en bedrijfskosten van de met de SDE-regeling ondersteunde projecten. In de lopende evaluatie van de SDE+ wordt dit punt daarom nader onderzocht. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk over de uitkomsten van de evaluatie informeren.
Hoe beoordeelt u de conclusie van het onderzoek dat investeerders in wind-op-landprojecten gemiddeld een rendement op eigen vermogen behalen van 47 procent per jaar?
Ik vind het percentage van 47% rendement op eigen vermogen dat in het onderzoek wordt genoemd hoog. Als dat rendement inderdaad gemiddeld het geval zou zijn, dan acht ik dat onwenselijk. Ik verwacht echter dat de daadwerkelijk behaalde rendementen gemiddeld lager uitvallen dan de onderzoekers van de RUG stellen. Dit omdat de SDE++ zo vormgegeven is dat het merendeel van de projecten de businesscase voldoende (maar niet te veel) sluitend kan maken, en de subsidiebedragen op basis van dit uitgangspunt vastgesteld worden. Met maatwerk zouden eventuele overwinsten verder kunnen worden ingeperkt, maar zouden de uitvoeringskosten vele malen hoger zijn.
Dit neemt niet weg dat ik de in het onderzoek gepresenteerde schatting van de overwinsten hoog vind. De lopende onafhankelijke evaluatie van de SDE+ besteedt veel aandacht aan de doelmatigheid van de regeling en analyseert ook expliciet de mogelijkheid tot overwinsten. Ik verwacht de uitkomsten van deze evaluatie op korte termijn naar uw Kamer te kunnen sturen. Daarnaast zal PBL in het aankomende eindadvies voor de SDE++ 2022 opnieuw op basis van de meest recente informatie basisbedragen adviseren die zo goed mogelijk aansluiten bij de daadwerkelijke subsidiebehoefte van projecten.
PBL hanteert in het eindadvies voor de SDE++ een rendement op eigen vermogen van 11% voor windprojecten. Dit is een marktconform rendement dat volgens PBL nodig is voor projecten om rendabel te zijn. Uit dit rendement op eigen vermogen dienen tevens nog andere kostenposten gedekt te worden, onder andere afsluitprovisies, participatiekosten en voorbereidingskosten (bijvoorbeeld kosten van geologisch onderzoek, haalbaarheidsstudies of vergunningen), die niet in het investeringsbedrag verwerkt zijn. Het uiteindelijke rendement op eigen vermogen zal voor een gemiddeld project dus nog lager uitvallen dan 11%, na aftrek van deze kosten.
PBL ging eerder uit van een hoger rendement op eigen vermogen van windprojecten, namelijk 12%. Vanaf 2021 is dit percentage naar beneden bijgesteld, omdat uit een consultatie van banken door PBL bleek dat dit percentrage als ruim werd gezien door financiers. De onderzoekers van de RUG stellen onder andere dat het wenselijk is om te rekenen met een hoger aandeel vreemd verhogen, om het rendement zo verder te verlagen. PBL geeft in het eindadvies voor de SDE++ van 2021 aan dat het aanpassen van de verhouding vreemd en eigen vermogen niet wenselijk is voor windprojecten. Het verhogen van het aandeel vreemd vermogen heeft namelijk een veel grotere impact op de financieringskosten van een project dan een aanpassing van het rendement op eigen vermogen van 12% naar 11%. Vanwege de onzekerheid in de opbrengsten van windturbines volstaat de aanpassing van het rendement op eigen vermogen om de subsidiebedragen passend te maken. In dit percentage van 11% blijft zoals vermeld een substantiële risico-opslag inbegrepen ter dekking van de voorbereidingskosten, participatiekosten en afsluitprovisies van windenergieprojecten die niet als kasstroom kunnen worden meegenomen in de investeringskosten. Het uiteindelijke rendement op eigen vermogen zal dus gemiddeld lager uitvallen dan 11%.
Zou u het ook volstrekt onacceptabel vinden als er gemiddeld dergelijke hoge winsten worden geboekt op gesubsidieerde projecten?
Ja. Zoals gesteld in het antwoord op vraag 3 vind ik de aangehaalde schatting in het artikel erg hoog. Het onafhankelijke onderzoeksbureau dat de evaluatie van de SDE+-regeling uitvoert, is mede daarom verzocht expliciet naar overwinsten bij SDE-projecten te kijken. Als de uitkomsten van deze evaluatie daartoe aanleiding geven zal ik waar mogelijk stappen zetten om overwinsten verder te beperken, waarbij ik ook de doeltreffendheid van de regeling meeweeg. Ik wacht daarnaast eerst het eindadvies van PBL voor de SDE++ van 2022 af, waarna ik dat advies mee zal wegen in de komende openstellingsronde.
Welk winstpercentage op eigen vermogen bij wind-op-landprojecten acht u redelijk?
PBL adviseert EZK over de bedragen in de SDE++. Daarbij bepaalt PBL op basis van interne en externe expertise een toepasselijk rendement op eigen vermogen voor wind-op-landprojecten. In het adviestraject van PBL aan EZK wordt hierover ook de markt geconsulteerd. Zoals eerder aangegeven in het antwoord op vraag 3 heb ik mij voor de openstellingsronde van 2021 gebaseerd op het PBL-advies dat een rendement op eigen vermogen van 11% hanteert voor windprojecten. Dat percentage is vorig jaar toepasselijk geacht voor de openstellingsronde van 2021 en is daarom overgenomen in de vaststelling van de basisbedragen voor de regeling van 2021.
Deelt u de mening dat dit onderzoek in ieder geval aanleiding geeft om zelf onderzoek te (laten) doen naar eventuele oversubsidiëring bij duurzame energieprojecten? Is het mogelijk om daarbij naar werkelijk gerealiseerde kosten en baten te kijken?
Ja. Zoals aangegeven vind ik de schatting van de mogelijke overwinsten bij wind-op-landprojecten die in het artikel worden gemaakt hoog. Daarom is in 2021 besloten in de evaluatie van de SDE+-regeling expliciet onderzoek te laten doen naar mogelijke overwinsten bij SDE+-projecten over de periode 2011–2020. Het onafhankelijk onderzoeksbureau dat de evaluatie uitvoert heeft in dat kader ook gesproken met een van de twee auteurs van het aangehaalde artikel, op basis van een eerdere publicatie over dit onderwerp. In de evaluatie wordt gerekend met de meest betrouwbare en gedetailleerde informatie die beschikbaar is. Veelal zal de data op projectniveau gebaseerd zijn op de exploitatieberekeningen van projecten, waar ook het aangehaalde onderzoek mee rekent. Naast de analyse van mogelijke overwinsten zal de evaluatie ook de Nederlandse subsidiebedragen vergelijken met de subsidiebedragen voor windprojecten in ons omringende landen en zal ze kijken naar de verwachte rendementen van projecten. Zo zal een compleet beeld ontstaan van de werkelijke mate van de eventuele overstimulering, indien die generiek aanwezig is. Ik verwacht de uitkomsten van deze evaluatie op korte termijn naar uw Kamer te kunnen sturen.
Is het mogelijk om in de bepaling van het basisbedrag binnen de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) relevante factoren als windsnelheid en windturbinehoogte preciezer mee te nemen, teneinde overwinsten te beperken?
Op dit moment wordt binnen de SDE++ op verschillende manieren aan differentiatie gedaan binnen de categorie voor wind-op-land. Zo zijn er aparte categorieën voor windturbines op land, op een dijk en in een meer. Op land worden twee categorieën gehanteerd: windturbines met en zonder hoogtebeperking. Ook wordt op gemeentelijk niveau gedifferentieerd naar windsnelheid. Aan de differentiatie van de windsnelheid in de SDE++ ligt onderzoek van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) ten grondslag. Er is in het najaar van 2020 bezien of de windsnelheid specifieker, bijvoorbeeld projectspecifiek, bepaald kan worden. Dit zou echter leiden tot grote risico’s op fouten in de regelgeving en een disproportionele uitvoeringslast. Omdat de windsnelheid slechts één van de relevante parameters voor het subsidiebedrag is, is besloten uit te blijven gaan van het gemeenteniveau.
Bent u bereid om, zoals de onderzoekers bepleiten, binnen de SDE++ een projectspecifiek subsidiebedrag aan te bieden op basis van een schatting van de projectspecifieke draaiuren? Klopt het dat dit relatief eenvoudig is omdat deze informatie reeds beschikbaar is?
Op dit moment worden de subsidiebedragen in de SDE++ generiek bepaald per categorie, op basis van gefundeerde aannames en uitgangspunten. In de SDE++ worden jaarlijks duizenden aanvragen gedaan in totaal. Projectspecifieke bepaling van het subsidiebedrag zou een enorme, onwerkbare uitvoeringslast met zich meebrengen. Daarom wordt met verschillende differentiaties binnen categorieën gewerkt, zoals toegelicht in antwoord 7, om de verstrekte subsidies zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de subsidiebehoefte van projectcategorieën. Zoals gezegd in het antwoord op vraag 7 is het in ieder geval niet mogelijk om per project de specifieke gemiddelde windsnelheid op die locatie te bepalen. In de evaluatie van de SDE+ zal het onderzoeksbureau kort ingaan op de mogelijkheid en knelpunten bij het projectspecifiek bepalen van bedragen in de SDE++.
Deelt u de mening dat omwonenden van wind-op-landprojecten altijd moeten meeprofiteren, ook als zij geen kapitaal kunnen inleggen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?
Het kabinet hecht sterk aan lokale eigendom en betrokkenheid. In het Klimaatakkoord is daarom afgesproken dat voor grootschalige opwek van hernieuwbare elektriciteit op land gestreefd wordt naar 50% eigendom van de lokale omgeving. Hierbij dient opgemerkt te worden dat investeren in een windproject ondernemerschap is. Dat vergt mee-investeren en daarbij loopt de investeerder risico. Het streven voor de eigendomsverhouding is een algemeen streven voor 2030. De bedragen die hiermee gemoeid zijn kunnen verschillen per project en per investeerder. Windparken houden zich aan de NWEA-gedragscode waardoor er standaard 40 tot 50 cent per MW wordt afgedragen aan het gebiedsfonds. Het meeprofiteren van de omgeving van windprojecten is geen primair doel van de SDE++. Binnen de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE), die ook windprojecten faciliteert, is het lokale aspect juist een voorwaarde voor subsidie. Deze regeling verschilt dan ook in opzet en aanvraagvereisten van de SDE++.
Hoe kijkt u aan tegen een verplichting om een deel van de winst van een wind-op-landproject te delen met de omgeving?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 9 is draagvlak bij hernieuwbare energieprojecten belangrijk. Mede daarom is in het Klimaatakkoord het streven naar 50% eigendom van de lokale omgeving vastgelegd. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 2 probeer ik de SDE++ zo vorm te geven dat de regeling bijdraagt aan een kosteneffectieve energietransitie en tegelijkertijd overwinsten zoveel mogelijk worden vermeden. Een verplichting om een deel van de winst van windprojecten te delen met de omgeving is in de praktijk niet goed uitvoerbaar, ook omdat het meenemen van de lokale omgeving om maatwerk vraagt. Ik vertrouw erop dat de gemaakte afspraken in het Klimaatakkoord waarnaar ik eerder verwees, zorg zullen dragen voor voldoende participatie en eigendom van de lokale omgeving.
De antwoorden op schriftelijke vragen over fors hogere elektriciteits- en gasprijzen |
|
Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u in uw antwoorden niet veel te optimistisch over de vulgraad van de gasopslagen in Nederland? Hoe komt het dat u veel hogere percentages voor de vulgraad van de gasopslagen presenteert dan in de online publieke data (AGSI) is te vinden?1 2
Zie het antwoord op de vragen 2 en 3.
Klopt het dat de hoogcalorische gasopslagen op dit moment (27 december) een vulgraad van 21% hebben in plaats van de door u gepresenteerde 45%?
De gepresenteerde 45% was de vulgraad aan het begin van de tweede week van december van de Nederlandse opslagen voor hoogcalorisch gas gecombineerd met de vulgraad net over de grens met Duitsland gelegen opslagen voor hoogcalorisch gas in Duitsland die vanuit Nederland direct toegankelijk zijn. Aan het begin van de tweede week van december was de vulgraad van uitsluitend de Nederlandse opslagen voor hoogcalorisch gas 35%.
Klopt het dat de laagcalorische gasopslagen op dit moment (27 december) een vulgraad van 54% hebben in plaats van de door u gepresenteerde 60%?
De gepresenteerde 60% was de stand van zaken aan het begin van de tweede week van december.
Kan het verschil voor de laagcalorische gasopslagen geheel of gedeeltelijk verklaard worden door de gasopslagen net over de grens bij Enschede, die op het Nederlandse gastransportnet zijn aangesloten?
Zoals aangegeven in het antwoord (voetnoot 6) op de eerdere Kamervragen zijn bij de gepresenteerde cijfers de over de Duitse grens gelegen laagcalorische gasbergingen, die exclusief op Nederlandse net zijn aangesloten, meegenomen.
Als deze cijfers kloppen, staat u dan nog steeds op het standpunt dat de gasopslagen voldoende gevuld om leveringszekerheid te borgen voor de beschermde gebruikers?
Alle Nederlandse beschermde afnemers gebruiken laagcalorisch gas. Om de leveringszekerheid van deze afnemers te borgen heeft het kabinet met Shell, ExxonMobil en NAM in het zogenaamde Norg Akkoord afspraken gemaakt over de inzet van de gasopslagen Alkmaar, Norg en Grijpskerk in de komende jaren. Niet alleen is vastgesteld dat de laagcalorische opslagen bij het begin van de koudeseizoen voldoende gevuld moeten zijn, maar ook dat er tot en met het einde van de koudeseizoen voldoende gas in de opslagen moet blijven.
Klopt uw stellingname dat volgens de Europese netbeheerders ENTSO-G de Europese gasopslagen in principe voldoende gevuld moeten zijn om ook een koude winter door te komen, aangezien ENTSO-G slechts berekend heeft of er voldoende gastransportinfrastructuur is om de gewenste volumes te transporteren, maar geen uitspraken doet of er wel voldoende gas is?
ENTSOG heeft aangegeven dat een vulgraad van 77% aan het begin van het koude seizoen in principe voldoende is om een koude winter door te komen. ENTSOG gaat er daarbij vanuit dat er geen verstoring optreedt in de gaslevering.
Bent u bekend met de disclaimer die ENTSO-G in haar rapporten maakt op dit punt3 , namelijk dat «The Security of Supply results should be interpreted as an assessment of the ability of the gas infrastructure to allow for an efficient cooperation of the EU Member States to cope with an unusual cold winter season under different scenarios. The EU-wide simulation is not a forecast of the expected gas supply situation»?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Pas wanneer er een ernstig fysiek tekort aan gas ontstaat dat niet meer door de markt op grond van prijssignalen en vrijwillige afschakeling kan worden opgevangen, wordt het Bescherm- en Herstelplan Gas ingeroepen, maar is dat niet te laat? Is het niet verstandig om eerder al verbruikers op te roepen waar mogelijk vrijwillig minder gas te verbruiken? Bijvoorbeeld kantoorpanden die nu niet of maar zeer beperkt in gebruik zijn en toch verwarmd worden?
Het Bescherm- en Herstelplan kent de volgende drie niveaus van crisis
Bij elk van deze niveaus van crisis horen andere maatregelen. Een oproep om minder gas te verbruiken is de eerste maatregel die wordt afgeroepen als er sprake is van een noodsituatie. Als er sprake is van één van de andere niveaus van crisis dan is de markt in staat om eventuele tekorten op te vangen. Dat kan uiteraard ook door vrijwillig af te zien van het gebruik van gas.
Overigens heeft op dit moment nog geen enkele lidstaat een niveau van crisis afgekondigd.
De export van vervuilende brandstoffen naar Afrika |
|
Henri Bontenbal (CDA), Jaco Geurts (CDA) |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Toezichthouder poldert over export vieze brandstof, geduld is op bij Greenpeace»?1
Ja.
Klopt het dat de inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in gesprek is met een aantal Nederlandse raffinaderijen en inzet op het vrijwillig verlagen van het zwavelgehalte in brandstoffen bestemd voor de export naar West-Afrika? Zo ja, waarom is een beperkt aantal partijen geselecteerd en waarom alleen West-Afrika?
De eerder gepubliceerde onderzoeken van de ILT2 zijn gericht op West-Afrika, omdat de vanuit Nederland naar die regio geëxporteerde brandstoffen van erg lage kwaliteit zijn met schade aan mens en milieu tot gevolg. De ILT is in gesprek met brandstofproducenten en exporteurs waarvan bekend is dat zij vanuit Nederland op deze markt actief zijn.
Wat is het doel van deze gesprekken? Deelt u de mening dat het doel moet zijn om daadwerkelijk de emissies van voertuigen in West-Afrika te reduceren en een transitie op gang te brengen naar het gebruik van schonere brandstoffen?
Het doel van deze gesprekken van de ILT is toegelicht in eerdere antwoorden op Kamervragen:3 de ILT heeft de vanuit Nederland opererende oliemaatschappijen, raffinaderijen en handelaren medio vorig jaar laten weten dat export van dit soort brandstoffen in strijd is met de Nederlandse Wet milieubeheer en de bedrijven dus opgeroepen om hun zorgplicht na te komen en met een plan van aanpak voor een snelle en effectieve transitie naar de gewenste brandstofkwaliteit voor export.
Inderdaad is het zaak om emissies van voertuigen wereldwijd te reduceren, ook in West-Afrika.
Kunt u onderbouwen dat de gekozen aanpak daadwerkelijk leidt tot emissiereductie in West-Afrika? Klopt het dat de landen in West-Afrika deze brandstoffen kopen omdat deze veel goedkoper zijn dan laagzwavelige brandstoffen? Deelt u de zorg dat wanneer raffinaderijen in Nederland abrupt gedwongen worden de export van de meer vervuilende brandstoffen te staken, dit zal betekenen dat deze landen dezelfde brandstoffen zullen betrekken uit andere landen (China, etc.)?
Gezondheidsschade door schadelijke producten staat mondiaal hoog op de politieke agenda. Ook laagwaardige brandstoffen zijn nadrukkelijk onderwerp van internationaal overleg. De eerder verschenen onderzoeken van TNO4, de NGO «Public Eye»5 en de ILT6 schetsen alle hetzelfde beeld: autobrandstoffen met gehalten zwavel, benzeen en mangaan – die veel hoger liggen dan de Europese standaarden – worden door Nederlandse en andere Europese bedrijven geëxporteerd naar landen, vooral in Afrika, waar de normen voor deze autobrandstoffen veel minder streng zijn of nog ontbreken.
De prijs aan de pomp van laagwaardige brandstoffen in West-Afrika is afhankelijk van veel factoren. Gezondheidswinst is relatief eenvoudig en goedkoop te behalen, bijvoorbeeld door brandstoffen grotendeels te ontzwavelen of door het gehalte aan benzeen en schadelijke metalen te verlagen.
Zelfs als de landen die nu laagwaardige brandstoffen afnemen, gelijksoortige brandstoffen gaan afnemen van producenten buiten Nederland, blijft het belangrijk dat in Nederland gevestigde bedrijven stoppen met het exporteren van brandstoffen, die o.a. grote gezondheidsschade kunnen aanrichten. De positie van Nederland in internationaal overleg over brandstofnormen wordt versterkt als het niet langer zelf verdient aan de laagwaardige brandstoffen. Landen die het ontstane gat in de markt zouden willen opvullen, zouden daarmee hun positie in het mondiale politieke speelveld verzwakken. Dit is bij deze landen bekend. Dat geldt in versterkte mate voor landen in de EU.
Ook de raffinaderijen in de landen die de wegvallende leveranties uit Nederland zouden kunnen overnemen zijn in staat schone brandstoffen te produceren. Die vormen immers het grootste deel van de wereldmarkt. Als de Nederlandse producenten, met een significant marktaandeel, een eerste stap zetten, geeft dat in principe andere producenten ruimte om een soortgelijke transitie te maken.
Om een einde te maken aan het nog resterende gebruik van laagwaardige brandstoffen hanteert het kabinet een driesporenbeleid. Ten eerste draagt Nederland actief bij aan nieuwe (internationale) afspraken over de import van laagwaardige brandstoffen door onder meer West-Afrikaanse landen. Een aanzienlijke verhoging van brandstofstandaarden door importerende landen zelf is een zeer effectieve maatregel om de kwaliteit van de uitgevoerde brandstoffen te verbeteren. Het United Nations Environment Programme (UNEP) zet zich mondiaal in om te komen tot adequate brandstof- en voertuignormen. In dat kader is het zeer positief dat vijftien West-Afrikaanse landen, verenigd in de Economic Community of West African States (ECOWAS), in 2020 samen hebben besloten tot onder meer veel strengere brandstofnormen. Nederland draagt meerjarig, financieel bij aan de hierboven beschreven inzet van UNEP. Daarnaast, zoals in de beantwoording van eerdere Kamervragen gedeeld is met uw Kamer7, deelt de ILT al haar rapporten over de export van laagwaardige brandstoffen publiekelijk en is over de conclusies nauw contact met UNEP om via deze VN-organisatie een zo breed mogelijke groep van landen te bereiken.
Ten tweede zet ik mij in voor het maken van (bij voorkeur internationale) afspraken over de export van goede kwaliteit brandstoffen. Het meest effectieve instrument hiervoor is het aanpassen van wet- en regelgeving, zowel op nationaal als op Europees vlak. Ik verken momenteel de mogelijkheden hiertoe.
De ILT voert daarnaast gesprekken met de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) en het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid om met hen te onderzoeken wat de handhavingsmogelijkheden zijn in België. Gelet op het forse marktaandeel van de export vanuit Belgische en Nederlandse havens (>25%), kan een positieve verandering hier al voor een wereldwijde verbetering zorgen.
Ten derde treedt de ILT zoals hierboven beschreven handhavend op in de richting van de vanuit Nederland opererende oliemaatschappijen, raffinaderijen en handelaren. De ILT is hiertoe bevoegd op basis van artikel 18.2b uit de Wet milieubeheer en spreekt deze bedrijven aan op het naleven van hun wettelijke zorgplicht. Zie ook antwoord 2 en 3.
Naast dit driesporenbeleid, verwacht het kabinet van bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Dit betekent dat bedrijven, waaronder brandstofproducenten, de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart moeten brengen en dat zij deze risico’s moeten aanpakken en voorkomen. In de beleidsnota Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)8 heeft het kabinet aangegeven dat IMVO-wetgeving nodig is om IMVO te bevorderen. In het coalitieakkoord heeft het kabinet aangegeven op EU-niveau IMVO-wetgeving te bevorderen en nationale IMVO-wetgeving in te voeren, die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en implementatie van mogelijke EU-regelgeving.
Bent u bereid nader extern onderzoek te laten doen naar de meest effectieve aanpak om de toepassing van laagzwavelige brandstoffen in arme landen te stimuleren en hierover met de Kamer in gesprek te gaan?
De hierboven beschreven stappen vloeien voort uit een internationaal gevolgde aanpak. Extra onderzoek naar de meest effectieve aanpak acht ik daarom niet zinvol. De ILT houdt mij op de hoogte van hun bevindingen en van eventueel handhavend optreden. Vanzelfsprekend zal ik ook uw Kamer hierover informeren.
Overigens ligt het in de rede dat de producenten, in het kader van het door de ILT gevraagde plan van aanpak, onderzoeken welke aanpak de meeste kans geeft om hun huidige marktpositie in de landen die laagwaardige brandstoffen afnemen te behouden met leveranties van schone brandstoffen. Ik zal de Kamer ook graag op de hoogte houden van de ontwikkelingen op dit punt.
Wat zouden voor Nederland de gevolgen zijn voor het energieverbruik en uitstoot van broeikasgassen als Nederlandse raffinaderijen op korte termijn gedwongen worden de brandstoffen te ontzwavelen?
De uitstoot van Nederlandse raffinaderijen maakt deel uit van het Europese emissiehandelssysteem (ETS). De uitstoot van Nederlandse raffinaderijen mag hierdoor niet toenemen, waardoor deze raffinaderijen extra zullen moeten reduceren of extra emissierechten zullen moeten kopen.
Zijn de gesprekken en eventueel daaruit volgende afspraken die het ILT heeft en maakt met deze raffinaderijen in lijn met de Mededingingswet of wetgeving in andere landen? Met andere woorden: mogen deze bedrijven onder leiding en druk van het ILT wel onderlinge afspraken maken?
De ILT heeft hier aandacht voor en heeft hierover doorlopend contact met de ACM. Een eventuele interventie van de ILT is niet hetzelfde als onderlinge (prijs)afspraken tussen brandstofproducenten/-handelaren.
Klopt het dat ILT voornemens is een beleidsregel te publiceren om verdere ontzwaveling juridisch af te dwingen? Welke juridische grondslag bestaat daarvoor?
De ILT is bij artikel 18.2b Wet milieubeheer bevoegd te handhaven op de zorgplicht conform artikel 9.2.1.2 van de Wet milieubeheer. De ILT kan beleidsregels opstellen om bestaande wet- en regelgeving te verduidelijken en om beoogde handhaving en toezicht op die wet- en regelgeving toe te lichten. Beleidsregels zijn daarmee een effectief instrument om (nationaal) een level playing field te bereiken.
Is een internationale aanpak, binnen Europa en samen met landen in Afrika, niet veel effectiever dan een solitaire aanpak door het ILT? Met welke landen spreekt u hierover? Bent u bereid dit gesprek, als dat niet gevoerd wordt, alsnog te gaan voeren?
Zie ook de antwoorden op vraag 4 en 5. Het tegengaan van de export van laagwaardige brandstoffen is een meersporenbeleid, waarbij handhaving door de ILT één spoor is. In samenwerking met UNEP wordt gesproken met ontvangende landen om te komen tot adequate brandstof- en voertuignormen. Dit neemt niet weg dat de vanuit Nederland opererende bedrijven de verantwoordelijkheid hebben om schade door eigen toedoen te voorkomen en zich moeten houden aan hun wettelijke zorgplicht.
De leveringszekerheid van elektriciteit in Nederland |
|
Henri Bontenbal (CDA), Silvio Erkens (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Afstemming tussen landen nodig om leveringszekerheid in Europa te behouden»?1
Ja.
Deelt u de hoofdconclusie van Entso-E in de Eraa dat het Europese elektriciteitssysteem de energietransitie kan doorstaan zonder in te boeten op leveringszekerheid, maar dat daar wel «planning, coördinatie en, waar nodig, gericht ingrijpen» voor nodig is? Hoe geeft u die planning, coördinatie en gericht ingrijpen vorm?
De European Resource Adequacy Assessment (ERAA) 2021 is aan de orde geweest tijdens bijeenkomsten van het Pentalateraal energieforum (samenwerkingsverband tussen België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk) en in Europees verband in de Electricity Coordination Group besproken tussen lidstaten, toezichthouders en TSO’s. Ik verwacht dat dat ook zal gebeuren met de ERAA 2022. In Pentalateraal verband (Nederland, Duitsland, België, Luxemburg, Frankrijk, Oostenrijk en Zwitserland) is in april 2020 ook de derde monitoring van de leveringszekerheid uitgebracht (Third Pentalateral Generation Adequacy Assessment). Ik verwacht dat deze coördinatie, mede als gevolg van de snelle veranderingen van de Europese elektriciteitsmarkt, in Pentalateraal en Europees verband alleen maar zal toenemen.
Op 2 juli 2021 informeerde de Staatssecretaris Klimaat en Energie uw Kamer over de leveringszekerheid van elektriciteit (Kamerstuk 29 023, nr. 269) en de aanpassingen die TenneT doorvoert in jaarlijkse nationale monitoring om in deze veranderende elektriciteitsmarkt, de leveringszekerheid goed te kunnen blijven monitoren. Door jaarlijks ook nationaal tot tien jaar vooruit te monitoren, houden we de situatie in de landen om ons heen en de effecten die dat heeft op de importmogelijkheden in de gaten.
Het is niettemin aan de lidstaten zelf om beleid te voeren op bijvoorbeeld kern- en kolencentrales, maar even zo goed op (de toename van) wind, zon en (ombouw van of nieuwe) gascentrales. Dat geldt voor Nederland, maar ook voor de ons omringende landen. In reactie op de vraag naar gericht ingrijpen heeft de Staatssecretaris Klimaat en Energie in dezelfde brief van 2 juli 2021 het kader leveringszekerheid beschreven dat volgt uit de Elektriciteitsverordening. Introductie van een strategische reserve is de voorkeursoptie. Een strategische reserve voor de elektriciteitsvoorziening is een vorm van productievermogen of vraagrespons die buiten de markt staat en op momenten van schaarste kan worden ingezet. De inzet van de strategische reserve wordt aan regels gebonden. De voorstellen voor de Energiewet bevatten een grondslag om TenneT op te kunnen dragen een strategische reserve in te richten. Daarnaast voert de ACM momenteel een onderzoek uit naar de Value of lost load (VoLL) voor Nederland. De VoLL is een centraal begrip bij het analyseren van de leveringszekerheid. Een dergelijke studie volgens een Europees geharmoniseerde methodiek is nodig, mocht ooit de stappen uit het kader leveringszekerheid afgelopen moeten worden.
Klopt het dat in het rapport Monitor Leveringszekerheid van Tennet van begin 2021 wordt verwacht dat vanaf 2025 Nederland afhankelijk kan worden van stroomimport uit het buitenland? Klopt het dat Tennet verwacht dat de ons omringende landen kunnen voorzien in de benodigde elektriciteitsproductie, maar dat Tennet tegelijkertijd ook zegt dat Nederland geen invloed heeft op het beleid in de ons omringende landen? In hoeverre kunnen we dan zeggen dat er sprake is van voldoende leveringszekerheid?
Ja. Op basis van de gegevens die gebruikt zijn voor die monitor is in het buitenland voldoende elektriciteitsproductievermogen beschikbaar voor export naar Nederland. TenneT kijkt daarbij dus jaarlijks naar de mogelijkheden die het buitenland heeft om naar Nederland te exporteren.
Uit de recente Monitoring Leveringszekerheid 2021 blijkt hetzelfde beeld. Hierin staat dat het operationele thermische productievermogen in Nederland is gestegen tot een niveau van 23,7 GW in 2021. Daarna is er tot aan 2030 sprake van een afname tot een totaal operationeel thermisch vermogen van 16,3 GW in 2030. Het advies luidt dat deze verdere afname van het conventionele vermogen op de middellange tot lange termijn (2025–2030) resulteert in een grotere wederzijdse afhankelijkheid van Noordwest-Europese landen om aan hun leveringszekerheid te voldoen. Ook voor Nederland ontstaan daarmee grotere risico's voor de leveringszekerheid. In dit kader is het volgens TenneT belangrijk de voorgenomen vergroting van de interconnectie te realiseren, de ontwikkelingen in het buitenland nauwlettend te blijven volgen en dat versnelling van elektrificatie hand-in-hand gaat met voldoende flexibiliteit aan zowel aanbod- als vraagzijde.
Zoals ook in het antwoord op vraag 2 beschreven, verwacht ik dat de internationale afstemming in pentalateraal en Europees verband alleen maar zal toenemen rondom de jaarlijkse ERAA en zomer- en winter «outlook» van ENTSO-E. Die kennis wordt ook meegenomen in de jaarlijkse nationale monitoring door TenneT, die rekening houdt met de verwachte interconnectiecapaciteit, ontwikkelingen in het buitenland en elektrificatie en ontwikkeling van flexibiliteit aan de aanbod- en vraagkant in Nederland en daarbuiten. Als de vooruitzichten sterk verslechteren, kan dat TenneT aanleiding geven om te adviseren een strategische reserve in te richten, zoals ook beschreven in het antwoord op vraag 2.
Bent u bekend met de studie van het Energiewirtschaftliches Institut an der Universität zu Köln (EWI) «Auswirkungen des Koalitionsvertrags auf den Stromsektor 2030»?2
Ja.
Kunt u schetsen welke gevolgen het nieuwe Duitse regeerakkoord heeft voor de elektriciteitsvoorziening en leveringszekerheid voor in West-Europa? Neemt Tennet deze ontwikkelingen mee in haar Monitor Leveringszekerheid die begin 2022 gepubliceerd wordt?
Het nieuwe Duitse regeerakkoord zal eerst moeten worden uitgewerkt in concrete maatregelen. Pas daarna wordt duidelijk wat dit betekent voor de toekomstige leveringszekerheid in West-Europa. Dit wordt niet alleen bepaald door het vermogen dat sluit, maar ook door verandering in de mogelijkheid van import en export, opslag, vraagrespons, een deel (regelbaar) vermogen dat ervoor in de plaats komt en van de ontwikkeling van de elektriciteitsvraag. Voor wat betreft de export vanuit Nederland naar Duitsland is het van belang dat de dag vooruitmarkt in Europa zo is ingericht dat de export zodanig wordt begrensd, dat er geen fysiek tekort kan optreden in betreffende exporterende landen. Een eventueel tekort in Duitsland, als import uit omliggende landen niet volstaat of mogelijk is, zal uiteindelijk dan in Duitsland moeten worden opgelost. Als de importmogelijkheden afnemen door minder dan verwachte toename van de interconnectiecapaciteit of door ontwikkelingen in het buitenland, zal dat TenneT lijkse monitoring eerder aanleiding geven om te adviseren een strategische reserve in te richten.
In de recente Monitoring Leveringszekerheid 2021 van TenneT zijn de vraag- en aanbodontwikkelingen in de rest van Europa gebaseerd op het «Ten-Year Network Development Plan» (TYNDP) 2020 en ERAA 2021. Daarmee zijn de gevolgen van het nieuwe Duitse regeerakkoord nog geen onderdeel van deze monitoring. Voor de monitoring 2022 zal opnieuw worden gekeken naar de meest actueel beschikbare scenario’s om de monitoring op te baseren, mogelijk die van het TYNDP 2022 en/of de ERAA 2022. Overigens geldt dit ook voor het coalitieakkoord 2021–2025 in Nederland, waarin afspraken zijn gemaakt over het open houden van Borssele, ombouw van gascentrales en het zetten van de benodigde stappen voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales, wat invloed kan hebben op het beschikbare thermische vermogen in Nederland.
Bent u bekend met het rapport «Adequacy and Flexibility Study for Belgium» van de Belgische TSO Elia?3
Ja.
Herkent u het beeld dat België al de komende jaren afhankelijk zal zijn van de import van elektriciteit gedurende een flink aantal uren per jaar? Wat betekent de conclusie van het rapport dat België dringend nieuwe productiecapaciteit nodig heeft om de leveringszekerheid op orde te houden na de geplande nucleaire exit voor het Nederlandse beleid t.a.v. elektriciteitsproductie?
Ja. In de Monitoring Leveringszekerheid 2020 en ook in die van 2021 is rekening gehouden met de geplande nucleaire exit in België eind 2024. Tegelijk is ook rekening gehouden met een toename van het gasvermogen in België in 2025. Als het beeld verandert over de mate waarin België nieuwe productiecapaciteit kan realiseren, zal dat in het jaarlijkse «Rapport Monitoring Leveringszekerheid» van TenneT worden meegenomen. Het Nederlandse beleid ten aanzien van elektriciteitsproductie verandert op dit moment niet als gevolg van de conclusie van het rapport.
Klopt het dat eind dit jaar nog 4 GW kerncentrales in Duitsland uit bedrijf wordt genomen en volgend jaar opnieuw 4 GW? Wat betekent dit voor de leveringszekerheid van de elektriciteitsvoorziening in West-Europa? Betekent dit niet dat Duitsland sterk afhankelijk wordt van elektriciteitsproductie uit kolen en gas, ook uit omringende landen?
Ja. In de recente Monitoring Leveringszekerheid 2021 is rekening gehouden met de geplande nucleaire exit in Duitsland eind 2022. De betekenis voor de leveringszekerheid van de elektriciteitsvoorziening in West-Europa wordt niet alleen bepaald door het vermogen dat sluit, maar ook door verandering in de mogelijkheid van import en export, opslag, vraagrespons, een deel (regelbaar) vermogen dat ervoor in de plaats komt en van de ontwikkeling van de elektriciteitsvraag. Niettemin betekent het sluiten van kerncentrales dat extra elektriciteitsproductie uit wind, zon, gas- en kolencentrales nodig is in Duitsland zelf of in andere landen om in dezelfde vraag te voorzien. Het in de brief van 2 juli 2021 (Kamerstuk 29 023, nr. 269) aangekondigde onderzoek naar de ontwikkeling van CO2-vrije flexibiliteit in inmiddels ook openbaar gemaakt4, onder andere voor verdere bespreking met partijen uit het klimaatakkoord en extra inzichten voor marktpartijen.
Als de ons omringende lidstaten de komende jaren grote veranderingen doorvoeren in hun elektriciteitsproductiepark en ook steeds afhankelijker worden van import en export van elektriciteit, hoe voorkomen we dan dat landen op elkaar rekenen qua import van elektriciteit die er straks niet tegelijkertijd voor elk land zal kunnen zijn?
De jaarlijkse Europese (EERA, zomer- en winteroutlook) en nationale monitoring zullen dit inzichtelijk moeten maken. De conclusie uit zowel de EERA als de recente Monitoring Leveringszekerheid 2021 luidt dat in de komende jaren de leveringszekerheid van elektriciteit in Nederland toereikend is. De afname van het conventionele vermogen op de middellange tot lange termijn (2025–2030) resulteert in een grotere wederzijdse afhankelijkheid van Noordwest-Europese landen om aan hun leveringszekerheid te voldoen. Ook voor Nederland ontstaan daarmee grotere risico's voor de leveringszekerheid.
In dit kader is het volgens TenneT belangrijk de voorgenomen vergroting van de interconnectie te realiseren, de ontwikkelingen in het buitenland nauwlettend te blijven volgen en dat versnelling van elektrificatie handinhand gaat met voldoende flexibiliteit aan zowel aanbod- als vraagzijde. In deze monitor zijn de maatregelen uit het Coalitieakkoord 2021–2025 met betrekking tot de ombouw van de gascentrales, het openhouden van de kerncentrale Borssele en de stappen voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales nog niet meegenomen. Voor wat betreft de actuele situatie in de gasmarkt en voorbereidingen ten aanzien van het uitvoeren van het Bescherm- en Herstelplan Gas verwijs ik u naar de gelijktijdig met deze antwoorden verzonden brief hierover.
Wat betekenen al deze ontwikkelingen voor de elektriciteitsproductie uit kolen en gas in Nederland en de mate van import naar het buitenland? Wat betekent dit voor de uitstoot binnen de Nederlandse grenzen? Wordt het niet hoogt tijd een correctiemechanisme voor import en export van elektriciteit te introduceren in de berekeningen van de CO2-uitstoot in Nederland (zoals verzocht in de motie Erkens/Bontenbal, Kamerstuk 32 813, nr. 762)?
In de Klimaat- en Energieverkenning 2021 (KEV 2021, Kamerstuk 32 813, nr. 901) heeft PBL de puntwaarde voor de Nederlandse elektriciteitssector losgelaten en vervangen door een bereik voor de «buitenlandonzekerheid». Het is volgens PBL niet mogelijk een goede puntwaarde voor de elektriciteitssector te ramen. De activiteiten in de Nederlandse elektriciteitssector zijn afhankelijk van ontwikkelingen buiten Nederland, zoals de brandstof- en CO2-prijzen en de vraag naar en het aanbod van elektriciteit in de andere Europese landen. Door de goede verbindingen van het Nederlandse elektriciteitsnetwerk met omringende landen zijn grote en snelle variaties in de import en export van elektriciteit mogelijk. De emissieraming voor 2030 in de Nederlandse elektriciteitssector viel in de KEV 2021 wat lager uit. PBL verwacht dat er minder elektriciteitsexport zal plaatsvinden doordat de groeiverwachtingen voor hernieuwbare elektriciteit buiten Nederland naar boven zijn bijgesteld. PBL verwacht ook dat de capaciteit van gascentrales toeneemt, maar in welke mate is onzeker. Dit kan aanzienlijke consequenties hebben voor de import en export van elektriciteit in Duitsland en België, en daarmee voor de productie van Nederlandse centrales. Een correctiemechanisme voor import en export wordt, zoals de motie verzoekt, bekeken bij de aanpassing van de Klimaatwet.
Bent u bekend met het artikel «Kans op «brown-out» groter met nieuw CO2-plafond kolencentrales»?4
Ja.
Klopt het dat Tennet zich zorgen maakt over de leveringszekerheid nu Nederland het plafond van 35% aan de CO2-uitstoot van kolencentrales invoert? Klopt het dat deze ontwikkeling niet in de nieuwe Monitor Leveringszekerheid van Tennet een plek heeft gekregen? Bent u bereid met Tennet in overleg te treden om na uitkomst van het rapport begin 2022 binnen twee maanden een actualisatie van dat rapport te maken, waarin de nieuwe ontwikkelingen in Nederland, Duitsland en België wel een plek hebben gekregen?
Er zijn in de rapportage van TenneT van 20 april 2020 drie varianten onderzocht: definitieve sluiting van de drie nieuwe centrales in 2021, tijdelijke sluiting van de drie nieuwe centrales in 2021, 2022, 2023 en alle drie de nieuwe centrales draaien op het technisch minimum in 2021, 2022, 2023 en kunnen niet opregelen. Bij de vormgeving van het plafond van 35% aan de CO2-uitstoot van kolencentrales is nadrukkelijk rekening gehouden met het belang van leveringszekerheid van elektriciteit. Zowel door het percentage niet lager te stellen dan 35% als door de keuze om de beperking vorm te geven als een plafond op jaarbasis. Het plafond op jaarbasis biedt kolencentrales ruimte om gedurende periodes met schaarste (hoge prijzen/winterperiodes) maximaal beschikbaar te zijn en daarmee bij te dragen aan de leveringszekerheid. Dit is op basis van de huidige inzichten en geldende marktomstandigheden. Ik houd de toekomstige ontwikkelingen op de elektriciteitsmarkt nauwlettend in de gaten, evenals het effect van de productiebeperking hierop. Als ik tot de conclusie kom dat deze maatregel tot onaanvaardbare risico’s leidt voor de leveringszekerheid van elektriciteit of de voorzieningszekerheid van gas, zal ik maatregelen nemen om dit te voorkomen.
In de monitor leveringszekerheid van TenneT is rekening gehouden met 4 GW kolenvermogen in 2022. De productiebeperking ziet op het beperken van kolenstook voor elektriciteitsproductie, waardoor de Amercentrale (0,6 GW), die vooral biomassa verbrandt, niet wordt beperkt door de maatregel. De MPP3 centrale van Uniper (1,1 GW) verbrandt naast kolen ook reststromen. Deze reststromen worden redelijk gelijkmatig over het jaar aangeleverd bij de centrale en hebben een beperkte opslagcapaciteit, waardoor naar verwachting de verbranding van deze reststromen ook gelijkmatig over het jaar zal plaatsvinden. Hierdoor zal naar verwachting de MPP3-centrale meer dan andere centrales die geraakt worden door deze maatregel, gelijkmatig over het jaar elektriciteit leveren, waarbij Uniper binnen de technische mogelijkheden en het gestelde CO2-plafond vrij is meer of minder te produceren afhankelijk van de marktprijzen. De Staatssecretaris Klimaat en Energie heeft besloten steun te verlenen zodat de kolencentrale van Onyx Power in Rotterdam (0,7 GW) vrijwillig en volledig kan sluiten. Hierdoor blijft alleen de Eemshaven-centrale (1,6 GW) over waarbij het denkbaar is dat aan het begin van het jaar zoveel wordt gedraaid dat aan het einde van het jaar het plafond is bereikt. Daarbij moet worden bedacht dat de bijstook van biomassa niet ten kosten gaat van het plafond van 35% waardoor de centrales gemiddeld over het jaar een groter aandeel van hun capaciteit kunnen inzetten. Het plafond van 35% heeft in de monitoring 2021 geen plek gekregen. TenneT heeft inmiddels aangegeven voor het jaar 2022 binnen twee maanden een aanvullende analyse te zullen maken op de Monitoring Leveringszekerheid 2021 met betrekking tot de maatregelen voor de kolencentrales. In de Monitoring Leveringszekerheid 2022 zal opnieuw aandacht zijn voor de situatie in de landen om ons heen.
Bent u ook bezorgd over de leveringszekerheid van elektriciteit in Nederland in de komende jaren, nu de landen om ons heen grote veranderingen doorvoeren, terwijl coördinatie, afstemming en planning lijken te ontbreken? Loopt Nederland hiermee niet een groot risico? Wordt het niet hoog tijd voor een veel strakkere coördinatie tussen landen?
Zoals ook in het antwoord op vraag 3 aangegeven is in 2021 het operationele thermische productievermogen in Nederland gestegen tot een niveau van 23,7 GW. Volgens de monitor 2021 van TenneT leidt dit in 2022 tot een vermogensoverschot. De afname van het conventionele vermogen resulteert op de middellange tot lange termijn (2025–2030) in een grotere wederzijdse afhankelijkheid van Noordwest-Europese landen om aan hun leveringszekerheid te voldoen. Ook voor Nederland ontstaan daarmee grotere risico's voor de leveringszekerheid.
In de hoofdvariant van het scenario dat is gebaseerd op de Klimaat- en energieverkenning 2021 (KEV 2021) blijft de leveringszekerheid in 2030 binnen de norm. Ook in de basisvariant van het alternatieve scenario is dit het geval. Twee gevoeligheidsvarianten van het alternatieve scenario (vertraagde ontwikkeling van wind en zon, minder batterijen) laten een lichte overschrijding van de norm in 2030 zien. De maatregelen uit het Coalitieakkoord 2021–2025 met betrekking tot de gas- en kerncentrales zijn hierbij nog niet meegenomen. Voor de coördinatie verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Het bericht 'European gas prices shoot to new high as energy crunch worsens' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel van de Financial Times «European gas prices shoot to new high as energy crunch worsens»? Hoe apprecieert u de aanblijvende hoge energieprijzen en -krapte?1
Ja. De redenen voor de hoge gasprijs zijn onder meer aangegeven in de antwoorden op Kamervragen en in Kamerbrieven van 23 september 2021 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 19), 1 november 2021 (Kamerstuk 29 023, nr. 276) en 24 december 2021 (Aanhangsel handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1213). In de afgelopen periode was er door verschillende oorzaken sprake van krapte op de gasmarkt, niet alleen in de Nederland c.q. de EU maar wereldwijd (hoge vraag in Azië; grootschalige onderhoud en productie-onderbrekingen in Noorwegen en Rusland, etc.). Deze krapte werd versterkt doordat Gazprom in de afgelopen periode, in tegenstelling tot eerdere jaren, alleen zijn aangegane leveringsverplichtingen na kwam en niet of nauwelijks leverde op de spotmarkten. De markt reageerde hierop met sterke prijssignalen waarop met name industriële afnemers hun vraag terugbrachten. Daarnaast leidden de hoge prijzen in de afgelopen periode tot een sterke toename van de aanvoer van LNG, ook in Nederland (de GATE LNG-terminal kende in december een bezettingsgraad van 90% die opliep tot praktisch 100% in januari en ook voor februari wordt een hoge bezettingsgraad verwacht).
Door de brute inval van Rusland in Oekraïne zijn de gasprijzen inmiddels nog verder tot gestegen tot boven de 110 euro/ MWh, hetgeen de huidige onzekerheid in de markt reflecteert.
Deelt u de mening dat er de komende maanden serieuze risico’s bestaan voor een betaalbare en betrouwbare energievoorziening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn volgens u de grootste risico’s en wat gaat u hier aan doen?
In de afgelopen periode heeft de situatie op de gasmarkt reden tot zorg gegeven, In eerste instantie was er de zorg dat de Europese H-gasopslagen door een lage vulgraad aan het einde van de winter onvoldoende flexibiliteit zouden kunnen bieden in geval van een langdurige koude periode of onderbreking van het aanbod. Mede door de milde winter en forse toename van LNG-import heeft dit risico zich niet voorgedaan. Wel heeft de mondiale aanbodkrapte geleid tot fors hogere prijzen, hetgeen reden is geweest voor het kabinet om maatregelen te nemen om deze hoge prijzen te compenseren. In aanvulling daarop houdt het kabinet de betaalbaarheid van energie in den breedte nauwlettend in de gaten.
Om goed voorbereid te zijn op elke situatie heeft het kabinet de voorbereidingen getroffen voor het eventueel uitvoeren van het Bescherm- en Herstelplan Gas (Kamerstuk 29 023, nr. 252) onder de huidige wetgeving. Zie wat dit betreft de antwoorden op de vragen 3 en 4 en ook de Kamerbrief van 14 maart over gasleveringszekerheid. Een tweede zorg is het grote aandeel Russisch gas in de Europese gasimport. Via de geïntegreerde Europese gasmarkt raakt dit ook Nederland. In de Kamerbrief van 14 maart ben ik ingegaan op de acties op korte, middellange en lange termijn om deze afhankelijkheid te verminderen en tegelijkertijd de robuustheid van ons energiesysteem te versterken.
Wat heeft u gedaan om voorbereid te zijn op mogelijke tekorten de komende maanden? Welke instrumenten heeft u beschikbaar om tekorten af te wenden of om er zo goed mogelijk mee om te gaan? Welke instrumenten ontbreken er nog volgens u?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het kabinet naar aanleiding van de situatie in de gasmarkt voorbereiding gestart voor het eventueel uitvoeren van het Bescherm- en Herstelplan Gas onder de huidige wetgeving. Dit betreft onder andere het afschakelen van niet-beschermde grote gasverbruikers. Omdat niet op voorhand is te bepalen wat de aard van een crisis is, welke reactie dat precies vraagt en wat het actuele verbruik van bedrijven is, is er niet op voorhand een prioriteitskader of afschakelvolgorde te bepalen. Bij de 49 grootste industriële verbruikers van gas met 60 locaties wordt informatie verzameld over de mogelijkheden en effecten van afschakelen. Mocht er zich een crisis voordoen dan zal aan de hand van de situatie, het actuele gasverbruik en die verzamelde informatie bekeken worden hoe het gasverbruik veilig en met zo min mogelijk maatschappelijke gevolgen is terug te brengen, iets dat uiteraard in overleg met de dan betrokken bedrijven zal gebeuren
Heeft u naar aanleiding van de motie-Erkens (Kamerstuk 21 501-33, nr. 895) een prioriteringskader ontwikkelt dat ingezet kan worden bij een mogelijk gastekort? Specifiek voor de mogelijke afschaling van de productie van grote energieverbruikers? Hoe weegt u hierbij de rol van bestaande exportcontracten ten overstaande van de nationale behoefte?
Zoals in antwoorden op de vragen 2 en 3 aangegeven is het kabinet een voorbereiding gestart voor het eventueel uitvoeren van het Bescherm- en Herstelplan Gas onder de huidige wetgeving. Daarbij wordt dus expliciet aandacht besteedt aan de mogelijke afschaling van de productie van grote industriële gasverbruikers.
Het ingrijpen in de export van gas staat haaks op de gedachte van onderlinge solidariteit tussen lidstaten zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2017/1938 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid. Wel is in het Bescherm- en Herstelplan Gas aangegeven dat we in het geval van een noodsituatie als één van de eerste maatregelen met buurlanden in overleg zullen treden over het vrijwillig verminderen van de gasafname.
Wat betreft de omvang van de export geldt dat deze eerst en vooral wordt bepaald door de fysieke behoefte aan laagcalorisch gas bij eindgebruikers in België, Duitsland en Frankrijk en niet door exportcontracten. Het is ook die behoefte die, tezamen met de Nederlandse behoefte, leidend is bij de bepaling van het jaarlijks te winnen volume. Dit op basis van de raming die jaarlijks wordt opgesteld door GTS op grond van informatie van de netbeheerders uit de voornoemde landen. De bestaande leveringscontracten spelen daarbij geen rol, de netbeheerders hebben ook geen zicht op deze contracten.
Hierbij geldt verder dat België, Duitsland en Frankrijk grootschalige ombouwprogramma’s in gang hebben gezet waarbij miljoenen afnemers van laagcalorisch gas worden omgezet op andere energiebronnen. Zo zijn er in 2021 zijn er 925.000 afnemers in het buitenland omgeschakeld van laagcalorisch naar hoogcalorisch gas. Mijn Belgische ambtgenoot heeft inmiddels laten weten dat er een definitief besluit is genomen over de versnelling van de Belgische ombouw. Zoals eerder aangegeven door mijn voorganger in de Kamerbrief van 16 april 2021 (Kamerstuk 33 529, nr. 868) heeft dit de potentie om de export naar België al vanaf het gasjaar 2024–2025 te beëindigen. Ook Duitsland ziet versnellingsmogelijkheden vanaf 2026, waardoor de export in 2029 in plaats van 2030 beëindigd kan worden. De komende jaren blijft het ombouwtempo hoog en de verwachting is dat de export van laagcalorisch gas in 2029 volledig kan zijn afgebouwd.
Hoe staat het met de vullingsgraden van de Nederlandse gasvoorraden? Kunt u specifiek onderscheid maken tussen hoog- en laagcalorisch gas?
De opslagen voor laagcalorisch gas waren aan het begin van het koudeseizoen voor meer dan 80% naar behoren gevuld. Momenteel (begin maart) bedraagt deze vulgraad ca. 37%.
De Nederlandse opslagen voor hoogcalorisch gas waren aan het begin van het koudeseizoen voor 45% gevuld. Momenteel (medio maart) bedraagt deze vulgraad ca. 6%. Als wordt rekening gehouden met de opslagen voor hoogcalorisch gas in Duitsland die direct vanuit Nederland toegankelijk zijn dan bedraagt deze laatste vulgraad ca. 15%.
Hoe staat het met de gasvoorraden van andere EU-lidstaten?
Op dit moment (medio maart) zijn de Europese gasopslagen voor 26% gevuld (België: 16%, Duitsland: 25%, Frankrijk: 19%, Italië: 34% en Oostenrijk: 14%).
Deelt u de mening dat een te grote afhankelijkheid van import ons kwetsbaar maakt in deze energiecrisis? Buurlanden zetten immers ook in op import. Hoe garandeert u dat Nederland niet achteraan in de rij komt te staan? Deelt u de mening dat niet elk Europees land kan inzetten op import en dat het ergens gaat knellen?
Ik deel de mening dat een te grote afhankelijkheid van import, zeker als het één exporteur betreft, onverstandig is met het oog op leveringszekerheid en flexibiliteit in tijden van crisis. Met de eigen gaswinning uit de kleine velden en ook nog uit het Groningenveld is Nederland minder van import afhankelijk dan andere EU-lidstaten. Om deze afhankelijkheid verder te verminderen steunt het kabinet de gaswinning in de Noordzee en komen er verplichte vullingspercentages voor de gasvoorraden.
Daarnaast wordt ingezet op energie-efficiëntie en het stimuleren van het aanbod van hernieuwbare energiebronnen, door extra wind op zee, zon-op-dak, aardwarmte, groen gas en aquathermie. Tegelijkertijd worden de productie en import van waterstof opgeschaald. Hierbij gaan verduurzaming en afbouw van afhankelijkheid hand in hand.
Wat verwacht u dat het effect is van de verdere afbouw van kernenergie in Duitsland en België op de al broze situatie op de Europese energiemarkt? De samenstelling van de energiemix is een nationale keuze. Tegelijkertijd hebben de keuzes van onze buurlanden consequenties voor onze eigen leveringszekerheid. Bent u in gesprek met de regeringen van deze lidstaten hierover? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
TenneT brengt elk jaar een monitor leveringszekerheid uit. De leveringszekerheid van elektriciteit is momenteel op orde. De monitorrapportages die TenneT de afgelopen jaren heeft gepubliceerd, lieten hetzelfde beeld zien. In de recente Monitoring Leveringszekerheid 2021 is rekening gehouden met de geplande nucleaire exit in Duitsland eind 2022 en België in 2025. Tegelijk is ook rekening gehouden met een toename van het gasvermogen in België in 2025. Als het beeld verandert, bijvoorbeeld over de mate waarin België nieuwe productiecapaciteit kan realiseren, zal dat in het jaarlijkse «Rapport Monitoring Leveringszekerheid» van TenneT worden meegenomen. De European Resource Adequacy Assessment (ERAA) 2021 is aan de orde geweest tijdens bijeenkomsten van het Pentalateraal energieforum (samenwerkingsverband tussen België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk) en in Europees verband in de Electricity Coordination Group besproken tussen lidstaten, toezichthouders en transmissie systeem beheerders (TSO’s). Ik verwacht dat dat ook zal gebeuren met de ERAA 2022.
Onder leiding van het Pentalateraal energieforum is in april 2020 ook de derde monitoring van de leveringszekerheid uitgebracht (Third Pentalateral Generation Adequacy Assessment). Onder andere op deze wijze ben ik hierover in gesprek met de andere lidstaten en ik verwacht dat deze gesprekken, mede als gevolg van de snelle veranderingen van de Europese elektriciteitsmarkt, in Pentalateraal en Europees verband alleen maar zullen toenemen.
Vanaf begin januari zal in Nederland een productiebeperking gelden voor kolencentrales, gezien de hoge energieprijzen zullen de centrales waarschijnlijk veel van hun capaciteit in de eerste maanden van 2022 gebruiken; ontstaat er hierdoor het risico dat er eind 2022 onvoldoende capaciteit beschikbaar is mocht er zich weer krapte voordoen op de energiemarkt? Is er een clausule ingebouwd voor noodgevallen (bijvoorbeeld wanneer de leveringszekerheid in het geding zou komen)?
Uit de recente Monitoring Leveringszekerheid 2021 blijkt dat het operationele thermische productievermogen in Nederland is gestegen tot een niveau van 23,7 GW in 2021. Bij de vormgeving van deze beperking is nadrukkelijk rekening gehouden met het belang van leveringszekerheid van elektriciteit. Zowel door het percentage niet lager te stellen dan 35% als door de keuze om de beperking vorm te geven als een plafond op jaarbasis. Wanneer het plafond niet op jaarbasis geldt maar als minimum op elk moment, kunnen de kolencentrales in periodes met schaarste niet opregelen boven het wettelijk minimum. Het plafond op jaarbasis biedt kolencentrales ruimte om gedurende periodes met schaarste (hoge prijzen/winterperiodes) maximaal beschikbaar te zijn en daarmee bij te dragen aan de leveringszekerheid.
In de monitor leveringszekerheid van TenneT is rekening gehouden met 4 GW kolenvermogen in 2022. De productiebeperking ziet op het beperken van kolenstook voor elektriciteitsproductie, waardoor de Amercentrale (0,6 GW), die vooral biomassa verbrandt, niet wordt beperkt door de maatregel. De MPP3 centrale van Uniper (1,1 GW) verbrandt naast kolen ook reststromen. Deze reststromen worden redelijk gelijkmatig over het jaar aangeleverd bij de centrale en hebben een beperkte opslagcapaciteit, waardoor naar verwachting de verbranding van deze reststromen ook gelijkmatig over het jaar zal plaatsvinden. Hierdoor zal naar verwachting de MPP3-centrale meer dan andere centrales die geraakt worden door deze maatregel, gelijkmatig over het jaar elektriciteit leveren, waarbij Uniper binnen de technische mogelijkheden en het gestelde CO2-plafond vrij is meer of minder te produceren afhankelijk van de marktprijzen. De Staatssecretaris Klimaat en Energie heeft besloten steun te verlenen, zodat de kolencentrale van Onyx Power in Rotterdam (0,7 GW) vrijwillig en volledig kan sluiten. Hierdoor blijft alleen de Eemshavencentrale (1,6 GW) over, waarbij het denkbaar is dat aan het begin van het jaar zoveel wordt gedraaid dat aan het einde van het jaar het plafond is bereikt. Daarbij moet worden bedacht dat de bijstook van biomassa niet ten koste gaat van het plafond van 35%, waardoor de centrales gemiddeld over het jaar een groter aandeel van hun capaciteit kunnen inzetten. Ik verwacht daarom niet dat er aan het einde van het jaar onvoldoende capaciteit beschikbaar is. Er is in de wettelijke beperking geen clausule ingebouwd voor noodgevallen, maar ik houd de toekomstige ontwikkelingen op de elektriciteitsmarkt nauwlettend in de gaten, evenals het effect van de productiebeperking hierop. Als ik tot de conclusie kom dat deze maatregel tot onaanvaardbare risico’s leidt voor de leveringszekerheid van elektriciteit of de voorzieningszekerheid van gas, zal ik maatregelen nemen om dit te voorkomen.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Erkens (Kamerstuk 32 813, nr. 949) voor een onafhankelijk onderzoek naar de leveringszekerheid voor de komende 10–15 jaar?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 2 en 3 is het kabinet naar aanleiding van de situatie in de gasmarkt voorbereiding gestart voor het uitvoeren van het Bescherm- en Herstelplan Gas onder de huidige wetgeving. Daarnaast wordt bezien hoe de uitvoering van de motie-Erkens (Kamerstuk 32 813, nr. 949) het beste ter hand kan worden genomen. Gezien de mogelijke omvang van het onderzoek zal daarbij een aanbestedingsprocedure moeten worden gevolgd. Het kabinet zal zo spoedig mogelijk komen met de nadere invulling van het coalitieakkoord op het punt van de opslagverplichting. Zie wat dit alles betreft ook de Kamerbrief van 14 maart over gasleveringszekerheid.
De plannen voor het hyperscale datacenter van Facebookmoederbedrijf Meta in Zeewolde en andere datacenters |
|
Eva van Esch (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (VVD), Raymond Knops (CDA) |
|
![]() |
Hoe gaat u uitvoering geven aan de aangenomen motie Koffeman (Partij voor de Dieren) (Kamerstuk 35 925 XIV, H) die de regering vraagt om de verkoop van grond voor (hyperscale) datacenters op te schorten?1
De in de motie genoemde verkoop van Rijksgronden is actueel in de casus Zeewolde. Naar aanleiding van het gevestigde voorkeursrecht, in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten, moet het Rijk bij verkoop de gronden aanbieden aan de gemeente. Als grondeigenaar heeft de Staatsecretaris van BZK, mede namens de Ministers van BZK en LNV en de Staatssecretaris van EZK, voorwaarden gesteld voor de verkoop aan de gemeente Zeewolde. Deze voorwaarden liggen in het verlengde van keuzes in NOVI, zijn gebaseerd op een advies van het College van Rijksadviseurs (CRa) en betreffen maximale energiezuinigheid van servers, maximale opwekking van zonne-energie op daken en gevels van het datacenter, minimaal gebruik van water voor koeling en het gebruik van restwarmte voor een warmtenet. Op het moment dat Zeewolde hier aangepaste plannen voor indient zullen deze eerst worden getoetst en daarna beoordeeld.
Voor andere locaties is relevant dat het kabinet – zoals aangekondigd in het coalitieakkoord – naar aanleiding van het onevenredige beslag op duurzame energie in verhouding tot de economische en maatschappelijke meerwaarde, de landelijke regie voor hyperscale datacenters zal aanscherpen en ook de toelatingscriteria voor de vergunningverlening. Deze aanscherpingen zullen mogelijk ook doorwerken in de verkoop van Rijksgronden.
Bent u bereid om ook andere partijen dan het Rijksvastgoedbedrijf te vragen (tijdelijk) geen grond te verkopen voor de aanleg van nieuwe datacenters?
Op dit moment ga ik dat niet doen. Andere partijen maken eigen keuzes. Het kabinet geeft in dat verband met de keuzes in de NOVI en de in het coalitieakkoord aangekondigde aanscherping van beleid al een signaal af over zijn voorkeur over waar datacenters zich kunnen vestigen.
Waarom leek het u verstandig de afgelopen jaren een industrie naar Nederland te lokken die a) veel energie verbruikt en b) veel ruimte nodig heeft, terwijl Nederland a) een tekort heeft aan duurzame energie en b) een gebrek heeft aan ruimte om te bouwen?
Voor het beleid rond het aantrekken van datacenters naar Nederland verwijs ik u naar de antwoorden op vragen 2 en 3 van de vragen van het lid Van Dijk (PvdA) over het bericht «De rode loper voor datacenters» (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar, 2021–2022, nr. 1728).
Waarom voelen datacenters zich zo sterk aangetrokken tot Nederland? En op welke wijze is er (financieel/fiscaal) beleid gemaakt om datacenters extra te verleiden naar Nederland te komen? Kunt u in uw antwoord ook ingaan op de rol van de energiebelasting en netwerktariefkosten?2
Wereldwijd is er sprake van toenemende digitalisering van economie en maatschappij daarmee groeit de sector. Datacenters kiezen hun vestigingsplaats onder andere op basis van de betrouwbaarheid en mogelijkheid van aansluiting op het elektriciteitsnet en toegankelijkheid tot de internetkabels die Europa met de rest van de wereld verbindt. Ook zijn een stabiel politiek en gematigd klimaat belangrijk. Nederland scoort hoog op al deze punten en is daarom een centrale plek geworden voor datacenters in Europa. Amsterdam is een groot internetknooppunt mede vanwege zeer snelle en goede dataverbindingen naar het buitenland.
Er is geen specifiek beleid op het gebied van energiebelasting of netwerktarieven voor datacenters. De energiebelasting wordt geheven op basis van de hoeveelheid gebruikte elektriciteit en de nettarieven worden gebaseerd op het capaciteitsbelslag dat gebruikers leggen op het elektriciteitsnet en het afnamepatroon.
Kunt u bevestigen dat Nederland al decennia notoir slecht scoort in Europa op het gebied van duurzame energie?
Het aandeel duurzame energie in Nederland was in 2020 11,5%. Via een statistische overdracht met Denemarken voldeed Nederland aan het Europese doel van 14% in 2020. Het PBL constateert dat het doel uit het Energieakkoord van 16% in 2023 in beeld blijft. Nederland neemt een achterstandspositie in ten opzichte van andere landen in Europa. Dit komt onder andere door ons hoge aandeel energie-intensieve industrie, het relatief lage aandeel biomassa in onze warmtevoorziening en het ontbreken van hoogteverschillen waardoor waterkracht niet mogelijk is. Met de extra investeringen van € 7 miljard uit de Miljoenennota 2021 en het pakket van extra maatregelen uit het coalitieakkoord zet het kabinet in op het snel inhalen van deze achterstand.
Kunt u bevestigen dat in de Nationale Omgevingsvisie valt te lezen dat datacenters zich kunnen vestigen op locaties waar veel aanbod is van duurzame energie? Betekent het gegeven dat er nergens in Nederland voldoende duurzame energie is daarmee ook dat er geen ruimte is voor nieuwe datacenters?
De NOVI geeft aan dat datacenters zich daar kunnen vestigen waar (onder andere) op een duurzame manier in de energievraag kan worden voorzien via huidige of toekomstige energienetwerken. Voor hyperscale datacenters noemt de NOVI daarnaast dat vestiging kan waar veel aanbod van hernieuwbare energie is. Dit is het geval aan de randen van Nederland, zoals op bestaande locaties Eemshaven en Middenmeer. Hyperscale datacenters vestigen zich dan ook bij voorkeur daar.
De NOVI is een zelfbindend instrument waarin de rijksoverheid voor datacenters uit oogpunt van de kwaliteit voor de leefomgeving voorkeuren uitspreekt voor vestigingslocaties. De uiteindelijke afweging over het vestigen van datacenters is op dit moment daarom een afweging van het bedrijf zelf en de decentrale overheid. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 werkt het kabinet de komende periode uit hoe te komen tot een aangescherpte regie op hyperscale datacenters.
Wat is het effect van het aantrekken van dit soort – absoluut gezien – energieslurpers op het draagvlak voor de energietransitie?
Zie het antwoord onder vraag 4 van de beantwoording van de Kamervragen van het lid Leijten (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1726).
Wat is het effect van de komst van datacenters op de haalbaarheid van de energiedoelen? Kunt u in uw reactie niet alleen ingaan op de extra vraag naar energie die datacenters met zich meebrengen, maar vooral ook op het risico dat het kabinet zijn energiedoelen niet haalt als de vraag naar energie toeneemt?
In algemene zin kan gesteld worden dat naarmate het energieverbruik in Nederland toeneemt, de opgave groter wordt voor het behalen van de Nederlandse doelstellingen op het gebied van duurzame energieopwekking. Zie daarvoor ook het antwoord onder vraag 14 van de beantwoording van de Kamervragen van de leden Van Dijk, Nijboer, Thijssen (allen PvdA) en Kröger (GroenLinks) over «De rode loper voor datacenter Zeewolde» (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1727).
Het is nu nog niet te zeggen wat dit betekent voor het halen van de energiedoelen. Hiervoor is immers de implementatie van de Fit for 55 voorstellen van de Europese Commissie van belang en de uitwerking van de maatregelen uit het coalitieakkoord. Jaarlijks zal via de Klimaat- en Energieverkenning en de Klimaatnota de voortgang gemonitord worden en worden zonodig extra maatregelen getroffen, waarbij het kabinet zich richt op een hogere opgave dan 55% reductie van CO2 in 2030.
Welke rol spelen de lage energiebelasting en netwerktariefkosten die Nederland aanbiedt in de businessplannen van dit soort bedrijven?
Ik heb geen zicht op de precieze achterliggende kostenstructuur van datacenters maar ik heb niet de indruk dat de kosten voor energie of infrastructuur van doorslaggevend belang zijn bij een afweging om zich in Nederland te vestigen. Een goede internet infrastructuur en stabiel vestigingsklimaat zijn dat in veel grotere mate.
Hoe zijn de netwerktariefkosten verdeeld over consumenten, het midden- en kleinbedrijf, en grootverbruikers (zoals datacenters en hyperscale datacenters)? Klopt het dat grootverbruikers relatief veel minder betalen en consumenten relatief veel meer? Kunt u een overzicht geven waaruit duidelijk wordt wie wat betaalt?
De tarieven die afnemers betalen voor het gebruik van het elektriciteitsnet dienen gebaseerd te zijn op de werkelijke kosten. Daarnaast zijn belangrijke uitgangspunten voor de nettarieven dat deze niet mogen discrimineren en dat ze transparant moeten zijn. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in Europese regelgeving.
Het bovenstaande komt er in de praktijk op neer dat de netkosten worden verdeeld aan de hand van verdeelsleutels die een verband leggen tussen het gebruik van het elektriciteitsnet en de veronderstelde kosten die met dat gebruik gepaard gaan. Hierbij worden de kosten verdeeld over de gebruikers op basis van waar een aansluiting zich in de topologie van het elektriciteitsnet bevindt (het zgn. netvlak) omdat dit maatgevend is in hoeverre de rest van het elektriciteitsnet gebruikt wordt en andere tariefdragers zoals het maximale beschikbare vermogen, het gecontracteerde vermogen en het verbruik. Het elektriciteitsnet kent 7 typen netvlakken waar partijen op worden aangesloten variërend van een aansluiting van de grote industrie op het extra hoogspanningsnet tot een aansluiting op het laagspanningsnet waar zowel woningen als kleine bedrijven op zijn aangesloten. Voor aangeslotenen op het laagspanningsnet (kleinverbruikers) geldt dat het nettarief enkel afhankelijk is van de fysieke capaciteit van de aansluiting en dat er één nettarief geldt voor alle typen elektriciteitsaansluitingen die vaak worden gebruikt door huishoudens. Er wordt dus verondersteld dat alle huishoudens hun aansluiting op een vergelijkbare manier gebruiken. De bevoegdheid om de verdeelsleutels vast te stellen ligt bij de onafhankelijke toezichthouder, dit is de Autoriteit Consument en Markt (hierna ACM). De ACM moet bij vaststellen van de verdeelsleutels uitgaan van de eerder genoemde randvoorwaarden.
Het klopt dat in de Elektriciteitswet 1998 sinds 2013 een specifieke passage is opgenomen voor grootverbruikers met een bijzonder vlak afnamepatroon. Deze afnemers krijgen een gereduceerd nettarief wanneer zij een voldoende hoog elektriciteitsverbruik en een voldoende vlak afname patroon hebben. De gedachte achter deze passage was destijds dat deze gebruikers een bijdragen leveren aan het stabiel houden van het elektriciteitsnet (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2209). De regeling gaat niet worden overgenomen in het voorgenomen wetsvoorstel Energiewet omdat uit Europese jurisprudentie is gebleken dat het niet aan de nationale wetgever is om dit soort regels te stellen. De ACM heeft aangekondigd te gaan onderzoeken of het blijven toepassen van deze regeling wenselijk is.
Ik kan geen nationaal overzicht geven van de verdeling van de netkosten elektriciteit over verschillende groepen van gebruikers. Er wordt nationaal niet bijgehouden welke aansluiting door welk type bedrijf wordt gebruikt omdat dit niet relevant is voor de (regionale) netbeheerder. Op de website van de ACM worden alle tarievenbesluiten gepubliceerd. Daarbij is ook per regionale netbeheerder een overzicht te vinden van alle tarieven die worden gehanteerd en hoe vaak deze tarieven ongeveer in rekening worden gebracht.
Zie bijvoorbeeld voor netbeheerder Liander.https://www.acm.nl/nl/publicaties/tarievenbesluit-liander-elektriciteit-2022.
Klopt het dat met de Wijziging van de Energiewet 1998 in 2013 grootverbruikers financieel nog verder worden beloond met lage netwerktariefkosten? Wie draaien er dan voor die kosten op?
Zie antwoord vraag 10.
Waarom wordt er in Nederland niet betaald naar de mate waarin een verbruiker het net belast? Is dat eerlijk/rechtvaardig naar uw mening?
De tarieven van de netbeheerders zijn kosten georiënteerd. De kosten worden voornamelijk veroorzaakt door de beschikbare capaciteit die netbeheerder moeten aanleggen en onderhouden om aangesloten van transportcapaciteit te voorzien. Een op kosten gebaseerd tarief vindt ik eerlijk en rechtvaardig. Het is aan ACM om als onafhankelijk toezichthouder invulling te geven aan een juiste kostenverdeling.
Hoe staat het met het voornemen om een norm voor de energiebesparing in te stellen voor datacenters?
Veel datacenters vallen, zeker na het aflopen van het energiebesparingsconvenant MJA3, onder de energiebesparingsplicht (Kamerstuk 32 813, nr. 675). Zij moeten alle energiebesparende maatregelen met een vijf jaar terugverdientijd uitvoeren. Energiebesparende maatregelen zijn vastgelegd in de Erkende Maatregelenlijst (EML Commerciële Datacenters). Datacenters die een milieuvergunning nodig hebben en/of onder het EU Emissiehandelssysteem (ETS) vallen kennen nog geen energiebesparingsplicht, al kunnen bij niet EU-ETS datacenters wel eisen aan energiebesparing in de vergunning gesteld worden door het decentrale bevoegd gezag. Vanaf 2023 zal de energiebesparingsplicht ook voor deze datacenters gaan gelden. De juridische uitwerking van de actualisatie van de energiebesparingsplicht is onlangs geconsulteerd en ik verwacht deze medio 2022 aan uw Kamer voor te kunnen leggen.
Klopt het dat reguliere datacenters in Nederland al 550.000m2 in beslag namen? Klopt het dat de twee hyperscale datacenters nog eens 213.000m2 in beslag namen? Kunt u een actualisatie van die cijfers geven aangezien de laatste cijfers uit 2018 lijken te komen?3
Het CRa-rapport (X)XL-verdozing vermeldt dat in 2018 de commerciële multi-tenant, «reguliere», datacentra bruto (inclusief aanvullende voorzieningen als kantoorruimte) ongeveer 55 ha. in gebruik hebben. Google (Groningen) en Microsoft (Middenmeer) voegden daar 213.000 m2 aan toe. Deze cijfers ontleende het CRa aan de cijfers van de Dutch Datacenter Association (DDA).
De DDA laat jaarlijks onderzoek doen naar de activiteiten van de commerciële co-locatie datacenters in Nederland. Hieruit blijkt voor het peiljaar 2020 een netto ruimtegebruik (datavloer) voor deze datacenters van 378.000 m2 (37,98 ha) en een bruto ruimtegebruik (datavloer incl. kantoorruimte) van 688.000 m2 (68,8 ha). Ook aan deze cijfers dienen de totalen niet-commerciële datacenters en hyperscale datacenters te worden toegevoegd. Het totaal bruto in gebruik zijnde oppervlak van de in Nederland gevestigde datacenters bedraagt dan per 2020 naar schatting 240 ha. Dit getal komt overeen met ongeveer 0,007% van het Nederlands landoppervlak en 0,2% van het areaal bedrijventerrein in Nederland.
Klopt het dat de sector (en daarmee ook het ruimtegebruik) de afgelopen tien jaar gemiddeld met 10% is gegroeid?
Het CRa meldt in het rapport (X)XL-verdozing dat het gebruik van de cloud als opslagmedium in de afgelopen tien jaren met gemiddeld 10% toenam.
Hierdoor groeide ook het ruimtegebruik. Volgens opgave van de sector zelf is het netto ruimtegebruik door commerciële co-locatie datacenters over de periode 2016–2020 jaarlijks met ruim 10% gemiddeld per jaar gegroeid. Dit is exclusief de groei van de (2) hyperscale bedrijven in Nederland. Uit internationale publicaties blijkt vooral de verwachting van een sterke groei in het segment van de hyperscales.
Kunt u aangeven wat de verwachtte groei is in ruimtegebruik, aangezien u stelt dat de sector over tien jaar twintig keer de omvang kan hebben die het in 2020 had?
De Staatssecretaris van EZK meldde in haar brief van 16 december jl. dat niet bekend is hoe de Nederlandse behoefte aan datacentercapaciteit zich tot 2030 precies zal ontwikkelen. In het algemeen wordt wereldwijd tot 2030 een sterke stijging van het dataverkeer verwacht, mogelijk tot 20 maal de omvang van het dataverkeer in 2020. Stijging van het dataverkeer betekent niet automatisch een recht evenredige stijging van de groei van de sector in Nederland en het ruimtegebruik.
Over de groei van de sector in Nederland bestaan uiteenlopende schattingen, verband houdend met vele onzekerheden en aannames hieromtrent. Indien de jaarlijkse groei van (minimaal) 10% ruimtegebruik doorzet, zal het ruimtegebruik in 2030 2,6 keer de omvang van die in 2020 hebben. Als we kijken naar het energieverbruik (thans 3,2 TWh), groeit dat volgens schattingen van de Stuurgroep Extra Opgave in 2030 tot maximaal 15 TWh en zou de sector over 10 jaar maximaal vijf keer zo groot zijn. Het is daarmee aannemelijk dat het ruimtegebruik in ieder geval minder hard groeit dan de wereldwijde groei van de sector. Indien het meerlaags bouwen van datacenters doorzet, zoals in de Metropool Regio Amsterdam al op enkele locaties plaatsvindt, groeit het ruimtegebruik nog minder hard.
Waar in Nederland denkt u dat die ruimte te vinden is? Vindt u het wenselijk dat schaarse ruimte die nodig is voor natuurontwikkeling en woningbouw om iedereen een dak boven het hoofd te kunnen bieden in beslag wordt genomen door datacenters?
De NOVI geeft voor datacenters aan dat ruimte gezocht kan worden waar op een duurzame manier in de energievraag kan worden voorzien via huidige of toekomstige energienetwerken, levering van restwarmte aan een warmtenet mogelijk is en waar voldaan kan worden aan eisen van de markt zelf aan digitale connectiviteit. Voor hyperscale datacenters stelt de NOVI daarnaast dat vestiging kan waar veel aanbod van hernieuwbare energie is, waar aansluiting op het elektriciteitsnetwerk kan worden geboden en waar ruimte minder schaars is. Dit is het geval aan de randen van Nederland, zoals op bestaande locaties Eemshaven en Middenmeer.
Voor de concrete locatiekeuze in deze gebieden is de absolute omvang van de benodigde ruimte niet het probleem, wel het gegeven dat ruimte schaars is in Nederland en lokaal meerdere functies dezelfde grond kunnen claimen. Dan zijn goede afwegingen belangrijk. Voor deze afweging, door medeoverheden, geeft de NOVI afwegingsprincipes mee: combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies, kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal en afwentelen dient te worden voorkomen.
De komende maanden werkt het kabinet uit hoe de in het coalitieakkoord aangekondigde aangescherpte regie vorm zal krijgen. Het kabinet zal de Kamer hier in het voorjaar over informeren.
Kunt u aangeven waar de 20 tot 25 datacenters die in aantocht zijn, geplaatst zullen worden? Is er al contact, formeel of informeel, om te bekijken waar deze zullen komen en wie is daarbij betrokken?4 Welke functies hebben de mogelijke locaties waar momenteel aan wordt gedacht?
Deze gegevens zijn bij ons niet bekend. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing. Bedrijven zullen daar contact mee leggen voor het indienen van een vergunningaanvraag. Voor het verkrijgen van een aansluiting van het net onderhouden bedrijven contacten met de netbeheerders. Specifieke informatie over het type datacenter en de locaties zijn bedrijfsvertrouwelijk en kunnen door de netbeheerders niet worden overgedragen aan het Rijk.
Waarom wordt geschermd met werkgelegenheidseffecten terwijl reeds bekend is dat, bezien per m2, een datacenter een van de functies is die het minste werkgelegenheid biedt?5
Ten aanzien van de werkgelegenheidseffecten en effecten van datacenters op de digitalisering verwijs ik u naar de beantwoording op vraag 7 van de vragen van het lid Van Dijk (PvdA) over het bericht «De rode loper voor datacenters» (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1728).
Welke activiteiten vinden plaats op, of welke functie heeft de grond, die momenteel in handen is van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB), maar die in de toekomst mogelijk verkocht wordt aan Meta (moederbedrijf van Facebook)?
De rijksgronden zijn momenteel in pacht en erfpacht uitgegeven voor agrarisch gebruik. De gemeenteraad van Zeewolde heeft op 5 november 2020 besloten om artikel 5 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) toe te passen voor de beoogde percelen voor het datacenter, waaronder de rijksgronden. De gemeente Zeewolde heeft de mogelijkheid om vervolgens een onteigeningsprocedure op te starten.
Door de vestiging van het voorkeursrecht moet het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) de rijksgronden bij eventuele verkoop eerst aan de gemeente aanbieden. Indien de rijksgronden verkocht worden dan worden deze aan de gemeente Zeewolde verkocht.
Klopt het dat er een milieueffectrapportage zal worden vereist voor de oprichting van het datacenter in Zeewolde?
De gemeente Zeewolde heeft voor het vaststellen van het bestemmingsplan Trekkersveld IV voor de vestiging van een groot datacenter een milieueffectrapportage opgesteld. Op 12 oktober 2021 bracht de Commissie m.e.r. haar definitieve advies uit en concludeerde dat het rapport nu volledig de mogelijke gevolgen van een datacenter voor de omgeving beschrijft. Daarmee biedt het in de ogen van de Commissie een goede basis voor de besluitvorming over het project.
Op 16 december jl. stelde de gemeenteraad van Zeewolde dit bestemmingsplan vast.
Erkent u dat de grond in Flevoland zeer jong is en bekend staat als de meest vruchtbare grond van Nederland en wellicht zelfs van Europa, waardoor het uiterst geschikt is voor biologische, plantaardige voedselproductie?6 Waarom kiest u ervoor om deze grond op te geven voor de bouw van een datacenter?
In Flevoland bevinden zich gronden die zeer geschikt zijn voor grondgebonden landbouw, zo ook in Zeewolde (zie ook Cra advies: Leren van een datacenter in Zeewolde. Advies over een hyperscale datacenter op gronden van het Rijk; http://www.collegevanrijksadviseurs.nl/adviezen-publicaties/publicatie/2021/08/31/advies-datacentrum-zeewolde).
Het datacenter is deels gepland op rijksgronden, die verpacht zijn of in erfpacht uitgegeven voor agrarisch gebruik. De gemeente Zeewolde verzocht het RVB daarom mee te werken aan verkoop van deze gronden. In lijn met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wil het Rijk bijdragen aan meerdere (maatschappelijke) doelen, met daarbij oog voor multifunctioneel ruimtegebruik. Daarom zijn op basis van bovengenoemd advies van het CRa voorwaarden gesteld aan deze verkoop van rijksgronden. Deze voorwaarden gaan over energiegebruik, zonnepanelen op daken en gevels, watergebruik en omgaan met restwarmte. Het is aan de gemeente wanneer zij naar aanleiding van deze voorwaarden bij het RVB aangepaste plannen indient. Op dat moment wordt getoetst of deze voldoen. Pas daarna vindt definitieve beoordeling plaats. Het besluit over overdracht van gronden is nog niet aan de orde en er is nog geen begin gemaakt met een verkoopproces (zie TK brief 16 december 2021–0000659094). Wel heeft de gemeenteraad van Zeewolde op 16 december jl. ingestemd met het bestemmingsplan voor Trekkersveld IV; het bedrijventerrein voor Meta.
Bij de in het coalitieakkoord aangekondigde aanscherping van de beleidskaders zal het maatschappelijk belang van goede landbouwgrond worden meegewogen. Onderhavige casus laat bovendien zien dat in toekomstige situaties een integrale afweging eerder dient plaats te vinden. Het lopende Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), waarin onder meer structurerende keuzes worden voorbereid, kan hierin een belangrijke rol spelen en zoals in het coalitieakkoord staat vermeld zal er ook bezien worden wat het toekomstperspectief van de landbouw is in de verschillende gebieden (zie ook Motie-Boswijk – Kamerstuk 33 037, nr. 402 en Verzamelbrief LNV 23 november 2021 BPZ / 21287096).
Is er al een plan waar het water (drink-, oppervlakte-, of grondwater) vandaan gaat komen om het datacenter in te koelen? Zo nee, wanneer zal dit duidelijk worden? Zo ja, waar zal het water vandaan komen en wat is momenteel de functie van dat water?
Op 10 augustus 2021 heeft de Staatssecretaris van BZK per brief voorwaarden gedeeld met de gemeente Zeewolde. Een van deze voorwaarden heeft betrekking op het watergebruik van het datacenter en luidt als volgt: «Voor het koelen van het datacenter wordt gebruik gemaakt van intelligente koeloplossingen, waarin drinkwatergebruik tot een minimum is beperkt en waarbij primair hemelwater wordt opgeslagen en ingezet. De koeloplossingen dienen ook in de jaren na ingebruikname te voldoen aan de actuele stand van de techniek, volgens de dan geldende norm voor efficiënte datacenters.»
Zeewolde heeft nog geen aangepast plan ingediend voor deze en de andere voorwaarden. Het Rijk zal als Zeewolde hiervoor informatie aanlevert deze eerst laten toetsen door TNO en daarna beoordelen.
Hoeveel water is er maximaal en minimaal nodig voor de koeling van het datacenter?
De gemeente Zeewolde heeft informatie op haar website gepubliceerd over het waterverbruik van het datacenter7. Uit deze informatie blijkt dat alleen wanneer de buitentemperatuur te hoog is en/of de buitenlucht te droog is, water wordt gebruikt. De maximale watervraag bedraagt 270 m3/uur en de minimale watervraag is 0 m3/uur. De maximale watervraag zal 4 à 5 dagen per jaar optreden. Het water zal worden ingenomen van de Hoge Vaart. Het datacenter moet voor de waterinname een vergunning aanvragen bij het waterschap Zuiderzeeland.
Klopt het dat het drinkwaterbedrijf een aansluitplicht heeft wanneer het datacenter daarom vraagt, ook al betreft het levering van drinkwaterkwaliteit voor koeling?
Er is geen aansluitplicht voor levering van water van drinkwaterkwaliteit als dit voor koeling wordt gebruikt. Drinkwater is «water bestemd of mede bestemd om te drinken, te koken of voedsel te bereiden dan wel voor andere huishoudelijke doeleinden, met uitzondering van warm tapwater, dat door middel van leidingen ter beschikking wordt gesteld aan consumenten of andere afnemers.» (artikel 1 Drinkwaterwet). Bij gebruik voor koeling is sprake van levering van «ander water» wat buiten de wettelijke leveringsplicht van het waterbedrijf valt. De afweging of een datacenter aangesloten moet worden op het leidingwaternet voor levering van «ander water» ligt uiteindelijk bij het drinkwaterbedrijf. Hierbij wordt opgemerkt dat het drinkwaterbedrijf vanuit de Drinkwaterwet een verantwoordelijkheid heeft die primair gericht is op de levering van drinkwater voor consumptie en sanitaire doeleinden aan consumenten (dus niet op levering van koelwater aan bedrijven). Een drinkwaterbedrijf kan de gevraagde aansluiting of levering weigeren op basis van zijn algemene voorwaarden.
Zal het koelwater worden geloosd? Zo ja, waar? En is er sprake van het gebruik van additieven in het koelwater? Kunt u aangeven op welke wijze eisen gesteld zouden kunnen worden aan koelsystemen?
De gemeente Zeewolde geeft op haar website aan dat het gebruikte koelwater zal worden geloosd op de Hoge Vaart42. Het datacenter moet voor deze lozing een vergunning aanvragen bij het waterschap Zuiderzeeland. De gemeente geeft tevens aan dat het op dit moment nog niet bekend is welke stoffen worden gebruikt om ingenomen water te zuiveren bij gebruik als koelwater. Voor wat betreft de beoordeling van mogelijke additieven die worden toegevoegd aan koelwater, verwijs ik naar het antwoord op eerdere Kamervragen door van Raan en van Esch d.d. 1 april 2021 over watergebruik bij datacenters8.
Voor wat betreft het stellen van eisen aan het koelsysteem, verwijs ik naar het antwoord op vraag 23.
Wat is het effect van de recente uitspraak van de Hoge Raad die oordeelde dat de overheid percelen niet exclusief aan één partij mag verkopen?
De uitspraak van de Hoge Raad heeft betrekking op de verkoop door een overheidslichaam van onroerende zaken. De uitspraak stelt dat (potentiële) gegadigden aan de hand van objectieve, toetsbare en redelijke selectiecriteria ruimte moet worden geboden om mee te dingen.
Deze uitspraak heeft geen gevolgen voor de verkoop door het RVB van Rijksgronden ten behoeve van het datacenter van Meta. Op deze gronden had de gemeente Zeewolde al een Wet voorkeursrecht gemeente gevestigd. Indien het Rijk deze gronden verkoopt zal zij deze eerst aan de gemeente moeten aanbieden.
Klopt het dat Facebook (of Meta) druk heeft uitgeoefend om een locatie geregeld te krijgen?
Nee, dit klopt niet. Ik verwijs u verder naar de beantwoording op vragen 8 en 9 van de vragen van het lid Leijten (SP) over het bericht «Het Rijk regelde onder druk van Facebook voorrang op het stroomnet» (Aanhangsel handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1726).
Klopt het dat uw voorganger Minister Wiebes destijds een brief «bestelde» bij de gemeente Zeewolde en de provincie Flevoland, waarin ze moesten vragen om een datacenter om daarmee te kunnen pretenderen dat hier lokaal vraag naar was?7 Wat vindt u van die gang van zaken?
Dit klopt niet. De Minister van EZK heeft zich destijds alleen gericht op de vraag of een bijzondere wijze van aansluiting van het datacenter op het hoogspanningsnet past binnen het wettelijke kader van de Elektriciteitswet, en geconcludeerd dat dit het geval is. Omdat de locatie schuurt met de voorkeursrichtingen uit de NOVI, maar daar niet mee in strijd is, heeft de Minister van EZK destijds een brief gevraagd aan de gemeente en provincie of zij achter de komst van het datacenter staan. Dit is toegelicht door de Minister van Economische Zaken en Klimaat in het Vragenuur van 7 december 2021.
Wat is, naar uw mening, de betekenis van de erkenning in het coalitieakkoord dat hyperscale datacentra een onevenredig groot beslag leggen op de beschikbare duurzame energie en beschikbare ruimte in verhouding tot de maatschappelijke en/of economische meerwaarde?
Het kabinet zal de keuzes in de NOVI over datacenters aanscherpen. Daarnaast wordt uitgewerkt met welke sturing meer regie zal worden gevoerd in het realiseren van deze keuzes en de toelatingscriteria bij de vergunningverlening.
Het kabinet informeert dit voorjaar de Kamer over de voortgang in deze aanscherpingen.
Betekent dit dat de komst van hyperscale datacenters momenteel ten koste gaat van de brede welvaart? Betekent dit ook dat het kabinet hyperscale datacenters gaat weren?
De impact van hyperscale datacenters verschilt per datacenter. In algemene zin komt de passage in het coalitieakkoord over hyperscale datacenters voort uit een afweging rondom de brede welvaart. In lijn met het coalitieakkoord zal dit kabinet de landelijke regie en de toelatingscriteria ten aanzien van (hyperscale) datacenters aanscherpen. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zal de Kamer hier dit voorjaar samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister voor Klimaat en Energie over informeren.
Het kabinet is niet in het algemeen «tegen» hyperscale datacenters en zal deze dus ook niet «weren». Vanwege de lokaal mogelijk grote impact door het omvangrijke ruimtebeslag en grote elektriciteitsgebruik is wel meer regie nodig op waar deze datacenters zich vestigen en de inrichting van locaties.
Wat is, naar uw mening, de betekenis van de erkenning in het coalitieakkoord dat verdozing moet worden tegengegaan? Wat is het effect daarvan op de visie voor datacenters?
In het coalitieakkoord kondigt het kabinet aan zich in te zetten voor het voorkomen van verrommeling en verdozing van onze leefomgeving.
Hyperscale datacenters zijn ook «dozen». De betekenis van deze uitspraak in het coalitieakkoord voor deze datacenters is daarom dat ook voor deze datacenters bij de keuze van vestigingslocaties verrommeling van het landschap wordt tegengegaan, zoals dat ook voor andere «dozen» geldt.
Het bij deze keuze van vestigingslocaties toepassen van het in antwoord op vraag 17 genoemde afwegingsprincipe «kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal» is hierbij ondersteunend. Volgens het CRa beslaan de grote dozen momenteel 14.600 ha. Aangezien het huidig ruimtegebruik van datacenters 239 ha beslaat, leveren de datacenters slechts een klein aandeel (1,6%) aan de verdozing van Nederland. Lokaal kan de impact vanwege de omvang van hyperscale datacenters echter groot zijn (zie ook het antwoord op vraag 31).
Heeft het stukje over hyperscale datacenters in het coalitieakkoord betrekking op de mogelijke komst van de 20 tot 25 datacenters? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat ze toch naar Nederland komen?
De Staatssecretaris van EZK meldt in haar brief over datacenters op 16 december jl. op basis van informatie van TenneT dat er rond 20 á 25 projecten lopen voor de vestiging en uitbreiding van datacenters in Nederland. Deze lopen uiteen in grootte, bevinden zich in verschillende fases van voorbereiding en zitten op verschillende plaatsen in het land. Of en hoeveel hyperscale datacenters hier tussen zitten is niet bekend.
Zoals genoemd in het antwoord op vraag 31 wil het kabinet hyperscale datacenters in algemene zin niet weren. Het kabinet wil wel dat deze bedrijven het landschap niet verrommelen door zich op de juiste locaties te vestigen en voorkomen dat het stroomgebruik andere ontwikkelingen van nationaal belang belemmert.
Wat wordt er precies bedoeld met deze zin in het coalitieakkoord over hyperscale datacenters: «Daarom scherpen we de landelijke regie en de toelatingscriteria bij de vergunningverlening hiervoor aan»?
Zie het antwoord op vraag 30.
Op welke manieren kunt u datacenters nog meer weren? Welk effect zou het stoppen met de verlaagde energiebelasting en netwerktariefkosten hebben op de aantrekkingskracht die Nederland uitoefent op datacenters? Welke activiteiten vinden plaats op, of welke functie heeft de grond, die momenteel in handen is van het RVB, maar die mogelijk verkocht wordt aan Meta?
Hoewel ik geen zicht heb op de onderliggende kostenstructuur van datacenters heb ik niet het beeld dat deze bedrijven zich in Nederland vestigen vanwege de wijze waarop energiebelasting of netwerktarieven zijn vormgegeven. Hierin spelen een betrouwbare infrastructuur en stabiel vestigingsklimaat een vele grotere rol. Het verhogen van de energiebelasting zou ook niet alleen datacenters raken maar alle grootverbruikers. Netwerktarieven zijn in lijn met Europese kaders kosten georiënteerd en ACM houd daar als onafhankelijk instantie toezicht op.
De rijksgronden die op het beoogde bedrijventerrein voor Meta liggen worden momenteel in pacht en erfpacht uitgegeven voor agrarisch gebruik (zie ook het antwoord op vraag 20).
Is u bekend waarom in het coalitieakkoord alleen gesproken wordt over hyperscale datacenters? Is naar uw mening één grote ruimte en energieverbruiker wezenlijk anders dan drie wat kleinere die netto dezelfde ruimte en energie verbruiken?
De reden waarom alleen over hyperscale datacenters word gesproken is dat gelet op hun relatief grote omvang en energiegebruik deze ook grotere impact hebben op de leefomgeving en andere ontwikkelingen dan meerdere kleinere datacenters. Daar komt bij dat hyperscale datacenters een beperktere bijdrage leveren aan de digitalisering en werkgelegenheid in Nederland dan kleinere co-locatie datacenters en niet per se in Nederland gevestigd hoeven te worden (zie ook het antwoord op vraag 19).
Op welke wijze gaat het kabinet in de toekomst om met het vraagstuk van welke bedrijvigheid men wil aantrekken, aangezien het niet logisch is om in een land met schaarse grond en een tekort aan duurzame energie industrieën aan te trekken die ruimte- en energie-intensief zijn?
Buitenlandse bedrijven leveren een belangrijke bijdrage aan de ambities van dit kabinet, bijvoorbeeld in de vorm van werkgelegenheid, innovatie en toegevoegde waarde van onze economie. Op 17 april 2020 is uw Kamer geïnformeerd over het acquisitiebeleid.10 Daarin is aangegeven dat het kabinet in het acquisitiebeleid sterker wil focussen op juist die buitenlandse bedrijven die ook bijdragen aan versterking van innovatie-ecosystemen en de verduurzaming en digitalisering van onze economie.
De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), de uitvoeringsorganisatie van EZK die verantwoordelijk is voor het aantrekken van buitenlandse bedrijven naar Nederland, geeft invulling aan dit acquisitiebeleid. Bij het aantrekken van buitenlandse bedrijven werkt de NFIA intensief samen met de verschillende regionale partijen. Samen vormen zij het Invest in Holland netwerk. Deze samenwerking is ook logisch omdat een bedrijf immers altijd in een bepaalde regio zal moeten landen. Deze samenwerking zorgt er ook voor dat rekening kan worden gehouden met eventuele schaarste van grond of duurzame energie in de afweging of een potentiële vestiging van een buitenlandse bedrijf wenselijk is. Uiteindelijk is deze afweging aan de regio zelf, waarbij de NOVI uit oogpunt van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving wel voorkeuren aangeeft voor waar deze bedrijven zich vestigen.
Deelt u de mening dat het niet langer verstandig is om telkens maar nieuwe industrieën aan te trekken en bestaande industrieën in de benen te houden, zonder een visie over welke industrie past bij een duurzame samenleving en wat het betekent voor de brede welvaart?
Doelstelling van dit Kabinet is om te zorgen dat bedrijven, zowel bedrijven die hier reeds zijn gevestigd als nieuwe, bijdragen aan de brede welvaart in Nederland. Het gaat dan om bedrijven die o.a. bijdragen in de vorm van verdienvermogen, duurzame werkgelegenheid, strategische autonomie maar zeker ook de maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan zoals de verduurzamingstransitie. Het Kabinet werkt momenteel haar industrievisie nader uit, onder andere over de invulling van de groene industriepolitiek zoals omschreven in het Coalitieakkoord Deze industriebrief zal naar verwachting in het tweede kwartaal van dit jaar verschijnen.
De schaarste aan gas en de productiebeperking van kolencentrales |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de elektriciteitsproductie uit gas in het derde kwartaal van 2021 met 49% is gedaald ten opzichte van een jaar eerder (als gevolg van de schaarste aan gas en de hoge gasprijzen op de wereldmarkt)? Bent u er ook van op de hoogte dat de elektriciteitsproductie uit kolen in dezelfde periode metmaar liefst 96% is gestegen?1 Wat vindt u hiervan?
Ja. In Nederland was een jaar geleden de gasprijs erg laag, waardoor elektriciteitsopwekking met gascentrales goedkoper was dan met kolencentrales. Hierdoor werden vooral de gascentrales ingezet en de kolencentrales minder, tot een historisch laag niveau in 2020. Momenteel is die situatie andersom en worden de kolencentrales in 2021 meer ingezet en de gascentrales minder. Vanuit het oogpunt van leveringszekerheid vind ik het goed dat de brandstofmix flexibel is en qua verhouding tussen de inzet van kolen en gas voor elektriciteitsopwekking reageert op prijzen en schaarste.
Deelt u de conclusie dat het ronduit tegenstrijdig is dat onze kolencentrales moeten worden gesloten, dat iedereen van het gas af moet, en dat we daar massa’s windturbines voor in de plaats krijgen – maar dat we door die onrendabele groene gekte niet minder maar juist méér afhankelijk worden van gas, en dat we vanwege de schaarste aan gas en de hoge gasprijzen niet minder maar méér afhankelijk worden van kolen?
Nee. Elektriciteit die wordt opgewekt met windmolens of zonnepanelen hoeft op dat moment niet opgewekt te worden met kolen- of gascentrales. Bij een toenemend aandeel elektriciteitsopwekking uit wind en zon de komende jaren, zal daarmee ook de hoeveelheid kolen en gas die nodig is voor elektriciteitsopwekking afnemen. Uiteindelijk zal er naast import en export, opslag en vraagrespons ook een deel regelbaar vermogen nodig zijn dat elektriciteit opwekt uit moleculen op die momenten dat windmolens en zonnepanelen minder elektriciteit produceren als gevolg van het weer. Nu zijn die moleculen kolen en aardgas straks bijvoorbeeld deels waterstof, uranium en groen gas.
Hoe is het mogelijk dat u uitgeregeld nú – per 1 januari 2022 – de productiebeperking van kolencentrales in werking wilt laten treden, om zo aan het Urgendavonnis te voldoen (zaaknummer 2021Z24105)? Welke gevolgen heeft dit voor de leveringszekerheid?
Bent u ervan op de hoogte dat de import van goedkopere elektriciteit uit met name Duitse, Franse en Belgische kolen- en kerncentrales in het derde kwartaal van 2021 met 66% is gestegen ten opzichte van een jaar eerder?
Ja.
Deelt u de mening dat het je reinste waanzin is dat onze hypermoderne kolencentrales hun elektriciteitsproductie vanwege klimaat moeten beperken, maar dat er tegelijkertijd elektriciteit wordt geïmporteerd uit «viezere» kolencentrales in het buitenland?
Nee. Overigens hadden de moderne kolencentrales in 2020 nog niet te maken met productiebeperkingen. Met name verminderde elektriciteitsproductie van de gascentrales als gevolg van de hoge gasprijzen, leidde in het derde kwartaal van 2020 tot import. De elektriciteitsproductie uit kolen was ook in Nederland hoger zoals u in vraag 1 constateert. De beperking van de kolencentrales zal naar verwachting deels worden vervangen door groei van wind en zon en extra inzet van de Nederlandse gascentrales.
Het is daarnaast belangrijk om samen op te trekken in Europa in de energietransitie. In Nederland en Duitsland zijn er gelijktijdige trajecten om het gebruik van kolen uit te faseren en het stimuleren van hernieuwbare energie. Daarmee wordt productiemix steeds meer gelijk.
Kunt u uitleggen wat het mondiale klimaateffect is van het in Nederland verminderen van de CO2-uitstoot en het daardoor verhogen van de uitstoot in het buitenland? Deelt u de conclusie dat dit niets met klimaat te maken heeft, maar een papieren werkelijkheid is, bedoeld om uw eigen klimaatboekhouding op orde te krijgen (vergelijkbaar met het niet-meerekenen van de CO2-uitstoot van biomassa)?
Het klimaatvraagstuk is een mondiaal vraagstuk dat door de uitvoering van het Parijs-akkoord mondiaal aangepakt wordt. Niet alleen Nederland maar ook in de ons omringende landen wordt onder andere de inzet van kolen voor elektriciteitsproductie beperkt en tegelijk elektriciteitsproductie uit bijvoorbeeld wind en zon gestimuleerd. Daarmee wordt het steeds zekerder dat de elektriciteitsproductie die door de weggevallen productiecapaciteit van kolencentrales in Nederland wordt opgevangen door ons omringende landen per saldo minder uitstoot veroorzaakt.
Deelt u hoe dan ook de conclusie dat de leveringszekerheid van energie belangrijker is dat het geneuzel over compleet verwaarloosbare, praktisch onmeetbare klimaateffecten? Bent u er daarom toe bereid onze kolencentrales open te houden en hun productie niet te beperken?
De leveringszekerheid van elektriciteit is van groot belang voor de Nederlandse samenleving en economie. Dit geldt tegelijk ook voor de afgesproken klimaatdoelstellingen. Om die reden ben ik niet bereid af te zien van de tijdelijke productiebeperking en het gefaseerd ingaande verbod op het gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking. De leveringszekerheid is ook met deze maatregelen geborgd. Dit is op basis van de huidige inzichten en geldende marktomstandigheden. Ik houd de toekomstige ontwikkelingen op de elektriciteitsmarkt nauwlettend in de gaten, evenals het effect van de productiebeperking hierop. Als ik tot de conclusie kom dat deze maatregel tot onaanvaardbare risico’s leidt voor de leveringszekerheid van elektriciteit of de voorzieningszekerheid van gas, zal ik maatregelen nemen om dit te voorkomen.
Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?
Ja, voor zover het feitelijke vragen betreft.
Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?
Ja.
Wat betekent een klimaatdoelstelling van maximaal 1,5 graad? Hoeveel CO2-reductie hoort bij die doelstelling?
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gaat op deze vraag in bij hun reflectie op de leefomgevingsthema’s in het coalitieakkoord 2021–2025. De conclusie is dat de 55-procentdoelstelling voor broeikasgasemissies van Europa ruwweg in overeenstemming is met 1,5°C als dit zonder sinks (opslag van CO2 in bossen of onder de grond) wordt gedaan, tijdelijke overshoot en negatieve emissies worden geaccepteerd en Europa geen extra verantwoordelijkheid neemt uit rechtvaardigheidsprincipes. Als eerlijkheidsprincipes zouden meewegen, komt de passende reductie in Europa groter uit dan in een kostenoptimaal pad. Voor eerlijkheidsprincipes bestaan ook andere mechanismen dan aangescherpte binnenlandse emissiereductiedoelen. Zo is in de klimaatconferentie in Glasgow ook opgeroepen ontwikkelingslanden ruimhartiger bij te staan in de te maken kosten voor klimaatmitigatie en -adaptatie, en de Europese Unie zou daar gehoor aan kunnen geven.
Welke fossiele subsidies/vrijstellingen/belastingenkortingen blijven de komende jaren bestaan? Kunt u aangeven om welke bedragen het gaat?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat betekent «we ronden de procedure rond Ternaard af»? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de plannen van Shell en andere bedrijven om gas te winnen onder de Waddenzee?
In het coalitieakkoord is aangegeven dat de lopende vergunningsprocedure voor de gaswinning Ternaard zal worden afgerond, maar dat daarna geen nieuwe vergunningen voor gaswinning onder de Waddenzee meer zullen worden afgegeven. Dit betekent dat de vergunningsaanvraag van de NAM voor de gaswinning Ternaard zal worden getoetst aan het huidige beleid en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Welk CO2-reductie percentage hoort bij de onderkant van de bandbreedte van dit regeerakkoord (25,4 Mton reductie in 2030)?
25,4 Mton komt overeen met een extra reductie van ongeveer 11% in 2030 ten opzichte van 1990. Dit is een extra reductie ten opzichte van de 38–48% reductie in het basispad uit de Klimaat- en Energieverkenning 2021 (KEV 2021) van PBL. In de reflectie op het coalitieakkoord geeft PBL aan dat wanneer de 25,4 – 31,0 Mton reductie uit het coalitiepad gerealiseerd wordt, de totale reductie in 2030 uitkomt op 49% – 62%.
Wat houdt de subsidieregeling CO2-vrije gascentrales in? Wat zijn CO2-vrije gascentrales precies?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Klopt het dat hyperscale datacenters niet actief geweerd gaan worden?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kan de 35 miljard euro uit het klimaat- en transitiefonds ook aan houtige biomassa en carbon capture and storage (CCS) worden uitgegeven?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kan het zijn dat de ETS-bodemprijs onder de verwachte ETS-prijs komt te liggen, net zoals de nationale CO2-minimumprijs elektriciteitsopwekking?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Gaat de indirecte kostencompensatie ETS van ruim 80 miljoen euro door, nu in het coalitie-akkoord het plan staat om de marginale heffing bovenop de prijs in het Europese emissiehandelssysteem (ETS) te verhogen? Hoe verhoudt het compenseren van kosten die worden gemaakt door het ETS zich tot plannen om de kosten juist te verhogen? Is dat niet juist in strijd met elkaar?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat betekent het afbouwen van het gebruik van houtige biomassa voor energie «waarbij we rekening houden met de kosteneffectiviteit»? Kan dit betekenen dat er toch wordt afgezien van het afbouwen van het gebruik van houtige biomassa voor energie?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat wordt bedoeld met houtige biomassa «voor energiedoeleinden»?
Het betreft toepassingen van houtige biomassa voor energieproductie in energiecentrales, bij bedrijven en bij huishoudens.
Wat betekent «Biomassa wordt zo hoogwaardig mogelijk ingezet aan de hand van de cascaderingsladder» precies? Hoe ziet de cascaderingsladder eruit? Geldt dit voor alle biomassa of alleen houtige biomassa?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Waarom moet houtige biomassa voor iets ingezet worden? Is het een optie dat houtige biomassa blijft bestaan zoals het is, nl. in de vorm van bos?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Klopt het dat het de afgelopen kabinetsperiode niet mogelijk was om alle herkomst van alle houtige biomassa te traceren? Hoe komt dat en waarom zou dat aankomende kabinetsperiode anders zijn? Is het uitgesloten dat er straks weer een rapport verschijnt zoals «Wood pellet damage: How Dutch government subsidies for Estonian biomass aggravate the biodversity and climate crisis»?
In het Nederlandse systeem is in het geval van bosbiomassa de bron tot het niveau van het land van herkomst bekend evenals het gebruikte duurzaamheidscertificaat van het bos. Door de publieke toezichthouder is informatie tot op bosniveau te achterhalen, mocht daartoe aanleiding zijn.
Hoe verhouden de plannen voor houtige biomassa zich tot de in de Eerste Kamer aangenomen motie Koffeman c.s. waar de regering wordt verzocht definitief geen nieuwe of verlengde subsidies te geven op het stoken van houtige biomassa (Kamerstuk 35 668, nr. F)?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Klopt het dat er geen subsidie meer naar mestvergisting gaat en kan er de komende jaren nog op andere manieren dan via de SDE++ subsidie naar mestvergisters gaan?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Waarom wil de coalitie nog meer onderzoek doen naar «de mogelijkheden om financiële prikkels voor fossiele brandstoffen af te bouwen om vervolgens de financiële stimulering voor deze brandstoffen waar mogelijk te beëindigen», terwijl er al zo veel onderzoeken zijn gedaan waaruit concrete beleidsopties zijn voortgekomen, waaronder ambtelijke onderzoeken?
Dit is een vraag gericht aan de coalitiefracties en niet aan het kabinet.
Klopt het dat de duurzaamheidswinst van CCS in twijfel wordt getrokken en dat het een techniek is die niet bewezen effectief is (waar dan ook ter wereld) in de aanpak van klimaatverandering?
Nee, De techniek kan wel degelijk een effectieve bijdrage leveren, zoals blijkt uit diverse IPCC-rapporten, en wordt mondiaal al succesvol toegepast in 27 projecten met een jaarlijkse capaciteit van 37 Mton.
Op welke manier voorkomt CCS dat er meer olie en gas worden gewonnen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Via welke instrumenten kan er de komende kabinetsperiode subsidie worden verstrekt ten behoeve van houtige biomassa en CCS?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Via welke instrumenten worden er uitgaven gedaan ten behoeve van kernenergie?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat zal het aandeel grijze, blauwe, groene en paarse waterstof en eventueel andere soorten waterstof zijn waar het kabinet op inzet (in percentages van het totaal)? Valt er onder groene waterstof ook waterstof die is geproduceerd met behulp van houtige biomassa?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoe kan het dat het coalitie-akkord volledig duurzame energievoorziening voor Caribisch Nederland beoogt, terwijl Bonaire Brandstof Terminals B.V. nieuwe olie-infrastructuur gaat verzorgen op Bonaire, waardoor dit eiland voor de komende 30 à 40 jaar vastzit aan fossiele brandstoffen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Op welke termijn wordt het bouwen van de kerncentrales verwezenlijkt? Welk type centrale zal worden gebouwd? Waar zullen deze komen te staan? Wanneer zullen deze actief worden? Welk aandeel van CO2 reductie van de gehele benodigde CO2 reductie voor 2030 moet hiermee verwezenlijkt worden?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel CO2 vrije gascentrales verwacht u te kunnen (om)bouwen met de subsidie in het coalitieakkoord. En welk aandeel in de energiemix moeten deze gascentrales gaan spelen tegenover nucleair en hernieuwbaar?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Welke verhoging van de marginale heffing bovenop de prijs van het ETS acht u nodig om de klimaatambitie van ten minste 55% te verwezenlijken?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Welk bedrag is er via welke subsidiestroom gereserveerd om CO2 neutrale technologieën te ontwikkelen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
U heeft een tussendoel voor 2030 om het gebruik van primaire abiotische grondstoffen te halveren. Hoe wilt u in het uitvoeringsprogramma circulaire economie deze halvering meetbaar maken en monitoren?
Deze vraag wordt mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) beantwoord, die coördinerend bewindspersoon is ten aanzien van de circulaire economie. In januari 2021 is de eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) verschenen (Kamerstuk 32 852, nr. 138). PBL geeft hiermee inzicht in de voortgang van de transitie naar een circulaire economie en de resultaten die worden bereikt met de ingezette maatregelen ten behoeve van de circulaire economie. Begin 2022 verschijnt een beknopte voortgangsrapportage, gevolgd door de tweede ICER in het eerste kwartaal van 2023.
Ten aanzien van de 2030-doelstelling wordt, zoals gemeld aan de Kamer (Kamerstuk 32 852, nr. 170), vanuit het Ministerie van IenW, samen met de andere betrokken ministeries en de maatschappelijke partners van het Grondstoffenakkoord, gewerkt aan het nader concretiseren van deze doelstelling om te komen tot specifieke doelen op het niveau van (clusters van) prioritaire productgroepen. Hierover zal de Staatssecretaris van IenW voor de zomer 2022 een bericht aan de Kamer sturen.
Welke bedrijven vallen er onder de tien tot twintig grootste uitstoters? Welk percentage van de Nederlandse emissies valt er onder de ketens achter deze bedrijven? Worden deze ketens meegenomen in de maatwerkafspraken?
Voor het eerste deel van de vraag verwijs ik naar de website van de Nea voor de emissiecijfers (https://www.emissieautoriteit.nl/), waaruit blijkt welke bedrijven in de top 10 – 20 staan. Het antwoord op het laatste deel van de vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel geld van het klimaatfonds wordt er specifiek beschikbaar gesteld voor de subsidiëring van hernieuwbare energie en welk aandeel van de energiemix gaat hernieuwbaar via het klimaatfonds hierdoor spelen in 2030 en 2040?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel CCS wordt er verwacht nodig te zijn, lees hoever zal het plafond mogelijk verhoogd worden, om de klimaatdoelen uit het coalitieakkoord te halen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel subsidie krijgt een gemiddelde woningeigenaar bij aanvraag onder het Nationaal isolatie programma? Hoeveel woningen verwacht u te isoleren met de totale hoeveelheid beschikbare subsidie onder alle subsidieprogramma’s en de uitbreiding in het regeerakkoord? Hoe verhoudt deze hoeveelheid zich tot de Europese (voorgestelde)plannen voor de gebouwde omgeving?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoeveel hybride warmtepompen verwacht u met de regeling in het coalitieakkoord in Nederland aan te brengen tot 2030, en hoe verhoudt deze hoeveelheid zich tot de Europese (voorgestelde)plannen voor de gebouwde omgeving?
Het gaat volgens het Coalitieakkoord om 150.000 warmtepompen per jaar vanaf 2025. Het antwoord op het laatste deel van de vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Welk percentage voor belasting op kerosine acht u nodig om het vliegen dusdanig te ontmoedigen om de klimaatdoelen te halen? Hoe verhoudt deze belasting zich tot de voorgestelde EU verordening op dit thema?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Blijft het doel van 55% CO2-reductie in 2030, zoals de coalitie op wil nemen in de Klimaatwet, een streefdoel, net zoals de huidige doelstelling van 49% CO2-reductie (artikel 2, tweede lid van de Klimaatwet)?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wordt voor het opstellen van het voorstel tot wijziging van de Klimaatwet eerst een analyse gemaakt van de haalbaarheid van de voorgestelde doelstelling van 55% CO2-reductie in 2030, met in achtneming van onder meer de knelpunten in het energienet en het tekort aan technisch personeel?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Is het de bedoeling om de maatregelen met het oog op extra CO2-reductie in ETS-sectoren bovenop wat Europa vraagt te koppelen aan het uit de markt nemen van emissierechten voor serieuze emissiereductie op Europees niveau, rekening houdend met het waterbedeffect?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Welk tijdpad voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales heeft u voor ogen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Betekent de genoemde normering voor hybride warmtepompen de facto dat de normale CV-ketel verboden gaat worden?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Waarom is, ondanks de aangenomen motie voor het zo snel mogelijk tolvrij maken van de Westerscheldetunnel (Kamerstuk 35 570-A nr. 67) en de unanieme steun van de Kamer voor het opstellen van het draaiboek voor het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel (Kamerstuk 35 570-A nr. 64), gekozen voor het parkeren van het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel tot 2030 of mogelijk zelfs later, in de wetenschap dat de tolheffing al in 2033 zou vervallen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Komt er een kwantitatieve doelstelling voor verlaging van de regeldruk voor ondernemers en professionals?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wanneer worden de heldere afstandsnormen voor de bouw van windmolen op land ingevoerd? Op basis waarvan zullen die afstandsnormen gelden en wat gebeurt er met windmolens die al gebouwd zijn en niet voldoen aan die afstandsnormen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat is de definitie van een hyperscale datacentrum? Wat gebeurt er met de regie rond datacentra die kleiner zijn dan hyperscale?
Dit zijn zeer grootschalige datacenters (vaak meer dan 10 hectare en een vermogen van meer dan 70 megawatt) van meestal grote techbedrijven zoals Microsoft en Google. Het antwoord op het tweede deel van deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u aangeven hoe u precies de realisatie van nieuwe grootschalige energie-infrastructurele projecten gaat versnellen? Welke obstakels gaat u wegenemen?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u aangeven welke specifieke maatregelen u kunt en gaat nemen om te zorgen voor voldoende vakmensen bij de voorgenomen energietransitie van dit kabinet?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u aangeven welke regelingen u gaat versimpelen voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) met betrekking tot verduurzaming?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wanneer kan er een knoop worden doorgehakt over de bouw van twee nieuwe kerncentrales? Kunt u een tijdlijn geven?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u aangeven met welke hoeveelheid u het CCS plafond wilt gaan verhogen? Wat is hier het netto-effect van op de CO2-uitstoot?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Hoe gaat u de precies de regeldruk aanpakken voor mkb?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Wat bedoelt u precies met «(reële) bedrijfsopvolging eenvoudiger en eerlijker te maken»?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Kunt u nader toelichten waarom de klimaat gerelateerde fondsen met een looptijd van 10–15 jaar kwalificeren als een incidentele ruimte?
Het betreft een incidentele ruimte aangezien het een eindige reeks extra middelen voor de betreffende periode betreft en geen structurele verhoging van de begroting.
Komt de 25 miljard euro die nu gereserveerd is voor het Stikstoffonds bovenop de miljarden die al gereserveerd waren in het basispad? Wat zijn de totale uitgaven aan stikstof aan het einde van 2035?
Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Komt de 35 miljard euro die nu gereserveerd is voor het Klimaatfonds bovenop de miljarden die al gereserveerd waren in het basispad? Wat zijn de totale uitgaven aan klimaat aan het einde van 2030?
Ja, de middelen zijn additioneel ten opzichte van de middelen in het basispad. De totale uitgaven aan klimaat aan het einde van 2030 vergt nog een nadere uitwerking. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
De fors hogere elektriciteits- en gasprijzen |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (staatssecretaris economische zaken) (VVD), Stef Blok (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gas- en stroomprijzen weer op recordniveau»1 en met het bericht «Gazprom zet export via Yamal stil, prijzen gasmarkt naar ongekend niveau»2 ?
Ja, ik ben bekend met beide berichten.
Deelt u de mening en urgentie dat hier sprake is van een Europese energiecrisis waarvan de gevolgen heel fors kunnen zijn voor bedrijven en huishoudens? Deelt u de constatering dat er sprake is van «paniek op de gasmarkt»? Wat doet u om deze energiecrisis het hoofd te bieden?
De energiemarkten laten op dit moment ongekend hoge prijzen zien op de spot- en forwardmarkten. Op de Europese gasmarkten reflecteren deze hoge prijzen het feit dat er momenteel een hoge wintervraag naar gas is in combinatie met aanbod dat maar beperkt aan deze vraag kan voldoen. Deze onevenwichtigheid op de gasmarkt is een mondiaal verschijnsel met eveneens hoge prijzen in Azië, Zuid-Amerika en in mindere mate in de Verenigde Staten. In de afgelopen weken zijn de gasprijzen in Europa gestegen ten opzichte van andere markten. Zo is er momenteel een prijspremie van circa 30% ten opzicht van Aziatische markten. Dit leidt er onder meer toe dat LNG momenteel veel meer dan voorheen zijn weg vindt naar de Europese markten. Gas is duur, maar hoge prijzen leiden ook tot nieuwe aanbodstromen van LNG. Door de hoge prijzen is er een aantal bedrijven dat hun productie (en gasconsumptie) nu terugschroeft. Daardoor stijgen de eindproductprijzen. Bedrijven die geen concurrerende kostenpositie hebben of niet in staat zijn de eindproductprijzen te verhogen kunnen door de energieprijsstijgingen in de knel komen. Het extra aanbod en het terugschroeven van vraag vermindert de druk op de gasmarkt.
Op de Europese elektriciteitsmarkten laten de spot- en forwardmarkten eveneens zeer hoge prijsniveaus zien. Deze hoge prijzen komen voornamelijk voort uit een hoge wintervraag naar elektriciteit in combinatie met tegenvallende Europese productie van hernieuwbare energie uit waterkracht en wind en het uitvallen van meerdere nucleaire centrales in Frankrijk. Regelbaar vermogen in de vorm van kolen- en gasgestookte elektriciteitscentrales -met hoge productiekosten- moeten dit opvangen.
In de Europese gasleveringszekerheidsverordening (verordening (EU) 2017/1938) worden in artikel 11 drie crisisniveaus uitgewerkt. Deze zijn: a) niveau van vroegtijdige waarschuwing, b) alarmniveau en c) noodsituatieniveau. In het Bescherm en Herstelplan Gas dat in september 2019 met de Kamer is gedeeld, zijn de taken en rollen van alle betrokken, markt en overheid, binnen deze niveaus uitgewerkt. Op dit moment is er op de gasmarkt sprake van hoge prijzen op de spot- en forwardmarkten en wordt de voortgang nauwkeurig gemonitord, maar is er geen sprake van het bereiken van de eerste fase van het crisisniveau, waarbij netbeheerder GTS moet overgaan tot het nemen van passende maatregelen. De overheid houdt echter vinger aan de pols om de markt te monitoren.
De regering heeft diverse maatregelen genomen om de leveringszekerheid te borgen voor de beschermde afnemers. Uit het oogpunt van leveringszekerheid zijn met Shell en Exxon afspraken gemaakt over de inzet van de gasopslagen Alkmaar, Norg en Grijpskerk in de komende jaren. Niet alleen is vastgesteld dat de laagcalorische opslagen bij het begin van het koudeseizoen voldoende gevuld moeten zijn, maar ook dat er tot en met het einde van het koudeseizoen voldoende gas in de opslagen moet blijven. GTS heeft in het kader van de leveringszekerheid geadviseerd om Norg het begin van het koudeseizoen met 4 miljard m3 te vullen. Dit is door NAM-partijen met ruim 900 miljoen m3 (circa 4,9 miljard m3) overschreden. De huidige vulvolumes van alle opslagen in Nederland zijn (stand heden) circa 4,5 miljard m3 (circa 60%) voor laagcalorische opslagen3 en circa 4,5 miljard m3(circa 45%) voor hoogcalorisch gasopslagen. De laagcalorische opslagen zijn daarmee, gemeten aan het eerdere advies van GTS, voldoende gevuld om leveringszekerheid te borgen voor de beschermde gebruikers. Afgezet tegen het jaarlijks verbruik in Nederland zitten de opslagen in Nederland procentueel gezien ongeveer net zo vol als die in Frankrijk en Italië. Door de overcapaciteit in Nederland vertekent het vergelijken van percentages van vulgraden.
De vulgraad van de hoogcalorische opslagen is lager dan in andere jaren. De gasmarkt is een Europese markt en ook de hoogcalorische gasopslagen worden ingezet op een Europese markt. Dat wil zeggen dat het opgeslagen gas ook gecontracteerd kan zijn voor buitenlandse afnemers, zoals gas voor Nederlandse afnemers ook nu opgeslagen kan zijn in buitenlandse gasopslagen. Van belang is daarom om de leveringszekerheid ook vanuit een Europees perspectief te bezien. De gemiddelde vulgraad van de Europese opslagen was aan het begin van het koudeseizoen met 77% (huidige stand circa 58%) krap ten opzichte van andere jaren, maar onderzoeken en stresstesten4 van de Europese Commissie en Europese netbeheerders en toezichthouders (ENTSO-G, ACER) laten zien dat de gasinfrastructuur voldoende robuust is en de opslagen in principe voldoende zijn gevuld om ook een koude winter door te komen. ENTSO-G geeft daarbij aan dat de huidige vulgraden ertoe kunnen leiden dat in een scenario van een koude winter in combinatie met relatief weinig hernieuwbare energieproductie, de gasopslagen aan het eind van de winter relatief leeg zijn (< 30%). Flexibiliteit bij een eventuele piekvraag in het vroege voorjaar door een koudeperiode zal dan moeten komen van extra import van bijvoorbeeld LNG (+5–10%).
Mocht er ondanks alles onverhoopt toch een ernstig fysiek tekort aan gas ontstaan dat niet meer door de markt op grond van prijssignalen en vrijwillige afschakeling kan worden opgevangen, dan is, conform het Bescherm- en Herstelplan Gas, in eerste instantie GTS aan zet. Zij kunnen dan de maatregelen nemen die passen bij het niveau van vroegtijdige waarschuwing en alarmering. Mocht dat niet afdoende blijken te zijn dan wordt overgegaan naar een noodsituatie zoals omschreven in het Bescherm- en Herstelplan Gas (Kamerstuk 29 023, nr. 252). De overheid zal dan in eerste instantie een oproep doen tot vermindering van het gasverbruik. Als volgende stap kan de overheid genoodzaakt zijn om niet-beschermde afnemers zoals bedrijven af te schakelen. Dit om ervoor te zorgen dat er voldoende gas beschikbaar blijft voor beschermde afnemers zoals huishoudens, ziekenhuizen, et cetera. Het Ministerie van EZK is in overleg met bedrijfsleven om ook op deze situatie voorbereid te zijn, om in dat geval een abrupte afschakeling te voorkomen.
Welke oorzaken liggen aan deze energiecrisis ten grondslag? Welke rol speelt de teruggevallen gaslevering via de Yamal pijpleiding in Rusland hierin, als ook de lagere productie van elektriciteit door hernieuwbare energiebronnen, het in onderhoud zijn van Franse kerncentrales, een hoge CO2-prijs en een lage vulgraad van de Europese gasvoorraden?
Voor een analyse van de hoge gasprijzen verwijs ik allereerst naar de Kamerbrief «Gasprijzen en het functioneren van de internationale gasmarkt» (Kamerstuk 32 813, nr. 481) die op 1 november met uw Kamer is gedeeld, alsmede antwoorden op schriftelijke Kamervragen van meerdere leden van uw Kamer over stijgende gasprijzen. Sinds het verschijnen van deze Kamerbrief zijn de gasprijzen en met name ook de prijzen voor de periode na het koudeseizoen fors verder gestegen. Geopolitieke spanningen met Rusland, het uitblijven van besluitvorming over eventuele ingebruikname van Nordstream 2, maar ook het zeer recente stilvallen van transit door de Yamalpijplijn zorgen er voor dat er onzekerheid is in de markt over de ontwikkeling van vraag en aanbod na het koudeseizoen. De huidige lage vulgraden van gasopslagen betekenen dat de opslagen onder normale omstandigheden vrij leeg (onder de 30% gemiddeld in Europa) uit het koudeseizoen zullen komen. Dit zal tot extra zomervraag leiden om de opslagen weer op niveau te krijgen voor volgende winter en dat werkt door op de prijzen in 2022.
Kunt u de prijsontwikkelingen van de afgelopen maanden weergeven? Welke prijsontwikkelingen verwacht u de komende weken, maanden en jaren? Klopt het dat handelsplatforms laten zien dat handelaren een langjarige energiecrisis verwachten, zoals een gasprijs op de Title Transfer Facility (TTF) van boven de 100 euro/MWh voor de winter van 2022/2023?
Er is niet één prijs voor gas. Op de gasbeurs TTF is het mogelijk om gas op de spotmarkt te kopen, maar ook is het mogelijk via forwardcontracten nu al gas in te kopen voor toekomstige afname. Zo is het mogelijk om gascontract af te sluiten voor levering tot een periode van vijf jaar. Hiermee kunnen marktpartijen langjarige zekerheid inkopen. Dit gebeurt bijvoorbeeld door gasleveranciers die zelf ook verplichtingen zijn aangegaan op de kleinverbruikersmarkt aan huishoudens met vaste contracten.
De website van ICE Endex www.theice.com)biedt een overzicht van alle prijzen die op de TTF gelden voor de verschillende termijnproducten, alsmede overzichten van de ontwikkelingen in de afgelopen periode. Hieronder staat een overzicht van de prijsontwikkeling van de afgelopen maanden op de 3 months-aheadmarkt in euro’s per megawattuur. Opvallend aan de prijsontwikkeling zijn de hoge fluctuaties, vooral op dagbasis. Prijzen stijgen en dalen van de ene op de andere dag met meerdere procentpunten, hetgeen duidt op onzekerheid in de markt. Ook een geringe liquiditeit op de markt kan leiden tot relatief grote schommelingen. Het is te voorbarig om, op een markt met grote prijsschommelingen, op basis van koersontwikkelingen op korte termijn conclusies over de lange termijn te trekken.
De overheid is ook niet in de positie en in staat om voorspellingen te doen over marktprijsontwikkelingen, noch om harde conclusies te trekken uit dagkoersen. Instanties als het Internationaal Energie Agentschap (IEA) geven aan dat het aanbod van LNG op termijn beter in staat zal zijn om te reageren op de hoge vraag.
Hoe worden huishoudens en bedrijven door deze hoge energieprijzen geraakt? Hoe gaat u burgers voldoende beschermen tegen prijsuitwassen zoals we die thans in Noordwest-Europa zien?
Het kabinet begrijpt de grote zorg vanwege de hoge prijzen en is zeer bezorgd om de effecten van de hoge energieprijzen voor huishoudens en bedrijven. Het kabinet houdt dan ook vinger aan de pols en heeft speciaal hiervoor een ministeriele taskforce opgericht. In Europees verband staan de hoge energieprijzen ook hoog op de agenda van de Europese Raad en de Energieraad. In januari zal tijdens een informele Energieraad verder gesproken worden over de hoge energieprijzen.
De mate waarin huishoudens en bedrijven geraakt worden door de hoge energieprijzen hangt sterk af van het type energiecontract dat afgesloten is. Voor bedrijven geldt daarnaast het feit dat een deel van de hogere kosten mogelijk doorberekend kunnen worden. Ook speelt bij de impact mee in hoeverre de mogelijkheid bestaat om de gasvraag terug te schroeven, bijvoorbeeld door isolatie of bij bedrijven door aanpassen van de bedrijfsvoering.
Voor een uitgebreide uiteenzetting naar de effecten en bovenal naar de maatregelen die het kabinet genomen heeft in de vorm van tegemoetkomingen in de energiekosten en verlaging van de energiebelasting, verwijs ik naar de Kamerbrieven: «Aanpassing van het compensatiepakket voor de energieprijzen 2022 – Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2022)», 8 november (Kamernummer 35 927, nr. 29), «Verzoek om brief over begrotingsbehandeling SZW», 2 december 2021, «eenmalige energietoeslag lage inkomens», 10 december 2021 en «Ontwikkeling leveringstarieven», 14 december 2021.
Klopt het dat meerdere bedrijven in Nederland hun productie terugschroeven en zelfs stopzetten? Hoe wordt de industrie, het midden- en kleinbedrijf (mkb) en de glastuinbouw hierdoor geraakt? Hoe gaat u deze bedrijven helpen deze energiecrisis te overleven?
Het klopt dat meerdere bedrijven maatregelen hebben genomen vanwege de hoge gasprijzen. Ik ben met verschillende sectoren, waaronder de glastuinbouw, in gesprek. Zo zijn er in de glastuinbouw bedrijven die hebben besloten de teelt uit te stellen en enkelen die hebben besloten te stoppen (zie ook de eerdere beantwoording van Kamervragen van de leden Valstar en Erkens (beiden VVD) (AH 930, 2021Z18421). Ook een enkel bedrijf uit de energie-intensieve industrie heeft maatregelen getroffen en vooral in relatie tot het (deels) stopzetten van de productie. Vanuit de mkb-sectoren zoals industriële bakkers en glasproducten komen ongeruste signalen. De impact van hoge prijzen op de markten is ook afhankelijk van de mate waarin de individuele bedrijven hun energieposities hebben afgedekt. Bijvoorbeeld door langetermijncontracten die kosten beheersbaar houden. In diverse sectoren kunnen de hoge kosten worden doorbelast in het eindproduct. Het beeld is dat met name een sectorbrede urgentie ontstaat zodra de hoge gasprijzen langer aanhouden en vaste prijscontracten aflopen. Uiteraard volgen wij de ontwikkelingen op de voet en blijven hierover met de sector in gesprek.
Wat is uw definitie van leveringszekerheid? Zou in deze definitie van leveringszekerheid ook niet meegenomen moeten worden dat energieprijzen niet zodanig volatiel zijn dat het allerlei schokken geeft in de samenleving?
De term leveringszekerheid wordt in de gaswet gebruikt en in de «Wet Niet Meer Dan Nodig» gedefinieerd als de situatie dat eindafnemers van gas op het juiste moment en in de juiste kwaliteit (laag- of hoogcalorisch gas) met de benodigde hoeveelheid worden beleverd. De betaalbaarheid van energie is een publiek belang dat de overheid nastreeft.
De gasprijzen worden niet door overheden vastgesteld maar zijn de resultante van mondiale vraag- en aanbodontwikkelingen op de mondiale gasmarkten. Instituties als het Internationaal Energie Agentschap (IEA), maar ook de vereniging van Europese energietoezichthouders (ACER) geven aan dat naar verwachting de gasprijzen in de nabije toekomst hoger liggen dan in de pre-COVID periode en dat daarnaast de gasmarkt te maken krijgt met meer prijsfluctuaties dan in voorbije jaren. Mondiale commoditymarkten kenmerken zich in zijn algemeenheid door relatief grote prijsfluctuaties. De mondiale gasmarkten zullen naar verwachting meer te maken krijgen met fluctuerende vraagpatronen, doordat gas mondiaal meer dan nu ingezet gaat worden als regelbaar vermogen in de elektriciteitsmarkten. De gasvraag en daarmee de prijs reageert dan op schommelingen in de productie van hernieuwbare energie door droogteperiodes of periodes met weinig wind.
Het ligt niet in de macht van dit kabinet om dergelijke (kortstondige) prijsontwikkelingen tegen te houden. Wel kan het de maatschappij weerbaarder maken tegen dergelijke schommelingen, zodat negatieve schokken zoveel mogelijk voorkomen worden. Door het stimuleren van bijvoorbeeld isolatieprogramma’s en de overstap naar hernieuwbare bronnen, maar ook door het verbeteren van vraagrespons, zodat de vraag beter kan meebewegen met de prijsschommelingen. Deze prijsschommelingen vinden in eerste instantie plaats op de groothandelsmarkten voor ondernemingen. Huishoudens kopen gas in op de eindverbruikersmarkt waarbij prijzen afhankelijk van het gekozen contract of langjarig vastliggen of per half jaar wijzigen. Elke afnemer, huishouden of onderneming, heeft daarnaast de vrijheid om zich contractueel in te dekken tegen prijsfluctuaties. Door als consument langjarige contracten af te sluiten en door als ondernemer gas op de forward markten in te kopen.
Wat zegt deze energiecrisis over het klimaat- en energiebeleid dat we in Nederland en in Europa voeren? Is de afgelopen jaren de leveringszekerheid van het energiesysteem verwaarloosd? Is er de afgelopen jaren niet teveel op de goede werking van de markt vertrouwd?
Nederland en Europa staan voor de enorme uitdaging het energiesysteem om te bouwen van een fossielgedreven naar een CO2-vrij systeem. Deze transitie zal Europees honderden miljarden aan investeringen vergen en moeten plaatsvinden in een Europese markt. Het integreren van grote hoeveelheden weersafhankelijke energiebronnen als wind- en zonnestroom in ons energiesysteem is enkel mogelijk als er voldoende flexibiliteit is. Flexibiliteit om tekorten op te vangen als het niet waait, maar ook overschotten bij overproductie. Deze flexibiliteit kan geleverd worden door bijvoorbeeld regelbaar vermogen, opslag, maar ook door grensoverschrijdende handel. Daarvoor is het hebben van een markt waarin de prijs schaarste reflecteert en de juiste prikkels geeft essentieel.
De leveringszekerheid van het elektriciteitssysteem wordt periodiek door netbeheerder TenneT gemonitord. De huidige marktontwikkelingen tonen eens te meer het belang van een voldoende frequente monitoring aan.
De leveringszekerheid van gas heeft door het sluiten van het Groningenveld de afgelopen periode juist nadrukkelijk aandacht gekregen. Het verminderen van de productie van het Groningenveld dient gepaard te gaan met het behoud van de leveringszekerheid. De afspraken in het Norgakkoord (zie antwoord vraag 2) zijn ook vastgesteld om de leveringszekerheid van de beschermde afnemers te garanderen. Ook op de gasmarkten is nationaal en Europees in het kader van de Energieunie geïnvesteerd in het verbeteren van de leveringszekerheid. Er is veel infrastructuur bijgebouwd zoals interconnectie, reverseflowcapaciteit en LNG-terminals. Lidstaten werken beter samen in risicogroepen, doen gezamenlijke risico-evaluaties en leveren solidariteit aan elkaars beschermde afnemers. De handelsbeurzen hebben zich de laatste jaren ontwikkeld wat de concurrentie en liquiditeit heeft verbeterd, wat bijdraagt aan een betere leveringszekerheid. Tegelijkertijd is in een aantal met name Noordwest-Europese landen de nationale gasproductie fors afgenomen. Ook Nederland is door sterk gedaalde eigen productie van een export- een importland geworden.
De huidige situatie op de gasmarkt maakt het belang van leveringszekerheid nog eens extra zichtbaar en dient ook benut te worden om kritisch te kijken of en waar meer overheidsinterventie gewenst is om de leveringszekerheid nog meer te borgen. De Europese Commissie heeft op 15 december een voorstel uitgebracht voor een decarbonsatiepakket voor gas met daarin ook voorstellen over gezamenlijk Europees gecoördineerd beleid voor gasopslagen. Ook het aankomende kabinet heeft aangekondigd werk te willen maken van een verdere vulverplichting voor gasopslagen. Het nieuwe kabinet zal spoedig komen met een reactie op de voorstellen van de Europese Commissie en de nadere invulling van het coalitieakkoord op het punt van de opslagverplichting.
Wilt u deze vragen uiterlijk een week na ontvangst beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Rotterdam woest over oliewinning onder de stad: 'Totaal ridicuul'' |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stef Blok (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Rotterdam woest over oliewinning onder de stad: «Totaal ridicuul»»?1
Ja.
Kunt u zich voorstellen dat bewoners van de betroffen wijk geschrokken zijn van de aankondiging dat er naar olie geboord wordt onder hun huizen?
Net als u bereiken ook mij signalen van burgers dat zij niet bekend zijn met de oliewinning in hun omgeving. Ik kan mij dan ook voorstellen dat omwonenden die zich niet bewust waren van het feit dat de NAM vanaf de locatie in hun buurt olie wint, verrast zijn door de berichtgeving over de oliewinning.
De oliewinning in Rotterdam vindt al plaats sinds 1984 en de benodigde vergunningen en toestemmingen zijn al lang geleden afgegeven. Daardoor kan de situatie ontstaan dat mensen die al geruime tijd in dit gebied wonen niet op de hoogte zijn van de oliewinning. Voor mensen die in directe omgeving van de mijnbouwlocatie wonen is de oliewinning niet onbekend.
Is de vergunning reeds verleend of betreft het een voornemen?
Het document dat gepubliceerd is, is een ontwerpbesluit dat tot 19 januari 2022 ter inzage heeft gelegen. Een ontwerpbesluit is een voornemen waarop zienswijzen kunnen worden ingediend. De zienswijzen worden betrokken bij de definitieve besluitvorming.
Is er overleg geweest met de gemeentes Rotterdam en Barendrecht over dit plan? Wat is de rol van de gemeentes, behalve een advies geven?
De gemeentes Rotterdam en Barendrecht zijn wettelijk adviseur bij een procedure tot instemming met een winningsplan voor oliewinning. Ik heb de gemeentes Rotterdam en Barendrecht daarom om advies gevraagd in deze procedure. Verder hebben medewerkers van mijn ministerie en ook medewerkers van de NAM regelmatig contact met de gemeentes, ook over de oliewinning onder Rotterdam.
Wat is met het advies gebeurd? Waarom is het advies niet overgenomen?
Het advies van de gemeente Rotterdam heb ik, samen met alle andere door mij gevraagde adviezen, meegewogen in het ontwerpbesluit en is gedeeltelijk overgenomen. Verschillende adviespunten van onder andere de gemeenten Rotterdam en Barendrecht hebben geleid tot voorschriften aan het ontwerpbesluit. Het advies om onderzoek te laten doen naar de invloed van de maximaal verwachte bodemdaling van 2 cm op de meer dan 100 jaar oude bomen in het Zuiderpark, heb ik niet ingewilligd omdat de oliewinning geen invloed heeft op de bomen. Ik vind het behouden van deze bomen belangrijk en zie dat de bodemdaling niet zal plaatsvinden in de laag van de ondergrond waarin de bomen geworteld zijn. De bodemdaling heeft daarmee geen effect op de bomen. Ook vind ik het net als de gemeente Rotterdam belangrijk dat buitendijks gelegen gebieden nog binnen de normen voor maaiveldhoogte vallen. Echter de nog te verwachten bodemdaling van maximaal 2 cm geeft geen aanleiding om nader onderzoek voor te schrijven of buitendijks gelegen gebieden nog binnen de normen voor maaiveldhoogte vallen.
Bent u bereid om eventuele negatieve zienswijzen met een open houding te beoordelen?
Ja, elke (negatieve) zienswijze beoordeel ik met open houding. Zienswijzen die betrekking hebben op het toetsingskader van de wet betrek ik bij de definitieve besluitvorming. Overigens geef ik op alle zienswijzen die ik ontvang een antwoord, ook die zienswijzen die geen betrekking hebben op het wettelijk toetsingskader.
Welke opties zijn er nog voor de gemeente of de bewoners om voor hun belangen op te komen en dit plan tegen te houden?
Ik weet en heb er begrip voor dat niet iedere omwonende het eens is met het eventueel voorzetten van de oliewinning in Rotterdam. Bij een beoordeling van een verzoek tot instemming met een winningsplan, ben ik gehouden aan het daarvoor geldende wettelijke toetsingskader. Voor zover een zienswijze betrekking heeft op dit toetsingskader betrek ik dit bij de definitieve besluitvorming. Zienswijzen zouden kunnen leiden tot aanpassing van het ontwerpbesluit. Er is tevens nog een mogelijkheid om in beroep te gaan tegen een definitief besluit. De NAM heeft toestemming om olie te winnen in het gebied. Stopzetting van de winning kan alleen indien er sprake is van veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten ten aanzien van de veiligheid voor omwonenden, de natuur of het milieu.
Als de Nederlandse Aardolie Maatschappij nieuwe boor- en winningstechnieken wil gebruiken, wat voor soort technieken zijn dat dan? Gaat het om fracking? Gaat het om injecteren van stoom, zoals in Schoonebeek?
De NAM zal geen nieuwe technieken toepassen. De NAM past reeds bestaande technieken toe in het olieveld Rotterdam en zal deze optimaliseren zodat er een verbeterde productie uit bestaande putten zal plaatsvinden en een betere verspreiding van het injectiewater over het veld om de olieproductie te ondersteunen en de bodemdaling te beperken. Het gaat hier niet om het injecteren van stoom zoals in Schoonebeek.
De NAM beschrijft de mogelijkheid in de toekomst een nieuwe put te boren in de reservoirlaag met de naam De Lier Sandstone. Het gaat hier niet om een uitbreiding van het aantal putten, maar om het vervangen van putten waaruit de winning wordt beëindigd. De NAM heeft in het winningsplan beschreven in dat geval bij die put ook gebruik te maken van hydraulische stimulatie (fracking). Bij andere putten in deze reservoirlaag is in het verleden ook hydraulische stimulatie toegepast. Dit betreft een incidentele activiteit. Ik gebruik de term hydraulische stimulatie om te voorkomen dat er verwarring ontstaat met grootschalig fracken dat van een heel andere orde en grootte is en wordt toegepast bij schaliegaswinning in de Verenigde Staten. Hydraulische stimulatie in olie- en gasputten wordt sinds 1954 in Nederland toegepast. In de afgelopen decennia zijn circa 340 conventionele hydraulische stimulaties in circa 250 putten uitgevoerd. Hydraulische stimulaties hebben de afgelopen decennia veilig plaatsgevonden.
Wat zijn de geologische en ecologische gevolgen van deze winning op lange termijn? Kan het leiden tot bodemdaling? Kan het leidden tot verzakkingen of bevingen? Welke risico’s zijn er voor het grondwater rond de boringen en het oppervlaktewater in de Waalhaven en de Nieuwe Maas?
De winning zoals nu vergund heeft geen ecologische gevolgen. Omdat de wijze van winning niet wijzigt, zal ook verdere oliewinning geen geologische gevolgen hebben.
Zoals beschreven in het winningsplan en het ontwerpinstemmingsbesluit is de bodemdaling geminimaliseerd doordat er waterinjectie in het veld plaatsvindt. In de beginjaren van de oliewinning heeft er enkele centimeters bodemdaling plaatsgevonden. Hiervan zijn geen gevolgen bekend. Door het opstarten van de waterinjectie eind jaren negentig wordt de druk in het olieveld op peil gehouden en is de bodemdaling minimaal. De nu nog verwachte bodemdaling die vanaf is dan ook minder dan 2 cm. De totaal opgetreden bodemdaling door de oliewinning sinds 1984 zal in 2050 maximaal 7 cm zijn. Hiervan worden geen gevolgen verwacht voor het grondwater en het oppervlaktewater in de Waalhaven en de Nieuwe Maas.
Op basis van het winningsplan en het advies dat TNO hierover aan mij heeft gegeven wordt er geen bodemtrilling verwacht als gevolg van de oliewinning in Rotterdam.
Kunt u een overzicht verstrekken van alle lopende vergunningsprocedures voor nieuwe of gewijzigde olie- en gaswinning, van alle lopende gesprekken over nieuwe vergunningen en van alle locaties waar winning mogelijk is op basis van oude afspraken?
Ja, op de website mijnbouwvergunningen.nl kunt u alle vergunningsprocedures inzien die thans in behandeling zijn of in het afgelopen jaar doorlopen zijn. Van lopende gesprekken is er geen overzicht. Momenteel is de houding ten aanzien van mijnbouw in Nederland weinig aantrekkelijk voor mijnbouwbedrijven en vinden dan ook heel beperkt gesprekken plaats. Momenteel zijn er alleen gesprekken over mogelijke ontwikkelingen offshore. Een overzicht van alle bestaande vergunningen en hun loopjaar publiceer ik jaarlijks gepubliceerd in het jaarverslag «Delfstoffen en aardwarmte in Nederland» van TNO (https://www.nlog.nl/jaarverslagen zie bladzijde 106).
Waarom verleent u nog nieuwe opsporing en winningsvergunningen voor fossiele energie, terwijl we af moeten stappen van fossiele brandstoffen en de meeste bekende voorraden in de grond moeten blijven?
Een eventuele instemming met het winningsplan Rotterdam betreft geen nieuwe opsporings- of winningsvergunning. In algemene zin geldt dat de Mijnbouwwet beschrijft waaraan ik een aanvraag voor een opsporings- en winningsvergunningen moet toetsen. Als een mijnbouwbedrijf voldoet aan de voorwaarden dan dien ik de vergunning af te geven.
Hoe verhoudt deze boring, en mogelijke andere boringen, zich tot de doelstelling uit het nieuw coalitieakkoord om de uitstoot van CO2 met 60% te verminderen in 2030?
De eventueel nieuw te boren putten betreffen hier geen uitbreiding van het aantal putten, maar het eventueel vervangen van putten waaruit de winning wordt beëindigd. Het aantal in gebruik zijnde putten zal niet toenemen.
In de beoordeling van vergunningen houd ik ook rekening met de klimaatdoelstellingen. Als de Nederlandse vraag naar olie afneemt, neem ik dit mee in mijn beoordeling of er nog grond is om de winning te continueren. Indien er geen sprake meer is van planmatig beheer van de ondergrond kan ik de winning bekorten.
Hoeveel van de in Nederland bekende voorraden wilt u nog laten winnen en welk percentage wilt u veilig in de grond laten?
De winning van olie en gas vindt alleen plaats als het veilig gewonnen kan worden. Zolang er olie en gas gebruikt wordt in Nederland is het beter om dit in eigen land te winnen. Als de vraag naar olie en gas afneemt kan ook de winning in eigen land worden afgebouwd. Overigens neemt de hoeveelheid gewonnen olie en gas al jaren af doordat bestaande velden leger raken en er weinig nieuwe ontwikkelingen zijn. Hoeveel van de bekende voorraden nog gewonnen zal worden is om die reden moeilijk in een percentage uit te drukken.
Het bericht “Energy Charter Treaty: stalled reform fuels EU fears for climate” |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat het hopeloze verloop van de onderhandelingen over modernisering van de Energy Charter Treaty (ECT-verdrag) aantoont dat de enige manier om de miljardenclaims vanuit de fossiele industrie te stoppen, het verlaten van het verdrag is? Zo nee, waarom niet?1
Nederland zet in op verbetering en modernisering van het ECT en volgt daarom zeer kritisch en nauwlettend de ontwikkelingen rondom de modernisering van het ECT Verdrag. De EU inzet en positie in dit kader wordt gecoördineerd door de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft in juli 2019 een mandaat gekregen waarin wordt ingezet op modernisering van het ECT. Dit mandaat bevat, in lijn met de Nederlandse inzet voor modernisering van investeringsverdragen, duidelijke verbeterpunten ten aanzien van de inhoudelijke bescherming en betere procedurele waarborgen. Ook is het opnemen van bepalingen over duurzame ontwikkeling en het uitfaseren van bescherming van investeringen in fossiele brandstoffen onder het ECT onderdeel van het mandaat. Ik verwijs u ook naar Kamerstuk 32 813, nr. 619, waarin het vorige kabinet de Nederlandse inzet heeft neergelegd.
De voorkeur van Nederland is om deze gecoördineerde aanpak voort te zetten. Als blijkt dat de inzet zoals geformuleerd in het mandaat van de Europese Commissie, niet (snel genoeg) haalbaar is, moeten andere opties overwogen worden. Op dit moment zijn er door de kritische landen en de Europese Commissie nog geen concrete stappen voorgesteld voor de uittreding uit het ECT. Hoe dan ook is het niet uitgesloten dat de uittreding uit het ECT overwogen moet worden, mocht de modernisering niet conform het mandaat van de Europese Commissie tot stand komen. Daaronder valt bijvoorbeeld het compromis voor de uitfasering van de bescherming van investeringen in fossiele brandstoffen in het kader van moderniseringsonderhandelingen. Het is belangrijk hierbij te vermelden dat uittreding niet betekent dat verdragspartijen niet langer aan het verdrag zijn gebonden. De «sunset» clausule in het ECT bepaalt namelijk dat de bepalingen uit het verdrag na opzegging van het verdrag nog 20 jaar daarop van toepassing zijn. Daarnaast bestaat dan de situatie dat Nederland, doordat de EU partij is bij het ECT en het ECT daarmee onderdeel vormt van het Unierecht, via de band van de Unie nog steeds gebonden is aan het verdrag. Mocht Nederland besluiten uit het ECT te stappen, zal ik mij dan ook inspannen om dat als EU-lidstaten gezamenlijk te doen.
Wat maakt dat Nederland niet is aangesloten bij de alliantie van Europese lidstaten die het verlaten van het verdrag bepleiten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe kan u verantwoorden dat, ondanks de klimaatcrisis, via het ECT-verdrag ruim 340 miljard euro aan fossiele infrastructuur wordt beschermd?
Het ECT creëert geen directe financiële prikkels, maar garandeert non-discriminatoire waarborgen en een rechtmatige behandeling van de investeringen die betrekking hebben op een economische activiteit in de energiesector. Daaronder vallen activiteiten die te maken hebben met fossiele brandstoffen, maar ook in hernieuwbare energie. Er worden op dit moment onderhandelingen gevoerd over het moderniseren van het ECT. Het oorspronkelijke doel van het ECT was om het investeringsklimaat voor de energiesector te verbeteren.
Een van de speerpunten bij de onderhandelingen van de EU is om investeringen in fossiele brandstoffen in het kader van het ECT Verdrag af te bouwen. Het ECT verdrag moet volledig in lijn worden gebracht met het EU-klimaatbeleid en verplichtingen onder het Akkoord van Parijs. Het voorstel van de EU was om investeringen in fossiele brandstoffen uit te sluiten van investeringsbescherming onder het ECT. Investeringen in sommige vormen van fossiele brandstof zouden onder het EU voorstel onder voorwaarden worden uitgefaseerd. Het gaat hierbij om nieuwe investeringen in elektriciteitsproductie uit aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen, waarvoor investeringsbescherming zou blijven bestaan tot eind 2030. Daarnaast zouden investeringen in aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen die bestaande investeringen in meer vervuilende vormen van fossiele brandstoffen vervangen worden beschermd tot uiterlijk 2040.
Er is bij de andere verdragspartijen weinig steun voor dit voorstel. De Europese Commissie onderhandelt namens de EU verder om tot een oplossing te komen. Wat het kabinet betreft is het essentieel dat een gemoderniseerd ECT volledig in lijn is met de klimaatdoelstellingen van de EU. Als het oorspronkelijke EU-voorstel geaccepteerd wordt, dan worden de investeringen in fossiele brandstoffen in de bovengenoemde gevallen nog voor een relatief beperkte periode beschermd onder het verdrag zoals in de vorige paragraaf uiteen gezet. Modernisering zoals voorgesteld door de EU sluit derhalve niet per direct uit dat alle investeerders in fossiele brandstoffen gebruik kunnen maken van het geschillenbeslechtings-mechanisme onder het ECT.
Om te verduidelijken dat investeringsbescherming geen negatieve invloed heeft op de beleidsruimte van overheden wil de EU het recht te reguleren in het publieke belang expliciet opnemen in afspraken over investeringsbescherming. Het verduidelijken van het recht om te reguleren is dan ook onderdeel van het EU-voorstel bij de onderhandelingen over het ECT en is opgenomen in het mandaat van de EU.
Deelt u de mening dat de ambitie om financiële prikkels voor fossiele brandstoffen weg te nemen, niet samen kan gaan met het ECT-verdrag? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Welke gevolgen heeft de uitspraak van het Europees Hof van Justitie over de incompatibiliteit van het ECT-verdrag met het EU recht voor de twee rechtszaken die tegen Nederland lopen, aangespannen door energiereuzen Uniper en RWE voor maar liefst 2,5 miljard euro?
Nederland voert in deze arbitrageprocedures bij het International Centre for Investment Disputes (ICSID) verweer op de inhoud en ontvankelijkheid van het geschil. Daaronder valt het verweer dat de arbitrageclausules in intra-EU investeringsverdragen, waaronder het ECT, in strijd zijn met het Unierecht.
In meerdere uitspraken heeft het Europees Hof van Justitie aangegeven dat dergelijke arbitragebepalingen dus niet van toepassing kunnen zijn op geschillen tussen een EU-investeerder en een EU-lidstaat. Op dit verweer is nog niet door een arbitragetribunaal beslist. Parallel aan de arbitrageprocedures lopen er procedures in Nederland en in Duitsland, waarbij in Duitsland de vraag voorligt of het ECT een geldige arbitrageclausule bevat onder Europees recht. Ook deze zaken zijn nog onder de rechter.
Deelt u de mening dat het vertrouwen in een uitkomst van de onderhandelingen die leidt tot het in lijn brengen van het ECT-verdrag met de klimaatdoelen, totaal misplaatst is? Kunt u uw antwoord toelichten?
De inzet van de Europese Unie is om het ECT te moderniseren en het verdrag volledig in lijn te brengen met de doelen van het Akkoord van Parijs. De EU-lidstaten hebben de Europese Commissie in de onderhandelingsrichtlijnen het mandaat gegeven om namens de EU te onderhandelen om verouderde bepalingen over investeringsbescherming te moderniseren en bepalingen over duurzame ontwikkeling op te nemen in het verdrag. Als onderdeel daarvan wil de EU bescherming van investeringen in fossiele brandstoffen onder het ECT opheffen en in bepaalde gevallen uitfaseren.
Het vorige kabinet volgde de onderhandelingen, sinds de oprichting van een moderniseringsgroep in 2018 en de formele start van de onderhandelingen in 2020, nauwlettend. Ook het huidige kabinet blijft dit doen en is zeer kritisch over de tot nu toe geboekte resultaten. Hoewel op sommige vlakken vooruitgang is gemaakt, blijven de posities van de EU en andere verdragspartijen op cruciale punten ver uiteen liggen. Veel EU-lidstaten en de Europese Commissie delen deze kritische houding.
In de eerste helft van 2022 staan nog vier onderhandelingsrondes gepland. In juni hoopt het Secretariaat van het ECT een conferentie te organiseren over een principeovereenkomst. Het kabinet wil de Europese Commissie de kans geven om verder te onderhandelen gedurende deze geplande onderhandelingsrondes. Mocht daar niet voldoende vooruitgang worden geboekt, dan is het kabinet van mening dat de balans over steun voor de moderniseringsonderhandelingen opnieuw dient te worden opgemaakt, bij voorkeur in EU verband.
Hoe reëel is volgens u de kans dat er nieuwe tribunalen zullen herrijzen en de fossiele industrie via nieuwe wegen haar belangen zal proberen te beschermen, ten koste van de planeet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Los van de mogelijkheid om vermeende schendingen van rechten bij een nationale rechter aan te vechten, geeft het ECT de mogelijkheid aan investeerders om een arbitrageprocedure te starten, een zogenaamde «investor-state dispute settlement (ISDS)»-procedure.
Net als met andere investeringsbeschermingsovereenkomsten is er dus altijd een kans dat investeerders rechtszaken aanspannen onder het ECT. Om te verduidelijken dat investeringsbescherming geen negatieve invloed heeft op de beleidsruimte van overheden wil de EU het recht te kunnen reguleren in het publieke belang expliciet opnemen in afspraken over investeringsbescherming. Dit is ook onderdeel van het EU-voorstel bij de onderhandelingen over het ECT.
Volgens statistieken op de website van het ECT zijn er – zover bekend – 145 zaken onder het ECT aangespannen, waarvan twee tegen Nederland.2 Het is belangrijk om te vermelden dat niet alleen investeerders in de fossiele industrie gebruik kunnen maken van investeringsbescherming onder het ECT. Investeerders in andere energiesectoren kunnen dit ook. Volgens de cijfers op de website van het ECT zijn in de afgelopen tien jaar de meeste zaken door investeerders met betrekking tot geschillen over hernieuwbare energie aangespannen. Daarnaast is het recht op toegang tot de rechter niet iets om bang voor te zijn, maar juist een belangrijk element van een rechtsstaat.
Deelt u de mening dat eventuele modernisering van het verdrag niet mag plaatsvinden zonder dat nationale parlementen zich hierover hebben kunnen uitspreken? Zo ja, hoe gaat u zich hier hard voor maken? Zo nee, waarom niet?
Volgens artikel 42 van het ECT moeten wijzigingen van het verdrag door alle verdragspartijen bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd worden. Nederland is partij bij het ECT. Conform de Grondwet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen zal een voorgestelde verdragswijziging van het ECT aan de Staten-Generaal worden voorgelegd voor goedkeuring.
Garandeert u dat herziening of een eventueel nieuw verdrag altijd de goedkeuring van nationale parlementen zal moeten krijgen?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht ‘Stop op boorvergunningen moet einde tijdperk olie en gas inluiden’ |
|
Laura Bromet (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
Stef Blok (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Stop op boorvergunningen moet einde tijdperk olie en gas inluiden»?1
Ja.
Klopt het dat het Nederlandse kabinet samen met Duitsland en Denemarken in 2022 nieuwe afspraken moet maken voor het beheer van de Waddenzee als UNESCO Werelderfgoed?
De samenwerking tussen de drie Waddenzeelanden Denemarken, Duitsland en Nederland bestaat sinds 1978. Deze samenwerking wordt om de drie à vier jaar bekrachtigd door middel van een Trilaterale Regeringsconferentie. De komende 14de Trilaterale Regeringsconferentie over de Bescherming van de Waddenzee vindt eind 2022 plaats in Wilhelmshaven (Duitsland). Het is de intentie om samen met de verantwoordelijke bewindspersonen van Denemarken en Duitsland een gezamenlijke verklaring te ondertekenen. Hiermee onderstrepen wij ons gezamenlijke belang van een goede bescherming van de Waddenzee.
Hoe wordt daarin de recente brief van UNESCO aan het Nederlandse kabinet meegenomen in de voorbereidingen?
Sinds de zomer zijn er een paar overleggen geweest waarin is gesproken over de te maken afspraken. De laatste ontwikkelingen, bijvoorbeeld ten aanzien van mijnbouw en wind op zee, worden daarin ook meegenomen.
Heeft Nederland overleg met Duitsland en Denemarken naar aanleiding van de ontvangen UNESCO brief? Stemt het Nederlandse kabinet haar antwoord op de vragen vanuit UNESCO af met de Deense en Duitse regering?
Er is samen met Duitsland en Denemarken een werkgroep die gaat over de bescherming van het Werelderfgoed. Het concept-antwoord aan UNESCO is voorafgaand aan het versturen met de leden van deze werkgroep afgestemd.
Is het Nederlandse kabinet of de ambassade in Kopenhagen al benaderd met het verzoek af te zien van nieuwe aardgaswinning onder de Waddenzee?
We zijn niet benaderd door de Deense overheid met een verzoek om af te zien van nieuwe aardgaswinning onder Waddenzee.
Is er eerder gesproken over een gezamenlijk besluit (samen met Duitsland en Denemarken) om geen fossiele energie meer te winnen in de Waddenzee? Bent u bereid hierop in te gaan, als dit ter tafel komt?
Nederland, Duitsland en Denemarken delen een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het trilaterale Werelderfgoed Waddenzee. De wijze waarop wij omgaan met mijnbouw is uitgebreid opgenomen in het nominatiedossier op basis waarvan de Werelderfgoedstatus is verkregen. Ik ben bereid om samen met Duitsland en Denemarken te verkennen of de ambitie uit het coalitieakkoord2 om na afronding van de procedure voor Ternaard geen nieuwe vergunningen voor gaswinning onder de Waddenzee af te geven ook kan gelden voor de trilaterale Waddenzee.
De compensatieregelingen bij hogere energiekosten |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Klopt het dat mensen die in grote complexen wonen zoals studenten en ouderen, vaak niet zelf een energiecontract hebben en onder «grootverbruikers» vallen?
De situatie bij grote complexen is zeer divers, zowel qua soort woning als type bewoner als de wijze waarop de bewoner voor de energiekosten betaalt. Het kan bijvoorbeeld gaan om een groot complex met zelfstandige koop- en/of huurwoningen, een groot complex met kamers zonder eigen keuken, badgelegenheid en toilet (onzelfstandige woningen), of een groot complex met een combinatie van zelfstandige en onzelfstandige woningen.
In de meeste gevallen zal de bewoner van een zelfstandige woning in een groot complex zelf een contract hebben met een energieleverancier voor zijn of haar individuele energieverbruik. Daarnaast krijgt die bewoner door de beheerder van het complex of de verhuurder van de woning kosten doorberekend voor het energieverbruik van de gemeenschappelijke ruimten van het complex.
Heeft de bewoner van een woning geen contract met een energieleverancier, dan zal doorgaans de beheerder van het complex of de verhuurder van de woning de kosten voor het individueel en gemeenschappelijk energieverbruik aan de bewoner doorberekenen.
Klopt het dat deze groepen dan geen profijt hebben van de verlaging van de energiebelasting omdat deze alleen geldt voor huishoudens en bedrijven?
Hoeveel profijt bewoners hebben van de incidentele en tijdelijke verlaging van de energiebelasting in 2022 verschilt per situatie. Binnen de energiebelasting worden twee incidentele en tijdelijke maatregelen getroffen in 2022 om de stijging van de energierekening te dempen. Allereerst worden de tarieven in de eerste, tweede en derde schijf voor elektriciteit verlaagd. Met name door deze verlaging ontvangen ook bewoners in grote complexen die geen zelfstandig contract hebben een compensatie. Daarnaast wordt de vaste belastingvermindering in de energiebelasting verhoogd met 265 euro (inclusief btw). De belastingvermindering is een vaste korting op het energiebelastingdeel van de energierekening en geldt per elektriciteitsaansluiting van een woning of gebouw met verblijfsfunctie, ongeacht het verbruik. Ook voor grote complexen geldt dus de verhoogde belastingvermindering. Omdat deze per aansluiting berekend wordt, kan het voordeel per individu wel lager uitvallen.
Wat vinden de Staatssecretarissen ervan dat juist deze groepen die vaak al financieel kwetsbaar zijn, niet profiteren van de verlaging van de energiebelasting?
Zie het antwoord op vraag 2. Ook deze groepen ontvangen compensatie door de verlaging van de energiebelasting in 2022. De totale omvang van de tegemoetkoming aan de stijgende energieprijzen via de energiebelasting per huurder is afhankelijk van het totale energieverbruik en het aantal huurders achter de aansluiting. Gezien de urgentie van de situatie van stijgende energieprijzen is ervoor gekozen huishoudens op generieke wijze tegemoet te komen via de energiebelasting. Dit maakt dat de tegemoetkoming van geval tot geval kan verschillen. Maatwerk was op de korte termijn niet mogelijk en is ook op de langere termijn moeilijk uitvoerbaar vanwege het grote aantal huishoudens dat geconfronteerd wordt met een stijgende energierekening én de grote verschillen tussen huishoudens in de mate waarin de energierekening stijgt. Om die reden en ter ondersteuning van kwetsbare huishoudens zijn aanvullende compensatieregelingen opgezet.1 In de begroting van het Ministerie van BZK is 150 miljoen euro vrijgemaakt die via een specifieke uitkering aan gemeenten beschikbaar wordt gesteld om huishoudens die leven in energiearmoede te ondersteunen.2 Daarnaast kunnen huishoudens met een laag inkomen een eenmalige tegemoetkoming van 200 euro als richtbedrag krijgen voor de gestegen energierekening. Hiervoor heeft het kabinet incidenteel een budget van 200 miljoen euro in 2022 beschikbaar gesteld.3
Wat gaan de Staatssecretarissen eraan doen om te voorkomen dat de energierekening van deze groepen niet drastisch gaat stijgen ten gevolge van de hoge gasprijzen?
Met de aanpassingen in de energiebelasting en de extra aangekondigde ondersteuning van de meest kwetsbare groepen in de samenleving dempt het kabinet de gevolgen van de stijgende energieprijzen voor huishouden. Zoals toegelicht profiteren ook ouderen en studenten in grote wooncomplexen van de verlaging van de energiebelasting. De mate waarin ze compensatie ontvangen is afhankelijk van het energieverbruik en de woonsituatie. De ontwikkeling van de gasprijs is erg onzeker. Het kabinet blijft daarom de ontwikkeling van de energieprijzen nauwlettend in de gaten houden.
Klopt het dat studenten ook niet profiteren van de extra 200 euro aan compensatie voor laagste inkomens?1
De eenmalige tegemoetkoming van 200 euro als richtbedrag vereist een wetswijziging en zal zo snel mogelijk worden ingediend bij de Tweede Kamer. In deze wetswijziging volgt de nadere uitwerking en de afbakening van de doelgroep.
Wat vinden de Staatssecretarissen hiervan en wat gaan de Staatssecretarissen hier nog aan doen?
Sinds de zomer is er sprake van een uitzonderlijke situatie op de gasmarkt. De energieprijzen, en in bijzonder die van gas, zijn in de afgelopen maanden fors gestegen. Het kabinet ziet dat deze situatie onzekerheid oplevert omdat mensen en bedrijven zich zorgen maken of de prijzen blijven stijgen en of ze hun energierekening nog kunnen betalen.
Het kabinet erkent deze zorgen en heeft daarom de eerdergenoemde maatregelen getroffen om op korte termijn compensatie te bieden. Vanwege de grote verschillen in de gevolgen voor specifieke huishoudens, zoals ook de casus van studenten en ouderen in grote complexen aantoont, is het niet mogelijk om de compensatie zo vorm te geven dat deze uitsluitend terechtkomt bij diegenen die het daadwerkelijk nodig hebben. Om deze redenen zijn er aanvullende maatregelen getroffen bovenop de maatregelen in de energiebelasting en blijft het kabinet een vinger aan de pols houden als het gaat om de ontwikkeling van de energieprijzen. Daarnaast rapporteert het kabinet tweemaandelijks aan uw Kamer over de energieprijzen en geeft zo invulling aan de motie van het lid van Dijk (Kamerstukken 35 925, nr. 131).
Knelpunten in de biovergistingssector |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de financiële problemen waar bedrijven in de biovergistingssector mee te maken dreigen te krijgen als gevolg van een, door de covid-crisis, verstoorde markt voor grondstoffen en energie?
Ja. Het is duidelijk dat de COVID-crisis en de volatiliteit op de energiemarkt de bedrijfsvoering van vergisters bemoeilijkt. Ik ben op de hoogte van de effecten van de recente ontwikkelingen op de energiemarkt voor vergisters. Ik heb in mindere mate zicht op de recente ontwikkeling van de prijs van grondstoffen voor vergisters aangezien deze zeer divers van aard zijn en de prijsvorming hier niet transparant is.
De SDE++-regeling vergoedt de onrendabele top, oftewel het verschil tussen de kostprijs van vergisting en de marktprijs van energie. Bij een stijgende energieprijs is er dus minder subsidie nodig. De marktprijs van de geproduceerde energie wordt vastgesteld op basis van advies van het Planbureau voor de Leefomgeving (PLB) via een vaste berekeningsmethodiek die gebruik maakt van marktindices voor elektriciteit en gas. Het algemene beeld is dat vooral die projecten in problemen zijn gekomen die hun energie voor een vast bedrag hebben verkocht in plaats van een bedrag gekoppeld aan deze marktindex.
Bent u op de hoogte van de verwachting van deze sector dat dit zal leiden tot een forse terugvordering van subsidiegelden (oplopend tot wel € 1 miljoen per vergistingsinstallatie) door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor deze producenten bij de jaarlijkse bijstelling medio mei/juni 2022, in plaats van de gebruikelijke nabetaling?
Ja, door de stijgende energieprijzen hebben projecten een hoger voorschot gekregen dan nodig doordat zij hogere inkomsten kunnen krijgen uit de verkoop van hun energie. Net als verschillende partijen in uw kamer vind ik het van belang om overstimulering zo veel mogelijk te voorkomen, en daarom wordt in de SDE++ minder subsidie verleend als de energieprijzen stijgen. De exacte bijstelling verschilt sterk tussen projecten vanwege verschil in schaalgrootte, verschil tussen verwachte en gerealiseerde productie, het jaar waarin ze subsidie hebben gekregen en de verhouding tussen de producten die ze produceren (elektriciteit, warmte en/of gas).
In september 2021 hebben de projecten waarvan verwacht werd dat een grote bijstelling aannemelijk was een brief gekregen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) over dat hun voorschotten mogelijk te hoog zouden zijn. In deze brief werd ook de optie geboden om de voorschotten stop te zetten om een grote bijstelling te voorkomen.
Bent u daarnaast op de hoogte van de verwachting vanuit deze sector dat bij terugvordering of verminderde uitbetaling er direct financiële problemen ontstaan metmogelijk faillissementen tot gevolg?
Het is mij duidelijk dat het terugbetalen van voorschotten van grote invloed is op de bedrijfsvoering van vergisters. Dat was voor RVO.nl ook de reden om hierover tijdig te communiceren per brief en via de website. Zoals in mijn antwoord op vraag 1 aangegeven verwacht ik dat eventuele financiële problemen met name spelen bij de projecten die ervoor hebben gekozen om hun contracten niet te koppelen aan de in de SDE++ gehanteerde marktindex.
Acht u een dergelijke uitkomst wenselijk in het licht van de stimulering van deze sector en de noodzaak tot de ontwikkeling van hernieuwbare alternatieven voor gas?
Op het moment dat bedrijven in de problemen dreigen te komen, is het goed dat de bedrijven in contact treden met RVO.nl. RVO.nl heeft binnen de regeling mogelijkheden om een passende verrekening toe te passen zodat onnodige faillissementen kunnen worden voorkomen. Hierbij moet echter ook voorkomen worden dat het teveel betaalde voorschot uiteindelijk helemaal niet meer terugbetaald wordt.
Wat is uw verwachting voor wat betreft de doorwerking van deze problematiek naar de toekomstige duurzame invulling van ons gasverbruik?
In beginsel zorgen hoge energieprijzen ervoor dat hernieuwbaar gasprojecten beter kunnen concurreren met fossiele energie, zeker als de gasprijs hoger wordt dan de kostprijs. Het is echter niet voor alle vergisters het geval en het is niet positief als duurzame energieprojecten in zwaar weer komen. Mijn beeld is dat deze problematiek op de korte termijn vooral vergistingsprojecten betreft die elektriciteit (en warmte) produceren en in mindere mate hernieuwbaar gas.
In hoeverre heeft u in beeld hoe groot deze problematiek is? Kunt u aangeven hoeveel producenten uit de biovergistingssector hierdoor dreigen te worden getroffen, wat van deze producenten het opgestelde vermogen is en wat dit vermogen vertegenwoordigd qua volume aan groen gas?
Dit kan ik niet aangeven aangezien ik geen inzicht heb in de bedrijfsvoering van vergisters en ook niet in de contracten die producenten afsluiten over de verkoop van hun energie. Ik heb dus ook geen zicht op het aantal projecten dat ervoor gekozen heeft de energieprijs niet te koppelen aan de marktindices voor energie.
Bent u zich ervan bewust dat de coronasteunmaatregelen, doordat deze gericht zijn op omzetverlies, niet goed aansluiten bij de problemen die deze bedrijven ondervinden als gevolg van ontwikkelingen gerelateerd aan de covid-crisis waardoor zij niet goed gebruik kunnen maken van steuninstrumenten zoals de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)?
Ja, de belangrijkste reden hiervoor is dat deze sector ook in veel mindere mate wordt getroffen door de directe effecten van de coronacrisis waar de steuninstrumenten zoals de TVL voor ontworpen zijn, zoals omzetverlies.
Welke oplossingen ziet u wel om de hierboven geschetste problematiek aan te pakken?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4 heeft RVO.nl binnen de regeling mogelijkheden om een passende verrekening toe te passen zodat onnodige faillissementen kunnen worden voorkomen.
Ziet u bijvoorbeeld mogelijkheden om door middel van een individuele vaststelling op basis van accountantsverklaring biogasproducenten de mogelijkheid te bieden om bij RVO aan te tonen dat de daadwerkelijke marktinkomsten significant afwijken van het correctiebedrag van de SDE-subsidie waar RVO mee rekent?
Nee, ik vind dit niet gepast. De spelregels binnen de SDE++ zijn vooraf bekend en het is vervolgens aan ondernemers om gegeven deze regels hun eigen afwegingen te maken ten aanzien van hun bedrijfsvoering. Ondernemers die daarbij een vaste prijs voor hun energie hebben afgesproken, profiteren hiervan als de energieprijzen dalen en ondervinden een nadeel als de prijzen stijgen. De keuze voor een vaste prijs betreft een bedrijfsmatige afweging, de consequenties hiervan zijn daarmee ook voor risico van de ondernemer.
Zou een onafhankelijke doorrekening van de hierboven geschetste effecten in 2021 en 2022 gekoppeld aan een mogelijke herziening van de correctiebedragen binnen de SDE-regeling wat u betreft een mogelijkheid zijn?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 9. Op het moment dat bedrijven in de problemen dreigen te komen, is het goed dat de bedrijven in contact treden met RVO.nl.
Het bericht ‘Experts: kabinet kan levering gas deze winter niet garanderen’ |
|
Joris Thijssen (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Experts: kabinet kan levering gas deze winter niet garanderen»?1
Ja.
Kunt u een indicatie geven van de kans dat er gastekorten ontstaan komende winter?
Het kabinet heeft diverse maatregelen genomen om de leveringszekerheid te borgen voor beschermde afnemers. Zo zijn met Shell, ExxonMobil en NAM in het zogenaamde Norg Akkoord afspraken gemaakt over de inzet van de gasopslagen Alkmaar, Norg en Grijpskerk in de komende jaren. Niet alleen is vastgesteld dat de laagcalorische opslagen bij het begin van de koudeseizoen voldoende gevuld moeten zijn, maar ook dat er tot en met het einde van de koudeseizoen voldoende gas in de opslagen moet blijven. Dit om de leveringszekerheid van laagcalorisch gas, het gas dat door vrijwel alle Nederlandse huishoudens wordt gebruikt, te borgen. De huidige inschatting is er deze winter geen tekorten aan laagcalorisch gas in Nederland zullen ontstaan een eventuele onderbreking van gaslevering vanuit Rusland kan voor dit moment worden opgevangen.
Van belang is om de leveringszekerheid van het Europees gangbare hoogcalorische gas ook vanuit een Europees perspectief te bezien. De gemiddelde vulgraad van de Europese opslagen was aan het begin van het koudeseizoen met 77% (nu: ca 26%) krap ten opzichte van andere jaren, maar onderzoeken en stresstesten2 van de Europese Commissie en Europese netbeheerders en toezichthouders (ENTSOG, ACER) laten zien dat de gasinfrastructuur voldoende robuust is en de opslagen voldoende zijn gevuld om ook een koude winter door te komen
Vindt u het ook een slecht idee om een essentiële voorziening als gaslevering aan de grillen van de markt over te laten? Wilt u hier een reflectie op geven tegen de achtergrond van de huidige ontwikkelingen?
De Nederlandse gasmarkt is ingebed in een Europese markt en gekoppeld aan de mondiale markt via LNG-stromen. Deze geïntegreerde markt heeft geleid tot meer concurrentie door verschillende aanbieders en daarmee ook tot verbetering van de leveringszekerheid. Lidstaten kunnen elkaar door betere interconnectiecapaciteit ondersteunen en gebruik maken van elkaars gasfaciliteiten zoals LNG-terminals en opslagen. De geïntegreerde markt met handelsbeurzen heeft het mogelijk gemaakt om in relatief korte tijd de winning van het Groningenveld drastisch terug te schroeven van meer dan 40 miljard Nm3 in gasjaar 2013/14 tot minder dan 10 miljard Nm3 in gasjaar 2020/21, dit zonder dat de leveringszekerheid op enig moment in gevaar is gekomen. De overheid heeft als publieke belang het borgen van de leveringszekerheid van beschermde afnemers, dat wil zeggen de situatie dat deze eindafnemers van gas op het juiste moment en in de juiste kwaliteit (voor beschermde afnemers in Nederland is dat laagcalorisch gas) met de benodigde hoeveelheid worden beleverd. De betaalbaarheid van energie is een ander publiek belang dat de overheid daarbij nastreeft.
De overheid laat leveringszekerheid daarbij niet volledig over aan de markt, maar heeft gerichte wet- en regelgeving waarmee er een heldere systematiek is waarin de verschillende spelers: leveranciers, netbeheerders, toezichthouder en het kabinet ieder hun eigen verantwoordelijkheden hebben. Vanuit dat perspectief zijn in de Kamerbrief van 14 maart jl. over gasleveringszekerheid ook maatregelen aangekondigd om de leveringszekerheid op zowel de korte als de langere termijn te versterken.
Met het Norg Akkoord (zie beantwoording vraag 2) zijn reeds maatregelen genomen gericht op de leveringszekerheid van laagcalorisch gas.
Daarnaast is in het Besluit leveringszekerheid Gaswet vastgelegd dat Gasunie Transport Services (GTS, de beheerder van het landelijk gastransportnet) verantwoordelijk is voor levering van gas aan kleinverbruikers bij temperaturen van – 9 t/m – 17 graden Celsius. Daarbij is – 17 graden Celsius de temperatuur die voorkomt met een statistische waarschijnlijkheid van eens in de 50 jaar. Daarmee gaat Nederland verder dan andere lidstaten die veelal uitgaan van een temperatuur die eens in de 20 jaar voorkomt.
Naast de beschermde afnemers zijn er ook de niet-beschermde afnemers zoals grote industrieën. Deze industriële afnemers zijn professionele gasinkopers en kunnen zelf bepalen welke mate van leveringszekerheid ze wensen. Bij het inkopen zijn er meerdere opties: inkopen op de spotmarkten (levering op korte termijn) of vooruit gas inkopen op de gashandelsplaats tegen vastgelegde prijzen (tot 5 jaar vooruit op de Nederlandse gashandelsplaats) of via lange termijn contracten met producenten/leveranciers. Ook kunnen zij gas opslaan in een opslag om zo prijs- en leveringsrisico’s af te dekken. Aan het afdekken van risico’s zijn kosten verbonden. Het is aan deze bedrijven om te bepalen welke leveringszekerheidsrisico ze willen lopen.
De huidige situatie op de gasmarkt in combinatie met de geopolitieke spanningen maakt het belang van leveringszekerheid nog eens extra zichtbaar en dient ook benut te worden om kritisch te kijken of en waar meer overheidsinterventie gewenst is om de leveringszekerheid nog meer te borgen. De Europese Commissie heeft op 15 december jl. haar voorstel uitgebracht voor een decarbonisatiepakket voor gas met daarin ook voorstellen voor een gecoördineerd Europees beleid voor gasopslagen. In aanvulling daarop heeft de Commissie in haar communicatie RePOwerEU aangekondigd in april met wetgevende voorstellen voor gasopslag te komen. Dit sluit aan bij de voornemens van het kabinet zoals aangekondigd in het coalitieakkoord en verder uitgewerkt in voornoemde brief van 14 maart jl.
In de Kamerbrief over gasleveringszekerheid van 14 maart is dat alles in het licht van de zeer gespannen geopolitieke situatie nader belicht en is aangegeven welke aanvullende stappen worden gezet om de leveringszekerheid te borgen via onder meer het vullen van de gasopslagen en aantrekken van meer LNG. Dit alles eerst en vooral met het oog op de komende winter, maar ook voor de jaren daarna.
Vindt u ook dat u een onverantwoord risico heeft genomen met betrekking tot de leveringszekerheid van gas? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vraag 3. En zoals aangegeven in de Kamerbrief van 14 maart heeft het kabinet inmiddels besloten aanvullende maatregelen te treffen gezien de zeer precaire geopolitieke situatie en de wens om de afhankelijkheid van Russische energiebronnen, met name aardgas, snel af te bouwen.
Wat zijn de mogelijke gevolgen van een koude winter voor huishoudens en bedrijven? In welke mate wordt de levering van gas (wegens wetgeving van de Europese Unie) aan huishoudens gegarandeerd?
Met de afspraken uit het Norg Akkoord (zie vraag 2), maar ook maatregelen die zijn uiteen gezet in de Kamerbrief «Gasprijzen en het functioneren van de internationale gasmarkt» (Kamerstuk 32 813, nr. 481) beoogt het kabinet de leveringszekerheid van de beschermde afnemers te borgen, ook in een koude winter. Daarnaast is er het Besluit leveringszekerheid Gaswet (zie antwoord op vraag 3).
Mocht er ondanks alles onverhoopt toch een ernstig fysiek tekort aan gas ontstaan dat niet meer door de markt op grond van prijssignalen en vrijwillige afschakeling kan worden opgevangen, dan ontstaat er een noodsituatie als omschreven in Verordening (EU) 2017/1938 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid. Op dat moment treedt de maatregelenladder uit het Bescherm- en Herstelplan Gas in werking (Kamerstuk 29 023, nr. 252). De overheid kan dan ultimo genoodzaakt zijn om middels een afschakelplan niet-beschermde afnemers zoals bedrijven af te schakelen. Dit om ervoor te zorgen dat er voldoende gas beschikbaar blijft voor beschermde afnemers zoals huishoudens en ziekenhuizen. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is in overleg met bedrijfsleven om ook op deze situatie voorbereid te zijn, om in dat geval een abrupte afschakeling te voorkomen.
Kunt u op een rij zetten wanneer u sinds het aantreden van kabinet-Rutte III door (ambtelijk) adviseurs of belangrijke spelers in de sector als Gasunie en Gasterra bent gewaarschuwd voor de kwetsbaarheid van uw beleid met betrekking tot gasleveringszekerheid? Kunt u ook op een rij zetten hoe u vervolgens heeft gehandeld?
In de afgelopen jaren heeft de overheid zich, uitgebreid laten adviseren door alle relevante partijen, waaronder GTS en GasTerra, over de gasleveringszekerheid en was en is er nauw contact met buurlanden, de Europese Commissie en de lidstaten die onderdeel zijn van de diverse risicogroepen waar Nederland op grond van voornoemde EU-verordening deel van uitmaakt. Voor een antwoord op de daaruit volgende acties verwijs ik naar antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat juist Nederland, dat relatief afhankelijk is van gas, er alles aan moet doen om leveringszekerheid van gas te garanderen?
De Nederlandse energiehuishouding is nog steeds relatief sterk afhankelijk van gas. En ondanks de ambitieuze klimaatdoelen blijft gas de komende decennia een grote rol spelen. Het kabinet ziet het grote belang van de leveringszekerheid en heeft (zie het antwoord op vraag 3) dan ook verschillende wet- en regelgeving opgesteld en met het Norg Akkoord concrete afspraken gemaakt over het vullen van laagcalorisch gasopslagen met als doel de leveringszekerheid van beschermde afnemers te borgen. Voor de niet-beschermde afnemers zoals grote industriële gebruikers zijn zelf verantwoordelijk voor het bepalen van het gewenste leveringszekerheidsniveau en de contracten die zij daartoe moeten afsluiten. Dit is ook in lijn met de voornoemde EU-verordening, waarin lidstaten maatregelen mogen en moeten nemen om de beschermde afnemers te beschermen tegen gastekorten.
Overigens mag bij dit alles niet uit het oog worden verloren dat Nederland met eigen productie, een LNG-terminal, een uitgebreid en zeer robuust transportnet en diverse gasopslagen, relatief beter is gepositioneerd dan andere lidstaten.
In het antwoord op vraag 3 is ingegaan op de geopolitieke spanningen en het effect op de gasmarkt en het kabinet heeft aangegeven te komen tot verplichte vullingspercentages voor de gasopslagen. Dit met als doel de afhankelijkheid van andere landen en dan met name Rusland te verkleinen. In de met uw Kamer gedeelde brief van 14 maart over gasleveringszekerheid wordt hier uitgebreider op ingegaan.
Waarom heeft u niet, zoals de Franse overheid, strategische gasreserves gevuld, of, zoals de Italiaanse overheid, afspraken gemaakt met gasleveranciers over een minimale gasreserve? Bent u van plan dit in het vervolg wel te doen?
Zoals hiervoor aangegeven heeft ook de Nederlandse overheid door middel van het Norg Akkoord afspraken gemaakt over het vullen van gasopslagen, dit met als doel de leveringszekerheid van laagcalorisch gas, het gas dat wordt verbruikt door vrijwel alle Nederlandse huishoudens, te borgen (zie het antwoord op vraag 2). Daarnaast heeft het kabinet aangekondigd te komen tot verplichte vullingspercentages voor gasopslagen, zie ook antwoord op vraag 3 en 7 en de Kamerbrief over leveringszekerheid gas die uw Kamer recent heeft ontvangen.
Verder heeft de Europese Commissie in haar mededeling REPowerEU van 8 maart jl. laten weten in april met een wetsvoorstel ten aanzien van het vullen van opslagen te komen.
Hoe verklaart u dat, volgens een raming in een rapport in opdracht van Gasterra in november 2018, Nederland in 2023 slechts 0,4% van de vraag naar gas heeft gedekt met langetermijncontracten (of binnenlandse productie), terwijl dit in andere Europese landen 36% tot 94% is?2
Nederland kent geen traditie van langetermijncontracten. Totdat de gasmarkt een open markt werd, waren Nederlandse marktpartijen verplicht om jaarlijks hun gas in te kopen bij het toen nog ongesplitste Gasunie. Na de aangepaste wet- en regelgeving als gevolg van Europese wetgeving nam de ontwikkeling van de Nederlandse gashandelsplaats een grote vlucht. Op deze handelsplaats vindt zowel handel in spotproducten plaats (dag-, dag vooruit- en maand vooruit producten), maar er kan ook gas tot vijf jaar vooruit worden ingekocht.
Verder geldt dat een groot aantal van de in Nederland actieve leveranciers ook in andere landen van (Noordwest-)Europa) actief is. In algemene zin hebben deze leveranciers, naast spotinkopen en kortlopende contracten, ook langetermijncontracten. Dit voor hun gehele portfolio, waar ook hun Nederlandse activiteiten onder vallen. Dit vertekent dus het vergelijken van percentages tussen landen. Dergelijke leveranciers verplichten langetermijncontracten voor alleen Nederland te sluiten kan tot gevolg hebben dat zij hun Nederlandse activiteiten afbouwen. Daarnaast staat dit op gespannen voet met EU-regelgeving voor de interne markt voor gas die een rem zet op het opnemen van bestemmingsclausules in gascontracten. Overigens mag bij dit alles niet uit het oog worden verloren dat Nederland met eigen productie, een LNG-terminal, een uitgebreid en zeer robuust transportnet en diverse gasopslagen, relatief beter is gepositioneerd dan andere lidstaten.
Bent u ook van mening dat de gaslevering in Nederland, net als in onze buurlanden, onder andere via langetermijncontracten veilig gesteld moet worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen?
Zie het antwoord op vraag 9.
Het fragment '80 miljoen zonnepanelen in 2024 zijn een ‘tikkende milieutijdbom’' |
|
Henri Bontenbal (CDA), Kiki Hagen (D66) |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het betreffende fragment uit Nieuwsuur?1
Ja.
Herkent u het beeld dat in de uitzending van Nieuwsuur wordt geschetst over de situatie omtrent recycling en hergebruik van zonnepanelen?
Ik beaam dat het geschetste beeld zorgelijk is. De financiering van een hoogwaardige verwerking van vrijkomende afgedankte zonnepanelen in de toekomst is niet op orde. Deze zorg wordt overigens ook gedeeld door Stichting OPEN (Organisatie Producentenverantwoordelijkheid E-waste Nederland), de producentenorganisatie die namens alle producenten en importeurs van elektrische en elektronische apparaten wettelijk verantwoordelijk2 is voor de inzameling en verwerking van afgedankte apparaten, waaronder zonnepanelen. Voor de financiering van de daartoe noodzakelijke inzamel- en verwerkingsstructuur brengt Stichting OPEN een afvalbeheerbijdrage in rekening bij genoemde producenten en importeurs.
Klopt het dat op dit moment een bijdrage wordt geheven van 13 cent per paneel bij de producent of importeur van zonnepanelen waarmee de inzameling en verwerking van afgedankte panelen wordt geregeld? Is dit voldoende om de recycling op gang te brengen?
De huidige afvalbeheerbijdrage die Stichting OPEN in rekening brengt bij producenten en importeurs van zonnepanelen bedraagt € 6,50 per 1.000 kg nieuwe zonnepanelen, wat inderdaad neerkomt op circa 13 cent per paneel. Dit bedrag is voldoende om de huidige kosten te dekken, maar is niet gericht op de financiering van toekomstige kosten. De huidige inzamel- en verwerkingskosten zijn momenteel laag omdat er nog zeer weinig afgedankte zonnepanelen retour komen. Een bedrag van 13 cent is volgens Stichting OPEN echter niet voldoende om de zonnepanelen die nu in een hoog tempo op de markt worden gezet, in deze omvang later in het stadium van afdanking hoogwaardig te kunnen verwerken.
Vanaf wanneer wordt deze bijdrage geheven? En hoe wordt gezorgd dat panelen, geplaatst voordat deze bijdrage geheven werd, op een correcte manier ingezameld en verwerkt worden?
De huidige afvalbeheerbijdrage bestaat al enkele jaren en wordt gebruikt om de inzameling en verwerking van afgedankte zonnepanelen in het actuele boekjaar te kunnen bekostigen. Zoals gezegd is de huidige afvalbeheerbijdrage niet gericht op de bekostiging van de toekomstige hoogwaardige verwerking van de uitstaande voorraad aan reeds geïnstalleerde zonnepanelen. Gegeven de lange levensduur van zonnepanelen is het van belang dat via de afvalbeheerbijdrage op de nieuwe zonnepanelen voldoende geld wordt gereserveerd voor de toekomstige hoogwaardige verwerking van zowel de zonnepanelen die nu worden geplaatst als de al bestaande aanwezige voorraad. Volgens Stichting OPEN kan daarbij gedacht worden aan het opzetten van een verwijderingsfonds om de nieuwe én oude voorraad geïnstalleerde zonnepanelen te kunnen verwerken. De precieze wijze waarop dit kan worden vormgegeven, gefinancierd en beheerd is de primaire verantwoordelijkheid van Stichting OPEN.
Bent u bekend met het feit dat er in België per zonnepaneel al een bijdrage aan recycling van twee euro per paneel bestaat?2 Waarom is het verschil in de bijdrage tussen België en Nederland zo groot? Wat kunnen wij leren van het Belgische systeem?
In België wordt reeds via de afvalbeheerbijdrage geld gereserveerd voor de huidige én toekomstige verwerking van alle zonnepanelen die nieuw op de markt geplaatst worden. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 3 en 4 wordt in Nederland het tarief door Stichting OPEN berekend om de kosten in een lopend jaar te dekken, leidend tot een laag tarief omdat er op dit moment nauwelijks afgedankte zonnepanelen retour komen. Om de toekomstige generatie niet te belasten met de verwerkingskosten van grote hoeveelheden afgedankte zonnepanelen kan het volgen van het Belgische systeem en de vorming van het in antwoord 4 bedoelde verwijderingsfonds voor zonnepanelen dienstig zijn. Ik ga ervan uit dat Stichting OPEN de details van het Belgische systeem zal betrekken in de opties voor oplossing van het vraagstuk in Nederland.
Ziet u verschil in de ontwikkeling van recyclingsmogelijkheden voor zonnepanelen tussen Nederland en België? Zo ja, wat is dit verschil?
Voor de verwerking van afgedankte zonnepanelen wordt door beide landen momenteel dezelfde verwerkingslocatie gebruikt. Het totale jaarvolume van beide landen is nog steeds ruim onvoldoende om een installatie in gebruik te nemen gericht op hoogwaardige verwerking. Hiervoor is volgens Stichting OPEN circa 10.000 ton op jaarbasis nodig. De producentenorganisatie voor zonnepanelen in België PV CYCLE-België en Stichting OPEN werken samen in de verdere ontwikkeling van hoogwaardige verwerking van afgedankte zonnepanelen.
Is het mogelijk om de regelingen omtrent de bijdrage van producenten aan het recyclen van zonnepanelen in de Europese Unie gelijk te trekken? Zo ja, zou dit van toegevoegde waarde zijn?
In beginsel zijn de wettelijke condities voor de verantwoordelijkheid van producenten van elektrische en elektronische apparaten in Europa uniform. De uitvoering van die verantwoordelijkheid en de daarmee gemoeide kosten voor het afvalbeheer is aan de producenten(organisaties) en kunnen per lidstaat verschillen door diversiteit aan organisatiestructuren, uitvoeringsafspraken, contracten, omvang afvalstromen etc. Een inspanning om een Europees brede harmonisatie in de hoogte van de afvalbeheerbijdrage te bereiken zal daardoor weinig kans van slagen hebben. Ik acht het meer effectief om spoedig stappen te zetten naar een toekomstgerichte oplossing in Nederland.
Welke maatregelen heeft u al getroffen om de recycling van zonnepanelen te bevorderen?
Stichting OPEN heeft op 1 maart 2021 een algemeen verbindend verklaring4 (avv) verkregen op basis waarvan de afvalbeheerbijdrage in rekening kan worden gebracht bij alle producenten en importeurs die elektrische en elektronische apparaten op de markt brengen, waaronder de zonnepanelen. Bij het afgeven van deze avv is met Stichting OPEN afgesproken dat er een gedegen onderzoek komt naar de langjarige financiering van de hoogwaardige verwerking van afgedankte zonnepanelen. Stichting OPEN heeft inmiddels deze activiteit uitgewerkt in de Roadmap circulaire fotovoltaïsche industrie5. Aan de hand van de actiepunten in de roadmap zal het voor Stichting OPEN mogelijk zijn de structuur voor de financiering vast te stellen op basis van een toegesneden afvalbeheerbijdrage. Stichting OPEN heeft gemeld dat het onderzoek op basis van de roadmap inmiddels is gestart.
Bij wie zou volgens u de verantwoordelijkheid moeten liggen om ervoor te zorgen dat zonnepanelen worden gerecycled? Wat zou daarbij de verantwoordelijkheid van producenten en importeurs moeten zijn en welke rol zouden consumenten en gemeenten moeten spelen?
Zoals uiteengezet in de antwoorden 2 en 8 ligt de primaire verantwoordelijkheid voor een doelmatig afvalbeheer van onder meer afgedankte zonnepanelen bij Stichting OPEN. Stichting OPEN heeft aangegeven dat de afvalbeheerstructuur wordt uitgebreid om de toekomstige, grote hoeveelheden vrijkomende zonnepanelen te kunnen inzamelen en verwerken. Denk daarbij aan het inregelen van inleverpunten, het verstrekken van inzamelmiddelen en het organiseren van een hoogwaardige verwerking. Ook gemeenten kunnen bijdragen door afgedankte zonnepanelen van consumenten in te nemen via de milieustraten. Dit laatste is door Stichting OPEN reeds ingeregeld in samenwerking met de gemeenten.
Bent u in contact met producentenorganisatie OPEN over het verwezenlijken van hogere bijdrages van producenten, zodat de recycling van zonnepanelen beter ingericht kan worden? Zo ja, bent u van mening dat OPEN zelf genoeg initiatief neemt om het probleem op te lossen? Zo nee, bent u bereid in contact te treden?
Er is contact met Stichting OPEN die de noodzaak om te komen tot een goede financieringsopzet voor dit dossier onderschrijft. De hoogwaardige inzameling en verwerking zal daaruit vervolgens moeten worden bekostigd. De door Stichting OPEN opgestelde aanpak volgens de genoemde roadmap biedt de aanknopingspunten voor een verantwoorde toekomstgerichte oplossing.
Volgens Stichting OPEN is er nog tijd om de fysieke inzamel- en verwerkingscapaciteit te vergroten aangezien op zijn vroegst na 2030 de grote volumes afgedankte zonnepanelen worden verwacht. Voor de opzet van de financiering is er meer urgentie aan de orde en zal op korte termijn duidelijk moeten worden hoe door Stichting OPEN binnen het systeem van producentenverantwoordelijkheid, de financiële middelen zullen zijn gegarandeerd voor de toekomstige hoogwaardige verwerking. Daarover is regelmatig contact met Stichting OPEN.
Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat zogenaamde freeriders, producenten die helemaal geen recyclingsbijdrage betalen, van verbeteringen kunnen profiteren zonder een eerlijke bijdrage te leveren?
Op basis van de in antwoord 8 aangehaalde avv kan Stichting OPEN bij alle producenten en importeurs de afvalbeheerbijdrage in rekening brengen en kan freeriding worden tegengegaan. Het ontwijken van de afvalbeheerbijdrage is funest voor het gelijke speelveld door concurrentienadeel voor producenten en daarmede draagvlak voor het gehele systeem van afvalbeheer. Het tegengaan en opsporen van freeriders is de primaire verantwoordelijkheid van Stichting OPEN. De avv maakt het juist mogelijk voor hen om freeriders op te sporen en desnoods via de rechter medewerking af te dwingen.
Het bericht 'Het Rijk regelde onder druk van Facebook voorrang op het stroomnet' |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Stef Blok (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Erkent u dat het via de krant openbaar worden dat de vorige Minister van Economische Zaken en Klimaat actief toegang regelde op het stroomnet voor het datacenter van Facebook in Zeewolde, terwijl er enorme krapte op het net is, het vertrouwen schaadt?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft destijds geen «toegang geregeld op het stroomnet» voor het beoogde datacenter van Meta. Dit is toegelicht door de Minister van Economische Zaken en Klimaat in het Vragenuur van 7 december 2021 en blijkt ook uit de openbaar gemaakte stukken.
Het openbaar maken van de stukken draagt naar mijn mening bij aan het vergroten van het vertrouwen, omdat de stukken blijk geven van een integrale advisering met uiteenzetting van voor- en nadelen. Overigens ben ik van mening dat de onjuiste berichtgeving daarover het vertrouwen helaas wel kan schaden.
Waarom blijft u ontkennen dat het Rijk voorwaarden schept voor het kunnen vestigen van een energieslurpend datacenter, terwijl er zonder de toegang tot het net geen sprake van vestiging zou zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
In Nederland heeft op grond van de Elektriciteitswet 1998 elke partij recht op een aansluiting op het elektriciteitsnet: elk huishouden, elk midden- en kleinbedrijf, elke industriële grootverbruiker en elke grote en kleine producent van (hernieuwbare) energie. Dat geldt dus ook voor datacenters.
Vindt u het netjes om de wenselijkheid van de komst van (grote) datacenters af te schuiven op provinciale en lokale overheden, terwijl het mogelijk maken reikt tot aan de handtekening van de (voormalig) Minister van Economische Zaken en Klimaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
De vraag wie het bevoegd gezag is (of zou moeten zijn) om te besluiten over de komst van dit datacenter en de vaststelling van bijbehorende ruimtelijke plannen is een andere vraag dan de vraag rondom de aansluiting. Conform het stelsel van de ruimtelijke ordening is momenteel de gemeente bevoegd gezag voor de ruimtelijke afweging. En in dit geval hebben zowel de provincie als gemeente benadrukt dat zij grote belangen hechten aan de komst van dit datacenter op deze plek. Op 16 december 2021 stemde de gemeenteraad van Zeewolde in met het bestemmingsplan voor Trekkersveld IV; het bedrijventerrein voor het beoogde datacenter.
De vraag die vanuit de netbeheerders heeft voorgelegen bij de Minister van Economische Zaken en Klimaat is of de bijzondere wijze van aansluiting die Meta verzocht, passend is binnen het wettelijke kader van netbeheer. Na een juridische toets, is dat antwoord bevestigend geweest.
Kunt u nog eens proberen uit te leggen waarom de komst van een grootverbruiker van energie ten goede komt aan het draagvlak voor de overgang naar duurzame energie die de samenleving als geheel moet doormaken? Kunt u uw antwoord toelichten?
De toenemende (wereldwijde) digitalisering, kan niet los gezien worden van een groei van de datacenterssector. Datacenters zijn een vorm van industrie die digitaal en elektrisch is. Naast datacenters zijn er ook andere grootverbruikers van energie. Het beleid is gericht op het verduurzamen van die sectoren in plaats van het verbieden van sectoren.
Het gaat erom dat er op een zorgvuldige wijze wordt nagedacht over de vestiging van datacenters, dat helpt ook om grip te houden op groei van datacenters in brede zin en bijvoorbeeld slimme locaties te kiezen die goed aansluiten bij het energiesysteem.
Overigens is het wel positief dat datacenters voor een groot deel bereid zijn te betalen voor groene elektriciteit. Volgens de Dutch Datacenter Association komt meer dan 80% van het elektriciteitsverbruik van datacenters uit hernieuwbare bronnen. Dat versterkt de businesscase van hernieuwbare energieprojecten en zorgt ervoor dat deze sneller subsidievrij kunnen worden.
Hoe kan het dat nieuwe scholen en bedrijven soms jarenlang moeten wachten op een aansluiting op het stroomnet, maar een Amerikaanse techreus de steun krijgt van een Minister? Kunt u uw antwoord toelichten?
Of aanvragers binnen afzienbare tijd over de gevraagde aansluiting en gevraagde transportcapaciteit kunnen beschikken is afhankelijk van de vraag of deze transportcapaciteit ook beschikbaar is op het moment van aanvraag op die specifieke locatie. Op dit moment is er in Nederland op verschillende plekken sprake van transportschaarste voor zowel invoeding als afname van elektriciteit (zie ook Kamerstuk 29 032, nr. 268 voor een actueel overzicht van de transportschaarste). Ook Meta zal worden aangesloten met inachtneming van de beschikbare transportcapaciteit ter plekke, zodat zij niet onbeperkte transportcapaciteit kan verkrijgen.
Waarom wordt er gedaan alsof er niks onoorbaars is gebeurd terwijl uit de stukken die zijn opgevraagd middels een verzoek in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) blijkt dat ambtenaren en de voormalige Staatssecretaris van Economische Zaken wel degelijk grote bezwaren hadden tegen de voorkeursbehandeling voor Facebook/Meta?
Vooropgesteld: de stukken benadrukken in de eerste plaats dat geen sprake is van verlening van «voorrang» voor aansluiting op het elektriciteitsnet. De stukken laten zien dat Meta al recht had op een aansluiting op basis van het wettelijke kader. Dit is ook toelicht door de Minister van EZK in het Vragenuur van 7 december 2021.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat had destijds geen bezwaren tegen de binnen de wettelijke kaders passende aansluiting van het datacenter. Wel is aangegeven dat de gekozen locatie schuurt met de voorkeurslocaties genoemd in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). De NOVI is echter een zelfbindend instrument waarin de rijksoverheid voor datacenters uit oogpunt van de kwaliteit voor de leefomgeving voorkeuren uitspreekt voor vestigingslocaties. De uiteindelijke afweging over het vestigen van datacenters blijft een afweging van het bedrijf zelf en de decentrale overheid.
Hoe kan het dat afspraken met betrekking tot de voorkeursbehandeling van grote techbedrijven geheim blijven ondanks dat de Kamer erom vraagt en dat de waarheid pas boven tafel komt wanneer journalisten gaan graven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er is geen sprake van een voorkeursbehandeling. Het is gebruikelijk dat medewerkers van mijn ministerie adviseren over de interpretatie van het wettelijke kader uit de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, of andere wetten die onder verantwoordelijkheid van het ministerie vallen. Dergelijke gesprekken vinden plaats met bedrijven, netbeheerders, MKB-ers, mede-overheden, energiecoöperaties en burgers. Zoals de Minister van Economische Zaken en Klimaat in het Vragenuur van 7 december 2021 heeft gezegd wordt de Minister met grote regelmaat benaderd worden door lokale en regionale overheden die contact hebben met grote investeerders.
Klopt het dat Facebook/Meta gedreigd hebben elders naar een investeringsplek te zullen zoeken als uw voorganger niet tegemoet kwam aan hun wensen?
Het klopt dat Facebook gedurende het traject heeft aangegeven dat er voor de vestiging van het datacenter ook naar locaties in andere landen werd gekeken. Het is bij dergelijke omvangrijke investeringsbeslissingen zeer gebruikelijk dat een bedrijf onderzoek doet naar verschillende potentiële locaties, de voor- en nadelen van de verschillende locaties op een rijtje zet en op basis daarvan tot een investeringsbeslissing komt. Het in de vraagstelling geschetste beeld van een dreigement of chantage herken ik niet.
Erkent u dat het gebrek aan transparantie over de besluitvorming gevoeligheid voor chantage oplevert?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u een exhaustieve tijdlijn aan de Kamer doen toekomen van de contacten die er tussen uw ministerie en Facebook/Meta zijn geweest, zowel op niveau van de bewindspersonen als ambtenaren?
Belangrijk onderdeel van het werk van mijn ministerie is dat we in contact staan met bedrijven en andere belanghebbenden. Deze contacten gaan onder meer over ons beleid en hoe dat in praktijk uitpakt, maar ook over mogelijke investeringen van bedrijven in Nederland. De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), een uitvoeringsorganisatie van EZK en onderdeel van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), vormt hierbij het eerste aanspreekpunt voor buitenlandse bedrijven die een vestiging in Nederland overwegen. Deze contacten vinden plaats op verschillende niveaus, met verschillende partijen en in wisselende samenstellingen. Er wordt geen administratie bijgehouden van deze contacten met bedrijven en andere belanghebbenden. Gezien uw vraag vindt u hieronder een tijdlijn met de belangrijkste contactmomenten tussen mijn ministerie en Facebook/Meta betreffende de mogelijke vestiging van het datacenter in Zeewolde.
Kunt u tevens een tijdlijn maken met de contacten met de provincie Flevoland en de gemeente Zeewolde over de komst van het datacenter?
Naast de contacten van NFIA met de partijen uit de regio, zoals eerder aangegeven in antwoord op vraag 10, zijn er ook contacten geweest met de provincie Flevoland en de gemeente Zeewolde in het kader van de elektriciteitsaansluiting en de verkoop van Rijksgronden voor het beoogde datacenter:
Wat is precies de strategie van de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met betrekking tot het voor Nederland binnenhalen van techbedrijven en hun datacenters? Hoe heeft deze strategie zich ontwikkeld?
Het strategische acquisitiebeleid van ICT-bedrijven is onderdeel van een bredere ambitie om hoofkantoor-, onderzoeks- en innovatieactiviteiten van buitenlandse bedrijven in Nederland te laten vestigen, zoals opgenomen in het plan «the Netherlands: Digital Gateway to Europe»2. Doel van de eerste versie van dit plan uit 2013 was het kwantitatief (omzet, aantal bedrijven, werkgelegenheid) en kwalitatief (innovatiekracht, kennis en kunde) versterken van de Nederlandse ICT-sector en economische (top)sectoren. De keuze voor sectoren was gebaseerd op een SWOT-analyse van de sterktes en zwaktes van de Nederlandse ICT-sector en is tot stand gekomen in samenspraak met het (ICT-)bedrijfsleven en kennisinstellingen. Daarbij was de datasector slechts één van de focusgebieden uit het plan in 2013; daarnaast waren gaming en cybersecurity als kansrijke sectoren geïdentificeerd. Verder richtte het plan zich op het aantrekken van buitenlandse ICT-bedrijven die innovatieve oplossingen bieden voor onze topsectoren (LSH, logistiek, tuinbouw, media en HTSM). Een belangrijke basis voor deze ambitie was een onderzoek van Roland Berger uit 20113, waarin werd geconstateerd dat Nederland voordeel zou hebben van het aantrekken van hoofdkantoor-, onderzoeks- en innovatieactiviteiten van buitenlandse ICT-bedrijven.
Het plan liep van 2013 tot 2017 en is daarna aangepast en verlengd van 2018 tot eind 2021. In dat plan zijn de focusgebieden herijkt met bijvoorbeeld meer aandacht voor opkomende technologieën als AI en bedrijven die big data toepassingen aanbieden. Ook is ervoor gekozen om in dat plan nog meer focus te leggen op het aantrekken van hoogwaardige ICT-activiteiten4. Specifiek voor datacenters geldt dat sinds begin 2020 NFIA deze niet actief naar Nederland acquireert. Dit geldt voor alle soorten datacenters, dus ook voor grootschalige (hyperscale) datacenters.
Welke techbedrijven haalt de NFIA binnen?
Er bestaat geen éénduidige definitie voor wat een techbedrijf, oftewel technologiebedrijf, is. «Tech» is een zeer breed begrip en wordt daarom niet door de NFIA als definitie gehanteerd. In plaats daarvan maakt de NFIA onderscheid tussen verschillende soorten IT-bedrijven. In de afgelopen vijf jaar (2016–2020) heeft de NFIA meer dan 250 buitenlandse IT-bedrijven ondersteunt bij hun keuze om in Nederland te investeren. Daarnaast heeft de NFIA nog eens bijna 80 andere buitenlandse IT bedrijven geholpen met de keuze om de bedrijfsactiviteiten in Nederland uit te breiden.
Dit zijn bedrijven met uiteenlopende activiteiten in Nederland zoals saleskantoren, hoofdkantoren, datacenters en innovatie (R&D) en vanuit verschillende subsectoren zoals IT-services – software en SaaS, Cloud Computing, Hardware devices and supporting software, Cybersecurity, Gaming en Fintech. In totaal hebben deze circa 330 projecten aangegeven in de komende drie jaar naar verwachting ruim 10.000 arbeidsplaatsen in Nederland te creëren. Bij acht van de circa 330 IT-projecten waar NFIA in de periode 2016–2020 bij betrokken was ging het om een datacenter.
Om de diversiteit van de projecten van buitenlandse IT-bedrijven te illustreren, vindt u hieronder een aantal voorbeelden van de eerder genoemde circa 330 projecten waar NFIA bij betrokken is geweest:
Kunt u een exhaustieve tijdlijn aan de Kamer doen toekomen van de contacten die er tussen uw ministerie en de NFIA zijn geweest over het binnenhalen van techbedrijven?
De contacten tussen de NFIA en mijn ministerie worden niet actief bijgehouden. De NFIA is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van EZK met circa 135 medewerkers, waarvan circa 50 op het kantoor in Nederland. Binnen de rijksoverheid is NFIA verantwoordelijk voor het aantrekken van buitenlandse bedrijven en daarom ook hun eerste aanspreekpunt. De NFIA is jaarlijks betrokken bij circa 350 projecten van buitenlandse bedrijven die uiteindelijk kiezen voor een vestiging in Nederland en heeft daarvoor contact met een veelvoud aan bedrijven. De NFIA werkt daarbij samen met zeer veel verschillende partijen, waaronder uiteraard ook mijn ministerie. De mate waarin over projecten contact wordt onderhouden tussen de NFIA en mijn ministerie is zeer afhankelijk van de aard van het project en specifieke vragen die bij een project naar voren komen. De contacten tussen NFIA en mijn ministerie over de aansluiting van Facebook op het net is hier een voorbeeld van.
Waarom wordt Facebook in de documenten en communicatie met derden aangeduid als «Tulip» en doet iedereen hieraan mee, in plaats één van de gangbare namen te gebruiken (Facebook of Meta)? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is gebruikelijk dat er tijdens de gesprekken over een mogelijke vestiging van een bedrijf in Nederland een projectnaam wordt gehanteerd. In de verkenningsfase van grote projecten, vaak van beursgenoteerde bedrijven, werkt de NFIA in sommige gevallen op verzoek van het bedrijf richting derden met een dergelijke projectnaam. Het feit dat een bedrijf overweegt een nieuwe vestiging te openen is bedrijfsvertrouwelijke, concurrentiegevoelige en soms ook beursgevoelige informatie. De naam Tulip is gebruikt als aanduiding voor het project van Facebook om een datacenter in Nederland te willen vestigen. Wel is voor de betrokken overheden, inclusief de NFIA, op elk moment tijdens het traject duidelijk geweest welke partij het hier betrof. Nu het investeringstraject in de afrondende fase is beland heeft Meta (voormalig Facebook) gekozen om haar naam publiekelijk bekend te maken.
Zijn er rulings afgesproken tussen de Belastingdienst en Facebook/Meta? Zo ja, wanneer zijn/is die ruling(s) overeengekomen?
Het kabinet kan geen mededelingen doen over de fiscale positie van individuele belastingplichtigen vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht (artikel 67 AWR).
Bent u bereid een pas op de plaats te maken met de besluitvorming over het datacenter in Zeewolde, totdat er een landelijke datacenterstrategie is vormgegeven en er meer duidelijkheid is over de wenselijkheid van de plaatsing van het datacenter? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op 16 december heeft de gemeenteraad van Zeewolde ingestemd met de ruimtelijke plannen die de vestiging van dit datacenter mogelijk maken. De rijksoverheid heeft geen rol in deze besluitvorming. BZK en het Rijksvastgoedbedrijf zijn in afwachting van het aangepaste plan. U bent hier door de Staatssecretaris van BZK over geïnformeerd (zie Kamerstuk 32 813, nr. 944).
Heeft u het idee dat er draagvlak is voor de komst van het datacenter in Zeewolde? Wat is uw reactie op de petitie van Stichting DataTruc Zeewolde die al vele keren is ondertekend?2
Het is aan de gemeente om daar een weging in te maken. Binnen het college van burgemeester en wethouders is er unaniem draagvlak. Het college is positief over de ontwikkeling de mogelijke vestiging van het datacenter van Meta. De gemeenteraad heeft op 16 december 2021 ingestemd met het bestemmingsplan. Ik kan geen oordeel geven over het maatschappelijk draagvlak voor de komst van het datacenter in Zeewolde. De petitie van Stichting DataTruc Zeewolde geeft een indicatie van zorgen die er zijn.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor maandag 13 december?
Wij hebben uw vragen op een zo kort mogelijke termijn beantwoord.
Het bericht 'Weer meer CO2-uitstoot veroorzaakt door biomassa' |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de CO2-uitstoot door biomassa met 16 procent is toegenomen in 2020?1
Net als uw Kamer kijkt het kabinet kritisch naar de inzet van en uitstoot door biogrondstoffen. De inzet van duurzame biogrondstoffen is essentieel voor de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie in 2050, mits dit op een verantwoorde wijze gebeurt. Conform het Coalitieakkoord zal het beleid van dit kabinet erop gericht zijn om biogrondstoffen zo hoogwaardig mogelijk in te zetten. Zoals het CBS aangeeft tellen de CO2-emissies door het gebruik van biogrondstoffen voor energietoepassingen niet mee voor de doelen om in 2050 de broeikasgasemissies naar netto-nul terug te brengen, zolang deze biogrondstoffen op duurzame wijze tot stand zijn gekomen. Dit is conform de internationale regels van het UNFCCC. Als de biogrondstoffen op een niet-duurzame wijze worden geproduceerd, wordt de netto CO2-emissie wel opgenomen als verandering in het landgebruik onder de LULUCF-verordening.
Hoeveel geld is er aan subsidie naar biomassa gegaan dit jaar?
Er is in 2021 voor 814 miljoen euro aan projecten uitgekeerd die hernieuwbare energie produceren door inzet van biogrondstoffen. Dit gaat om projecten die in voorgaande jaren een beschikking hebben gekregen in het kader van de SDE+ of haar voorgangers.
Hoe rijmt u dit met de uitvoering van de motie-Van Esch waardoor het besluit is genomen om geen nieuwe subsidies voor biomassa af te geven (Kamerstuk 30 175, nr. 360)?
De motie-Van Esch verzoekt de regering om geen nieuwe subsidies voor houtige biomassa af te geven tot het afbouwpad met de Kamer is gedeeld. Dit afbouwpad is aangekondigd in het duurzaamheidskader biogrondstoffen en heeft uitsluitend betrekking op het gebruik van houtige biogrondstoffen voor laagwaardige toepassingen. In 2021 was de SDE++ daarom niet meer open voor nieuwe subsidiebeschikkingen voor laagwaardige toepassingen. De uitsluiting in 2021 heeft echter alleen betrekking op de afgifte van nieuwe subsidiebeschikkingen. Lopende beschikkingen zijn niet aangepast. Het kabinet bekijkt momenteel hoe de subsidie voor laagwaardige toepassingen zo snel mogelijk kan worden afgebouwd, rekening houdend met kosteneffectiviteit. Verder staat de SDE++-regeling open voor hoogwaardigere toepassingen van biogrondstoffen. Hieronder vallen bijvoorbeeld het gebruik van biogrondstoffen voor duurzame biobrandstoffen voor lucht- en scheepvaart of zwaar wegtransport en het gebruik van biogrondstoffen voor de verduurzaming van hogetemperatuursprocessen in de industrie.
Hoeveel publiek geld gaat er, ondanks de uitvoering van de motie-Van Esch, nog naar biomassa?
Zie voor de uitgaven in 2021 het antwoord op vraag 2. Wat de toekomstige uitgaven aan biogrondstoffen voor laagwaardige energietoepassingen betreft, gaat het op dit moment vooral om beschikkingen die al eerder zijn uitgereikt. De uitgaven aan deze projecten hangen van de energieprijzen, de hoeveelheid duurzame energie die geproduceerd wordt, de looptijd en in sommige gevallen de CO2-prijs.
Wat zijn de verwachtingen voor de uitstoot van biomassa in 2021?
Zoals eerder is aangegeven in de Beantwoording voorhang wijziging Besluit activiteiten leefomgeving m.b.t. industriële emissies (kenmerk IENW/BSK-2021/329718), zal het kabinet het Centraal Bureau voor de Statistiek vragen om voortaan jaarlijks de gegevens over de gerealiseerde uitstoot te rapporteren en zal het kabinet het Planbureau voor de Leefomgeving vragen om in de jaarlijkse Klimaat- en Energieverkenning deze emissies voor de toekomst te ramen.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Van Raan en Leijten over voortaan de uitstoot door de bijstook van biomassa meten (Kamerstuk 35 668, nr. 27)?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Risico’s gaswinning onder Waddenzee vanuit Ternaard onvoldoende onderzocht’ |
|
Tjeerd de Groot (D66), Raoul Boucke (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Risico’s gaswinning onder Waddenzee vanuit Ternaard onvoldoende onderzocht»?1
Ik ben met het bericht bekend.
Kunt u reflecteren op de conclusie van de commissie m.e.r. dat op maar liefst acht punten essentiële informatie mist in de m.e.r. zoals deze was opgesteld in opdracht van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM)?
Naar aanleiding van het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) hebben de vorige Minister van EZK en mijn voorganger de NAM verzocht om de Milieueffectrapportage (MER) aan te vullen door daar waar informatie mist deze toe te voegen en daar waar de informatie wel is verstrekt, een nadere toelichting op te nemen. Deze aanvulling van de MER wordt meegenomen bij de definitieve besluitvorming.
Deelt u de mening dat het advies van de commissie m.e.r. het beeld van de Waddenacademie bevestigt dat nadelige gevolgen van de gaswinning op de natuurlijke kenmerken en ecologische functie van de Waddenzee niet wetenschappelijk zijn uit te sluiten?
De Commissie voor de m.e.r. adviseert over de volledigheid van de MER en heeft in het geval van de MER Ternaard gesignaleerd dat informatie ontbreekt. Zij adviseert om de MER aan te vullen. Zoals reeds aangegeven bij het antwoord op vraag 2 is dit advies gevolgd. Het advies van de Waddenacademie wordt, met de ingediende zienwijzen en reacties, zorgvuldig bestudeerd en betrokken bij de definitieve besluitvorming, thans voorzien in maart 2022. Hierop kan ik niet vooruit lopen. Alle schriftelijk ingebrachte zienswijzen en reacties worden beantwoord in een Nota van Antwoord die tezamen met de definitieve besluiten ter inzage worden gelegd.
Deelt u de mening van de wetenschappers van de Waddenacademie dat u het project hiermee niet mag vergunnen onder de Wet natuurbescherming?
Zie het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat op basis van de bestaande m.e.r. en de conclusies zoals geschetst in het advies van de Waddenacademie, geen vergunning kan worden uitgegeven voor gaswinning bij Ternaard? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de vergunning voor Ternaard te weigeren?
Zie het antwoord op vraag 3.
Klopt het dat als u de vergunning voor Ternaard weigert omdat het project niet te vergunnen blijkt onder de Wet natuurbescherming, hier geen schadevergoeding tegenover hoeft te staan, zelfs niet voor de «reeds gedane investeringen»?
Ik wil niet vooruitlopen op het definitieve besluit inzake de natuurvergunning en dus ook niet op een eventuele schadeplichtigheid. Er is over het algemeen geen aanleiding voor schadevergoeding als investeringen zijn gedaan in de wetenschap dat op grond van de artikelen 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming en artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn een vergunning is vereist, die alleen kan worden verleend als zonder redelijke wetenschappelijke twijfel op basis van de passende beoordeling kan worden geconcludeerd dat door het project de natuurlijke kenmerken van de relevante Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.
Klopt het dat het volgens UNESCO Werelderfgoed standaard ook nodig is dat in de m.e.r. een apart hoofdstuk wordt opgenomen over de mogelijke impact die het project heeft op de «Outstanding Universal Value» van het gebied? Klopt het dat dit niet in de huidige m.e.r. is opgenomen?
De International Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN) adviseert UNESCO over natuurlijk Werelderfgoed. Het klopt dat de IUCN adviseert om in te gaan op de mogelijke impact die een project heeft op de «Outstanding Universal Value» van een natuurlijk Werelderfgoed2. Ik heb de NAM gevraagd om op dit punt aanvullende informatie te leveren.
Klopt het dat ook de International Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN) nog advies uit moet brengen over de m.e.r., gezien de UNESCO Werelderfgoedstatus van het gebied? Waar in het proces zal dit advies worden uitgebracht? Deelt u de mening dat dit advies van groter nut zal zijn nadat de bestaande m.e.r. door de vergunningaanvrager is aangepast?
De gaswinning onder de Waddenzee vanuit Ternaard wordt alleen vergund wanneer er voldoende zekerheid is verkregen dat de bescherming van de unieke en kwetsbare natuur van het UNESCO Werelderfgoed Waddenzee is geborgd. Dit houdt in dat alles in het werk wordt gesteld om te komen tot een zorgvuldige beoordeling van de ecologische effecten, opdat voldoende zeker wordt gesteld dat er geen onherstelbare schade ontstaat aan de natuur met het oogmerk dat we met elkaar ook in de toekomst kunnen blijven genieten van al het moois dat de Waddenzee te bieden heeft.
Zoals gezegd bij de beantwoording van de vragen van de leden Kroger, Bromet en Thijsen3 is de Waddenzee bij UNESCO voorgedragen met alle activiteiten die destijds al plaats vonden, inclusief de gaswinning onder de Waddenzee op basis van het «hand aan de kraan»-principe. De voorgenomen gaswinning Ternaard wordt conform dit principe beoordeeld en vormgegeven en maakt onderdeel uit van de bestaande winningsvergunning Noord-Friesland uit 1969. De beoogde productielocatie ligt buiten het Werelderfgoed. Op basis van het nominatiedossier bij inschrijving op de Werelderfgoedlijst is afgesproken dat nieuwe boringen binnen het Werelderfgoedgebied niet zijn toegestaan, wel daarbuiten, mits het UNESCO Werelderfgoed niet wordt aangetast. De voorgenomen gaswinning Ternaard wordt conform deze principes beoordeeld en vormgegeven. Ik zie dus ook geen noodzaak tot een aanvullend advies vanuit de IUCN.
Kunt u het verdere proces voor de vergunning vanaf hier schetsen, in acht nemend dat de bestaande m.e.r. bewezen incompleet is en onvoldoende basis biedt voor een vergunningverlening?
In het coalitieakkoord is aangegeven dat de lopende vergunningsprocedure voor de gaswinning Ternaard zal worden afgerond, maar dat daarna geen nieuwe vergunningen voor gaswinning onder de Waddenzee meer zullen worden afgegeven4. Dit betekent dat de vergunningsaanvraag voor de gaswinning Ternaard zal worden getoetst aan het huidige beleid en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en dat de benodigde vergunningen zullen worden verleend als voldaan wordt aan de wettelijke vereisten. Nieuwe inzichten, voortkomende uit de ingediende reacties en zienswijzen, kunnen wel leiden tot aanpassingen van de ontwerpbesluiten.
Naar aanleiding van het advies van de commissie voor de m.e.r. hebben de Staatssecretaris Mijnbouw en ik – in lijn met het advies – de NAM verzocht om additionele informatie aan te leveren. Deze informatie wordt meegenomen bij de definitieve besluitvorming. De ingediende zienwijzen en reacties worden, tezamen met het advies van de Commissie voor de m.e.r., zorgvuldig bestudeerd en betrokken bij de definitieve besluitvorming, thans voorzien in maart 2022. Hierop kan ik niet vooruit lopen. Alle schriftelijk ingebrachte zienswijzen en reacties worden beantwoord in een Nota van Antwoord die tezamen met de definitieve besluiten ter inzage worden gelegd.
Kunt u uitleggen waarom u ervoor heeft gekozen de brief van UNESCO, waarin de regering werd gevraagd nader uit te leggen hoe gaswinning verenigbaar is met de internationale verplichtingen die Nederland heeft gezien de Werelderfgoedstatus van het Wad, pas te sturen na Kamervragen in december, terwijl deze brief al in november is ontvangen?2
Mijn voorganger heeft de brief ontvangen op 30 november jongstleden. Op verzoek van de leden Kröger, Bromet en Thijssen heeft de Kamer op 6 december jl. de brief van UNESCO ontvangen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1004).
Kunt u uiteenzetten hoe u de verenigbaarheid van gaswinning met de Werelderfgoedstatus van het gebied gaat uitleggen aan UNESCO? Kunt u de officiële brief waarin u dat zal doen te zijner tijd delen met de Kamer?
Zie het antwoord op vraag 8. De verstuurde brief vindt u als bijlage6 bij deze beantwoording.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Mijnbouw/Groningen van 9 december aanstaande?
Dat is helaas niet gelukt.