Het bericht dat voedingsfabrikanten niet gestraft worden voor het plaatsen van misleidende informatie op etiketten |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onbestrafte missers»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de consument ervan uit moet kunnen gaan dat de informatie op etiketten honderd procent betrouwbaar is?
In de Warenwet is uitgebreide regelgeving op het gebied van etikettering opgenomen. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemer om deze regels na te leven. De NVWA ziet hierop toe. Ondanks strikte regelgeving en het toezicht kan echter niet gegarandeerd worden dat de informatie op het etiket honderd procent volledig en juist is.
Herinnert u zich uw uitspraak «Als je fraudeert met een etiket en de rechter heeft daarover geoordeeld of de NVWA heeft dat geconstateerd, dan lijkt het mij evident dat je daarvoor gestraft wordt. Het punt is dat je het moet opsporen. Daar gaat het om. Je moet achterhalen wie ervoor verantwoordelijk is. Ik wil de capaciteit daarvoor intensiveren, want die is nu te laag.»?2 Op welke wijze heeft u de capaciteit voor de opsporing van fraude met etiketten geïntensiveerd, en wat zijn daar de resultaten van?
Mede naar aanleiding van de voedselincidenten in de afgelopen periode is de NVWA momenteel bezig met herprioritering van haar handhavingstrategie. Dit najaar nog wordt u hierover geïnformeerd.
Ook werkt de NVWA in het kader van de Taskforce Voedselvertrouwen aan acties om fraude met levensmiddelen beter te kunnen opsporen. Eén van deze acties is het ontwikkelen van instrumenten om fraude te kunnen herkennen en signaleren. Ook wordt expertise ontwikkeld op het terrein van analyse van financiële en administratieve datastromen. Ten slotte wordt risicogericht productonderzoek gedaan om signalen van fraude op te sporen. Met de aanpassingen wil de NVWA ook beter in staat zijn etiketteringfraude op te sporen en zo nodig aan te pakken.
Wie is volgens u in de keten verantwoordelijk voor de verkeerde etikettering? Op welke wijze spreekt u dat onderdeel of die onderdelen van de keten aan op hun verantwoordelijkheid?
Volgens het Warenwetbesluit etikettering van levensmiddelen is iedere schakel in de keten formeel verantwoordelijk voor de juiste informatie op het etiket. In de praktijk betekent dit dat voor het opleggen van sancties wordt gezocht naar degene die het etiket op het product heeft aangebracht.
In de nieuwe EU verordening «voedselinformatie voor consumenten» ((EU) 1169/2011), die op 13 december 2014 van kracht wordt, is nu de hoofdregel dat degene wiens naam op het etiket is vermeld, verantwoordelijk is voor de verstrekte informatie. Bij merkartikelen is de fabrikant verantwoordelijk en bij huismerken is dit de desbetreffende supermarkt. Dit laat onverlet dat alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven ervoor moeten zorgen dat in hun bedrijven wordt voldaan aan de voedselinformatiewetgeving.
Welke rol ziet u weggelegd voor supermarkten bij het controleren van de informatie op etiketten?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) sinds 2012 143 overtredingen heeft geconstateerd, maar slechts 45 keer een boete heeft gegeven? Waarom werd in de andere gevallen geen boete gegeven? Hoe hoog waren de gegeven boetes gemiddeld; minimaal en maximaal?
De NVWA heeft als taak de naleving bij ondernemers te bevorderen. Om dit te realiseren hanteert zij een interventiebeleid bij het toezicht. Afhankelijk van de ernst van een overtreding heeft de NVWA de beschikking over diverse interventiemaatregelen, zoals waarschuwingen, herstelinspecties en boetes. Bij de in 2012 geconstateerde overtredingen was het in 45 gevallen nodig om boetes uit te delen. De hoogte van de gegeven boetes was gemiddeld € 752,– en varieerde tussen € 525,– en € 1.050,–.
De overige overtredingen waren minder ernstig van aard, hiervoor waren andere interventies toereikend om de ondernemer te bewegen de fouten te herstellen.
Hoe beoordeelt u de aanbevelingen van de Consumentenbond om strenger te straffen, en meer openheid rondom overtredingen te realiseren?
Binnen de Taskforce Voedselvertrouwen is een groot aantal acties afgesproken. Eén daarvan behelst de strengere sancties door de overheid. In dit kader wordt in de Warenwet het boeteplafond verhoogd naar € 78.000,-. Het boeteplafond is de maximaal vast te stellen boete voor een overtreding van artikelen in de Warenwet. Dit is nu in procedure en zal binnenkort door uw Kamer beoordeeld worden. Daarnaast ben ik voornemens de boetes voor overtredingen in het kader van de Warenwet te verdubbelen. Deze zijn nu € 525,– per overtreding voor kleine bedrijven en van € 1.050,– voor grote bedrijven.
Verder zet de overheid in op actieve openbaarmaking van alle controlegegevens door de NVWA. Hiervoor wordt nu gewerkt aan een wijziging in de Gezondheidswet. Na deze wijziging wordt het mogelijk om de openbaarmaking van controlegegevens uit te rollen naar het brede terrein van de NVWA.
Bent u van mening dat de NVWA de controles van etiketten voldoende serieus neemt en waar baseert u dat op?
De NVWA neemt controles van etiketten voldoende serieus. Prioriteit in het toezicht voor de NVWA ligt op zaken die een risico voor de volksgezondheid vormen. In het geval van etikettering betreft dit met name zaken die een gevaar vormen voor de volksgezondheid als gevolg van verkeerde informatie op het etiket. Zo wordt bijvoorbeeld onderzocht of de etikettering van allergenen correct wordt nageleefd.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het Algemeen overleg Voedsel op 31 oktober a.s.?
Ja.
Het bericht dat Franse wijnen vol gif zitten |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Franse wijnen zitten vol gif»?1
Ik vind de berichtgeving in de Standaard2 ongenuanceerd. Er wordt onterecht gesteld dat er geen wettelijke normen (de maximale residulimiet: MRL) bestaan die van toepassing zijn op residuen van gewasbeschermingsmiddelen in wijn. Tevens wordt gesuggereerd dat dit tot risico's voor de volksgezondheid leidt. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) meet jaarlijks residuen in wijn op de Nederlandse markt en er zijn geen aanwijzingen dat er een risico is voor de Nederlandse consument.
Gelden de onderzoeksresultaten van de Franse «consumentenbond» Que Choisir ook voor de in Nederland te verkrijgen Franse wijnen? Zo ja, wat zijn de risico’s voor de volksgezondheid in Nederland als gevolg van de verontreiniging van Franse wijnen met landbouwgif? Zo nee, waarom niet?
De NVWA voert jaarlijks een onderzoek uit naar residuen in wijn en de resultaten wijzen niet op risico's voor de volksgezondheid. Sinds 2008 zijn 373 wijnen onderzocht. In slechts 4 gevallen is een afwijking aangetroffen. Het betrof hier 4 Nederlandse wijnen die als biologisch werden verkocht maar toch residuen bleken te bevatten. Tegen de producent van deze wijnen is opgetreden.
Hoe verhoudt de Nederlandse regelgeving zich tot de Franse en welke gevolgen heeft dat voor Franse wijnen die in Nederland op de markt verkrijgbaar zijn? Welke rol speelt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) hierbij?
Er zijn MRL's vastgesteld voor residuen op wijndruiven. Deze MRL's zijn in alle Lidstaten van toepassing. Deze limieten zijn ook van toepassing op wijn als daarbij een verwerkingsfactor wordt toegepast. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in 2007 een verwerkingsfactor van 1,4 afgeleid (er is 1,4 kg druiven nodig voor 1 kg wijn). In het meerjarig controleprogramma van de EU voor residuen (Verordening (EU) nr. 788/20123) staat dat voor wijn uit druiven een verwerkingsfactor van 1 kan worden toegepast. De NVWA past in het toezicht deze laatste factor toe. Dit betekent dat de MRL voor wijndruiven één op één wordt toegepast op wijn.
Welke stappen heeft u ondernomen, of gaat u ondernemen, om te zorgen dat de Nederlandse consument geen gezondheidsrisico loopt?
De NVWA doet jaarlijks onderzoek naar residuen in wijn. Er zijn daarbij geen aanwijzingen dat er sprake is van enig gezondheidsrisico. Omdat de MRL's voor wijndruiven zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven ook toegepast kunnen worden op wijn, zie ik geen aanleiding om in te zetten op MRL's die specifiek voor wijn zijn vastgelegd.
Bent u bereid om u in Europees verband in te zetten voor het stellen van een maximum aan bestrijdingsmiddelen in wijn? Zo ja, op welke wijze concretiseert u deze inzet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn er meer producten in Nederland verkrijgbaar die een risico vormen door gebrekkige regelgeving in het land van herkomst? Zo ja, welke producten betreft het en welk beleid voert u op deze producten? Zo nee, waar baseert u dat op?
De NVWA controleert steekproefsgewijs op residuen van gewasbeschermingsmiddelen in levensmiddelen op de Nederlandse markt. Hiervoor meet de NVWA jaarlijks residuen in 4.500 monsters. Uit de meest recente rapportage4 blijkt dat overschrijdingen vooral worden gevonden in groente en fruit uit gebieden buiten Europa en dan met name uit Zuidoost-Azië, China, Kenia, Suriname, Turkije en de Dominicaanse republiek. Dit leidt er toe dat de risicoproducten uit deze landen extra in de gaten worden gehouden. Over de vraag of deze bevindingen te maken hebben met gebrekkige regelgeving in het land van herkomst zijn geen goede conclusies te trekken.
De NVWA bemonstert een deel van de steekproef risicogestuurd en een deel is representatief voor een product of productgroep. Ook bij de representatieve bemonstering worden producten die regelmatig overschrijdingen van de MRL’s geven vaker bemonsterd dan producten waar zelden iets mee is. De NVWA heeft zo een goed beeld van de daadwerkelijke risicoproducten.
Ik ben tevreden over de werkwijze en inzet van de NVWA op dit gebied.
Seleenvergiftiging bij zeugen en de volksgezondheidsrisico’s bij de consumptie van varkensvlees |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Mogelijke seleenvergiftiging bij zeugen», waarin wordt gesproken over verlammingen bij zeugen?1
Ja.
Heeft u aanwijzingen dat er in Nederland op grote schaal overmatige toedieningen van selenium aan zeugen plaatsvinden? Zijn er de laatste vijf jaar vaker meldingen van seleenvergiftiging bij landbouwdieren binnengekomen? Zo ja, kunt u daar een overzicht van geven uitgewerkt naar diersoort?
Ik heb geen aanwijzingen dat selenium op grote schaal overmatig aan zeugen wordt toegediend. De melding in mei 2013 van een mogelijke seleenvergiftiging op twee zeugenbedrijven is de enige melding van mogelijke seleenvergiftiging sinds de start van de basismonitoring dierziekten door de Gezondheidsdienst voor Dieren in 2002. Ook bij herkauwers is dit de afgelopen 10 jaar nooit gesignaleerd.
Hoe beoordeelt u de onderzoeksresultaten van de Gezondheidsdienst voor Dieren, die 0,3 mg/kg seleen aantrof in het voer2, mede in het licht van het recent verschenen rapport van de European food Safety Authority3, die spreekt over een veilig gehalte van maximaal 0,2 mg Se/kg?
Het gaat om twee bedrijven waar de Gezondheidsdienst voor Dieren onderzoek heeft verricht naar zeugen met specifieke klachten. Deze klachten kunnen onder andere zijn veroorzaakt door een seleenvergiftiging, dit kon echter niet worden bevestigd met aanvullend onderzoek. Op één bedrijf bleek in overleg met de dierenarts gekozen te zijn voor een variant voer dat een wat hoger gehalte seleen bevat, namelijk 0,3 mg/kg seleen in plaats van 0,2 mg/kg. Dit gehalte ligt onder de huidige wettelijk toegestane norm van 0,5 mg/kg seleen voor diervoer. Naar aanleiding van het recente advies van de EFSA wordt door de Europese Commissie in afstemming met de lidstaten bezien of deze norm moet worden aangepast.
Is het bericht van de Gezondheidsdienst voor Dieren reden voor u om een onderzoek in te stellen naar het mengen van selenium in veevoer voor rund en varken, mede daar de European Food Safety Authority dit jaar heeft gewaarschuwd voor volksgezondheidsrisico’s bij bepaalde categorieën consumenten, die dierlijke producten eten met een te hoog gehalte van selenium (L-SeMet)? Zo nee, waarom niet?
Nee, het gaat hier om geïsoleerde bedrijfsproblemen waartussen geen verband bestaat. Naar aanleiding van de bevindingen van de Gezondheidsdienst voor Dieren is het voer bij de voerleverancier onderzocht. Hierbij zijn geen gehalten aan seleen in het diervoer aangetroffen die de norm overschreden.
Bent u bereid de controles op mogelijk te hoge gehaltes aan selenium in varkensvlees te intensiveren? Zo nee, waarom niet?
Nee, de meldingen van de Gezondheidsdienst voor Dieren zijn nader onderzocht en blijken op zichzelf te staan. Daarbij zijn geen normoverschrijdingen geconstateerd en er zijn geen aanwijzingen dat deze problematiek breder speelt.
Hoe beoordeelt u het feit dat, om hoogproductieve zeugen op de been te houden, er in het voer selenium wordt toegevoegd met als risico intoxicatie? Acht u een dergelijke bedrijfsvoering verantwoord in het kader van volksgezondheid-, diergezondheid- en dierenwelzijnsrisico’s?
Seleen is een sporenelement dat dieren dagelijks nodig hebben. Seleen is nodig voor o.a. groei, weerstand en vruchtbaarheid. Omdat de hedendaagse zeug binnen verblijft, moeten belangrijke sporenelementen die normaliter uit de natuur worden opgenomen aan het voer worden toegevoegd. Bij alle toevoegingen is het zaak de maximale gehaltes voor diervoeders in acht te nemen. Dat geldt zowel voor vitamines als in dit geval voor seleen. Ik heb geen aanwijzingen dat seleen op grote schaal overmatig wordt toegevoegd (zie antwoord op vraag 2). Daarnaast zijn er ook geen aanwijzingen dat de hedendaagse fokkerij negatief van invloed is op het seleengehalte in het lichaam van zeugen, waardoor het welzijn van de zeug op dat punt niet gewaarborgd zou zijn.
Hoe beoordeelt u het feit dat zeugen in de intensieve veehouderij maar liefst tweemaal per jaar moeten werpen, waardoor de natuurlijke seleniumbuffer bij zeugen na de tweede worp volledig uitgeput is en zeugen zelfs een te laag seleniumgehalte in het lichaam hebben? Deelt u de mening dat de intensieve productie van biggen de gezondheid en het welzijn van de zeugen in gevaar brengt? Zo ja, wat gaat u doen om deze praktijk een halt toe te roepen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Wat vindt u ervan dat in de huidige varkensfokkerijen een zeug reeds na twee tot tweeënhalf jaar wordt afgevoerd en vervangen wordt wegens slechte voortplanting, slecht beenwerk (kreupelheid), ziekte of sterfte, terwijl in de jaren ’70 een zeug nog zo'n vijf tot acht jaar meeging? Vindt u hoogproductieve zeugen passen binnen uw visie op veilig voedsel en een duurzame, diervriendelijke veehouderij met robuuste dieren? Zo ja, kunt u uitleggen waarom? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat er snel een einde komt aan deze ernstige aantasting van de gezondheid en het welzijn van de zeugen?
Het management op zeugenbedrijven moet erop gericht zijn de gezondheid en het welzijn van de zeug te borgen, of een zeug nu 2, 3 of 5 jaar oud wordt. Er bestaat een spreiding tussen bedrijven ten aanzien van het vervangingspercentage en de redenen waarom men zeugen vroegtijdig moet vervangen. Projecten die opgestart zijn in het kader van groepshuisvesting drachtige zeugen en het project vitale biggen besteden aandacht aan het bevorderen van de levensduur en de levenskwaliteit van de zeug. Immers, hoe gezonder de zeug hoe economisch vitaler en duurzamer het bedrijf.
Het bericht dat bij 44% van de Europeanen glyfosaat in de urine zit |
|
Agnes Wolbert (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het Duitse onderzoek naar glyfosaat in urine?1 Zo ja, wat is hierover uw mening? Zo nee, wilt u zich hiervan in kennis stellen?
Ja. Er is glyfosaat gevonden in 5 van de 8 onderzochte Nederlandse urinemonsters, die deel uitmaakten van dit onderzoek. De bron van deze glyfosaatsporen kan uit het Duitse onderzoeksrapport niet worden afgeleid. Het is wettelijk toegestaan dat residuen van glyfosaat op levensmiddelen voorkomen, mits dit geen effect heeft op de gezondheid van de consument. De aanwezigheid van glyfosaat in de urine van Nederlanders kan dan het gevolg zijn van blootstelling via de voeding. Verder kunnen mensen ook blootgesteld worden aan glyfosaat door onkruidbestrijding buiten de landbouw. De aanwezigheid van glyfosaat in de urine wordt vervolgens bepaald door het gedrag van glyfosaat in het menselijk lichaam (zie ook antwoord op vraag 3). Het RIVM constateert dat het rapport te summier is om de resultaten goed te kunnen duiden.
Klopt het dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) geen testen uitvoert op gewassen om te controleren of er glyfosaat in het gewas zit? Zo ja, waarom is dat zo? Zo nee, wat zijn de resultaten van dat onderzoek?
Nee, de afgelopen jaren heeft de NVWA bijna 100 monsters laten onderzoeken op glyfosaat. De NVWA controleert steekproefsgewijs, conform aanbevelingen van de EU, voornamelijk granen op glyfosaat. Die analyses zijn het meest relevant omdat de stof het meest in de graanteelt wordt toegepast. In de groenten- en fruitteelt wordt de stof minder toegepast. Bij deze analyses is in 11 gevallen een residu van glyfosaat in tarwe gevonden. In al deze positieve monsters was het gevonden niveau minder dan 10% van het wettelijk maximaal toegelaten residugehalte (maximumresidugehalte: MRL).
Hoe schat u het risico in van glyfosaat in de urine? Als u dat niet als gezondheidsrisico ziet, op welke wetenschappelijke onderzoeken beroept u zich dan? Kunt u daarvan de bronnen geven? Als u het wel als gezondheidsrisico's ziet, welke stappen gaat u dan ondernemen om dit probleem aan te pakken?
Er werden glyfosaatgehalten gevonden tot enkele microgrammen per liter urine. Het RIVM geeft aan dat de aanwezigheid van sporen van gewasbeschermingsmiddelen in het lichaam op zich niet veel zegt over de schadelijkheid. Bepalend voor de schadelijkheid zijn de niveaus waarin de stoffen aanwezig zijn, en eventueel ook hoe vaak en hoe lang men is blootgesteld aan die stoffen. Voor langdurige blootstelling aan glyfosaat is op basis van wetenschappelijke studies een gezondheidskundige grenswaarde vastgesteld van 0,3 milligram per kilogram lichaamsgewicht per dag. Deze studies zijn beschreven in de toxicologische evaluatie van de EU uit 20012. Uit deze studies blijkt dat glyfosaat hoofdzakelijk via de urine snel wordt uitgescheiden. Bij een blootstelling die net onder de gezondheidskundige grenswaarde blijft, is daarom een glyfosaatgehalte van enkele milligrammen per liter urine mogelijk en onschadelijk. Het RIVM concludeert daarom dat glyfosaatgehalten van enkele microgrammen per liter (duizend keer lager) zoals die in de Duitse studie zijn gevonden, geen risico vormen voor de gezondheid.
Om er voor te zorgen dat residuen van glyfosaat in levensmiddelen geen gezondheidseffecten hebben, zijn strenge MRL's vastgesteld. De EU stelt deze residulimieten vast na een zorgvuldige beoordeling. Er zijn MRL’s vastgesteld voor residuen van glyfosaat op onder andere granen, groenten en fruit. De NVWA heeft geen overschrijdingen van de MRL gevonden.
Ziet u aanleiding de NVWA opdracht te geven gewassen te testen op glyfosaat? Zo ja, op welke termijn kunt u de Kamer informeren over de resultaten? Zo niet, waarom niet?
De NVWA test gewassen op glyfosaat. Zie voor de resultaten van dit onderzoek het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid bij ons omringende landen te informeren of er daar onderzoek gedaan wordt naar de effecten van glyfosaat op de volksgezondheid? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Omdat het RIVM op dit moment geen aanwijzingen heeft dat de gevonden glyfosaatwaarden in de urine reden tot zorg geven, is er geen aanleiding om bij de omringende landen te informeren naar dergelijk onderzoek. In Europees verband wordt veel aandacht besteed aan de gezondheidseffecten van stoffen in gewasbeschermingsmiddelen. Eens in de zoveel tijd worden alle gegevens opnieuw bekeken. Op dit moment zit glyfosaat in dit proces. Ik zal de uitkomsten van deze herevaluatie nauwlettend volgen en als er nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn die een direct gevaar voor mens, dier of milieu identificeren, zal hier in Europees verband alert op worden gereageerd.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het notaoverleg Gewasbescherming?
Ja.
Het bericht “Fraude voedsel niet gemeld” |
|
Jesse Klaver (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Fraude voedsel niet gemeld»?1
Ja.
Onderschrijft u de conclusie dat fraude met voedsel niet of nauwelijks gemeld wordt bij de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)?
Voor de beantwoording verwijs ik u naar de kabinetsreactie op de berichtgeving dat voedselfraude meestal niet wordt gemeld.
Welke acties onderneemt u om een beeld te krijgen van het voorkomen van voedselfraude?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u in deze problematiek een aanleiding om meer controles door de NVWA te laten uitvoeren?
Zie antwoord vraag 2.
Welke invloed hebben de bezuinigingen op de NVWA op het aantal controles en op het beeld van voedselfraude?
De effectiviteit van het toezicht door de NVWA wordt niet alleen bepaald door het aantal controles, maar door de gehele toezichtstrategie. De NVWA voert het toezicht op risicogebaseerde wijze uit conform Europese wetgeving die dit verplicht stelt. Op basis van informatie uit de markt, kwaliteitsystemen, historie van controles, meldingen en dergelijke worden risicoprofielen opgesteld en bepaalt de NVWA welke bedrijven bezocht gaan worden.
Op grond van de ervaringen met de voedselfraude zal de NVWA de toezichtstrategie gaan herzien. Dit heeft invloed op de risicoprofielen, maar ook op de wijze van toezicht bij de bedrijven. Deze moet zodanig zijn dat fraude tijdig wordt opgemerkt.
Uiteraard moet de capaciteit van de NVWA op voldoende niveau blijven om ook in de toekomst voldoende toezicht op voedselveiligheid te kunnen blijven uitvoeren. Wij verwijzen u hiervoor naar de kabinetsreactie op de berichtgeving dat voedselfraude meestal niet wordt gemeld.
Wanneer zullen controlegegevens openbaar gemaakt door middel van het stoplichtmodel, zoals vorig jaar in augustus aangekondigd?
In de brief aan de Tweede Kamer (TK 2011–2012, 33 289, nr. 3) is toegelicht dat met een aantal sectoren wordt gewerkt aan de praktische invulling van openbaarmaking via het zogenaamde stoplichtenmodel. Door middel van kleuren (rood, oranje, groen en wit) geeft de NVWA aan in hoeverre bedrijven de regelgeving naleven of dat geen informatie bekend is. De uitrol van dit model heeft enige vertraging opgelopen, in het najaar zal worden gestart met een eerste pilot.
Nadat de Gezondheidswet van kracht is geworden, naar vooruitzicht begin 2014, kan het model breder worden uitgerold over het gehele toezichtterrein van de NVWA omdat dan de procedure voor openbaarmaking voor de NVWA eenvoudiger wordt. Wij hopen u dit najaar het voorstel voor aanpassing van de Gezondheidswet te kunnen aanbieden.
Zullen winkels en voedselproducenten ook openbaar beoordeeld worden?
Winkelbedrijven en voedselproducenten behoren tot het domein waarop de NVWA toezicht uitoefent op de terreinen voeding, voedselveiligheid en productveiligheid. De gegevens die uit dit toezicht voortkomen kunnen openbaar gemaakt worden. De overheid kan zelf bepalen welke gegevens zij actief openbaar wil maken. Hiervoor worden momenteel beleidsregels op basis van de Wet openbaarheid Bestuur vastgesteld. Zodra de Gezondheidswet is aangepast wordt bij Algemeen Maatregel van Bestuur (AMvB) vastgelegd welke controlegegevens openbaar worden gemaakt. Deze AMvB kan periodiek worden gewijzigd.
Zal voedselfraude ook worden meegewogen in de beoordeling?
De NVWA bepaalt jaarlijks in haar jaarplan de prioriteiten voor het toezicht. Hierbij kan in principe de focus worden gelegd op alle aspecten van levensmiddelenwetgeving. Naar aanleiding van de voedselfraude zal de NVWA haar toezichtstrategie heroverwegen en daarbij de beoordeling van etikettering en verplichting tot traceren door de bedrijven nadrukkelijk meenemen.
De paardenvleesaffaire |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Willy Selten: terugroepactie is onzin»?1
Wij hebben kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur. In de brieven van 12 april jl. (nr. 26991-348) en 24 april (nr. 26991–357) en in het AO Voedselfraude d.d. 14 maart en 25 april jl. hebben wij uw Kamer geïnformeerd over de zaak Selten, de redenen voor de terugroepactie en de stand van zaken daarvan.
De herkomst van het vlees van Selten is door de op zijn minst ondeugdelijke administratie niet herleidbaar, waardoor niet is vast te stellen dat dit vlees aan alle voedselveiligheidsvoorschriften voldoet en bijvoorbeeld de vereiste keuringen op hygiëne en dierziekten heeft ondergaan. Onderdeel van het strafrechtelijk onderzoek is of er sprake is van een frauduleus opgestelde administratie en criminele handelwijze. Op grond van geldende wet- en regelgeving (Algemene Levensmiddelenverordening) moet het vlees daarom als niet geschikt voor humane consumptie of diervoeder worden beschouwd. Vlees dat ongeschikt is voor humane consumptie mag niet op de markt worden gebracht. Vlees dat al op de markt is gebracht, moet daarom uit voorzorg van de markt worden gehaald.
Tot op heden heeft de firma Selten niet aan kunnen tonen dat het geleverde vlees afkomstig is van een herkomst die voldoet aan de wettelijke regels. Daarmee blijft gelden dat het door Selten in de betreffende periode geleverde vlees niet op de markt mag worden gebracht en dat het vlees dat wel op de markt is gebracht, van de markt moet worden gehaald.
Zoals wij u eerder hebben gemeld is er sprake van een lopend strafrechtelijk onderzoek, dat wordt uitgevoerd onder leiding van het Openbaar Ministerie. In het algemeen en ook in deze casus onthouden wij ons van beantwoording van vragen over lopende strafzaken dan wel beweringen van verdachten in lopende strafzaken. Wij kunnen hierover wel melden dat de resultaten van het opsporingsonderzoek tot op heden de ernstige verdenkingen bevestigen.
Klopt de bewering dat het overgrote deel van het paardenvlees waar naar gezocht wordt, zich bevindt in een vrieshuis? Zo nee, hoe weerlegt u de stelling van de heer Selten? Zo ja, kunt u dit nader toelichten?
In vervolg de beantwoording van vraag 1, melden wij dat wij in onze brief van 12 april jl. (nr. 26991-348) hebben aangegeven dat het Openbaar Ministerie op 26 maart informatie heeft vrijgegeven uit het strafrechtelijk onderzoek. Dat gaf aan dat uit gedetailleerd onderzoek van de NVWA-IOD naar de administratie van Selten in ieder geval vast is komen te staan dat in de periode van 1 januari 2011 tot 15 februari 2013:
Hoe weerlegt u de stelling van de firma Selten dat er geen fraude is gepleegd met paardenvlees en dat er geen paardenvlees verkocht is als rundvlees?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) monsters heeft genomen waarvan geconstateerd is dat het paarden-DNA bevatte, terwijl de NVWA geïnformeerd was dat het ook paardenvlees betrof? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe beoordeelt u deze informatie?
De Inlichtingen en Opsporingsdienst van de NVWA werkt als professionele opsporingsdienst met monsterprotocollen die voldoen aan de eisen om bewijsvoering in een strafzaak te kunnen steunen. In dit onderzoek zijn monsters genomen om bewijs te vergaren dat sprake is van het omkatten van paardenvlees naar rundvlees. Uit monsteronderzoek van de voorraad van het vlees van Selten is in 35 van de 168 monsters paardenvlees aangetoond waar dit niet stond vermeld in de aanduiding.
Verder merken wij op dat de terughaalactie niet specifiek is gericht op het paardenvlees, maar op het in de periode van 1-1-2011 tot en met 15-2-2013 door Selten geleverde vlees, waarvan de herkomst niet bekend is.
Waar is de door de NVWA geponeerde stelling dat in het geval van Selten 4 miljoen kilo meer vlees is uitgegaan dan binnengekomen op gebaseerd en is het mogelijk de onderliggende administratie of onderzoeksresultaten openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie heeft, ten behoeve van noodzakelijk uit te voeren toezichtsactiviteiten, medio april bepaalde informatie verstrekt vanuit de toenmalige stand van zaken in het opsporingsonderzoek. Hiertoe behoorde de betreffende informatie zoals aangehaald in uw vraagstelling. Verder kunnen wij hierover vanwege het lopende strafrechtelijk onderzoek geen mededelingen doen.
Hoe verklaart u de discrepantie tussen uw brief van 12 april jl. waarin u stelt dat op basis van acute dreiging van de volksgezondheid artikel 32 van de Warenwet kan worden uitgevoerd (het opleggen van een last onder bestuursdwang) en de stelling in uw brief van 16 mei jl. dat er nooit sprake is geweest van gevaar voor de gezondheid? Waarop is de grootschalige terugroepactie nu gebaseerd?2
Er is geen sprake van een discrepantie. In de betreffende uitzending is een onjuist beeld geschapen door citaten uit hun verband te halen. In onze brief van 12 april jl (TK 26 991, nr 347) hebben wij in het algemeen de Tweede Kamer geïnformeerd over handhaving van de regelgeving inzake voedselveiligheid, voedselkwaliteit hieronder mede begrepen. Het gaat hierbij om sanctiemogelijkheden zowel bij overtredingen op grond van de Wet Dieren als om overtredingen op grond van de Warenwet.
Het genoemde citaat («…om op zeer korte termijn een acute bedreiging van de volksgezondheid weg te nemen.») uit de brief van 12 april heeft betrekking op de Warenwet. De zaak Selten heeft echter geen betrekking op de Warenwet maar op de Wet Dieren. De last onder bestuursdwang (LOB) die is opgelegd aan het bedrijf Selten is op grond van de Wet Dieren. Op grond van de Wet Dieren is de staatssecretaris van Economische Zaken (EZ) bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. Deze maatregel is gericht op het ongedaan maken van de overtreding en niet op het bestraffen van de overtreder. In de Wet Dieren is niet nader bepaald met het oog op welk belang een LOB kan worden opgelegd.
Zowel in de brief van 12 april jl (TK 26 991, nr 348) als in de brief van 16 mei jl is ten aanzien van de risico’s volksgezondheid het volgende aangegeven: «Op dit moment zijn er geen concrete aanwijzingen dat er een gevaar is voor de volksgezondheid. Dit geldt zowel voor het vlees als voor de levensmiddelen waarin het vlees is verwerkt die op de markt zijn gebracht.» Er is derhalve geen sprake van een discrepantie in de Kamerbrieven.
Zoals aangegeven in onze brief van 24 april jl. is de terugroepactie gebaseerd op regels voortvloeiend uit de Algemene Levensmiddelenverordening (ALV). De herkomst van het vlees van Selten is door de op zijn minst ondeugdelijke administratie niet herleidbaar, waardoor niet is vast te stellen dat dit vlees aan alle voedselveiligheidsvoorschriften voldoet en bijvoorbeeld de vereiste keuringen op hygiëne en dierziekten heeft ondergaan. Onderdeel van het strafrechtelijk onderzoek is of er sprake is van een frauduleus opgestelde administratie en criminele handelwijze. Waar uit de administratie de herkomst niet is af te leiden, moet op grond van geldende wet- en regelgeving (ALV) het vlees als niet geschikt voor humane consumptie of diervoeder worden beschouwd. Vlees dat ongeschikt is voor humane consumptie mag niet op de markt worden gebracht. Vlees dat al op de markt is gebracht, moet uit voorzorg van de markt worden gehaald.
Een levensmiddelenexploitant is verantwoordelijk om procedures hiervoor in gang te zetten. De NVWA heeft Selten op 9 april een last onder bestuursdwang opgelegd om het uitgeleverde vlees uit voorzorg terug te laten halen en de afnemers te laten informeren, zodat zij hetzelfde kunnen doen voor alle uitgeleverde producten waar het betreffende vlees in is verwerkt. Het bedrijf heeft hieraan geen gehoor gegeven, waarna de NVWA op 10 april zelf de afnemers heeft geïnformeerd teneinde de producten van de markt te laten halen.
Ziet u aanleiding om eerdere beslissingen van u of de NVWA in deze zaak te herzien? Zo ja, wat gaat u doen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Tot op heden heeft de firma Selten niet aan kunnen tonen dat het geleverde vlees afkomstig is van een herkomst die voldoet aan de wettelijke regels. Daarmee blijft gelden dat het door Selten in de betreffende periode geleverde vlees niet op de markt mag worden gebracht en dat het vlees dat wel op de markt is gebracht, van de markt moet worden gehaald.
Bent u bereid deze vragen voor 29 mei te 12.00 uur te beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt om de vragen voor 29 mei 12.00 uur te beantwoorden.
De handelwijze van de nVWA in de zaak Selten |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de uitzending van Nieuwsuur van 22 mei jl.?
Ja.
Klopt het dat de monsters die door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) genomen zijn bij Selten genomen zijn uit een partij die gelabeld was 70/30, dus niet uit een partij die uit rundvlees bestaat?
Uit het monsteronderzoek van de voorraad van het vlees van Selten is in 35 van de 168 monsters paardenvlees aangetoond, waar dit niet stond vermeld in de aanduiding. Zoals wij u eerder hebben gemeld is er sprake van een lopend strafrechtelijk onderzoek, dat wordt uitgevoerd onder leiding van het Openbaar Ministerie. In het algemeen en ook in deze casus onthouden wij ons van beantwoording van vragen over lopende strafzaken dan wel beweringen van verdachten in lopende strafzaken. Wij kunnen hierover wel melden dat de resultaten van het opsporingsonderzoek tot op heden de ernstige verdenkingen bevestigen. Ook kunnen wij melden dat de Inlichtingen en opsporingsdienst van de NVWA als professionele opsporingsdienst werkt met monsterprotocollen die voldoen aan de eisen om bewijsvoering in een strafzaak te kunnen steunen. In dit onderzoek zijn monsters genomen om bewijs te vergaren dat sprake is van het omkatten van paardenvlees naar rundvlees.
Is het labelen van producten met uitsluitend «snippers 70/30 mix» of met de term «dunne lendenen» toegestaan? Zo nee, op welke wijze had het product dan gelabeld moeten worden? Mogen producten die niet juist zijn gelabeld worden verkocht? Welke sanctie staat op het onjuist labellen van de producten?
Nee, volgens artikel 4 van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen moet, als er geen aanduiding «vlees» op het etiket staat, de aanduiding een omschrijving van de waar bevatten. Deze moet zo duidelijk zijn dat de koper van het product de ware aard kan bevatten en het kan onderscheiden van waren waarmee het product kan worden verward. Dus bij een aanduiding mix 70/30 moet het duidelijk zijn dat het om rund- en paardenvlees gaat. Wanneer er uitsluitend «snippers 70/30 mix» of de term «dunne lendenen» wordt gebruikt is dit niet het geval.
Wanneer er sprake is van verpakt rundvlees moet dit volgens EU verordening (EG) nr 1760/2000 worden vermeld op het etiket. Voor andere soorten verpakt vlees schrijft het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen in artikel 26 voor dat op het etiket een aanduiding en een productcode worden vermeld. Als de aanduiding «vlees» wordt gebruikt, dan moet volgens artikel 6 van het Warenwetbesluit Vlees, gehakt en vleesproducten de soort van het slachtdier worden vermeld. Dus zowel rund- als paardenvlees moet in de aanduiding worden vermeld.
Levensmiddelen die worden verkocht of verhandeld moeten juist zijn geëtiketteerd. Onjuist geëtiketteerde producten mogen niet worden verhandeld. Een overtreding van de etiketteringsvoorschriften kan worden bestraft met een bestuurlijke boete. In geval van afhandeling via het strafrechtelijk spoor kan de strafrechter een boete opleggen. Ook kan er via de Wet op economische delicten een gevangenisstraf, een taakstraf of een boete worden opgelegd.
Klopt het dat de NVWA ook rundvlees, waarvan onomstotelijk aantoonbaar is dat het rundvlees betreft (aan één stuk), wil vernietigen? Hoe rijmt u dit met de strijd om verspilling van voedsel tegen te gaan?
De herkomst van het vlees van Selten is door de op zijn minst ondeugdelijke administratie niet herleidbaar, waardoor niet is vast te stellen dat dit vlees aan alle voedselveiligheidsvoorschriften voldoet en bijvoorbeeld de vereiste keuringen op hygiëne en dierziekten heeft ondergaan. Onderdeel van het strafrechtelijk onderzoek is of er sprake is van een frauduleus opgestelde administratie en criminele handelwijze. Waar uit de administratie de herkomst niet is af te leiden, moet op grond van geldende wet- en regelgeving (Algemene Levensmiddelenverordening) het vlees als niet geschikt voor humane consumptie of diervoeder worden beschouwd. Vlees dat ongeschikt is voor humane consumptie mag niet op de markt worden gebracht. Vlees dat al op de markt is gebracht, moet daarom uit voorzorg van de markt worden gehaald.
De levensmiddelenexploitant is op grond van de Algemene Levensmiddelenverordening zelf verantwoordelijk voor het bepalen van de uiteindelijke bestemming van de van de markt gehaalde producten. De geldende wettelijke regels bepalen de mogelijke bestemmingen die de exploitant aan het vlees kan geven. Alleen als door de levensmiddelenexploitant alsnog wordt aangetoond dat het vlees aan alle geldende voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, dan kan hij besluiten het van de markt gehaalde vlees opnieuw op de markt te brengen. De NVWA ziet erop toe dat deze bedrijven binnen de regels handelen.
Bij het besluit tot deze terughaalactie is de voedselveiligheid en de Europese wetgeving hierover leidend geweest. Dat laat onverlet dat de overheid voedselverspilling zo veel mogelijk wil tegengaan.
Klopt het dat de NVWA op de hoogte was van de invoer van een besmet paard, maar Selten pas 8 maanden na dato hiervan op de hoogte stelde?
Nee. Zoals wij in onze brief van 25 februari jl. (nr. 26991–340) aan uw Kamer hebben gemeld heeft de NVWA op 5 februari jl. een RASFF-melding van het Verenigd Koninkrijk ontvangen over fenylbutazon in gekoeld paardenvlees. Uit de melding bleek dat Selten één met fenylbutazon verontreinigd paardenkarkas geleverd heeft gekregen. De monstername in het Verenigd Koninkrijk heeft al op 21 mei 2012 plaatsgevonden.
Had bij bekendwording bij de NVWA van de invoer van een besmet paard niet onherroepelijk moeten worden ingegrepen, voordat het risico had kunnen ontstaan dat dit paard in de consumentenhandel terecht zou hebben kunnen komen?
De NVWA heeft de firma Selten geconfronteerd met de informatie uit de RASFF melding en gevraagd aan te geven waarin het vlees van het betreffende paardenkarkas in was verwerkt. Selten heeft het karkas niet kunnen traceren.
Daarnaast is aan het onafhankelijk Bureau Risicobeoordeling gevraagd om een beoordeling van de risico’s met fenylbutazon verontreinigd paardenvlees. Zoals weergegeven in onze brief van 25 februari jl. (nr. 26991-340) aan uw Kamer schat het Bureau Risicobeoordeling van de NVWA in dat bij incidentele consumptie van paardenvlees met residuen fenylbutazon de kans op schadelijke effecten bij de mens zeer klein zal zijn.
Hoe is het mogelijk dat een besmet paard wel het Europese goedkeuringsstempel heeft gekregen?
Elk paard wordt voor de slacht (levend) en na de slacht bij de zogenaamde «vleeskeuring»onderzocht door een dierenarts van de overheid. De officiële dierenarts kan naar aanleiding van de keuring voor het slachten en de aangeleverde voedselketeninformatie (zoals het paardenpaspoort) besluiten tot een onderzoek naar geneesmiddelenresiduen. Ook kan er sprake zijn van monstername als onderdeel van een bewakingsprogramma (monitoring op schadelijke residuen). Dan is de uitslag geen onderdeel van de vleeskeuring en in het algemeen pas later beschikbaar
Zoals hierboven vermeld, is in het Verenigd Koninkrijk pas later geconstateerd dat fenylbutazon aanwezig was in het karkas en heeft het Verenigd Koninkrijk een RASFF melding hierover gestuurd.
In het door de Europese Commissie opgesteld actieplan wordt op mijn aandringen eveneens gekeken naar het paardenpaspoort. In de lidstaten wordt geïnventariseerd, hoe de EU regels voor paardenpaspoorten en identificatie van paarden beter kan worden gehandhaafd, zodat fraude met de identiteit en geschiktheid van de paarden voor humane consumptie beter kan worden voorkomen. De inzet van de staatssecretaris is om op Europees niveau te komen tot verplichte invoering van een centrale database voor paarden bij lidstaten.
Klopt het dat de NVWA zendingen van Selten naar de opslag in het vrieshuis heeft geteld als verkoop?
In vervolg de beantwoording van vraag 2, melden wij dat wij in onze brief van 12 april jl. (nr. 26991-348) hebben aangegeven dat het Openbaar Ministerie op 26 maart informatie heeft vrijgegeven uit het strafrechtelijk onderzoek. Dat gaf aan dat uit gedetailleerd onderzoek van de NVWA-IOD naar de administratie van Selten vast is komen te staan dat in de periode van 1 januari 2011 tot 15 februari 2013:
Bent u bereid de nog bestaande partijen van Selten waarin onomstotelijk vaststaat dat er geen paardenvlees in is verwerkt, waaronder runderlendes aan één stuk, niet te laten vernietigen?
De reden om het vlees van de markt te halen is dat niet aangetoond kan worden dat het vlees aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, omdat de herkomst onbekend is. Alleen als door de levensmiddelenexploitant alsnog wordt aangetoond dat het vlees aan alle geldende voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, dan kan hij besluiten het van de markt gehaalde vlees opnieuw op de markt te brengen.
Kunt u in het belang van de consument en de supermarktketens aangeven welke opdrachtgever gevraagd heeft om speciale receptuur waarbij paardenvlees en rundvlees vermengd worden en waarin deze producten verwerkt zijn?
Ingevolge de privacywetgeving mag de NVWA de namen van betrokken ondernemers niet openbaar maken zonder toestemming van deze ondernemers. De mogelijke afnemers van Selten zijn in de gelegenheid gesteld hun eigen verantwoordelijkheid te nemen en de recall te organiseren. Afnemers waarvan aangetoond is dat ze vlees van Selten hebben afgenomen en niet hebben voldaan aan de wettelijke verplichting tot het traceren van de partijen en het, waar nodig, uit de markt halen, zijn in overtreding. De NVWA neemt hier maatregelen, waaronder het in principe openbaar maken van de namen van betreffende ondernemers. De namen van ondernemers die bestuursrechtelijk of strafrechtelijk vervolgd zijn kunnen openbaar worden gemaakt indien daar toe wordt besloten.
De huidige schaarste in Nederlandse winkels aan melkpoeder |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de huidige schaarste in Nederlandse winkels aan melkpoeder?1
Ja.
Bent u ervan doordrongen dat veel Nederlandse baby's afhankelijk zijn van melkpoeder en dat de lege schappen in de winkels voor veel stress bij jonge ouders zorgen?
Ik weet dat veel baby’s die geen borstvoeding krijgen, (gedeeltelijk) afhankelijk zijn van kwalitatief goede vervangende producten (babyvoeding). Gelukkig is er in Nederland geen sprake van een absoluut tekort aan babymelkpoeder. Wel is er een tekort aan bepaalde merken babymelkpoeder. Ik kan me de onrust bij ouders voorstellen als een bepaald merk babymelkpoeder dat ze willen kopen niet makkelijk verkrijgbaar is. Maar zoals het Voedingscentrum meldt, kan een ouder veilig overstappen naar een ander merk, alle merken babymelkpoeder voldoen namelijk aan dezelfde wettelijke normen. Indien ouders gebruik maken van hypo-allergene babymelkpoeder, vanwege een koemelkallergie, moet en kan men ook overstappen op een ander merk hypo-allergene babymelkpoeder. Hoewel er dus een tekort aan bepaalde merken babymelkpoeder is, is er geen sprake van een absoluut tekort aan babymelkpoeder in Nederland.
Deelt u de mening dat Nederland als grote melkpoederproducent toch op zijn minst genoeg melkpoeder moet produceren om aan de Nederlandse vraag te voldoen?
Hoewel er geen sprake is van een absolute schaarste, wordt de keuzevrijheid voor de consument door de beperkte beschikbaarheid van enkele merken, wel beperkt.
De Nederlandse industrie heeft aan de staatssecretaris van Economische Zaken tijdens het overleg over de schaarste aan bepaalde merken babymelkpoeder op woensdag 8 mei jl. toegezegd zich maximaal in te spannen om de productie voor de Nederlandse markt de komende maanden verder te vergroten. Daarnaast is de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit gevraagd om onderzoek te doen naar het probleem van de georganiseerde illegale import van Nederlandse babymelkpoeder in China. Ik verwijs u eveneens naar de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken van 16 mei jl. waarin gegevens over de afzetontwikkeling van babyvoeding zijn opgenomen.
Welke gevaren levert een tekort aan melkpoeder op?
Er is momenteel geen absoluut tekort aan babymelkpoeder in Nederland, er is alleen een tekort aan bepaalde merken babymelkpoeder. Het Voedingscentrum beveelt ouders aan om in het geval van een tekort aan een bepaald merk babymelkpoeder, over te stappen op een ander merk. Het kan zijn dat de baby misschien wat anders reageert op het andere merk, maar dat is normaal.
Zijn ziekenhuizen en zorginstellingen voldoende verzekerd van de levering van melkpoeder?
Er zijn geen signalen dat zorginstellingen (ziekenhuizen en kraamklinieken) een tekort aan babymelkpoeder hebben of verwachten te krijgen. De Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuizen bevestigt dit. Zorginstellingen ontvangen speciaal voor deze doelgroep afgestemde producten via een apart verkoopkanaal. Hier wordt tevens een veiligheidsvoorraad voor aangehouden. Ik heb hierover goed contact met de betreffende brancheorganisatie en producenten en zal de vinger aan de pols houden.
Bent u bereid aan te schuiven bij het overleg volgende week tussen producenten, supermarkten en drogisterijen om te bezien hoe u de belangen van Nederlandse baby's kunt behartigen en om te bezien of u de desbetreffende partijen op enige manier kunt ondersteunen?
Woensdag 8 mei jl. is er op initiatief van de staatssecretaris van Economische Zaken overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de Federatie Nederlandse levensmiddelenindustrie (FNLI), twee grote producenten van babyvoeding, enkele supermarkten en het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL). De uitkomsten van dit overleg zijn door staatssecretaris Dijksma op 8 mei 2013 per brief aan de Tweede Kamer gestuurd. Omdat er dus op dit moment geen absoluut tekort is aan babymelkpoeder, zie ik geen aanleiding deel te nemen aan het overleg waarnaar u verwijst.
De reductie van zoutgebruik |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u het tv-item gezien over reductie van zoutgebruik?1
Ja.
Wat vindt u van de bewering dat minder zout niet perse hoeft te leiden tot smaakverlies? Wat vindt u ervan dat juist de voedingsindustrie vaak waarschuwt voor smaakverlies door zoutreductie? Is dat misleidende informatie? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Zout en smaak zijn aan elkaar gerelateerd en zoutreductie kan leiden tot smaakverandering. Dit hoeft echter geen belemmering te zijn. Mensen kunnen (tot op zekere hoogte) stapsgewijs wennen aan een minder zoute smaak.
Ik zie het benoemen van het mogelijke effect van zoutreductie op smaak door de levensmiddelenindustrie niet als een waarschuwing en ook niet als misleidende informatie. Smaak is een belangrijk aspect van levensmiddelen. Ik vind het logisch dat bedrijven daar aandacht aan besteden.
Klopt het dat Nederland achterop loopt vergeleken met de andere Europese landen waar het gaat om het terugdringen van zoutgebruik?
Die uitspraak deel ik niet. In mijn brief aan uw Kamer (TK2012–2012, 31 532 nr. 95) eerder dit jaar heb ik aangegeven hoe aan zoutreductie wordt gewerkt in Nederland en wat de voortgang is. In die brief heb ik ook aangegeven dat ik vind dat de inzet van bedrijven nog verbreed en versterkt moet worden. Daarom heb ik opgeroepen tot meer sectorbrede afspraken. Ik heb contact met de bedrijven over verdere reductie en de voedingssector is daartoe bereid.
Wat betreft de gemiddelde zoutconsumptie doet Nederland het goed in de EU2.
Wat vindt u ervan dat het technisch mogelijk is zout in brood nog eens met een kwart te verminderen? Wanneer vindt u dat dit doel bereikt zou moeten zijn?
Kennisontwikkeling kan (volgende) stappen in zoutreductie mogelijk maken. Het is goed dat onderzoek hiernaar doorgaat. Technische mogelijkheden alleen zijn geen garantie voor succesvolle productaanpassing. Ook sensorische aspecten zoals smaak, uiterlijk en textuur zijn belangrijk en daarnaast de toepasbaarheid van oplossingen voor de vele (kleine) ondernemers in de sector.
De ambachtelijke en industriële broodsector heeft de afgelopen jaren gezamenlijk inzet en verantwoordelijkheid getoond voor zoutverlaging. Op eigen initiatief is het maximum zoutgehalte in brood in twee stappen vijfentwintig procent verlaagd. Ik heb daar geen doel voor gesteld. De kracht van de aanpak in de broodsector zit in de collectiviteit, waardoor aanbodbreed resultaat wordt bereikt. De brancheorganisaties hebben zich daar sterk voor ingespannen en product- en procesaanpassingen vragen een investering van de bedrijven.
De tweede stap is door de broodsector per begin dit jaar gemaakt.
De aanwezigheid van huisdieren in voedsel en veevoer |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Is het waar dat er in Spanje straathonden, aangereden wild en huisdieren worden verwerkt in producten die onder meer verkocht werden als grondstof voor voer en de mogelijkheid bestaat dat dit voer ook aan Nederlandse bedrijven is geleverd?1 Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
De Spaanse autoriteiten zijn in januari 2013 een onderzoek gestart naar aanleiding van een verdenking dat dode gezelschapsdieren verwerkt werden tot diermeel en dat deze verwerkte dierlijke eiwitten gebruikt zouden worden in de productie van voeder voor gezelschapsdieren. Uit het Spaanse onderzoek blijkt dat het diermeel (verwerkte dierlijke eiwitten) van het verwerkingsbedrijf geen honden DNA bevat. Daarmee is voor de Spaanse autoriteiten dit spoor gesloten.
Is het waar dat Spaanse bedrijven honden- en kattenvlees in gehakt hebben verwerkt en een Nederlands bedrijf hier ook van wordt verdacht?2 Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 1 bleken alle monsters negatief te zijn op honden DNA. Ook over de link naar een Nederlands bedrijf is vanuit de contacten met de Spaanse autoriteiten geen aanwijzing gekomen. Op 5 april jl. is door de Spaanse autoriteiten gemeld dat er geen RASFF-melding (Rapid Alert System for Food and Feed) valt te verwachten omdat daar geen aanleiding toe is.
Hoe verhouden de berichten over de aanwezigheid van straathonden, gezelschapsdieren en aangereden dieren in voer en de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven zich tot uw antwoorden op eerdere vragen3 waarin u aangeeft dat er in Nederland geen sprake is van dit soort frauduleuze praktijken, die bovendien de voedselveiligheid in gevaar brengen?
Zie antwoord op vraag 1 en 2. Spaans onderzoek heeft opgeleverd dat er geen honden DNA in de producten is aangetroffen. Omdat er geen bewijs is dat illegale materialen zijn verhandeld heeft Spanje geen meldingen gedaan.
Acht u de controle van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op (gezelschaps) diervoeding van voldoende kwaliteit? Zo ja, hoe verklaart u dat de aanwezigheid van onder andere straathonden en gezelschapsdieren in de voeding niet is opgemerkt? Zo, nee wat gaat u doen om de controle aan te scherpen en op welke termijn gebeurt dat?
Ja. Bij de petfoodbedrijven controleert de NVWA op de aanvoer van dierlijk materiaal en op de etikettering van het petfood (risicogebaseerd). Deze controles acht ik voldoende. In Nederland zijn er geen aanwijzingen voor aanwezigheid van huisdieren in voeding of veevoer.
Kunt u bevestigen dat het in de Betuwe gevestigde bedrijf dat gespecialiseerd is in het vervoer van verwerkte dierlijke eiwitten een vergunning van de NVWA heeft voor het handelen in dierlijke bijproducten?4 Zo ja, bent u bereid om deze vergunning in te trekken als blijkt dat het bedrijf bewust ook handelde in producten afkomstig van zwerfdieren, aangereden wild en gezelschapsdieren en waarom wel of niet?
Het bedrijf in de Betuwe heeft een registratie als handelaar van verwerkte dierlijke eiwitten (diermeel). Als een bedrijf betrokken is bij handel in illegale producten zal de NVWA optreden. De bestraffing kan bestaan uit boetes, strafrechtelijke vervolging en/of intrekken van de registratie. Dit laatste betekent dat het bedrijf niet meer mag handelen. De vorm van bestraffing is afhankelijk van de ernst van de overtreding.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de eigenaar van de in Zaltbommel gevestigde groothandel in kracht- en mengvoer dat het niet erg is als honden hondenvlees te eten krijgen omdat ze elkaar in de natuur immers ook opeten?5
Vanuit biologisch oogpunt bezien klopt het dat honden of hondachtigen in de natuur elkaar kunnen opeten. In Europa is echter het gebruik van honden (gezelschapsdieren) voor menselijke en dierlijke consumptie wettelijk niet toegestaan.
Deelt u, onder andere met het oog op voedselveiligheid en ziektebeperking, de mening van de eigenaar van het in Zaltbommel gevestigde Cagemax? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe gaat u voorkomen dat er producten van honden of katten worden verwerkt in gezelschapsdiervoeding?
In de Europese regelgeving, in Nederland via de Wet dieren geïmplementeerd, is het gebruik van gezelschapsdieren voor de productie van verwerkte dierlijke eiwitten ten behoeve van gebruik als diervoedergrondstof, verboden. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat in Nederland dit verbod wordt overtreden.
Kunt u uitleggen waarom de NVWA vooralsnog geen alarm slaat naar aanleiding van deze vormen van voedselfraude?
De Spaanse autoriteiten hebben geen melding gemaakt van betrokkenheid van Nederlandse bedrijven. Bovendien is er geen honden DNA aangetroffen in diermeel. Dit is voor de NVWA reden om geen alarm te slaan.
Hoe beoordeelt u het feit dat Spanje nog geen melding heeft gemaakt van deze fraudepraktijken via het Europese alarmeringssysteem RASFF en kunt u aangeven hoe hier vanuit de EU naar wordt gekeken?
Zie antwoord op vraag 2.
Bent u bereid in Europa aan te geven dat het onacceptabel is dat Spanje haar verantwoordelijkheid niet neemt door geen melding te maken van deze praktijken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Het RASFF-systeem is een systeem waarmee lidstaten elkaar informeren als er een gezondheidsrisico wordt geconstateerd.
Een lidstaat die informatie heeft over levensmiddelen of diervoeders die een ernstig risico voor de gezondheid vormen moet onmiddellijk de Europese Commissie op de hoogte stellen met behulp van het RASFF-systeem. Zoals eerder vermeld ziet Spanje geen reden voor een RASFF melding, omdat er geen bewijs is dat illegale materialen zijn verhandeld.
Kunt u bevestigen dat er stukjes dolfijn zijn aangetroffen in blikjes tonijn?6 Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Nee. Over de berichtgeving n.a.v. het onderzoek heeft IMARES zelf op 19 maart onderstaand bericht op haar website heeft geplaatst:
«De aanwezigheid van dolfijn in blikken tonijn is….nooit onderwerp van onderzoek geweest. In 2010 is wel een kleinschalig onderzoek uitgevoerd waaruit bleek dat erfelijk materiaal (DNA) van dolfijn kon worden aangetoond in de onderzochte ingevroren pakken tonijn. Dat heeft waarschijnlijk voor de verwarring gezorgd. Uit deze resultaten kunnen echter geen conclusies worden getrokken over andere dan de onderzochte tonijnproducten en ook niet over het voorkomen van soortvreemd DNA in blikproducten.»Imares en producenten werken momenteel aan het ontwikkelen van een keurmerk dat garandeert dat visproducten geen sporen van andere soorten bevatten.»
Deelt u de mening dat de aanwezigheid van dolfijn in tonijnproducten is veroorzaakt door de methode van tonijnvangst en dat deze huidige methoden onverantwoord zijn met het oog op de bijvangst die ze veroorzaken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid er in Europa voor te pleiten dat vangstmethoden die dergelijke bijvangst tot gevolg hebben verboden moeten worden en waarom wel of niet?
Het is bekend dat dolfijnen in sommige visserijen worden bijgevangen, maar het is de vraag of dat ook automatisch de oorzaak is. Als er sprake is van dolfijn DNA in tonijn producten, zullen de betreffende controle agentschappen alle mogelijke oorzaken moeten onderzoeken. De EU heeft reeds in 2004 maatregelen genomen om de bijvangst van dolfijn- en walvisachtigen in kaart te brengen en te voorkomen. Deze verordening is niet voldoende effectief gebleken. Uw Kamer is geïnformeerd over de evaluatie van de Europese Commissie hierover (31 oktober 2011).
Ik pleit er in Brussel dan ook voor dat onder de nieuwe technische maatregelen (in het kader van het nieuwe Gemeenschappelijke Visserij Beleid) wél effectieve voorwaarden worden gesteld. Mijn inzet is dat visserij mogelijk blijft met een minimum aan bijvangsten van kwetsbare diersoorten.
Het bericht dat Nutricia claimt dat het drankje Souvenaid belangrijke voedingsstoffen bevat die zouden helpen bij mensen met beginnende Alzheimer |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hoe reageert u op het bericht dat Nutricia claimt dat het drankje Souvenaid belangrijke voedingsstoffen bevat die zouden helpen bij mensen met beginnende Alzheimer?1
Alzheimer is een ernstige ziekte die helaas vele mensen treft. Ik vind het een goede ontwikkeling dat er onderzoek wordt gedaan naar de speciale voedingsbehoefte van Alzheimer-patiënten en hoe hieraan het beste kan worden voldaan. Innovaties op het gebied van bijzondere voeding zijn belangrijk, maar producenten moeten dit wel binnen de geëigende wettelijke kaders doen. Zo mogen geen medische claims gevoerd worden op voedingsmiddelen.
Is Souvenaid volgens u een geneesmiddel of een dieetdrankje? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is niet aan mij om individuele producten (juridisch) te classificeren. De fabrikant van Souvenaid brengt dit product op de markt als dieetvoeding voor medisch gebruik. Voor toelating tot de Nederlandse markt van dergelijke producten moet de fabrikant zich houden aan de Warenwetregeling dieetvoeding voor medisch gebruik. Deze producten zijn levensmiddelen, hierop mogen geen medische claims gevoerd worden. Het gebruik van een medische claim op een levensmiddel leidt ertoe dat het product als een geneesmiddel wordt aangemerkt. Voor toelating van een geneesmiddel tot de Nederlandse markt gelden andere eisen dan voor levensmiddelen. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) beoordeelt een geneesmiddel met al zijn eigenschappen voordat het op de markt komt. Een geneesmiddel mag pas op de Nederlandse markt als aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) beoordelen of wettelijke regelingen (inclusief claims op het product) worden nageleefd. Als niet aan de wettelijke verplichtingen wordt voldaan, kunnen de NVWA of de IGZ gepaste maatregelen nemen.
Wat vindt u ervan dat Nutricia tijdens een voorlichtingsmiddag voor artsen op het Alzheimer Centrum Nederland van het VU Medisch Centrum claimt dat Souvenaid een positief effect heeft bij beginnende Altzheimer? Bent u van mening dat, wanneer Nutricia dit claimt, zij Souvenaid had moeten aanmelden bij het College ter Beoordeling Geneesmiddelen (CBG)? Wat vindt u ervan dat Nutricia Souvenaid niet heeft laten beoordelen door het CBG?
Een claim dat een product een positief geneeskrachtig effect heeft bij beginnende Alzheimer, moet worden gezien als een medische claim. Een dergelijke claim mag op basis van de Geneesmiddelenwet alleen worden gebezigd als dat product vooraf is beoordeeld door het College ter beoordeling van geneesmiddelen (CBG). Indien een bedrijf dergelijke claims bezigt dient men zich dus eerst te wenden tot het CBG. Ik heb overigens begrepen dat de genoemde verwijzing naar de Zorgstandaard een verwijzing was naar de eerdere versie van de Zorgstandaard en dat die verwijzing nu niet meer plaatsvindt. Voor dieetvoeding voor medisch gebruik is het geven van nuttige inlichtingen en aanbevelingen over de dieetvoeding voor medisch gebruik richting «health care professionals» zoals artsen overigens wel toegestaan.
Deelt u de mening dat het kwalijk is dat Nutricia artsen in een brief liet weten dat Souvenaid is opgenomen in de Zorgstandaard Dementie, terwijl dat niet het geval is?2 Wat vindt u in dit kader van de claim van Nutricia dat «deze toepassing een significant positief effect op het geheugen laat zien»? Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat dit recht wordt gezet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe reageert u op het feit dat Souvenaid volgens onderzoeker dhr. Scheltens, directeur van het Alzheimer Centrum van het VU Medisch Centrum, een positief effect heeft op het geheugen? Heeft dit volgens u een verband met het feit dat dhr. Scheltens banden heeft met Nutricia? Welke invloed heeft Nutricia gehad op de manier van onderzoeken en de uitkomst van het onderzoek? Kwalificeert u dit onderzoek als onafhankelijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Veel geneesmiddelenonderzoek vindt plaats met medebetrokkenheid of medefinanciering door de farmaceutische industrie. Dit hoeft de onafhankelijkheid van het onderzoek niet in de weg te staan. Het is belangrijk dat onderzoekers de ruimte hebben om hun onderzoek op onafhankelijk wijze te kunnen doen, en dus al hun bevindingen kunnen rapporteren en publiceren. Daarbij moet de onderzoeker de regels voor klinisch onderzoek naleven.
In de huidige topsectorenaanpak wordt ingezet op het uitvoeren van onderzoek door de overheid samen met het bedrijfsleven en in samenspraak met universiteiten (publiek-private samenwerking). Het Deltaplan Dementie valt binnen deze topsectoren-aanpak. Er is geen sprake van sponsoring door het bedrijfsleven van het Deltaplan Dementie, maar van een publiek-private samenwerking waaraan zowel overheid als bedrijfsleven financieel bijdragen aan dit programma. Het plan behelst een achtjarig programma waarin bedrijfsleven, academia, het hele zorgveld en gezondheidsfondsen samenwerken om het probleem dementie voor de toekomst beheersbaar te maken.
Het is van groot belang dat de onderzoeksresultaten van goede wetenschappelijke kwaliteit zijn. Hiervoor zijn er binnen deze programma’s wetenschappelijke commissies die oordelen over de kwaliteit van het onderzoek. Daarmee wordt de onafhankelijkheid van het onderzoek gewaarborgd.
Verder zorgt bij publicatie van de onderzoeksresultaten het proces van «peer review» bij de internationale tijdschriften voor de kwaliteitstoets.
Vindt u het wenselijk dat de directeur van het Alzheimer Centrum van het VU Medisch Centrum banden heeft met de industrie? Deelt u de mening dat dit afbreuk doet aan de onafhankelijkheid van het onderzoek naar Alzheimer? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat onderzoek naar Alzheimer te belangrijk is om inmenging van de industrie toe te laten? Waarom wordt het Deltaplan Alzheimer dan grootschalig gesponsord door het bedrijfsleven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven welke invloed de volgende bedrijven hebben op het onderzoek dat wordt uitgevoerd in het kader van het Deltaplan Alzheimer: Achmea, CZ, Nefarma, NFU, Nutricia, Philips, PGGM en Rabobank? Welk belang hebben de genoemde bedrijven bij het participeren in onderzoek naar Alzheimer? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het afgelopen jaar is de onderzoeksagenda van het Deltaplan Dementie zorgvuldig opgesteld. Uitgangspunt daarbij was dat het zowel gaat om onderzoek dat zich richt op patiënten van nu als om patiënten van de toekomst. De Strategic Research Agenda van het Europese samenwerkingsprogramma Joint Programming Neurodegenerative Diseases (JPND) en de recent opgestelde onderzoeksagenda van Alzheimer Nederland lagen aan de basis voor het onderzoeksprogramma. De bedrijven die hun steun hebben uitgesproken voor het Deltaplan Dementie zijn alleen bij vaststelling van de uitgangspunten van het onderzoeksprogramma betrokken geweest en zijn gedurende de afgelopen periode geïnformeerd over het proces van totstandkoming.
Tot dusver hebben partijen nog geen concrete investeringen of toezeggingen gedaan. Het is uitdrukkelijk wel de bedoeling dat zij – maar ook andere bedrijven – in de gelegenheid worden gesteld bijdragen te leveren. Ten aanzien van de onafhankelijkheid en openheid hiervan gelden strikte regels, zoals die bijvoorbeeld ook gelden voor het Center for Translational Molecular Medicine (CTMM) en het Innovative Medical Devices Initiative (IMDI).
Welke gevolgen heeft de berichtgeving over het onderzoek naar Souvenaid en de inmenging van Nutricia voor het Deltaplan Alzheimer? Wat gaat u er aan doen om te garanderen dat onderzoek dat plaatsvind in het kader van het Deltaplan Alzheimer onafhankelijk is, zonder directe of indirecte invloed van de industrie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie hiervoor mijn antwoord op de vragen 5 tot en met 8. Het onderzoeksprogramma valt geheel onder verantwoordelijkheid van ZonMw en zal door middel van «open calls» uitgezet worden. Alle Nederlandse onderzoekers werkzaam in het veld kunnen hierop reageren en een onderzoeksvoorstel indienen. Dit zal door externe onafhankelijke deskundigen worden beoordeeld worden, zoals bij alle programma’s van ZonMw.
Souvenaid |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de TV-uitzending over Souvenaid?1
Ja.
Deelt u de mening dat medische voeding alleen voorgeschreven en vergoed mag worden als wetenschappelijk bewezen is dat de voeding daadwerkelijk bijdraagt aan de gezondheid of ziekteklachten vermindert? In hoeverre is dit voor Souvenaid het geval?
Dieetvoeding voor medisch gebruik is een speciale categorie binnen de groep producten voor bijzondere voeding. Deze voeding wordt onder medisch toezicht door patiënten gebruikt en richt zich op de speciale voedingsbehoefte van de patiënt. Volgens de Warenwetregeling dieetvoeding voor medisch gebruik moet met algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens aangetoond kunnen worden dat de dieetvoeding op veilige, heilzame en doeltreffende wijze aan de speciale voedingsbehoefte van de patiënt voldoet, in dit geval bij beginnende Alzheimer. Momenteel onderzoekt de NVWA of voor het product Souvenaid de fabrikant voldoet aan de betreffende regelgeving en of het product Souvenaid als dieetvoeding voor medisch gebruik betiteld kan worden. Op levensmiddelen mogen geen medische claims gevoerd worden. Indien een fabrikant een voedingsmiddel met een medische claim op de markt wil brengen wordt het beschouwd als een geneesmiddel. Dan mag het pas op de markt gebracht worden als er een handelsvergunning is afgegeven door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Dieetvoeding voor medisch gebruik wordt vergoed vanuit het basispakket. Er wordt aanspraak op dieetvoeding gedaan als er sprake is van risico op ondervoeding of als de patiënt op dieetvoeding is aangewezen overeenkomstig de richtlijnen die door desbetreffende beroepsgroepen zijn aanvaard. De zorgverzekeraars dienen toe te zien op de juiste inzet van dieetvoeding.
Deelt u voorts de mening dat het vreemd is dat medische voedingsmiddelen als Souvenaid minder streng gecontroleerd worden op hun werking dan «reguliere» voedingsmiddelen met een gezondheidsclaim? Kunt u dat toelichten?
Dieetvoeding voor medisch gebruik kent geen preventieve toelatingsprocedure. De fabrikant kan in eerste instantie volstaan met de toezending van het etiket van het product aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De fabrikant moet daarbij uiteraard wel de wettelijke regels naleven. Zo geldt in het algemeen dat op levensmiddelen, en dus ook dieetvoeding voor medisch gebruik, geen medische claims gevoerd mogen worden. Wel zijn er 222 goedgekeurde gezondheidsclaims die op levensmiddelen gevoerd mogen worden. Op basis van een wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) zijn deze claims goedgekeurd in het kader van Europese regelgeving voor voeding- en gezondheidsclaims.
Volgens de Warenwetregeling dieetvoeding voor medisch gebruik dient met algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens aangetoond te kunnen worden dat de dieetvoeding op veilige, heilzame en doeltreffende wijze aan de speciale voedingsbehoeften van de patiënt voldoet. De NVWA kan deze gegevens bij de fabrikant opvragen om te beoordelen of aan deze wettelijke eis is voldaan.
Onder welke regelgeving vallen middelen als Souvenaid nu? Vindt u dat dit voldoende is?
Souvenaid is door de fabrikant op de markt gebracht als dieetvoeding voor medisch gebruik. Voor deze dieetvoeding is er een apart besluit op basis van de Warenwet. Dieetvoeding voor medisch gebruik richt zich op de speciale voedingsbehoefte van de gebruikers. Op grond van de Warenwetregeling dieetvoeding voor medisch gebruik moet op het etiket worden vermeld dat het om dieetvoeding bij een bepaalde ziekte, aandoening of kwaal gaat. In het algemeen geldt dat op levensmiddelen, die onder de Warenwet vallen, geen medische claims gevoerd mogen worden. Het gebruik van een medische claim op een levensmiddel kan ertoe leiden dat het product als een geneesmiddel moet worden beschouwd en pas op de markt mag worden gebracht als er een handelsvergunning is afgegeven door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). De NVWA (en de Inspectie voor de Gezondheidszorg, IGZ) zien toe op dit soort producten en de claims die hierop worden gebezigd. Als niet binnen de wet wordt geopereerd, kunnen de NVWA of de IGZ gepaste maatregelen nemen. Het product Souvenaid heeft de aandacht van de NVWA en de IGZ.
Kunt u beargumenteerd aangeven of het de voorkeur verdient medische voedingsmiddelen onder de Geneesmiddelenwet dan wel onder regelgeving voor reguliere voedingsmiddelen met een «health claim» te brengen?
Dieetvoeding voor medisch gebruik valt onder de Warenwet. Dit vloeit voort uit Europese regelgeving. Ik vind de Warenwet ook een passend kader voor deze producten. Dieetvoeding voor medisch gebruik voorziet namelijk in een (specifieke) voedingsbehoefte van een patiënt. De voedingstoestand van de patiënt, zoals de mate van ondervoeding, staat daarbij centraal, niet de aandoening.
Een gezondheidsclaim is een meer algemene bewering over eigenschappen van een product voor de gezondheid van de gebruiker («In melk zit calcium. Calcium is goed voor je botten»). Voor levensmiddelen mogen onder andere 222 goedgekeurde gezondheidsclaims gebruikt worden. De regels hiervoor zijn bepaald in de Europese Verordening voor voeding- en gezondheidsclaims.
Onder welke regelgeving een specifiek product valt, hangt af van de samenstelling, de werking, de wijze van presentatie van het product en de claim die op het product gebruikt wordt.
Deelt u de mening dat er een onafhankelijke instantie een oordeel zou moeten geven, voordat het op de markt komt en voor vergoeding in aanmerking komt? Welke instantie zou dit volgens u moeten zijn?
Volgens de Warenwetregeling dieetvoeding voor medisch gebruik is het in eerste instantie voldoende om de NVWA op de hoogte te stellen door, voordat het product op de markt komt, een etiket op te sturen. Het product moet dan wel voldoen aan alle eisen voor dieetvoeding voor medisch gebruik, zoals neergelegd in deze Warenwetregeling. Daarnaast heeft het RIVM in opdracht van de NVWA een «beoordelingskader dieetvoeding voor medisch gebruik» ontwikkeld. De NVWA gebruikt dit beoordelingskader om producten te toetsen aan de wettelijke criteria voor dieetvoeding voor medisch gebruik. Dit beoordelingskader is openbaar en is te vinden op de website van de NVWA.
Is het waar dat er maar één wetenschappelijke publicatie over Souvenaid is verschenen en dat 5 van de 8 auteurs aan Nutricia verbonden waren? Zo nee, welke andere wetenschappelijke onderzoeken geven aan dat dit middel werkt? Welke wetenschappelijke onderzoeken wijzen uit dat het middel niet werkt?
Er is wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het effect van Souvenaid op de geheugenfunctie bij mensen met beginnende Alzheimer. Voor zover bekend, is er onderzoek naar het geneeskrachtige effect van Souvenaid uitgevoerd in Harvard, in Groningen (onderzoek van Martijn de Wilde, promovendus aan de Rijksuniversiteit Groningen) en in Wageningen (bij voormalig Numico, nu Nutricia). Daarnaast zijn er nog drie internationale klinische studies waarvan twee onder leiding van Philip Scheltens (gepubliceerd in 2010 en 2012). Een aantal onderzoekers is werkzaam bij Nutricia. In de huidige topsectorenaanpak wordt ingezet op het doen van onderzoek door het bedrijfsleven in samenspraak met universiteiten (publiek-private samenwerking).
Het is van groot belang dat onderzoeksresultaten van goede wetenschappelijke kwaliteit zijn. Hiervoor zijn er binnen deze programma’s wetenschappelijke commissies die oordelen over de kwaliteit van het onderzoek. Na het verkrijgen van de onderzoeksresultaten zorgt het proces van «peer review» bij de internationale tijdschriften voor de kwaliteitstoets. Alle bovengenoemde onderzoeken zijn gepubliceerd in de internationale literatuur. Deze literatuur is toegankelijk voor alle wetenschappers en de NVWA.
De aanspraak op dieetvoeding voor medisch gebruik is gekoppeld aan een advies volgens een door de beroepsgroep aanvaarde richtlijn. Het is aan de beroepsgroep vervolgens om vast te stellen welke patiënten hoelang het medisch dieetmiddel krijgen toegediend.
Klopt het dat een studie in de Verenigde Staten heeft laten zien dat de mix van nutriënten bij patiënten met vergevorderde dementie geen effect heeft? Hoe wordt bepaald hoe lang iemand het drankje moet drinken om er enig effect van te hebben? Bestaat het risico dat mensen met (beginnende) dementie het drankje ook nog voorgeschreven krijgen op het moment dat zij er geen baat meer bij hebben? Hoe wordt dit voorkomen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bekend met cijfers over extramuraal gebruik van drinkvoedingen, waaruit een verdrievoudiging van de uitgaven aan medische drinkvoeding van de afgelopen vijf jaar blijkt? Wat zijn de intramurale uitgaven voor drinkvoedingen en is daar eenzelfde stijging te zien?
Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) verzamelt gegevens over het gebruik en de kosten van geneesmiddelen (inclusief voedingsmiddelen) in Nederland voor zover deze worden vergoed op grond van de zorgverzekeringswet (Zvw). Souvenaid is te kort op de markt waardoor er momenteel onvoldoende gegevens beschikbaar zijn over het gebruik, de omzet en de kosten van Souvenaid. Ik heb dan ook geen inzicht in de omzet van Souvenaid dan wel de omzet die Nutricia in de toekomst denkt te zullen gaan maken.
Het is mij bekend dat de kosten in verband met het gebruik van voedingsmiddelen (extramuraal, vergoed op basis van de Zvw), en daarbinnen de drinkvoedingen, de afgelopen vijf jaar fors zijn toegenomen. In 2007 ging het volgens de GIP-databank om ongeveer € 37 miljoen per jaar, in 2011 om ongeveer € 79 miljoen per jaar. De kosten verbonden aan het gebruik van deze voedingsmiddelen intramuraal zijn mij niet bekend.
Klopt het dat neurologen Souvenaid mogen voorschrijven? Zo ja, hoeveel neurologen doen dit nu? In welke mate wordt Souvenaid vergoed door zorgverzekeraars?
Het product is op de markt en artsen en diëtisten mogen het product gebruiken. De huidige marktomvang is mij niet bekend. Voor het antwoord op de vraag over de vergoeding verwijs ik u naar het antwoord op vraag 9 en 12.
Klopt het dat Nutricia neurologen adviseert dit drankje voor te schrijven onder de noemer »ondervoeding», omdat het dan vergoed zou worden? Vindt u dit ook een voorbeeld van onterecht voorschrijfgedrag?
Volgens de fabrikant is Souvenaid een dieetvoeding voor medisch gebruik bij de dieetbehandeling in het beginstadium van de ziekte van Alzheimer. Ik heb geen inzicht in het voorschrijfgedrag van individuele artsen.
Welke totale kosten zijn gemoeid met de vergoeding van Souvenaid als besloten wordt dit drankje te vergoeden? Hoe groot is de markt voor Souvenaid in Nederland?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe wordt voorkomen dat het onderdeel «Onderzoeksprogramma dat zich richt op preventie, behandeling en genezing van dementie en op zorginnovatie en doelmatige zorg» van het Deltaplan Dementie gebruikt wordt als marketinginstrument voor Nutricia om de omzet van Souvenaid te vergroten?
Het onderzoeksprogramma valt geheel onder de verantwoordelijkheid van ZonMw en zal door middel van «open calls» uitgezet worden. Alle Nederlandse onderzoekers werkzaam in het veld kunnen hierop reageren en een onderzoeksvoorstel indienen. De beslissing over de onderzoeksprojecten die in het ZonMw-programma worden gehonoreerd, worden genomen door een onafhankelijke programmacommissie waarin deskundigen uit de verschillende sectoren van het dementieonderzoek zitting hebben.
Hoe kan ervoor gezorgd worden dat eerlijke en duidelijke communicatie naar patiënten plaatsvindt, terwijl de gezondheidsclaim niet onomstotelijk is bewezen, hierover niets op het flesje wordt vermeld, maar wel aan artsen wordt verteld op congressen e.d.?
Het is in eerste instantie aan het bedrijf om eerlijk en duidelijk over het product te communiceren. De NVWA en de IGZ controleren of de communicatie binnen de grenzen van de regelgeving blijft. Dieetvoeding voor medisch gebruik mag alleen door patiënten als dieetvoeding onder medisch toezicht gebruikt worden. Echter, op etiketten van levensmiddelen mogen geen medische claims voorkomen. Nuttige inlichtingen en aanbevelingen over dieetvoeding voor medisch gebruik richting «health care professionals» zoals artsen zijn wel toegestaan.
Op welke wijze zou in Nederland gekomen kunnen worden tot een onafhankelijke instantie die de waarde van wetenschappelijk onderzoek, dat mede wordt gefinancierd door de (farmaceutische) industrie, kan beoordelen? Welke voorbeelden van dergelijke instanties zijn er in andere landen?
Veel wetenschappelijk onderzoek wordt (mede) gefinancierd door de farmaceutische industrie. Dit is bij geneesmiddelenonderzoek ook het geval. Alle geneesmiddelenonderzoek dat door de farmaceutische industrie wordt gedaan vindt plaats in samenwerking met het medische veld. Dit kan niet anders. De beoordeling van de resultaten vindt plaats door «peer reviews» wanneer de resultaten worden aangeboden aan een medisch tijdschrift. Hiervoor zijn internationale regels opgesteld, de zogenaamde CONSORT-criteria, die ervoor zorgen dat alle informatie (onderzoeksprotocol, analyseplan etc.) bij het tijdschrift beschikbaar zijn voor de beoordelaars. Een verdere onafhankelijke beoordeling vindt plaats wanneer het geneesmiddel wordt aangeboden ter registratie. Dan buigt de European Medicines Agency (EMA) zich erover, waar het Nederlandse CBG in vertegenwoordigd is. Zowel de EMA als het CBG kunnen geneesmiddelen afzonderlijk beoordelen. Deze beide mechanismen bieden voldoende waarborg voor de kwaliteit en onafhankelijkheid van het onderzoek. Een andere instantie zoals u verlangt, is er nergens in de wereld en naar mijn idee in dit geval ook niet nodig. De Warenwetregeling dieetvoeding voor medisch gebruik is afkomstig van de desbetreffende Europese richtlijn. Nederland is gehouden die richtlijn te implementeren. Het is niet mogelijk om een regime in het leven te roepen dat afwijkt van de Europese richtlijn.
Het bericht “Toezicht overheid op MKZ-lab faalde jarenlang” |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Toezicht overheid op MKZ-lab faalde jarenlang»?1
Ja.
Bent u bereid het definitief verslag van het inspectiebezoek Foot-and-mouth disease laboratories met referentie nummer DG(SANCO) 2009–8286 openbaar te maken en aan de Kamer ter beschikking te stellen? Zo nee, waarom niet?2
De Food and Veterinary Office (FVO) van de Europese Commissie maakt deze rapporten zelf openbaar en het is niet gebruikelijk dat de geïnspecteerde lidstaat dit doet. Aangezien deze inspectie één van de eerste inspecties was in een serie in de lidstaten die nog niet is afgerond, is dit rapport nog niet door de FVO openbaar gemaakt. In overleg met de Europese Commissie heb ik het rapport afgelopen maand verstrekt in het kader van een Wob-procedure. Het rapport van de FVO treft u hierbij aan (bijlage 1).3
Is dit het enige inspectierapport met betrekking tot de veiligheid van het Centraal Veterinair Instituut van Wageningen Universiteit en Researchcentrum te Lelystad (CVI-WUR), het Centraal Instituut voor Dierziektecontrole Lelystad (CIDC-Lelystad) en Lelystad Biologicals BV? Zo nee, kunt u aangeven om hoeveel rapporten het gaat en bent u bereid deze rapporten openbaar te maken?
Er zijn geen andere inspecties uitgevoerd door de Europese Commissie. Wel is in 2007 een inspectie uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV. Aanleiding daarvoor was de wens om de MKZ-vaccinproductie, tot dan een overheidstaak, te privatiseren.
Onderzocht werd of, binnen de veiligheidseisen, Wageningen UR de faciliteiten voor MKZ-vaccinproductie aan een farmaceutisch bedrijf zou kunnen verkopen. Vervolgens heeft in oktober 2009 een expertcommissie een inspectie uitgevoerd in verband met de uiteindelijke overdracht (verhuur) van de faciliteiten aan de betreffende farmaceut. Beide rapporten treft u hierbij aan (bijlagen 2 en 3).4
Bent u bereid uw mening over de bevindingen van het Directoraat-Generaal Gezondheid en Consumenten in het rapport DG(SANCO) 2009–8286 te geven? Zo nee, waarom niet?
Het ministerie van voormalig LNV en het CVI hebben, naar aanleiding van de bevindingen van de FVO, de aanbevelingen in het rapport overgenomen in een actieplan. Inmiddels zijn deze aanbevelingen omgezet in acties en afgehandeld of vragen continue aandacht. De reactie op het inspectierapport is met het actieplan aan DG SANCO gezonden op 9 oktober 2009. Deze reactie treft u ook aan als bijlage bij deze brief (bijlage 4).5
Een van de opmerkingen van de inspectie betreft het gegeven dat het toezicht door het ministerie op het CVI niet in een wet is vastgelegd. Het toezicht zoals vastgelegd in het convenant dat is afgesloten tussen DLO en het ministerie van LNV heeft echter een bindend karakter.
Het CVI staat onder toezicht van de zogenaamde Competente Autoriteit, i.c. de NVWA. In het convenant is vastgelegd dat het CVI moet werken volgens de geldende veiligheidseisen die zijn opgesteld voor laboratoria die werken met MKZ virus. Hierover rapporteert het CVI twee maal per jaar aan de NVWA en aan mijn ministerie. Aanvullend hierop vindt iedere 2 jaar een audit plaats, uitgevoerd door bioveiligheidsexperts van het CVI, die hiervoor specifiek zijn aangesteld. De rapportage over 2011, waaruit blijkt dat de veiligheidsmaatregelen goed zijn en voldoen aan de eisen volgens richtlijn 2003/85/EC is in 2012 aan mij aangeboden. Dit rapport treft u aan als bijlage 5.6
De aanwezigheid van castoreum als smaak- of geurstof |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat er in levensmiddelen castoreum, afkomstig van bevers, aanwezig is als smaak- of geurstof?1 2 Zo nee, waarom niet?
Ja, het is mogelijk dat castoreum-extract als aroma aanwezig is in levensmiddelen.
Kunt u aangeven in welke levensmiddelen die in Nederland verkrijgbaar zijn castoreum is verwerkt, of de aanwezigheid van castoreum altijd staat vermeld op het etiket van het product en op welke manier dit staat vermeld? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid hier onderzoek naar te laten doen?
Castoreum-extract is een natuurlijk aromatiserend preparaat afkomstig van een geurklier van de bever en wettelijk toegestaan voor gebruik in levensmiddelen. De wetgeving voor aroma’s is Europese Wetgeving (Verordening 1334/2008) waarvan de etiketteringvoorschriften zijn opgenomen in het «Warenwetbesluit-Etikettering-van-levensmiddelen». Dit besluit stelt dat een aromatiserend preparaat als castoreum, net als overigens alle andere aroma’s of aromapreparaten op de verpakking moet worden aangeduid met de benaming «aroma» of, wanneer meer dan 95% van het betreffende aroma of aromapreparaat bestaat uit natuurlijke bestanddelen, dit mag worden aangeduid met de benaming «natuurlijk aroma».
Gezien het feit dat castoreum-extract wettelijk is toegestaan voor gebruik als aroma in levensmiddelen zie ik geen aanleiding om te onderzoeken in welke levensmiddelen castoreum-extract is verwerkt.
Deelt u de mening dat stoffen die afkomstig zijn van dieren, duidelijk als zodanig herkenbaar vermeld zouden moeten worden op voedseletiketten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u dat bereiken?
Er van uitgaand dat u met stoffen bedoelt aromastoffen, wijs ik u erop dat de wetgeving hiervoor vrij recent tot stand is gekomen en dat hierbij niet voorzien is in de door u gewenste vermelding. Ik zie momenteel geen reden deze recente wetgeving op dit moment weer ter discussie te stellen.
Komt castoreum ook voor in andere producten dan levensmiddelen? Zo ja, in welke producten en is de aanwezigheid van castoreum op de etiketten van deze producten vermeld?
Castoreum-extract mag ook worden gebruikt in cosmetica en dient dan volgens de etiketteringvoorschriften te worden aangeduid met de benaming «castoreum». Echter wanneer castoreum-extract wordt gebruikt als parfum-ingrediënt in parfum, dan mag dit worden aangeduid met «parfum».
Kunt u aangeven waar het castoreum dat is verwerkt in producten vandaan komt, of het ook afkomstig is van bevers uit Europa en op welke wijze het is verkregen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid hier onderzoek naar te laten doen?
Het castoreum-extract is niet afkomstig van bevers uit de Europese Unie omdat Europese bevers een beschermde diersoort zijn. In Noord Amerika zijn bevers niet beschermd en mogen worden gevangen. Daarbij gaat het dan vooral om de vacht en de geurklieren.
Preventie van obesitas bij kinderen door het toevoegen van smaakjes aan melkproducten te ontraden |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Noel et al.1, waarin wordt geconcludeerd dat het ontraden van het toevoegen van smaakjes aan melkproducten een positief effect kan hebben op het voorkomen van overgewicht bij kinderen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Ja. Zoals in het artikel van Noel et al. wordt gemeld, zijn er nog maar weinig onderzoeken gedaan naar een mogelijke relatie tussen de consumptie van melkproducten met toegevoegde smaakjes en overgewicht bij kinderen. Hieraan kunnen nog geen conclusies worden verbonden.
Deelt u de mening dat teveel consumeren van melkproducten een factor kan zijn in de zorgwekkende toename van kinderobesitas en dat het toevoegen van smaakjes aan melkproducten de consumptie van melkproducten door kinderen stimuleert? Zo nee, waarom niet en waarop baseert u uw oordeel? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
Een teveel aan melkproducten kan, net als een teveel aan andere voedingsmiddelen, tot overgewicht leiden. Zoals ook uit het artikel van Noel et al. blijkt, kan een te hoge inname van kilocalorieën an sich in het gehele eetpatroon een bepalende factor voor overgewicht zijn. Mijn beleid richt zich daarom niet op specifieke voedingsmiddelen, maar op het gehele eetpatroon.
Melkproducten zijn een belangrijk onderdeel van een gezond Nederlands eetpatroon en zijn opgenomen in de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. De Schijf van Vijf is gebaseerd op de Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad. Het Voedingscentrum beveelt aan om magere melkproducten te consumeren.
Er is een groot assortiment voedingsmiddelen op de markt, waaronder melkproducten met toegevoegde smaakjes. Welke voedingsmiddelen kinderen eten en drinken is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de ouders en opvoeders. Het is belangrijk dat deze doelgroep een afgewogen keuze kan maken in de consumptie van voedingsmiddelen. Ouders en opvoeders kunnen informatie over de voedingswaarde en de samenstelling van voedsel onder andere krijgen bij de Centra voor Jeugd en Gezin, het consultatiebureau, via school en het Voedingscentrum. Bij het maken van een goede keuze is het Vinkje, dat op het etiket of de verpakking van veel producten staat, een handig hulpmiddel. Het Vinkje maakt in één oogopslag duidelijk wat de gezondere en meer verantwoorde keuze binnen een productgroep is.
Verder is het de verantwoordelijkheid van de industrie om het toevoegen van smaakjes aan producten op verantwoorde wijze te doen en terughoudend te zijn in de marketing van deze producten gericht op kinderen. Ik verwacht dat de industrie hier op een goede manier invulling aan geeft en ik spreek de partijen hier ook op aan.
Bent u bereid, in navolging van de conclusie van dit onderzoek, het toevoegen van smaakjes aan melkproducten te ontraden, ter preventie van kinderobesitas? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn?
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
De schandalen rond de herkomst van voedsel |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat er in Duitsland op grote schaal gefraudeerd wordt met de herkomst van eieren, waardoor consumenten die dachten biologische eieren te kopen in werkelijkheid gangbare eieren kochten?1
Ik heb kennis genomen van het instellen van een strafrechtelijk onderzoek door de Duitse autoriteiten naar fraude bij de classificatie van eieren. Mogelijk krijgen eieren onterecht de classificatie «biologisch» ei.
Deelt u de inschatting van British Lion Egg Processors, de organisatie achter het Britse keuringsmerk voor eieren, dat er sinds begin vorig jaar meer dan 12,5 miljard eieren op de markt zijn gekomen die afkomstig waren uit legbatterijen die sinds 1 januari 2012 verboden zijn?2 Zo nee, wat is uw inschatting van de hoeveelheid eieren die illegaal vanuit legbatterijen op de markt is gebracht?
De gedane uitspraken zijn de verantwoordelijkheid van de British Lion Egg Processors. Uit het artikel waarnaar verwezen wordt kan ik niet opmaken waarop de British Lion Egg Processors haar inschatting baseert.
In Nederland is de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in 2012 een opsporingsonderzoek gestart omdat het vermoeden bestaat dat er structureel teveel legkippen in de stallen worden gehouden. In het belang van het opsporingsonderzoek kan ik hierover geen nadere mededelingen doen.
Kunt u aangeven wat u doet om Nederlandse consumenten zekerheid te verschaffen over de herkomst van dierlijke producten?
Het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) is de Nederlandse autoriteit op het gebied van de controle van zuivel en eieren. De controle van eieren voor wat betreft handelsnormen en correcte benamingen van eieren wordt uitgevoerd door de Nederlandse Controle Autoriteit Eieren (NCAE) van het COKZ. De NVWA houdt tweedelijns toezicht op de uitvoering door NCAE. Op andere terreinen in de pluimveesector, zoals dierenwelzijn en mestregelgeving, houdt de NVWA eerstelijns toezicht.
Voor andere dierlijke producten, zoals vlees, voert de NVWA zelf controles uit op de herkomst en correcte aanduiding daarvan. In het geval dat afwijkingen aangetroffen worden, neemt de NVWA passende actie om te voorkomen dat producten met een onjuiste herkomstaanduiding in omloop komen.
Bent u bereid opsporings- en handhavingscapaciteit drastisch uit te breiden nu het ene voedselschandaal het andere opvolgt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Ik ben van mening dat voedselfraude hard moet worden aangepakt. Tijdens het Algemeen Overleg van donderdag 14 maart jl. over voedselfraude heb ik, samen met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, uitgebreid met uw Kamer gesproken over onder andere de aanpak van voedselfraude. Het uitbreiden van de opsporings- en handhavingscapaciteit lost de problematiek van fraude niet op. Ik heb de taskforce voedselvertrouwen gevraagd om met concrete voorstellen te komen. Ik zal de Kamer voor de zomer hierover informeren.
Een steakhouse dat al 63 jaar paard verkoopt als rund |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Piet de Leeuw biecht nu alles maar op: «We serveren paard sinds 1949»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de Warenwet niet toestaat vlees als biefstuk te verkopen wanneer het niet afkomstig is van rund? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) opdracht te geven proces verbaal op te maken?
De Warenwet staat toe dat vlees verkocht kan worden als biefstuk terwijl het niet afkomstig is van rund. Er zijn geen specifieke regels waar de benaming «biefstuk» aan moet voldoen.
Wel moet getoetst worden aan artikel 16 van de Algemene Levensmiddelenwetgeving ((EG) 178/2002) en aan de artikelen 4, eerste lid en 29 van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen: algemene vereisten voor de benaming van een levensmiddel en het algemene verbod om te misleiden.
In artikel 16 van de Algemene Levensmiddelenwetgeving is bepaald dat de etikettering van, de reclame voor en de aanbiedingsvorm van levensmiddelen, de wijze waarop zij worden gepresenteerd, de omgeving waarin zij zijn uitgestald en de informatie die erover wordt verstrekt via ongeacht welke kanalen, de consument niet mag misleiden.
Het is ook niet toegestaan om de consument foutief of onvolledig te informeren over de oorsprong van het vlees. In artikel 29 is namelijk bepaald dat het niet is toegestaan informatie over onder andere de aard, identiteit, hoedanigheden, samenstelling en de oorsprong of herkomst te verstrekken die een onjuiste indruk kan wekken en derhalve misleidend is voor de consument.
Of er sprake is van misleiding zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden.
Hoe verklaart u dat een restaurant haar klanten ruim 60 jaar bewust in verwarring kan laten over de herkomst van het geserveerde vlees, in strijd met de wettelijke bepalingen, en wat zegt dat voor u over de opsporingsinstanties?
Ik ben niet op de hoogte van het feit dat het restaurant haar klanten bewust in verwarring heeft gelaten over de herkomst van het vlees. Uit de berichtgeving blijkt dat het restaurant biefstuk op de kaart had staan en klanten dit ook zo bestelden.
Zoals ik in de beantwoording van vraag 2 al heb aangegeven, dient van geval tot geval beoordeeld te worden of er sprake is van misleiding. Daarbij spelen naast de benaming ook andere factoren een rol, bijvoorbeeld de wijze van presentatie. De beoordeling of er in een specifieke situatie sprake is van misleiding is voorbehouden aan de NVWA.
Hoe beoordeelt u het feit dat het personeel van het betreffende restaurant door de eigenaar verplicht werd te zwijgen over de herkomst van het vlees?
Alleen uit de berichtgeving heb ik vernomen dat er onder het personeel sprake was van een soort geheimhoudingsplicht. Het enige dat voor mij daadwerkelijk van belang is het feit dat op grond van de Warenwet de klant niet misleid mag worden. Zie verder mijn antwoord op vraag 2.
Kunt u bevestigen dat tegen het betreffende restaurant nog steeds geen proces verbaal is opgemaakt wegens misleiding en overtreding van de Warenwet en dat de NVWA heeft aangegeven daaraan geen prioriteit te geven? Zo ja, hoe beoordeelt u dit en bent u bereid alsnog vervolging in te stellen? Zo nee, wanneer is proces verbaal opgemaakt en op basis van welke verdenking?
Er is tot op heden geen proces verbaal opgemaakt wegens misleiding en overtreding van de Warenwet. De handhaving van de NVWA is risicogebaseerd: hoe meer risico hoe meer prioriteit. Daarom heeft voedselveiligheid de hoogste prioriteit. Maar ook bij vormen van ernstige misleiding treedt de NVWA op. Zoals gemeld is het voorbehouden aan de NVWA om te beoordelen of er in een specifieke situatie sprake is van misleiding. Zo ook in deze casus. Ik heb de NVWA verzocht hieraan de vereiste aandacht te geven en mij te informeren over hoe zij deze specifieke casus beoordeelt.
Het onderzoek van Foodwatch |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het recente onderzoek van Foodwatch waaruit lijkt dat meer dan 80% van het eten dat speciaal voor kinderen aangeprezen wordt niet gezond is?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat zelfregulatie keer op keer ter discussie staat, omdat de voedingsindustrie zich steeds bedient van nieuwe vormen van het opzoeken van de randen van de afspraken? Vindt u dat dit vertrouwen in de uitkomsten van zelfregulatie biedt? Wat vindt u van de bewering in het onderzoek van Foodwatch, dat zelfregulering tot dusver in geen enkel land heeft geleid tot verbeteringen?
De verantwoordelijkheid voor verstandig omgaan met voedingsreclame gericht op kinderen ligt zowel bij ouders in het kader van opvoeding als bij de industrie en mediapartijen, in het kader van zelfregulering. Deze verantwoordelijkheid van de industrie en mediapartijen brengt met zich mee dat dit kritisch bediscussieerd wordt en de stappen terecht nauwlettend gevolgd worden. De afgelopen jaren heeft de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie een aantal maatregelen genomen, hetgeen heeft geleid tot verbetering van de situatie. In 2010 is de reclamecode aangescherpt met de leeftijdsgrens van 7 jaar.
Tevens heeft de FNLI haar leden opgeroepen om geen reclame te richten op kinderen van 7 tot 12 jaar, tenzij zij hun reclamebeleid toelichten op www.zorgvuldigereclame.nl. In de praktijk blijkt dat de industrie ten aanzien van de invulling en reikwijdte van deze oproep hier verschillend mee omgaat. Momenteel ben ik hierover in overleg met de FNLI en ik verwacht dat zij haar verantwoordelijkheid pakt. Ik vertrouw er op dat de industrie hierop stappen blijft zetten en zal de ontwikkelingen daarin vanzelfsprekend nauwlettend blijven volgen.
Zou het helpen, als de meldingen van het overtreden van de afspraken, zoals deze op de site van de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) staan, bij een breder en groter publiek dan enkel voor een beperkte groep van vakspecialisten en politici bekend werden gemaakt? Hoe zou u daar een rol in kunnen spelen?
Ten aanzien van de doelgroep kinderen is door de partijen die gezamenlijk het adverterend bedrijfsleven vormen in de Reclamecode geregeld dat reclame voor voedingsmiddelen gericht op kinderen onder de 7 jaar niet is toegestaan. Partijen die zich niet aan de afspraak houden voor deze doelgroep, kunnen via de Reclame Code Commissie ter verantwoording worden geroepen. De Reclame Code Commissie is in dit proces transparant: de uitspraken zijn openbaar en voor iedereen te raadplegen. Daarnaast spreek ik de FNLI actief aan op haar verantwoordelijkheid om te komen tot heldere, zorgvuldige afspraken voor reclame gericht op kinderen en naleving hiervan door de partijen.
Bent u ervan op de hoogte dat Foodwatch pleit voor een zichtbaar stoplichtmodel op verpakkingen voor vet, suiker en zout? In welk opzicht vindt u die visualisatie beter of slechter dan de huidige en oude groene en blauwe vinkjes? Waarom is er in Nederland voor de «vinkjes» als productinformatie gekozen, en niet voor meer beeldende en voor het grote publiek wellicht meer herkenbare stoplichtinformatie? Klopt het dat het stoplichtenmodel het enige systeem is waarvan de werking wetenschappelijk is bewezen? Zo nee, welke andere onderzoeken kent u?
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat foodwatch pleit voor een zichtbaar stoplicht-model op verpakkingen voor vet, suiker en zout, in plaats van het huidige Vinkje. Er is veel onderzoek gedaan naar zowel de werking van het Vinkje als die van het stoplichtensysteem. Hieruit blijkt niet dat het ene systeem beter of slechter zou zijn dan het andere. Zo laat het «Flabel-project» (www.flabel.org/en/) zien dat een goede werking van een logo mede afhangt van de begeleidende communicatie.
Mijn beleid is gericht op het op positieve wijze stimuleren van gezonde voeding bij een zo groot mogelijk deel van de Nederlandse bevolking. Breed gebruik van en communiceren over het logo «Vinkje», dat het kiezen van gezondere levensmiddelen eenvoudiger maakt, past binnen dit beleid. Onderzoek naar het begrip van het Vinkje laat zien dat rond de 90% van de consumenten het Vinkje herkent. Het is dus een zeer bekend logo.
Een nadeel van het door foodwatch voorgestelde stoplichtenmodel, ten opzichte van het Vinkje, is dat het voor consumenten niet eenvoudig is om binnen een productgroep een gezondere variant te kiezen. Het is immers lastig om bijvoorbeeld een oranje kleur voor verzadigd vet af te wegen tegen een oranje kleur voor zout/natrium. Met het Vinkje kan de consument snel een beter product kiezen binnen een productcategorie.
Het bericht dat alle Nederlandse kip halal is |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat zo goed als alle Nederlandse kippen halal, zonder voorafgaande bedwelming, worden geslacht?1
Hoe beoordeelt u het in dat geval dat ongeveer alle kip in Nederland voor het gemak zonder voorafgaande bedwelming wordt geslacht?
Kunt u aangeven hoeveel kippen die bestemd zijn voor de gangbare markt op deze manier worden geslacht en welk deel van het «gangbare» kippenvlees in supermarkten of slagerijen middels deze slachtmethode tot stand is gekomen? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te laten doen en waarom wel of niet?
Deelt u de mening dat het vanuit dierenwelzijnsoogpunt onacceptabel is dat kippen halal worden geslacht louter om de restproducten te kunnen verkopen in moslimlanden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om hier een einde aan te maken en op welke termijn?
Kunt u aangeven of de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) op de hoogte was van het voor het gemak halal slachten van kip? Zo nee, hoe kan het dat de NVWA hier niet van op de hoogte was? Zo ja, waarom laat de NVWA dit gebeuren en heeft zij niet ingegrepen?
Deelt u de mening dat hier sprake is van oneerlijke voorlichting richting consumenten, die er vanuit gaan dat hun kip op een verantwoorde manier en met verdoving wordt geslacht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen en op welke termijn?
Kunt u aangeven in welk licht de informatie over het uitfaseren van het waterbad en de overgang naar de head-only methode of CO2 bedwelming gezien moet worden nu blijkt dat deze bedwelmingsmethoden nauwelijks worden gebruikt?
Bent u bereid stappen te nemen die ervoor zorgen dat gangbare kip op de wettelijke manier met voorafgaande bedwelming wordt geslacht? Zo ja, welke stappen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid een behoefteverklaring verplicht te stellen waarmee onverdoofde slacht verboden wordt voor ander dan binnenlands religieus gebruik? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Bent u bereid in het kader van de keuzevrijheid van consumenten een etiketteringsplicht in te stellen voor alle producten die afkomstig zijn uit onverdoofde rituele slacht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Kunt u aangeven in hoeverre ook vlees van andere dieren wordt aangeboden in het reguliere handelskanaal, zonder dat voor consumenten duidelijk is dat het vlees afkomstig is van onverdoofde rituele slacht? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid nader onderzoek in te stellen naar deze handelspraktijken? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw beantwoording?
Het terugtrekken van de overheid uit het Platform Verduurzaming Voedsel |
|
Carla Dik-Faber (CU), Gerard Schouw (D66) |
|
Co Verdaas (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kunt u bevestigen dat het Platform Verduurzaming Voedsel per 1 januari 2013 ophoudt te bestaan als structureel overleg- en actieorgaan van de overheid en de agrofoodketenpartijen en dat de overheid zich per 1 januari 2013 hieruit terugtrekt?1 Welke beweegredenen liggen hieraan ten grondslag?
Ja, het Platform Verduurzaming Voedsel is een samenwerkingsovereenkomst tussen de overheid en 5 agrofoodketenpartners die op 28 oktober 2009 is gesloten en op 31 december 2012 afloopt.
De overheid heeft indertijd het initiatief genomen om ketenbrede samenwerking ten behoeve van verduurzaming van voedselproducten en voedselproductie-processen te versnellen samen met ketenpartners. De afgelopen 3 jaar hebben het ministerie van Economische Zaken, de Land- en Tuinbouw-Organisatie, de Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie, het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel, Koninklijke Horeca Nederland en de Vereniging Nederlandse Cateraars deze versnelling een belangrijke impuls gegeven.
Onder het Platform Verduurzaming Voedsel zijn in de afgelopen 3 jaar 51 pilots gestart en is verduurzaming bij veel bedrijven onderdeel geworden van hun bedrijfsstrategie. De ingezette versnelling heeft zijn vruchten afgeworpen en het bedrijfsleven is nu aan zet om het stokje over te nemen. De 5 brancheorganisaties maken hiertoe een doorstart in de Alliantie Verduurzaming Voedsel. Het ministerie van Economische Zaken wordt hiervan agendalid.
Waarom is volgens u een directe actieve betrokkenheid van de overheid bij verduurzaming van de voedselketen niet meer noodzakelijk?
De overheid blijft via de Regiegroep Duurzame Veehouderij en Agroketens direct betrokken bij het verduurzamingsproces van de voedselketen. Dit gebeurt onder andere door op basis van de aanpak per keten na te gaan in hoeverre de beoogde duurzaamheidsdoelstellingen worden gerealiseerd. De regiegroep monitort dit proces en bewaakt de voortgang (brief TK 28 973, nr. 108 van 1 juni 2012). Op deze wijze wordt ook invulling gegeven aan de motie Wiegman-van Meppelen Scheppink (Kamerstuk 33 000 XIII nr. 133).
Het initiatief van de brancheorganisaties tot de oprichting van de Alliantie Verduurzaming Voedsel past binnen het kader van het topsectorenbeleid. Hierin steunt het ministerie van Economische Zaken het bedrijfsleven onder andere met de mogelijkheid in pps-verband onderzoek te laten doen naar duurzame innovaties. Voorts wordt met de Topsectoren Agro en Food en Tuinbouw en uitgangsmateriaal een actieve bijdrage geleverd aan de verduurzaming van en innovatie in de voedselketen.
Is het waar dat het platform na 1 januari 2013 privaat zal worden voortgezet onder de noemer Ketensamenwerking Verduurzaming Voedsel (KSVV), waarbij de overheid dus niet meer structureel als actieve partner betrokken is? Zo ja, hoe beoordeelt u dit in het licht van de motie van de leden Wiegman-Van Meppelen Scheppink/Van Veldhoven waarin de regering wordt verzocht om de samenwerkingsovereenkomst van het platform ook na 2012 actief voort te zetten met daarbij een actieve rol voor de staatssecretaris?2
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze is volgens u geborgd dat de verdere verduurzaming van de voedselketen wordt voortgezet en dat de afgesproken versnelling van de verduurzamingsprocessen zo veel mogelijk integraal en branchebreed wordt opgepakt in de periode ná 1 januari 2013?
Borging kan plaatsvinden via de hiervoor genoemde regiegroep en hiervoor genoemde topsectoren.
Hoe ziet u de rol van de rijksoverheid bij het verduurzamen van de voedselketen ná 1 januari 2013?
Voor de verduurzaming van de voedselproductie zet het kabinet in op een vraaggestuurde ketenbenadering. Het bedrijfsleven is primair aan zet om hier inhoud aan te geven. De overheid blijft hieraan een belangrijke bijdrage leveren onder andere via de topsectoren.
Wat zijn de financiële en praktische gevolgen van het niet deelnemen door de overheid aan de Ketensamenwerking Verduurzaming Voedsel (KSVV)? Zijn er projecten, initiatieven of pilots die hierdoor geen doorgang kunnen vinden?
Er zijn geen financiële of praktische gevolgen voor innovatiepilots en andere projecten. De aangegane verplichtingen zullen door het ministerie worden gecontinueerd en afgerond volgens de gemaakte afspraken.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de activiteiten van de private partners in de agrofoodketen zo goed mogelijk aansluiten bij de verduurzamingsambities van de Topsector Agro & Food?
Dat is de verantwoordelijkheid van de private partners en gesprekken daarover zijn reeds gaande.
Kunt u aangeven wanneer u het Jaaroverzicht 2012 van het Platform Verduurzaming Voedsel naar de Kamer zult sturen?
U ontvangt het 3-jarenoverzicht van het Platform Verduurzaming Voedsel zo spoedig mogelijk.
Bent u bereid om dit jaaroverzicht vergezeld te laten gaan van een brief waarin u uiteenzet wat het platform in de afgelopen jaren heeft bereikt, hoe de activiteiten zullen worden voortgezet en wat hierbij de rol van het bedrijfsleven en de overheid is?
Zie het antwoord op vraag 1.
In het 3-jarenoverzicht is te vinden wat er de afgelopen 3 jaar is bereikt. Ik kom rond de zomer van 2013 met een beleidsevaluatie conform de afspraak in de begroting. Ik ga ervan uit dat de activiteiten van het Platform worden voortgezet via de doorstart in de Alliantie Verduurzaming Voedsel.
Kunt u aangeven wanneer u de beleidsevaluatie van het Platform Verduurzaming Voedsel naar de Kamer zult sturen?
Zie antwoord vraag 9.