Het bericht 'Alarmerende klimaatstudie blijkt niet te kloppen – Zeespiegel stijgt niet zo hard' |
|
Geert Wilders (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Alarmerende klimaatstudie blijkt niet te kloppen – Zeespiegel stijgt niet zo hard»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat wetenschappers een onderzoek, waaruit zou blijken dat de zeespiegel sneller zou stijgen, hebben moeten intrekken omdat zij een «statistische fout» hebben gemaakt?
Het is goed dat fouten worden onderkend en worden gecorrigeerd. Het laat zien dat het proces van collegiale toetsing in de wetenschap goed werkt om eventuele fouten te ontdekken en te corrigeren. Overal worden fouten gemaakt; ook in de wetenschap. Daarom laten we ons als overheid in het klimaatbeleid niet leiden door een enkele studie, maar baseren we ons met name op het IPCC, dat steeds alle gepubliceerde studies weegt en daarmee een extra check biedt op de robuustheid van wetenschappelijke inzichten.
Deelt u de mening dat mensen continu bang worden gemaakt met doembeelden over klimaatverandering, waar helemaal niks van blijkt te kloppen? Deelt u de conclusie dat allerlei rampzalige voorspellingen in het verleden over de stijgende zeespiegel nooit zijn uitgekomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening en conclusie deel ik niet. Nationaal en internationaal baseren we ons op degelijke en goed onderbouwde rapportages van het IPCC. Het IPCC baseert zich op zijn beurt op vele wetenschappelijke artikelen waarover brede consensus is in wetenschappelijke kring. Het teruggetrokken artikel uit Nature maakte gebruik van een vrij nieuwe methode waarover nog geen brede consensus is; het is dus ook niet opgenomen in de IPCC-rapporten. Voorspellingen over de opwarming van de aarde uit het verleden blijken tot nu toe dan ook behoorlijk goed uitgekomen aldus het KNMI.2
In het laatste speciale IPCC-rapport over oceanen en cryosfeer wordt geconcludeerd dat het mondiaal gemiddelde zeeniveau stijgt, met een versnelling in de afgelopen decennia. Dit komt door toenemend ijsverlies door de Groenlandse en Antarctische ijskappen, alsmede door voortdurend massaverlies van gletsjers en thermische uitzetting van oceanen. Zonder maatregelen zal de stijging van de zeespiegel volgens het IPCC doorgaan tot mogelijk 2,3–5,4 meter in 2300. Ook in Nederland merken we dit. De temperatuur is sinds 1906 met 1,9 graad toegenomen, De zeespiegel langs de Nederlandse kust is sinds 1890 met 24 cm gestegen en we zien steeds meer weerextremen zoals extreme neerslag en temperaturen.3
Bent u ertoe bereid niet langer mee te doen aan deze klimaatbangmakerij, direct te stoppen met uw eigen klimaatagenda en de burgers niet langer op kosten te jagen? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van bangmakerij. Zoals uit de antwoorden op bovenstaande vragen blijkt, is er wereldwijd grote consensus dat ons klimaat verandert. We zien de eerste gevolgen hiervan nu al.
Het laatste rapport van IPCC over oceanen en cryosfeer laat zien dat maatregelen om de temperatuur tot beneden 2 graden te beperken veel kunnen uitmaken voor de te verwachte zeespiegelstijging op lange termijn. De stijging kan hiermee worden beperkt tot ongeveer een meter in plaats van vele meters. In Nederland nemen we, samen met de vele andere ondertekenaars van de overeenkomst van Parijs, onze verantwoordelijkheid om de klimaatverandering zoveel als mogelijk tegen te gaan en zo ons land leefbaar te houden voor de toekomstige generaties. We zetten met het Klimaatakkoord in op maatregelen die eerlijk, haalbaar en betaalbaar zijn.
Het bericht ‘Toezicht op energiebesparingsplicht bedrijven faalt’ |
|
Tom van der Lee (GL), Matthijs Sienot (D66) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Toezicht op energiebesparingsplicht bedrijven faalt»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht.
Waarom heeft u niet eerder gemeld dat er moeilijkheden zijn bij het in kaart brengen van de bedrijven die verplicht zijn om energiebesparingsmaatregelen te nemen? Had u dit niet beter kunnen inschatten?
Het ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de informatieplicht voor energiebesparende maatregelen (Kamerstuk 29 383, nr. 305) is op 3 oktober 2018 aan uw Kamer gestuurd. Op 14 november 2018 heb ik gereageerd op de schriftelijke vragen van uw Kamer hierover (Kamerstuk 29 383, nr. 309). In de nota van toelichting van dit ontwerpbesluit heb ik aangegeven dat de precieze omvang van de doelgroep niet duidelijk is en dat het bevoegd gezag geen complete lijst heeft van de bedrijven en instellingen die onder de energiebesparingsplicht vallen. Een van de doelen van de informatieplicht is dan ook het verbeteren van het inzicht van het bevoegd gezag in de doelgroep. In de Kamerbrief over de eerste resultaten van informatieplicht van 16 september 2019 (kenmerk 2019Z17296) heb ik verduidelijkt dat ik op basis van een schatting rekening houdt met maximaal tussen de 50.000 en 60.000 bedrijfsvestigingsrapportages die per 1 juli 2019 ingediend hadden moeten worden.
Wat zijn exact de privacyredenen waardoor netbeheerders en meetbedrijven geen verbruiksgegevens van individuele bedrijven mogen verstrekken zonder toestemming van die bedrijven zelf? Zijn die moeilijkheden op te lossen? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de informatieplicht energiebesparing moeten bedrijven en instellingen waar meer dan 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas(equivalent) wordt verbruikt, inzicht geven in hun energieverbruik en in de getroffen maatregelen voor energiebesparing. Het gaat hierbij om de verplichting voor het uitvoeren van alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder.
Er loopt op dit moment over het verstrekken van de verbruiksgegevens een gerechtelijke procedure tussen een gemeente, namens een omgevingsdienst, en een netbeheerder. De gemeente heeft bij deze netbeheerder de adressen gevorderd die nodig zijn voor de handhaving van de informatieplicht. De procedure is gericht op de vraag of de netbeheerder de gevraagde gegevens wel of niet mag verstrekken. Heel exact gaat het in die procedure om artikel 79, eerste lid, Elektriciteitswet en artikel 37, eerste lid, Gaswet (over de geheimhoudingsplicht van de netbeheerders) en of de Wet milieubeheer voldoende grondslag vormt om gegevens van een netbeheerder te vorderen. De rechterlijke uitspraak zal naar verwachting begin volgend jaar meer duidelijkheid bieden aan alle partijen over het verstrekken van de gegevens.
Ik vind het belangrijk dat de informatieplicht energiebesparing goed te handhaven is door het bevoegd gezag. Daarom onderzoek ik op dit moment op welke wijze dit eventueel beter geborgd kan worden. Een wettelijke verplichting tot het verstrekken van de gegevens die hiervoor nodig zijn, behoort wat mij betreft tot de mogelijkheden.
Klopt het dat de omgevingsdiensten de bedrijven in hun gebied niet goed in kaart hebben gebracht? Zo ja, waarom is hier niet eerder verbetering in gebracht?
De energiebesparingsplicht uit de Wet milieubeheer bestaat al 25 jaar, maar heeft tot voor kort een slapend bestaan geleid. We moeten dus van ver komen. Gemeenten en gemandateerde omgevingsdiensten hebben de afgelopen jaren een verschillende mate van prioriteit aan het onderwerp energiebesparing gegeven. Het inzicht in de doelgroep van de bedrijven die op basis van hun verbruik onder de energiebesparingsplicht vallen, verschilt daardoor. Omdat men er nu door de introductie van de informatieplicht actiever mee aan de slag is gegaan, ligt de vraag op tafel of netbeheerders dergelijke gegevens mogen leveren. We onderzoeken nu hoe we het inzicht in de doelgroep kun verbeteren.
Is dit mede het gevolg van capaciteitsproblemen bij de omgevingsdiensten? Hoe is de drie miljoen euro uit het amendement-Van der Lee (Kamerstuk 44 775-VIII, nr. 115) tot besteding gekomen?
Zoals bij vraag 4 aangegeven verschilde de afgelopen jaren de mate van prioriteit voor het onderwerp energiebesparing per omgevingsdienst. Dit heeft invloed op de beschikbare capaciteit en het inzicht in de doelgroep. De drie miljoen euro uit het amendement-Van der Lee (Kamerstuk 44 775-VIII, nr. 115) is ingezet voor een effectieve uitvoering van de informatieplicht door het bevoegd gezag. Het bedrag is via het Gemeentefonds overgemaakt naar de gemeenten. Wanneer een gemeente de toezichtstaken voor energiebesparing aan de regionale omgevingsdienst gemandateerd heeft, zouden deze middelen bij de omgevingsdienst terecht moeten komen. De extra middelen worden door de omgevingsdiensten onder andere gebruikt om de informatieplicht te implementeren in de organisatie, voor het aanschrijven van bedrijven, het beantwoorden van vragen, het geven van presentaties en het opleiden van toezichthouders.
Op welke manieren gaan de bevoegde instanties de ontbrekende bedrijven en instellingen in hun gebied beter in kaart brengen?
Ik heb uw Kamer onlangs geïnformeerd over de eerste resultaten van de informatieplicht (Kamerbrief van 16 september 2019 met kenmerk 2019Z17296). Inmiddels zijn er meer dan 29.000 rapportages ingediend. De informatieplicht leidt tot een verbetering van het inzicht welke bedrijven onder de energiebesparingsplicht vallen. Bedrijven uit de doelgroep rapporteren namelijk over de genomen energiebesparende maatregelen en er melden zich nu ook bedrijven die bij het bevoegd gezag nog niet bekend waren. Een groot deel van het bevoegd gezag in het land is hier inmiddels actief mee aan de slag gegaan. De Veluwse omgevingsdiensten en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied koppelen bijvoorbeeld de rapportages uit de informatieplicht aan hun eigen gegevens waarmee digitale dashboards mogelijk worden. Hiermee kan informatie-gestuurd toezicht uitgevoerd worden. Ik hoop dat andere bevoegd gezagen hier een voorbeeld aan nemen.
Het bevoegd gezag benadert enerzijds actief bedrijven waarvan het weet dat ze onder de energiebesparingsplicht vallen, maar die nog geen informatie hebben aangeleverd. Daarnaast gaat het bevoegd gezag actief aan de slag om haar inzicht in de doelgroep te verbeteren en een compleet beeld van de bedrijven te krijgen. Vanuit de maatregel «Versterking en ondersteuning van de uitvoering energiebesparingsverplichting» in het kader van Urgenda is vijf miljoen euro beschikbaar voor toezicht en ondersteuning van bedrijven bij het voldoen aan deze verplichtingen. Als uitvoering van deze maatregel start Rijkswaterstaat op korte termijn met een tender waar onder andere energieadviseurs zich kunnen inschrijven. Omgevingsdiensten en gemeenten kunnen vervolgens deze diensten afnemen. Het beter in kaart brengen van de doelgroep, door middel van bedrijfsbezoeken, gevelcontroles en het verwerken van de informatieplichtrapportages, is hier onderdeel van. Op deze manier wordt extra capaciteit voor het bevoegd gezag gerealiseerd op het gebied van energiebesparingstoezicht, en kan er beter gestuurd worden op het daadwerkelijk inzetten van de extra middelen voor het realiseren van energiebesparing bij bedrijven.
Het bericht ‘Schiphol is niet de enige: ook 5 andere Nederlandse vliegvelden missen natuurvergunning’ |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Eppo Bruins (CU), Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Schiphol is niet de enige: ook 5 andere Nederlandse vliegvelden missen natuurvergunning»?1
Ja.
Klopt het dat Rotterdam The Hague Airport, Eindhoven Airport, Maastricht Aachen Airport, Lelystad Airport en Groningen Airport Eelde geen natuurvergunning hebben voor hun economische activiteiten? Zo ja, waarom niet?
Lelystad Airport, Rotterdam The Hague Airport, Maastricht Aachen Airport en Eindhoven Airport beschikken niet over een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb). Groningen Airport Eelde beschikt wel over een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. Deze is op 2 december 2009 door gedeputeerde staten van Groningen en Drenthe verleend.
De exploitant van een luchthaven is verantwoordelijk voor het aanvragen van de benodigde vergunningen op grond van wet- en regelgeving. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is verantwoordelijk voor het verlenen van de vergunningen op grond van de Wet luchtvaart, waaronder de gebruiksvergunning en een veiligheidscertificaat. In verband met andere wet- en regelgeving (bijvoorbeeld natuur) kan het zijn dat een luchthaven ook andere vergunningen nodig heeft waarvoor andere instanties bevoegd gezag zijn. Het kan hierbij om verschillende vergunningen gaan, bijvoorbeeld een natuurvergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor zover schade wordt aangericht aan de natuur, een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor de (ver)bouw van een terminal of een vergunning op grond van de Waterwet voor het lozen van (afval)water.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is op grond van de Wnb bevoegd gezag voor vergunningverlening en handhaving ten aanzien van aanleg, uitbreiding, inrichting, wijziging, gebruik, beheer en onderhoud van militaire luchthavens, de luchthaven Schiphol en overige burgerluchthavens van nationale betekenis als bedoeld in de Wet luchtvaart, voor zover dat kan leiden tot verslechtering van de kwaliteit van habitats of significante verstoring van soorten. Wanneer significante gevolgen (gevaar voor het halen van de instandhoudings-doelstellingen) niet op voorhand kunnen worden uitgesloten, moet een passende beoordeling worden gemaakt voordat vergunning kan worden verleend.
Een natuurvergunning kan noodzakelijk zijn indien er sprake is van een project of andere handeling die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, bijvoorbeeld als gevolg van (extra) stikstofdepositie. Van belang hierbij is de Europese referentiedatum van 7 december 2004, het moment waarop de verplichtingen uit de Habitatrichtlijn zijn gaan gelden voor het betrokken gebied (aanwijzing Vogelrichtlijngebied of plaatsing Habitatrichtlijngebied op de communautaire lijst). Dat wil zeggen dat voor deze datum nog geen vergunningplicht gold voor activiteiten die kunnen leiden tot schade aan de natuur. Voor die tijd was natuurbeoordeling nodig voor activiteiten die kunnen leiden tot schade aan de natuur. Daarna, bijvoorbeeld bij wijzigingen in het gebruik, kan mogelijk wel een natuurvergunning nodig zijn.
Ten aanzien van Schiphol, Lelystad Airport, Rotterdam The Hague Airport, Maastricht Aachen Airport, Groningen Airport Eelde en Eindhoven Airport zijn er handhavingsverzoeken bij het Ministerie van LNV ingediend waarbij gesteld wordt dat deze luchthavens niet over een geldige Wnb-vergunning beschikken. Deze handhavingsverzoeken zijn door de Minister van LNV, het bevoegd gezag voor de Wnb, in behandeling genomen en worden volgens de gebruikelijke procedure afgehandeld. In het kader van deze handhavingsverzoeken zal het Ministerie van LNV de benodigde informatie verzamelen en zienswijzen opvragen. Op basis daarvan zullen besluiten op de handhavingsverzoeken worden genomen. Ik kan daarop nu niet vooruitlopen.
Vanuit deze context en vanuit mijn verantwoordelijkheid op grond van de Wet luchtvaart ga ik nader in op de situatie bij de regionale luchthavens van nationale betekenis die geen natuurvergunning hebben (Lelystad Airport, Rotterdam The Hague Airport, Maastricht Aachen Airport en Eindhoven Airport). Voor de genoemde luchthavens geldt dat ten behoeve van de besluitvorming over de vigerende gebruiksvergunningen op grond van de Wet luchtvaart relevant milieu, respectievelijk natuuronderzoek is verricht als onderdeel van de Milieueffectrapportage (MER). Daarbij is de gebiedsbescherming van de Habitatrichtlijn (alsmede de Vogelrichtlijn) betrokken. Dat betekent dat in de betrokken MER-en inzichtelijk is gemaakt of en zo ja welke Natura2000-gebieden beïnvloed worden door het gebruik van de luchthaven en in welke mate.
Ten tijde van het MER Lelystad Airport 2014 en de actualisatie van het MER in 2018 is onderzoek uitgevoerd naar de stikstofdepositie in Natura2000-gebieden in verband met de openstelling van de luchthaven voor (groot) handelsverkeer. De stikstofdepositie als gevolg van de uitbreiding van Lelystad Airport bleek beperkt te zijn waarmee destijds volstaan kon worden met een melding in het kader van het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Als gevolg van de recente PAS-uitspraak van de Raad van State, is daarom door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de project-specifieke aanpak opgepakt om tot een passende beoordeling te komen. Op basis daarvan wordt bezien of, en zo ja, welke vervolgstappen noodzakelijk zijn.
Het huidige gebruik van Lelystad Airport met klein verkeer valt binnen de kaders van de oude gebruiksvergunning, het Aanwijzingsbesluit uit 2001 op grond van de Wet luchtvaart. Dit besluit is vastgesteld voor de Europese referentiedatum van
7 december 2004, waarop de lijst van gebieden van communautair belang als bedoeld in de Habitatrichtlijn is vastgesteld. Dat wil zeggen dat voor deze datum nog geen vergunningplicht gold voor activiteiten die kunnen leiden tot schade aan de natuur.
Voor Rotterdam The Hague Airport is in 2001 een aanwijzingsbesluit op grond van de Wet luchtvaart vastgesteld. Dit is voor de referentiedatum van 7 december 2004, waarop de lijst van gebieden van communautair belang als bedoeld in de Habitatrichtlijn is vastgesteld. Dat wil zeggen dat voor deze datum nog geen vergunningplicht gold voor activiteiten die kunnen leiden tot schade aan de natuur. Nadien hebben twee wijzigingen van het Aanwijzingsbesluit plaatsgevonden, de laatste wijziging in 2010. Ten behoeve van de besluitvorming voor dit wijzigingsbesluit in 2010 op grond van de Wet luchtvaart heeft relevant milieu en natuuronderzoek plaatsgevonden (onderdeel van het MER). Conclusie van het deelonderzoek natuur («Effecten van vliegveld Rotterdam in relatie tot de vigerende natuurwetgeving», Bureau Waardenburg, 2008) van dit MER is dat beschermde Natura2000-gebieden op een afstand van 15 km of meer van Rotterdam The Hague Airport liggen, dat vliegtuigen hier op hoogtes (ruim) boven de 3.000ft passeren en dat derhalve geen (significante) effecten te verwachten zijn.
Voor Maastricht Aachen Airport is op 27 december 2004 een aanwijzingsbesluit op grond van de Wet luchtvaart vastgesteld. Weliswaar is deze datum gelegen na de referentiedatum van 7 december 2004, maar voor het moment waarvoor op grond van de sinds 2005 van kracht zijnde Natuurbeschermingswet 1998 een afzonderlijke natuurtoestemming (natuurvergunning) nodig was. Ten behoeve van de besluitvorming voor dit aanwijzingsbesluit op grond van de Wet luchtvaart heeft relevant milieu en natuuronderzoek plaatsgevonden (onderdeel van het MER). Vanwege ingediende bezwaren zijn in de periode daarna door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu twee beslissingen op bezwaar vastgesteld. Ten behoeve de laatste beslissing op bezwaar in 2011 is door Bureau Waardenburg nieuw onderzoek verricht («Effecten van veranderingen in het vliegverkeer van en naar luchtvaartterrein Maastricht Aachen Airport in relatie tot de vigerende natuurwetgeving bijdrage in de beslissing op bezwaar 2011», Bureau Waardenburg, 2011) en is een passende beoordeling door Bureau Waardenburg opgesteld in verband met de additionele stikstofdepositie door vliegverkeer en wegverkeer in het Bunder & Elsloërbos (Bureau Waardenburg, 2011). Conclusie van deze passende beoordeling die in het kader van het aanwijzingsbesluit Wet luchtvaart is opgesteld, is dat de extra stikstofdepositie als gevolg van de beslissing op bezwaar niet leidt tot significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000 gebied.
Voor militaire luchthaven Eindhoven, inclusief de civiele medegebruiker Eindhoven Airport, is onder bevoegd gezag van het Ministerie van Defensie (en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat als medebevoegd gezag) een luchthavenbesluit vastgesteld in 2014 op grond van de Wet luchtvaart. Ten behoeve van het Luchthavenbesluit Eindhoven is relevant milieu respectievelijk natuuronderzoek verricht (onderdeel van het MER). Uit de analyses naar de effecten van stikstofdepositie blijkt een beperkte toename in de stikstofdepositie in de nabij de luchthaven gelegen Natura2000-gebieden. Uit de ecologische beoordeling blijkt dat de kwaliteit van de aanwezige habitattypen en het leefgebied van de soorten overwegend goed is en dat er sprake is van minimaal behoud en een positieve trend. In het MER is dan ook geconcludeerd dat de toename van stikstofdepositie als gevolg van de voorgenomen activiteit (ontwikkeling naar 43.000 civiele vliegtuigbewegingen) voor geen van de Natura2000-gebieden negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen voor die gebieden.
Kunt u aangeven of de natuurvergunning nodig was voor de uitspraak van de Raad van State en of de natuurvergunning nodig is na de uitspraak van de Raad van State?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u aangeven wat de natuurvergunning precies inhoudt, waar precies op wordt getoetst, of gaat het om één of meerdere vergunningen en of het Europese of nationale regelgeving is? Is deze natuurvergunning alleen nodig rond Natura 2000-gebieden of in het algemeen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Welke Nederlandse natuurgebieden die deel uitmaken van Natura 2000 worden niet beïnvloed door de uitstoot van stikstof als gevolg van luchtvaart van en naar Rotterdam The Hague Airport, Eindhoven Airport, Maastricht Aachen Airport, Lelystad Airport en Groningen Airport Eelde?
In de verschillende uitgevoerde natuuronderzoeken (onderdeel van de opgestelde MER-en) ten behoeve van besluitvorming over de gebruiksvergunningen voor de regionale luchthavens op grond van de Wet luchtvaart is dit uitgewerkt. Zie daarvoor het antwoord op vraag 2.
Bij welke van deze eerdergenoemde luchthavens is de toename van het aantal vluchten dusdanig groot dat deze gezien moeten worden als uitbreiding van een «project» in de zin van de Habitatrichtlijn (92/43/EEG) of de MER-richtlijn (2014/52/EU)? Heeft in deze gevallen ooit een passende beoordeling als bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn plaatsgevonden?
Zie het antwoord op vraag 2.
Welke gevolgen hebben deze onvergunde activiteiten voor het Luchthavenverkeerbesluit en het Luchthavenindelingbesluit voor luchtvaart?
Het Luchthavenverkeerbesluit (LVB) en Luchthavenindelingbesluit (LIB) hebben betrekking op Schiphol. Zoals ik eerder heb aangegeven wil ik niet vooruitlopen op de uitkomsten van het bij het Ministerie van LNV ingediende handhavingsverzoek en daarmee de conclusie dat er sprake is van onvergunde activiteiten. Ik verwijs verder naar de antwoorden op Kamervragen van de leden Paternotte (D66) en Bruins (ChristenUnie) over het bericht «Schiphol heeft al jaren geen natuurvergunning: «100.000 vluchten illegaal»» (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 542).
Wat betekent het ontbreken van de natuurvergunning voor de continuïteit van de betreffende luchthavens?
Zoals ik eerder heb aangegeven wil ik niet vooruitlopen op de uitkomsten van de bij het Ministerie van LNV ingediende handhavingsverzoeken en daarmee de conclusie dat er sprake is van onvergunde activiteiten.
Kunt u deze vragen elk apart beantwoorden?
Ja.
De stikstofproblematiek |
|
Gerrit-Jan van Otterloo (50PLUS) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van de situatie in het artikel «Boer failliet, toch nieuwe stal in Heusden»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze lopende situatie in het licht van de uitspraak van de Raad van State inzake het Programma Aanpak Stikstof (PAS)?
Het geschetste beeld van deze casus is triest voor alle betrokkenen. De boer is failliet, en er zijn nog geen belangstellenden voor de stal.
Om een nieuwe stal te bouwen en die met vee te vullen, zijn in ieder geval twee vergunningen nodig. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van de stal en een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming. De procedure voor de omgevingsvergunning loopt nog. Tussen 31 augustus en 30 september 2019 heeft een ontwerpbesluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen bij de gemeente ter inzage gelegen. Het definitieve besluit zal naar verwachting over enkele weken worden genomen. Daarbij wordt door gedeputeerde staten onder andere beoordeeld of de bouw van de stallen past in het bestemmingsplan.
De vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is op 6 februari 2019 verleend. Daarbij zijn de gevolgen van het project voor de beschermde natuurwaarden beoordeeld. Deze vergunning was al voor de uitspraak van de Raad van State inzake het PAS onherroepelijk. De terinzagelegging van het project gebeurt op basis van de procedure voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen. Er is dus geen relatie tussen het aanvragen van de omgevingsvergunning en de uitspraak van de Raad van State inzake het PAS.
Hoe weegt u het feit dat een dergelijk langlopend vergunningtraject niet wordt stilgezet, terwijl dat wel gebeurt met (bijvoorbeeld) bouwvergunningen?2
In dit geval zijn de gevolgen voor de beschermde natuurwaarden in Natura 2000-gebieden al beoordeeld: er is een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming verleend op 6 februari 2019. Deze vergunning was al voor de uitspraak van de Raad van State inzake het PAS onherroepelijk. Voor andere (bouw)projecten moet die beoordeling nog plaatsvinden. Bijvoorbeeld als het project hiervoor eerder gebruik heeft gemaakt van de passende beoordeling van het inmiddels vervallen PAS.
Hoe wordt in brede zin omgegaan met dergelijke langerlopende trajecten, ook in andere sectoren?
De situatie in Heusden gaat over noodzakelijke procedures in kader van het verlenen van bouwvergunningen. Ook moeten projecten (en plannen) worden beoordeeld op de gevolgen voor de beschermde natuur in Natura 2000-gebieden. In de Kamerbrief van 4 oktober jl. (Kamerstuk 32 670, nr. 167) is aangegeven op welke wijze en onder welke voorwaarden na de uitspraak van de Raad van State weer toestemming kan worden verleend voor ontwikkelingen die stikstof veroorzaken op voor stikstofgevoelige habitats in die Natura 2000-gebieden.
Worden er uniforme criteria gehanteerd bij het stilleggen van trajecten en intrekken van vergunningen in relatie tot de PAS?
Ja, als de vraag is of de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State op 29 mei jl. voor soortgelijke projecten dezelfde zijn, dan klopt dat inderdaad. Vanaf het moment van de uitspraak is de toestemmingverlening geheel stilgelegd. Sinds de release van AERIUS Calculator is de eerste stap gezet in het hervatten van de toestemmingverlening. De brief van 4 oktober jl. (Kamerstuk 32 670, nr. 167) biedt de volgende stap voor toestemmingverlening.
Hoe gaan we om met een situatie als deze in het licht van het eerste advies van het adviescollege stikstofproblematiek? Hoe voorkomen we dat een bedrijf moet worden uitgekocht, wat veel meer geld kost?
In de Kamerbrief van 4 oktober jl. (Kamerstuk 32 670, nr. 167) is de kabinetsreactie gegeven op het eerste advies van het Adviescollege Stikstofproblematiek. Het intrekken van onherroepelijke vergunningen is hierbij niet het uitgangspunt. Gebiedsgericht zullen boeren die willen stoppen worden geholpen. Vrijwillige sanering is daarbij het uitgangspunt.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het debat over de stikstofproblematiek?
Ja.
Het advies van de commissie-Remkes over de stikstofkwestie |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Stikstofmethode in Duitsland en België soepeler»?1
Ja.
Erkent u dat de Duitse aanpak vanuit juridisch perspectief geheel voldoet aan de vigerende EU-regelgeving? Zo nee, waarom niet?
De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn schrijven geen stikstofnormen voor. Bij toestemmingverlening moet getoetst worden of uitgesloten kan worden dat significante effecten door stikstofdepositie optreden op kwetsbare natuur in Natura 2000-gebieden. Zo’n significant effect is bijvoorbeeld wat op de heide gebeurt: vergrassing en het verdwijnen van bloemen en insecten. De norm die daarvoor in eerste instantie geldt, is de kritische depositiewaarde (KDW): onder de KDW zijn significante effecten uitgesloten. Die KDW verschilt per type natuur. In 118 gebieden komen typen natuur voor waarvan de KDW wordt overschreden, in de meeste gevallen in ruime mate. Die overschrijding moet zoveel mogelijk worden verminderd en bij toestemmingverlening moet erop worden gelet dat er geen stijging plaatsvindt.
Onderdeel van de Europese regels is dat het effect van een project of plan niet geïsoleerd moet worden bekeken, maar in combinatie met andere plannen en projecten. Dat heet cumulatie. De natuur kan immers last krijgen van de stikstofdepositie van heel veel projecten tegelijk. En al die kleine beetjes zorgen voor een groot effect. De vraag waar het hier om draait, is of je een deel van de opgetelde depositie, die op een bepaalde locatie neerkomt, buiten beschouwing kunt laten door een drempel- of grenswaarde in te stellen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de grenswaarde zoals Nederland die hanteerde onvoldoende onderbouwd werd met de passende beoordeling van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) en daarom in het licht van de eisen van de Habitatrichtlijn niet houdbaar is. Het gaat om een uitspraak van onze hoogste bestuursrechter, die voor ons een gegeven is. Een belangrijk onderdeel van deze uitspraak (en van meerdere uitspraken uit het verleden) was de cumulatie van afzonderlijke effecten, die meestal op zichzelf staand niet significant zijn.
De benadering in andere landen focust sterk op meetbare effecten op de natuur. Op dat punt is er niet zoveel verschil van inzicht. In Duitsland wordt daarvoor veiligheidshalve een grens van 7 mol gehanteerd, in België 5% van de KDW (wat overeenkomt met 25 mol voor de laagste KDW). Uit het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat een dergelijke drempelwaarde in Nederland niet zonder meer mogelijk is. Er moet worden aangetoond dat uitgesloten kan worden dat de cumulatie van activiteiten onder een drempelwaarde geen significant effect heeft op de kwetsbare natuur in Natura 2000-gebieden. Door een drempelwaarde in te voeren die de cumulatieve effecten daarvan negeert, wordt niet voldaan aan wat de Habitatrichtlijn vereist.
Een andere reden waarom vergunningverlening in andere landen soepeler verloopt, is dat in deze landen de KDW minder vaak wordt overschreden. Nederland is een klein, intensief gebruikt land waar verschillende functies dicht bij elkaar liggen. Stikstofdepositie-veroorzakende activiteiten liggen gemiddeld veel dichter bij stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden dan in Duitsland. En omdat stikstof in belangrijke mate dichtbij de bron neerslaat, is dit een relevante factor. De staat van instandhouding van de Nederlandse habitats is bovendien gemiddeld veel slechter dan in Duitsland. In de meest recente cijfers bungelt Nederland vrijwel onderaan de Europese lijst van de staat van instandhouding, terwijl Duitsland in de bovenste helft van de lijst staat.
Gelet op de uitspraak van de Raad van State worden de normen in Nederland voor het stikstofbeleid niet aangepast aan het Duitse voorbeeld. Uit de uitspraak van de Raad van State volgt dat de reeds bestaande regelgeving juist strikter moet worden toegepast.
Kunt u aangeven hoeveel het niet wijzigen van de huidige stikstofnorm Nederland per jaar kost vergeleken met de situatie waarin het Programma Aanpak Stikstof (PAS) nog van kracht was? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de stikstofnorm naar Duits voorbeeld te moderniseren, zodat tal van stilgelegde projecten weer door kunnen gaan? Zo nee, waarom niet? Hoeveel geld zou toepassing van de Duitse methode in Nederland ons opleveren?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel soorten flora en fauna worden gered dankzij de Nederlandse methode, vergeleken met wanneer we de Duitse methode zouden toepassen? Welke soorten zijn dit? Hoeveel geld geven we per soort uit? En hoe verhoudt dit bedrag zich tot de prijs die de overheid hanteert om een mensenleven te redden bij een overstroming, zoals beprijsd bij de bouw van de Deltawerken? Vindt u dit te rechtvaardigen? Zo ja, waarom?
Te veel stikstof zorgt voor verschraling van de natuur en aantasting van de biodiversiteit. Dat veroorzaakt een kettingreactie, waarvan de gevolgen meer en meer zichtbaar worden. Na de planten verdwijnen de dieren, zoals bijen en insecten, die op hun beurt weer nodig zijn voor bestuiving van onze gewassen en voedselproductie. Planten, dieren en mensen zijn onderdeel van één ecosysteem.
Het redden van soorten is het doel van de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Deze richtlijnen beogen de biodiversiteit duurzaam te behouden. Een aanzienlijk deel van de verschillende typen ecosystemen in ons land valt onder de Habitatrichtlijn en daarmee ook de soorten die daarvan afhankelijk zijn. Het totaal aantal soorten dat van nature in Nederland voorkomt, is bijna 50.000. Het is niet precies bekend welk deel daarvan profiteert van beschermingsmaatregelen in Natura 2000-gebieden, maar dat zijn er op zijn minst tienduizenden. Een groot deel daarvan is afhankelijk van stikstofgevoelige habitats en dus gebaat bij maatregelen om de depositie te verminderen.
Als met de «Nederlandse methode» wordt bedoeld het in beginsel niet toestaan van een toename van depositie op overbelaste locaties, dan kan daarmee geen directe relatie worden gelegd met het aantal soorten dat gered wordt. Het in beginsel niet toestaan van een toename van het stikstofprobleem is namelijk slechts één van de noodzakelijke voorwaarden om een zeer groot aantal soorten (in hun beschermde habitats) te beschermen, met name in 118 overbelaste Natura 2000-gebieden. Maar daarvoor zijn ook een vermindering van de overbelasting nodig én natuurherstelmaatregelen.
Zoals in de beantwoording van vragen 2, 3 en 4 reeds is aangegeven, is het in Nederland juridisch niet mogelijk de Duitse methode toe te passen. Een ruimer toetsingskader zoals in Duitsland geldt, heeft in Nederland in het verleden geen stand gehouden. Dus hoe de genoemde prijsverhouding ook uit zou vallen, de Duitse methode is niet toegestaan in Nederland.
Bent u van mening dat de veestapel gehalveerd moet worden? Hoeveel boeren zouden hun baan dan verliezen? Hoeveel geld zou dit Nederland jaarlijks kosten? Deelt u de mening dat deze consequenties onacceptabel zouden zijn?
Nee, het kabinet heeft als doel om met een gebiedsgerichte aanpak een daling van stikstofdepositie te realiseren. Hierbij wordt inzichtelijk gemaakt wat nodig is voor natuurherstel, welke (bron)maatregelen daarvoor in dat gebied beschikbaar zijn, maar ook welke ruimte nodig is om activiteiten in dat gebied te kunnen ontplooien. Alle sectoren zullen een bijdrage moeten leveren in het nemen van (bron)maatregelen, ook de landbouw. In de landbouw is het mijn uitgangspunt dat boeren die vrijwillig willen stoppen, en zo een bijdrage kunnen leveren aan de reductie van stikstofdepositie, gebiedsgericht worden geholpen. Naast vrijwillige sanering kan ook innovatie, bijvoorbeeld in nieuwe stalsystemen, daaraan een belangrijke bijdrage leveren.
Deelt de u de opvatting dat de betrouwbaarheidsintervallen in het AERIUS-model dermate groot zijn dat men op basis van dat model over de hoeveelheid stikstof in natuurgebieden geen precieze uitspraak kan doen? Zo nee, waarom niet?
Het AERIUS-model is gebaseerd op de best beschikbare wetenschappelijke kennis en is internationaal wetenschappelijk gereviewed.
Depositie in natuurgebieden wordt daadwerkelijk gemeten. Natte depositie wordt op de grond gemeten in de vorm van neerslag. Droge depositie wordt op enkele locaties gemeten als een flux op verschillende hoogten. Het is niet nodig om op elke locatie waarvoor informatie nodig is over stikstofdepositie ook meetapparatuur te installeren. Er worden rekenmodellen gebruikt om informatie te verkrijgen voor heel Nederland over de luchtkwaliteit en de depositie. Deze rekenmodellen zijn gebaseerd op, en worden gevalideerd aan de metingen. De bepaling van de stikstofdepositie is altijd gebaseerd op een combinatie van metingen en modelberekeningen. Dit gebeurt volgens de best beschikbare technieken. De huidige meetpunten en modelberekeningen zijn meermaals wetenschappelijk internationaal gereviewed en goed bevonden. Het is hier mee goed mogelijk om voldoende betrouwbare uitspraken te doen over beleid om de stikstofdepositie in natuurgebieden te verlagen.
Het AERIUS-model geeft voldoende betrouwbare uitkomsten. Er is op dit moment ook geen vergelijkbaar model beschikbaar waarvan uitkomsten betrouwbaarder zijn. Ik hecht waarde aan de transparantie hiervan en ben voornemens om de metingen en berekeningen van stikstofdepositie waar mogelijk samen met externe partijen blijvend te verbeteren en transparanter te maken. Daartoe zal onder andere het meetnet worden uitgebreid, zoals toegezegd in de Kamerbrief van 4 oktober jl. (Kamerstuk 32 670, nr. 167). Daarbij zal ook worden gekeken naar nieuwe technieken.
Bent u bereid echte metingen te laten uitvoeren in alle Natura-2000 gebieden om de daadwerkelijke hoeveelheid stikstof in en op de grond vast te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe beziet u de consequenties van de PAS-uitspraken van de Raad van State voor de transportsector?
De uitspraak van de Raad van State over het PAS heeft geen directe gevolgen voor de transportsector voor wat betreft het gebruik van de weg. Wel kan de transportsector gevolgen ondervinden van de uitspraak in het kader van de toestemmingsverlening voor nieuwe projecten, zoals bij de uitbreiding van een transportbedrijf of door de vertraging van wegprojecten.
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 4 oktober jl. (Kamerstuk 32 670, nr. 167) komt het kabinet eind dit jaar met een pakket aan bronmaatregelen op basis waarvan begin volgend jaar besluitvorming kan plaatsvinden. Hierbij wordt ook gekeken naar bronmaatregelen in het goederenvervoer.
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Minder hard is nauwelijks meer schoon»?2
Ja.
Klopt het dat de stikstofuitstoot van het wegverkeer slechts 6% van het totaal bedraagt? En klopt het dat het stikstofverlies nog geen half procent zou zijn als het verkeer overal 100 km/u in plaats van 130 km/u zou rijden en dat de verlaging van de stikstofdepositie in de praktijk nog lager zal uitvallen, omdat de maximumsnelheid nu niet overal 130 km/u is? Bent u bereid deze effecten voor de stikstofdepositie te berekenen voordat u de maximumsnelheid verlaagt?
Er is een verschil tussen stikstofuitstoot en stikstofdepositie. De huidige stikstofproblematiek vindt de basis in de stikstofdepositie. De bijdrage van wegverkeer aan de totale depositie van stikstof is 6,1%. Hiervan is 3,1% afkomstig van wegverkeer op snelwegen.
De komende maanden zal per Natura 2000-gebied in beeld worden gebracht welke bronmaatregelen het meest (kosten)effectief zijn. Hierbij wordt ook berekend welke bijdrage de maatregel levert aan het verlagen van de totale stikstofdepositie. Lokaal – dicht bij de weg – kan een verlaging van de maximum snelheid een groter effect hebben. In de kamerbrief is daarom aangegeven dat wordt gedacht aan gebiedsgerichte verlagingen van de maximum snelheid op rijkswegen en provinciale wegen daar waar het effect heeft op de stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.
Erkent u dat een verlaging van de maximumsnelheid op snelwegen potentieel risicovol is, omdat de meeste Nederlandse snelwegen zijn ingericht op een maximumsnelheid van 130 km/u en automobilisten op wegen met een dergelijk wegbeeld bij 100 km/u hun aandacht eerder verliezen? Bent u bereid hier onderzoek naar te doen voordat u deze maatregel doorvoert? Zo nee, waarom niet?
Ik herken niet het beeld dat dit potentieel risicovol is. Gelet op de informatie die reeds bekend is over de effecten van verlaging van de maximum snelheid op de verkeersveiligheid acht ik verder separaat onderzoek niet noodzakelijk. De besluitvorming rondom gebiedsgerichte verlagingen van de maximumsnelheid zal zorgvuldig worden vormgegeven.
Deelt u de mening dat het verlagen van de maximumsnelheid volkomen onwenselijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom?
In het regeerakkoord is aangegeven: «De bestaande maximumsnelheden blijven in stand, waarbij de geldende veiligheids- en milieunormen steeds leidend zijn.» Derhalve is in de kabinetsreactie op het rapport van het Adviescollege Stikstofproblematiek dan ook aangegeven dat wordt gekeken naar gebiedsgerichte verlagingen van de maximumsnelheid, daar waar het effect heeft op de stikstofdepositie.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het IPCC ‘Special Report on the Ocean and Cryosphere in a Changing Climate’ |
|
Lammert van Raan (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kent u het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) «Special Report on the Ocean and Cryosphere in a Changing Climate»?1
Ja.
Kent u de berichten «De oceanen zijn geen bodemloze put, ze zitten aan hun taks» en «The world has a third pole – and it's melting quickly»?2 3 Wat is daarop uw reactie?
Ja. Deze berichten vragen aandacht voor de conclusies van het SROCC. Het kabinet heeft inmiddels een uitgebreide appreciatie van dit rapport aan de Kamer gezonden.
Kent u de berichten «VN-rapport benadrukt noodzaak voor meer beschermde gebieden in de oceanen» en «One billion people threatened by climate change risks to oceans, polar and mountain regions, UN report warns»?4 5 Wat is daarop uw reactie?
Ja, ik ken de berichten. Een intergouvernementele conferentie (IGC) bijeengeroepen onder auspiciën van de Verenigde Naties onderhandelt sinds 2018 over de totstandkoming van een Uitvoerende Overeenkomst (juridisch bindend instrument) onder het VN Zeerechtverdrag, over het behoud en duurzaam gebruik van de mariene biologische diversiteit in gebieden buiten nationale rechtsmacht in de oceanen (BBNJ-proces). Een van de onderwerpen van deze onderhandelingen betreft gebiedsgerichte beheerinstrumenten, met inbegrip van beschermde gebieden op volle zee. Nederland coördineert zijn positie met betrekking tot de onderhandelingen over de Uitvoerende Overeenkomst met de andere lidstaten van de EU.
Erkent u dat, in het huidige tempo, aan het eind van deze eeuw mogelijk twee derde van het gletsjerijs in het Himalayagebergte zal zijn verdwenen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het IPCC geeft in haar rapport aan dat voor een hoog emissiescenario (RCP8.5) het massaverlies van gletsjerijs in de hooggebergten van Azië, waaronder de Himalaya, aan het eind van deze eeuw ca. 2/3 kan bedragen.
Erkent u dat, zelfs als het 1,5°C-doel behaald zou worden, naar verwachting een derde van het gletsjerijs in het Himalayagebergte zal zijn verdwenen? Zo nee, waarom niet?
Het IPCC-rapport geeft geen specifieke cijfers voor het verwachte massaverlies bij 1,5 graden opwarming. Voor een laag emissiescenario (RCP2.6), dat overeenkomt met ca. 2 graden opwarming, verwacht het een massaverlies van ca. 44%. In het IPCC-rapport wordt gerefereerd aan een studie van Kraaijenbrink et al. (2017)6 naar massaverlies in de Himalaya, die de bevindingen van de mondiale modellen bevestigt. Die studie verwacht inderdaad een massaverlies voor de gletsjers in de Himalaya van ca. 1/3 bij een mondiaal gemiddelde opwarming van 1.5 graden.
Erkent u dat een dergelijk smelttempo grote gevolgen zal hebben voor diverse Aziatische rivieren, ecosystemen en leefgebieden van mens en dier? Zo nee, waarom niet?
Een dergelijk snel smelttempo zal volgens IPCC inderdaad grote gevolgen hebben voor diverse Aziatische rivieren, ecosystemen en leefgebieden van mens en dier.
Voorziet u ook directe of indirecte gevolgen voor Nederland en Europa, gegeven de erkenning dat het smelttempo grote gevolgen zal hebben voor diverse Aziatische rivieren, ecosystemen en leefgebieden van mens en dier? Zo nee, waarom niet?
De directe of indirecte gevolgen voor Nederland en Europa zijn niet eenvoudig te voorspellen.
Onderschrijft u de boodschap dat de klimaatcrisis ook een crisis in de oceanen is? Zo nee, waarom niet?
Het IPCC-rapport laat inderdaad zien dat klimaatverandering ook ernstige consequenties met zich meebrengt voor de oceanen.
Erkent u dat we mogelijk nog in deze eeuw een nieuw oceaanklimaat zullen meemaken dat ongekend is ten opzichte van het pre-industriële tijdperk? Zo nee, waarom niet?
Het IPCC geeft aan dat de oceaan in de 21e eeuw naar verwachting een overgang zal maken naar ongekende omstandigheden met verhoogde temperaturen (vrijwel zeker), grotere stratificatie van de bovenste oceaanlagen (zeer waarschijnlijk), verdere verzuring (vrijwel zeker), zuurstofafname (gemiddeld vertrouwen) en veranderde netto primaire productie (laag vertrouwen). Hittegolven op zee (zeer hoog vertrouwen) en extreme El Niño/La Niña-gebeurtenissen (gemiddeld vertrouwen) zullen naar verwachting steeds frequenter worden. De Atlantische golfstroom (AMOC) zal naar verwachting verzwakken (zeer waarschijnlijk). De snelheid en de omvang van deze veranderingen zullen kleiner zijn in scenario's met lage broeikasgasemissies (zeer waarschijnlijk).
Erkent u dat de effecten van klimaatverandering en menselijke uitbuiting op onze oceanen langdurig en in bepaalde gevallen onomkeerbaar zijn? Zo nee, waarom niet?
De effecten van klimaatverandering op de oceanen is inderdaad langdurig, omdat de oceanen veruit het grootste deel van de extra ingevangen energie als gevolg van de toenemende concentraties broeikasgassen in de atmosfeer hebben opgenomen en ook een groot deel van de uitgestoten CO2. Dit vertaalt zich onder meer een zeespiegelstijging die eeuwen tot millennia doorgaat. Op menselijke schaal zijn veel effecten – zoals verandering van oceaanstromingen en zeespiegelstijging – ook onomkeerbaar.
Kunt u een uitputtend overzicht verschaffen waaruit blijkt op welke wijze u in het Nederlandse beleid rekenschap geeft van deze kennis over decennialange, onomkeerbare en onherstelbare menselijke uitbuiting en de gevolgen daarvan op onze oceanen?
Een uitgebreide kabinetsappreciatie van het IPCC-rapport over oceanen en de cryosfeer is aan de kamer toegezonden.
Erkent u dat het aannemelijk is dat het aantal mariene hittegolven verdubbeld is tussen 1982 en 2016? Zo nee, waarom niet?
Het IPCC geeft inderdaad aan dat wereldwijd het aantal mariene hittegolven tussen 1982 en 2016 is verdubbeld en zeer waarschijnlijk ook langduriger, intenser en uitgebreider zijn geworden. Het is zeer waarschijnlijk dat tussen 84 – 90% van de mariene hittegolven die zich tussen 2006 en 2015 hebben voorgedaan, te wijten zijn aan de antropogene temperatuurstijging. Verwacht wordt dat de frequentie, duur, ruimtelijke omvang en intensiteit (maximale temperatuur) van mariene hittegolven verder zal toenemen (zeer hoog vertrouwen).
Erkent u dat het aannemelijk is dat de wereldwijde frequentie van hittegolven op zee met ongeveer een factor 50 zal toenemen? Zo nee, waarom niet?
Klimaatprojecties laten volgens IPCC een toename van de frequentie van mariene hittegolven rond 2.081–2.100 ten opzichte van 1850–1900 zien met ongeveer 50 keer onder een hoog emissiescenario (RCP8.5) en 20 keer onder een laag emissiescenario (RCP2.6) (gemiddeld vertrouwen). De grootste frequentieverhogingen worden verwacht voor de Noordpool en de tropische oceanen (gemiddeld vertrouwen). De intensiteit van mariene hittegolven zal naar verwachting ongeveer 10-voudig toenemen onder RCP8.5 tegen 2.081–2.100 ten opzichte van 1850–1900 (gemiddeld vertrouwen).
Erkent u dat de voortdurende opname van koolstof door de oceaan tot 2100 de verzuring van de oceanen zal verergeren? Zo nee, waarom niet?
Ja. Overigens betreft het niet opname van koolstof maar van CO2, dat in het water koolzuur vormt.
Welke gevolgen voorziet u voor de zuurstof afgevende capaciteit van zeeën en oceanen door het steeds zuurder worden van het water in zeeën en oceanen?
Er is geen eenduidig antwoord op deze vraag. Verzuring van de oceanen heeft gevolgen voor de soortensamenstelling en de ecosystemen in de oceanen, maar de precieze gevolgen zijn nog niet goed te voorspellen. Daarmee is ook het effect op de zuurstofproductie door deze ecosystemen nog onvoldoende bekend. Nederland zoekt hier nadrukkelijk de internationale samenwerking. Zo draagt Nederland in OSPAR-verband bij aan een beter begrip van de effecten van oceaanverzuring (onder andere op ecosystemen) en een beoordeling van de huidige situatie met betrekking tot verzuring van de OSPAR-gebieden, en trad Nederland in september 2018 toe tot de Alliance Against Ocean Acidification.
Erkent u dat gezonde oceanen een cruciale rol spelen bij het verminderen van de gevolgen van de klimaatcrisis? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het IPCC rapport maakt, net als eerder de GEO67 en IPBES8 rapporten, duidelijk dat gezonde oceanen weerbaarder zijn voor de effecten van klimaatverandering.
Erkent u dat gebieden waar «blauwe koolstof» in grote hoeveelheden wordt opgeslagen, zoals in de bodem van een mangrovebos of de diepe zeebodem, betere bescherming nodig hebben? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het verlies van grote hoeveelheden opgeslagen «blauwe koolstof» aan de atmosfeer draagt bij aan klimaatverandering en dient derhalve te worden voorkomen.
Erkent u het belang van het aanwijzen van natuurnetwerken in zee om zo de weerbaarheid van zeeën en oceanen te vergroten ten opzichte van het veranderende klimaat?
Ja.
Wat is uw inzet om, zowel nationaal als internationaal, bij te dragen aan het creëren van reservaten in zeeën en oceanen?
Op de Noordzee zet het kabinet zich in voor het beschermen en verbeteren van het mariene ecosysteem in op basis van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Dit heeft onder andere geresulteerd in de aanwijzing van de Doggersbank, Klaverbank, Friese Front, Noordzeekustzone, Voordelta en de Vlakte van de Raan. Deze natuurgebieden zijn opgenomen in het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de natuurgebieden zijn specifieke doelstellingen vastgelegd voor verbetering van het marine habitat (zeebodem) en specifieke doelsoorten (o.a. vogels, zeezoogdieren en vissen). Ook in het kader van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie zijn specifieke bodembeschermings-gebieden ingesteld (Friese Front en Centrale Oestergronden). Dit om invulling te geven aan de doelstelling uit de Mariene strategie deel I om 10 tot 15% van de Nederlandse Noordzeebodem te vrijwaren van noemenswaardige bodemberoering9.
In Caribisch Nederland is een reservaat ingesteld ter bescherming van zeezoogdieren en haaien (Yarari). Binnen Yarari is de Sababank aangewezen als nationaal park ter bescherming van het koraal. In de regio wordt samengewerkt met Frankrijk, de Verenigde Staten en de Dominicaanse republiek, die vergelijkbare reservaten hebben ingesteld. Ook wordt in het Caribisch gebied internationaal samengewerkt in het kader van de Cartagena Conventie en het Protocol for Specially Protected Areas and Wildlife (SPAW-protocol) in het bijzonder.
Nederland zoekt internationale samenwerking om op basis van diverse internationale verdragen, zoals het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR-verdrag) en Convention for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources (CCAMLR), ook buiten de nationale rechtsmacht beschermde gebieden te realiseren. Het beheer van deze gebieden buiten nationale rechtsmacht is momenteel gefragmenteerd geregeld. Een groot aantal internationale organisaties en arrangementen heeft een mandaat t.a.v. een bepaald gebied, een bepaalde component van biologische diversiteit, een bepaalde activiteit of combinaties van het voorgaande. Om verbetering aan te brengen in de geschetste situatie is de Nederlandse inzet internationaal om in een juridisch verbindend instrument onder het VN Zeerechtverdrag een systeem voor effectieve samenwerking t.a.v. gebiedsgerichte beheerinstrumenten tot stand te brengen. Nederland coördineert zijn positie in dit verband met de EU en haar lidstaten.
Wat zijn de implicaties van het IPCC-rapport op het Noordzeebeleid?
Een uitgebreide kabinetsappreciatie van het IPCC-rapport over oceanen en de cryosfeer is aan de kamer toegezonden.
Is het IPCC-rapport aanleiding om haast te maken met het aanwijzen van het onderwater natuurnetwerk in de Noordzee? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u deels naar het antwoord op vraag 19 en voorts naar de uitgebreide appreciatie van het rapport die aan de kamer is toegezonden.
Welk percentage van de Noordzee is daadwerkelijk beschermd voor alle soorten visserij?
Op dit moment zijn de zone I gebieden in het Natura2000-gebied Noordzeekustzone beschermd tegen alle soorten van visserij, ook recreatieve visserij. Dit betreft 140 km2 oftewel 0,2% van de NL Noordzee.
Erkent u dat de wereldwijde visbestanden zijn gedaald, in de Noordzee zelfs met 35%, door het warmere zeewater?6 Zo ja, kunt u toelichten hoe u hiermee rekening houdt in uw visserijbeleid?
Erkent u dat visbestanden in warm zeewater dubbel worden geraakt door overbevissing, doordat het ze kwetsbaarder maakt voor de hogere temperatuur van het water en het bovendien het herstel van de bestanden hindert? Zo nee, waarom niet?
Kunt u toelichten hoe u in uw visserijbeleid rekening houdt met deze dubbele negatieve impact op visbestanden in warm zeewater?
Bent u bereid dit gegeven over de dubbele negatieve impact op visbestanden in warm zeewater onder de aandacht te brengen bij de Europese onderhandelingen over de vangstquota dit najaar? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat door het warmere zeewater de maximaal duurzame vangst naar beneden bijgesteld moet worden? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat een goed beheer van mariene gebieden niet gezien moet worden als vervanging van de immer noodzakelijke snelle vermindering van de broeikasgasemissies? Zo nee, waarom niet?
Ja, beide zijn nodig.
Erkent u dat diepgaande economische en institutionele transformaties nodig zijn om de klimaatcrisis het hoofd te bieden? Zo nee, waarom niet?
Op de implicaties van de IPCC-rapporten voor het nationale en internationale beleid is ingegaan in de kabinetsappreciatie die aan de kamer is toegezonden.
Erkent u dat het missen van de Nederlandse klimaatdoelen, te beginnen met het klimaatdoel van 2020, volstrekt onverantwoord is? Zo nee, waarom niet?
Nee. Nederland heeft zijn klimaatdoelen, zoals afgesproken in mondiaal (Kyoto Protocol) en EU kader (voor de niet ETS sectoren) niet gemist. Voor 2020 heeft Nederland geen nationaal doel geformuleerd, maar tracht het Kabinet om de uitspraak in de Urgenda zaak na te leven. Met de klimaatdoelstelling van 49% reductie in 2030 ten opzichte van 1990 ligt Nederland op schema voor een reductie van 95% in 2050, zoals vastgelegd in de Klimaatwet. Deze nationale doelstellingen zijn volgens het PBL in lijn met de afspraken onder de Overeenkomst in Parijs om de mondiaal gemiddelde temperatuur te beperken tot ruim beneden 2 graden en zo mogelijk 1,5 graad en derhalve is het kabinet van mening een verantwoord klimaatbeleid te voeren.
Sanering van ernstig vervuilde bodems in gemeente De Ronde Venen |
|
Chris Stoffer (SGP), Carla Dik-Faber (CU) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de aanwezigheid van ernstig met lood vervuilde bodems vanwege historische vervuiling in de gemeente De Ronde Venen en de gang van zaken rond de aanpak ervan?1 2 3
Ja.
Deelt u de mening dat in gebieden met meer dan 800 mg/kg lood de situatie dermate ernstig is dat snelle sanering van deze gronden nodig is?
De genoemde concentratie ligt boven de interventiewaarde voor lood. Bij overschrijding van de interventiewaarde kan sprake zijn van risico’s voor de mens en/of het ecosysteem. Het betreft een signaalwaarde, die aangeeft dat mogelijkerwijze maatregelen noodzakelijk zijn.
In het Convenant bodem en ondergrond 2016 – 2020, dat het Rijk heeft gesloten met provincies, gemeenten, waterschappen en het bedrijfsleven over de invulling van de saneringsopgave, is afgesproken hoe de bevoegde overheden worden geacht om te gaan met gebieden waarin sprake is van diffuse bodemverontreiniging met humane risico's. Concreet betekent dit dat bevoegde gezagen zorgen dat in een gebied met diffuse bodemverontreiniging waar mogelijk humane risico’s aan de orde zijn gebruiksadviezen worden opgesteld om de risico’s te minimaliseren. Indien deze risico’s niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht door het opvolgen van de gebruiksadviezen, dan zorgen de bevoegde gezagen dat deze risico’s zo spoedig mogelijk worden beheerst. Voor het definitief wegnemen van de risico’s wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke momenten zoals herontwikkeling. Het is aan het bevoegd gezag om op basis van voornoemde te bepalen welke maatregelen zij neemt. Dit hoeft dus niet per definitie een snelle sanering te zijn. Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 7 voor de beschrijving van de invulling hiervan door de gemeente Ronde Venen en Provincie Utrecht. Het is belangrijk om ten aanzien van de loodproblematiek gezamenlijk op te trekken als rijksoverheid met de bevoegde gezagen. Dit doen we in het kader van de landelijke werkgroep lood. Daarnaast worden ervaringen gedeeld in het kennisproject «Samenwerken onder de Omgevingswet – casus diffuus lood» onder het Uitvoeringsprogramma van het Bodemconvenant.
Hoe ziet u met betrekking tot de in de casus bedoelde bodembescherming de verantwoordelijkheid van Rijk, provincie respectievelijk gemeente?
Momenteel zijn de provincies en 29 grote gemeenten het bevoegde gezag voor het stellen van regels over de aanpak van historische verontreinigingen in de bodem, waar deze tot risico’s voor de gezondheid en het milieu leiden. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet (voorzien in 2021) worden alle gemeenten het bevoegde gezag.
Gemeenten hebben op grond van het Besluit bodemkwaliteit al bevoegdheden op het gebied van toepassen van grond. Gemeenten hebben na de inwerkingtreding van de Omgevingswet een rol uit te oefenen als bevoegd gezag voor de omgang met bodemverontreiniging en sanering van verontreinigde bodem en grondwater. 29 grotere gemeenten zijn nu al bevoegd gezag voor deze taak.
Dat laat onverlet dat de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen goed moeten samenwerken om deze overheveling in goede banen te leiden. In het antwoord op vraag 2 is beschreven hoe dit momenteel vorm krijgt. Daarbij geldt dat gedurende de looptijd van het Convenant bodem en ondergrond middelen uit de Rijksbegroting beschikbaar zijn (i.e. tot 31/12/2020). Ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal de rijksoverheid betrokken blijven bij de problematiek van diffuus lood. De rijksoverheid, IPO, VNG en Unie van Waterschappen zijn met elkaar in gesprek over een mogelijk vervolg op de afspraken uit het Convenant bodem en ondergrond. De aanpak van diffuus lood en opkomende stoffen zijn onderwerpen die hierin mogelijk een plek kan krijgen.
Is de veronderstelling juist dat met name de provincie aan zet is?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u de gevolgen van de overheveling van bodemtaken naar gemeenten bij de invoering van de Omgevingswet voor deze gemeenten?
Zie antwoord vraag 3.
Welke financiële instrumenten zijn vanuit het Rijk beschikbaar voor (bijdragen aan) bodemsanering?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid in overleg te treden met betrokken gemeenten en provincies om ervoor te zorgen dat urgente saneringen, zoals in de gemeente Ronde Venen, op een goede manier uitgevoerd worden?
Mijn ministerie neemt deel aan een landelijke werkgroep diffuus lood, waarin met gemeenten en provincies wordt overlegd over de problematiek van diffuse verontreinigingen met lood in de bodem. Het is immers duidelijk dat deze problematiek ook gevolgen zal hebben voor een langere periode na ingang van de Omgevingswet, waarbij tevens geldt dat de huidige rollen en verantwoordelijkheden van betrokken partijen gaan veranderen.
De gemeente de Ronde Venen en de Provincie Utrecht hebben in een gesprek met mijn ministerie op 2 oktober jl. aangegeven dat zij in constructief overleg zijn over de aanpak van de risico’s van de aanwezigheid van lood in de bodem. De Provincie Utrecht heeft reeds in 2018 een kaart met aandachtsgebieden voor lood uitgebracht. Daarnaast heeft de Provincie Utrecht door de omgevingsdienst onderzoek laten uitvoeren naar het voorkomen van lood in de bodem op kinderspeelplaatsen. Vervolgens hebben de beheerders van kinderspeelplaatsen inrichtingsadviezen ontvangen om de blootstelling te verminderen, zo ook in de gemeente de Ronde Venen. Daar zijn inmiddels maatregelen genomen.
Verder heeft de Provincie Utrecht op 24 september jl. een handelingskader voor diffuus lood in de bodem vastgesteld. Op ambtelijk en bestuurlijk niveau zijn beide partijen, in een gezamenlijke taskforce met de omgevingsdiensten en de GGD, reeds in overleg om de opgave en maatregelen te verkennen. Daartoe laat de taskforce middels scenario’s onderzoeken welke mix van maatregelen mogelijk is om de problematiek te beheersen op de korte, middellange en lange termijn. Dit onderzoek bevindt zich in een afrondende fase.
De gemeente de Ronde Venen en de Provincie Utrecht hebben ondervonden dat het gezamenlijk optrekken werkt, maar wel tijd en capaciteit vergt. Ook is duidelijk geworden dat de gezamenlijke inzet de mogelijkheid geeft om tijdig op ontwikkelingen te anticiperen. Dit zijn waardevolle ervaringen die in de landelijke werkgroep diffuus lood worden gedeeld met andere gemeenten en provincies. Daarnaast worden deze ervaringen gedeeld in het kennisproject «Samenwerken onder de Omgevingswet – casus diffuus lood» onder het Uitvoeringsprogramma van het Bodemconvenant. Het delen van de ervaringen als deze fungeert als voorbeeld voor andere provincies en gemeenten.
Het bericht 'Minister Wiebes over compensatie NAM: 'Voelt heel verkeerd, maar moet wel'' |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Minister Wiebes over compensatie NAM: «Voelt heel verkeerd, maar moet wel»»?1
Ja.
Waar is het bedrag van 90 miljoen euro op gebaseerd dat nu wordt uitgekeerd aan Shell en Exxon? Klopt het dat dit bedrag niet definitief is? Zo ja, wat is het totale bedrag dat u wilt uitkeren aan deze twee bedrijven?
Voor de veiligheid van de Groningers heb ik de verantwoordelijkheid om de gaswinning uit het Groningenveld zo snel als mogelijk af te bouwen. Ik heb uw Kamer op 10 september jl. geïnformeerd over aanvullende afspraken met Shell en ExxonMobil over een gewijzigde inzet van gasopslag Norg. Daarmee kan de gaswinning, met behoud van de leveringszekerheid, het huidige gasjaar 2019/20 al beperkt blijven tot minder dan 12 miljard Nm3 en is er uitzicht op nul vanaf medio 2022. Daarmee geef ik invulling aan de motie Yesilgöz-Zegerius c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 626).
Het gebruik van Norg voor de minimalisering van de Groningenproductie leidt wel tot extra kosten, onder meer door de inkoop van hoogcalorisch gas en de gewijzigde inzet van gasopslag Norg als buffer voor het geproduceerde pseudo-Groningengas.
Tegelijkertijd is er met deze versnelde daling van de gaswinning sprake van een structurele en materiële afwijking van het basispad van 29 maart 2018. Hierdoor vallen de opbrengsten van het Groningenveld voor alle partijen beduidend lager uit. Op basis van het Akkoord op Hoofdlijnen heb ik een inspanningsverplichting om dan in overleg te treden met de betrokken partijen om de balans van de afspraken opnieuw te bezien.
Een voorlopig bedrag van netto 90 miljoen euro verzekert de inzet van gasopslag Norg voor het gasjaar 2019/2020 en biedt tegelijkertijd alle partijen nog de ruimte om de komende tijd te benutten om in samenwerking met de Minister van Financiën en externe adviseurs de consequenties van de inzet van Norg en ook de overige effecten van het eerder beëindigen van de gaswinning in kaart te brengen. Het bedrag van 90 miljoen euro netto is dus niet definitief.
Zonder financiële afspraken met Shell en Exxon op zeer korte termijn achtte ik het te onzeker dat ik de winning voor komend gasjaar onder de 12 miljard Nm3 vast kon stellen en tegelijkertijd te zorgen voor de leveringszekerheid. Daarom sta ik voor deze afspraak.
Op welke juridische gronden maakt u dit bedrag over?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 heb ik in het interim- akkoord aanvullende afspraken gemaakt om de gaswinning versneld te beperken.
In het artikel stelt u niet aan betalingen te kunnen ontkomen en dat deze noodzakelijk zijn wegens bestaande contracten; bent u bereid uw analyse naar de Kamer te sturen zodat de Kamer uw juridische redenering kan controleren?
Zonder financiële afspraken met Shell en Exxon op zeer korte termijn achtte ik het onmogelijk om de winning voor komend gasjaar onder de 12 bcm vast te stellen en tegelijkertijd te zorgen voor de leveringszekerheid. Vanzelfsprekend heb ik voorafgaand en tijdens de gesprekken over het interim--akkoord (intern en extern) juridisch advies ingewonnen. Ik ben graag bereid om uw Kamer nader te informeren in een vertrouwelijke briefing. Ik hecht aan deze vertrouwelijkheid omdat openbaarmaking de onderhandelingspositie van de Staat richting de totstandkoming van de definitieve afspraken (een addendum bij het Akkoord op Hoofdlijnen) kan schaden.
Daarnaast zal ik de Kamer ook regelmatig en tijdig informeren over de voortgang van de gesprekken over de afbouw van de gaswinning met Shell en Exxon, zoals mij verzocht is in de motie Mulder c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 686).
Is het niet zeer gebruikelijk om contracten aan te passen indien omstandigheden veranderen, zeker wanneer deze omstandigheden veranderd zijn als direct gevolg van het contract, zoals het geval is bij de aardbevingsproblematiek in Groningen?
Hierbij ga ik ervan uit dat u doelt op het Akkoord op Hoofdlijnen dat op 25 juni 2018 is gesloten (Kamerstuk 33 529, nr. 493). De inspanningsverplichting uit het Akkoord op Hoofdlijnen voorziet in de mogelijkheid om bij gewijzigde omstandigheden opnieuw om tafel te gaan en afspraken indien nodig te herzien. Het kabinet houdt zich aan die gemaakte afspraken als betrouwbare contractpartij.
Zou behoud van het huidige contract niet volkomen onethisch zijn, in strijd met de goede zeden en in strijd met hetgeen maatschappelijk betamelijk is?
Het Akkoord op Hoofdlijnen bevat belangrijke elementen voor een goede en zorgvuldige afbouw van de gaswinning in Groningen. Zo regelt het Akkoord op Hoofdlijnen verstrekkende garanties voor de kosten van schadeherstel en versterking, waarborgen voor de financiële robuustheid van de NAM en afspraken om de NAM zo snel mogelijk op afstand van inhoudelijke keuzes rond schadevergoeding en versterking te plaatsen. Daarbij is toen eveneens geregeld dat Shell en ExxonMobil afzien van hun claim op het niet gewonnen gas in de grond. Alle partijen spannen zich zo gezamenlijk in om de versnelde afbouw van de gaswinning mogelijk te maken.
In hoeverre speelt overmacht een rol, temeer omdat de gaswinning is verminderd omdat de veiligheid van Groningers onvoldoende geborgd is? Welke rol spelen de vernietigingen door de Raad van State van uw gaswinningsvergunningen?
De vraag of hier sprake is van overmacht is in dit verband niet relevant. Voor de veiligheid is het nodig dat de winning zo snel mogelijk naar 12 miljard Nm³ gaat. Dit kan ik niet eigenstandig doen omdat het naar beneden brengen van de winning alleen mogelijk is door de inzet van Norg voor de opslag van pseudo-Groningengas. Om een versnelde verlaging van de gaswinning mogelijk te maken moest ik daarom aanvullende afspraken maken. Zonder deze afspraken kon ik de leveringszekerheid niet waarborgen. De Raad van State heeft in zijn uitspraak bevestigd dat met beide van deze twee belangen (snelle afbouw en leveringszekerheid) rekening moet worden gehouden. Dit is wat ik in het interim--akkoord gedaan heb.
Hoe kan het zijn dat private bedrijven rechten ontlenen en gecompenseerd moeten worden als de veiligheid van Groningers daardoor in gevaar wordt gebracht en schade wordt toegebracht?
Met de aanvullende afspraken die in het interim- akkoord zijn vastgelegd wordt de versnelde afbouw van de gaswinning mogelijk. Zie in dit verband ook mijn antwoord op de vragen 2 en 7.
Heeft u een beroep gedaan op het geweten en het morele besef van Exxon en Shell om zonder dure en tijdrovende procedures en zonder afkoopsom samen te werken aan verminderde gaswinning en duurzame oplossingen voor de problematiek in Groningen? Zeker nadat zij met het eerder gesloten Akkoord op Hoofdlijnen (de deal) al de hoofdprijs binnensleepten met de nieuwe winst- en kostenverdeling?
Het is mijn verantwoordelijkheid om de gaswinning zo snel als mogelijk te minimaliseren. Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven heb ik daarom ik aanvullende afspraken gemaakt in het interim--akkoord. Ik doe binnen de mogelijkheden en verantwoordelijkheden die ik heb een voortdurend beroep op alle partijen om de gaswinning zo snel mogelijk omlaag te brengen.
Het handhavingsverzoek van Mobilisation for the Environment met betrekking tot Schiphol en de Wet natuurbescherming |
|
Lammert van Raan (PvdD), Cem Laçin , Suzanne Kröger (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het handhavingsverzoek van Mobilisation for the Environment (MOB) met betrekking tot Schiphol en de Wet natuurbescherming en bent u bekend met het bericht «Schiphol heeft al jaren geen natuurvergunning: «100.000 vluchten illegaal»»1?
Ja.
Klopt de stelling van MOB dat Schiphol niet beschikt over een geldige vergunning met betrekking tot de Wet natuurbescherming? Zo ja, sinds wanneer bent u hiervan op de hoogte?
De luchthaven Schiphol beschikt niet over een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb).
Een vergunning kan noodzakelijk zijn indien er sprake is van een project of andere handeling die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, bijvoorbeeld als gevolg van (extra) stikstofdepositie.
Tot de inwerkingtreding van de Schipholwet was het beleid en juridisch kader voor Schiphol opgenomen in de Planologische Kernbeslissing Schiphol en Omgeving. Het eerste luchthavenverkeerbesluit voor Schiphol dateert van 26 november 2002. Bij genoemde datum is ook het eerste luchthavenindelingbesluit voor Schiphol vastgesteld. Ten behoeve van beide besluiten is destijds een Milieueffectrapportage (MER) opgesteld. Beide besluiten zijn op 20 februari 2003 in werking getreden. Deze besluiten liggen vóór de Europese referentiedatum van 7 december 2004, waarop de lijst van gebieden van communautair belang als bedoeld in de Habitatrichtlijn is vastgesteld. Dat wil zeggen dat in 2002 nog geen vergunningplicht gold voor activiteiten die kunnen leiden tot schade aan de natuur.
Bij besluit van 18 september 2008 (in werking getreden op 8 oktober 2008) is het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol gewijzigd. Ter voorbereiding op dit besluit is een MER opgesteld («Verder werken aan de toekomst van Schiphol en regio. Korte termijn», Schiphol Group en Luchtverkeersleiding Nederland, 2007). Ook hierbij zijn de natuurwaarden in beschouwing genomen. In het MER wordt geconcludeerd: «Doordat het huidige planalternatief minder vliegtuigbewegingen en overeenkomstige vlieghoogtes laat zien met het lange termijn scenario van het MER «Schiphol 2003», zijn de conclusies van het onderzoek uit 2003 ook van toepassing op het planalternatief van het MER «Korte Termijn». Er is op geen enkel punt sprake van significante effecten op beschermde soorten en/of gebieden in relatie tot de thans vigerende Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet».
Het Ministerie van LNV heeft, als bevoegd gezag voor de Wet natuurbescherming, een handhavingsverzoek gekregen met betrekking tot Schiphol en de vraag of, en zo ja, in hoeverre Schiphol over een Wnb-vergunning dient te beschikken. Ik kan nu niet vooruitlopen op de reactie van het Ministerie van LNV.
Klopt het verweer van Schiphol dat het als honderdjarige niet aan de wet hoeft te voldoen? Of klopt de stelling van MOB dat er voor Schiphol geen uitzondering is van de vergunningsplicht?
Ook Schiphol moet zich aan de wet houden. Noch voor Schiphol, noch voor de andere luchthavens geldt een uitzonderingspositie. Voor wat betreft het handhavingsverzoek kan ik nu niet vooruitlopen op de reactie van het Ministerie van LNV.
Als Schiphol wel een vergunning heeft, is deze actueel, geldig en vergunt deze de huidige operatie en emissies?
Voor Schiphol zijn op grond van de Wet luchtvaart het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB) en het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) van kracht. Ook heeft Schiphol krachtens de Wet luchtvaart een exploitatievergunning. In het LVB zijn grenswaarden voor de uitstoot van stoffen die lokale luchtverontreiniging veroorzaken opgenomen, waaronder NOx. Er is op dit moment een wijziging van het LVB in voorbereiding die voorziet in het vastleggen van het nieuw normen- en handhavingstelsel (NNHS) en een maximum aantal vliegtuigbewegingen per jaar (500.000).
Daarnaast is de milieuruimte voor Schiphol gekwantificeerd in de zogeheten gelijkwaardigheidscriteria. Vijf van die criteria hebben betrekking op luchtkwaliteit, dat wil zeggen dat ze de maximale uitstoot van vijf luchtverontreinigende stoffen (CO, SO2, NOx, VOS en PM10) bepalen. De gelijkwaardigheidscriteria worden in de hiervoor genoemde wijziging van het LVB meegenomen.
Hoe worden de stikstofemissie van Schiphol en zijn operaties nu gecontroleerd en gehandhaafd?
De Inspectie leefomgeving en transport (ILT) controleert of Schiphol voldoet aan de in het vorige antwoord genoemde luchtvaart-regelgeving en gelijkwaardigheidscriteria en rapporteert hierover twee keer per jaar. Deze handhavingsrapportages worden elke keer aan uw Kamer gestuurd (zie onder meer de Handhavingsrapportage Schiphol 2018, bijlage bij Kamerstuk 29 665, nr. 370). Het Ministerie van LNV is bevoegd gezag voor de Wet natuurbescherming.
Hoeveel NOx mag Schiphol met zijn operaties uitstoten en tot hoeveel depositie in de omliggende natuurgebieden leidt dit?
Het vliegverkeer van Schiphol mag 74,6 gram NOx per ton startgewicht uitstoten (zie onder meer blz. 39 van de in het vorige antwoord genoemde handhavingsrapportage).
Voor het vastleggen van het nieuw normen- en handhavingstelsel (NNHS) in het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol wordt vanwege het wegvallen van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) en de daaraan ten grondslag liggende passende beoordeling, de komende maanden door Schiphol een nieuwe berekening gemaakt van de stikstofdepositie als gevolg van het vliegverkeer van Schiphol. Daaruit zal opnieuw volgen tot hoeveel depositie de uitstoot van het vliegverkeer in Natura-2000 gebieden leidt en tot welke consequenties en vervolgacties dat (na het wegvallen van het PAS) leidt. De resultaten van de berekeningen worden opgenomen in het MER van het nieuw normen- en handhavingstelsel, dat als bijlage bij het te wijzigen LVB aan uw Kamer zal worden voorgelegd.
Hoeveel meer is dat ten opzichte van de vorige/oude situatie voor de Natura 2000-gebieden op de lijst van communautair belang werden geplaatst en hoe wordt die extra depositie gecompenseerd?
Zie de antwoorden op de vragen 6 en 13.
Klopt de stelling van MOB dat de vigerende vergunning die van december 2004 is en een omvang van de operaties en emissies aangeeft van ca. 400.000 vliegbewegingen? Klopt daarmee de conclusie van MOB dat 100.000 vluchten illegaal zijn? Zo nee, hoe zit het dan?
Met de wijzing van de Wet luchtvaart in 2003 door middel van de Schipholwet is een geluidstelsel voor de luchthaven Schiphol ingevoerd dat uitgaat van de vaststelling van grenswaarden voor de geluidbelasting in handhavingspunten. Het eerste besluit waarin dit nieuwe geluidstelsel is vastgelegd, is het Besluit van 26 november 2002 tot vaststelling van een luchthavenverkeerbesluit voor de luchthaven Schiphol (Luchthavenverkeerbesluit Schiphol). In dit besluit is geen aantal vliegtuigbewegingen vastgelegd, maar het hiervoor genoemde systeem van handhavingspunten (de milieugebruiksruimte), waarbij Schiphol binnen de in het besluit opgenomen grenswaarden moet blijven. Momenteel loopt de procedure voor het wijzigen van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB), waarmee de maximaal 500.000 vliegtuigbewegingen tot en met 2020 en het nieuw normen- en handhavingstelsel juridisch worden verankerd.
Indien de omschrijving «illegaal» volgens u niet klopt, wat is dan volgens u de correcte benaming voor het aantal vliegbewegingen boven de ca. 400.000?
Gaat u (of de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) handhaven zoals MOB verzoekt? Wat betekent dit voor de operaties op Schiphol?
Als u niet gaat handhaven en niet de emissies en deposities terugbrengt naar het vergunde niveau, gaat u dan de huidige emissies vergunnen/legaliseren?
Als u niet gaat handhaven en niet de emissies en deposities terugbrengt naar het vergunde niveau, wat is dan de juridische status van de te veel uitgestoten deposities en emissies?
Hoe zouden de huidige emissies of zelfs een mogelijke groei van de emissies gecompenseerd of gelegaliseerd kunnen worden, nu het Programma Aanpak Stikstof (PAS) geen ruimte verschaft?
Voor het vastleggen van het nieuw normen- en handhavingstelsel in het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB) wordt vanwege het wegvallen van het PAS de komende maanden door Schiphol een nieuwe berekening gemaakt van de stikstofdepositie als gevolg van het vliegverkeer van Schiphol. Daaruit zal blijken of, en zo ja, welke consequenties en vervolgacties aan de orde zijn.
Hoe staat het met de vergunningen voor de in het handhavingsverzoek van MOB genoemde bouwactiviteiten, zoals de H-pier en de Tango-baan?
Zie het antwoord op de vragen 9 tot en met 12.
Welke vergunningen hebben de overige Nederlandse vliegvelden met betrekking tot de Wet Natuurbescherming? En waar ze ontbreken, wat gaat u hieraan doen?
Lelystad Airport, Rotterdam The Hague Airport, Maastricht Aachen Airport en Eindhoven Airport beschikken niet over een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb). Groningen Airport Eelde beschikt wel over een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. Deze is op 2 december 2009 door gedeputeerde staten van Groningen en Drenthe verleend. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar de antwoorden op de vragen van de leden Bruins (ChristenUnie), Amhaouch (CDA) en Paternotte (D66) over het bericht «Schiphol is niet de enige: ook 5 andere Nederlandse vliegvelden missen natuurvergunning» (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 540).
Kunt u van alle Nederlandse vliegvelden een tijdlijn verschaffen waarin duidelijk wordt gemaakt in welke periode deze luchthavens beschikten over welke vergunningen met betrekking tot de Wet Natuurbescherming?
Zie het antwoord op vraag 15.
De UN Climate Action Summit van 23 september |
|
Tom van der Lee (GL), Bart Snels (GL) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat banken en verzekeraars op grote schaal investeren in bedrijven die schaliegas en plastic produceren?1
Ik ben bekend met het artikel van de NRC over dit onderwerp.
Kent u de oproep van 450 organisaties aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties om klimaatverandering, de escalerende problematiek rondom plastic soep als gevolg van fossiele energie en in het bijzonder schaliegas aan te pakken en hier op de UN Climate Action Summit van 23 september 2019 aandacht aan te besteden?
Ja, de open brief aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties van 18 september 2019 is mij bekend.
Kunt u zich tijdens en na de UN Climate Action Summit actief inspannen om klimaatverandering en de escalerende problematiek rondom plasticvervuiling in onder meer oceanen als gevolg van fossiele energiewinning, in het bijzonder de sterk toenemende productie van schaliegas, tegen te gaan?
Samen met een veelheid aan partners heeft het Nederlandse kabinet een ambitieus nationaal klimaatakkoord uitgewerkt, waarin vergaande maatregelen ter reductie van CO2-uitstoot worden genomen.
Het kabinet heeft de UN Climate Action Summit gebruikt om ook andere landen te stimuleren ambitieuzere klimaatmaatregelen te nemen en zal dit continueren in het kader van de ingezette klimaatdiplomatie (Kamerstuk 31 793, nr. 189). Nederland steunt de oproep van de SG VN om de ontwikkeling van duurzame energie te stimuleren en het gebruik van fossiele brandstoffen geleidelijk af te bouwen, in lijn met de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs en de Sustainable-Development-Goals-agenda. Nederland zet hier zowel in multilateraal verband als ook in de bilaterale samenwerking met landen op in, onder andere via het mobiliseren van groene investeringen en het uitfaseren van publieke financiële steun aan de exploratie en ontwikkeling van nieuwe voorraden olie en gas. De Nederlandse regering heeft besloten geen opsporingsvergunningen meer te verstrekken voor schaliegas. Ten slotte spant Nederland zich in om de milieudruk van plastics te verminderen en de circulariteit van plastics te bevorderen, o.a. via het Plastic Pact NL, de beleidsintensivering van marien zwerfvuil in het Programma van Maatregelen van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (15 december 2015), het beleidsprogramma microplastics (Kamerstuk 30 872, nr. 219) en de aanpak voor plastic zwerfafval in de rivieren (Kamerstuk 30 872, nr. 222).
Kunt u zich inspannen om banken en verzekeraars te stimuleren om hun energiebeleid aan te scherpen en schaliegaswinning en productie van (single use) plastics te ontmoedigen, tegen te gaan of uit te sluiten van financiering? Kunt u het gesprek hierover aan gaan met banken en verzekeraars en/of hier bijvoorbeeld een seminar of rondetafelgesprek over organiseren waarbij banken en verzekeraars, overheid, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen worden uitgenodigd?
Het is een goede zaak wanneer verzekeraars, banken en andere financiële instellingen open zijn over de milieu en klimaateffecten van hun investeringen, zodat hun klanten een gefundeerde keuze kunnen maken. Voor wat betreft klimaateffecten, met het klimaatcommitment hebben de ondertekenaars afgesproken om met actieplannen te komen om bij te dragen aan het Klimaatakkoord van Parijs en zij zullen daarover ook rapporteren, te beginnen in 2020. Daarnaast is het Platform voor Duurzame Financiering onder het voorzitterschap van DNB opgericht om dergelijke punten te bespreken, Deelnemers van dit platform bestaan o.a. uit overheid en financiële instellingen. Binnen dit overleg zal dit onderwerp worden besproken.
Het CETA-verdrag dat afbouw gaswinning in de weg staat |
|
Mahir Alkaya , Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel uit het Dagblad van het Noorden over het handelsverdrag tussen de EU en Canada (CETA) dat de afbouw van gaswinning tegenhoudt?1 Zo ja, wat is daarop uw reactie?
Ja. Voor sommige punten in het artikel is een nuancering op zijn plaats. Genoemde bedrijven kunnen geen aanspraak kunnen maken op de beschreven schadevergoeding onder het CETA verdrag. Het Canadese Vermilion Energy is geen gasproducent in het Groningen gasveld en kan geen aanspraak maken op gederfde winst ten gevolge van de afbouw van de winning uit dit veld. Ook ExxonMobil kan geen aanspraak maken op een schadevergoeding via het CETA-verdrag. ExxonMobil is namelijk een Amerikaans bedrijf en valt buiten de werking van CETA.
Heeft u al signalen ontvangen van gaswinningsbedrijven die wanneer het handelsverdrag geldig is, claims bij de Nederlandse overheid willen neerleggen? Zo ja, welke? Zo nee, verwacht u die?
Ik heb geen signalen ontvangen van gaswinningsbedrijven die claims neer willen leggen wanneer het handelsverdrag geratificeerd is. Ik verwacht deze ook niet in de toekomst.
Wat zijn volgens u de gevolgen voor de daling van gaswinning in kleine velden na eventuele invoering het CETA-verdrag?
Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de eventuele ratificatie van CETA van invloed is op gaswinning uit kleine velden.
Hoe verhoudt zich een claim van een dochterbedrijf van ExxonMobil tot het Akkoord op Hoofdlijnen? Is er in dat Akkoord een afspraak opgenomen dat zij niet kunnen claimen bij vermindering van winsten in kleine velden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven verwacht ik geen claims als het CETA verdrag is geratificeerd. Het AoH ziet daarnaast enkel op het Groningenveld, en bevat geen bepalingen omtrent gaswinning uit kleine velden.
Bereidt u zich voor op eventuele claims die komen? Zo ja, hoe doet u dat?
Zie het antwoord op vraag 2.
Zijn er in Nederland nog meer dan in het artikel genoemde gaswinningsvelden, waar de winning na het CETA-verdrag mogelijk claims gaat opleveren?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat als CETA geratificeerd wordt, zowel de stop van de gaswinning in Nederland als de energietransitie richting duurzaam energie onder druk komen te staan vanwege het prijskaartje door dergelijke claims? Kunt u uw antwoord toelichten?
De verdragstekst van CETA bevestigt expliciet het recht voor overheden om te reguleren in het publieke belang. Het gaswinningsbeleid en de energietransitie in Nederland zijn publieke belangen. CETA biedt buitenlandse investeerders enkel recht op schadevergoeding in het geval van onteigeningen die niet in het publiek belang zijn en/of wanneer geen adequate compensatie is betaald. Het verdrag voorziet derhalve in een zorgvuldige balans tussen de bescherming van publieke belangen en het stimuleren van investeringen. Voor de verwachtingen ten aanzien van claims verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.
Kunt u garanderen dat inwoners van Nederland nooit de financiële gevolgen, direct en/of indirect, ondervinden van eventuele claims van gaswinningsbedrijven? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het geval van onteigeningen biedt CETA buitenlandse investeerders enkel recht op schadevergoeding wanneer er geen sprake is van een publiek belang en/of wanneer er geen adequate compensatie is betaald. Van beide is bij de afbouw van de gaswinning in Groningen geen sprake. Een succesvolle claim onder het eventuele CETA-verdrag acht ik dan ook zeer onwaarschijnlijk.
Deelt u de mening dat het CETA-verdrag goed is voor olie- en gasbedrijven, maar slecht voor het klimaat zoals Milieudefensie verklaart op haar website?2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u om deze reden bereid zich tegen dit verdrag te keren?
Ik deel deze mening niet. Door CETA worden zowel importtarieven op goederen die kunnen bijdragen aan duurzame ontwikkeling afgeschaft als importheffingen op fossiele brandstoffen. De verlaagde importheffingen op fossiele brandstoffen hebben volgens de Sustainability Impact Assessment slechts beperkte effecten op de uitstoot van broeikasgassen. De verwachting van het Sustainability Impact Assessment bij CETA is dat de productie stabiel zal blijven door het akkoord. De handel in fossiele brandstoffen is vooral afhankelijk van andere factoren, zoals de internationale olieprijs.
Canada, de EU en haar lidstaten dienen zich bovendien aan hun verplichtingen onder het Parijs-akkoord en aan andere klimaatdoelstellingen te houden. De inwerkingtreding van CETA heeft hier geen invloed op. CETA bevat voorts afspraken die een positieve bijdrage aan het klimaat kunnen leveren. Partijen bevestigen in de duurzaamheidshoofdstukken van CETA het Parijs akkoord te ratificeren en te implementeren en spreken af hierin gezamenlijk op te trekken.
Kunt u beloven dat wanneer Nederland tegen dit verdrag stemt, dat dit het einde betekent van CETA?
Nederland heeft CETA in 2016 ondertekend. Voor de ratificatie ligt het verdrag ter goedkeuring aan het parlement voor. CETA is een gemengd verdrag. De eventuele situatie die zou kunnen ontstaan, wanneer een EU-lidstaat een gemengd handelsakkoord niet ratificeert, is onontgonnen terrein en zal in de Raad moeten worden besproken.
Het bericht ‘Regenwoudmaffia’ vermoordt en bedreigt inwoners Amazone’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Regenwoudmaffia vermoordt en bedreigt inwoners Amazone» van 17 september jl. en van het rapport «Rainforest Mafias» van Human Rights Watch?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de ontwikkelingen die er gaande zijn in het Amazonegebied nu sinds het aantreden van president Bolsonaro de handhaving van milieuwetgeving is teruggeschroefd?
Ja.
Wat vindt u van de kritiek van de Braziliaanse president op mensen en belangenorganisaties die het regenwoud proberen te beschermen?
Het is onduidelijk op welke uitspraken van de president de artikelen doelen. Duidelijk is dat president Bolsonaro meent dat er meer ruimte zou moeten komen voor economische exploitatie van de Amazone, en daarbij tegenover belangenorganisaties komt te staan die bescherming van het regenwoud centraal stellen. Waar dit leidt tot kritiek op en verbale bedreigingen van milieuorganisaties, is dit uiterst zorgelijk. Waar dit leidt tot geweld en mensenrechtenschendingen is dit onacceptabel.
Heeft u over deze uitspraken contact opgenomen met uw ambtsgenoot om uw zorgen over te brengen? Zo ja, wat was de reactie? Zo nee, waarom niet?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft en marge van de AVVN op 26 september gesproken met zijn ambtgenoot Ernesto Araújo en daarbij de Nederlandse zorgen uitgesproken over de ontbossingsproblematiek in Brazilië.
Heeft u contact opgenomen met uw ambtsgenoot om uw zorgen te uiten over het vermoorden en bedreigen van de mensen die het oerwoud willen beschermen tegen illegale houtkap door criminele organisaties? Zo ja, is het bekend wat de Braziliaanse overheid doet tegen deze criminele organisaties? Zo nee, bent u bereid alsnog deze zorgen over te brengen en te vragen naar een plan van aanpak?
De Nederlandse regering blijft in de dialoog Brazilië aandringen op adequate bescherming van mensenrechten en van de Amazone. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de ontbossingsproblematiek ook aangekaart bij zijn ambtgenoot Ernesto Araújo. Ook in overleg met EU-partners zijn dit terugkerende thema’s. Geconstateerd moet worden dat het wetgevend kader om op te treden tegen criminele organisaties aanwezig is, maar de financiële middelen en de politieke wil om dat kader te handhaven tekort schieten.
Is er na de politieke consultaties van de Directeur Generaal Politieke Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken met zijn Braziliaanse ambtgenoot in Brasilia in mei 2019 nog op dit niveau contact geweest? Zo ja, is ook over dit onderwerp gesproken? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassadeur spreekt met grote regelmaat met verschillende Braziliaanse ministers over de situatie in de Amazone, zowel bij gezochte als ongezochte gelegenheden. Daarbij komt de gebrekkige handhaving van de eigen milieuwetgeving ook ter sprake. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de ontbossingsproblematiek ook aangekaart bij zijn ambtgenoot Ernesto Araújo in een gesprek op 26 september jl.
Hoe vaak heeft de Nederlandse ambassadeur in de afgelopen weken over de Amazone gesproken met de Braziliaanse overheid? Zijn de criminele organisaties daarbij ook ter sprake gekomen?
Zie antwoord vraag 6.
In hoeverre heeft u over het bovenstaande contact opgenomen met uw Europese ambtsgenoten om hierbij gezamenlijk op te trekken?
Zowel in Brussel als in Brasilia is de Amazone geregeld onderwerp van gesprek tussen Europese partners.
Is er sprake van samenwerking op Europees niveau in het contact met de Braziliaanse overheid als het de zorgen over het Amazone gebied betreft? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Kunt u aangeven over welke nieuwe initiatieven wordt gesproken in de dialoog en samenwerking met de Braziliaanse overheid en andere belanghebbenden ter verduurzaming van de productie van agrarische grondstoffen?
In de dialoog met de Braziliaanse overheid wordt op verschillende niveau’s gezocht naar samenwerking t.a.v. het tegengaan van ontbossing en verduurzaming van landbouw en veehouderij in Brazilië, waarbij ook het Wereldnatuurfonds en partners als Solidaridad en IDH een belangrijke rol spelen.
Overweegt u naar aanleiding van deze ontwikkelingen maatregelen om uw zorgen met betrekking tot de illegale houtkap van het Amazonegebied kracht bij te zetten? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het tegengaan van illegale houtkap is expliciet in het duurzaamheidshoofdstuk van het EU-Mercosur Handelsakkoord opgenomen.
In algemene zin is de Nederlandse inzet gericht op de verduurzaming van de wijze waarop soja wordt geproduceerd, inclusief de milieuproblematiek, de verbetering van arbeidsomstandigheden en naleving van mensenrechten. Dit geldt ook de inzet voor de samenwerking met Brazilië. In dit beleid stimuleert Nederland de private sector om duurzaam geproduceerde grondstoffen in te kopen en de marktvraag naar gecertificeerd duurzame en ontbossingsvrije producten binnen de Europese Unie en daarbuiten te vergroten.
De Nederlandse overheid stimuleert dit met een actieve inzet binnen het Amsterdam Declarations Partnership (ADP). In het ADP werkt Nederland samen met Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk naar een gezamenlijke aanpak tegen ontbossing t.b.v. de uitbreiding van landbouwgrond voor soja. Mede op aandringen van het ADP heeft de Europese Commissie in juli een Mededeling gepubliceerd waarin maatregelen worden voorgesteld voor een Europese aanpak ter bescherming en het herstel van bossen in de wereld met bijzondere aandacht voor de aanjagers van ontbossing zoals soja. Het BNC-fiche over de Mededeling is onlangs aan uw Kamer toegestuurd.
Wat vindt u van de oproep van milieuorganisaties tot het matigen van het gebruik van Braziliaanse soja om het regenwoud te beschermen?
Die oproep vindt het kabinet begrijpelijk, de vraag naar soja uit Brazilië voor de Europese en Nederlandse markt is echter over de jaren stabiel. De sterk groeiende vraag naar soja komt vooral uit China. Vanwege de belangrijke positie als marktpartij en importeur van soja uit Latijns- Amerika is ons land in een goede positie een bijdrage te leveren aan het tegengaan van ontbossing en kunnen wij meepraten over de duurzaamheid van de teelt in andere delen van de wereld en zo een gunstig hefboomeffect hebben op internationale milieu en natuurdoelen en biodiversiteit.
Overigens wil de EU vanwege de zorgen en risico’s bij de productie van soja minder afhankelijk worden van import en meer zelfvoorzienend worden in de productie van plantaardige eiwitten. Deze oproep van de EU zal worden uitgewerkt in een nationale eiwitstrategie toegesneden op de Nederlandse situatie.
Bent u in gesprek met bedrijven die soja uit Brazilië importeren en hun (mogelijke) rol bij de gebeurtenissen in het Amazonegebied en op welke wijze zij een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van die omstandigheden?
Er is een effectief Amazone Moratorium waarbinnen Braziliaanse sojaverwerkers en handelaren in juni 2006 hebben besloten, in overleg met de Europese industrie en maatschappelijke organisaties, geen sojabonen meer te kopen van land dat is ontbost in het Amazone-regenwoud na 24 juli 2006. De uitbreiding van de soja concentreert zich nu in de Cerrado en Gran Chaco. De Nederlandse overheid is met de handelaren en andere partijen betrokken bij de uitbreiding van het soja-areaal in deze regio’s in gesprek om met hen een oplossing te vinden voor het tegengaan van ontbossing.
De geplande kap van gezonde bomen langs de A9 |
|
Suzanne Kröger (GL), Laura Bromet (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de grote onrust in de gemeente Ouder-Amstel omtrent de geplande kap van 10.000 tot 14.000 gezonde bomen langs de A9?
Ja, ik ben hiermee bekend.
Is deze bomenkap nodig voor de verbreding van de A9 en voor de aanleg van een tankstation? Indien dat het geval is, kunt u aangeven waarom er precies hier een tankstation moet komen? Kan dit niet elders worden gerealiseerd, zonder natuur of bomen op te offeren?
Door de verbreding van de A9 en de aanleg van de verdiepte ligging van de A9 in Amstelveen is er onvoldoende ruimte om de huidige verzorgingsplaats met tankstation aan de zuidzijde van de A9 in het Amsterdamse Bos te handhaven.
Tijdens de planfase zijn diverse locaties voor een nieuwe locatie onderzocht. Deze zijn echter allemaal afgevallen omdat er elders op het tracé onvoldoende ruimte is om een verzorgingsplek op een veilige wijze op de A9 aan te sluiten.
In 2007 is met de gemeente afgesproken dat de A9 alleen wordt verbreed naar het zuiden. Echter, aan de noordzijde moeten voor de plaatsing van een hoger geluidsscherm en lichtmasten een beperkt aantal bomen verdwijnen. Zoals nu voorzien – dit is ook zo afgesproken met de gemeente Ouder-Amstel en de aannemer – gaat het hierbij om de eerste rij bomen, zodat het zicht op de snelweg vanuit de Ouderkerk nagenoeg ongewijzigd blijft.
Een deel van de opgave komt voort uit de aanleg van de verzorgingsplaats waarbij er ruim 3.000 bomen worden gekapt. De oppervlakte van het tankstation beslaat ongeveer 10% van de totale oppervlakte van de verzorgingsplaats.
Het huidige beleid voor voorzieningen langs autosnelwegen gaat ervan uit dat om de 20 kilometer een verzorgingsplaats met tankstation langs de autoweg beschikbaar is. De verzorgingsplaatsen dienen voor verzorging van mens en voertuig.
Hoe is het kappen van duizenden bomen voor een tankstation te verenigen met de kabinetsambitie om het aantal bomen te laten toenemen? Waar worden deze bomen herplant en hoe lang duurt het tot de schade voor natuur en milieu is gecompenseerd?
Uitgangspunt bij het programma wegverbreding Schiphol – Amsterdam – Almere, is één op één compensatie van bomen. Ook in de gemeente Ouder-Amstel willen we zoveel mogelijk bomen terugplaatsen. De gemeente zet in op maximale herplant, maar geeft aan dat er niet voldoende plek is binnen de gemeente om alle bomen terug te plaatsen. De bomen die niet herplant kunnen worden zullen gecompenseerd worden met nieuwe natuur in Ouder-Amstel, bijvoorbeeld in Natuurvriendelijke oevers. We zijn met de gemeente en belangenorganisaties in gesprek over het exacte aantal terug te plaatsen bomen, de invulling van de compensatie en het bijbehorende tijdspad.
Kunt u aangeven waarom er nog extra tankstations nodig zijn in Nederland, net nu we afstappen van fossiele brandstoffen? Moet er niet juist een stop komen op nieuwe tankstations van fossiele brandstoffen?
Het gaat in dit geval niet om het realiseren van een extra tankstation, maar om het verplaatsen van een bestaand tankstation.
Voor hoeveel jaar wordt een pachtcontract voor een tankstation uitgegeven? Is dat eerlijk naar de pachters? Loopt Nederland geen risico’s omdat het contracten afsluit voor het uitoefenen van een bedrijfstak die het wil afschaffen?
Volgens wetgeving is het uitgangspunt dat de huurrechten van het te verplaatsen tankstation door het Rijksvastgoedbedrijf worden geveild voor een periode van 15 jaar. Bij het te verplaatsen tankstation komt ook een snel-laad station voor 4 elektrische voertuigen. Het ligt in de verwachting dat het aantal snel-laad punten op deze locatie op termijn zal toenemen en het aantal fossiele brandstof pompen op deze locatie zal afnemen, naarmate het elektrisch aangedreven wagenpark stijgt. De verwachting is dan ook dat er gedurende de looptijd van het contract vraag blijft naar tankstations waardoor de risico's voor pachters en de Staat als laag worden ingeschat.
Hoe verhoudt de verbreding van de A9 zich tot de recente uitspraak rond het Programma Aanpak Stikstof (PAS)? Moet er niet een nieuwe toets komen?
Voor de verbreding van de A9 Badhoevedorp–Holendrecht is een Tracébesluit gemaakt. Het Tracébesluit is onherroepelijk. In het kader van dat Tracébesluit is aangetoond dat voldaan wordt aan wet en regelgeving m.b.t. natuur inclusief de stikstofaspecten. De PAS-regeling geldt voor Natura-2000 gebieden. Langs de A9 tussen de knooppunten Badhoevedorp en Holendrecht liggen geen Natura 2000 gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is Botshol. Aangetoond is dat de verbreding van de A9 geen invloed heeft op de stikstofdepositie in Botshol. Het project A9 Badhoevedorp–Holendrecht heeft dan ook geen gebruik gemaakt van de PAS-rekensystematiek.
De aflevering van Radar over de installatie van warmtepompen |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de aflevering van Radar (AVRO/TROS) van 16 september 2019?
Ja.
Deelt u de mening dat voorlopers in de energietransitie zoveel mogelijk moeten worden ontzorgd? Op welke manier ondersteunt u op dit moment deze pioniers?
Voorlopers spelen een belangrijke rol bij het verduurzamen van de gebouwde omgeving. Wij ondersteunen deze voorlopers onder andere via het programma aardgasvrije wijken, de Regeling Reductie Energiegebruik (RRE), de Subsidie Energiebesparing Eigen Huis (SEEH), de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+), de Investeringssubsidie Duurzame Energie (ISDE), diverse innovatieregelingen (o.a. voor waterstof) en via het op te zetten Warmtefonds.
Bent u ervan op de hoogte dat veel consumenten die een warmtepompsysteem laten plaatsen klachten hebben die niet worden opgelost? Deelt u de opvatting dat wanneer de markt in dit geval niet goed functioneert, de overheid hier intensiever op moet toezien, zeker gezien de urgentie van de energietransitie en de hoeveelheid aan klachten?
De verduurzaming van de gebouwde omgeving is een transitie waarbij op steeds grotere schaal alternatieven voor aardgas worden ingezet. Bij een dergelijke verandering kunnen zich, zeker in de beginfase, ook problemen voordoen, zoals in dit geval met warmtepompen. Het is in eerste instantie aan bedrijven en aan de branche zelf om dit op te pakken, hiervan te leren en de manier van werken te verbeteren. Ik zie vooralsnog geen rol voor de overheid om intensiever toe te zien of directe regulering in de vorm van accreditatie op te leggen. Wel heb ik in het VAO Energie en Klimaat van 18 december 2019 toegezegd in overleg te treden met de brancheorganisaties om te komen tot een betere kwaliteitsborging voor installateurs van warmtepompen. Een professionele installatiebranche is naar mijn idee onmisbaar voor de energietransitie in de gebouwde omgeving.
Bent u bereid om beter toezicht uit te oefenen op deze branche? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid u in te spannen voor goede certificering van warmtepompinstallateurs onder accreditatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid u in te spannen voor een goede garantieregeling? Kunt u de mogelijkheden voor een garantiefonds onderzoeken?
Het is reeds mogelijk om een energieprestatiegarantie af te sluiten, maar het aanbod hiervoor is beperkt. Dit is niet ongebruikelijk bij een relatief nieuwe markt. Het is aan de branche zelf om te bezien welke initiatieven, zoals bijvoorbeeld verbeteren of uitbreiden van garantieregelingen of een garantiefonds vanuit de branche, het best passen bij professionele dienstverlening kunnen bijdragen aan betere kwaliteitsborging. Professionalisering van de installatiesector draagt bij aan de ambitie op het gebied van verduurzaming van de gebouwde omgeving die wij met elkaar willen maken. Ik heb uw Kamer toegezegd met de installatiebranche in overleg te treden om te komen tot een betere kwaliteitsborging voor installateurs van warmtepompen (Kamerstuk 32 813, nr. 428). Dit ga ik dan ook doen.
Welke mogelijkheden zijn er voor particuliere eigenaren van woningen en kopers van nieuwbouwwoningen voor het afsluiten van een prestatiegarantie bij het installeren van warmtepompen en het nemen van duurzame maatregelen? Ziet u kansen om de mogelijkheden voor prestatiegaranties uit te breiden en gemeengoed te maken?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat bezwaar maken tegen windmolenparken zinloos is |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Hart van Nederland, waaruit blijkt dat het «zo goed als nutteloos» is om bezwaar te maken tegen de komst van een windmolenpark?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat een gehele buurt met direct omwonenden van een windmolen op de grens van Den Haag en Leidschendam niet wist van de komst van een windmolen tot daadwerkelijk tot plaatsing werd overgegaan?2
De windmolen op de grens van Den Haag en Leidschendam, geplaatst in december 2016, is een project binnen de gemeentegrens van Den Haag, waar de gemeente Den Haag het bevoegd gezag is voor het wijzigen van het bestemmingsplan en het verlenen van de omgevingsvergunning. Bij het realiseren van zo’n project is het bevoegd gezag, samen met de projectontwikkelaar, verantwoordelijk voor het betrekken van belanghebbenden, waaronder de omwonenden. Ik heb van de gemeenten Den Haag en Leidschendam-Voorburg begrepen dat aan de wettelijke voorschriften voor communicatie is voldaan, maar dat een actief communicatietraject richting omwonenden wegens tegengestelde belangen niet is gelukt en dat de partijen dit achteraf sterk betreuren.
Deelt u de mening dat omwonenden van een te plaatsen windmolen in een vroeg stadium actief geïnformeerd dienen te worden? Op welke wijze worden omwonenden nu actief geïnformeerd? Waar ligt de verantwoordelijkheid tot informeren en betrekken van omwonenden?
Ik deel de mening dat het belangrijk is om omwonenden in een vroeg stadium actief te betrekken bij plannen voor het realiseren van windmolenprojecten en andere energieprojecten. In mijn brief aan uw Kamer van 1 februari 2016 heb ik een brede visie op omgevingsmanagement gegeven (Kamerstuk 31 239, nr. 211), waarbij het zo vroeg mogelijk betrekken van de omgeving een belangrijk uitgangspunt is. In deze brief heb ik ook aangegeven dat alle betrokken partijen een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben bij omgevingsmanagement.
In het klimaatakkoord wordt participatie gezien als een cruciaal onderdeel om de energietransitie te laten slagen. Met betrekking tot participatie bij windparken zijn zowel de afspraken over de Regionale Energiestrategieën (RES-en) als de afspraken over participatie bij duurzame energieprojecten van belang. Voor een uitgebreidere toelichting hierop verwijs ik naar mijn beantwoording van de vragen die op 19 april 2019 zijn gesteld door de leden Beckerman (SP), Moorlag (PvdA) en Agnes Mulder (CDA) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2707).
Inspraakmogelijkheden en rechtsbescherming zijn geborgd in wet- en regelgeving. Voor omwonenden zijn er verschillende momenten waarop inspraak mogelijk is en de inspraakreacties worden bij de besluitvorming betrokken. Dit betekent niet dat altijd aan alle bezwaren van omwonenden tegemoet gekomen kan worden, maar wel dat van alle in zienswijzen genoemde onderwerpen zorgvuldig gemotiveerd wordt waarom bepaalde keuzes gemaakt worden.
De Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking treedt, formaliseert deze reeds gebruikte processen. Door het verankeren van participatie in het projectbesluit borgt de Omgevingswet participatie van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuurders van overheden bij het plaatsen van nieuwe windmolens vanaf de start. Participatie is maatwerk. Daarom schrijft de nieuwe Omgevingswet, net als nu al het geval is, niet voor hoe participatie moet plaatsvinden. Hoe belanghebbenden proactief benaderd moeten worden, zal dus per project verschillen.
Deelt u de mening dat met de Crisis- en herstelwet in de hand door projectontwikkelaars compleet over mensen heen gewalst kan worden en hiermee het recht op inspraak tot dode letter is verworden? Wat gaat u hieraan doen?
De Crisis- en herstelwet heeft ten doel om procedures voor infrastructurele projecten te stroomlijnen en daardoor te versnellen. De Crisis- en herstelwet verandert niets aan de inspraakmogelijkheden van belanghebbenden. Net als voor de inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet, kunnen omwonenden alle mogelijke bezwaren aanvoeren in hun zienswijze of bezwaarschrift.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat direct omwonenden van een te plaatsen windmolen in een vroeg stadium proactief worden geïnformeerd (dus niet via een klein berichtje in een lokale krant of informatie op een website), inclusief over de mogelijkheden tot bezwaar?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe oordeelt u over het feit dat juist hetgeen waar bewoners last van hebben, zoals geluidsoverlast en slagschaduw, geen grond tot bezwaar vormen? Is het in het belang van het creëren van draagvlak niet onontbeerlijk dat deze bezwaren serieus worden genomen?
Er zijn wettelijke normen voor de maximale hoeveelheid geluid en slagschaduw die toegestaan is voor windmolens. Deze normen worden door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vastgesteld en zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer en na inwerkingtreding van de Omgevingswet in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving. Bij de totstandkoming van windmolenprojecten wordt getoetst of aan deze normen kan worden voldaan.
De suggestie in het artikel dat beroep bij de Raad van State alleen kan slagen als er een procesfout is gemaakt, is onjuist. De Raad van State toetst altijd aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden of het inpassingsplan in overeenstemming is met het recht, bijvoorbeeld of wettelijke normen niet worden overschreden. Wanneer een bezwaar wordt ingediend over geluid of slagschaduw, zal er door de rechter worden getoetst of de norm wordt overschreden. Indien dit gebeurt, kan de rechter een plan vernietigen. Bovendien kan de Raad van State een beroep gegrond verklaren op basis van kennelijke onredelijkheid.
Als aan de normen wordt voldaan, is objectieve overlast vermeden. Dit neemt niet weg dat er subjectieve overlast kan worden ervaren. Hier ligt een belangrijke relatie met de wijze waarop omwonenden invloed hebben kunnen uitoefenen op het besluitvormingsproces over de komst van de windmolens. Indien mensen bij hebben kunnen dragen aan het besluitvormingsproces, zal de acceptatie van windmolens over het algemeen groter zijn.
Er bestaat geen aparte regelgeving met betrekking tot uitsluitend laagfrequent geluid in Nederland. De Nederlandse normen voor windturbinegeluid beslaan het hele geluidsspectrum, dus ook laagfrequent geluid. Zowel de WHO als het RIVM sturen niet aan op een aparte norm voor laagfrequent geluid. Bovendien biedt de huidige Nederlandse geluidsnorm een vergelijkbare bescherming als de Deense norm.
Hoe oordeelt u over het rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie, die geluid van windmolens vorig jaar een «potentieel gezondheidsrisico» noemde?3
In het door u genoemde rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie worden adviezen gegeven over richtlijnen voor geluid afkomstig van wegverkeer, railverkeer, vliegverkeer en windmolens. Op dit moment loopt er in kader van de motie van lid Schonis (Kamerstuk 35 000 A, nr.60) van 29 november 2018 een onderzoek van het RIVM om in kaart te brengen hoe het WHO-rapport zich verhoudt tot de huidige (inter)nationale wet- en regelgeving en wat de mogelijkheden zijn om het WHO-rapport te gebruiken ter versterking van het (inter)nationaal beleid en de mogelijke gevolgen daarvan voor de Nederlandse situatie. Het rapport wordt in december 2019 verwacht en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zal uw Kamer hierover informeren.
Voor windmolens zijn sinds 2011 de geluidsnormen opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze normen zijn in vergelijking met andere geluidsbronnen relatief streng.
Op welke wijze zijn participatie, (financiële) betrokkenheid en compensatiemogelijkheden voor omwonenden van te plaatsen windmolens in ons omringende landen geregeld? Kunt u hiervan een overzicht geven? 9. Bent u bereid criteria zoals slagschaduw en geluidsoverlast (waaronder ook laagfrequent geluid, zoals al gebeurt in Denemarken) als wettelijke grond voor bezwaar aan bestaande procedures toe te voegen, alsook de mogelijkheid om bij lagere overheden een bezwaarprocedure op inhoudelijke gronden te starten? Zo nee, waarom niet?
Er is grote variatie in de wijze waarop (financiële) participatie en compensatie van omwonenden van windmolens in ons omringende landen is geregeld. Dit houdt in dat in sommige landen er sprake is van de verplichting tot het aanbieden van financiële participatie (mede-eigendom), tot afdracht aan een omgevingsfonds, of tot compensatie van waardeverlies van woningen binnen bepaalde voorwaarden.
In het kader van het streven naar 50 procent lokaal eigendom uit het klimaatakkoord, zal ook de situatie in andere landen over participatie, financiële betrokkenheid en compensatie van omwonenden van windmolens in kaart worden gebracht. Ik verwacht uw Kamer hierover voor de zomer van 2020 te kunnen informeren.
Kent u het bericht «L’UE refuse d’abandonner sa souveraineté sur les émissions de CO2 de l’aviation»?1
Ja, dat bericht ken ik.
Steunt Nederland de positie die in het artikel wordt geschetst dat de EU haar soevereiniteit aangaande CO2-maatregelen voor de luchtvaart wil behouden?
Nederland steunt deze lijn.
Wat is de Nederlandse inzet voor de International Civil Aviation Organization-vergadering (ICAO) met betrekking tot resolutie A39–3?
De inzet van Nederland is verwoord in de instructie voor de Assembly die u per separaat schrijven is toegestuurd. Voorop staat dat Nederland samen met de andere Europese lidstaten het belang van CORSIA wil bevestigen en de steun daarvoor wil vergroten. Tegelijkertijd zal Nederland een voorbehoud maken tegen teksten in de uiteindelijke resolutie, wanneer die politiek gezien een beperking zouden kunnen betekenen van de vrijheid om in Europa de maatregelen te nemen die nodig zijn om de klimaatdoelstellingen, die in het Parijs akkoord zijn verwoord, te behalen. Daarnaast wil Nederland de basis leggen voor een ambitieus lange termijn doel voor de CO2-reductie voor de internationale luchtvaart.
Klopt het dat er een tekstvoorstel ter tafel ligt dat voor ICAO-leden bepaalt dat het Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation (CORSIA) het énige systeem is dat gebruikt mag worden om CO2-uitstoot van de luchtvaart te reduceren?
Er ligt inderdaad een tekst voor die aangeeft, dat CORSIA als het enige mondiale systeem moet worden beschouwd voor de internationale luchtvaart. Daarbij wordt benadrukt dat voorkomen zou moeten worden dat er een lappendeken van systemen ontstaat met alle administratieve lasten die daar bij horen.
Deelt u de mening dat als de huidige tekst van de resolutie wordt aangenomen zonder dat de EU een voorbehoud plaatst, het er toe zou kunnen leiden dat het EU Emissions Trading System (EU ETS) niet meer voor Europese vluchten gebruikt kan worden?
Een resolutie is niet juridisch bindend, maar indien de tekst ongewijzigd blijft, dan zal Nederland in overleg met de andere Europese lidstaten en de Europese Commissie op politieke gronden besluiten om een voorbehoud tegen de resolutie te maken.
Kan de tekst ook implicaties hebben voor de Europese en Nederlandse beleidsvrijheid rondom andere (toekomstige) CO2-maatregelen, zoals het instellen van een kerosine op accijns?
De voorgestelde resolutietekst verwijst naar op marktwerking gebaseerde systemen. Een kerosine accijns is een fiscale maatregel en valt als zodanig niet onder de noemer «op marktwerking gebaseerde systemen».
Bent u voornemens het voorstel van de Europese Commissie waar Les Echos naar verwijst te volgen en een voorbehoud op de resolutie te plaatsen indien de huidige tekst rondom CORSIA als enig marktsysteem in stand blijft, zodat er geen twijfel bestaat dat de EU de beleidsvrijheid houdt om eigen maatregelen te treffen om de CO2-reductie van de luchtvaart aan te pakken?
Zie het antwoord op vraag 5.
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat de ICAO-vergadering op 24 september begint?
Ja.
Het artikel ‘CO2-uitstoot stijgt door populariteit van SUV’s’ |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «CO2-uitstoot stijgt door populariteit van SUV’s»?1
Ja.
Herkent u de conclusies uit het rapport van Transport&Environment dat in Europa een aantal typen personenauto’s juist meer CO2 per gereden kilometer zijn gaan uitstoten? Zo ja, kunt u deze trend toelichten? Zo nee, waarom niet?
De conclusies van Transport&Enironmentherken ik en ik deel de geuite zorgen. Het is een feit dat in Europa de laatste jaren grotere en zwaardere voertuigen zijn verkocht dan in de jaren van crisis. Doorgaans stoten deze voertuigen meer CO2 uit. Daar komt bij dat dieselauto’s de laatste jaren minder populair zijn geworden in Europa. Diesels zijn over het algemeen wat zuiniger dan vergelijkbare benzineauto’s en stoten zodoende iets minder CO2 uit.
Herkent u in Nederland ook een stijging in aanschaf van sports utility vehicles (SUV’s)? Welke gevolgen denkt u dat deze zwaardere en grotere auto’s hebben op het Nederlandse weggebruik, zeker in relatie tot de doelstellingen die zijn afgesproken in het Klimaatakkoord?
Wat betreft de populariteit van de genoemde voertuigen is deze trend ook in Nederland waarneembaar. Toch wil ik erop wijzen dat Nederland het, voor wat betreft de CO2-uitstoot van nieuwe auto’s, beter doet dan de rest van Europa. De gemiddelde uitstoot is een van de laagste in Europa. En dat is zo, ondanks het feit dat Nederland in Europa het laagste aandeel dieselauto’s heeft, zowel in de nieuwverkoop als in het totale wagenpark. Dit bewijst volgens T&E dat ook met een laag aandeel dieselvoertuigen een zeer lage gemiddelde CO2-uitstoot realiseerbaar is. Deze lage CO2-uitstoot in Nederland is grotendeels het gevolg van fiscaal beleid ten aanzien van elektrische voertuigen. Het aandeel elektrische auto’s is in Nederland een van de hoogste in Europa. Maar ook in Nederland moeten nog stappen worden gezet richting nul emissie mobiliteit. Daarom is in het Klimaatakkoord een pakket van maatregelen opgenomen om burgers en bedrijven te verleiden om over te stappen naar emissievrije auto’s. Ook streeft het kabinet ernaar dat uiterlijk in 2030 alle nieuwe auto’s emissieloos zijn. Daarnaast is het fiscale beleid in Nederland dusdanig vormgegeven dat consumenten ook bij de aanschaf van een conventionele auto gestimuleerd worden om een zuinig model te kiezen.
Wat is de bestemming van de opgehaalde gelden uit de hoge boetes vanuit de Europese Unie, waar vele autofabrikanten mee geconfronteerd zullen worden indien deze trend aanhoudt? Kunnen deze bijvoorbeeld worden ingezet in de lidstaten om de automobiliteit te verduurzamen?
De boetes komen ten goede aan de algemene middelen van de Europese Unie. De middelen zijn echter niet geoormerkt. De EU financiert daaruit onder andere vele projecten die bijdragen aan het verduurzamen van mobiliteit.
Voorbeelden zijn het EU ID and Data Collection for Sustainable Fuels in Europe (IDACS), waar Nederland coördinator van is, de cofinanciering van 50 waterstofbussen met financiering uit JIVE2 project en de cofinanciering van diverse waterstoftankstations in Nederland.
Op welke wijze stimuleert het Nederlandse kabinet autofabrikanten met de verkoop van zuinigere modellen?
Nederland stimuleert autofabrikanten indirect door de vraag naar zuinige auto’s te stimuleren. Het fiscale beleid is dusdanig vormgegeven dat autokopers gestimuleerd worden om zuinige auto’s te kopen. Dit is terug te zien in de relatief lage CO2-uitstoot van nieuwe auto’s in Nederland. In 2018 was de gemiddelde uitstoot in Nederland 106 gram per kilometer, terwijl de gemiddelde uitstoot in de EU 120 gram/km bedroeg, met uitschieters naar 130 gram/km. Het relatief hoge aandeel hybrides en volledig elektrische auto’s in Nederland draagt bij aan de relatief lage uitstoot.
Hoe verklaart u dat autofabrikanten als BMW en Ford de norm vermoedelijk niet gaan halen, terwijl Toyota, Renault en Nissan de doelstelling wel lijken te behalen?
Fabrikanten hebben de laatste jaren diverse keuzes gemaakt om de CO2-uitstoot van hun voertuigen te verlagen. Fabrikanten die al jaren consequent inzetten op zuinige hybrides of vooroplopen met de elektrificatie van hun modellen zullen de norm naar verwachting halen. Anderen, die meer ingezet hebben op diesels en minder hebben ingezet op hybride of elektrische aandrijflijnen, lijken nu meer moeite te hebben om de Europese CO2-norm te halen. Deze fabrikanten zullen de komende anderhalf jaar meer zuinige en wellicht ook elektrische of hybride modellen op de markt moeten brengen om hoge Europese boetes te voorkomen.
Hoe beoordeelt u de stelling van de Europese autokoepel (de European Automobile Manufacturers Association, ACEA) dat de daling van de verkoop van dieselauto’s een belangrijke reden is van de tegenvallende daling in CO2-uitstoot? Deelt u deze mening?
Ik deel deze mening niet. Uit het onderzoek van T&E blijkt dat de toegenomen verkoop van grotere en zwaardere voertuigen de belangrijkste oorzaak is van de tegenvallende daling van de gemiddelde CO2-uitstoot. De daling van de verkoop van dieselauto’s heeft slechts een beperkte impact op de gemiddelde CO2-uitstoot.
De verbetering van de spoorlijn naar Zandvoort |
|
Gijs van Dijk (PvdA), William Moorlag (PvdA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Overheid betaalt tóch miljoenen mee aan Formule 1 Zandvoort»?1
Ja.
Zou de treinverbinding tussen Haarlem en Zandvoort ook worden verbeterd indien er geen Formule 1 race in Zandvoort zou worden georganiseerd? Zo ja, op welk moment is besloten dat het Rijk financieel aan deze verbetering zou bijdragen? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot de eerdere uitspraak van andere bewindspersonen dat er geen rijksgeld voor de Grand Prix zou worden uitgetrokken?
De Tweede Kamer heeft in juni van dit jaar de motie Von Martels c.s. (Kamerstukken II 2018/19, 35 000A, nr. 108) aangenomen waarin het kabinet wordt opgeroepen te kijken hoe de bereikbaarheid van Zandvoort structureel kan worden verbeterd. Met het besluit om samen met de regio in totaal € 7 mln (incl. BTW) te investeren in het spoor naar Zandvoort wordt invulling gegeven aan deze Kamermotie. De organisatie van de Grand Prix zal daarbij zorgdragen voor evenement-specifieke maatregelen.
In de zomermaanden is de vraag naar capaciteit op het spoor rondom Zandvoort structureel knellend. In het voorjaar van 2018, voordat sprake was van een mogelijke Formule 1 race in Zandvoort, heeft NS bij ProRail aangegeven op zomerse dagen de treinfrequentie te willen verhogen naar 6 treinen per uur. Het grote aantal extra reizigers door de Dutch Grand Prix (DGP) maakt de kosten-baten-analyse om te investeren in dit traject positiever. Ook heeft de komst van de DGP de urgentie vergroot om samen met de regio in gesprek te gaan over realisatie en cofinanciering daarvan.
In hoeverre is al verkend hoe de voorgenomen verbetering van het spoortraject zich verhoudt tot de uitspraak over het Programma Aanpak Stikstof (PAS) van de Raad van State? Wat was de uitkomst van die verkenning?
De realisatie van de aanpassingen draagt bij aan een betere spoorse bereikbaarheid van de kust op zomerse dagen en een duurzamere wijze van vervoer van bezoekers aan het evenement; door meer treinen te laten rijden, rijden er naar verwachting minder auto’s en bussen naar het evenement.
Stikstofdepositie komt bij spoor vooral voor bij de aanleg van een project, zoals door aanvoerend vrachtverkeer. Bij de uitwerking van de aanpassingen aan het spoor zal worden bekeken of, en in welke mate, sprake is van stikstofdepositie die schade veroorzaakt in Natura 2000-gebieden. Als blijkt dat dit het geval is, wordt bezien op welke wijze toestemmingverlening eventueel plaats kan vinden. De keuze tussen in- of extern salderen of een ADC-toets is pas aan de orde als blijkt dat toestemmingverlening nodig is.
Op vrijdag 4 oktober jl. heeft de Minister van LNV uw Kamer namens het kabinet geïnformeerd over de vormgeving van de aanpak van het stikstofprobleem2. Nu moet een aanvraag voor toestemming worden gedaan. Op basis daarvan kan het bevoegde gezag beoordelen of de toestemming verleend kan worden. Daar kan ik niet op vooruitlopen.
Is er overwogen om de uitstoot van stikstof in- of extern te salderen of is geprobeerd toestemming voor de spoorverbetering te krijgen via een ADC-toets?
Zie antwoord vraag 3.
Acht u het mogelijk dat de verbetering van het spoortraject geen doorgang kan vinden vanwege de stikstofuitstoot die er mee gepaard gaat? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre worden de zorgen vanwege de extra treinen, zoals toename van geluidsoverlast en spoorwegovergangen die continu dicht zitten, van omwonenden meegenomen? Worden er bijvoorbeeld extra geluidsschermen geplaatst?
Er wordt rekening gehouden met omwonenden en de omgeving. Zo worden voor de overwegen maatregelen genomen om deze veiliger te maken. Hiervoor is een bedrag gereserveerd binnen de investering. Op evenementdagen waar het aantal treinen hoger ligt dan zes treinen per uur worden specifieke maatregelen genomen. ProRail geeft aan dat de toename van het aantal treinen en bijbehorend geluid binnen het huidige geluidsproductieplafond blijft.
Is er bij dit voorgenomen besluit overwogen om de organisatie van de Formule 1 race te belasten met de extra kosten? Zo nee, waarom niet?
De organisatie van de Formule 1 race draagt, zoals gebruikelijk, de kosten die direct toe te schrijven zijn aan het evenement. De structurele kosten voor de verbetering van deze lijn, en daarmee de bereikbaarheid van de regio, worden, zoals gebruikelijk, gedragen door de overheden.
De uitstoot van giftige stoffen door Chemours |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat iedereen zeker moet kunnen zijn van een fijne en veilige woonomgeving? Kunt u zich voorstellen dat bewoners van de buurten rondom Chemours zich grote zorgen maken over de uitstoot van giftige stoffen?
Ja, ik ben het met de vraagsteller eens dat een veilige woonomgeving voor iedereen een zekerheid moet zijn. Het is mij zeker bekend dat omwonenden rond het bedrijf Chemours zich zorgen maken als gevolg van de uitstoot van dat bedrijf.
Bent u bekend met de belofte van Chemours om zich ervoor in te spannen de uitstoot van GenX met 99 procent te beperken? Wordt deze inspanning meegewogen bij het verstrekken van een vergunning? Wordt het feit dat het mogelijk is de uitstoot fors te beperken ook opgenomen in de vergunning? Zo nee, waarom niet?
Ja, deze belofte is mij bekend. Het bevoegd gezag voor dit bedrijf, de provincie Zuid-Holland, heeft de vergunde uitstoot van GenX sinds 2017 al meerdere keren verlaagd. Begin juni 2019 heeft de provincie een ontwerpvergunning ter inzage gelegd1 waarin de uitstoot van ondermeer GenX fors wordt beperkt ten opzichte van de huidige vergunning.
Onderhoudt u contact met provinciale staten van Zuid-Holland en relevante gemeentebesturen over de onrust over Chemours? Zo ja, wat is daarvan het resultaat?
Al enige jaren is er regelmatig contact tussen mijn ministerie, gedeputeerde staten van Zuid-Holland en de gemeentebesturen van Dordrecht, Sliedrecht en Papendrecht over de situatie rond Chemours. Alle relevante onderwerpen komen hier aan de orde, waaronder ook de gevoelens van omwonenden. De samenwerking tussen de overheden heeft onder andere geleid tot het gezamenlijk opzetten en financieren van onderzoeken.
Heeft u overleg met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de onrust over Chemours? Bent u bekend met de wens van omwonenden hun bloed te laten testen op concentraties giftige stoffen zoals GenX? Waarom wordt daar niet toe overgegaan voor alle bewoners die dat wensen?
Er is over de blootstelling van omwonenden intensief contact onderhouden met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, dat onder het Ministerie van VWS valt. Dat bij omwonenden de wens bestaat om zich te laten onderzoeken is bekend. Uw Kamer heeft hierover ook enkele keren gedebatteerd met mijn ambtsvoorganger en mij. Er is in 2016 een bloedonderzoek gehouden onder omwonenden, ter verificatie van het rekenmodel dat gebruikt werd voor de beoordeling van blootstelling van omwonenden. Het rapport hierover is in mei 2017 aan uw Kamer aangeboden2. De conclusie van dit onderzoek was dat de gemeten en berekende bloedwaardes goed overeenkwamen.
Op verzoek van uw Kamer, via de motie-Van Eijs/Kröger3, is uiteindelijk aan omwonenden nog wel de mogelijkheid geboden om zich te laten testen. Over de afbakening van die regeling is uitgebreid met uw Kamer gecorrespondeerd, onder andere via mijn antwoorden4 op vragen gesteld in het Schriftelijk Overleg van november 2017.
Vindt u dat Chemours de kosten van onderzoek naar verontreiniging en effecten op de volksgezondheid zou moeten vergoeden? Zo nee, waarom niet?
Graag verwijs ik u naar de bijlage bij mijn brief van 19 november 2018, waarin ik ingegaan ben op de motie-Wassenberg5, die mij vroeg om te onderzoeken hoe gemaakte kosten verhaald konden worden.
Is het bij u bekend dat grond die vervuild is met GenX op dit moment niet vervoerd kan worden door het ontbreken van landelijke normen daarvoor?
De problematiek rond grond die verontreinigd is met PFAS, waaronder GenX, is mij bekend. Via het Tijdelijk Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie, dat ik op 8 juli 2019 aan uw Kamer heb toegezonden6, heb ik landelijke normen vastgesteld die gebruikt kunnen worden voor de beoordeling van grond en bagger waarin deze verontreiniging aanwezig is.
Bent u bereid landelijke normen te ontwikkelen zodat vervuilde grond in bijvoorbeeld Dordrecht, Sliedrecht en Papendrecht vervoerd en verwerkt kan worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het artikel ‘Subsidie voor fossiele brandstof dubbel zo hoog als voor duurzame’ |
|
Matthijs Sienot (D66) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Subsidie voor fossiele brandstof dubbel zo hoog als voor duurzame»?1
Ja.
Herkent u de conclusies van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Europese Commissie dat Nederland fossiele brandstof dubbel zo veel subsidieert dan hernieuwbaar? Zo nee, waarom niet?
Er zijn vele cijfers in omloop over subsidies voor fossiele brandstoffen op Europees en mondiaal niveau. Het betreffende artikel bevat berekeningen van milieuorganisaties op basis van cijfers van onder andere de OESO. De OESO en de Europese Commissie concluderen zelf overigens niet dat Nederland twee maal zoveel aan fossiel energiegebruik dan aan hernieuwbare energie subsidieert.
Met het Klimaatakkoord werkt Nederland aan een ambitieuze transitie, met een breed pakket maatregelen in alle relevante sectoren. Onderdeel van dat pakket is de subsidiering van hernieuwbare energie en andere CO2-reducerende maatregelen. Deze uitgaven via de SDE+(+) regeling lopen van circa 1,1 miljard euro in 2018 tot circa 2,4 miljard euro in 2020 en zullen richting 2030 oplopen naar circa 3,4 miljard euro. Daarbovenop stimuleert het kabinet de transitie via subsidies voor bijvoorbeeld energie-innovatie.
Ik constateer dat er verschillende getallen circuleren over de mate waarin Nederland fossiele brandstoffen zou subsidiëren. Sommige studies komen tot zeer forse bedragen, andere studies geven daarentegen een zeer gematigd beeld. Bovendien hanteren de studies verschillende definities voor fossiele subsidies.
Hoe beoordeelt u de inzet van Nederland en andere Europese landen om in 2020 een einde te maken aan subsidies op fossiele brandstoffen? Beoordeelt u deze als voldoende? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Met het Klimaatakkoord werkt Nederland aan een koolstof-neutrale energievoorziening in 2050. In 2030 voorziet het klimaatakkoord in een reductie van broeikasgassen van 49% ten opzichte van 1990. Stimulering van energie-efficiency en duurzame energie zijn daar een essentieel onderdeel van. Ik houd daarbij ook oog voor mogelijke belemmeringen voor de klimaat- en energietransitie, maar daarbij is onder andere ook een eenduidig beeld omtrent eventuele fossiele subsidiëring noodzakelijk. Dit eenduidige beeld is er thans niet: er is sprake van een forse verscheidenheid aan onderzoeken en uitkomsten.
Hanteert het kabinet dezelfde definitie als de Europese Commissie voor fossiele subsidies? Zo nee, waarom niet?
Begrijpt u dat de Wereldhandelsorganisatie (WHO) met haar definitie zelfs tot een bedrag komt voor Nederland aan 7,6 miljard fossiele subsidie? Zo nee, waarom niet?
Kunt u de Kamer een uitputtend overzicht sturen van de nu geldende regelingen voor de fossiele sector, waaronder de subsidies, kortingen en deelnemingen zoals gedefinieerd door de Europese Commissie, inclusief het budgettair beslag dat met deze regelingen gemoeid is?
Welke maatregelen onderneemt het kabinet om de subsidie voor fossiele brandstoffen af te bouwen en welke van deze maatregelen zullen al voor het belastingplan van 2020 in gang worden gezet? En welke maatregelen neemt het kabinet om de subsidie voor fossiele brandstoffen om te buigen naar hernieuwbare energie?
Welke belemmeringen kunnen fossiele subsidies volgens u hebben voor de gewenste energietransitie? Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat dergelijke fossiele subsidies de energietransitie belemmert?
Indien uit onderzoek blijkt dat in Nederland fossiele subsidies bestaan die de energietransitie daadwerkelijk belemmeren, zal het kabinet de mogelijkheden bezien om dergelijke maatregelen uit te faseren.