De bescherming van broedvogels in het waddengebied |
|
Henk Leenders (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Waddenlanden moeten broedvogels redden»?1
Ja.
Stroken de beweringen van het Gemeenschappelijk secretariaat van de Waddenzee met uw cijfers over de stand van de broedvogels in de Waddenzee?
Ja. De beweringen van het Gemeenschappelijk Waddenzeesecretariaat zijn gebaseerd op de monitoringsprogramma’s van de drie Waddenzeelanden welke vervolgens gezamenlijk worden geanalyseerd en gepresenteerd.
Deelt u de mening dat intensievere samenwerking nodig is tussen de drie waddenlanden om de broedvogel te beschermen tegen uitsterving? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe ziet u de invulling van deze samenwerking voor zich?
Het is dankzij de nauwe jarenlange samenwerking tussen de drie waddenlanden dat er een goed beeld ontstaat van de stand van de broedvogels in het gehele Waddengebied.
Door deze goede en intensieve samenwerking is er nu ook een Actieplan broedvogels gepresenteerd, waarbij het duidelijk is dat voor een adequate uitvoering er een gezamenlijke opgave ligt en er een goede coördinatie tussen de drie landen nodig is en blijft.
Welke directe rol ziet u weggelegd voor Nederland inzake het in stand houden van de broedvogel in het gehele Waddenzeegebied?
In trilateraal Waddenzee verband, een samenwerking met Duitsland en Denemarken, is recent het «Actieplan Broedvogels» vastgesteld. De Nederlandse studie «Broedsucces van kustbroedvogels in de Waddenzee in 2011–2013» heeft hier mede aan ten grondslag gelegen. In dit verband verwijs ik ook graag naar mijn antwoorden op de vragen gesteld door mevrouw Koser-Kaya over deze problematiek, van 29 maart jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2078).
Ten aanzien van de opgave die er voor Nederland ligt in de uitvoering van de maatregelen zoals aangegeven in het genoemde Actieplan Broedvogels, ben ik inmiddels via het Programma «Naar een Rijke Waddenzee» gestart met een breed gedragen offensief in Nederland. Mijn inzet is dat de betrokken beheerders en overheden vanuit ieders verantwoordelijkheid zich zullen inspannen om deze achteruitgang van het broedsucces te keren. In gezamenlijkheid moeten de juiste beheermaatregelen getroffen worden die haalbaar en nageleefd kunnen worden. Conform de aanbevelingen uit het Actieplan Broedvogels zal de inzet vooral op beheerniveau liggen. Veel van de aanbevelingen van het Actieplan Broedvogels zijn ook opgenomen in het conceptbeheerplan Natura 2000 voor de Waddenzee.
Ziet u reden om het huidige beleid ten aanzien van de bescherming van broedplaatsen van deze vogels te herzien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier en binnen welk tijdskader zal dit zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de terreinbeheerders van de broedplaatsen om zodoende betere broedomstandigheden te creëren voor deze vogels?
Zie antwoord vraag 4.
Uit het artikel blijkt dat in Nederland meer partijen bij het beheer en de bescherming van het Waddengebied betrokken zijn; herkent u zich in dit gegeven? In hoeverre hindert dit een effectief beleid ten behoeve van de bescherming van broedvogels in Nederland?
Ik heb geen reden om aan te nemen dat de effectiviteit van het beleid ten behoeve van de bescherming van broedvogels wordt gehinderd door de betrokkenheid van meerdere partijen bij het beheer.
Ten behoeve van een afgestemd en effectief beheer werken betrokken partijen in Nederland goed samen in de Beheerraad Waddenzee. Via de Beheerraad wordt regie gevoerd over de aanpak van het broedvogelbeheer voor het Nederlandse deel van de Waddenzee.
Misstanden in de Nederlandse vogelhandel |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de uitzending van EenVandaag van 7 mei 2016 over de misstanden in de Nederlandse vogelhandel?
Ik betreur de misstanden die worden getoond in de uitzending. Ook ik vind dierenwelzijn, dier- en volksgezondheid van het grootste belang. Op 1 juli 2014 is het Besluit houders van dieren in werking getreden. Hierbij is ervoor gekozen om handel op tentoonstellingen, beurzen en markten strenger te reguleren. In het besluit zijn bepalingen opgenomen over aanmelden, vakbekwaamheid, huisvesting, verzorging en de gezondheid van de dieren. Er dient altijd iemand aanwezig te zijn die in het bezit is van een vakbekwaamheidsbewijs. Dit is meestal een dierenarts. De NVWA ziet toe en handhaaft (risicogebaseerd) op vogelmarkten.
Wat is uw oordeel over het feit dat Nederland met jaarlijks 400 vogelmarkten een spilfunctie vormt in zowel de legale als illegale internationale handel in exotische vogels?
Dat Nederland een spilfunctie in de legale en illegale internationale handel in exotische vogels zou vervullen kan ik niet staven aan de hand van de mij beschikbare informatie. De Nederlandse vogelmarkten behoren wel tot de grootste van Europa. Bij de NVWA zijn in 2015 210 vogel- en sierpluimveetentoonstellingen aangemeld. Waar het aantal van 400 op is gebaseerd is mij onduidelijk.
Wat is uw oordeel daarbij over het feit dat duizenden vogels onder de tafel worden verkocht aan particulieren, maar ook aan kleine dierentuinen in de wereld die het niet zo nauw nemen met de regelgeving?
In hoeverre op markten voor vogels sprake is van zwarte handel – handel in illegale vogels en belastingontduiking – kan ik niet beoordelen op basis van deze reportage. Uit een omvangrijk inspectieonderzoek vorig jaar van de NVWA op de vogelbeurs in Zwolle zijn relatief weinig overtredingen vastgesteld.1
De handelaar die bedrijfsmatige activiteiten ontplooit, dient zich op basis van het Besluit houders van dieren te registreren. Ik beschik niet over cijfers over de omvang van de handel op vogelmarkten. Daarvoor gelden ook geen registratieplichten. In Nederland zijn verschillende grote vogelbonden die middels voorlichting en educatie hun leden stimuleren de toepasselijke regelgeving in acht te nemen. Ook de organisatoren van vogelmarkten zijn gehouden de toepasselijke regelgeving in acht te nemen.
Zoals aangegeven in de beantwoording van de vragen van het lid Van Gerven2 heb ik de NVWA gevraagd om bij dergelijke evenementen nadrukkelijk aandacht te besteden aan zowel eventuele illegale handel als welzijnsaspecten. Ten behoeve van een risicogebaseerde benadering kunnen hiertoe signalen uit het veld worden betrokken.
Wat is uw oordeel over het feit dat de vogels die verhandeld worden vaak zijn gekweekt in slechte omstandigheden bij mensen thuis?
Ik kan niet beoordelen of vogels die op markten verhandeld worden vaak onder slechte omstandigheden worden gehouden.
Deelt u de mening dat, doordat de vogelhandel vaak zwarte handel is, waardoor degelijke registratie ontbreekt of onvoldoende is, het dierenwelzijn van de vogels niet kan worden gewaarborgd? Zo ja, wat gaat u hier tegen doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het vervoer van vogels en het opsluiten van vogels in kleine kooitjes tijdens een vogelmarkt, zonder dat de dieren een mogelijkheid hebben om zich te verschuilen, een zeer negatieve invloed hebben op het welzijn van de dieren? Zo nee, hoe verklaart u dat veel van de aanwezige vogels op de beurzen er slecht aan toe zijn door stress en ziekte?
Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen 12 en 13 van het lid
Van Gerven (Aanhangsel van de handelingen 2015–2016, nr. 2658).
Wat is uw reactie op de constatering van de vogeldierenarts in de uitzending dat op de vogelbeurzen alle bekende besmettelijke vogelziekten aanwezig zijn en dat de vogelbeurzen een serieuze bedreiging vormen voor de volksgezondheid?
Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen 2 en 4 van het lid Van Gerven.3
Wat is uw reactie op het gegeven dat in de genoemde uitzending de aanwezige dierenarts – op het moment dat deze door de vogeldierenarts wordt gewezen op een met papegaaienziekte besmette papegaai – weigert op te treden, hoewel papegaaienziekte een meldingsplichtige en besmettelijke ziekte is?
De beelden van de genoemde uitzending alleen geven mij onvoldoende aanknopingspunten om dit geval goed te kunnen beoordelen. Er zou immers ook verschil van inzicht kunnen bestaan tussen de beide praktiserende dierenartsen over de diagnose. Dit laat echter onverlet dat, indien een dierenarts voor een aantal besmettelijke ziekten, waaronder papegaaienziekte (psittacose), weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat een dier besmet is, hij dit dient te melden aan de NVWA.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat er bij besmettelijke ziekten op vogelmarkten hiervan melding wordt gemaakt bij de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD), zoals de meldingsplicht voorschrijft?
Voor papegaaienziekte geldt een meldplicht voor dierenartsen, voor dierenhouders en voor onderzoeksinstellingen voor vogels anders dan pluimvee op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Deze meldingen moeten bij de NVWA gedaan worden. Hoewel ik niet de indruk heb dat dierenartsen deze meldplicht niet goed naleven, zal ik naar aanleiding van uw vragen deze verplichtingen nog eens onder de aandacht brengen van de beroepsvereniging van praktiserende dierenartsen: de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
In het geval van humane besmettingen met papegaaienziekte zijn huisartsen verplicht op basis van de Wet publieke gezondheid om dat bij de lokale GGD te melden. Indien een dier de bron van de humane besmetting kan zijn, kan de GGD de NVWA verzoeken om deze bron te traceren.
Bent u bereid per direct de gebrekkige handhaving van misstanden op vogelmarkten aan te pakken?
Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen 6 en 14 van het lid
Van Gerven.4
Deelt u de mening dat vogelmarkten uit overwegingen van dierenwelzijn en volksgezondheid dienen te worden afgeschaft? Zo nee, waarom niet?
Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 14 van het lid Van Gerven.5
De wettelijke overtredingen op paardenmarkten |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Opnieuw veel mis op de paardenmarkt Zuidlaren»1 en het bijbehorende inspectierapport van de Dierenbescherming over de voorjaarsmarkt in Zuidlaren?2
Ja.
Hoe beoordeelt u de conclusies uit het inspectierapport dat, een half jaar na beloften van gemeenten en marktorganisaties om verbeteringen door te voeren, er opnieuw tal van misstanden zijn geconstateerd zoals: pony’s die verkeerd zijn aangebonden, optillen van pony’s aan staarten, het uitdelen van harde tikken met een stok, het te kort aanbinden van paarden, het ontbreken van drinkwater, het onder invloed zijn van handelaren waardoor zij niet in staat waren hun dieren te verzorgen, agressief gedrag van handelaren tegen dierenwelzijnsorganisaties, het staan in modder, het vermijden van dierenartsinspecties door handelaren, de aanwezigheid van paarden met tekenen van verwaarlozing?
Hoe beoordeelt u het Protocol Welzijn Paardenmarkten, dat inmiddels vijf jaar bestaat, in het licht van het niet naleven van wetgeving door handelaren? Erkent u dat de structurele wettelijke overtredingen op paardenmarkten onaanvaardbaar zijn en dat het Protocol Welzijn Paardenmarkten mislukt is? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens met de conclusies uit het inspectierapport dat het welzijn van paarden en pony’s wordt aangetast als zij voor meerdere uren achtereen (soms meer dan 18 uur, exclusief transport) gedwongen worden blootgesteld aan onvoorspelbare en vaak onbekende impulsen als mensengedruis, geurende marktkramen, onverwachte bewegingen of aanrakingen en onrustige soortgenoten om hun heen? Zo ja, welke consequenties heeft dit voor de paardenmarkten? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens met de conclusies uit het inspectierapport dat het welzijn van paarden niet op een acceptabele wijze gecombineerd kan worden met de economische activiteit van een paardenmarkt? Zo ja, bent u bereid om een verbod in te stellen op het verhandelen van paarden en pony’s op paardenmarkten? Zo nee, waarom niet?
Houders van dieren dienen zich te houden aan de wettelijke regels omtrent het welzijn van de dieren en zullen erop worden aangesproken indien zij nalaten hun dieren te verzorgen zoals dat vereist wordt. Deze verplichting geldt onafhankelijk van de vraag of de dieren verhandeld worden en onafhankelijk van de locatie waar de dieren verblijven. Om die reden ben ik niet voornemens om een verbod in te stellen. Wel streef ik ernaar om, zoals ook al aangegeven in de kamerbrief van 25 april 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2404), vanuit veterinair- en handelsoogpunt export van paarden alleen mogelijk te maken vanaf een erkend verzamelcentrum of rechtstreeks vanaf het bedrijf van herkomst naar de plaats van bestemming. Een paardenmarkt kan, indien voldaan wordt aan de voorwaarden, erkend worden als verzamelcentrum.
Hoe beoordeelt u het betalen van aanvoerpremies van gemeenten aan paardenhandelaren, zodat zij met hun paarden op de paardenmarkt komen te staan? Erkent u dat subsidiëring van paardenmarkten met Nederlands belastinggeld onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de gemeenten te bepalen op welke wijze zij evenementen wensen te organiseren. In het verlengde hiervan kunnen gemeenten vervolgens ook zorg dragen voor het borgen van het welzijn van bij deze evenementen betrokken dieren met inachtneming van de kaders binnen hun APV-verordening.
Vindt u het acceptabel dat besmettelijke ziekten, zoals Droes en het Rhinovirus, die afgelopen maand in Drenthe (waar ook Zuidlaren ligt) via paardenmarkten ongehinderd en op grote schaal verspreid kunnen worden?3 Zo nee, bent u bereid om hier maatregelen tegen te treffen?
Ziekten zoals Droes en het Rhinovirus zijn geen aangewezen besmettelijke dierziekten onder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwdd). Ziekten kunnen worden aangewezen indien naar het oordeel van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deze een ernstig gevaar oplevert voor de volksgezondheid of indien de ziekte zich snel kan uitbreiden en niet of niet volledig kan worden voorkomen of bestreden met normale bedrijfsmiddelen. Voor niet-aangewezen dierziekten onder de Gwwd draagt de houder zelf verantwoordelijkheid voor het dier.
Het bericht ‘Strijd tegen kiloknaller gaat nieuwe ronde in’ |
|
Helma Lodders (VVD), Remco Bosma (VVD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Strijd tegen kiloknaller gaat nieuwe ronde in»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat Wakker Dier de definitie van het begrip «kiloknaller» zo heeft gewijzigd dat er plots 40 procent meer kiloknallers in 2015 zijn?2
Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van het Schriftelijk Overleg naar aanleiding van de voedselagenda voor veilig, gezond en duurzaam voedsel van
19 mei jl. staat het de Stichting Wakker Dier vrij om haar eigen definitie van kiloknaller aan te passen. Het is echter niet gewenst dat Wakker Dier consumenten op het verkeerde been zet. Daarom moet zij deze aanpassing wel helder communiceren naar het brede publiek, zeker als door de nieuwe definitie een stijging wordt gesuggereerd die er bij het handhaven van de oorspronkelijke definitie niet of minder sterk zou zijn geweest.
Deelt u de mening van Wakker Dier dat vlees zonder Beter Leven Keurmerk dat zonder prijsverlaging in een folder vermeld staat ook onder kiloknallers geschaard dient te worden?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op het feit dat de vijftig wetenschappers de aanpassing van de gehanteerde definitie door Wakker Dier zien als een «woordenspel van ondergeschikt belang»?
Het is aan de wetenschappers zelf hoe zij de aanpassing van de door Wakker Dier gehanteerde definitie kwalificeren.
Deelt u de mening dat dit een vreemde manier is van onderzoek doen en dat dit binnen de reguliere wetenschap niet geaccepteerd zou worden?
Een (tussentijdse) wijziging van onderzoeksopzet is – ook in de reguliere wetenschap – niet ongebruikelijk, mits dit helder gecommuniceerd en beargumenteerd wordt en gevolgen hiervan voor bijvoorbeeld het volgen van trends over de jaren heen duidelijk worden gemaakt.
Deelt u de mening dat Wakker Dier een serieus, gefundeerd debat over de verkoop van vlees onmogelijk maakt door deze manipulatie van cijfers? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat dergelijke trucs tevens niet thuishoren in een serieus debat?
Nee. Het maatschappelijke debat heeft betrekking op de (on)wenselijkheid van het stunten met dieren en niet over de gehanteerde definitie van Wakker Dier.
Het bericht ‘Vogelmarkten moeten stoppen’ |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vogelmarkten moeten stoppen» en de bijbehorende petitie?1
Ja.
Onderschrijft u dat het bijeenbrengen van grote hoeveelheden vogels op markten een groot risico vormt voor de verspreiding van dierziekten en zoönosen?
Aan het bijeenbrengen van grote aantallen dieren, vogels vormen daarop geen uitzondering, is altijd een zeker risico op verspreiding van dierziektes verbonden. De organisator dient er voor te zorgen dat er een veterinaire gezondheidscontrole plaatsvindt voordat de dieren worden toegelaten. Hij mag geen dieren toelaten die ziek zijn of verdacht zijn van een besmettelijke ziekte. Bovendien zijn organisatoren van evenementen ook gehouden aan de Hygiënerichtlijn voor Evenementen van het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid van het RIVM.
Wat is de rationale achter het feit dat andere dierenmarkten, bijvoorbeeld voor varkens, verboden zijn maar markten voor vogels niet? Welke markten zijn wel en welke zijn niet toegestaan? Kunt u uw visie op markten met dieren uiteenzetten?
Dierenmarkten voor evenhoevigen, zoals koeien, varkens en schapen, zijn verboden. Markten voor pluimvee, loopvogels of postduiven zijn eveneens verboden. De achtergrond van deze verboden ligt bij de grote risico’s ten aanzien van zeer besmettelijke dierziekten zoals varkenspest, vogelgriep en mond- en klauwzeer. Paardenmarkten in hun huidige vorm zijn op dit moment toegestaan. Hierover verwijs ik u graag naar Aanhangsel handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2404. Markten met gezelschapsdieren zijn sinds 1 juli 2014 geregeld in het Besluit houders van dieren. Gekozen is om handel op tentoonstellingen, beurzen en markten te reguleren. In het besluit zijn bepalingen opgenomen over aanmelden, vakbekwaamheid, huisvesting, verzorging en de gezondheid van de dieren.
Kunt u reageren op de uitspraak van vogelexpert Jan Hooijmeijer dat op elke vogelmarkt vogels aanwezig zijn met papegaaiziekte, een voor de mens besmettelijke ziekte?
De organisator van vogelmarkten moet op grond van het Besluit houders van dieren de vogelmarkt (of tentoonstelling of beurs) aanmelden bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De NVWA verricht alleen veterinaire inspecties bij vogelmarkten als er een dierziekte gemeld wordt. In 2015 zijn 210 vogel- en sierpluimveetentoonstellingen aangemeld. De NVWA traceert op verzoek van de GGD bij humane ziektegevallen van de meldingsplichtige zoönose psittacose (papegaaienziekte) de herkomst van de vogels. Vanaf 1 januari 2015 zijn 60 bevestigde diagnoses over heel Nederland gemeld bij de NVWA. Niet in alle gevallen kon de bron van de ziekte vastgesteld worden. Eén humaan ziektegeval is terug te voeren op een grote vogeltentoonstelling vorig jaar. Deze vogel is met de andere vogels van dezelfde fokker van de show verwijderd. De vogels die mogelijk contact gehad konden hebben, zijn met antibiotica behandeld. De GGD is geïnformeerd en het personeel is geïnformeerd over de risico’s. Er zijn voor zover bekend verder geen zieke personen geweest.
Kunt u reageren op het feit dat vogelexpert Jan Hooijmeijer verschillende duidelijk zieke vogels heeft aangetroffen op de betreffende vogelmarkt?
Op dit soort omvangrijke evenementen is het niet uit te sluiten dat er toch dieren ziek blijken te zijn of ziek worden. Zie verder mijn antwoord op vraag 2 en 4.
Hoeveel controle (fte/ uren) op illegale handel in (tropische) vogels is er op dergelijke markten?
Bij de NVWA werken op dit moment ruim 20 inspecteurs bij het landelijk team Natuur, dat belast is met controle en handhaving op het gebied van de natuurwetgeving. Dit team voert ook inspecties uit op vogelmarkten. Voor de controle op vogelmarkten is geen specifiek budget geoormerkt. De NVWA controleert met enige regelmaat beurzen, vogelmarkten en tentoonstellingen op de legaliteit van de aanwezige vogels. Zo hebben de NVWA en de politie op zaterdag 20 februari jl. nog 4 vogels in beslag genomen op de vogelmarkt in Zwolle.
De eigenaren konden niet aantonen dat ze de vogels legaal hadden verkregen. De NVWA heeft proces-verbaal opgemaakt tegen twee verdachten. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2082.
Wat vindt u ervan dat beschermde vogels als de kleine geelkuifkaketoe en de Japanse nachtegaal zijn aangetroffen?
De kleine geelkuifkaketoe en de Japanse nachtegaal zijn opgenomen op respectievelijk bijlage A en bijlage B van de CITES-verordening. Ter uitvoering van de CITES-verordening2 zijn in de Flora- en faunawet regels opgenomen over het verhandelen en het binnenbrengen, in- en uitvoeren uit landen van de Europese Unie van deze vogels. Overigens is de invoer van vogels uit verschillende landen niet mogelijk vanwege het risico op insleep van vogelgriep. Op grond van artikel 13, eerste lid van de Flora- en faunawet is bovendien het onder zich hebben van deze vogels verboden. Er gelden vrijstellingen van dit verbod als vogels aantoonbaar zijn gefokt, voorzien zijn van een naadloos gesloten pootring of aantoonbaar legaal in Nederland zijn gebracht. Indien aan deze regelgeving is voldaan, is er vanuit het oogpunt van natuurbescherming geen bezwaar tegen de verkoop van deze vogels.
Welke inschattingen van experts zijn er over de mate van illegale dierenhandel die op dergelijke vogelmarkten plaatsvindt?
Een schatting van de mate van illegale dierenhandel door experts is niet beschikbaar. Een dergelijk schatting is moeilijk te maken omdat illegale handel zich immers aan het zicht van de overheid probeert te onttrekken.
Welke regelgeving en vergunningverlening is er voor offline danwel online verkopers van vogels?
De wet kent geen verschil tussen offline en online verkopers van vogels. Voor houders, die bedrijfsmatige handelingen met vogels verrichten, is hoofdstuk 3.2 van het Besluit houders van dieren van toepassing. Onder bedrijfsmatige handelingen vallen verkopen, ten verkoop in voorraad houden, afleveren, houden ten behoeve van opvang of fokken ten behoeve van verkoop of aflevering van nakomelingen.
Er is geen vergunning noodzakelijk; wel moet de organisator van een markt, beurs of tentoonstelling het evenement aanmelden bij de Minister van Economische Zaken. Voor het verhandelen van beschermde vogels zijn in een aantal gevallen CITES-documenten vereist. Zie verder mijn antwoord op vraag 7.
Klopt het dat in Nederland de grootste vogelmarkten van Europa zijn?
Ja, de Nederlandse vogelmarkten behoren tot de grootste van Europa.
Hoeveel zicht is er op de transacties op dergelijke markten en de mate van zwarte of grijze handel?
Er is geen zicht op het aantal transacties. Zie ook mijn antwoord op vraag 8.
Vindt u het aanvaardbaar dat vogels vervoerd worden in lopertjes (platte bakken)?
Ten algemene is in de Wet dieren bepaald hoe met dieren omgegaan dient te worden. In besluiten en regelingen gebaseerd op die wet wordt dit verder ingevuld. Concreet voor het vervoeren van vogels bestaat geen regelgeving. Of de wijze van transport aanvaardbaar is, dient aan de algemene bepalingen van de wet getoetst te worden.
Vindt u het met het oog op dierenwelzijn aanvaardbaar dat de vogels in kleine hokjes in een hectische omgeving worden gehouden?
In de toelichting van het Besluit houders van dieren wordt het rapport Ongeriefanalyse (juli 2010 Wageningen UR, Universiteit Utrecht) aangehaald, waarin het aanwezig zijn op evenementen voor dieren als bron van stress wordt genoemd. Ook het transport van en naar evenementen is stressvol voor veel dieren. Naar aanleiding daarvan zijn aan het organiseren en houden van tentoonstellingen, beurzen en markten voorwaarden verbonden en is handel niet zonder meer toegestaan. Eén van deze voorwaarden is het bieden van geschikte huisvesting. Als aan de voorwaarden is voldaan, wordt handel en verkoop aldaar toelaatbaar geacht.
Bent u bereid een verbod op dergelijke vogelmarkten af te kondigen met het oog op zoönose, illegale handel en dierenwelzijn? Zo nee, welke maatregelen bent u wel bereid te nemen met het oog op dierenwelzijn, illegale handel en zoönose?
Zie mijn antwoord op de vragen 3, 4, 12 en 13. Ik overweeg geen verbod op dergelijke evenementen vanwege genoemde argumenten. Wel zal ik de NVWA vragen om bij dergelijke evenementen nadrukkelijk aandacht te besteden aan zowel eventuele illegale handel als welzijnsaspecten. Ten behoeve van een risicogebaseerde benadering kunnen hiertoe signalen uit het veld worden betrokken.
Wilt u deze vragen vóór het Algemeen overleg Dierziekten (exacte datum nog niet bekend) beantwoorden?
Ja.
Het aanmerken van een paardenmarkt als erkende verzamelplaats |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven of een paardenmarkt op basis van de geldende EU-wetgeving een erkende verzamelplaats is, of aangemerkt kan worden als erkende verzamelplaats? Zo ja, aan welke specifieke voorwaarden moet een paardenmarkt voldoen volgens de EU-wetgeving? Zo nee, kunt u aangeven waarom onder de geldende EU-wetgeving een paardenmarkt niet als erkende verzamelplaats aangemerkt mag worden? Op basis van welke EU-wetgeving is dit?1
Uit artikel 7 van Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (hierna: richtlijn 2009/156) volgt dat handelsverkeer in paarden tussen lidstaten óf rechtstreeks van het bedrijf van herkomst naar de plaats van bestemming óf via een erkend verzamelcentrum mag plaatsvinden. De richtlijn geeft dus slechts twee mogelijke vervoersbewegingen voor intracommunautair handelsverkeer in paarden. Voor de eisen waaraan een erkend verzamelcentrum moet voldoen wordt in artikel 7 van richtlijn 2009/156 verwezen naar Richtlijn van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (hierna: richtlijn 64/432). Deze eisen zijn beschreven in artikel 11 van richtlijn 64/432.
De eisen die onder andere aan een verzamelcentrum worden gesteld zijn dat een dergelijk verzamelcentrum voor ieder gebruik gereinigd en ontsmet wordt, dat er passende voorzieningen voor afzondering aanwezig moeten zijn en dat de eigenaar van het verzamelcentrum een register moet bijhouden met daarin gegevens over de aangeleverde en verzonden paarden vanaf dat verzamelcentrum.
Op dit moment zijn er op grond van Europese regelgeving geen erkende paardenverzamelcentra in Nederland. De paardenmarkten die op dit moment in Nederland plaatsvinden verschillen van opzet en karakter. Organisatoren van paardenmarkten zullen zelf moeten afwegen of ze willen voldoen aan de gestelde eisen. Op dit moment wordt bekeken hoe de Europese eisen vorm krijgen in de nationale regelgeving. Hierover wordt overleg gevoerd met de sector. Als de regelgeving aangepast is, kunnen aanvragen voor een erkenning worden ingediend. Deze zullen dan worden beoordeeld.
In algemene zin zijn op het handelsverkeer van dieren ook de Europese transportverordening (Vo 1/2005) en de Controlepostverordening
(Vo 1255/97/EEG) van toepassing. De eisen die vanuit Europese regelgeving aan erkende verzamelcentra worden gesteld, laat overigens de mogelijkheid voor lidstaten onverlet om aanvullende regels te stellen, bijvoorbeeld vanuit veterinair oogpunt.
Bent u bereid bij bovenstaande vragen een uitgebreide argumentatie te geven?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om deze vragen vóór het Algemeen overleg Dierenwelzijn voorzien op 28 april 2016 te beantwoorden?
Ja.
Aanhoudende misstanden rondom zwanendrifters in het Groene Hart |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u de uitzending gezien van EenVandaag van maandag 11 april 2016 over de rechtszaak tegen de zwanendrifters?1
Ja.
Deelt u de mening dat personen die veroordeeld worden voor overtredingen op de Flora- en faunawet geen recht hebben op een jachtvergunning? Bent u bereid de jachtvergunning van de zwanendrifters in te laten trekken indien zij veroordeeld worden voor een of meerdere van de waslijst van 12 pagina’s aan overtredingen op de Flora- en faunawet waar zij nu voor terecht staan? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de korpschef van politie om te beslissen over een eventuele intrekking van door hem verleende jachtakten bij geconstateerde overtredingen van de Flora- en faunawet.
Wat vindt u ervan dat de melder van misstanden rondom zwanenjacht en zwanendriften zich onveilig voelt en dat haar auto onlangs is bekogeld met bevruchte zwaneneieren? Hoe bent u van plan om op korte termijn ervoor te zorgen dat melders beter beschermd worden?
Ik betreur de gevoelens van onveiligheid bij de melder. Naar aanleiding van deze meldingen heeft de politie de surveillance rondom de woning van de melder verhoogd. De politie bekijkt per melding of en welke maatregelen moeten worden getroffen ter bescherming van de melder.
Wat vindt u ervan dat zwanendrifters die geen ontheffing meer hebben om jonge zwanen uit de natuur te onttrekken nu zwaneneieren rapen, thuis uitbroeden en de uitgekomen zwanen alsnog verkopen?
Het rapen van eieren van in het wild levende knobbelzwanen is op grond van de Flora- en faunawet slechts toegestaan in het kader van schadebestrijding, na verkregen ontheffing door de provincie. Het thuis laten uitbroeden van de geraapte eieren en het verkopen van uitgekomen zwanen zijn evenwel niet toegestaan.
Bent u bereid om het rapen van zwaneneieren voor commerciële doeleinden te verbieden als onderdeel van uw reeds aangekondigde verbod op zwanendriften? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het jaarlijks uitzetten van korhoenders op de Sallandse Heuvelrug die vervolgens een hongerdood sterven |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de komende vijf jaar jaarlijks 25 korhoenders uit Zweden worden uitgezet die moeten voorkomen dat deze zeldzame heidevogel voorgoed verdwijnt van de Sallandse Heuvelrug?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de korhoenders die hier eerder zijn uitgezet van de honger stierven, omdat door het zeer hoge stikstofgehalte nauwelijks nog insecten aanwezig zijn en dat de toekomstige hoenders hetzelfde lot wacht, omdat het gebied nog onvoldoende hersteld is?
Met het Natuurpact (2013) is de verantwoordelijkheid voor het natuurbeleid bij de provincies neergelegd. Gedeputeerde staten van Overijssel dragen zorg voor het behoud en herstel van de gunstige staat van instandhouding en de bescherming van het korhoen op de Sallandse Heuvelrug. De gedeputeerde staten hebben besloten tot bijplaatsing van Zweedse korhoenders om de volgende redenen.
Bijplaatsing van Zweedse korhoenders op de Sallandse Heuvelrug in 2012 en 2013 heeft aangetoond, dat de dieren goede overlevingskansen hebben en succesvol bijdragen aan voortplanting. De sterfte vanwege voedseltekort betrof de kuikens van de bijgezette dieren en niet de bijgezette volwassen dieren. Het korhoen is opgenomen als doelsoort in het ontwerpbeheerplan Natura 2000 en herstelmaatregelen moeten leiden tot duurzame verbetering en vergroting van het leefgebied van het korhoen, waarin ook voldoende voedsel beschikbaar komt voor de korhoenkuikens. Met bijplaatsing van korhoenders wordt gepoogd de periode naar een kwalitatief goed leefgebied te overbruggen.
De ervaring bij een aantal projecten in Europa heeft geleerd, dat als deze soort eenmaal is verdwenen het (tot op heden) niet lukt om hem succesvol te herintroduceren, als gevolg van zijn specifieke (dispersie)gedrag. Bijplaatsing bij een bestaande kernpopulatie van korhoenders blijkt wel succesvol.
Hoe verhoudt het uitzetten van korhoenders, zonder dat er een adequaat voedselaanbod is, zich tot de wettelijke taak van de overheid om de natuur en de dieren die er leven te beschermen?
Nederland heeft de verplichting om voor de instandhouding van de soort de naar aantal en oppervlakte meest geschikte leefgebieden aan te wijzen. De maatregelen om korhoenders bij te plaatsen moeten gezien worden als een uiterste poging om daarmee te voldoen aan de Europese verplichting.
Zie verder het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat eerst de natuur en biodiversiteit moeten herstellen en dat het uitzetten van dieren voordat de natuurwaarden hersteld zijn de omgekeerde weg is? Zo ja, bent u bereid het uitzetten van de Zweedse korhoenders een halt toe te roepen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet bereid om het bijplaatsen van Zweedse korhoenders een halt toe te roepen. Het beleid ten aanzien van het korhoen is een verantwoordelijkheid van de provincie, waar ik niet in wil treden. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is besloten tot het bijplaatsen van de korhoenders als overbrugging om te voorkomen dat de populatie uitsterft in de periode totdat de herstelmaatregelen aan het heidebiotoop ook voor het korhoen het gewenste effect hebben.
Deelt u de mening dat het zeer verontrustend is dat hoge concentraties stikstof een sterke negatieve invloed hebben op het aantal insecten op de Sallandse heuvelrug? Zo ja, deelt u de mening dat de stikstofuitstoot drastisch dient te worden verminderd en dat inkrimping van de veehouderij, als grootste uitstoter van stikstof, daarbij onvermijdelijk is? Zo nee, waarom niet?
Ja. Voor het in 2013 definitief aangewezen Natura 2000-gebied Sallandse Heuvelrug is een gebiedsanalyse programmatische aanpak stikstof (PAS) opgesteld. Met de ondertekening van de PAS hebben gedeputeerde staten zich verbonden aan de wettelijke plicht tot uitvoering van de in de gebiedsanalyse opgenomen maatregelen. Indien het maatregelenpakket zoals in de PAS gebiedsanalyse is aangegeven wordt uitgevoerd, dan worden de doelen zoals gesteld in het aanwijzingsbesluit op middellange termijn gehaald.
Bent u het eens met gedeputeerde Hester Maij, die in de Twentsche Courant Tubantia toerisme en economie als redenen noemt om dieren in de natuur uit te zetten, ook als die dieren ten dode zijn opgeschreven door het ontbreken van voldoende insecten als voedsel?
Voor de redenen voor de gedeputeerde staten van Overijssel om Zweedse korhoenders bij te plaatsen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Hoe gaat u voorkomen dat uw plan om de Nederlandse natuur toegankelijker en aantrekkelijker te maken door de natuur beter af te stemmen op de wensen van recreanten ten koste gaat van de natuur en de dieren die in die natuur leven?
Een van de uitgangspunten van de rijksnatuurvisie is dat natuurlijke processen goed samengaan met gebruik en beleving en dat economie en natuur van elkaar profiteren. Bedrijven houden steeds meer rekening met natuur en biodiversiteit – groen ondernemerschap – uit welbegrepen eigenbelang. De kwaliteit van natuur heeft daarin een spilfunctie. Op de Sallandse Heuvelrug wordt met behulp van zonering in tijd en ruimte gewerkt om een evenwicht te krijgen tussen de mogelijkheden voor recreanten om te genieten van het natuurschoon in het gebied en de behoefte aan rust die een deel van de aanwezige soorten nodig heeft.
De toenemende sterfte van biggen |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het rapport van Varkens in Nood waaruit blijkt dat er de laatste jaren steeds meer biggen sterven in de eerste weken van hun leven?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de conclusies van de onderzoekers over de oorzaken van de toenemende biggensterfte zoals: biggen uit grote tomen hebben een lager geboortegewicht en zijn minder vitaal, biggen uit grote tomen zijn gevoeliger voor onderkoeling, bij grote worpen is het risico groter dat de bevalling langer duurt en de big in het geboortekanaal sterft, het werpen van grote tomen is een aanslag op het lichaam en de gezondheid van de zeug waardoor bevallingen langer kunnen duren, een zeug heeft te weinig tepels om alle biggen te voeden?
Ik verwijs hiervoor naar de standvanzakenbrief dierenwelzijn die op 22 april jl. aan uw Kamer is gestuurd.
Kunt u aangeven hoe vaak het voorkomt dat zwakke biggen gedood worden door ze met een ferme klap tegen de muur of hek te slaan zoals blijkt uit de beelden van Varkens in Nood? Bent u bereid om hier nader onderzoek naar te laten uitvoeren? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid de varkensboeren erop te wijzen dat deze praktijken onwettig en ontoelaatbaar zijn? Zo nee, waarom niet?
Over het voorkomen van het doden van dieren op het primaire bedrijf door niet-dierenartsen zijn geen cijfers bekend. Dàt dit voorkomt is bekend. Ik verwijs u verder naar het antwoord op vraag 5 van het lid Van Gerven (SP), dat op 22 april jl. aan uw Kamer is gestuurd (kenmerk 2016Z07024).
Bent u bereid om maatregelen te treffen om de hoge biggensterfte tegen te gaan nu blijkt dat het plan van aanpak van de Stuurgroep Bigvitaliteit om de biggensterfte terug te dringen mislukt is? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs hiervoor naar de standvanzakenbrief dierenwelzijn die op 22 april jl. aan uw Kamer is gestuurd.
Kunt u aangeven waarom de stuurgroep Bigvitaliteit vanaf 2013 geen resultaten van het plan van aanpak meer op de website Vitalevarkens.nl publiceerde? Bent u van mening dat dit te maken heeft met het feit dat de biggensterfte jaarlijks toenam? Kunt u aangeven waarom u niet heeft ingegrepen toen cijfers van Agrovision aantoonden dat vanaf 2010 de biggensterfte toenam? Zo nee, waarom niet?
De stuurgroep heeft jaarlijks de resultaten over de voortgang aangeboden aan het Ministerie van Economische Zaken. De laatste resultaten waren over 2014. In 2014 is er in de stuurgroep nadrukkelijk door mijn ministerie aangegeven dat de toename van de biggensterfte een belangrijk punt van aandacht is en dat de stuurgroep haar maatschappelijke verantwoordelijkheid moet nemen om de biggensterfte aan te pakken. De nog ontbrekende resultaten zijn recent aan de website toegevoegd.
Erkent u de conclusies van de onderzoekers dat op basis van de cijfers van Agrovision, er een correlatie is tussen het aantal biggen wat een zeug werpt en de biggensterfte? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 9 van het lid Van Gerven (SP), dat op 22 april jl. aan uw Kamer is gestuurd (kenmerk 2016Z07024).
Hoe beoordeelt u de toename van biggensterfte in Nederland in het licht van de conclusies van de European Food Safety Authority om een zeug niet meer dan 12 biggen te laten werpen vanwege de hoge kans op sterfte (EFSA, 2007)?2 Hoe beoordeelt u het streven van de varkensindustrie naar het werpen van 40 biggen per zeug per jaar in het licht van de conclusies van de EFSA?3
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om een einde te maken aan het fokken op meer biggen per zeug vanwege de gezondheidsproblemen voor zowel de big als de zeug? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs hiervoor naar de standvanzakenbrief dierenwelzijn die op 22 april jl. aan uw Kamer is gestuurd.
Het bericht dat zes miljoen varkens sterven nog voor de slacht |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het rapport van Stichting Varkens in Nood «Varkenshouderij anno 2016; Zes miljoen varkens sterven nog voor de slacht» waarover de NOS bericht?1
Ja.
Wat is uw reactie op het rapport?
Ik verwijs uw Kamer naar de standvanzakenbrief over dierenwelzijn die ik tegelijkertijd aan uw Kamer heb gestuurd.
Is het Wageningse rapport naar alternatieve methoden om zieke en gewonde dieren op de boerderij te kunnen doden bekend op het ministerie?2 Zo ja, sinds wanneer is het rapport bekend en waarom is het niet naar de Kamer gestuurd? Bent u bereid het rapport alsnog naar de Kamer te sturen?
Ja, het bedoelde rapport van Wageningen UR is gebruikt door de expertgroep die gevraagd is advies uit te brengen over het euthanaseren op het primaire bedrijf door niet-dierenartsen. Zodra besluitvorming heeft plaatsgevonden zal ik dit besluit, vergezeld van het advies van de expertgroep en het rapport van Wageningen UR, aan uw Kamer zenden.
Waarom worden de sterftecijfers van Rendac niet meer gepubliceerd? Bent u bereid deze cijfers voortaan te publiceren en de ongepubliceerde cijfers van de afgelopen jaren alsnog bekend te maken? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u dan de Kamer informeren?
Rendac is niet verplicht deze gegevens te publiceren. Via het I&R-systeem beschikt het Ministerie van Economische Zaken zelf over deze cijfers. Ik bezie momenteel de mogelijkheden om deze op te nemen in de dierrapportage die RVO.nl jaarlijks openbaar maakt op haar website.
Vindt u het doodslaan van biggen op de boerderij acceptabel? Zo nee, wat gaat u doen om dit tegen te gaan?
Uiteraard vind ik het doodslaan van biggen niet acceptabel.
In Verordening (EG) nr. 1099/2009 worden voorschriften gesteld ter bescherming van het dierenwelzijn bij het doden van dieren die gefokt of gehouden worden voor de productie van levensmiddelen, wol, huiden, pelzen of andere producten.
De voorschriften van de verordening hebben geen betrekking op het doden van dieren op het primaire bedrijf die niet (meer) bestemd zijn voor de productie van dierlijke producten.
De houder van de dieren dient bij het doden en de daarmee verband houdende activiteiten de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden te besparen op basis van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren.
Door het ministerie is een advies aan een expertgroep gevraagd over welke dodingsmethoden verantwoord kunnen worden toegepast op het primaire bedrijf door niet-dierenartsen, en onder welke voorwaarden, indien de houder van het dier besluit tot het euthanaseren van het dier. Hierbij is onder andere gebruik gemaakt van een literatuurstudie en experimenteel onderzoek dat door Wageningen UR is uitgevoerd. Dit advies wordt momenteel bestudeerd en besproken met onder andere de betrokken sectororganisaties. Besluitvorming over het stellen van nadere regels hieromtrent dient nog plaats te vinden. De regels omtrent het doden van deze dieren kunnen bij ministeriële regeling gesteld worden zodra de grondslag hiervoor is opgenomen in Besluit houders van dieren.
Vindt u het grote aantal biggen dat sterft voor de slacht (18%) acceptabel? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Ik verwijs uw Kamer naar de standvanzakenbrief over dierenwelzijn die ik tegelijkertijd aan uw Kamer heb gestuurd.
Wat is er gebeurd met de Stuurgroep Bigvitaliteit?
Ik verwijs uw Kamer naar de standvanzakenbrief over dierenwelzijn die ik tegelijkertijd aan uw Kamer heb gestuurd.
Onderschrijft u dat biggen en varkens die ziek zijn of gewond zijn door een dierenarts geholpen moeten worden? Welke cijfers en rapporten zijn u bekend over de mate waarin dat al dan niet daadwerkelijk gebeurt?
Ja, dat onderschrijf ik. De varkenshouder is middels de Wet dieren, onder het Besluit houders van dieren, primair verantwoordelijk voor de verzorging van zijn dieren. Indien een dier ziek of gewond lijkt te zijn, dient het dier onmiddellijk op passende wijze verzorgd te worden. Als blijkt dat deze verzorging geen verbetering in de toestand van het dier brengt, dient de dierenarts te worden geraadpleegd. Ik ben niet bekend met cijfers en/of rapporten over de mate waarin dit al dan niet daadwerkelijk gebeurt.
Onderschrijft u dat fokken op grote aantallen (kleine) biggen per zeug bijdraagt aan het hoge sterftecijfer onder biggen?
De varkenshouderij heeft in 2009 beloofd dat ze de sterfte van biggen zou terugdringen. De vertegenwoordigers van de sector is gevraagd om een verklaring voor deze stijging en met hen is besproken hoe ze de beloofde daling alsnog gaan realiseren. In elk geval moet er een einde komen aan het steeds verder vergroten van het aantal biggetjes dat per keer geboren wordt. Uitgangspunt is dat biggen bij hun eigen moeder kunnen drinken.
Biggensterfte heeft niet alleen te maken met het aantal biggen dat een zeug werpt. Er zijn vele factoren die meespelen bij sterfte van biggen in de zoogperiode, zoals; het geboortegewicht, biestopname door biggen, voeding van zeug en biggen, huisvesting (o.a. stalklimaat en stalinrichting) en management. Biest is bijvoorbeeld belangrijk, omdat het de pasgeboren biggen van energie en van afweerstoffen tegen ziekten voorziet en onderkoeling voorkomt. Daarnaast is goede voeding van de zeug tijdens de dracht belangrijk voor de vitaliteit van de biggen voor een vlot geboorteproces, goede biestvoorziening na het werpen en de melkgift voor de zoogperiode erna. Ook heeft management van de veehouder rondom de geboorte en tijdens de zoogperiode invloed op de vitaliteit van de biggen en het voorkomen van sterfte.
Het percentage sterfte van biggen wordt beïnvloed door een samenspel van de verschillende factoren waarvan het aantal geboren biggen er één is. Het is de verantwoordelijkheid van de varkenshouder om op bedrijfsniveau hier goed mee om te gaan. Uitgangspunt zal hierbij moeten zijn dat een zeug zelfstandig vitale biggen ter wereld brengt en deze ook zelfstandig kan groot brengen tot aan het spenen. Om de bigvitaliteit te verbeteren en de biggensterfte te verminderen zal toegewerkt moeten worden naar het optimaliseren van alle factoren die hierop van invloed zijn.
Verder verwijs ik uw Kamer naar de standvanzakenbrief over dierenwelzijn die ik tegelijkertijd aan uw Kamer heb gestuurd.
In hoeverre is bij Rendac intern bekend of de opgehaalde kadavers van dieren door geweld, ziekte of verwonding zijn omgekomen? Welke mogelijkheden zijn er om Rendac te laten controleren of de kadavers door ziekte, geweld of verwonding zijn omgekomen?
De varkenshouder is volgens de Wet Dieren, Regeling dierlijke bijproducten, verplicht dode dieren te melden en de kadavers op te laten halen. Bij deze melding wordt niet aangegeven waarom dieren zijn dood gegaan.
Er zijn geen mogelijkheden om Rendac te laten controleren of de kadavers door ziekte, geweld of verwonding zijn omgekomen. Om daadwerkelijk de oorzaak van overlijden te achterhalen, is vaak pathologie (sectie en nader onderzoek) op deze kadavers vereist, waarbij ook niet altijd de doodsoorzaak kan worden vastgesteld. Los van de kosten van deze onderzoeken liggen de kadavers vaak een tijd in de koeling op een bedrijf, waardoor ontbinding van de kadavers plaatsvindt en daarmee de doodsoorzaak nog lastiger wordt om vast te stellen
Bent u bereid Rendac te laten bijhouden hoe vaak levende dieren in de kadaverton aangetroffen worden? Wat is de procedure indien levende dieren worden aangetroffen? Wordt bijvoorbeeld de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit of de betreffende boer ingeseind?
Tussen het Ministerie van Economische Zaken en het verwerkingsbedrijf Rendac B.V. zijn sinds 2009 afspraken gemaakt met betrekking tot het aantreffen van levende dieren bij het ophalen van kadavers bij veehouders. Deze afspraken behelzen het extra alert zijn van de Rendac B.V.-chauffeurs bij het ophalen van kadavers bij de veehouders en, indien een nog levend dier wordt aangetroffen, het onmiddellijk inlichten van de veehouder en de NVWA. De NVWA doet dan een vervolgonderzoek bij de veehouder. Het levende dier wordt door Rendac B.V. niet meegenomen.
Sinds 2009 is het aantal meldingen per jaar van voor destructie aangeboden levende dieren van Rendac B.V. gedaald van 35 naar 18 in 2015, hiervan betroffen 7 meldingen nog levende biggen aangetroffen in kadavertonnen.
Dit op een jaarlijks aantal meldingen van ca. 650.000 die Rendac B.V. ontvangt om kadavers op te halen. Veehouders die dit overkomt reageren over het algemeen geschokt en geven aan dat ze een beoordelingsfout hebben gemaakt en in de toekomst beter zullen opletten.
De getroffen maatregelen lijken hun uitwerking te hebben en uiteraard wordt gestreefd naar het voorkomen van het aanbieden van levende dieren ter destructie.
De behandeling van uitgelegde hennen |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Miljoenen uitgelegde kippen waardeloos behandeld»?1
Ja.
Wordt er op dit moment op toegezien dat bij de vangst en het transport de kippen niet gewond raken of overlijden? Zo ja, door wie? Zo nee, waarom wordt er op dit moment niet op toegezien door bijvoorbeeld de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)?
De NVWA voert onaangekondigde fysieke controles uit tijdens het vangen van kippen. Zo moet voorkomen worden dat het vanggedrag op voorhand beïnvloed wordt door de aanwezigheid van de NVWA. Daarnaast voert de NVWA ook controles uit tijdens het transport en op het slachthuis.
Wordt er op dit moment gecontroleerd hoe de kippen aankomen bij de slachthuizen in bijvoorbeeld Polen, Duitsland en Frankrijk? Zo nee, waarom niet?
De slachthuizen in Polen, Duitsland en Frankrijk staan onder toezicht van de veterinaire autoriteiten van deze landen. Nederland heeft hier geen gegevens over. Indien er aanleiding toe is, worden er door de autoriteiten in die lidstaten notificaties over zendingen van pluimvee uit Nederland naar de NVWA gestuurd. De afgelopen jaren zijn er geen notificaties uit de genoemde landen geweest over dit onderwerp.
Bent u te bereid de Europese Voedsel- en Warenautoriteit (EFSA) te vragen om een onderzoek naar deze Europese transporten in te stellen, en strenger op te treden tegen misstanden die voorkomen bij het vangen en transporteren van kippen? Zo nee, waarom niet?
De EFSA en het Directorate on Health and Food Audits and Analysis (Directorate F van DG SANTÉ; voorheen Food and Veterinary Office (FVO)) hebben beide al aandacht besteed aan het welzijn van pluimvee tijdens het vangen en transport.
In Europees verband hebben toezichthouders uit de verschillende lidstaten vorig jaar gesproken over het dierenwelzijn van pluimvee. Nederland heeft hier aan meegewerkt.
De FVO heeft onlangs aan alle lidstaten een handboek met richtlijnen voor toezicht gestuurd met betrekking tot het welzijn van pluimvee tijdens vangen en transport2. Het handboek geeft de toezichthoudende instanties handvatten bij het plannen en uitvoeren van controles. De NVWA was betrokken bij de totstandkoming van dit handboek en is bezig om de daarin genoemde adviezen in te passen in haar toezicht, waar dat nog niet gebeurd is.
Deelt u de mening dat het nodig is om de sector te stimuleren te investeren in betere vervoersomstandigheden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen?
De sector zelf heeft een aantal initiatieven genomen om de vangmethoden en vervoersomstandigheden te verbeteren. Het gaat om het opzetten van een cursus voor pluimveeservicebedrijven, het inrichten van een meldpunt voor het melden van misstanden en aanpassing van de bodems van de kratten. Ik ben bereid het gesprek met de sector aan te gaan om te zien op welke punten er nog verbeteringen kunnen worden gerealiseerd. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan het zoveel mogelijk voorkomen van langdurig transport. Indien nodig zal ik op basis van de ketenanalyse ook besluiten de NVWA te vragen gerichter te handhaven.
Welke mogelijkheden zijn er op dit moment om misstanden te bestraffen?
De NVWA handhaaft conform haar interventiebeleid. Bij overtredingen worden er bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen genomen. De maatregelen bij bestuursrecht bestaan uit waarschuwingen, last onder dwangsom en bestuurlijke boetes. Wanneer er sprake is van inzet van strafrecht, wordt een proces verbaal opgemaakt en wordt dit overgedragen aan het Openbaar Ministerie.
Het bericht 'Uitgelegde kippen vaak als oud vuil behandeld' |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport van de Dierenbescherming «Uitgelegde hennen op transport? Hou het kort!»?1
Ja.
Bent u bereid uw afkeuring uit te spreken over de misstanden?
Uiteraard keur ik alle misstanden, zeker misstanden die gepaard gaan met ernstig dierenleed, af.
Wat gaat u doen om misstanden te voorkomen?
Er is wet- en regelgeving opgesteld om het dierenwelzijn tijdens het transport te waarborgen. Zo beschrijft de Europese Transportverordening (Vo 1/2005) de eisen waaraan vervoer van dieren moet voldoen. De NVWA houdt toezicht op de naleving van deze wet- en regelgeving en heeft inzicht in overtredingen. Daarnaast is de NVWA bezig met een ketenanalyse op het gebied van pluimvee, wat zal bijdragen aan een beter inzicht in de keten en een beter risicogebaseerd toezicht. Ik wil graag deze ketenanalyse afwachten en op basis hiervan bezien wat de meest effectieve aanpak is. Ik verwijs u hiervoor ook naar de beantwoording van de vragen van het lid Thieme (PvdD) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2429) die gelijktijdig aan uw Kamer is gezonden.
Bent u bereid om met de sector af te spreken om het slachttransport beperkt te houden tot maximaal vier uur?
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op de vragen 13 en 14 van het lid Thieme (PvdD) met kenmerk 2016Z06134 dat gelijktijdig aan uw Kamer is gezonden.
Bent u bereid om een dierenwelzijnscursus verplicht te stellen voor de vangploeg?
Het pluimveebedrijfsleven werkt in het kader van het kwaliteitssysteem Integrale Keten Beheersing (IKB) voor Pluimvee Service Bedrijven (IKB PSB) aan de invoering van een welzijnscursus voor onder andere vangploegen. Deze wordt naar verwachting deze zomer verplicht gesteld voor de bedrijven die bij het IKB zijn aangesloten. Ik zal de sector vragen om het borgen van de kennis vooraf in het opleidingsplan op te nemen, evenals de manier waarop zij de resultaten gaat evalueren. Ook zal ik in overleg met de sector kijken of een versnelde invoering van de cursus mogelijk is.
Bent u bereid een dierenwelzijnsinspecteur toe te laten zien op de vangwerkzaamheden?
Ik verwijs u hiervoor naar de beantwoording van vraag 11 van het lid Thieme (PvdD) met kenmerk 2016Z06134 die gelijktijdig aan uw Kamer is gezonden.
Kunt u aangeven welk percentage van de kippen voor, tijdens of na het slachttransport botbreuken of andere verwondingen oploopt? In hoeveel van de gecontroleerde gevallen komt het sterftecijfer boven de 0,5% en/of het cijfer van het aantal gewonde kippen boven de 2%?
Ik heb geen exacte gegevens over het percentage kippen dat in het logistieke proces van boerderij naar slachthuis botbreuken of andere verwondingen oploopt. Dit komt doordat het aantal verwondingen niet standaard wordt geteld maar alleen bij vermoedens van veel letsel. Om een indicatie te geven van de omvang van het letsel; tijdens het project Vervoer pluimveeketen van de NVWA is bij een steekproef van 39 koppels slachtkuikens vastgesteld dat het meeste letsel vleugelletsel betreft en dat bij gemiddeld 3% van de kuikens omvangrijk vleugelletsel werd geteld.
In september 2014 heeft Wageningen UR Livestock Research een onderzoek gepubliceerd over het welzijn van leghennen tijdens vangen en vervoer. Hier zijn 24 praktijkkoppels bekeken en over het algemeen lag de dierschade laag met gemiddeld 0,13% totale schade en 0,28% dode dieren bij aankomst op het slachthuis (Dead on Arrival, DOA's)).
In 2015 is bij de pluimveeslachthuizen 934 keer een verhoogd percentage dode dieren geconstateerd (>0,5%). Dit is ongeveer 2,2% van alle aangeleverde koppels. Het aantal kippen dat bij aankomst op het slachthuis is overleden was in 2015 gemiddeld 0,14%.
Kunt u aangeven welk deel van de Nederlandse legkippen langer dan vier uur op transport gaat naar de slachterij?
Ik verwijs u hiervoor naar de beantwoording van vraag 12 van het lid Thieme (PvdD) met kenmerk 2016Z06134 die gelijktijdig aan uw Kamer is gezonden.
Onderschrijft u – gezien het rapport – dat er meer toezicht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op het vangen en laden van pluimvee moet komen? Onderschrijft u dat keuringsdierenartsen van de NVWA eigenlijk standaard bij het vangen en laden van slachtkippen aanwezig moeten zijn? Bent u bereid extra budget voor de NVWA vrij te maken?
Ik verwijs u hiervoor naar de beantwoording van vraag 11 van het lid Thieme (PvdD) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2429) die gelijktijdig aan uw Kamer is gezonden.
Bent u bereid met inkopers van producten met leghennen te overleggen teneinde een fatsoenlijke prijs en een beter dierenwelzijn te borgen?
Ik verwijs u hiervoor naar de beantwoording van vraag 12 en 14 van het lid Thieme (PvdD) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2429) die gelijktijdig aan uw Kamer is gezonden.
Misstanden rondom het vangen en transporteren van leghennen |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u een reactie geven op het onderzoeksrapport van Eyes on Animals in opdracht van de Dierenbescherming, waaruit blijkt dat het vangen van leghennen voorafgaand aan het transport en het transport zelf gepaard gaat met ernstig dierenleed?1
Het vangen en vervoeren van pluimvee in het algemeen dient te voldoen aan wet- en regelgeving zoals de Europese transportverordening (Vo 1/2005) en de Wet Dieren. Vangen en vervoeren dient op zorgvuldige wijze te gebeuren. Eerder is aangegeven dat bedrijven in de pluimveevervoersketen onvoldoende rekenschap geven van hun verantwoordelijkheid voor het dierenwelzijn bij het vangen en vervoeren van pluimvee nadat uit een rapport van de NVWA bleek dat er bij pluimvee bij 3% van de dieren die op het slachthuis werden aangevoerd vleugelletsel werd geconstateerd (TK 33835–5 dd. 9 mei 2014). Er is toen een aantal maatregelen genomen.
De NVWA is momenteel, op basis van het eerdergenoemde rapport van de NVWA uit 2014, bezig met een pluimveeketenanalyse, inclusief een inschatting van risicoprofielen waardoor er gerichter kan worden gehandhaafd. Ik zal uw Kamer in het derde kwartaal van dit jaar informeren over de resultaten van de ketenanalyse.
Wat is uw reactie op de constatering van de onderzoekers dat leghennen regelmatig breuken en verwondingen oplopen bij het vangen en inladen, waarbij op jaarbasis maar liefst 100.000 leghennen dood aankomen bij het slachthuis en een veelvoud hiervan verwondingen oploopt?
In Nederland is de tolerantiegrens 0,5% voor dieren die dood zijn bij aankomst op het slachthuis en 2% voor letselschade. Door de grote aantallen dieren die getransporteerd worden zijn deze getallen in absolute aantallen groot. De Nederlandse grenswaarden, die afkomstig zijn uit de literatuur en in overleg met de sector zijn vastgesteld, zijn vergelijkbaar met die in andere lidstaten. Indien het percentage hoger ligt, treedt de NVWA op. Slachthuizen moeten melding maken aan de NVWA en aan de pluimveehouder indien het percentage dode dieren bij aankomst meer is dan de grenswaarde. Indien het vermoeden bestaat dat er relatief veel schade kan zijn, wordt de ernst van de letselschade door de NVWA beoordeeld.
De NVWA is momenteel, op basis van het eerdergenoemde rapport van de NVWA uit 2014, bezig met een pluimveeketenanalyse, inclusief een inschatting van risicoprofielen waardoor er gerichter kan worden gehandhaafd. Ik wil daarom eerst het rapport van de NVWA over de ketenanalyse afwachten voordat ik bezie of de tolerantiegrens bijgesteld moet worden. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 1 zal ik uw Kamer in het derde kwartaal van dit jaar informeren over de resultaten van de ketenanalyse. Op basis van deze analyse zal worden bezien welke aanpak het meest effectief is.
Onderschrijft u de conclusie van het onderzoeksrapport dat de tolerantiegrens van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voor zieke en overleden dieren te hoog is nu blijkt dat er jaarlijks van de in totaal 26 miljoen kippen, 130 duizend kippen dood op het slachthuis mogen aankomen en 520 duizend kippen gewond mogen arriveren? Bent u bereid om de tolerantiegrens naar beneden bij te stellen? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het vangen van kippen, waarbij de kip soms anderhalve minuut ondersteboven hangt aan de hand van de vanger en meerdere malen tegen de vloer of hokinrichting stoot op het moment dat de vanger een andere kip erbij vangt?
De NVWA voert onaangekondigde fysieke controles uit tijdens het vangen van kippen. Omissies zoals hierboven zijn beschreven zijn tot op heden bij het vangen niet geconstateerd, wel is zoals eerder vermeld geconstateerd dat bij de controle in het slachthuis verwondingen worden aangetroffen. Het is hierbij niet altijd duidelijk in welke fase van het proces dit is gebeurd.
Conform de Europese Verordening 1/2005 (artikel 3 E) dient het vangen, wat onderdeel is van het transporttraject, te worden uitgevoerd door kundig personeel. Daarbij moeten de voorzieningen voor het laden en lossen zodanig zijn dat tijdens het verplaatsen van de dieren letsel en lijden wordt voorkomen en opwinding en stress tot een minimum wordt beperkt. Hierop wordt toegezien door de NVWA.
Hoe beoordeelt u het duwen van kippen in kratten met drie tot vier kippen tegelijk waarbij menigmaal vleugels, poten en kop bij het sluiten van de krat klem komen te zitten?
De handelwijze die u beschrijft is vanuit welzijnsoogpunt zeer ongewenst en niet conform de regelgeving. Indien de NVWA een dergelijke situatie tegenkomt, zal zij handhavend optreden. Het is met de huidige controles moeilijk dergelijke handelwijzen vast te stellen, daarom onderzoekt de NVWA momenteel hoe verkeerde omgang met dieren tijdens het vangen en laden voor transport beter aangetoond en gehandhaafd kan worden. Ik verwijs u verder naar het antwoord op vraag 1.
Hoe beoordeelt u de constatering van de onderzoekers dat veel van de huidige transportkratten niet voldoen aan de Europese Veetransportverordening vanwege het doorbuigen van kratten waardoor de stahoogte van kippen afneemt, het breken van spijlen waardoor scherpe randen ontstaan, het ontbreken van toegangsmogelijkheden waardoor de chauffeur niet meer bij de kippen kan tijdens transport en het vallen van uitwerpselen op kippen die in een lagere krat zitten?
Kippen mogen volgens de Transportverordening, niet worden getransporteerd op een wijze die letsel of onnodig lijden berokkent. Indien de NVWA constateert dat de gebruikte kratten letsel of lijden kunnen veroorzaken, treedt zij op. Controles worden naast incidenteel, ook stelselmatig uitgevoerd op de slachtplaatsen waar kratten worden gereinigd en ontsmet voor hernieuwd gebruik.
Daarnaast is de NVWA momenteel bezig met een ketenanalyse op het gebied van pluimvee zoals aangegeven in antwoord op vraag 1. Binnen deze ketenanalyse wordt een aantal specifieke onderwerpen verder onderzocht, waaronder het gebruik van kratten tijdens het transport.
Hoe beoordeelt u de conclusie van de onderzoekers dat leghennen tijdens transport niet beschermd zijn tegen extreme weersomstandigheden?
Transporteurs moeten ervoor zorgen dat dieren tijdens het transport voldoende worden beschermd tegen extreme weersomstandigheden (Transportverordening bijlage I, H2 1.1.b). Omdat deze wettelijke bepaling (open norm) vrij algemeen is, vindt nader overleg plaats over de invulling ervan. Overleg hierover met de pluimveesector zal worden gevoerd nadat de lopende gesprekken met de roodvleessector zijn afgerond. De NVWA controleert tot die tijd bij duidelijke gevallen op het niet voldoen aan deze verplichting en handhaaft indien nodig. Dit heeft in het begin van dit jaar nog geleid tot een optreden tegen twee kippentransporten uit Polen, omdat een deel van de kippen onderweg was doodgevroren.
Hoe beoordeelt u het feit dat leghennen tijdens transport naar Polen geen toegang hebben tot drinkwater, terwijl transport vanuit Nederland naar Polen langer dan de maximale wettelijk toegestane reistijd van 12 uur kan duren? In welke mate komt deze wetsovertreding voor?
Voor het transport van pluimvee geldt geen wettelijke maximale reistijd. Indien de reistijd korter is dan 12 uur zijn geen drinkwatervoorzieningen voorgeschreven. Voor transporten van pluimvee langer dan 12 uur gelden aanvullende voorwaarden conform Verordening 1/2005. De aanvullende voorwaarden bestaan eruit dat pluimvee na maximaal 12 uur water en na maximaal 24 uur voedsel krijgt. Er zijn slachthuizen in Polen die in 12 uur te bereiken zijn vanuit Nederland. Ik kan dit transport mede daarom niet eenzijdig verbieden.
De inzet van Nederland in Europees verband, zoals in de «position paper on transport» is verwoord, is gericht op het beperken van het transport van slachtdieren, zoals runderen, paarden, varkens en kleine herkauwers tot 8 uur. Voor pluimvee wordt gestreefd naar het beperken van de transporttijd tot 12 uur. In deze paper is ook een duidelijk verzoek om aanpassing van de Transportverordening bij de Europese Commissie neergelegd. Dit verzoek heb ik bij de bijeenkomst van Eurogroup for Animals op 15 maart j.l. nogmaals herhaald.
Bent u bereid om, in navolging van het stopzetten van de kalvertransporten, ook de lange afstandstransporten van leghennen per direct stop te zetten, nu blijkt dat kippen in overvolle kratten niet bij de drinknippel kunnen en zwaargewonde kippen niet uit hun lijden verlost worden, ondanks dat in sommige gevallen vers bloed uit de kratten vloeit? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Wat is uw oordeel over de vaststelling van de NVWA dat 16% van 132 inspecties onder pluimveetransporten in het afgelopen jaar niet voldeed aan de welzijnsregels? Op welke wijze wilt u het hoge aantal overtredingen op korte termijn fors terugbrengen?
Ik vind dit aantal overtredingen te hoog. De NVWA voert daarom in 2015 al extra gerichte controles uit bij het vangen en vervoeren van pluimvee. Zoals ik reeds in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven, voert de NVWA momenteel een pluimveeketenanalyse uit met onder andere als doel om risicogerichter te handhaven en daarmee de naleving te verbeteren. Dierenwelzijn vormt hierbij een belangrijk onderdeel. Het is echter ook aan de sector zelf om het aantal overtredingen terug te brengen. Ik dring er bij de sector op aan dat zij hier actief mee aan de slag gaat. Ik ben mij er van bewust dat de sector bezig is met het doorvoeren van verbeteringen, maar ik wil op korte termijn duidelijke resultaten zien. Op basis van de analyse van de NVWA zal worden bezien welke aanpak het meest effectief is.
Bent u bereid om extra controles te laten uitvoeren door de keuringsdierenartsen en de NVWA op het vangen van kippen voor het transport, ook als dit ’s nachts gebeurd? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Naast de extra controles die reeds gepland waren in 2015 ben ik ben op dit moment niet bereid om meer controles te laten uitvoeren door de NVWA. Het is niet mogelijk om tijdens alle vangacties toezicht te houden. De controles op het vangen zijn onaangekondigde fysieke controles. Op basis van het rapport van NVWA over de ketenanalyse, inclusief een inschatting van de risicoprofielen, wil ik bezien hoe er gerichter controle kan worden uitgevoerd. Een deel van de vangproblematiek kan ondervangen worden doordat aan de slachtlijn aan de hand van letselscores kan worden gemonitord of hier grote uitschieters zijn. Op grond van deze gegevens kan beter risicogericht toezicht worden gehouden. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet altijd duidelijk is of letsels zijn ontstaan vóór het vangen, tijdens het vangen, tijdens het transport of bij het uitladen en aanhangen aan de slachtlijn. De NVWA heeft vorig jaar haar werkinstructie voor de toezichthoudende dierenartsen aangepast om letsel bij de dieren beter te kunnen beoordelen. Verder zou ik het toejuichen als de sector zelf het initiatief neemt om beter toe te zien op de omgang met kippen tijdens het vangen en het transport. Dit laat echter onverlet dat ook de NVWA op dit onderdeel risicogericht zal blijven handhaven.
Indien er export plaatsvindt certificeert een dierenarts van de NVWA het transport. Certificering vindt volgens Europese normen plaats binnen 5 dagen voor de export in geval van slachtpluimvee en binnen 48 uur voor fok- en gebruikspluimvee. Dit is standaard in de EU.
Hoe beoordeelt u de conclusie van de onderzoekers dat het aantal leghennen dat op urenlang transport naar onder andere Polen wordt gezet, en daarmee het aantal transporten, toeneemt omdat het slachten in Polen en omringende landen goedkoper is dan in Nederland, België of Duitsland?
Het grootste deel van de totaal ruim 57 miljoen uitlegde leghennen en ouderdieren wordt afgevoerd naar een slachthuis in Nederland of België. 14% van de dieren wordt afgevoerd naar een slachthuis met een transportduur langer dan 4 uur, waaronder ook een gedeelte hanen. De reden dat deze dieren in (bijvoorbeeld) Polen worden geslacht, is niet altijd vanwege financiële overwegingen. Zo is er bijvoorbeeld in Nederland geen slachterij waar hanen, vanwege hun grootte, geslacht kunnen worden. Het aantal slachterijen voor leghennen is vele malen beperkter dan die voor vleeskuikens, waardoor de afstand naar een slachthuis over het algemeen langer is.
In 2015 zijn in totaal 5,5 miljoen kippen en hanen vanuit Nederland vervoerd naar Polen. Daarnaast zijn er zo’n 2,5 miljoen kippen en hanen vervoerd naar bestemmingen in België, Duitsland en Frankrijk die langer dan 4 uur rijden vanaf Nederland lagen.
Bent u bereid om in navolging van de motie Thieme cs. (Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 105), een maximum te stellen aan de transportduur van kippen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om uw Europees voorzitterschap in te zetten voor aanpassing van de Europese wetgeving om een maximum te stellen aan de duur van veetransporten? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoorden op de vragen 8 en 9.
Deelt u de mening dat het dierenleed dat gepaard gaat met een dergelijk langdurig transport zodat de leghen voor een paar centen goedkoper geslacht kan worden, niet te rechtvaardigen is? Zo ja, bent u bereid om hier maatregelen tegen te treffen? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het verwerpelijk wanneer alleen vanwege de kosten dieren over langere afstanden worden vervoerd dan noodzakelijk is. Ik zal het gesprek met de sector aangaan om te kijken hoe dit zoveel mogelijk kan worden voorkomen.
Over een jager die ongeboren reekalfjes uit moeder snijdt |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Stropers snijden ongeboren reekalfjes uit buik moeder en schieten reeën dood in regio Veldhoven»?1
Uit navraag bij de Nationale politie en de Faunabeheereenheid Noord-Brabant, is gebleken dat hier geen sprake is van stroperij, maar dat de reegeit is geschoten door een gecertificeerde jager die conform de voorwaarden uit de door gedeputeerde staten van Noord-Brabant verleende ontheffing heeft gehandeld.
Er is derhalve geen proces-verbaal opgemaakt.
Het is bekend dat reeën een verlengde draagtijd hebben. Dit betekent dat reegeiten relatief kort nadat zij hun kalveren hebben geworpen, weer bevrucht worden en dat de vruchtontwikkeling zich in de nawinter verder ontwikkelt. Reegeiten zijn derhalve het grootste gedeelte van het jaar drachtig. Het beheer van reegeiten vindt plaats van 1 januari tot en met 15 maart, derhalve ook gedurende de draagtijd. In het onderhavige geval is de reegeit geschoten op 11 maart 2016, dus binnen de periode dat populatiebeheer op reegeiten is toegelaten.
De betreffende jager heeft de reegeit ontdaan van ingewanden, inclusief de twee embryo's en deze, tezamen met de huid achtergelaten als biomassa. Dit is onder jagers een gebruikelijke praktijk, die bekend staat als het ontweiden. Slachtafval van wild valt niet onder de Destructiewet en mag als biomassa in de natuur gebracht of achtergelaten worden.
In het Faunabeheerplan Noord-Brabant 2011–2016 is als doelstelling geformuleerd de reeënpopulaties in evenwicht te brengen met de draagkracht (voedselaanbod) van het gebied, de belangen van de grondgebruikers en de (verkeers)veiligheid. Ik zie geen reden om dit beheer door middel van een algemeen afschotverbod te beperken.
Is het waar dat de dader bij nader inzien een gecertificeerde jager bleek te zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven wat de reden kan zijn geweest dat de gecertificeerde jager in kwestie meende de ongeboren kalveren uit de buik van de geschoten reegeit te moeten snijden? Bent u bereid dergelijke weerzinwekkende voorvallen te voorkomen via een algemeen afschotverbod gedurende de draagtijd van dieren die wettelijk beschermd zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de betreffende jager vervolgd zou moeten worden voor ernstige dierenmishandeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is er proces verbaal opgemaakt?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven welke gelegitimeerde reden er zou kunnen zijn om een hoogdrachtige reegeit af te schieten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het onwenselijk en onethisch is om dieren tijdens de draag- en zoogtijd af te schieten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid een wettelijke schoontijd in te stellen?
Gezien het feit dat reeën vrijwel het hele jaar door drachtig kunnen zijn, valt er helaas soms niet aan te ontkomen dat voor de uitvoering van genoemd Faunabeheerplan reeën gedurende de draagtijd worden geschoten.
Het schieten van reeën gedurende de zoogtijd vind ik zeker niet wenselijk. In de door de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging gehanteerde gedragscode voor jagers staat dat «de jager alle middelen zal aanwenden om dieren niet onnodig te laten lijden». Het schieten van zogende reegeiten is in strijd met de gedragscode van de jagers, tenzij het een zwaargewond of ernstig ziek dier betreft.
Het Franse voornemen een verbod af te kondigen op neonicotinoïden in verband met hun rol in de zorgwekkende bijensterfte |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het in het Franse parlement aangenomen amendement om neonicotinoïden vanaf 1 september 2018 te verbieden?1
Ja. Het gaat om een wetsvoorstel over biodiversiteit dat in het Franse parlement voorligt. Daarin is ook een verbod van gewasbeschermingsmiddelen op basis van neonicotinoïden voorzien. Dat verbod zou moeten ingaan per 1 september 2018. Het Franse ministerie laat echter weten dat dit niet de finale positie is, het wetsvoorstel moet nog behandeld worden door de Franse senaat en daar ter stemming worden gebracht.
Frankrijk heeft dit voornemen ook nog niet aan de Europese Commissie (EC), EFSA en de andere lidstaten gemeld. Een dergelijke notificatie is wel vereist in de loop van de wettelijk vastgelegde procedure van de EU Verordening 1107/2009 voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen.
Herinnert u zich de moties van de Partij voor de Dieren waarin ook het Nederlandse parlement vraagt om een verbod op het gebruik van neonicotinoïden?2
Op deze motie is uw Kamer een reactie gestuurd op 17 april 2014 (Kamerstuk 27 858 nr. 264), waarin toegelicht wordt dat gezien de juridische systematiek uit de gewasbeschermingsverordening 1107/2009 de rechtsgrond ontbreekt om de toelatingen van middelen te herzien of in te trekken. Derhalve zijn de moties naar oordeel van het kabinet niet uitvoerbaar.
Op een actieplan van de Partij voor de Dieren om de motie te kunnen uitvoeren is eveneens gereageerd door het kabinet, op 30 maart 2015 (Kamerstuk 27 858 nr. 303).
Bent u bereid om in overleg te treden met uw Franse collega’s over het uitvoeren van de wens van beide parlementen voor een totaalverbod op neonicotinoïden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om de Kamer over de voortgang van deze gesprekken te informeren?
Ik ben in nauw contact met alle collega’s in de EU, ook met de Franse collega. Een totaalverbod is naar mijn inzicht en op basis van recente herbeoordelingen van de werkzame stoffen uit de neonicotinoïdengroep niet aan de orde. Daar waar hoge risico’s door EFSA zijn geïdentificeerd, is ingegrepen op de toelatingen en zijn deze ingetrokken of ingeperkt (Kamerstuk 27 858 nr. 264). Indien er relevante ontwikkelingen zijn in het kader van het Franse wetsvoorstel over biodiversiteit zal ik uw Kamer daar over informeren.
Het geringe broedsucces van broedvogels in het Waddengebied |
|
Fatma Koşer Kaya (D66) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Broedvogels in Waddengebied hebben het moeilijk»?1
Ja.
Welke conclusies trekt u uit het rapport «Broedsucces van kustbroedvogels in de Waddenzee in 2011–2013» van Sovon Vogelonderzoek Nederland en IMARES?2
Het rapport «Broedsucces van kustbroedvogels in de Waddenzee in 2011–2013» toont de waarde aan van het opbouwen van een dergelijke langjarige meetreeks. Voor het eerst is nu een trendanalyse gepresenteerd die ons een beeld geeft van de reproductie van tien soorten vogels over een langere periode, van 2005 tot 2013.
Uit het onderzoek blijkt dat slechts bij twee soorten, de kokmeeuw en de lepelaar, de geconstateerde afname van het broedsucces over deze langere periode als significant te bestempelen is. Bij een paar soorten is ook een opleving in het broedsucces vastgesteld in de laatste jaren. In zijn algemeenheid geven de resultaten uit dit meetnet toch een zorgelijk beeld, dat zich niet alleen beperkt tot de Nederlandse Waddenzee maar voor de hele internationale Waddenzee geldt.
Hoewel in het rapport erkend wordt dat de oorzaken van het slechte broedsucces niet bij alle soorten even duidelijk zijn, is het goed dat er aanbevelingen worden gedaan voor denkbare maatregelen om deze trend te keren. Welke maatregelen nu al getroffen worden, wordt aangegeven in het antwoord op vraag 5.
Waarom blijft het broedsucces van kustbroedvogels ook nu nog gering, indien overbevissing in de jaren negentig en niet de huidige visserij een voorname oorzaak is van de beperkte reproductie van de gevolgde vogelsoorten? Wat zegt dit volgens u over de huidige mate van visserij?
Zoals uit het rapport blijkt is het achterhalen van de oorzaken van het slechte broedsucces een complexe materie en niet eenduidig. Beperkte voedselbeschikbaarheid wordt als één van de mogelijke oorzaken gezien.
Een directe relatie met de huidige mate van visserij, die duidelijk minder bodemberoerend is, valt hier niet uit af te leiden. Voor sommige, ook visetende, soorten is sprake van een opleving van het broedsucces.
In welke mate is een vroegtijdig waarschuwingssysteem vroegtijdig indien als huidige oorzaak voor het beperkte broedsucces in de jaren 2011–2013 de overbevissing in de jaren negentig aangegeven wordt?3 Is het niet een kenmerk van een dergelijk systeem dat het de gelegenheid biedt beleid tijdig bij te sturen om de effecten te mitigeren? Zo ja, op welke wijze biedt deze waarschuwing de gelegenheid dit te doen?
Veel kustbroedvogels zijn langlevende soorten. De gegevens die alleen op basis van de jaarlijkse monitoring van aantallen verkregen worden, geven onvoldoende adequaat en tijdig weer hoe het met de aanwas zit. Met dit meetnet over het broedsucces wordt een completer beeld gegeven van de algehele toestand van de vogelpopulatie. Zodoende kan tijdig gezocht worden naar gerichte maatregelen om een achteruitgang van de vogelpopulatie te keren. De relatie met visserij in de jaren negentig wordt slechts voor twee soorten (eider en scholekster) voorzichtig gelegd in dit rapport, namelijk dat die zich nog niet lijken te hebben hersteld van de naweeën van de intensieve bevissing van schelpdieren in de jaren negentig. Ook andere oorzaken van een slecht broedsucces treden op, zoals toenemende overstromingen van broedplaatsen in het broedseizoen. In het algemeen zie ik de waarschuwingen en aanbevelingen uit de studie als ondersteuning van de reeds gestarte transitie naar een duurzame visserij in de Waddenzee.
Welke concrete stappen en/of maatregelen zijn er al genomen en zou u kunnen nemen om het broedsucces van de broedvogels in het Waddengebied te verhogen?
In trilateraal Waddenzee verband, een samenwerking met Duitsland en Denemarken, is recent het Actieplan Broedvogels4 vastgesteld. De Nederlandse studie «Broedsucces van kustbroedvogels in de Waddenzee in 2011–2013» heeft hier mede aan ten grondslag gelegen.
In het Actieplan zijn concrete aanbevelingen gedaan ten aanzien van de maatregelen die per soort kustbroedvogels genomen zouden moeten worden.
Het gaat hier om lokale aanpassingen in habitatbeheer of -restauratie op kwelders, duinen en stranden en graslanden, het inzetten op predatie-beheer, het wegnemen van artificiële barrières en het vergroten van de publieke bewustwording. Via het Programma Rijke Waddenzee zet ik in op een breed gedragen offensief in Nederland om in gezamenlijkheid, met de betrokken beheerders en overheden, onze verantwoordelijkheid te nemen om te proberen deze achteruitgang van het broedsucces te keren. Veel van deze aanbevelingen zijn ook opgenomen in het conceptbeheerplan Natura 2000.
Wat voor stappen gaat u nemen om de overige oorzaken van het geringe broedsucces te achterhalen, aangezien het niet voor alle soorten kustbroedvogels aan de Waddenzee duidelijk is wat de oorzaak hiervoor is?
Met het continueren van dit reproductiemeetnet en met het vergaren van meer kennis, die onder meer wordt opgedaan in de projecten die bij mijn antwoord op vraag 5 zijn benoemd en op trilateraal niveau worden besproken en gedeeld, wil ik trachten meer inzicht te verkrijgen in deze veelzijdige materie in dit dynamische gebied.
Het staken van jacht op de wilde eend |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het feit dat de populatie wilde eenden in Nederland al jaren in hoog tempo afneemt en dat de daling niet lijkt te stoppen?1 2
Door mijn ministerie is, samen met het Faunafonds/BIJ12, aan de vereniging Sovon Vogelonderzoek Nederland opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de populatieontwikkeling van een aantal eendensoorten in Nederland, waaronder de wilde eend. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit onderzoek naar de populatieontwikkeling van onder meer wilde eenden, naar verwachting verschijnt het rapport voor de zomer.
Deelt u de mening dat hobbyjacht op wilde eenden niet wenselijk is nu de populatie in hoog tempo afneemt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de hobbyjacht op de wilde eend (conform artikel 31 van de Flora- en faunawet) te stoppen, in ieder geval tijdelijk? Zo nee, waarom niet?
Hiervoor verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de heer Leenders over de stand van de wilde eend.
Deelt u de mening dat wilde eenden niet of nauwelijks schade veroorzaken en dat er daarom, in ieder geval onder deze omstandigheden, geen legitieme reden is om afschot op wilde eenden voort te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om bij de provincies er op aan te dringen het afschot van wilde eenden (conform artikel 65 van de Flora- en faunawet) tijdelijk te staken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De stand van de wilde eend |
|
Henk Leenders (PvdA) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Onderzoek naar drastische terugloop populatie eenden»?1
Ja.
Wordt er op dit moment naar uw weten, in het kader van populatiebeheer en/of schadebestrijding, gejaagd op de wilde eend?
Het jachtseizoen voor de wilde eend is gesloten tussen 1 februari en 15 augustus. Op grond hiervan is op dit moment de jacht op de wilde eend niet toegestaan. Provincies kunnen een ontheffing verlenen voor het doden van wilde eenden buiten het genoemde jachtseizoen. Dit is echter alleen mogelijk als er sprake is van (dreigende) schade, en als er voor het voorkomen van die schade geen alternatieve middelen beschikbaar zijn én het doden van wilde eenden de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar brengt. De wilde eend brengt doorgaans weinig schade aan. Provincies verlenen dan ook slechts bij hoge uitzondering buiten het jachtseizoen ontheffingen in het kader van de schadebestrijding. Ik ga ervan uit dat de provincies in voorkomende gevallen zorgvuldig omgaan met het eventueel verlenen van ontheffingen buiten het jachtseizoen en in die gevallen de wettelijke eisen die daaraan zijn verbonden, in acht nemen.
Deelt u de mening dat het beter zou zijn om de jacht op de wilde eend op te schorten tot de uitkomsten van het onderzoek door Sovon Vogelonderzoek Nederland (Sovon) bekend zijn, hetgeen al na de zomer van 2016 het geval zal zijn?
Op dit moment is het jachtseizoen tot 15 augustus gesloten. Ik verwacht de uitkomsten en conclusies van het onderzoek voor de zomer te ontvangen. Op basis daarvan zal ik bezien of deze aanleiding geven om na 15 augustus het jachtseizoen met betrekking tot de wilde eend al dan niet te openen.
Bent u bereid om provincies op te roepen de jacht op de wilde eend op te schorten tot de resultaten van het genoemde onderzoek van Sovon bekend zijn?
Zoals bij antwoord 2 is aangegeven, is er nauwelijks sprake van situaties waarin op grond van provinciale ontheffingen of vrijstellingen wilde eenden buiten het jachtseizoen worden afgeschoten. Daar waar dit in uitzonderlijke gevallen wel mogelijk is, is ook daadwerkelijk sprake van schade, waarbij er geen andere mogelijkheden zijn om deze te voorkomen of beperken. In dergelijke gevallen is de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar, zoals ook de wet vereist. Op grond hiervan zie ik geen aanleiding om provincies op te roepen om dergelijke ontheffingen niet te verlenen. Bovendien is de beoordeling of in bijzondere gevallen een dergelijke ontheffing in de rede ligt, een provinciale bevoegdheid. Ik heb er alle vertrouwen in dat provincies hiermee zeer zorgvuldig omgaan, mede op basis van de genoemde eisen die de Flora- en faunawet daarvoor stelt.
Verborgen dierenleed bij het Dolfinarium Harderwijk |
|
Dion Graus (PVV) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe en binnen welke termijn gaat u zorgen dat er een einde komt aan het getoonde dierenleed van de zogenaamde showdolfijnen die na hun optreden worden opgesloten in te kleine chloorbaden?1
Het Dolfinarium heeft voor de dolfijnen twee verblijven: het DolfijndoMijn en de Dolfijnendelta, ook wel Lagune genoemd. In het DolfijndoMijn verblijven de showdolfijnen. Het water bevat keukenzout dat door zandfiltering en chloortoevoeging schoon en gezond wordt gehouden.
Op 9 maart 2016 heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij het Dolfinarium een inspectie uitgevoerd naar aanleiding van een controleverzoek. Hierbij waren aanwezig twee inspecteurs, een dierenarts van de NVWA en een externe dierenarts, die gespecialiseerd is in zeezoogdieren. Bij deze inspectie werden geen overtredingen vastgesteld. De waterkwaliteit voldoet aan richtlijnen, de zogenaamde husbandry guidelines voor dolfijnen van de European Association of Zoos and Aquaria, waarvan het Dolfinarium lid is.
Tijdens de inspectie heeft het Dolfinarium verklaard dat er tijdelijk een niet optimale situatie achter de schermen van het hoofdbassin was vanwege schilderwerkzaamheden. Hierdoor was een gedeelte van het DolfijndoMijn afgesloten. Deze situatie heeft 24 uur geduurd. Daarna kon over dit bassin weer beschikt worden.
Bij het samenstellen van de groepen wordt gelet op verwantschap, teneinde inteelt te voorkomen, en op het sociale gedrag van de dolfijnen. Vanwege deze genetische en sociale redenen worden de dolfijnen niet verplaatst naar de Lagune.
Bent u bereid er zorg voor te dragen dat de showdolfijnen worden overgeplaatst naar de, eveneens in het Dolfinarium aanwezige, grote lagune gevuld met zeewater?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom voert de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) vooraf aangekondigde inspecties uit? Klopt het dat de laatste inspectie heeft plaatsgevonden in juli 2014? Deelt u de mening dat inspecties op dierenwelzijn te allen tijde onaangekondigd dienen plaats te vinden?
Ja, de voorlaatste inspectie bij het Dolfinarium heeft plaatsgevonden in juli 2014. Er zijn toen geen overtredingen vastgesteld. De NVWA kondigt niet alle inspecties aan, bijvoorbeeld als er tijdens de inspectie essentieel bewijsmateriaal veiliggesteld moeten worden. Dat is niet het geval bij alle inspecties op dierenwelzijn. Ik deel daarom niet uw mening dat inspecties op dierenwelzijn te allen tijde onaangekondigd dienen plaats te vinden.
Waarom is het toegestaan dat de showdolfijnen, in tegenstelling tot hun soortgenoten, in chloorbaden worden gehouden terwijl zeezoogdierdeskundigen wijzen op ernstige gezondheidsrisico's waaronder uitdroging, oog-, huid- en longproblemen?
Het water van alle baden voldoet aan de richtlijnen voor dolfijnen, zie ook het antwoord op vraag 1 en 2. Er zijn ook geen relevante veterinaire en ethologische verschillen waargenomen tijdens de inspectie tussen de dieren in de Lagune en in het DolfijndoMijn. Ze waren allemaal even actief, attent en nieuwsgierig.
Wildstroperij |
|
Henk Leenders (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de groene buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s), die belast zij met het opsporen van wildstroperij, vaak alleen (’s nachts) op pad zijn en daardoor een aanzienlijk risico lopen bij de bestrijding van de (georganiseerde) wildstroperij, zoals ook naar voren kwam in de uitzending van het programma GLD Vandaag op Omroep Gelderland van 23 februari 2016? Zo nee, waarom niet?
De verantwoordelijkheid voor de inzet van groene boa’s berust bij hun (particuliere) werkgevers. Die bepalen of, en zo ja, hoe vaak hun boa’s, al dan niet alleen, in de nachtelijke uren op pad gaan. Toezicht en handhaving in de buitengebieden is een onderwerp voor overleg in de lokale driehoeken (politie, OM en de burgemeesters). Dat betekent dat afspraken over inzet, handhaving, gezamenlijke inspanningen in de buitengebieden in deze driehoeken aan de orde komen. In voorkomende gevallen wordt er samengewerkt met de lokale politie (basisteams). De politie biedt operationele ondersteuning. Dit kan incidenteel zijn, maar ook geprogrammeerd of op projectbasis. De mate en wijze van samenwerking is afhankelijk van de problematiek en de lokale situatie.
Heeft u gegevens over de mate waarin er het afgelopen jaar verzocht is om bijstand van de politie door een BOA bij zijn/haar (nachtelijke) patrouilles in de strijd tegen wildstroperij? Heeft u anderszins inzicht in de mate waarin de politie groene BOA’s bij hebben gestaan het afgelopen jaar?
Door de politie wordt niet geregistreerd hoe vaak door boa’s om bijstand wordt gevraagd. Er zijn bij de politie ruim 7.000 incidenten en activiteiten in 2015–2016 geregistreerd met betrekking tot flora en fauna. In de meeste van die gevallen is samengewerkt met groene boa’s.
In hoeverre is er in de opleiding van de verschillende type BOA’s (politie, boswachter, etc.) aandacht voor de bestrijding van de (georganiseerde) wildstroperij? Bent u van mening dat de huidige opleidingen van de groene BOA’s nog steeds toereikend zijn in vorm en aanbod, gezien de steeds zwaardere en andere vormen van criminaliteit die plaats hebben in bossen en natuurgebieden?
De professionaliteit van boa’s in buitengebieden is van groot belang. Ze komen uiteenlopende situaties tegen waarin ze moeten handelen. Ze passen hun opsporingsbevoegdheden toe en kunnen geweldsbevoegdheden en -middelen inzetten. Door groene boa's en hun werkgevers is de afgelopen jaren aangegeven dat de opleiding niet aansluit bij de praktijk. Zoals in mijn brief van 17 april 2015 aan uw Kamer1 is toegezegd, is er inmiddels een examencommissie voor het domein milieu, welzijn en infrastructuur (domein II) opgericht. Er wordt nu meer aandacht besteed aan de context en aan beroepsrelevante vaardigheden. In de examencommissie zitten vertegenwoordigers van alle typen boa’s in domein II. Zij dragen er mede zorg voor dat er voldoende aandacht wordt besteed aan de domeinspecifieke kennis en vaardigheden.
Vanwege het specifieke werkterrein van bepaalde groepen boa’s (waaronder ook boa’s in de functiegroep van flora- en faunabeheer, waarbij wildstroperij moet worden ingedeeld) zijn opleidingen (deels) op maat ontwikkeld, dan wel worden deze ontwikkeld in het licht van die competenties die noodzakelijk worden geacht voor het specifieke werkterrein. Actuele trends of ontwikkelingen kunnen aanleiding zijn om een dergelijke opleiding op maat aan te bieden.
Klopt het dat de registraties die groene BOA’s gebruiken in de strijd tegen wildstroperij niet of nauwelijks verbonden zijn met de registraties die politie en justitie gebruiken en dat dit een van de oorzaken is dat er geen verdere gegevens bekend zijn over de activiteiten van groene BOA’s ter bestrijding van wildstroperij? Zo nee, waarom niet?
Het is juist dat groene boa’s enerzijds en politie en justitie anderzijds een afzonderlijk registratiesysteem hanteren. De primaire reden hiervan is dat politionele en justitiële informatie op grond van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens niet zonder meer met een boa gedeeld kunnen worden.
De reden dat er geen concrete gegevens bekend zijn over de activiteiten van groene boa’s ter bestrijding van wildstroperij is, zoals ik in de beantwoording van recente Kamervragen2 reeds aangaf, gelegen in het feit dat wildstroperij in zichzelf niet een in de wet opgenomen strafbaar feit betreft en wildstroperij dientengevolge geen registratiekenmerk is in de registratiesystemen van de politie en het OM.
Bent u voornemens om, teneinde de (georganiseerde) wildstroperij beter te kunnen bestrijden, te investeren in de registratie van de vergrijpen die samenhangen met stropen? Bent u daarbij bereid wildstroperij als apart vergrijp te gaan registreren teneinde beter inzicht te kunnen krijgen in dit type vergrijp? Zo nee, waarom niet?
De politie registreert wildstroperij onder strafbare feiten uit de Flora- en faunawet (verbod om dieren te doden) en de Wet wapens en munitie (illegaal wapengebruik). Wildstroperij is geen afzonderlijk in de wet opgenomen strafbaar feit, waardoor aparte registratie niet mogelijk is. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 4.
In hoeverre is de uitrusting van BOA’s die belast zijn met de bestrijding van (georganiseerde) wildstroperij gestandaardiseerd? Heeft u signalen dat de uitrusting van de verschillende BOA’s niet (meer) voldoet aan de huidige situatie waarin stropers de beschikking blijken te hebben over zware wapens zoals, bijvoorbeeld, semiautomatische machinepistolen? Zo ja, bent u voornemens om aanpassingen door te voeren in de uitrusting van deze BOA’s teneinde hen hun taak veilig uit te kunnen laten voeren?
Volgens de door mij vastgestelde beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar3 kan de boa milieu, welzijn en infrastructuur optioneel beschikken over de politiebevoegdheden bedoeld in artikel 7, eerste en derde lid van de Politiewet 2012 en over handboeien, wapenstok, pepperspray, surveillancehond en/of vuurwapen. De werkgever van de groene boa kan een bepaald geweldsmiddel aanvragen voor zijn groene boa gelet op het takenpakket dat wordt uitgevoerd. De noodzaak van het uitrusten met dit geweldsmiddel dient door de werkgever te worden onderbouwd. Ook dient aangetoond te worden dat de boa bekwaam is in de omgang met dat geweldsmiddel. De aanvraag wordt door mij beoordeeld met inachtneming van het advies van de politie daarover. Om hun taak veilig te kunnen uitvoeren kunnen de boa’s, indien de noodzaak daartoe is aangetoond, dus over de benodigde geweldsmiddelen beschikken.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de terrein beherende organisaties over de aanpak van wildstroperij en de rol/inzet van groene BOA’s hierin? Zo ja, kunt u de uitkomsten van dit gesprek delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Met de terreinbeherende organisaties zijn er vanuit mijn ministerie goede contacten en vindt er periodiek overleg plaats over het beter kunnen functioneren van de groene boa’s en de samenwerking met de politie. In mijn brief van 19 februari 20164 heb ik aan uw Kamer gemeld dat thans uitwerking gegeven wordt aan het voornemen om in samenspraak met het Interprovinciaal Overleg (IPO) een beweging in gang te zetten om per provincie een tactisch platform c.q. coördinatiepunt in te richten. Dit gremium is dan de plaats waar een structureel overleg tussen de werkgevers van de groene boa's, bestuur en politie kan plaatsvinden.
Bent u van mening dat er voldoende capaciteit en aandacht is voor de aanpak van (georganiseerde) wildstroperij bij politie en justitie? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, bent u voornemens extra capaciteit in te zetten voor de aanpak van de georganiseerde wildstroperij?
Voor de aanpak van milieucriminaliteit, waaronder ernstige vormen van wildstroperij, zijn er binnen de politie 412 fte beschikbaar. Deze rechercheurs richten zich op de opsporing, op de intelligence en op de expertiseborging. De politie werkt daarbij, onder het gezag van het Functioneel Parket (FP), nauw samen met onder andere de opsporingsdienst van de Nederlandse voedsel en warenautoriteit (NVWA-IOD). De weging en sturing van potentiele opsporingsonderzoeken, waaronder stroperij, vindt plaats vanuit landelijke Milieukamer (MK), waarin onder voorzitterschap van de Hoofdofficier van Justitie van het FP, de politie en de NVWA zitting hebben. De MK neemt haar besluiten op basis van de door de Strategische Milieukamer (SMK) bepaalde landelijke kaders. Het Nationaal Dreigingsbeeld, waar milieu onderdeel van uitmaakt en de Veiligheidsagenda 2015–2018, waarin zware milieucriminaliteit als ondermijnend wordt beschouwd, zijn voor de SMK belangrijke leidraden.