De uitzending van Zembla 'Bedreigd Nederlands Koraal' van 17 februari 222 |
|
Raoul Boucke (D66), Lammert van Raan (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Zembla over het verdwijnen van het Nederlandse koraalrif in Bonaire?1
Ja.
Deelt u de mening dat de bouw van een nieuwe havenpier in of nabij het Koning Willem Alexander Natuurreservaat in de zee bij Bonaire om stookolie in te voeren, desastreus zou zijn voor dit koraalrif en dat dit zeer onwenselijk is? Zo nee, op welke bronnen baseert u zich?
De bouw van een nieuwe steiger in of nabij het Koning Willem Alexander Natuurreservaat is onwenselijk.
Kunt u bevestigen dat de pier in of nabij het Koning Willem Alexander Natuurreservaat voorgoed van de baan is, zoals Bonaire Brandstof Terminals (BBT) aangeeft2? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wie heeft besloten dat de pier er niet komt en wat is de reden voor het afblazen van de bouw van de pier?
Ja. Het eilandsbestuur van Bonaire heeft in 2017 het Rijk om hulp gevraagd bij de problemen van de brandstofvoorziening aan Bonaire. Een stuurgroep onder leiding van de gezaghebber van Bonaire heeft de opties geïnventariseerd. Een van de opties betrof de bouw van een nieuwe overslag met een nieuwe steiger aan de kust tussen de elektriciteitscentrale en het Koning Willem Alexander Natuurreservaat. De gezaghebber heeft in zijn rol als voorzitter van bovengenoemde stuurgroep in de periode 2017–2021 geen bezwaren tegen deze steiger gemaakt. In de bovengenoemde uitzending van Zembla zei hij dat zolang hij gezaghebber is, deze steiger er niet komt. Deze verandering van inzicht komt doordat er intussen een goede kans is dat de levering van brandstof aan de centrale vanuit het voormalige Bopec-terrein hervat kan worden. Een alternatief is om vanuit het zuiden met een tankauto de brandstof aan te voeren. Deze opties zijn reden om geen nieuwe steiger te hoeven bouwen.
Klopt het dat de mogelijke bouw van een nieuwe havenpier in het zuiden ook niet meer doorgaat? Zo ja,kunt u bevestigen dat er helemaal geen plannen meer zijn voor een nieuw te bouwen (stookolie)pier?
Bij het vliegveld is er een steiger voor de aanvoer van kerosine. Waarschijnlijk volstaat een uitgebreid onderhoud aan deze steiger om in de toekomst kerosine, benzine, diesel en een noodvoorraad stookolie aan te kunnen voeren. Dan is er geen nieuwe steiger nodig. Er is geen plan een brandstofoverslag in de haven te bouwen.
Klopt het dat de infrastructuur voor brandstofopslag gebouwd gaat worden op het vliegveld?
De meest kansrijke optie bestaat uit een overslag direct ten zuiden van het vliegveld.
Kunt u toezeggen dat ook een dergelijke pier in het zuiden met als doel het transport van fossiele brandstoffen voor Bonaire Brandstof Terminals (BBT) er niet gaat komen, wat in lijn is met de motie-Boucke c.s. over natuurbescherming waarborgen en koraalvernietiging voorkomen (Kamersrtuk 35 632, nr. 12)? Zo, nee, waarom niet?
Zoals hierboven aangegeven, is er nu geen plan voor de bouw van een steiger. Als de huidige steiger (ook na uitgebreid onderhoud) niet volstaat om voldoende brandstof aan te voeren, is een nieuwe steiger nodig op de plaats van de huidige, of in de buurt ervan. Zonder fossiele brandstof dreigt maatschappelijke ontwrichting, omdat dan zowel de elektriciteits- als de drinkwatervoorziening stil komt te vallen. Een beoordeling van de gevolgen van concrete projectvoorstellen op koraal vindt plaats in de daarvoor bestemde vergunningsprocedures op basis van nationale en eilandelijke regelgeving. Uw Kamer is hierover geïnformeerd door de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties en de Staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in de reactie op de motie Boucke (Kamerstuk 33 576, nr. 254).
Wist u dat er al sinds 2020 een subsidieaanvraag ligt voor een plan om de energiesituatie op Bonaire in één keer tot 80% te verduurzamen3 4? Zo ja, hoe kan het dat er ondanks herhaalde verzoeken vanuit het Water- en Energiebedrijf Bonaire (WEB) nooit officieel op dat plan is gereageerd?
Het Rijk heeft de plannen van WEB en het voorstel van de elektriciteitsproducent van Bonaire, ContourGlobal, om de plannen daadwerkelijk uit te voeren, serieus bekeken. Het is de vraag – even los van het WEB verzoek – of een subsidie voor de verduurzaming het meest rendabele instrument is om tot verduurzaming te komen. Wat het Ministerie van EZK in ieder geval heeft gedaan is 10 miljoen euro aan BBT verleend om te participeren in het verduurzamingsplan voor Bonaire. Met de euro 10 mln. eigen vermogen kan BBT meer, relatief goedkoop kapitaal aantrekken, zodat BBT voor 50% kan participeren in het plan van ContourGlobal dat op USD 58 mln. (ongeveer euro 53 mln.) is begroot. Mijn ministerie zal in de komende maanden met het Ministerie van BZK, het eilandsbestuur, ContourGlobal, WEB en BBT een gezamenlijk beeld opstellen van het transitieplan naar verduurzaming. De opties en varianten worden hierin uitgewerkt waarbij er aandacht is voor verduurzaming en het reduceren van de tarieven. Bij de uitwerking van de opties worden ook de mogelijke financieringsinstrumenten uiteengezet. Voor de zomer informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van BZK, over de vervolgstappen op de korte termijn en het perspectief voor de lange termijn.
Wat is uw mening over de wijze waarop BBT recht doet aan de duurzaamheidsopdracht die opgenomen is in de oprichtingsakte, conform de motie-Boucke c.s. over niet alleen brandstofopslag maar ook hernieuwbare energie noemen in de oprichtingsakte (Kamerstuk 35 632, nr. 13)? Kunt u hierbij ook aangeven hoe BBT in de toekomst deze duurzaamheidsopdracht wil uitvoeren?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u toelichten op basis van welke argumenten het besluit is genomen om de gevraagde investering van 40 miljoen voor verduurzaming op Bonaire vanuit WEB niet toe te zeggen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u toezeggen dat u alsnog de plannen van WEB voor verduurzaming serieus gaat bekijken en waar nodig voorlegt ter besluitvorming?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u toelichten waarom het besluit is genomen om 10 miljoen uit te besteden aan BBT voor de realisatie van verduurzaming op Bonaire? Op basis van welke berekeningen wordt dit als voldoende geacht om te verduurzamen? Kunt u specifiek toelichten waarom juist een bedrijf dat fossiele brandstoffen importeert is uitgekozen om verduurzaming op Bonaire te realiseren?
De 10 miljoen voor de realisatie van verduurzaming op Bonaire is bij BBT belegd op basis van de motie-Boucke c.s. Naar aanleiding van de motie is aan de doelstellingen in de oprichtingsakte van BBT hernieuwbare energie toegevoegd (Kamerstuk 35 632, nr. 13). Met euro 10 mln. eigen vermogen kan BBT het restant lenen zodat BBT voor 50% kan participeren in het plan van ContourGlobal dat op USD 58 mln. (ongeveer euro 53 mln.) is begroot. ContourGlobal wil zelf ten minste 50% deelnemen. Hiermee worden de financieringskosten lager en de kans op realisatie groter.
Welke werking heeft verduurzaming van de energievoorziening op Bonaire op de business case van BBT?
BBT is een 100% beleidsdeelneming van het Rijk en wordt ingezet om de leveringszekerheid van brandstof en (daarmee indirect) elektriciteit te waarborgen. BBT krijgt een monopoliepositie in de brandstofoverslag en zal tarieven rekenen die volstaan om de kosten te dekken. Het Rijk heeft euro 20 mln. (euro 10 mln. voor brandstofoverslag en euro 10 mln. voor verduurzaming) in BBT gestort, vooralsnog zonder duidelijkheid over de datum waarop BBT inkomsten gaat krijgen. Er is (reeds) sprake van verduurzaming, omdat BBT geen extra overslag in het noorden naast de elektriciteitscentrale hoeft te bouwen, een investering waarvan nog maar bezien zou moeten worden of deze zich terug zou betalen. In die zin is verduurzaming ook gunstig voor de business case van BBT.
Deelt u de mening dat de investeringen in een energie-infrastructuur, gebaseerd op fossiele brandstoffen, in strijd zijn met duurzaamheidsdoelstellingen voor Bonaire? Zo ja, welke acties gaat u ondernemen om de duurzaamheidsdoelstellingen toch te waarborgen?
Ik zend uw Kamer op korte termijn een brief met ambities op het gebied van de verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening in Caribisch Nederland. De opslag van brandstof is vooral nodig voor de mobiliteit, met name het intercontinentale vliegverkeer, maar ook het transport op Bonaire. Voor de elektriciteitsproductie beoogt BBT te participeren in de verduurzaming waarmee het aandeel duurzaam stijgt van 25 naar 75 à 80%.
Bent u van mening dat de BBT een tijdelijke rol heeft om de energievoorziening op Bonaire veilig te stellen, of ziet u een permanente rol voor de BBT? Kunt u aangeven wat u «tijdelijk» noemt, over hoeveel maanden spreekt u?
BBT is voornemens meerjarige verhuurcontracten te sluiten voor de overslag. Wanneer Bonaire geen brandstof meer nodig heeft, komt deze rol van BBT ten einde. Het is ook mogelijk dat op de langere termijn de overslag van BBT voor duurzame brandstof (bijvoorbeeld voor biodiesel) wordt ingezet. Hiernaast heeft BBT naar aanleiding van bovengenoemde motie een statutair doel in de duurzame elektriciteitsproductie.
Kunt u toelichten of ook na een volledige energietransitie een rol is weggelegd voor BBT? Zo ja, welke rol is dat?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u toelichten wat de verwachte impact van de geplande investering van 10 miljoen aan BBT zal zijn? Hoe zorgt u ervoor dat deze 10 miljoen ten volste benut wordt voor verduurzaming?
Zie het antwoord op de vragen 7, 8 en 9.
Kunt u toelichten wat u verder gaat doen om het aandeel duurzame energievoorziening op Bonaire omhoog te krijgen, in lijn met de motie-Boucke c.s. over een routekaart naar klimaatneutrale energievoorziening in Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 632, nr. 14) en het coalitieakkoord?
Zoals beschreven in het antwoord op vragen 7, 8 en 9 kan de verduurzaming van 25% tot 75 à 80% duurzame elektriciteit subsidieloos plaatsvinden. Het belangrijkste is dat het eilandsbestuur tot verduurzaming bereid is. Over de verdere route voor de verduurzaming wordt uw Kamer op korte termijn per brief in meer detail geïnformeerd.
Hoe gaat u voorkomen dat Bonaire tientallen jaren vast komt te zitten aan fossiele energie door investeringen in de energie-infrastructuur? Hoe borgt u hierbij de leveringszekerheid van elektriciteit?
Het bestuur van het openbare lichaam Bonaire heeft het Rijk verzocht de leveringszekerheid van brandstof te borgen. Om hier aan tegemoet te komen heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de beleidsdeelneming BBT opgericht. Zodra Bonaire geen fossiele brandstof meer nodig heeft, stopt BBT met de overslag van fossiele brandstof. Het borgen van de leveringszekerheid van elektriciteit is op basis van de wet elektriciteit en drinkwater BES een taak van de producent, ContourGlobal Bonaire, waarop de Autoriteit Consument en Markt toeziet. In noodsituaties zoals bij het staken van de olielevering aan de elektriciteitscentrale in april 2020, schiet het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat te hulp, financieel en anderszins.
Kunt u, nu u het besluit over BBT heeft genomen, alsnog de business case openbaar maken (of delen daarvan)? Zo nee, welke concurrentie overwegingen spelen volgens u dan nu nog een rol?
De vertrouwelijke gegevens betreffen onder andere de verwachte kosten van de bouw van de overslagtanks en aanverwante infrastructuur. Daarbij bevat de business case concurrentiegevoelige informatie voor wat betreft de exploitatie. Om de aanbesteding van de bouw niet te beïnvloeden, blijven sommige gegevens vertrouwelijk.
Kunt u concreet uiteenzetten wat de impact van deze ontwikkelingen is op Bonaire en haar inwoners?
Zonder concreet plan voor verbetering zoals BBT biedt, zou de Inspectie Leefomgeving en Transport de bestaande overslagen hebben gesloten. Het bestuur van het openbaar lichaam Bonaire had de gegronde vrees voor een staken van de brandstoflevering aan het eiland, waardoor gemotoriseerd wegtransport en vliegverkeer niet meer mogelijk zijn. Hiermee zouden bijvoorbeeld het toerisme en de voedselimport volledig stil zijn gevallen. Er zou geen elektriciteit meer zijn en daarmee zou ook de drinkwatervoorziening zijn gestagneerd. De impact van deze ontwikkelingen op Bonaire en haar inwoners is dan ook dat er geen maatschappelijke ontwrichting voor onbepaalde tijd plaatsheeft.
Hoe denkt u de omstandigheden van de lokale bewoners op Bonaire verder te verbeteren? Deelt u de mening dat meer investeringen in zon en windenergie kan leiden tot een significante vermindering van het elektriciteitstarief van deze bewoners? Zo nee, waarom niet?
Door verduurzaming wordt bespaard op fossiele brandstof. De vermindering op het elektriciteitstarief is het verschil tussen de besparing op fossiele brandstof en de kosten van verduurzaming. De levensomstandigheden van de bewoners van Bonaire worden niet alleen beïnvloed door de elektriciteitsprijs. Het Rijk zet breed in op het verbeteren van de omstandigheden van de lokale bewoners door het versterken van de arbeidsmarkt, het verbeteren van de basisvoorzieningen en de levensstandaard van de inwoners van Caribisch Nederland.
Hoe gaat u de klimaattransitie op de BES-eilanden verder bevorderen, en welke concrete voorstellen heeft u hiervoor?
Ik heb TNO de opties op een rij laten zetten naar aanleiding van de motie-Boucke c.s. over een routekaart naar klimaatneutrale energievoorziening in Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 632, nr. 14). Ik zal uw Kamer bij Voorjaarsnota voor de zomer informeren over de routekaarten en de uitwerking van de verduurzamingsstrategie inclusief de financiering hiervan.
Het containerverlies van de Marcos V boven de Waddeneilanden. |
|
Habtamu de Hoop (PvdA), Suzanne Kröger (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Vindt u het ook volstrekt onacceptabel dat er nu alweer containers overboord zij gegaan rond de Waddeneilanden?
Containerverlies op zee is iets wat alle betrokkenen bij het proces van containervervoer proberen te voorkomen, door een zorgvuldige belading, vastzetten van containers en het maken van een goede reisvoorbereiding. De overheid draagt er hard aan bij om het risico op containerverlies zo klein mogelijk te maken, door het nemen van aanvullende maatregelen na het incident met de MSC Zoe. Uw Kamer is daarover in een aantal voortgangsbrieven geïnformeerd1, waaronder op 19 november 2021. Ondanks deze inspanningen is een incident helaas nooit helemaal uit te sluiten.
Hoe staat het met de opsporing van de 26 containers?
De eigenaar van de Marcos V heeft een berger ingeschakeld. Die kon vanwege slechte weersomstandigheden niet eerder dan zaterdag 26 februari starten met de opsporings- en bergingsoperatie. De verloren containers zijn allemaal gezonken. Er moest een groot oppervlakte van de zeebodem worden afgezocht. Rijkswaterstaat houdt toezicht op de operatie. Alle 26 containers van de Marcos V zijn inmiddels aangetroffen. Daarvan zijn er tot nu toe 18 geborgen en aan land gebracht. Het bergen zal nog enkele dagen in beslag nemen.
Betaalt de reder alle kosten die gemaakt moeten worden om de containers op te sporen en te bergen?
Ja. Rijkswaterstaat heeft de geregistreerde eigenaar en de verzekeraar van de Marcos V op grond van de Wet bestrijding maritieme ongevallen verantwoordelijk gesteld voor de berging en opsporing van de verloren containers. De eigenaar heeft daarop een berger ingeschakeld. Zie ook het antwoord op vraag 2. De kosten van het opsporen en bergen van containers komen voor rekening van de eigenaar en de verzekeraar van de Marcos V.
Wat vindt u ervan dat er gevaren wordt boven de Wadden tijdens een uitzonderlijk zware storm als Eunice?
Kapiteins dienen tijdens een storm extra alert te zijn en moeten rekening houden met de risico’s die zulk weer met zich meebrengt. Het betrachten van goed zeemanschap is hier in het bijzonder van toepassing.
Waarom liet de Kustwacht de Marcos V via de Noordelijke route varen, terwijl ook deze route volgens de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) niet veilig is tijdens een storm?
De Marcos V kwam van Duitse wateren en heeft, zoals door de Duitse autoriteiten geadviseerd, de noordelijke route gevaren conform het met de Nederlandse Kustwacht geharmoniseerde advies. Deze route is tijdens een storm voor een schip van deze afmetingen veiliger dan de zuidelijke route, omdat het risico op bodemcontact hier beduidend kleiner is. De Kustwacht kan een schip niet verbieden om op zee te verblijven en kan ook geen dwingende vaarroute opleggen.
Vindt u ook dat de Kustwacht de bevoegdheid moet hebben om tijdens een zware storm in te grijpen als schepen langs de Wadden willen varen?
De Kustwacht speelt een belangrijke rol in het reduceren van het risico op containerverlies. Daartoe waarschuwt en adviseert de Kustwacht containerschepen die tijdens bepaalde weersomstandigheden de routes boven de Waddeneilanden bevaren, door deze aan te bevelen te voorkomen om dwars op de golven te komen en zo nodig de noordelijke route te nemen. Daarnaast is er door Arcadis onderzoek gedaan naar de mogelijkheid voor actievere verkeersbegeleiding van schepen2. Ik heb u het rapport op 19 november 2021 toegestuurd. Ik streef ernaar om u hierover voor het zomerreces nader te informeren.
Bent u het eens dat een containerschip dat vaart tijdens windkracht 10 à 11 met golven van 4,5 meter hoog een concrete en ernstig dreiging van (milieu)schade met zich meebrengt? Zo ja, ben u het dan eens dat er volgens de Wet bestrijding maritieme ongevallen maatregelen getroffen mogen worden in het kader van scheepsveiligheid en de bescherming van het mariene milieu op grond van de interventiebevoegdheid?
Onder bepaalde weersomstandigheden bestaat er een verhoogd risico van containerverlies voor containerschepen die containers aan dek vervoeren. De Kustwacht wijst containerschepen hierop en waarschuwt en adviseert hen. Schepen kunnen vervolgens passende maatregelen nemen om dit risico zoveel mogelijk te beperken. De Marcos V heeft dit advies (van de Duitse autoriteiten) opgevolgd. Ik kan in het kader van de Wet bestrijding maritieme ongevallen (Wbmo) de interventiebevoegdheid toepassen voor een individueel schip dat een ernstige en onmiddellijke dreiging vormt voor het Waddengebied, maar het internationale recht waarop de Wbmo is gebaseerd, verbindt hier strenge voorwaarden aan. Dit moet steeds per situatie worden beoordeeld. Ik kan de interventiebevoegdheid dus niet in generieke zin toepassen, bijvoorbeeld op een bepaalde categorie schepen, of in bepaalde omstandigheden. Het feit op zich dat een containerschip tijdens bepaalde omstandigheden een bepaalde route kiest maakt niet dat er sprake is van een concrete en ernstige dreiging van (milieu)schade.
Vindt u ook dat de Kustwacht in ieder geval moetadviseren om zowel de zuidelijke als noordelijke vaarroute niet te nemen, maar bijvoorbeeld om ergens te ankeren of met lage snelheid «met de kop op de golven» te gaan liggen?
Op basis van onderzoek van MARIN is een advies opgesteld dat door de Kustwacht wordt verstrekt aan containerschepen om het risico van containerverlies zoveel mogelijk te beperken, en waarin onder meer wordt aangeraden om te voorkomen dat het schip dwars op de golven komt. De kapitein blijft altijd verantwoordelijk voor de veilige navigatie van zijn schip, en zal moeten beslissen welke actie onder dergelijke omstandigheden de meest veilige is. Het is belangrijk dat de verantwoordelijkheid zo veel mogelijk daar blijft waar zij thuishoort: bij de kapitein op de brug van het schip. Het is aan de kapitein van een containerschip om te overwegen zowel de noordelijke als de zuidelijke route niet te nemen en te voorkomen dat het schip dwars op de golven komt.
Welke acties heeft u ondernomen om internationale afspraken aan te passen ter bescherming van het Waddengebied? Wat is het resultaat daarvan?
De OvV stelt dat de richtlijnen van de IMO voor PSSA’s (Particularly Sensitive Sea Areas) meer ruimte bieden voor beschermende maatregelen, zoals «adoption of ships» routing and reporting systems». Dat is precies het initiatief dat ik genomen heb om, samen met Duitsland en Denemarken, een voorstel in te dienen bij de IMO voor aanpassing van bestaande, internationaal vastgestelde routeringsmaatregelen boven de Wadden. In dit voorstel wordt de verbinding gelegd met de PSSA-status van de Waddenzee. Door deze aanpassing wordt de kapitein alert gemaakt op het risico op containerverlies boven de Wadden, nog voordat hij door de Kustwacht gewaarschuwd wordt.
In welke mate kunt u de PSSA-status (Particularly Sensitive Sea Area) nog gebruiken om de Waddenzee te beschermen voor containerverlies, zoals de OVV adviseert?
Zie antwoord vraag 9.
Begrijpt u dat veel mensen denken dat de overheid, door containervaart tijdens storm toe te staan en gasboringen onder de Waddenzee te accepteren, economische belangen boven het ecologisch belangen van het Waddengebied stelt?
Ik zou het jammer vinden als die indruk bestaat. Ik werk er hard aan om het risico op containerverlies in de buurt van het Waddengebied zo klein mogelijk te maken.
Wat is uw plan om ervoor te zorgen dat containerverlies in het Waddengebied niet meer voorkomt?
Ik vind het belangrijk om het risico op containerverlies boven de Waddeneilanden te verkleinen. Daartoe voer ik een groot aantal acties uit, zoals onderzoeken en initiatieven in IMO, waarover uw Kamer in een aantal voortgangsbrieven is geïnformeerd3, waaronder op 19 november 2021. Ik streef ernaar om uw Kamer voor het zomerreces een volgende voortgangsbrief te sturen, waarin ik onder meer inga op de mogelijkheden voor het instellen van verkeersbegeleiding van containerschepen boven de Waddeneilanden.
Waarom duurde het bij de vorige storm vele uren voordat een sleepboot werd gemobiliseerd, toen de Julietta D een ander schip en een transformatorstation ramde en op een haar na windmolens en een waterstofstation miste?
Direct nadat het maritieme ongeval van de Julietta D was gemeld heeft de Kustwacht de dichtstbijzijnde noodhulpsleper (Emergency Response Towing Vessel, ERTV) gemobiliseerd. Het zou deze ERTV echter minstens zes uur kosten om in stormcondities de zuidwaarts driftende Julietta D te bereiken. De berger die inmiddels door de eigenaar van de Julietta D was gecontracteerd bleek sneller ter plaatse te kunnen zijn met de sleepboot Sovereign. De ERTV is daarop teruggekeerd naar het noorden om weer inzetbaar te zijn voor eventuele andere incidenten. Omdat de bemanning van de Julietta D was geëvacueerd heeft de berger eerst met een helikopter mensen aan boord moeten brengen om een sleepverbinding met de Sovereign te kunnen maken.
Wat waren de gevolgen geweest als de Julietta D een gasplatform of waterstofstation had geramd?
De gevolgen van een aanvaring zijn op voorhand niet in te schatten, aangezien veel factoren hierbij een rol spelen zoals de windrichting, de windkracht, snelheid van het schip, golfhoogte, aanvaringshoek en dergelijke. Het is echter aannemelijk dat een aanvaring tot aanzienlijke schade aan het schip en het object in kwestie had kunnen leiden.
Wordt de infrastructuur op zee voldoende beschermd tegen (stuurloze) schepen tijdens storm?
Rondom windparken zijn veiligheidszones ingesteld waardoor het in beginsel verboden is voor schepen om zich in die zone te bevinden. In Den Helder en bij Windpark Borssele is er een ERTV gereed om direct naar een incident te varen als het nodig is. Vanaf juli 2022 komt er een derde ERTV bij die gepositioneerd wordt bij de windparken Hollandse Kust. Hiermee zijn er dan in totaal drie ERTV’s beschikbaar voor de Noordzee.
Het artikel “Luxemburgers kijken naar Delfzijl voor industriële houtzagerij: investering van meer dan 1 miljoen” |
|
Edgar Mulder (PVV), Dion Graus (PVV) |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Luxemburgers kijken naar Delfzijl voor industriële houtzagerij: investering van meer dan 1 miljoen»?1
Ja.
Herinnert u zich de aangenomen motie Graus (Kamerstuk 29 659, nr. 15), waarin de regering wordt verzocht erop toe te zien dat Staatsbosbeheer geen concurrentie- en marktverstorende activiteiten ontplooit?
Ja.
Klopt het bericht dat Staatsbosbeheer betrokken is bij de mogelijke totstandkoming van een nieuw, grootschalig houtverwerkingsbedrijf van Wood Trading & Technologies in Delfzijl? Zo ja, kunt u toelichten op welke wijze dat het geval is en welke contracten, afspraken, intenties et cetera daaraan ten grondslag liggen?
Staatsbosbeheer is inderdaad één van de partners bij het zoeken naar voldoende verwerkingscapaciteit in Nederland voor het duurzaam toepassen van Nederlands hout. WT&T is de Luxemburgse vestiging van een groot Belgisch houtverwerkend bedrijf genaamd IBV. Staatsbosbeheer heeft met IBV een intentieovereenkomst opgesteld, waarin de wederzijdse intentie is vastgelegd te komen tot een contractuele verbintenis voor de levering van rondhout. Dit hout wordt door Staatsbosbeheer momenteel met name naar Duitsland geëxporteerd.
Is de inschatting juist dat de beoogde houtzagerij en de bijbehorende investering van € 100 miljoen alleen kans maken als Staatsbosbeheer garandeert dat er een substantieel volume rondhout geleverd zal worden? Zo ja, wat betekent dit volgens u voor de kleinere, Nederlandse zagerijen en hun inkoop van hout bij Staatsbosbeheer? Vraag5 Kunt u gedetailleerd ingaan op de vraag of hiermee niet het risico dreigt dat die kleinere zagerijen minder of geen hout kunnen inkopen bij Staatsbosbeheer (of hieraan gelieerde bedrijven) en dat Staatsbosbeheer in staat wordt gesteld om de condities van de markt te bepalen?
Staatsbosbeheer is de grootste bosbeheerder van Nederland en levert een belangrijk aandeel in het Nederlandse aanbod van rondhout, waar planken, balken en plaatmateriaal uit gemaakt kunnen worden. Mede dankzij onder andere de participatie van Staatsbosbeheer kan een dergelijke grootschalige zagerij aan voldoende rondhout komen.
Staatsbosbeheer is deze verkenning naar nieuwe verwerkingscapaciteit begonnen nadat in de loop van 2017 de grootste zagerij van Nederland stopte. Sindsdien is veel rondhout naar vooral Duitsland geëxporteerd om daar verzaagd te worden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om houtsoorten die door de kleine Nederlandse zagerijen niet worden verwerkt, zoals fijnspar. Dat deze optie onaantrekkelijk is voor Nederland, zowel vanuit het oogpunt van vervoer als lokale toepassing voor een circulaire economie, heeft tot deze verkenning geleid. Uiteraard omvat de garantie slechts een deel van de jaarlijkse beschikbare hoeveelheid hout die Staatsbosbeheer oogst. Vanuit zowel het oogpunt van natuurbehoud als financiële risicobeheersing zou een te groot volume niet verantwoord zijn. Kleinere zagerijen zullen, wanneer zij bijvoorbeeld aantrekkelijk gelegen zijn of gespecialiseerd zijn in bepaalde houtsoorten of afmetingen, nog steeds voldoende hout van Staatsbosbeheer kunnen betrekken.
Deelt u de opvatting dat als die situatie ontstaat, Staatsbosbeheer feitelijk als marktmeester op de Nederlandse houtmarkt optreedt en dit ongewenst is omdat het niet past bij een semi-overheidsinstelling die tevens actief is in de commerciële houthandel? Welke garanties bent u voornemens te geven om dit risico te voorkomen?
Staatsbosbeheer zal een deel van het totale houtoogstvolume beschikbaar houden voor kleinere zagerijen. Dit volume zal globaal gelijk zijn aan het huidige volume dat ook nu bij kleinere zagerijen wordt afgezet. Dit risico is derhalve zeer klein. Hierdoor blijven toekomstige leveringen aan kleinere zagerijen (binnen marktconforme condities) mogelijk.
Kunt u toelichten op welke wijze bij de invulling van de afspraken tussen Staatsbosbeheer en Wood Trading & Technologies rekening is gehouden met de aangenomen motie Graus (Kamerstuk 29 659, nr. 15)?
Nee, ik deel deze opvatting niet. In Nederland wordt anno 2021 jaarlijks gemiddeld zo’n 660.000 m3 hout geoogst. Staatsbosbeheer oogst in 2022 naar verwachting rond de 170.000 m3. Staatsbosbeheer is weliswaar de grootste Nederlandse boseigenaar, maar biedt slechts 25–30% van het totale houtvolume afkomstig uit Nederlandse bossen aan. Uit onderzoek van Mazars, uit 2007, naar de houtmarktactiviteiten van Staatsbosbeheer, blijkt voorts dat het marktgebied waarin Staatsbosbeheer opereert naast Nederland ook België en de Duitse deelstaten Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen beslaat (in 2007 in totaal 16,8 miljoen m3 rondhout). Daarmee is de rol van Staatsbosbeheer in deze markt nog veel kleiner.
Staatsbosbeheer heeft de wettelijke taak rijksbossen en natuurgronden te beheren. De oogst en verkoop van hout maken integraal onderdeel uit van deze wettelijke taak. Deze activiteit krijgt vorm binnen de kaders van de Wet markt en overheid. Staatsbosbeheer heeft er de afgelopen jaren blijk van gegeven binnen de kaders van markt en overheid te opereren. Ik ben derhalve van mening dat met de huidige regelgeving voldoende kaders zijn meegegeven.
Waarom is gekozen voor levering van hout uit de productiebossen van Staatsbosbeheer aan Wood Trading & Technologies en niet om dat hout aan andere zagerijen in Nederland aan te bieden in het kader van gelijke behandeling en gelijk speelveld?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 6. Staatsbosbeheer blijft binnen de kaders van de Wet markt en overheid en de ruimte die is geboden binnen de Wet Verzelfstandiging Staatsbosbeheer.
Zoals in antwoord op schriftelijke vragen in 2014 (Kamerstuk 29 659, nr. 125) is geantwoord door de toenmalige Staatssecretaris, valt de uitvoering van commerciële activiteiten door Staatsbosbeheer onder de reikwijdte van Hoofdstuk 4b van de Mededingingswet, dat betrekking heeft op overheden en overheidsbedrijven. Artikel 25i in dat hoofdstuk vereist – evenals de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer – dat als Staatsbosbeheer economische activiteiten verricht, het de afnemers van een product of dienst ten minste de integrale kosten van dat product of die dienst in rekening brengt. In het derde lid van dat artikel en in het Besluit markt en overheid zijn nadere regels gesteld over de kostendoorberekening. Staatsbosbeheer moet ten overstaan van de Autoriteit Consument en Markt kunnen aantonen dat het aan deze regels heeft voldaan. Ook stelt de Mededingingswet specifieke regels ter voorkoming van ongerechtvaardigde bevoordeling van ondernemingen waarin bestuursorganen – in casu Staatsbosbeheer – deelnemen (artikel 25j). Ook in dat verband geldt het principe van integrale kostendoorberekening, zoals uitgewerkt in het Besluit markt en overheid (artikel 10) en het verbod op de toekenning van subsidies aan de desbetreffende onderneming waar niet-overheidsbedrijven niet voor in aanmerking komen (artikel 9 Besluit markt en overheid).
Het is de Raad van Toezicht van Staatsbosbeheer die hier op toeziet. Ook de Autoriteit Consument en Markt (ACM) houdt toezicht op de vrije mededinging en kan indien nodig ingrijpen.
Kunt u tevens toelichten hoe de kennelijk voorgenomen levering door Staatsbosbeheer zich verhoudt tot de uitspraak van de Hoge Raad van 26 november 2021, waarin wordt geoordeeld dat de overheid op basis van het gelijkheidsbeginsel geen goederen exclusief aan één partij mag verkopen en gelegenheid moet bieden aan potentiële gegadigden om mee te dingen?2
De keuze om met IBV, het moederbedrijf van WT&T, de oriëntatie voor de vestiging van een nieuwe zagerij aan te gaan is gebaseerd op meerdere overwegingen:
Om voor bovenstaande uitdagingen een oplossing te bieden is een groot, modern houtverwerkingsbedrijf onontbeerlijk. Deze oplossingen kunnen niet door kleinere zagerijen worden geboden.
Is door Staatsbosbeheer gezocht naar andere potentiële gegadigden? Zo ja, hoe zag de selectieprocedure er uit en op basis van welke argumenten is vervolgens gekozen voor een nog niet bestaande zagerij? Zo nee, waarom niet?
Staatsbosbeheer zal geen goederen exclusief verkopen aan één partij. Dat schaadt bovendien de marktpositie van Staatsbosbeheer. Verder zal het volume hout dat momenteel door de kleinere Nederlandse zagerijen wordt afgenomen buiten de afspraak voor levering van hout aan het beoogde houtverwerkend bedrijf worden gehouden.
Bent u van mening dat handelsactiviteiten, waarbij ruim 20% van de omzet uit hout en biomassa van Staatsbosbeheer gerealiseerd wordt door inkoop bij derde partijen, tot de kerntaken van Staatsbosbeheer behoren (Kamerstuk 29 659, nr. 156)? Hoe gaat u valse concurrentie en marktverstoring tegen in het licht van de reeds genoemde motie Graus (Kamerstuk 29 659, nr. 15)?
Ja. Staatsbosbeheer heeft contact gehad met potentiële gegadigden, waaronder bestaande afnemers in Nederland. Er is gekozen voor een bestaande zagerij, IBV, die voornemens is zich te vestigen in Nederland.
Bent u bereid de marktverhoudingen, de positie van Staatsbosbeheer op de markt voor houtzagerijen en de levering van rondhout te onderzoeken en de resultaten hiervan vóór het zomerreces naar de Kamer te sturen?
Staatsbosbeheer heeft in 2021 minder dan 10% rondhout (23.675 m3) van derden ingekocht op het totaal omgezette volume (249.179 m3). In 2022 zal het oogstvolume rond de 170.000 m3 liggen. In het recente verleden is veel hout uit zieke of dode essen- of fijnsparrenbossen geoogst, waarna Staatsbosbeheer nu en in de nabije toekomst minder oogst.
In de Wet Verzelfstandiging Staatsbosbeheer is geregeld dat Staatsbosbeheer bevoegd is goederen (waaronder hout en biomassa) te verkrijgen en te vervreemden, alsmede alle andere handelingen te verrichten die voor een goede vervulling van zijn taken noodzakelijk zijn.
Daarnaast streeft Staatsbosbeheer naar het vergroten van inkomsten uit de markt (convenant LNV – Staatsbosbeheer) en kan Staatsbosbeheer ook andere werkzaamheden uitvoeren, mits die werkzaamheden samenhangen met de wettelijk opgedragen taken, niet leiden tot concurrentievervalsing ten opzichte van private aanbieders van vergelijkbare diensten, en tegen tenminste kostendekkende prijzen worden verricht. Dat is hier het geval.
Het bericht ‘Straks kan Zeeland alleen nog een bordje naast de met PFAS-water gevulde Hedwigepolder zetten: ‘Geen vis eten!’’ |
|
Harry van der Molen (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Straks kan Zeeland alleen nog een bordje naast de met PFAS-water gevulde Hedwigepolder zetten: «Geen vis eten!»»?1
Ja.
Klopt het dat Vlaanderen, dat de Prosperpolder en de Hedwigepolder omvormt tot een getijdennatuurgebied, van plan is nog voor de volgende winter de dijken door te steken?
Ja.
Wat is er volgens Vlaanderen de oorzaak van dat er een jaar tijd is gewonnen in de procedure, zodat de werkzaamheden nu «ineens» kunnen starten?
Volgens de planning komt het water enkele maanden eerder in het gebied, namelijk niet begin 2023, maar eind 2022. De redenen hiervoor zijn dat de grond uit de dijk niet behoeft te worden afgevoerd vanwege toepassing in de Panoramaheuvel en dat het aantal werkbare dagen hoog is geweest vanwege gunstige weersomstandigheden.
Acht u het voor de beoogde natuurontwikkeling van belang om de resultaten van het onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) naar PFAS in de Westerschelde af te wachten alvorens over te gaan tot het binnenlaten van water uit de Westerschelde in de Hedwigepolder?
In de Kamerbrief over gevolgen PFAS voor ontpoldering Hedwigepolder van 5 oktober 20212 en in de in de beantwoording van Kamervragen over gevolgen van PFAS-concentraties Westerschelde voor Hedwigepolder van 16 november 20213 hebben de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aangegeven dat de resultaten van de metingen in zwevend stof de beste indicatie zijn voor de op termijn te verwachten kwaliteit van de waterbodem. Deze zwevend stofdeeltjes zullen immers bezinken. De PFAS-concentraties in zwevend stof zijn hoger dan de concentraties die zich op dit moment op de bodem van de Hedwigepolder bevinden, maar zijn niet dusdanig hoog dat deze in strijd zijn met de zorgplichtbepaling uit de Waterwet.
Het genoemde onderzoek van RIVM richt zich op PFAS-concentraties in vis, schaal- en schelpdieren en zeegroenten, die zich op dit moment al in de Westerschelde bevinden. Dit onderzoek zal niet leiden tot nieuwe inzichten over de verwachte water- en bodemkwaliteit van de ontpolderde Hedwigepolder.
Tegelijkertijd wordt druk op Vlaanderen uitgeoefend om de emissie van PFAS terug te dringen en de vergunningvoorwaarden voor vervuilende bedrijven aan te scherpen. Er is dan ook geen aanleiding tot het opschorten van het Hedwigeproject en de resultaten van het onderzoek van het RIVM af te wachten.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat in de Hedwigepolder vervuild slib neerslaat als gevolg van de vervuiling van de Westerschelde? Wat is uw verwachting op dit punt?
Het sedimentatieproces, waardoor de bodem in het nieuwe natuurgebied gevormd wordt, is een decennialang proces waarbij de laagjes steeds gevormd worden door het zwevend stof dat op dat moment in het water aanwezig is. Nieuwe natuurgebieden zullen (minimaal) dezelfde natuurkwaliteit en ontwikkelingsmogelijkheden hebben als bestaande natuur in de Westerschelde die is ontstaan door opslibbing. Het huidige slib dat zich afzet in de nieuwe natuurgebieden heeft een betere kwaliteit dan het slib dat in het verleden is afgezet. Er zijn PFAS-maatregelen aangekondigd om de waterkwaliteit te verbeteren. De dalende trend zal zich dus, zoals het er nu uitziet, doorzetten en hiervan zal ook de (dan ontpolderde) Hedwigepolder profiteren.
Deelt u de mening dat de Hedwigepolder niet onder water gezet dient te worden, zolang het onderzoek naar de vervuiling met PFAS niet is afgerond?
Zoals bij vraag 4 is aangegeven zal het huidige RIVM-onderzoek niet leiden tot andere inzichten over de verwachte water- en bodemkwaliteit van de ontpolderde Hedwigepolder. Rijkswaterstaat blijft de PFAS-gehalten in water en zwevend stof monitoren. Door alle ingezette acties, met name het beperken van de emissies in Vlaanderen, is de verwachting dat deze concentraties zullen dalen.
Klopt het dat de laatste eigenaar van de Hedwigepolder een procedure heeft aangespannen bij de Raad van State om de onteigening opnieuw aan te vechten? Zo ja, wat zijn daarvan de consequenties voor de voortgang van de ontpoldering?
De voormalige eigenaar van de Hedwigepolder heeft een herzieningsverzoek ingediend met betrekking tot het Rijksinpassingsplan en de uitvoeringsbesluiten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het indienen van dit verzoek heeft nu geen consequenties voor de voortgang. Dat zou alleen anders kunnen zijn indien de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak op dit verzoek dit zou bepalen, hetgeen ik niet verwacht.
Bent u bereid in gesprek te gaan met uw Belgische ambtgenoot over de Hedwigepolder in verband met de PFAS-lozingen op de Westerschelde? Zo ja, wat zal de insteek van dat gesprek zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja. Er vindt op 25 maart een kennismakingsgesprek plaats tussen de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en zijn Vlaamse collega Demir. In dit gesprek zal de Minister, net als zijn voorganger, blijven aandringen op het verminderen van emissies van PFAS naar de Westerschelde.
Bent u bereid een regisseur of opdrachthouder aan te stellen naar het voorbeeld van Vlaanderen, waar een «opdrachthouder voor de PFAS-problematiek» is aangesteld in de persoon van Karl Vrancken, zoals gedeputeerde staten van Zeeland vragen in hun brief aan u?2
In reactie op de brief van GedeputeerdeStaten van Zeeland heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangegeven bij zowel de rijksoverheid als de provincie Zeeland op hoogambtelijk niveau een coördinator te willen aanwijzen, die overzicht en samenhang moet brengen in alle acties die al zijn uitgezet. Over de uitwerking hiervan gaat de Minister met GS van Zeeland in gesprek. Overigens heeft zijn voorganger naar aanleiding van een brief van GS van Zeeland in augustus al coördinatie vanuit het Rijk aangeboden en wordt sindsdien tussen de verschillende partijen intensief samengewerkt.
Stikstof en extern salderen |
|
Derk Jan Eppink (JA21) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Overijssel stopt als eerste provincie met uitgifte bouwvergunningen op basis van stikstofhandel»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u van mening dat de «stikstofhandel» voortgezet moet worden in Nederland?
Extern salderen is een nuttig instrument om natuurvergunningverlening mogelijk te maken. Bij extern salderen wordt een bestaande vergunning geheel of gedeeltelijk ingetrokken, ten behoeve van de verlening van de vergunning voor een ander project dat tot stikstofdepositie zal leiden op basis van de Wet natuurbescherming. De niet-gerealiseerde capaciteit in de vergunning van de saldogever komt bij het intrekken van de vergunning te vervallen. De partij die de ruimte op basis van de feitelijk gerealiseerde capaciteit voor stikstofemissies overneemt, mag maximaal 70% van de depositie benutten voor zijn eigen project. Deze keuze is gemaakt om feitelijke toenames van stikstofemissie zoveel mogelijk te voorkomen.
Daarnaast wordt er onderzoek uitgevoerd naar de omvang en de effecten van extern salderen met veehouderijbedrijven. Hierbij wordt ook gekeken naar onbedoelde negatieve effecten zoals speculatie, prijsopdrijving of verloedering van het landschap. Ik verwacht uw Kamer voor de zomer over de resultaten te kunnen informeren.
Bent u van mening dat het extern salderen van stikstofrechten cruciaal is om bouwprojecten voort te kunnen zetten?
Voor woningbouwprojecten in Nederland geldt dat een behoorlijk deel niet te maken heeft met stikstofbeperkingen vanwege de omvang en/of de afstand tot stikstofgevoelige natuurgebieden. Ook de bouwvrijstelling draagt daaraan bij. Daarnaast zijn er woningbouwprojecten die kunnen volstaan met intern salderen. Er resteert daarnaast nog steeds een aanzienlijk deel van de projecten in alle sectoren (woningbouw inclusief benodigde ontsluiting en verkeersaantrekkende werking, maar ook de energietransitie, infrastructuur, industrie etc.) dat afhankelijk is van de mogelijkheid tot extern te salderen. Extern salderen is voor deze projecten cruciaal voor de voortgang.
Waarom bent u van mening dat het besluit van de provincie Overijssel om te stoppen met de stikstofhandel voor bouwvergunningen «géén precedent vormt» voor andere provincies om ook de stikstofhandel te stoppen?2
Momenteel zijn voor zover mij bekend Overijssel en Flevoland, voor zover het gaat om depositie op Natura 2000-gebieden in Overijssel, de enige provincies waar extern salderen tijdelijk «on hold» staat voor projecten waar de provincie bevoegd gezag is, tot het moment dat Overijssel de aanvullende onderbouwing ten behoeve van extern salderen gereed heeft. De onderbouwing ten behoeve van extern salderen is provincie- en gebiedspecifiek, omdat de specifieke omstandigheden per provincie en Natura 2000-gebied verschillen, alsmede de effectiviteit van maatregelen om stikstofdepositie te reduceren.
Bent u er bekend mee dat de Brabantse Milieufederatie samen met andere natuurorganisaties naar de Raad van State is gestapt tegen de stikstofhandel die de komst van het Tilburgse bedrijfsterrein Wijkevoort mogelijk moet maken?3
Ja, daar ben ik mee bekend.
Wat zijn volgens u de effecten voor Noord-Brabant en de rest van Nederland op het moment dat de Brabantse Milieufederatie de rechtszaak over de stikstofhandel zou winnen?
Deze zaak is momenteel onder de rechter. Ik wil niet op de uitkomst daarvan vooruitlopen. Zodra de rechter uitspraak heeft gedaan, zal ik zorgvuldig bestuderen wat de gevolgen hiervan zijn.
Bent u van mening dat een stop door de rechter op de handel in stikstofrechten betekent dat de Nederlandse bouw stil zou komen te liggen?
Er resteert nog steeds een aanzienlijk deel van de projecten in alle sectoren (woningbouw inclusief benodigde ontsluiting en verkeersaantrekkende werking, maar ook de energietransitie, infrastructuur, industrie etc.) dat afhankelijk is van de mogelijkheid tot extern te salderen. Extern salderen is voor deze projecten cruciaal voor de voortgang.
Wat zijn volgens u de effecten van het stoppen van de stikstofhandel voor de bouw- en landbouwsector in de provincie Overijssel?
De provincie Overijssel heeft extern salderen tijdelijk opgeschort en werkt ondertussen aan een nadere onderbouwing voor het gebruik van dit instrument. Voor partijen die betrokken zijn bij initiatieven met extern salderen (saldogevers en -ontvangers) betekent dit dat hun initiatieven vertraging kunnen oplopen. Tegelijkertijd verwacht ik dat de nadere onderbouwing van de provincie Overijssel ertoe leidt dat additionaliteit beter aangetoond kan worden en dat dit kan leiden tot meer zekerheid voor initiatiefnemers op het moment dat ze wel een vergunning krijgen. In de hoofdlijnenbrief heb ik mijn beleid nader toegelicht. Hierin ben ik ook op de houdbaarheid van toestemmingverlening ingegaan.
Kunt u een effecten-analyse tonen met daarin het effect op de bouw-, landbouw- en vliegsector in het scenario dat alle Nederlandse provincies besluiten de stikstofhandel te stoppen, bijvoorbeeld onder druk van een uitspraak van de Raad van State?
Extern salderen met ruimte uit bestaande vergunningen is een in de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State4 geaccepteerde wijze van mitigatie van effecten bij het toestaan van projecten op basis van een passende beoordeling als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn.
Er is geen effectenanalyse uitgevoerd naar het effect op de bouw-, landbouw- en vliegsector in het scenario dat alle Nederlandse provincies besluiten om de mogelijkheid van extern salderen niet meer toe te staan. Daarbij wil ik benadrukken dat de provincie Overijssel extern salderen niet definitief heeft stopgezet, maar tijdelijk opgeschort, totdat zij een aanvullende onderbouwing heeft. Verder zij erop gewezen dat voor woningbouwprojecten in Nederland geldt dat een behoorlijk deel niet te maken heeft met stikstofbeperkingen vanwege de omvang en/of de afstand tot stikstofgevoelige natuurgebieden. Ook de bouwvrijstelling draagt daaraan bij. Daarnaast zijn er woningbouwprojecten die kunnen volstaan met intern salderen.
Kunt u verklaren waarom u nog niet beschikt over «een databank waaruit blijkt in welke natuurgebieden (waaronder Natura 2000-gebieden) de afgelopen dertig jaar regelmatig bodemonderzoeken zijn gedaan»?4
Er is geen aanleiding geweest om een dergelijke databank op te zetten. Via het landelijk meetnet flora6 wordt geanalyseerd hoe het met de milieuomstandigheden in de natuurgebieden gaat. Plantensoorten fungeren namelijk als bioindicator voor bodem en water. Bodemonderzoeken kunnen benut worden om dit meetinstrument te ijken. Er is dan geen aanleiding om daar een databank voor op te zetten.
Bent u voornemens om op korte termijn de bodems van alle Natura 2000-gebieden te laten onderzoeken zodat er inzicht ontstaat in de staat van de bosbodems? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Momenteel wordt uitgewerkt welke doorontwikkeling van de monitoring nodig is om de wettelijk voorgeschreven monitoringsrapportages met betrekking tot de stikstofaanpak op te kunnen stellen. Daarbij wordt, in het kader van de beoordeling van de omvang en de kwaliteit van habitattypen, ook nagegaan welke eventuele aanvullende gegevens nodig zijn om voldoende inzicht te krijgen in de drukfactor stikstof in relatie tot andere drukfactoren. Metingen van bodemcondities zouden hier mogelijk onderdeel van uit kunnen maken, in aanvulling op de informatie over de bodem vanuit het landelijk meetnet flora.
Betekent de constatering van het Planbureau voor de Leefomgeving dat specifieke gegevens over het stikstofgevoelige deel van het leefgebied tot 2026 niet beschikbaar zijn, volgens u dat tot 2026 Nederland geen beschikking heeft over bodemmetingen en over de staat van instandhouding van en Habitatrichtlijnsoorten en -habitattypen? Kunt u uw antwoord beginnen met ja/nee?5
Nee, op landelijk niveau wordt iedere zes jaar de staat van instandhouding bepaald van de habitattypen en soorten van bijlage 2 van de Habitatrichtlijn. Hierover wordt aan de Europese Commissie gerapporteerd, de artikel 17-rapportage. De meest recente rapportage is in 2019 ingediend. Een oordeel over het leefgebied als geheel is één van de aspecten waaruit de beoordeling van de staat van instandhouding van de Habitatrichtlijnsoorten is opgebouwd, een afzonderlijk oordeel over het stikstofgevoelige deel van het leefgebied is daar geen onderdeel van. Bovendien wordt de monitoring verder doorontwikkeld. Onderdeel hiervan is het verkrijgen van gegevens op grond waarvan een scherper beeld kan worden verkregen over het stikstofgevoelige deel van leefgebieden.
Betekent dit volgens u dat Nederlandse bedrijven tot 2026 niet kunnen bewijzen of zij een positief of negatief effect hebben op de stikstofdepositie en instandhoudingsdoelstellingen aangezien er geen bodemmetingen in natuurgebieden worden verricht om dit effect te bewijzen of ontkrachten? Kunt u uw antwoord beginnen met ja/nee?
Nee, bij de toets van het bevoegd gezag of een natuurvergunning door het bevoegd gezag kan worden verleend, moet de zekerheid zijn verkregen dat het voorgenomen project de natuurlijke kenmerken van de betreffende Natura 2000-gebieden niet aantast. De bevindingen over de gevolgen van het project moeten gebaseerd zijn op de best beschikbare wetenschappelijke kennis op dat moment. De aanvrager moet daar ook vanuit gaan bij zijn aanvraag. Het ontbreken van bodemmetingen betekent bovendien niet dat Nederland geen beschikking heeft over de staat van instandhouding van Habitatrichtlijnsoorten en -habitattypen. Op landelijk niveau wordt iedere zes jaar de staat van instandhouding bepaald van de habitattypen en soorten van bijlage 2 van de Habitatrichtlijn. Hierover wordt aan de Europese Commissie gerapporteerd, de artikel 17-rapportage. De meest recente rapportage is in 2019 ingediend. Een oordeel over het leefgebied als geheel is één van de aspecten waaruit de beoordeling van de staat van instandhouding van de Habitatrichtlijnsoorten is opgebouwd, een afzonderlijk oordeel over het stikstofgevoelige deel van het leefgebied is daar geen onderdeel van. Bovendien wordt de monitoring verder doorontwikkeld. Onderdeel hiervan is het verkrijgen van gegevens op grond waarvan een scherper beeld kan worden verkregen over het stikstofgevoelige deel van leefgebieden.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken te beantwoorden?
Een gedegen beantwoording van de vragen heeft meer tijd gekost en daardoor is het niet gelukt om de vragen binnen de gebruikelijke termijn te beantwoorden.
Onderzoek naar en compensatie van faunaschade landbouw |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kunt u de Kamer cijfers doen toekomen over het aantal niet-gehonoreerde (fauna)schademeldingen van BIJ12, de reden van afwijzing en hoe deze zich verhouden ten opzichte van het aantal gehonoreerde schademeldingen?
Een tegemoetkoming in de landbouwschade wordt naar redelijkheid en billijkheid alleen verleend voor schade aangebracht door beschermde diersoorten. In 2021 is voor ongeveer 450 (waarvan tot nu toe 18 betrekking hadden op wolven) van de circa 6500 faunaschademeldingen (waarvan 172 betrekking hadden op wolven) geen vergoeding uitgekeerd. De belangrijkste redenen waren:
Bent u het eens dat veranderende migratiepatronen van grensoverschrijdende dierenpopulaties en eventuele beschermde status van diersoorten afweer en verjagen bemoeilijken, gelet op het feit dat volgens het interprovinciaal wolvenplan de dierhouder verantwoordelijk is voor bescherming van zijn dieren?
De beschermde status van een diersoort staat los van het grensoverschrijdend gedrag van individuen van de betreffende soort. De Europese Habitatrichtlijn en de Conventie van Bern streven naar een gunstige staat van instandhouding voor beschermde soorten. Elke lidstaat moet daarom zorgen voor een gunstige staat van instandhouding van soorten binnen haar grenzen. De Richtsnoeren van de EU1 inzake de bescherming van diersoorten van de Habitatrichtlijn erkennen dat voor sommige migrerende en grensoverschrijdende soorten het moeilijk kan zijn om binnen lidstaten zelf een gunstige staat van instandhouding te bereiken. Dit betekent dat voor wolvenbeheer uit een grensoverschrijdend managementplan moet blijken wat onder een gunstige staat van instandhouding van de betrokken populatie wordt verstaan. Daarom is het Ministerie van LNV in overleg met de Duitse overheid over een internationaal wolven managementplan, om samen te bezien hoe voor de gezamenlijke wolvenpopulatie een gunstige staat van instandhouding bereikt kan worden. Vanuit de Europese regelgeving is het bereiken van een gunstige staat van instandhouding een voorwaarde om tot afweer of verjagen over te kunnen gaan.
De wettelijke verantwoordelijkheid voor het beschermen van gehouden dieren is vastgelegd in artikel 1.6 derde lid van het Besluit houders van dieren. Dit stelt dat een dier indien het niet in een gebouw wordt gehouden, bescherming wordt geboden tegen slechte weersomstandigheden, gezondheidsrisico’s en zo nodig roofdieren.
Bent u het eens met de stelling dat om beschermde diersoorten te beschermen, de verantwoordelijkheid niet volledig bij de dierhouder moet liggen? Zo ja, wanneer kunnen wij hier een plan voor verwachten? Zo nee, waarom niet?
De bescherming van beschermde diersoorten is een gezamenlijke taak van landelijke en provinciale overheden, vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Zoals bij vraag 2 is aangegeven, ligt de wettelijke verantwoordelijkheid voor het beschermen van gehouden dieren bij de houder.
Voor verschillende beschermde diersoorten bestaan plannen of zijn deze in ontwikkeling. De provincies werken samen met het Ministerie van LNV aan het actualiseren van het provinciaal wolvenplan. In dit plan wordt het beleid beschreven met betrekking tot het beschermen van de wolf en van gehouden dieren. Ik verwacht dit na de zomer aan uw Kamer te kunnen toesturen.
Andere plannen die zich richten op specifieke soorten of soortgroepen zijn het Aanvalsplan Grutto, waarin wordt gewerkt aan het keren van de neerwaartse trend van de grutto en andere weidevogels. Omdat veel soorten niet aan onze landsgrenzen zijn gebonden hebben we ook plannen op Europees of internationaal niveau. Enkele voorbeelden hiervan zijn het actieplan voor de steur2, een actieplan voor de zomertortel3 en diverse actieplannen voor ganzensoorten (waaronder grauwe gans4 en brandgans5).
In het Noordzeeakkoord6 is afgesproken dat onderzoek wordt uitgevoerd naar kwetsbare soorten die in aanmerking komen voor een soortbeschermingsplan. Voor de bruinvis bestaat het bruinvisbeschermingsplan7 uit 2020 en voor zeehonden het Seal Management Plan, voortkomend uit het Trilateraal Wadden overleg.
Bent u het eens met de stelling dat de beschermde status van de wolf en diens plotselinge en toenemende vestiging plus de fors toegenomen Europese wolvenpopulatie in Nederland het evenwicht van fauna ontwricht en dat Nederland bij de Europese Unie moet aandringen op ontheffing van deze status, in navolging van Finland en Frankrijk?
Ik zie geen reden om vanuit Nederland in Europees verband te pleiten voor een verandering van de beschermde status van de wolf. De wolf vervult een belangrijke schakel binnen een evenwichtig ecosysteem en kan een verrijking zijn voor de biodiversiteit in Nederland. Er is tot nu toe geen sprake van een ontwrichting van het natuurlijk evenwicht en dat wordt ook niet verwacht. Wel kunnen er door de komst van de wolf veranderingen in aantal en vluchtgedrag van sommige hoefdieren plaatsvinden.
Is er communicatie met buurlanden over grensoverschrijdende migratie van dierenpopulaties? Zo ja, zijn er meer diersoorten die door grensoverschrijding mogelijk faunaschade in Nederland kunnen aanbrengen? Zo nee, waarom niet?
Op nationaal niveau wordt door het Ministerie van LNV de samenwerking gezocht met de Duitse nationale overheid met de intentie om te komen tot een internationaal management plan voor de gedeelde wolvenpopulatie. Hierbij wordt bekeken of ook met andere landen, zoals België en Polen, samengewerkt kan worden. Naast de samenwerking op nationaal niveau wordt er op het gebied van wolven door diverse provincies op regionaal niveau samengewerkt met Duitse deelstaten en met de Belgische gewesten.
De Convention of Migratory Species8 is een internationaal verdrag over grensoverschrijdende migratie van dierenpopulaties. Dit bestaat voor specifieke soorten uit dochterverdragen, zoals de Overeenkomst inzake de instandhouding van kleine walvisachtigen in de Oostzee, de Noordoostelijke Atlantische Oceaan, de Ierse en de Noordzee (ASCOBANS), en de Overeenkomst inzake de bescherming van Afrikaans-Euraziatische trekkende watervogels (AEWA). Vanuit het Ministerie van LNV vindt in dit verband regelmatig overleg plaats over de betreffende diersoorten en eventuele faunaschade.
Ook ganzen zijn dieren die met hun migratie landsgrenzen passeren en faunaschade kunnen veroorzaken in Nederland. Binnen het Europees ganzen platform (EGMP)9 wordt het beheer van ganzenpopulaties op internationaal niveau gecoördineerd. Het Ministerie van LNV neemt hier samen met provincies actief aan deel.
Voor grote hoefdieren die ook de landsgrenzen kunnen passeren zoals wilde zwijnen, bestaan in Nederland faunabeheerplannen om de populaties te beheren en schade tegen te gaan. Op provinciaal niveau is er vaak afstemming met buurlanden hierover.
De inzet van Nederland voor de VN-Biodiversiteitstop |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() |
Kunt u de tijdlijn schetsen van wanneer de belangrijkste beslismomenten over het nieuwe mondiale biodiversiteitsraamwerk plaatsvinden, zowel in nationaal als Europees en internationaal verband?1
Tijdens de conferentie van partijen (COP-15) van het Biodiversiteitsverdrag (CBD) moeten, in de vorm van een Global Biodiversity Framework (GBF), nieuwe wereldwijde afspraken worden gemaakt voor de periode tot 2030 om de biodiversiteitscrisis te keren. In aanloop naar CBD COP-15 is een Open Ended Working Group (OEWG) ingesteld waarin over het GBF, een raamwerk van afspraken, wordt onderhandeld. Tot op heden hebben twee OEWG’s en het eerste deel van de derde OEWG plaatsgevonden. Het tweede deel van de derde OEWG staat gepland voor 14-29 maart 2022, evenals de bijeenkomsten van de hulporganen van de CBD, gericht op wetenschap (SBSTTA) en implementatie (SBI). Tijdens CBD COP-15.1 die in oktober 2021 plaatshad vonden geen onderhandelingen plaats over het GBF. De onderhandelingen over het GBF en aanverwante onderwerpen, zoals financiering en monitoring vinden plaats tijdens CBD COP-15.2 die naar verwachting medio zomer 2022 zal plaatsvinden in Kunming. De inzet voor CBD COP-15 wordt in EU-verband bepaald en is in belangrijke mate gestoeld op de EU Biodiversiteitsstrategie (EBS). Bijstellingen en aanvullingen vinden plaats in de Milieuraad en worden met uw Kamer gedeeld. De EU-positie voor CBD COP-15.2 wordt naar verwachting vastgesteld tijdens de Milieuraad van juni 2022. Uw Kamer werd eerder geïnformeerd over de Nederlandse prioriteiten ten aanzien van CBD COP-15 (Kamerstuk 26 407, nr. 138).
Deelt u de mening dat er afrekenbare doelen nodig zijn en niets slechts «ophoging van inzet en ambitie», aangezien de Aichi-doelen niet zijn gehaald? Zo ja, wat acht u nodig?2
Het kabinet deelt de mening dat afrekenbare doelen noodzakelijk zijn om de biodiversiteitscrisis te keren. Om deze reden zet Nederland zich bij de onderhandelingen voor het GBF in voor een versterkt systeem van monitoring, rapportage en verantwoording met bindende rapportage vereisten, evenals een mechanisme voor tussentijdse ophoging van inzet en ambitie («ratcheting up»). Op deze wijze wordt de implementatie van het verdrag versterkt en beter verzekerd. Ook kan op die manier tijdig worden bijgestuurd, mochten de gestelde doelstellingen niet binnen bereik komen. Nederland blijft zich op deze wijze internationaal inzetten voor de motie-Jetten/De Groot (beide D66) (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1617).
Onderschrijft u de ambitie van het nieuwe strategisch plan van de Convention on Biological Diversity (CBD) voor de periode 2020–2030 (Global Biodiversity Framework) om in 2030 30% van het land en de zee effectief te beschermen? Zo nee, waarom niet?3
De doelstelling om 30 procent van het land – en zeeoppervlak te beschermen is opgenomen in de EBS en vormt ook onderdeel van de EU-inzet ten aanzien van CBD COP-15. Nederland onderschrijft de ambitie om wereldwijd 30 procent van het land- en zeeoppervlak te beschermen en zal een billijke bijdrage leveren aan het behalen ervan. Daarnaast is Nederland lid van de High Ambition Coalition (HAC), een coalitie van meer dan 70 landen4 die zich inzet voor opname van genoemde ambitie in het GBF.
Wat verstaat u onder «effectief beschermd»? Welke indicatoren worden gebruikt om dit te monitoren, en wat is de inzet van Nederland met betrekking tot dit doel en indicatoren?
Vooruitlopend op de afspraken in Kunming wordt dit jaar gestart met de implementatie van de doelen uit de EBS die betrekking hebben op een samenhangend netwerk van beschermde gebieden. In de handreiking van de Europese Commissie die daartoe is uitgebracht5, staat beschreven aan welke criteria gebieden moeten voldoen om een bijdrage te kunnen leveren aan de doelstelling om ten minste 30 procent van het land- en 30 procent van het zeeoppervlak in de EU te beschermen. De inzet van Nederland komt overeen met wat de EBS van lidstaten vraagt. Elke lidstaat moet een billijk deel van de inspanning leveren op basis van objectieve ecologische criteria, waarbij er rekening mee wordt gehouden dat de kwaliteit en kwantiteit van de biodiversiteit van land tot land verschilt.
Wat houdt «met grotere regelmaat» in, wanneer u schrijft:«Om het doelbereik verder te verbeteren wil Nederland dat met grotere regelmaat gerapporteerd wordt»?4
Vanuit de inzet voor een versterkt systeem van rapportagevereisten hecht Nederland eraan dat er met grotere regelmaat gerapporteerd wordt over de voortgang van de implementatie. Allereerst moeten landen op basis van de tijdens CBD COP-15.2 te maken afspraken over het GBF herziene nationale actieplannen (NBSAPs) en nationale biodiversiteit financieringsplannen (NBFPs) opstellen, inclusief nationale doelen. Op basis hiervan kan tijdens COP-16 (medio 2024) een «Global Gap Analysis» plaatsvinden. Voorts wil Nederland dat landen in voorbereiding op COP-17 (medio 2026) een nationale rapportage uitvoeren ten behoeve van de voortgang van de implementatie, zodat een «mid-term Global Stocktake» uitgevoerd kan worden. Aan de hand van de genoemde analyses kan een tussentijdse ophoging van inzet en ambitie (ratcheting up) worden voorgesteld, mochten de gestelde doelstellingen niet binnen bereik komen. In voorbereiding op COP-19 (medio 2030) moet opnieuw een nationale rapportage plaats vinden zodat een «Global Stocktake» gehouden kan worden. Tijdens CBD-COP15.2 moet een besluit genomen worden over de regelmaat van de rapportagevereisten en de wijze waarop nationale resultaten op transparante wijze gekoppeld worden aan globale doelstellingen.
Hoe gaat Nederland landen waar er geen middelen zijn om aan deze eis te voldoen ondersteunen in het beter en tijdig rapporteren, aangezien Nederland wil dat er met grotere regelmaat gerapporteerd wordt?
Als onderdeel van het GBF worden ook afspraken gemaakt over capaciteitsopbouw en -ontwikkeling en het mobiliseren van financiering voor ontwikkelingslanden ten behoeve van de implementatie van de gemaakte afspraken en rapportagevereisten. Capaciteitsopbouw en -ontwikkeling verloopt onder andere vanuit de CBD zelf via haar financieringskanaal, de Global Environment Facility (GEF), en de Wereldbank. Nederland levert hieraan een bijdrage via onder meer de contributie aan het CBD Secretariaat en zijn bijdragen aan de GEF en de International Development Association (IDA).
Kunt u toelichten wat uw volgende antwoord concreet betekent in termen van inhoud, tijd, geld en kennis, gegeven op vragen over de biodiversiteitstop: «Daarnaast zet Nederland zich bij de onderhandelingen voor het nieuwe strategisch plan van de CBD voor de periode 2020–2030 (Global Biodiversity Framework) [...] in voor ambitieuze doelen en verbeterde implementatie»?5
Binnen de beschikbare capaciteit en budgetten levert Nederland een bijdrage aan onderhandelingen voor het GBF, waaronder aan de EU-positiebepaling. De Nederlandse prioriteiten zijn hierbij leidend (Kamerstuk 26 407, nr. 138). Voorts wordt gebruikt gemaakt van de kennis en expertise van maatschappelijke partners, kennisinstellingen en bedrijven door input op te halen via een aantal stakeholderbijeenkomsten.
Kunt u een toelichting geven over de inzet van Nederland tijdens het eerste deel van de 15de Conferentie van partijen (COP15) van de CBD in Kunming? Wat heeft Nederland concreet voorgesteld, ook in termen van financiering?
De inzet van Nederland was in het bijzonder om aandacht te vragen voor versterking van de implementatie en de financiering van het Global Biodiversity Framework (GBF). Op voorspraak van Nederland is versterkte implementatie opgenomen in het openingsstatement van de EU. Daarnaast heeft de Minister van LNV actief deelgenomen aan een ministerieel gesprek over de financiering van het GBF. Zij heeft daarbij het belang onderstreept van het voldoende vrijspelen van financiële middelen voor de uitvoering, in het bijzonder door het mobiliseren van middelen vanuit de private en financiële sector.
Hoe zal u andere landen ondersteunen bij het opstellen van nationale actieplannen (NBSAPs), die moeten worden gekoppeld aan nationale biodiversiteit financieringsplannen (NBFPs)?
De ondersteuning van landen bij het opstellen van nationale actieplannen (NBSAPs) en nationale biodiversiteit financieringsplannen (NBFPs) is een voorbeeld van de capaciteitsopbouw en -ontwikkeling die noodzakelijk is met het oog op het bevorderen van de implementatie van het GBF. Tijdens COP-15 zullen in het licht van de besluitvorming over het GBF ook afspraken gemaakt worden over capaciteitsopbouw en -ontwikkeling.
Welke landen wil u hierbij helpen en welke criteria worden hierbij gehanteerd?
Deze ondersteuning verloopt via de beschreven multilaterale kanalen en partners die ook bepalen welke landen geholpen worden en welke criteria worden gehanteerd.
Kunt u uitleggen hoe het Rijk voldoende bijdrage zal leveren aan het mondiale financieringsgat van 598–824 miljard dollar per jaar en hoe Nederland andere landen mee zal nemen in het behalen van deze ambitie, aangezien u schrijft dat Nederland zich inzet voor voldoende financiële middelen voor biodiversiteit, met name voor het mobiliseren van financiële stromen vanuit de private financiële sector?6 7
Nederland is van mening dat het financieringsgat voor biodiversiteit moet worden gedicht op basis van financiering uit alle bronnen en kanalen, met name door het mobiliseren van middelen uit de private en financiële sector. Het vergroenen van de financiële sector is van groot belang om investeringen die schadelijk zijn voor natuur en biodiversiteit uit te bannen (do no harm) en juist investeringen in natuurbehoud te stimuleren (do good). Nederland is koploper bij het in kaart brengen van biodiversiteitsimpact van financiële instellingen. Zo heeft De Nederlandsche Bank vanuit haar rol als toezichthouder samen met het Planbureau voor de Leefomgeving de mogelijke risico’s die de Nederlandse financiële sector wereldwijd loopt als gevolg van biodiversiteitsverlies in kaart gebracht en geraamd op een totaal van 510 miljard euro. Daarnaast steunt Nederland het Partnership for Biodiversity Accounting Financials en de Taskforce on Nature-related Financial Disclosure, twee initiatieven die zich richten op transparantie en herstructurering van financiële stromen ten behoeve van het behoud van biodiversiteit. In aanloop naar CBD COP-15 zet Nederland zich ten slotte via de door Nederland opgezette Interface Dialogue on Biodiversity and Finance in om de Verdragspartijen en investeerders bij elkaar te brengen, zodat financieringsmogelijkheden voor biodiversiteit beter geïntegreerd worden in het GBF en daadwerkelijk meer private financiering kan worden gemobiliseerd. Voor wat betreft het publieke aandeel van de Nederlandse bijdrage aan het mondiale financieringsgat voor biodiversiteit is het kabinet van mening dat dit bijdragen vanuit alle beleidsterreinen dient te omvatten. Bijdragen vanuit het natuurbeleid, waaronder de forse investering ten behoeve van de gebiedsgerichte aanpak van natuurkwaliteit en stikstof, vormen daarbij een belangrijk onderdeel.
Gaat de aanvulling van bovengenoemd fienancieringsgat ten koste van het ontwikkelingsbudget? Deelt u de mening dat het aanvullen van het financieringsgat additioneel zou moeten zijn aan het ontwikkelingsbudget?
Zoals in het antwoord op vraag 11 gesteld is Nederland van mening dat het financieringsgat voor biodiversiteit moet worden gedicht op basis van financiering uit alle bronnen en kanalen, met name door het mobiliseren van middelen uit de private en financiële sector. Ontwikkelingssamenwerking speelt daarin een bescheiden, maar niet onbelangrijke rol. Het keren van biodiversiteitsverlies is daarbij ook een ontwikkelingsagenda: vooruitgang op veel Sustainable Development Goals wordt belemmerd door de ongekende achteruitgang van soorten en ecosystemen en juist de armsten en meest kwetsbaren zijn in hun levensonderhoud vaak van ecosysteemdiensten afhankelijk. Ook gezien de veelheid aan drivers achter biodiversiteitsverlies zet het kabinet daarom in op het beter integreren van biodiversiteit als dwarsdoorsnijdend onderwerp in het ontwikkelingsbudget.
Kunt u aangeven welke partijen zoveel mogelijk worden betrokken bij het nieuwe strategische raamwerk, wanneer u schrijft: «Allereerst vindt Nederland het van belang dat zoveel mogelijk partijen bij een nieuw strategisch raamwerk worden betrokken. Het doel hiervan is het verbeteren van de uitvoering ten opzichte van het huidige raamwerk. Niet alleen landen die zijn aangesloten bij het verdrag, maar ook maatschappelijke partners en bedrijven kunnen hierbij een belangrijke rol spelen»? Welke rol krijgen deze partijen toebedeeld en is dat in de implementatie en uitvoering of ook bij de standpuntbepaling?
Nederland hecht eraan dat zowel nationaal als internationaal zo veel mogelijk partijen betrokken worden bij het tot stand komen en de uitvoering van het GBF. Een voorbeeld hiervan is het opnemen van de VN Jongerenvertegenwoordigers voor Biodiversiteit en Voedsel in de Nederlandse onderhandelingsdelegatie. Het doel van het betrekken van zo veel mogelijk partijen is enerzijds om de inzichten van zoveel mogelijk groepen stakeholders te reflecteren waaronder – maar niet beperkt tot – jongeren, vrouwen, inheemse groepen en lokale gemeenschappen, bedrijven en kennisinstellingen. Anderzijds helpt het betrekken van stakeholders bij het creëren van draagvlak en op termijn bij de uitvoering van het GBF. In het onderhandelingsproces worden vertegenwoordigers van genoemde groepen geconsulteerd en zijn zij ook als «observer» aanwezig tijdens het onderhandelingsproces.
Kunt u aangeven welke online stakeholderconsultaties nog georganiseerd gaan worden en hoe deelname wordt georganiseerd en gepubliceerd?
In aanvulling op de eerder genoemde stakeholdersconsultatie (Kamerstuk 26 407, nr. 138) zal op 9 maart 2022 een online stakeholderconsultatie gehouden worden. Een brede groep stakeholders waaronder de leden van IUCN-NL, MVO-NL, het Deltaplan Biodiversiteitsherstel en vertegenwoordigers van kennisinstellingen is uitgenodigd om deel te nemen aan deze bijeenkomst. Als voorbereiding op CBD COP-15.2 ben ik voornemens om in samenwerking met bovengenoemde partners medio juni een fysieke stakeholdersbijeenkomst te organiseren, mits de geldende Covid-maatregelen dat toelaten.
Hoe zorgt u ervoor dat deze consultaties worden bijgewoond door een zo breed en representatief mogelijke groep van maatschappelijke actoren en bedrijven?
De stakeholderconsulstaties worden in samenwerking met maatschappelijke partners en bedrijven georganiseerd, waardoor een zo breed en representatief mogelijke groep actoren wordt geconsulteerd. Na afloop van de vorige stakeholdersbijeenkomst zijn betrokkenen daarnaast in de gelegenheid gesteld om feedback te geven op de opzet en het bereik van de bijeenkomst.
Welke maatschappelijke organisaties en bedrijven namen bijvoorbeeld deel aan de online stakeholderconsultaties, georganiseerd in samenwerking met IUCN-NL en MVO Nederland en wat was de uitkomst van deze consultaties?
Een mooi voorbeeld van de uitkomst van eerdere stakeholderconsultaties vormt de Nederlandse Actieagenda voor Biodiversiteit10 waarin toezeggingen van niet-statelijke actoren om bij te dragen aan de doelstelling van het GBF zijn verzameld. Deze Actieagenda is medio zomer vorig jaar in nauwe samenwerking met Deltaplan Biodiversiteitsherstel, IUCN-NL en MVO-NL en met ondersteuning van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot stand gekomen. Vanwege de privacy van de betrokken maatschappelijke organisaties en bedrijven kan helaas geen uitspraak worden gedaan over wie deelnamen aan de online stakeholderconsultaties zonder de betrokkenen hierover eerst te consulteren. De consultaties werden door deelnemers als informatief ervaren. De door deelnemers ingebrachte punten zijn door de Nederlandse delegatie meegenomen in de Nederlandse inzet bij de aanscherping van de EU-positie ten aanzien van de onderhandelingen.
Bent u het ermee eens dat de betrokkenheid van een gevarieerde groep van maatschappelijke actoren belangrijk onderdeel is voor de vormgeving en implementatie van het VN-Biodiversiteitsverdrag, maar alleen zolang de overheid zorgt voor stabiele basis en controlemechanismen? Zo ja, hoe zal u dit vormgeven en waarborgen?
Ik deel uw mening voor wat betreft het belang van het betrekken van een brede groep van actoren, maar dat ook sturing nodig is vanuit de overheid. Bij het opstellen van een nationaal actieplan (NBSAP) en een nationaal biodiversiteitsfinancieringsplan (NBFP), om de tijdens CBD COP-15.2 gemaakte afspraken te implementeren, zal ik daarom de regie voeren maar ook gebruik maken van de expertise van maatschappelijke partners, bedrijven en kennisinstellingen.
Kunt u schetsen hoe de Leaders Pledge for Nature en het Marseille Manifesto die Nederland heeft ondertekend meegenomen zijn in de beschreven inzet?8 9
Nederland heeft de Leaders Pledge for Nature en het Marseille Manifesto onderschreven met het oog op de ambitie voor een ambitieus Global Biodiversity Framework en de implementatie daarvan. De genoemde initiatieven zijn ondersteund aan het kabinetsbeleid.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden vóór het commissiedebat Milieuraad van 8 maart?
Ja.
De voorgenomen kap van/in het Sterrebos in Born ten behoeve van de geplande uitbreiding van een autofabriek |
|
Laura Bromet (GL) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() |
Heeft u zicht op de voorgenomen kap van/in het Sterrebos in Born ten behoeve van de geplande uitbreiding van een autofabriek en het protest ertegen?
Ja.
Klopt het dat hier eeuwenoude en daarmee praktisch onvervangbare bomen gekapt dreigen te worden?
Het klopt dat veel van de bomen in het Sterrebos zo’n tweehonderd jaar oud zijn en daarmee niet vervangbaar zijn. In het aangrenzende populierenbos dat inmiddels gekapt is, liggen de leeftijden een stuk lager. Zo’n 55 bomen uit het Sterrebos met een doorsnede van 40 centimeter of meer zullen verplaatst worden naar een compensatielocatie. Daarmee wordt ongeveer een kwart van de grotere bomen behouden. Daarnaast blijft een stuk van het Sterrebos sowieso behouden. Omdat een groot deel van het gekapte bos voor Nederlandse begrippen relatief bijzonder is, zijn diverse maatregelen voorzien. Zo beslaat de compensatieopgave 30 hectare aan nieuwe natuur, driemaal de oppervlakte die gekapt wordt.
Klopt het dat dit bos een habitat is voor diverse en/of bedreigde beschermde soorten? Zo ja, hoe is dit verenigbaar met kap? Zijn de gevolgen voor habitat en soorten voldoende onderzocht en zijn hier alle benodigde vergunningen en ontheffingen voor verleend?
Dat klopt. Op grond van de Wet Natuurbescherming zijn hier dan ook de verplichte mitigerende maatregelen voor getroffen. Voor zover ik dat kan overzien, heeft de provincie Limburg als bevoegd gezag alle benodigde vergunningen en ontheffingen verleend.
Nadat op 9 februari jl. bij een voorgeschreven inspectie door ecologen in een nog te kappen boom aan de rand van het bos een nest met eieren van de bosuil werd gevonden, heeft de provincie met het bedrijf de afspraak gemaakt dat deze boom en alle bomen in een straal van 75 meter eromheen voorlopig niet worden gekapt. De vondst van dit nest, en de daarop volgende handelingen, laten zien dat het ecologisch werkprotocol werkt en wordt nageleefd.
Zijn het verlenen van vergunningen en toezicht hierop alleen een aangelegenheid van lokale en provinciale overheden of heeft het Rijk een rol?
Het Rijk heeft bij het verlenen van vergunningen en het toezicht, wanneer de provincie bevoegd gezag is, geen rol. Alleen in het uiterste geval dat medeoverheden hun taak niet uitvoeren, kan het Rijk ingrijpen. Daar is hier geen sprake van. LNV is het bevoegd gezag in een aantal specifieke gevallen, als bepaald in de Wet Natuurbescherming, zoals bij rijkswegen of het spoor.
Hoe verhoudt het verdwijnen van dit bos zich tot de nationale bossenstrategie?
Het doel van de Bossenstrategie is uiteraard om er voor te zorgen dat Nederland in 2030 meer bos heeft, niet minder. Bovendien moeten die bossen rijker en robuuster worden. In de strategie is dan ook aangegeven dat Rijk en provincies het omvormen van bossen naar ander landgebruik zoveel mogelijk willen voorkomen én dat er 37.000 hectare bos netto bij moet komen. Ook erkent de strategie uiteraard dat er wel degelijk zwaarwegende redenen kunnen zijn om wel bos om te vormen tot een ander landgebruik, maar daarbij moet altijd sprake zijn van compensatie. Met het schrappen van de uitzonderingsmogelijkheid om binnen Natura2000 beheerplannen bos te kappen, zonder dat hiertegenover een compensatieplicht staat, wordt de laatste juridische mogelijkheid tot netto ontbossing weggenomen. In dit geval wordt het bos ruimschoots gecompenseerd door 30 hectare bos aan te leggen om de 10 hectare die verloren gaat te compenseren.
Hoe kijkt u aan tegen het behoud van volwassen bossen versus de maakbaarheid en ecologische kwaliteit van nieuw aangeplant compensatiebos?
Omdat zeldzame oude bossen niet dezelfde maatschappelijke en natuurlijke waarden hebben als nieuwe bossen, kijkt de Bossenstrategie ook naar manieren om oude bossen en zeldzame wilde bomen meer bescherming te bieden. Het behouden van oude bomen is cruciaal, voor de gezondheid van het bos zelf en voor de diversiteit aan leven binnen het bos. De nakomelingen van écht oude bomen zijn vaak goed in staat om met een veranderend klimaat om te gaan. Ook zijn zeer oude bomen vaker van «wilde» of autochtone herkomst, waarmee hun voorouders zich gedurende millennia aan de Nederlandse klimatologische omstandigheden hebben aangepast, in tegenstelling tot gekweekte boomsoorten uit andere delen van Europa die in de 20e en 21e eeuw veel geplant zijn. Dat aanpassingsvermogen blijkt ook voor de toekomst belangrijk voor de gezondheid van het bos.
Dat volgens deskundigen nog slechts 3 tot 8% van de bomen in Nederland van autochtone herkomst zijn, geeft tegelijkertijd de urgentie aan om bij nieuwe aanplant voor dit «wilde» plantmateriaal te kiezen. Deze aanplant van nieuw bos uit «wild» materiaal kan daarmee dan ook voor een welkome aanvulling zorgen van deze nakomelingen van autochtone bomen.
Het verspreiden van schadelijke desinformatie over de wolf |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hond in kudde, meerdere schapen vermist»?1
Ja.
Zijn er officiële cijfers bekend van de aantallen kleinvee die gedood worden door loslopende honden? Zo nee, waarom niet en bent u bereid daar nader onderzoek naar te (laten) verrichten? Zo ja, kunt u de cijfers over de afgelopen vijf jaar met ons delen?
Cijfers van landbouwhuisdieren die gedood worden door honden zijn niet beschikbaar, omdat hier geen centrale registratie van plaatsvindt. BIJ12 komt alleen in actie bij vermoedelijke wolvenschade. Na DNA-analyse kan blijken dat het een aanval van een hond betrof. Dit zijn echter toevalligheden en geeft geen representatief beeld. Als al direct na de aanval duidelijk is dat het om een hond gaat dan wordt BIJ12 hier niet bij betrokken. Ik zie op dit moment geen aanleiding tot nader onderzoek.
Is het waar dat gevestigde wolven een voorkeur hebben voor natuurlijke prooien anders dan voor kleinvee? Zo nee, waarop baseert u uw antwoord? Zo ja, bent u bereid de natuurlijke prooidieren van de wolf meer te beschermen tegen menselijk ingrijpen?
Uit de Factfinding studie2 die vorig jaar is uitgevoerd door Wageningen Environmental Research (Kamerstuk 33 576, nr. 251) komt naar voren dat het dieet van wolven in hoofdzaak wordt bepaald door de combinatie van prooibeschikbaarheid (= welke soorten zijn in welke aantallen aanwezig) en prooikwetsbaarheid (= zijn de prooien gemakkelijk te vangen of niet). Daarnaast kunnen individuele voorkeuren, leerprocessen en de rangordepositie van de wolf binnen de groep, de samenstelling verder beïnvloeden. Voor het gematigd klimaatgebied van Europa worden ree, edelhert en zwijn aangeduid als de belangrijkste prooisoorten, maar ook andere regionaal aanwezige hoefdieren, bijvoorbeeld damhert en moeflon, kunnen een belangrijke voedselbron vormen. Daarnaast staan haasachtigen op het menu, hoewel het belang van deze prooicategorie in het Europese gematigde klimaatgebied klein is. Ook de doodgereden wolvin op de Zuid-Veluwe, GW1729f, had resten van haas in haar maag. Wanneer de beschikbaarheid van wilde prooien ontoereikend blijkt, al dan niet tijdelijk, kan predatie van vee plaatsvinden. Vee en wilde hoefdieren zijn vanuit het perspectief van wolven beide gewoon hoefdieren.
De Wet natuurbescherming biedt voldoende basis voor het beschermen van prooisoorten tegen menselijk handelen. Op dit moment is geen reden voor aanvullende bescherming.
Kent u de Duitse verslagen van analyses van de fecaliën van wolven waaruit blijkt dat de wolf een sterke voorkeur heeft voor natuurlijke prooien? Zo ja, heeft u redenen om aan te nemen dat de situatie in Nederland substantieel zal afwijken van deze waarnemingen en waarom?2
Ja, deze zijn mij bekend.
Het is de verwachting dat de situatie in Nederland voor wat betreft het natuurlijke voedselpatroon van de wolf vergelijkbaar is met die in Duitsland.
Bent u bereid ook in Nederland een dergelijke analyse te laten verrichten? Zo ja, op welke termijn?
Het dieet van de wolf wordt meestal afgeleid door identificatie van prooiresten in uitwerpselen. Traditioneel gebeurt dit mechanisch, namelijk micro- en macroscopische determinatie van haren en verificatie van tand- en botfragmenten. Recentelijk kan hier ook de genetische analyse aan toegevoegd worden. De Zoogdiervereniging heeft onlangs, in samenwerking met de Universiteit Antwerpen, Universiteit Leiden en de stichting Leo, een eerste onderzoek uitgevoerd naar het dieet van wolven in Nederland, gebruikmakend van fecaliën analyse4. De resultaten van het dieetonderzoek via eDNA-analyse zijn waarschijnlijk eind april beschikbaar.
Is het waar dat Vlaanderen een aanzienlijk hogere straf kent voor het doden van een wolf dan Nederland? Zo ja, bent u bereid de strafmaat in Nederland voor het doden van de wolf te verhogen?3
Ik ben van mening dat de strafmaat in Nederland voldoende is. Ook ligt het strafmaximum hoger dan in België. Het verhogen van de strafmaat is op dit moment niet aan de orde.
Zoals bij de beantwoording van eerdere Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 837) is aangegeven, is het doden van een wolf in Nederland een overtreding van artikel 3.5, eerste lid, van de Wet natuurbescherming. Artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten stelt dat overtreding van dit artikel een economisch delict vormt. Artikel 2 van deze wet geeft aan dat het opzettelijk doden van een wolf een misdrijf is. De strafmaat die hierop is gesteld is een gevangenisstraf van maximaal 6 jaar, een taakstraf of een geldboete van de vijfde categorie (maximaal € 90.000,-). Hierbij kunnen tevens bijkomende straffen en maatregelen worden opgelegd. Het is aan de rechter om de hoogte van de straf te bepalen. In Vlaanderen is het doden van wolven strafbaar met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en/of een geldboete van 100 tot 500.000 euro, voor zover dit opzettelijk gebeurt.
Deelt u de mening dat het demoniseren van beschermde dieren als de wolf kan leiden tot eigenrichting en het uitlokken van illegale jacht?
Burgers dienen zich te houden aan de wettelijke grenzen en eigenrichting dient te worden voorkomen. Ik zie echter geen verband tussen de diverse uitingen over de wolf en illegaal gedrag.
Op welke manier kan de huidige wetgeving rondom haatzaaien, bedrog en misleiding ingezet worden om desinformatie over de wolf te bestrijden, zeker als dit kan leiden tot strafbare handelingen die gericht zijn tegen een beschermde diersoort?
Desinformatie valt in principe onder de bescherming van de vrijheid van meningsuiting. Uitspraken over de wolf vallen ook onder de vrijheid van meningsuiting en deze mogen worden geuit en verspreid, ook door belangenorganisaties. Toch kunnen zich situaties voordoen dat een uiting strafbaar is, bijvoorbeeld wanneer dit aanzet tot haat (artikel 137d Sr). Dit is echter gericht op haat tegen mensen, en niet tegen dieren. Wel kunnen in sommige gevallen de gevolgen van het verspreiden van onwaarheden leiden tot strafbare feiten. Bijvoorbeeld wanneer een persoon op basis van onjuiste informatie over de wolf het besluit neemt een wolf te doden, wat in strijd is met artikel 3.5, eerste lid, van de Wet natuurbescherming. Hierbij kan iemand niet vervolgd worden voor het verspreiden van desinformatie of onwaarheden, maar voor het plegen van een strafbaar of onrechtmatig feit.
Op welke manier gaat u techbedrijven verantwoordelijk houden voor het verspreiden van desinformatie over de wolf, bijvoorbeeld in de vorm van een meldplicht?
Online platformen zoals Facebook en Twitter hebben in hun gebruiksvoorwaarden opgenomen wat toegestaan is op hun platform en wat niet. Berichten die tegen het beleid ingaan kunnen worden gerapporteerd. Het online platform zal dan oordelen of het bericht bijvoorbeeld verwijderd wordt of niet. In de eerdere brief van de voormalige Minister van BZK wordt verder ingegaan op de mogelijkheid van platformen om online content te reguleren, het toepasselijke juridische kader en de rol van de overheid (Kamerstuk 26 643, nr. 782).
Op welke manier gaat u belangenorganisaties verantwoordelijk houden voor het verspreiden van desinformatie over de wolf?
Zoals bij de beantwoording van vraag 8 is aangegeven, valt desinformatie in principe onder de bescherming van de vrijheid van meningsuiting. Het staat organisaties vrij hun mening te uiten.
Bent u bereid om een bewustwordingscampagne te starten met feitelijke informatie over de wolf om de stortvloed aan schadelijke desinformatie van weerwoord te voorzien?
Verschillende provincies6 en maatschappelijke organisaties7 8 geven momenteel al informatie en voorlichting over het samenleven met de wolf. Ik bekijk of en op welke manier vanuit mijn ministerie aanvullende voorlichting nodig is. Deze voorlichting koppel ik aan de informatie uit het nieuwe wolvenplan dat na de zomer gereed is.
Het bericht dat er mogelijk wolven uitgezet zijn in Nederland |
|
Derk Jan Eppink (JA21) |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van dit bericht in De Stentor?1
Ja.
Kunt u verklaren hoe wolven in Nederland terecht zijn gekomen?
De Factfinding studie2 die vorig jaar is uitgevoerd door Wageningen Environmental Research (Kamerstuk 33 576, nr. 251) geeft aan dat wolvenpopulaties zich de laatste decennia op natuurlijke wijze uitbreiden. Daarbij is een Centraal-Europese populatie ontstaan met een origine in Noordoost-Polen. Deze populatie breidt zich via Duitsland verder uit in westelijke richting, waarbij zich recentelijk ook achtereenvolgens in Denemarken, Nederland en België wolven uit deze populatie hebben gevestigd. Genetisch onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat veruit de meeste van de waargenomen wolven in Nederland afkomstig zijn uit de Centraal-Europese populatie. Tot nu toe zijn twee individuen waargenomen die afkomstig waren uit een andere regio, namelijk uit de Alpiene wolvenpopulatie die vanuit Italië, Zwitserland en Frankrijk groeit.
Bent u van mening dat wolven voor Nederlandse burgers, waaronder dierenbezitters, een probleem of gevaar vormen? Waarom wel of niet?
Ik begrijp de zorgen die bij schapenhouders en andere burgers leven. Zo lang wolven mensen zien als een potentiële bedreiging of toppredator, zullen wolven de confrontatie met mensen blijven mijden. Er zijn meldingen van wolven die opvallend gedrag vertonen. In veel gevallen is dat niet gevaarlijk. Het aantal incidenten in onze westerse leefomgeving is blijkens de Factfinding studie gering en het risico om als mens gebeten te worden door een wolf is klein. Voor de periode 2002–2020 is in Europa, waar ruim 15.000 wolven leven, zeven keer een bijtincident met mensen vastgesteld. In Nederland is sinds de terugkeer van de wolf geen melding bekend van een aanval op mensen.
Dit is in lijn met hetgeen uit draagvlakmeting naar voren is gekomen, namelijk dat het maatschappelijk draagvlak voor de hervestiging van de wolf relatief groot is (Kamerstuk 33 576, nr. 219). Tevens meent een groot percentage van de Nederlanders dat wolven geen bedreiging vormen voor mensen.
Voor dieren kan er wel sprake zijn van gevaar. Wolven kunnen leren dat onvoldoende goed beschermd vee, met name schapen, een geschikte voedselbron is. Door het treffen van preventieve maatregelen kan dit gevaar beperkt worden.
Bent u van mening dat de kans reëel is dat er wolven in Nederland uitgezet zijn? Kunt u uitleggen waarom wel of niet?
Ik acht deze kans zeer klein. Er is tot nu geen enkele aanwijzing dat wolven in Nederland uitgezet zijn. Uit de Factfinding studie blijkt bovendien dat de meeste in Nederland waargenomen wolven genetisch tot hun oorspronkelijke roedel zijn te herleiden. Van de wolven waarvoor dat niet mogelijk was, bestaat genetisch geen twijfel dat die dieren uit bestaande populaties in de regio, zoals beschreven in antwoord op vraag 1, afkomstig zijn.
Is het volgens u legaal of illegaal om als burger hetzij overheidsinstantie wolven uit te zetten in Nederland?
Artikel 3.34 eerste lid van de Wet natuurbescherming verbiedt het uitzetten van dieren, dat geldt ook voor wolven.
Kunt u uiteenzetten wat de straf is voor het illegaal uitzetten van wolven in Nederland als burger of overheidsinstantie?
Het uitzetten van een wolf is een overtreding van artikel 3.34 eerste lid van de Wet natuurbescherming. Artikel 1a, aanhef en onder 2° van de Wet op de economische delicten stelt dat overtreding van artikel 3.34, eerste lid, van de Wet natuurbescherming een economisch delict vormt. Artikel 2 van Wet op de economische delicten geeft aan dat het opzettelijk uitzetten van een wolf een misdrijf is. De strafmaat die hierop is gesteld is een gevangenisstraf van maximaal 2 jaar, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie (maximaal 22.500,– euro). Hierbij kunnen tevens bijkomende straffen en maatregelen worden opgelegd. Het is aan de rechter om de hoogte van de straf te bepalen.
Heeft u enige kennis over de stelling dat het Ministerie van Landbouw, Natuur, en Voedselkwaliteit hetzij een andere overheidsinstantie een ontheffing heeft verleend op het verbod op uitzetten van wolven in Nederland? Zo ja, wanneer en aan welke persoon, personen, instanties of organisaties?
Er is geen ontheffing afgegeven voor het uitzetten van wolven in Nederland.
Kunt u uiteenzetten op welke manier burgers in Nederland zich kunnen beschermen tegen wolven?
Zoals ik bij vraag 3 heb aangegeven is het risico om als mens gebeten te worden door een wolf klein. Extra bescherming van mensen is derhalve niet nodig, maar net als bij confrontatie met andere wilde dieren is voorzichtigheid geboden, zoals ook in de studie is opgenomen.
Dierhouders dienen hun dieren, vooral schapen en geiten, wel te beschermen. De beste manier om aanvallen van een wolf op vee te voorkomen is om preventieve maatregelen te nemen. Hierbij kan gedacht worden aan het ’s nachts op stal zetten van vee of het afzetten van een gebied met stroomrasters van voldoende hoogte. Meer informatie hierover is voor veehouders te vinden op de website van BIJ12. Een betere begeleiding en voorlichting van veehouders om de gewenste preventieve maatregelen ook deugdelijk te plaatsen is hierbij van belang. Dit is primair een taak voor de provincies. De provincie kan veehouders ook helpen met het tijdelijk uitlenen van wolfwerende noodrasters op het moment dat een wolf daadwerkelijk in de buurt is.
Kunt u inschatten wat het behoud van wolven kost voor Nederland? Bijvoorbeeld schade door overlast van wolven en materiële kosten voor bescherming van eigen dieren tegen wolven?
De door de provincies uitgekeerde tegemoetkoming in de schade bedroeg in de periode 2015–2021 ongeveer 164.000 euro voor wolvenschade op een totaal van meer 151 miljoen euro aan schade-uitkeringen voor door alle diersoorten veroorzaakte schade. Diverse provincies hebben aan dierhouders subsidie verstrekt, ten behoeve van de aanschaf van preventieve maatregelen, en hebben wolfwerende materialen in bruikleen uitgegeven. De kosten hiervoor bedragen tot nu toe ongeveer 533.000 euro.
De komst van de wolf kent ook opbrengsten, zoals meer toeristische bedrijvigheid in en rond natuurgebieden waar de wolf voorkomt, alsook meer biodiversiteit en een evenwichtiger ecosysteem. De totale kosten en opbrengsten worden niet bijgehouden en zijn derhalve niet nader in te schatten.
Kunt u elke vraag afzonderlijk beantwoorden en binnen de gebruikelijke beantwoordingstermijn van drie weken?
Ja.
De bescherming en het behoud van het koraal en de natuur in Caribisch Nederland. |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), van der Ch. Wal-Zeggelink , Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Het kunstmatige strand ligt er al, zonder milieuvergunning» en «Ministers: niet goed doorlopen vergunningproces Chogogo Bonaire wordt hersteld»?1 2
Ja.
Kunt u bevestigen dat een resort op Bonaire een groot kunstmatig strand heeft aangelegd, zonder de benodigde vergunningen? Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Er is zand gestort voor het aanleggen van een kunstmatig strand, zonder de daarvoor benodigde vergunningen. Daarop heeft het openbaar lichaam Bonaire (OLB) een dwangsom van 1,2 miljoen US dollar opgelegd die verbeurd is verklaard. Inmiddels is door het OLB de benodigde vergunning voor het kunstmatige strand verleend met daarin opgenomen een aantal voorwaarden ter borging van de bescherming van de natuur.
Kunt u bevestigen dat de aanleg van dit strand zeer negatieve gevolgen kan hebben voor de koraalkust?
In de vergunning van het openbaar lichaam Bonaire zijn voorwaarden opgenomen ter borging van de bescherming van het koraal. In het specifieke geval betreft dit voorwaarden die gesteld worden aan de bouw van de keermuur om te voorkomen dat het strand het koraal beschadigt.
Kunt u uitleggen waarom de vergunning versneld werd afgegeven, tegen het negatieve advies in van de Natuurcommissie Bonaire?
Er is een gerechtelijke uitspraak gedaan tegen de fictieve weigering van de vergunning die het bestuurscollege opdroeg binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit te nemen op de vergunningaanvraag. Daaraan heeft het bestuurscollege voldaan. Het bestuurscollege heeft daarbij niet het advies van de natuurcommissie Bonaire gevolgd. Het bestuurscollege is daartoe ook niet verplicht.
Kunt u bevestigen dat natuurhandhaving en de daaraan gerelateerde ruimtelijke ordening een gezamenlijke taak is van het bestuurscollege en de Minister(s) van BZK, LNV en IenW, en niet enkel een taak is van het bestuurscollege?
Ik kan bevestigen dat de natuurhandhaving en de daaraan gerelateerde ruimtelijke ordening een gezamenlijke taak is van het bestuurscollege en het Rijk. Het bestuurscollege en het Rijk hebben verschillende verantwoordelijkheden en taken als het gaat om de handhaving van natuurwetgeving en daaraan gerelateerde ruimtelijke-ordeningvraagstukken. Het gaat daarbij ook om verantwoordelijkheden en taken die vaak spelen bij bouwprojecten zoals vergunningverlening, toezicht en handhaving, het tot stand komen van bestemmingsplannen en het borgen van de kwaliteit van de handhaving. Vanuit het Rijk betreft het de volgende taken:
de Wet grondslagen natuurbeheer-en bescherming BES belast de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit – thans de Minister voor Natuur en Stikstof – met het toezicht op de naleving van het bepaalde in de wet. De Minister dient daartoe bij besluit ambtenaren aan te wijzen. Tot op heden heeft dit niet plaatsgevonden, gelet op het bestaande eilandelijke nalevingstoezicht;
de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES kent de mogelijkheid bovenlokale belangen (zoals natuur en milieu) op te nemen in een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma. Bij het opstellen van de eilandelijke ontwikkelingsplannen dient daarmee rekening te worden gehouden. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) is hiervoor verantwoordelijk;
daarnaast kent de Wet Vrom BES in artikel 10.9 e.v. de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur kwaliteitseisen vast te stellen voor de handhaving van deze wet. Daaronder vallen thema’s als bouwen en milieu. Andere aanpalende thema’s, zoals ruimtelijke ordening en natuur, kunnen in het handhavingsbeleid worden meegenomen. Het gaat daarbij om regels over het vaststellen van beleid met betrekking tot een strategische, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de handhavingsbevoegdheden door de bestuursorganen die belast zijn met de bestuursrechtelijke handhaving. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is hiertoe bevoegd;
deze is ook belast met de coördinatie van de uitvoering van het bepaalde op grond van artikel 10.9. De Staatssecretaris van IenW heeft in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een aanwijzingsbevoegdheid in het kader van interbestuurlijk toezicht.
Kunt u uitleggen waarom de onvergunde situatie niet wordt hersteld in oorspronkelijke staat totdat de vergunning daadwerkelijk is toegekend, wetende dat het onwettig is om te bouwen voordat de juiste vergunningen zijn verleend?
Er is geen sprake van een onvergunde situatie, omdat het bestuurscollege op grond van de Eilandsverordening natuurbeheer Bonaire en het Eilandsbesluit Onderwaterpark Bonaire een vergunning heeft verleend op 20 januari 2022.
Bent u bereid om op basis van artikel 20 van de Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES, de overtredingen in het kader van de bouw van het Chogogo-resort te handhaven en zaken zoals de illegale keermuur, het opgespoten strand en andere onvergunde zaken te laten herstellen in de oorspronkelijke staat? Zo nee, waarom niet?
Artikel 20 van de Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES bepaalt dat de Minister en het bestuurscollege, voor zover het betreft overtreding van voorschriften van de openbare lichamen, bevoegd zijn tot het doen wegnemen, ontruimen, beletten, in de vorige toestand herstellen of het verrichten van hetgeen in strijd met de in deze wet en de daarop berustende bepalingen gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Deze zaak betreft voorschriften en een vergunningsverplichting van het openbare lichaam Bonaire op basis van de Eilandsverordening natuurbeheer Bonaire en het Eilandsbesluit Onderwaterpark Bonaire. Het lag daarom in de rede dat het bestuurscollege zou besluiten om hiertegen handhavend op te treden dan wel alsnog de gevraagde vergunning te verlenen, zoals gedaan bij besluit van 20 januari jl.
Welke mogelijkheden heeft u om toe te zien op natuurbescherming en hierop te handhaven op de BES-eilanden?
De huidige wet- en regelgeving voor Caribisch Nederland op het terrein van natuur ondersteunt de beleidsinzet vanuit het Natuur- en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP) voor de bescherming van het koraal met normen en maatregelen. Dit betreft zowel nationale wetgeving voor natuur en het mariene milieu als eilandelijke regelgeving op het terrein van natuur. Voor uitvoering en nalevingstoezicht zijn diverse bevoegde gezagen verantwoordelijk zowel op Rijksniveau als op het niveau van lokaal bestuur (openbaar lichaam). In het kader van het NMBP wordt gewerkt aan de verbetering van handhaving en toezicht. Een beoordeling van de gevolgen van concrete projectvoorstellen op natuur vindt plaats in de daarvoor bestemde vergunningsprocedures.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de afspraken uit het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP) via het vergunningsproces beter worden geborgd, zodat dergelijke situaties in de toekomst voorkomen kunnen worden?
Ik werk samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) en de Staatssecretaris van IenW aan een verbetering van het legislatief stelsel voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De Kamer is op 7 december 2020 geïnformeerd over het rapport van de Raad voor de rechtshandhaving over de handhaving van natuur- en milieuwetgeving in Caribisch Nederland (Kamerstuk 30 825, nr. 220. De conclusie was dat er nog veel werk verricht moet worden om de natuur- en milieuhandhaving in Caribisch Nederland op orde te krijgen. Dit begint bij het maken van adequate regelgeving op grond waarvan vergunningen of algemene regels gelden voor relevante activiteiten.
Op het terrein van ruimtelijke ordening vindt dit jaar een verkenning plaats voor het opstellen van een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma door het Rijk. Dit moet eraan bij gaan dragen dat in eilandelijke ontwikkelingsplannen (bestemmingsplannen) rekening wordt gehouden met natuur-, milieu, en overige belangen. Mogelijk heeft dit effect op bestaand beleid ten aanzien van bufferzones.
Op het terrein van milieu wordt beoogd in 2022 een Inrichtingen- en activiteitenbesluit (IAB) op grond van de Wet Vrom BES aan uw Kamer aan te bieden met het voorstel deze in werking te laten treden. De doelstellingen uit het NMBP voor verbetering van de milieukwaliteit betreffen onder meer doelmatig afvalbeheer en effectieve afvalwaterzuivering. Het besluit bevat een legislatief kader als het gaat om bedrijfsmatige activiteiten waarbij de bestaande (hinder)vergunningplicht voor bedrijven op de eilanden voor een groot deel wordt vervangen door algemene regels. Hierdoor worden de uitvoeringslasten voor zowel ondernemers als bevoegd gezag verminderd. Wel zal het bevoegd gezag moeten bepalen of bouwplannen voldoen aan deze algemene regels en moet, in het kader van toezicht en handhaving, worden toegezien op de naleving ervan.
De beoogde versterking van het VTH-stelsel zal per eiland worden geborgd met een bestuurlijk vast te stellen toezicht- en handhavingsprogramma. Op Bonaire verloopt de implementatie via de afspraken die gemaakt zijn in het bestuursakkoord 2018–2022.
In welke mate wordt in eilandelijke ontwikkelingsplannen rekening gehouden met de ruimtelijke beleidsacties uit het NMBP?
Het NMBP is een betrekkelijk recente beleidsbeslissing. Deze is omarmd door de eilandbesturen, de implementatie van de doelstellingen zal gefaseerd plaatsvinden. De mijlpalen zullen in uitvoeringsprogramma’s worden vastgelegd en worden regelmatig besproken met de verantwoordelijke besturen. Het legislatief stelsel kent hierbij een verdeling van verantwoordelijkheden tussen bestuurslagen ten aanzien van dit onderwerp. Zo doen de bestuurscolleges voorstellen aan de eilandsraden als het gaat om planologische besluitvorming. Daarnaast heeft het Rijk op grond van de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES de verantwoordelijkheid bovenlokale belangen (zoals natuur en milieu) op te nemen in een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma. Bij het opstellen van de eilandelijke ontwikkelingsplannen dient daarmee rekening te worden gehouden. Andersom wordt er bij het opstellen van het natuurbeleidsplan op grond van de Wgnb BES rekening gehouden met ontwikkelingsplannen. Momenteel vindt een verkenning plaats in het kader van de voorbereiding van het ontwikkelingsprogramma. Het is de verwachting dat het ontwikkelingsprogramma in de eerste helft van 2023 zal worden vastgesteld.
Welke stappen gaat u nu concreet zetten om de handhaving van beleid rondom dergelijke casussen (Chogogo, Ocean Oasis, resortontwikkeling op Sint Eustatius) op korte termijn op orde te brengen en in goede banen te leiden?
De bij het NMBP betrokken ministeries zullen de openbare lichamen ondersteunen bij het vaststellen van toezicht en handhavingsprogramma’s. Het Ministerie van BZK zal bevorderen dat het punt van een tijdige besluitvorming over een vergunningaanvraag met prioriteit aandacht krijgt bij de uitvoering van het op grond van het bestuursakkoord Bonaire (2018–2022) vastgestelde deelverbeterplan Ruimte en Ontwikkeling.
Kunt u bevestigen dat de Rijksvertegenwoordiger uit naam van het Rijk het bestuurscollege per brief om opheldering heeft gevraagd rondom de gang van zaken in relatie tot Chogogo? Zo ja, heeft het bestuurscollege hier al invulling aan gegeven en welke acties vloeien hieruit voort?
De waarnemend Rijksvertegenwoordiger heeft in overleg met BZK, IenW en LNV op 3 december 2021 een brief verzonden aan het Bestuurscollege met een verzoek om informatie over de casus Chogogo. Hierop heeft het bestuurscollege gereageerd met een opheldering rondom de gang van zaken.
Welke stappen heeft u het afgelopen jaar gezet om de bescherming van koraal rond Bonaire te borgen?
Zoals uiteengezet in het Natuur- en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland (NMBP) is er een aantal drukfactoren op het mariene milieu en in het bijzonder het koraal. Dit betreft met name erosie en vervuiling door ongecontroleerde afstroming. Loslopende grazers, ongecontroleerde kustontwikkeling en slecht regenwaterbeheer vormen de voornaamste oorzaken hiervoor. De afgelopen jaren zijn stappen gezet in het professionaliseren van de geitenhouderij met als doel het onderbrengen van vee achter afrasteringen en het weghalen van de wilde en loslopende grazers. Daarnaast wordt er gewerkt aan decentrale afvalwaterzuivering, verbetering van het afvalbeheer, regulering van bedrijvigheid en loopt er een onderzoek naar de mogelijkheden voor een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma. In de aankomende fase (2022–2025) zal er worden ingezet op koraalherstel.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Boucke c.s. over natuurbescherming waarborgen en koraalvernietiging voorkomen (Kamerstuk 35 632, nr. 12)?
Bonaire Brandstof Terminals B.V. heeft via haar eigen website kenbaar gemaakt geen nieuwe pier in het koraal te bouwen. Hiermee is de motie Boucke c.s. (Kamerstuk 35 632 nr. 12), om bij infrastructurele ontwikkelingen ten gevolge van de oprichting van BBT, natuurbescherming te waarborgen en koraalvernietiging te voorkomen gelet op de overwegingen uit de motie, uitgevoerd.
Wat is de laatste stand van zaken omtrent het bouwen van een nieuwe haven op Bonaire, die een groot gevaar kan vormen voor het koraal?
Momenteel wordt nog steeds onderzoek gedaan naar de haalbaarheid en aanvaardbaarheid van het bouwen van een mogelijk nieuwe vrachthaven. Op dit moment worden voorbereidingen getroffen voor het laten opstellen van een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) door een extern deskundig bureau.
Het falend grutto-beleid |
|
Leonie Vestering (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
![]() |
Kent u het rapport van de Algemene Rekenkamer, waaruit blijkt dat het Nederlandse weidevogelbeheer ernstig tekortschiet, dat het aantal grutto’s blijft dalen en dat het overgrote deel van de subsidies is uitgegeven aan maatregelen die nauwelijks werken?1
Ja, ik ben bekend met het rapport van de Algemene Rekenkamer.
Bent u het ermee eens dat de bescherming van de grutto een belangrijk publiek en zelfs internationaal belang dient omdat de helft van alle grutto’s wereldwijd in Nederland broedt? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Kan op basis van de dramatische afname van het aantal broedparen van grutto’s geconcludeerd worden dat het weidevogelbeleid faliekant is mislukt, in ieder geval van 1975 tot 2016? Zo nee, waarom niet?
Deze conclusie deel ik niet. Zoals mijn voorganger in zijn bestuurlijke reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer heeft gezegd, ben ik eveneens van mening dat het weidevogelbeleid meer omvat dan alleen geld. Ondanks alle inspanningen gericht op het creëren van aantrekkelijke leefgebieden voor de weidevogels in combinatie met een gebalanceerd en effectief predatiebeleid vertalen deze zich (nog) niet in het omkeren van de dalende trend. Desondanks zie ik voldoende positieve ontwikkelingen en kansen om het weidevogelbeleid tot een succes te maken. Het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer is daarvoor een belangrijk instrument. Ik ondersteun dan ook de slotconclusie van de Algemene Rekenkamer dat er voldoende kansen liggen om samen met alle betrokken partijen te werken aan een aantrekkelijk leefgebied voor de weidevogels zodanig dat ons agrarisch landschap naast de agrarische productie ook een belangrijke bijdrage kan leveren aan de biodiversiteit en daarmee aan het behoud van de weidevogels.
Aan welk jaartal dacht u toen u in 2018 het plan opstelde dat er 40.000 broedende gruttoparen in Nederland zouden moeten zijn?
De doelstelling om de weidevogelpopulatie te stabiliseren en op termijn weer te laten toenemen naar 40.000 broedende gruttoparen is destijds niet aan een concreet jaartal verbonden. De weidevogelaanpak waarvoor de grutto als icoon dient, vereist inzet en betrokkenheid van zowel de overheid als ook de natuurbeherende organisaties en marktpartijen en vraagt om actie op korte termijn en langere termijn.
Hoe gaat u voorkomen dat er wederom té veel vrijwillige maatregelen, die weinig effectief zijn, worden genomen, betaald door de belastingbetaler via de Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb)-subsidies?
Monitoring en evaluatie van het Agrarisch- Natuur en Landschapsbeheer (ANLb) is noodzakelijk en belangrijk om de middelen effectief en efficiënt te besteden. Daartoe voeren de provincies de beleidsmonitoring uit en de agrarische collectieven de beheermonitoring. Daarnaast is in aanvulling op de (tussen)evaluatie van het stelsel ANLb waarover ik de Kamer begin vorig jaar heb geïnformeerd (Kamerstuk 33 576, nr. 226), voorzien in een evaluatie van de ecologische effectiviteit die in 2023 gereed zal zijn.
Deelt u het inzicht dat er geen intensieve landbouw meer dient plaats te vinden in en rondom weidevogelkerngebieden, gezien u stelt dat de intensivering van de landbouw de geschiktheid van de biotoop voor de grutto sterk heeft laten doen afnemen? Zo nee, waarom niet?2
Door middel van een gebiedsgericht aanpak is inzichtelijk te maken wat de perspectieven zijn voor verschillende vormen van landbouw.
Voor het behoud van de weidevogels in de weidevogelkerngebieden is de transitie naar een natuurinclusieve landbouw noodzakelijk. Om dit te realiseren werken we aan passende verdienmodellen met langjarige overeenkomsten en passende vergoedingen en aan een tussenvorm van natuur- en landbouwgrond: landschapsgrond.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden zonder daarbij te verwijzen naar eerdere antwoorden?
Ja.
De bescherming van het koraal tegen de zandstorting van het Chogogo Dive and Beach Resort op Bonaire |
|
Eva van Esch (PvdD), Leonie Vestering (PvdD) |
|
Barbara Visser (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
![]() |
Klopt het dat Chogogo Dive and Beach Resort op Bonaire nu toch een (natuur)vergunning krijgt voor het verbreden van het strand, terwijl het zand zonder vergunning en voorwaarden om het kwetsbare koraal hiertegen te beschermen was gestort?1, 2
Met betrekking tot de activiteiten van het Chogogo hotel is het vergunningverleningsproces in eerste instantie niet goed doorlopen. Zo is er niet binnen de gestelde termijn door het bestuurscollege op de vergunningsaanvraag besloten, waardoor een fictieve weigering volgde. Dit is hersteld doordat het bestuurscollege van het openbaar lichaam Bonaire op 19 januari 2022 een natuurvergunning heeft verleend ten behoeve van het aanleggen van een kunstmatig strand en het ten behoeve daarvan aanpassen van een bestaande keermuur. Aan de vergunning zijn voorwaarden verbonden. Om de situaties zoals het Chogogo hotel in de toekomst te voorkomen zullen de bij het NMBP betrokken ministeries de openbare lichamen ondersteunen in het vaststellen van toezicht en handhavingsprogramma’s. Het Ministerie van BZK zal bevorderen dat het punt van een tijdige besluitvorming over een vergunningaanvraag met prioriteit aandacht krijgt bij de uitvoering van het op grond van het bestuursakkoord Bonaire (2018–2022) vastgestelde deelverbeterplan Ruimte en Ontwikkeling.
Is het waar dat een «mondelinge gedoogbeschikking» is afgegeven aan Chogogo Resort zodat het resort afgelopen 1 december 2021 open kon gaan, terwijl natuurbeschermingsregels zijn overtreden?
Naar aanleiding van de gang van zaken rondom vergunningverlening, toezicht en handhaving bij Chogogo Dive & Beach Resort Bonaire (Chogogo), heeft de waarnemend Rijksvertegenwoordiger in overleg met de Ministeries van LNV, IenW en BZK het openbaar lichaam Bonaire (OLB) een soortgelijke vraag gesteld. De waarnemend Rijksvertegenwoordiger handelde vanuit zijn verantwoordelijkheid als bestuursorgaan van het Rijk om goed bestuur te bevorderen tussen de rijksoverheid en de openbare lichamen. In reactie hierop is door het OLB aangegeven dat mondeling toestemming is verleend tot het afronden van het kunstmatige strand, vooruitlopend op verlening van de hiervoor benodigde natuurvergunning. De dwangsom naar aanleiding van de overtreding die was begaan, bleef evenwel staan. Het OLB is voornemens deze te innen.
Hoe is bovengenoemde gedoogbeschikking tot stand gekomen en hoe wordt gecontroleerd of zulke afspraken gemaakt mogen worden?
In de informatie die met de waarnemend Rijkvertegenwoordiger is gedeeld staat aangegeven dat het OLB het besluit heeft genomen op basis van een advies van de interne diensten waaronder de afdeling Juridische Algemene Zaken en op basis van een second opinion van een externe adviseur HBN Law. Verder is aangegeven dat bij het komen tot dit besluit het «landelijk beleidskader gedogen» is toegepast. De Eilandsraad heeft in zijn algemeenheid een controlerende taak. Dat geldt ook voor de uitoefening van toezicht en handhavingsbevoegdheden door het bestuurscollege. Voor de taken van het Rijk wordt verwezen naar het antwoord op vraag 15.
Deelt u onze mening dat de bescherming van het kwetsbare koraal een belangrijk publiek belang dient? Zo ja, wat is uw wettelijke verantwoordelijkheid om het koraal te beschermen tegen het storten van grote hoeveelheden zand voor de aanleg van een kunststrand?
Ik deel uw mening dat bescherming van natuur inclusief koraal een belangrijk publiek belang dient. Dit belang wordt onder meer beschermd door het verbod op de aanleg van kunstmatige stranden en het verbod kan enkel door het verlenen van een natuurvergunning worden opgeheven. Alvorens een vergunning wordt verleend dient de aanvraag te worden getoetst aan de geldende wetgeving en richtlijnen. Het bestuurscollege is hiervoor bevoegd gezag.
Het Bonaire Nationaal Marine Park is een door de Eilandsraad van Bonaire ingesteld natuurpark op basis van de Wet grondslagen natuurbeheer en bescherming BES. Het natuurpark staat tevens op de lijst van Beschermde Gebieden van het protocol betreffende de bijzondere beschermde gebieden en de in de natuur levende dieren en planten (SPAW-protocol). De koralen en koraalriffen van Bonaire bevinden zich binnen dit natuurpark. Onder het SPAW-protocol zijn daarnaast verschillende soorten koraal internationaal beschermd. De verantwoordelijkheid voor de bescherming en het beheer van de natuur is belegd bij het openbaar lichaam Bonaire. Middels lokale regelgeving zijn er voorwaarden gesteld aan het aanleggen en aanvullen van stranden, en zijn er nog andere dan onder het SPAW-protocol vallende (koraal)soorten beschermd.
Op grond van de Wet grondslagen natuur- bescherming en beheer is de Minister van LNV verplicht iedere vijf jaar een natuurbeleidsplan voor Caribisch Nederland op te stellen. Het plan strekt tot algemeen kader voor het natuurbeleid in Caribisch Nederland. De Staatssecretaris van IenW is verplicht iedere vijf jaar een milieubeleidsplan op te stellen. Op basis daarvan stellen de openbare lichamen milieuprogramma´s vast. In april 2020 is het Natuur en Milieubeleidsplan aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 33 576 nr 190). Het is een integraal plan voor land en water en naast een kader voor natuur ook voor milieu, ruimtelijke ordening, visserij en landbouw. Onderdeel van het plan is specifiek bestemd voor de bescherming van het koraal.
Voor de bescherming van natuur inclusief koraal is ook ruimtelijke ordeningsbeleid van belang. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) is verantwoordelijk voor een samenhangend rijksbeleid voor de ruimtelijke ontwikkelingen in CN. Op basis van de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES moet dat worden vastgelegd in een ontwikkelingsprogramma (OP). Momenteel wordt ten behoeve hiervan een verkenning uitgevoerd. Planning is om het OP in de eerste helft van 2023 vast te stellen.
Welke (directe en indirecte) effecten had de storting van het zand op de natuur en het koraal?
Het is op dit moment nog niet bekend wat de effecten zijn van de storting van het zand op de natuur en het koraal in het bijzonder. Enkel monsters van het gestorte zand zijn naar Europees Nederland verstuurd voor onderzoek naar de samenstelling en mogelijke biotische of abiotische verontreinigingen die effect kunnen hebben op de natuurlijke omgeving.
Hoe zal Chogogo het koraal herstellen of welke andere maatregelen moet Chogogo nemen om de natuur te herstellen door hun activiteiten?
Het bestuurscollege heeft inmiddels een natuurvergunning verleend. Bij de vergunning zijn voorwaarden gesteld ter borging van de bescherming van de natuur. De aanvrager is gehouden maatregelen te nemen om de voorwaarden na te leven.
Erkent u dat bouwwerkzaamheden schade kunnen brengen aan natuur en koraal, dat achteraf niet meer te herstellen is?
Het kan voorkomen dat een (bouw)activiteit (onherstelbare) schade toebrengt aan natuur.
Bent u bekend met de uitspraak van het Bestuurscollege op Bonaire: «Bonaire en het Chogogo hebben een gezamenlijk belang en dat is de gasten die vanaf 1 december worden verwacht een plezierige vakantie op ons eiland te bieden»?3
Ja.
Bent u het ermee eens dat het Bestuurscollege Bonaire geen private belangen boven het publieke belang mag stellen? Bent u het ermee eens dat de bescherming van het koraal een belangrijk publiek belang dient? Zo nee, waarom niet?4
Ik ben het ermee eens dat bescherming van de natuur een belangrijk publiek belang dient. Een koraal-herstelplan maakt mede daarom onderdeel uit van het Natuur en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030. Het is aan het openbaar lichaam om een afweging te maken tussen publieke en private belangen.
Bent u het ermee eens dat vanwege de kwetsbaarheid van de natuur en in het bijzonder het koraal het beter is dat projecten niet starten totdat alle procedures zijn afgerond? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat een project pas kan worden uitgevoerd als een voor de activiteit geldend verbod wordt opgeheven door het verlenen van een vergunning. Het kabinet heeft grenzen gesteld aan het gedogen en deze beperkt tot uitzonderingssituaties. Deze grenzen zijn vastgesteld in het gezamenlijk beleidskader gedogen (Kamerstuk 22 343, nr.2) en voortkomende jurisprudentie.
Is er een milieueffectrapport opgesteld voor Chogogo? Zo ja, wanneer is dit rapport ingediend?
Voor de bouw van het hotel geldt geen MER plicht. De ondernemer heeft wel een voorziening aangevraagd (een zogenaamde ¨lazy river¨) waarbij een reverse osmose installatie gebruikt wordt om zout naar zoet water om te zetten en waar gasten in kunnen recreëren. Het zoute water wordt vervolgens als reststroom weer terug in het marine park geloosd. Voor deze lozing is een natuurvergunning vereist en voorafgaand aan het verlenen van de vergunning moet een MER onderzoek plaatsvinden. Het onderzoek is nog in behandeling en de behandeling van de vergunning is aangehouden. Op dit moment wordt gebruik gemaakt van zoet water geleverd door derden en wordt niet in het marine park geloosd.
Welke vergunningen zijn al door welke bestuurslaag verleend aan Chogogo en welke zijn er nog aangevraagd?
Hieronder worden de vergunningen vermeld die nodig zijn voor de realisatie van het project. Voor de natuur-, bouw- en aanleg vergunningen is het bestuurscollege van het openbaar lichaam het bevoegd gezag. Voor het realiseren van bouwwerken in zee is de Minister van IenW (Rijkswaterstaat) bevoegd gezag op grond van de Wet maritiem beheer BES.
Aard en activiteit
Status
Natuurvergunning voor het vellen van bomen en cactussen
verleend 6-12-2018
Bouwvergunning (11 224) ten behoeve van een hotel
verleend 20-8-2019
Natuurvergunning ten behoeve van het bouwen van twee pieren in zee
in behandeling. Overleg met Rijkswaterstaat over vergunningplicht Wet maritiem beheer BES
Aanvraag om vergunning Wet maritiem beheer BES ten behoeve van het realiseren van twee pieren in zee. Bevoegd gezag is de Minister van IenW
In behandeling
Natuurvergunning ten behoeve van het realiseren van een ¨lazy river¨ MER plicht voor een reverse osmose installatie om water voor de ¨lazy river¨te produceren (zout naar zoet). Hierbij wordt water terug-geloosd naar het marine park.
aangehouden in afwachting van MER
op dit moment wordt niet in zee geloosd maar gebruik gemaakt van water geleverd door derden
Aanlegvergunning ten behoeve van het afgraven en ophogen van gronden
In behandeling
Bouwvergunning (11 494) diverse bouwwerken
verleend 5-11-2020
Bouwvergunning (12 006) diverse bouwwerken
verleend 26-2-2021
Natuurvergunning ten behoeve van aanleg van strand en keermuur
verleend 19-1-2022
Natuurvergunning voor het opruimen (oud bouwpuin) en egaliseren van strand gelegen tussen erfgrens en zee, tevens verwijderen van diabaas aan de noordzijde van het bedrijf
In behandeling
Natuurvergunning voor het lozen van hemelwater afkomstig van daken in het marine park.
In behandeling
Vermeld moet worden dat in 2022 een Inrichtingen- en activiteitenbesluit op grond van de Wet Vrom BES door middel van een voorhangprocedure aan uw kamer wordt aangeboden met het voorstel deze in werking te laten treden. Deze algemene maatregel van bestuur bevat milieuregels voor inrichtingen waaronder bepalingen ter bescherming van natuurwaarden.
Aan welke voorwaarden moeten de overige benodigde werkzaamheden, zoals het afmaken van het kunstmatige strand, voldoen om bovengenoemde vergunningen te verkrijgen? Wie zal erop nazien dat aan deze voorwaarden wordt voldaan?
De voorwaarden voor het aanleggen of aanvullen van een strand inclusief de constructie van een keermuur staan beschreven in Annex II van het Eilandsbesluit Onderwaterpark Bonaire. In de vergunningen staan doorgaans ook voorwaarden. Het openbaar lichaam Bonaire dient erop toe te zien dat aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Deelt u de mening dat de opgelegde dwangsom van 1,2 miljoen dollar voor Chogogo geïnd dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben van mening dat de kwaliteit van de handhaving gediend is met het innen van opgelegde verbeurde dwangsommen. Het openbaar lichaam is hiervoor verantwoordelijk.
Welke bestuursrechtelijke handhavingsprogramma’s of -instrumenten voor ruimtelijke ontwikkeling en bouwprojecten bestaan er momenteel op Caribisch Nederland? Wat zijn de sancties wanneer er overtredingen plaatsvinden op het gebied van ruimtelijke ordening? Op basis van welke criteria wordt bepaald welke sanctie wordt ingezet?
Op dit moment zijn er geen bestuurlijk vastgestelde handhavingsprogramma’s in Caribisch Nederland. Wel is door het bestuurscollege van Bonaire gevraagd om ondersteuning bij het opstellen van een toezicht-, en handhavingsprogramma. Deze ondersteuning wordt geboden in het kader van het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland waar ik samen met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties inzet op de versterking van toezicht en handhaving.
Naast vergunningverlening en handhaving bestaan er ook andere instrumenten voor het reguleren van projecten in de fysieke leefomgeving. Zo kent de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES de mogelijkheid bovenlokale belangen (zoals natuur en milieu) op te nemen in een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma. Bij het opstellen van de eilandelijke ontwikkelingsplannen dient daarmee rekening te worden gehouden. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is hiervoor verantwoordelijk. Daarnaast kent de Wet Vrom BES in artikel 10.9 e.v. de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur kwaliteitseisen vast te stellen voor de handhaving van deze wet. Daaronder vallen thema´s als bouwen en milieu. Andere aanpalende thema’s zoals ruimtelijke ordening kunnen in het handhavingsbeleid worden meegenomen. Het gaat daarbij om regels over het vaststellen van beleid met betrekking tot een strategische, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de handhavingsbevoegdheden door de bestuursorganen die belast zijn met de bestuursrechtelijke handhaving. De Staatssecretaris van IenW is hiertoe bevoegd. Deze is ook belast met de coördinatie van de uitvoering van het bepaalde op grond van artikel 10.9. De Staatsecretaris van IenW heeft in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een aanwijzingsbevoegdheid in het kader van interbestuurlijk toezicht.
Het bevoegd gezag, doorgaans het lokaal bestuur, op het gebied van ruimtelijke ordening (en overige relevante thema’s) beschikt over een aantal sancties wanneer overtredingen plaatsvinden. Dat zijn: het intrekken van een vergunning, het toepassen van bestuursdwang (bijvoorbeeld een stilleggingsbevel) en het vaststellen van een last onder dwangsom. De criteria voor het toepassen van deze sancties behoren in een handhavingsprogramma bestuurlijk te worden vastgesteld. Daarbij kunnen in een handhavingsprogramma met het Openbaar Ministerie afspraken worden gemaakt over een strafrechtelijke reactie op overtredingen en het prioriteren hiervan.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden zonder daarbij te verwijzen naar eerdere antwoorden?
Ja
Het bericht 'Limburgse grensgemeente verrast door volstorten recreatieplas' |
|
Tjeerd de Groot (D66), Kiki Hagen (D66) |
|
Barbara Visser (VVD), Steven van Weyenberg (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend dat de Vlaamse Minister van Omgeving een grote Maasplas, pal aan de Nederlandse grens, heeft aangewezen als dumpplek voor grote hoeveelheden grond die in Antwerpen worden afgegraven? Grond die mogelijk dezelfde vervuiling kent als onze Westerschelde? Zo ja, hoe oordeelt u hierover?1
Ik ken het artikel waar u naar verwijst. Op dit moment wordt er geen grond toegepast in de betreffende Maasplas bij Kinrooi. De aanvrager heeft inmiddels op uitdrukkelijke verzoek van de bevoegde Vlaamse Minister Demir aangegeven tot nader order geen grondverzet te doen en verder in overleg te gaan met alle betrokken instanties. Naar aanleiding van het genoemde artikel vinden er momenteel op ambtelijk niveau gesprekken plaats met het Vlaamse bevoegde gezag, zodat de feiten over dit onderwerp boven tafel komen en er goede afspraken worden gemaakt over toekomstige kennisuitwisseling en samenwerking. Op basis van de afgegeven vergunning mag er geen zwaar vervuilde grond worden toegepast in de betreffende Maasplas.
Waar ligt de bestuurlijke verantwoordelijkheid van deze kwestie?
De bestuurlijke verantwoordelijkheid ligt bij de Vlaamse Minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.
Klopt het dat deze Maasplas een open verbinding heeft met de Maas op Nederlands gebied? Zo ja, hoe groot is de kans dat de mogelijk (zwaar) vervuilde grond en diens schadelijke stoffen Nederland bereiken?
De Maasplas bij Kinrooi heeft een open verbinding met de Maas. Deze open verbinding bevindt zich op Belgisch grondgebied. Indien er uitlogende stoffen in deze plas gebracht zouden worden, kunnen die inderdaad het Nederlandse deel van de Maas bereiken. Zoals bij vraag 1 is aangegeven is daar momenteel geen sprake van.
Welke risico’s brengt dit met zich mee voor Nederlandse grensgemeenten zoals Maasgouw, voor watersporters die gebruik maken van deze plas, voor landbouwgrond dat het water gebruikt voor irrigatie en drinkwatervoorzieningen?
Eventuele risico’s zullen goed in beeld worden gebracht voordat er sprake is van verondieping en zodra er bekend is welke partijen grond precies gebruikt worden. Dit is, zoals aangegeven, momenteel nog niet aan de orde. Het belang dat aan deze analyse gehecht wordt zal actief bij Vlaanderen onder de aandacht gebracht blijven worden.
Hoeveel grond wordt gestort en welke milieueisen liggen hier ten grondslag aan? Op welke manier worden de effecten op natuur en het ecosysteem van de Maas van deze verondieping meegewogen? Kunt u de resultaten getoetst aan deze ecologisch/milieu eisen naar de Kamer te sturen?
De vergunning die door de Vlaamse Minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme is verleend betreft in de eerste fase een maximale hoeveelheid van 7,3 miljoen m3grond.
De (milieu) eisen die aan de vergunning ten grondslag liggen zijn vastgelegd in het Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering (Vlarebo, bijlage V) en Vlaamse regelgeving rond grondverzet, die vergelijkbaar is met de Nederlandse regelgeving. In de vergunning staat dat het toe te passen materiaal nutriënt-arm dient te zijn, met maximaal 10% organisch stofgehalte. Voor alle niet-genormeerde stoffen (zoals zeer zorgwekkende stoffen, chloride en sulfaat) geldt dat de initiatiefnemer deze inzichtelijk dient te maken in de vooraf aan te leveren rapportage; deze wordt vervolgens getoetst aan een standaard worst-case-waarde of er wordt een verzoek gedaan om een norm af te leiden.
De vergunning staat geen toepassing van (zeer) verontreinigd materiaal toe.
Het is niet mogelijk om u een rapportage met betrekking tot ecologische of milieueisen toe te zenden. Er is op dit moment geen milieuhygiënisch rapport rond toe te passen grond beschikbaar. Het is namelijk nog niet bekend of en zo ja welke partijen grond zullen worden toegepast. Er is bovendien geen milieueffectrapportage (MER) voor het project gemaakt. De omvang van het project blijft in eerste aanleg onder de omvang waarvoor dit verplicht is in Vlaanderen.
Op welke manier is Nederland beschermd tegen de effecten van PFAS als mogelijk vervuilde grond net over de grens wordt gestort?
Voor toepassing moeten alle grondstromen worden getoetst aan het Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering (Vlarebo) en een aanvullende Vlaamse richtlijn voor PFAS. De uitgangspunten van de Vlaamse kaders zijn vergelijkbaar met het Nederlandse Besluit bodemkwaliteit en het handelingskader PFAS. Dit betekent dat grond met een PFAS-gehalte kleiner of gelijk aan de omgevingswaarde mag worden toegepast.
Bent u bereid in gesprek te treden met uw ambtsgenoten aan Belgische zijde wanneer er risico’s zijn aan Nederlandse zijde om de mogelijke vervuiling te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Indien dat noodzakelijk is ben ik zeker bereid om met mijn Vlaamse ambtsgenoot over dit onderwerp in gesprek te gaan. Op ambtelijk niveau zijn er reeds constructieve contacten gelegd met het kabinet van Minister Demir; de Vlaamse overheid heeft toegezegd dat Nederland nauw betrokken zal worden, onder meer bij het goedkeuren van het door de initiatiefnemer op te stellen monitoringplan.
In algemene zin: is er met onze buurlanden overleg geweest over het verplaatsen van vervuilde grond en de mogelijke effecten ook grensoverschrijdend? Zo ja, wat is hierover afgesproken? Zo nee, kunt u hierover met heb in gesprek treden?
Er is overleg over stroomgebiedbeheerplannen en in voorkomende gevallen stellen bevoegde gezagen elkaar op de hoogte en betrekken elkaar over en weer.
De Gedragscode Natuurbeheer 2016-2021. |
|
Peter Valstar (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Gedragscode Natuurbeheer 2016–2021?1
Ja.
Klopt het dat de gedragscode dit jaar afloopt en derhalve vernieuwd dient te worden? Zo ja, waarom is dit nog niet gebeurd?
Ja. De huidige gedragscode natuurbeheer loopt af op 19 december 2021.
De Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE) heeft op 15 november 2021 haar nieuwe gedragscode voor beoordeling ingediend. De periode tot 19 december 2021 is te kort voor een tijdige, adequate beoordeling van de nieuw ingediende gedragscode. Bovendien dient mijn ontwerpbesluit voor een periode van zes weken opengesteld te worden voor het indienen van zienswijzen.
Welke gevolgen heeft het verlopen van de gedragscode voor de instandhouding van natuur?
Dit betekent dat terreinbeherende organisaties als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en andere bij de VBNE aangesloten eigenaren van bos- en natuurgebieden vanaf 19 december 2021 een ontheffing moeten aanvragen bij het bevoegd gezag (de provincie) voor werkzaamheden natuurbeheer, die leiden tot een overtreding van de Wet natuurbescherming.
Wat doet u eraan om bij het uitblijven van een nieuwe gedragscode extra administratieve lasten voor terreinbeherende organisaties en provincies te voorkomen?
De VBNE voert op dit moment overleg met het IPO en LNV over de wijze waarop de ontheffingverlening in de periode tot goedkeuring van de nieuwe gedragscode snel en adequaat kan verlopen.
Welke tussentijdse maatregelen kunnen er genomen worden zodat terreinbeherende organisaties en provincies geen hinder ondervinden in noodzakelijke en geplande werkzaamheden?
Zie het antwoord op vraag 4. Werkzaamheden, die niet leiden tot een overtreding van de Wet natuurbescherming, kunnen doorgang vinden.
De verdere stappen in het project over de aanlanding van de Kabel Ten noorden van de Waddeneilanden (TNW) |
|
Tjeerd de Groot (D66), Raoul Boucke (D66) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat in het traject vanaf nu, dat zich zal richten op het aanlanden van zowel Net op Zee Ten noorden van de Waddeneilanden als variant 5-oost, de voorkeur moet komen te liggen op een route voor de kabel die stabiliteit garandeert en daarmee ook activiteiten voor vervolgonderhoud?
Om de windenergiegebieden Ten noorden van de Waddeneilanden en windenergiegebied 5-oost in de Eemshaven aan te sluiten moet het waardevolle en kwetsbare natuurgebied de Waddenzee, een UNESCO Werelderfgoed, doorkruist worden. Uitgangspunt voor de doorkruising is het gebied zo min mogelijk verstoren en alleen binnen de ecologische randvoorwaarden. Dit geldt zowel voor de aanleg als eventueel toekomstig onderhoud. Daarbij heeft een route met stabiele ligging de voorkeur omdat dit de impact verkleint.
Klopt het dat de aanleg van de kabel onder of langs de vaargeul in de diepere delen van de Eems nog niet is meegenomen? Zo ja, kunt u toelichten waarom niet?
Voor de aanlanding van het windenergiegebied Ten noorden van de Waddeneilanden zijn verschillende potentiële routes onderzocht. Hierin zijn ook oostelijke routes via de Eems meegenomen. Over de Eems zijn door de Nederlandse en Duitse autoriteiten afspraken gemaakt in het Eems-Dollardverdrag (EDV). Initiatieven in het gebied moeten door beide autoriteiten worden beoordeeld, waarbij de Duitse autoriteiten de scheepvaartvergunning afgeven. Bij eerdere kabelinitiatieven, en het project Ten noorden van de Waddeneilanden, leidde dit ertoe dat deze buiten de vaarroutes moesten liggen.
Onder meer hierdoor en door de geringe ruimte bij de oostelijke routes is bij de aanlanding van Ten noorden van de Waddeneilanden na de milieueffectrapportage (MER) fase 1 gekozen voor het voorkeursalternatief (VKA) over de westelijke route. Dit VKA is vervolgens nader uitgewerkt. De oostelijke optie werd met deze keuze vrijgehouden voor de aanlanding van een, toen nog niet nader bepaald, extra windpark. In het nieuwe Programma aansluiting wind op zee – Eemshaven (PAWOZ-Eemshaven) worden de verschillende route-opties nader onderzocht en waar nodig nader uitgewerkt. Dit geldt ook voor de oostelijke routes, waarbij het eventueel dubbel gebruiken van de vaargeul ook een van de opties is.
Klopt het dat dergelijke technieken bij de aanlanding van de kabel voor windpark Borssele wel zijn toegepast, namelijk via onder de vaargeul naar Borssele? Kunt u uiteenzetten wat de effecten waren van het toepassen van deze techniek? Kunt u hierbij specifiek toelichten wat het heeft gedaan voor de stabiliteit van de omgeving van de kabel en de gevolgen voor hoe vaak vervolgonderhoud gepleegd moest worden ten opzichte van andere aanlandingen?
Voor de Westerschelde is de situatie juridisch gezien anders dan in het Eems-Dollardgebied. Er zijn weliswaar afspraken tussen België en Nederland over het gebruik van de Westerschelde, echter het betreft -in tegenstelling tot de Eemssituatie- Nederlands grondgebied. Het route ontwerp in de Westerschelde heeft rekening gehouden met de nautische bestemming en er zijn aanvullende afspraken gemaakt tussen beide overheden over het veilig en toegankelijk houden van de vaargeul tijdens de aanleg en het gebruik van de kabelverbindingen. Zo zijn er specifieke aanvullende voorwaarden gesteld aan de diepteligging van de kabels in de nautische gebieden en het monitoren van de ligging. De diepteligging eisen zijn mede tot stand gekomen door morfologische studies en de effecten in dit Natura 2000-gebied.
Voor het aan land brengen van kabels geldt dat dit voor iedere locatie verschillend is. Ter plaatse van de aanlanding in Borssele moest het project van een zeer grote waterdiepte naar 0 meter binnen een paar honderd meter.
De aanlegtechnieken die hiervoor nodig waren, zijn bewezen technieken en dusdanig gekozen dat de kabels stabiel liggen en geen voorzien aanvullend onderhoud nodig hebben anders dan de monitoring zoals ook in de vergunning is vereist.
Bij de aanleg van de kabels is een aanlegdiepte van de kabel gekozen die diep genoeg is om interactie met andere activiteiten ter plaatse te voorkomen en diep genoeg om eventuele vaargeul verruiming/verdieping in de toekomst te kunnen faciliteren.
Hoeveel langer duurde de aanlanding van de kabel voor windpark Borssele dan een gemiddelde aanlanding? Kan hieruit opgemaakt worden of deze techniek voor vertraging zorgt?
De tijd die het realiseren van een aanlanding van een kabel vraagt verschilt. Het is daarom niet mogelijk te spreken van een «gemiddelde» aanlanding. Zowel de Eems als de Westerschelde zijn uitzonderlijk en niet te vergelijken met andere aanlandingen.
Deelt u de mening dat in een kwetsbaar en belangrijk Wereldergoed en Natura-2000 gebied als de Wadden, alle technieken en varianten moeten worden meegenomen in de afweging, om zo zeker te weten dat schade aan kostbare natuur zoveel mogelijk beperkt kan blijven? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit deel ik. Daarom wordt de basis voor het programma voor de aansluiting van beide windenergiegebieden in Eemshaven gevormd door de zeven routes uit het onderzoek Innovatie Doorkruising Waddengebied1. Deze zeven routes zouden in theorie ieder kunnen voorzien in de aanlanding. De daadwerkelijke uitvoerbaarheid, vergunbaarheid en wenselijkheid van het doorkruisen van de Waddenzee via deze routes moet blijken uit nader onderzoek en de daarop volgende integrale belangenafweging.
Indien u deze mening wel deelt, bent u bereid deze «Westerschelde-variant» mee te nemen in het verdere traject en onderzoek rondom de aanlanding van Net op Zee Ten noorden van de Waddeneilanden en variant 5-oost? Zo nee, waarom niet?
Ten behoeve van het programma zal in 2022 een Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) opgesteld worden. Hierin worden de te onderzoeken routes opgenomen. De zeven routes vormen de basis van het programma, maar er kunnen indien gewenst extra te onderzoeken routes worden opgenomen. Ik ben voornemens de routevariant onder de vaargeul op te nemen in het onderzoek. Uit nader onderzoek binnen het programma zal moeten blijken of dit inderdaad een mogelijke optie is. Dit wordt niet alleen beïnvloedt door de technische mogelijkheden en de impact van deze route, maar ook door de afspraken met de Duitse autoriteiten.
Het programma zal worden voorafgegaan door een brede startbijeenkomst op 28 maart 2022 waarin samen met de omgeving ingegaan zal worden op de wijze van samenwerking in het programma en de inhoud van het programma. In de notitie die voorafgaand aan deze bijeenkomst gepubliceerd zal worden, is de route door de Oude Westereems ook opgenomen als een van de opties.
Indien u bereid bent deze variant mee te nemen, kunt u toelichten wanneer u hierover contact zal leggen met de Duitse overheid?
Zoals in de brief Verkenning Aanlanding Wind Op Zee (VAWOZ) van 2 december 2021 (Kamerstuk 33 561, nr. 52) aangegeven, ben ik in gesprek met de Duitse autoriteiten. Hierover stem ik af met de Nederlandse vertegenwoordiging in de EDV commissie.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Afstemming over de technische vragen heeft ertoe geleid dat beantwoording binnen de driewekentermijn niet mogelijk was. Na afstemming zijn de vragen zo spoedig mogelijk afzonderlijk beantwoord.
Het bericht ‘Risico’s gaswinning onder Waddenzee vanuit Ternaard onvoldoende onderzocht’ |
|
Tjeerd de Groot (D66), Raoul Boucke (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Risico’s gaswinning onder Waddenzee vanuit Ternaard onvoldoende onderzocht»?1
Ik ben met het bericht bekend.
Kunt u reflecteren op de conclusie van de commissie m.e.r. dat op maar liefst acht punten essentiële informatie mist in de m.e.r. zoals deze was opgesteld in opdracht van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM)?
Naar aanleiding van het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) hebben de vorige Minister van EZK en mijn voorganger de NAM verzocht om de Milieueffectrapportage (MER) aan te vullen door daar waar informatie mist deze toe te voegen en daar waar de informatie wel is verstrekt, een nadere toelichting op te nemen. Deze aanvulling van de MER wordt meegenomen bij de definitieve besluitvorming.
Deelt u de mening dat het advies van de commissie m.e.r. het beeld van de Waddenacademie bevestigt dat nadelige gevolgen van de gaswinning op de natuurlijke kenmerken en ecologische functie van de Waddenzee niet wetenschappelijk zijn uit te sluiten?
De Commissie voor de m.e.r. adviseert over de volledigheid van de MER en heeft in het geval van de MER Ternaard gesignaleerd dat informatie ontbreekt. Zij adviseert om de MER aan te vullen. Zoals reeds aangegeven bij het antwoord op vraag 2 is dit advies gevolgd. Het advies van de Waddenacademie wordt, met de ingediende zienwijzen en reacties, zorgvuldig bestudeerd en betrokken bij de definitieve besluitvorming, thans voorzien in maart 2022. Hierop kan ik niet vooruit lopen. Alle schriftelijk ingebrachte zienswijzen en reacties worden beantwoord in een Nota van Antwoord die tezamen met de definitieve besluiten ter inzage worden gelegd.
Deelt u de mening van de wetenschappers van de Waddenacademie dat u het project hiermee niet mag vergunnen onder de Wet natuurbescherming?
Zie het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat op basis van de bestaande m.e.r. en de conclusies zoals geschetst in het advies van de Waddenacademie, geen vergunning kan worden uitgegeven voor gaswinning bij Ternaard? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de vergunning voor Ternaard te weigeren?
Zie het antwoord op vraag 3.
Klopt het dat als u de vergunning voor Ternaard weigert omdat het project niet te vergunnen blijkt onder de Wet natuurbescherming, hier geen schadevergoeding tegenover hoeft te staan, zelfs niet voor de «reeds gedane investeringen»?
Ik wil niet vooruitlopen op het definitieve besluit inzake de natuurvergunning en dus ook niet op een eventuele schadeplichtigheid. Er is over het algemeen geen aanleiding voor schadevergoeding als investeringen zijn gedaan in de wetenschap dat op grond van de artikelen 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming en artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn een vergunning is vereist, die alleen kan worden verleend als zonder redelijke wetenschappelijke twijfel op basis van de passende beoordeling kan worden geconcludeerd dat door het project de natuurlijke kenmerken van de relevante Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.
Klopt het dat het volgens UNESCO Werelderfgoed standaard ook nodig is dat in de m.e.r. een apart hoofdstuk wordt opgenomen over de mogelijke impact die het project heeft op de «Outstanding Universal Value» van het gebied? Klopt het dat dit niet in de huidige m.e.r. is opgenomen?
De International Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN) adviseert UNESCO over natuurlijk Werelderfgoed. Het klopt dat de IUCN adviseert om in te gaan op de mogelijke impact die een project heeft op de «Outstanding Universal Value» van een natuurlijk Werelderfgoed2. Ik heb de NAM gevraagd om op dit punt aanvullende informatie te leveren.
Klopt het dat ook de International Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN) nog advies uit moet brengen over de m.e.r., gezien de UNESCO Werelderfgoedstatus van het gebied? Waar in het proces zal dit advies worden uitgebracht? Deelt u de mening dat dit advies van groter nut zal zijn nadat de bestaande m.e.r. door de vergunningaanvrager is aangepast?
De gaswinning onder de Waddenzee vanuit Ternaard wordt alleen vergund wanneer er voldoende zekerheid is verkregen dat de bescherming van de unieke en kwetsbare natuur van het UNESCO Werelderfgoed Waddenzee is geborgd. Dit houdt in dat alles in het werk wordt gesteld om te komen tot een zorgvuldige beoordeling van de ecologische effecten, opdat voldoende zeker wordt gesteld dat er geen onherstelbare schade ontstaat aan de natuur met het oogmerk dat we met elkaar ook in de toekomst kunnen blijven genieten van al het moois dat de Waddenzee te bieden heeft.
Zoals gezegd bij de beantwoording van de vragen van de leden Kroger, Bromet en Thijsen3 is de Waddenzee bij UNESCO voorgedragen met alle activiteiten die destijds al plaats vonden, inclusief de gaswinning onder de Waddenzee op basis van het «hand aan de kraan»-principe. De voorgenomen gaswinning Ternaard wordt conform dit principe beoordeeld en vormgegeven en maakt onderdeel uit van de bestaande winningsvergunning Noord-Friesland uit 1969. De beoogde productielocatie ligt buiten het Werelderfgoed. Op basis van het nominatiedossier bij inschrijving op de Werelderfgoedlijst is afgesproken dat nieuwe boringen binnen het Werelderfgoedgebied niet zijn toegestaan, wel daarbuiten, mits het UNESCO Werelderfgoed niet wordt aangetast. De voorgenomen gaswinning Ternaard wordt conform deze principes beoordeeld en vormgegeven. Ik zie dus ook geen noodzaak tot een aanvullend advies vanuit de IUCN.
Kunt u het verdere proces voor de vergunning vanaf hier schetsen, in acht nemend dat de bestaande m.e.r. bewezen incompleet is en onvoldoende basis biedt voor een vergunningverlening?
In het coalitieakkoord is aangegeven dat de lopende vergunningsprocedure voor de gaswinning Ternaard zal worden afgerond, maar dat daarna geen nieuwe vergunningen voor gaswinning onder de Waddenzee meer zullen worden afgegeven4. Dit betekent dat de vergunningsaanvraag voor de gaswinning Ternaard zal worden getoetst aan het huidige beleid en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en dat de benodigde vergunningen zullen worden verleend als voldaan wordt aan de wettelijke vereisten. Nieuwe inzichten, voortkomende uit de ingediende reacties en zienswijzen, kunnen wel leiden tot aanpassingen van de ontwerpbesluiten.
Naar aanleiding van het advies van de commissie voor de m.e.r. hebben de Staatssecretaris Mijnbouw en ik – in lijn met het advies – de NAM verzocht om additionele informatie aan te leveren. Deze informatie wordt meegenomen bij de definitieve besluitvorming. De ingediende zienwijzen en reacties worden, tezamen met het advies van de Commissie voor de m.e.r., zorgvuldig bestudeerd en betrokken bij de definitieve besluitvorming, thans voorzien in maart 2022. Hierop kan ik niet vooruit lopen. Alle schriftelijk ingebrachte zienswijzen en reacties worden beantwoord in een Nota van Antwoord die tezamen met de definitieve besluiten ter inzage worden gelegd.
Kunt u uitleggen waarom u ervoor heeft gekozen de brief van UNESCO, waarin de regering werd gevraagd nader uit te leggen hoe gaswinning verenigbaar is met de internationale verplichtingen die Nederland heeft gezien de Werelderfgoedstatus van het Wad, pas te sturen na Kamervragen in december, terwijl deze brief al in november is ontvangen?2
Mijn voorganger heeft de brief ontvangen op 30 november jongstleden. Op verzoek van de leden Kröger, Bromet en Thijssen heeft de Kamer op 6 december jl. de brief van UNESCO ontvangen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1004).
Kunt u uiteenzetten hoe u de verenigbaarheid van gaswinning met de Werelderfgoedstatus van het gebied gaat uitleggen aan UNESCO? Kunt u de officiële brief waarin u dat zal doen te zijner tijd delen met de Kamer?
Zie het antwoord op vraag 8. De verstuurde brief vindt u als bijlage6 bij deze beantwoording.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Mijnbouw/Groningen van 9 december aanstaande?
Dat is helaas niet gelukt.
Eventuele gaswinning onder het wad |
|
Suzanne Kröger (GL), Laura Bromet (GL), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stef Blok (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat de UNESCO recent een brief heeft gestuurd aan Nederland met betrekking tot de bescherming van de Waddenzee en eventuele gaswinning onder het wad? Zo ja, kunt u deze brief delen met de Kamer en deze dan vergezellen van een kabinetsappreciatie?
Het klopt inderdaad dat UNESCO op 7 mei 2021 en 30 november 2021 op basis van door derden geuite zorgen een brief heeft gestuurd aan de Nederlandse regering met een verzoek om informatie met betrekking tot de voorgenomen gaswinning Ternaard en de aanlanding van Wind op Zee ten noorden van de Wadden. Beide vindt u bijgevoegd1.
Op basis van paragraaf 172 van de Operational Guidelines for the Implementation of the World Heritage Convention2 moeten nieuwe activiteiten die plaatsvinden in het Werelderfgoedgebied gemeld worden bij UNESCO. De lopende procedure voor de voorgenomen gaswinning Ternaard ziet op het vergunnen van de productieboring en de winning vanuit het Ternaard-gasveld op basis van de bestaande winningsvergunning Noord-Friesland uit 1969. De Waddenzee is in 2009 door UNESCO op basis van het huidige beschermingsregime opgenomen op de Werelderfgoedlijst. De Waddenzee is bij UNESCO voorgedragen met alle activiteiten die destijds al plaatsvonden, inclusief de gaswinning onder de Waddenzee op basis van het «hand aan de kraan»-principe. Dit betekent dat boringen en de impact daarvan strikt worden gemonitord opdat er geen impact op de natuur van de Waddenzee plaatsvindt. In het nominatiedossier bij inschrijving op de Werelderfgoedlijst is aangegeven dat nieuwe boringen binnen het Werelderfgoedgebied niet zijn toegestaan. Wel daarbuiten, mits het UNESCO Werelderfgoed niet wordt aangetast. De voorgenomen gaswinning Ternaard wordt conform deze principes beoordeeld en vormgegeven. De Nederlandse UNESCO Commissie heeft een zienswijze3 ingediend op de voor de zomer ter inzage gelegde ontwerpbesluiten. Deze zienswijze zal worden betrokken bij de definitieve besluitvorming die is voorzien in maart 20224.
In juni 2020 is UNESCO geïnformeerd over de aanlanding van Wind op Zee ten noorden van de Wadden. In de ruimtelijke procedures zal ook aandacht zijn voor de impact op de Outstanding Universal Value van de Waddenzee. De Staatssecretaris van EZK heeft uw Kamer op 2 december 2021 per brief5 over de Verkenning aanlanding wind op zee 2030 (VAWOZ) geïnformeerd.
Het kabinet is voornemens om in januari 2022 een brief te sturen aan UNESCO met een reactie.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Wadden van 7 december?
Ja.
Hoe Nederlandse vlees-, zuivel- en veevoerbedrijven ontbossing, landroof en corruptie stimuleren |
|
Tom van der Lee (GL), Christine Teunissen (PvdD) |
|
de Th. Bruijn , Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het rapport van Milieudefensie «Een schimmige sojaketen. Hoe Nederlands vlees en zuivel ontbossing voeden» en de Zembla uitzending van 25 november jongstleden, waarin onder meer dit onderzoek aan de orde kwam?1, 2
Ja.
Wat vindt u ervan dat de sojaketen in Nederland niet transparant is als het gaat om zakelijke relaties en herkomst van soja in de veevoerketen?
Het kabinet verwacht dat bedrijven de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen naleven. Onder deze richtlijnen behoren bedrijven te communiceren over relevante informatie over hoe gepaste zorgvuldigheid is toegepast. Dit heeft ook betrekkingen op de internationale sojaketens van Nederlandse bedrijven. De OESO-richtlijnen schrijven niet voor dat bedrijven transparant moeten zijn over hun zakelijke relaties. Wat betreft het al dan niet transparant zijn over de herkomst van de soja in de veevoerketen kan ik opmerken dat dit in belangrijke mate afhangt van het handelsmodel dat van toepassing is op de aangekochte soja. Zowel bij het Book&Claim (B&C)-model als bij het (Area) Mass Balance-modelvindt er vermenging van meerdere sojastromen plaats en is de herkomst van de soja niet exact aan te geven. Wordt de soja geleverd onder het Segregated-model, dan is de herkomst wel precies aan te geven. Ik begrijp dat om reden van marktvraag in overwegende mate het B&C-model wordt toegepast.
Wat vindt u ervan dat de bedrijven die centraal staan in het onderzoek van Milieudefensie (FrieslandCampina, Vion, ForFarmers, De Heus en Agrifirm) geen gerichte actie ondernemen tegen ontbossing die recent is gedetecteerd in de keten van sojahandelaar Bunge, waarmee deze bedrijven een (directe, dan wel indirecte) zakelijke relatie blijken te hebben?
Onder de OESO-richtlijnen wordt van bedrijven verwacht dat zij de risico’s voor mens en milieu, zoals ontbossing, in kaart brengen en deze risico’s voorkomen en aanpakken. Indien het niet mogelijk is om met alle geïdentificeerde risico’s aan de slag te gaan, dan mag het bedrijf de risico’s prioriteren op ernst en waarschijnlijkheid om te bepalen met welke risico’s het bedrijf als eerste aan de slag gaat. Bij deze prioritering behoort een bedrijf te overleggen met zakelijke relaties, andere relevante ondernemingen en (mogelijk) betrokken stakeholders en rechthebbenden. Ook behoort een bedrijf transparant te zijn over dit proces.
Zoals hiervoor is aangegeven kan duurzame en ontbossingsvrije soja vermengd zijn met niet-duurzame soja, waarvoor ontbossing kan hebben plaatsgevonden. Ik heb echter ook kennis genomen van een recent initiatief van een aantal door u genoemde bedrijven om te komen tot aankoop van gegarandeerd ontbossingsvrije soja en die volgens het segregated (gescheiden) handelsmodel te importeren. Ik zal deze ontwikkeling met belangstelling volgen. Het kabinetsbeleid is gericht op verduurzaming en daarmee het ontbossingsvrij maken van alle soja-importen, door Nederlandse bedrijven, maar ook in andere Europese landen. Het kabinet verwelkomt daarom dat er nu een voorstel van wet van de Europese Commissie voorligt om producten, waaronder soja, van de Europese markt te weren die gerelateerd zijn aan ontbossing en bosdegradatie.
Hoe beoordeelt u de conclusie van FrieslandCampina over Round Table of Responsible Soy (RTRS)-soja dat «niet voor 100% gegarandeerd kan worden dat de gevoerde soja volledig ontbossingsvrij is geproduceerd»?3
Dit zal bovenal afhangen van het door bedrijven zelf gekozen handelsmodel voor aanvoer van soja. Zie ook mijn antwoord op voorgaande 2 vragen.
Deelt u de conclusie van het Wereld Natuur Fonds (WNF) dat «certificering niet heeft gewerkt om ontbossing tegen te gaan»? En zo nee, waarom niet?4
Nee, deze conclusie deel ik niet. De afspraak die leden van de Nederlandse diervoederindustrie (NEVEDI) in 2015 vrijwillig hebben vastgelegd om alleen soja te gebruiken die voldoet aan bepaalde minimum duurzaamheidseisen en daarvan afgeleide certificering en certificeringschema’s zijn wel degelijk een effectief middel gebleken om het Nederlandse verbruik van geïmporteerde soja te verduurzamen en ontbossingsvrij te maken. Dit wordt bevestigd in de meest recente Monitor Duurzame Agro-grondstoffen 2021 van het CBS.
Bent u van mening dat gezien de klimaat- en biodiversiteitscrisis ontbossing in internationale productieketens zo spoedig mogelijk dient te worden beëindigd? En zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel deze mening.
Bent u bekend met het pleidooi dat er zowel nationaal als Europees een wet moet komen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, die bedrijven verplicht om schendingen van mensen- en arbeidsrechten en schade aan milieu, biodiversiteit en klimaat in internationale ketens te voorkomen?
Ja. In oktober 2020 heeft het kabinet de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO)» vastgesteld (Kamerstuk 26 485, nr. 337). In deze beleidsnota kondigde het kabinet aan in te zetten op een doordachte mix van elkaar versterkende maatregelen om IMVO te bevorderen. Het kernelement van de doordachte mix is IMVO-wetgeving. IMVO-wetgeving betekent dat bedrijven die onder de reikwijdte van de wet vallen, verplicht wordt gepaste zorgvuldigheid in lijn met de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen toe te passen. Op 5 november jl. stuurde de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een brief naar uw Kamer met daarin de bouwstenen voor IMVO-wetgeving van het kabinet (Kamerstuk 26 485, nr. 377). IMVO-wetgeving wordt bij voorkeur op EU-niveau ingevoerd. In het commissiedebat IMVO op 2 december jl. kondigde de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan nationale IMVO-wetgeving te gaan voorbereiden. De indiening van een wetsvoorstel is aan een nieuw kabinet.
Deelt u de mening dat een wet voor Inclusief Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) inclusief Klimaatplicht nodig is om uitstoot door en in de keten van grote bedrijven, mede als gevolg van ontbossing, in lijn te brengen met het Klimaatakkoord van Parijs? En zo nee, waarom niet?
IMVO-wetgeving zal zien op de zes stappen van het gepaste zorgvuldigheidsproces zoals dat is voorgeschreven in de OESO-richtlijnen, alsook de thema’s van de OESO-richtlijnen. Het gaat om mensenrechten, arbeidsrechten en milieu. Onder milieu wordt ook klimaat begrepen. Zodoende zullen bedrijven ook voor klimaatrisico’s in hun keten verplicht worden gepaste zorgvuldigheid in lijn met de OESO-richtlijnen te betrachten.
Het slachten van ‘opdringerige’ konikpaarden in de Oostvaardersplassen |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht ««Opdringerige» konikpaarden Oostvaardersveld geslacht»?1
Kunt u bevestigen dat de 29 konikpaarden die geslacht worden, officieel de status «gehouden dieren» hebben? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen dat deze dieren recht hebben op de nodige zorg en bescherming?
Deelt u de mening dat het niet de bedoeling is dat het Oostvaardersveld een vorm van extensieve veehouderij is, waarbij dieren in een opvolgende cyclus worden geplaatst vanuit de Oostvaardersplassen om vervolgens te eindigen in het slachthuis?
Deelt u de mening dat het niet zo kan zijn dat met regelmaat paarden worden afgevoerd naar de slacht omdat ze zogenaamd «opdringerig» zouden zijn, zonder dat er eerst alles aan gedaan is om de dieren met rust te laten?
Welke stappen zijn er genomen om deze paarden elders op te vangen?
Hoeveel paarden die op het Oostvaardersveld hebben gestaan zijn er in de afgelopen vijf jaar naar het slachthuis gebracht? Wat was hiervoor de reden?
Klopt het dat de plek van de geslachte konikpaarden ingenomen zal worden door konikpaarden uit andere gedeelten van de Oostvaardersplassen?
Deelt u het inzicht dat de nieuwe groep van paarden mogelijk eenzelfde lot te wachten staat? Zo nee, waarom niet?
Kunt u nagaan bij de provincie Flevoland hoe voorkomen gaat worden dat de nieuwe aanwas eenzelfde lot ondergaat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de provincie Flevoland adviseren om te voorkomen dat dit scenario zich gaat herhalen?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden zonder daarbij te verwijzen naar eerdere antwoorden?