Het bericht dat Brabantse criminelen in buitengebieden vrij spel zouden hebben |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Brabantse criminelen hebben buiten vrij spel»?1
Ja.
Deelt u de conclusie van de genoemde onderzoekers dat, hoewel de aanpak van criminaliteit in collegeprogramma’s en het integriteitsbeleid van alle Brabantse gemeenten is verankerd, dat voor wat betreft het gemeentelijke buitengebied zelden tot concrete daden leidt? Zo ja, waarom deelt u die mening en beschikte u al eerder over deze informatie? Zo nee, waarom deelt u die mening niet en waaruit blijkt het tegendeel van wat de onderzoekers beweren?
Ik heb u op 31 januari 2017 het WODC-onderzoek «Bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit, een stand van zaken» toegezonden.2 Er is in dit onderzoek gekeken naar de stand van zaken anno 2016 van het bewustzijn van gemeenten van georganiseerde criminaliteit, het door hen daartegen ingezette instrumentarium en de mate van samenwerking met andere partners daarbij en de mening van de gemeenten over de ondersteuning door de RIEC’s. Tevens is gekeken naar eventuele verschillen tussen 2009, 2012 en 2016. Hieruit is een aantal positieve lijnen naar voren gekomen: het bewustzijn is wederom toegenomen en het zicht op het voorkomen van georganiseerde criminaliteit is over de hele linie toegenomen. Daarnaast is er sprake van een bestuurlijk en organisatorische verankering van de aanpak; meer dan twee maal zoveel gemeenten heeft een min of meer vastomlijnde structuur voor de aanpak en gemeenten hebben meer capaciteit vrijgemaakt voor de aanpak ten opzichte van 2012.
Ik heb daarnaast aangegeven dat er ook enkele kanttekeningen zijn te plaatsen. Zo ontbreekt bij een deel van de gemeenten nog een gevoel van urgentie omdat zij geen feitelijk zicht hebben op de aanwezige georganiseerde criminaliteit. In het onderzoek «Ondertussen in het buitengebied» van BMC en het CCV, waar het aangehaalde artikel op is gebaseerd, wordt dit een vicieuze cirkel genoemd: omdat er geen urgentie is, wordt geen informatiepositie opgebouwd. En hoewel de aanpak bij meer gemeenten bestuurlijk en organisatorisch is verankerd, blijft de borging fragiel, vooral bij kleinere gemeenten.
Is het waar dat er sprake is van een vicieuze cirkel van gebrek aan bestuurlijke aanpak en een tekort aan informatieopbouw? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Herkent u de door de onderzoekers genoemde oorzaken van het achterblijven van daadwerkelijk ingrijpen, namelijk dat vanwege economische belangen het buitengebied niet als ondermijningslocatie wordt gekenmerkt, dat bestuurders de lokale gemeenschap niet willen confronteren met de problematiek, het teveel werk op ruimtelijk en sociaaleconomisch gebied met zich meebrengt, er te veel wordt meegedacht met lokale ondernemers die de criminaliteit faciliteren en door versnippering binnen de gemeentelijke organisatie, onvoldoende ambtelijke capaciteit of gebrek aan slagkracht bij de burgemeester? Zo nee, wat herkent u niet en waaruit blijkt het tegendeel anders dan uit papieren plannen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de oplossingen die de onderzoekers aandragen, waaronder het actiever stimuleren van bedrijvigheid in het buitengebied bijvoorbeeld door op huisjesparken permanente bewoning onder voorwaarden toe te staan, het bewustmaken van ondernemers door de lokale overheid van de risico’s van ondermijnende criminaliteit of een collegebrede aanpak die het veiligheidsdomein ontstijgt (ook handhaving, sociale zaken, economie, milieu en openbare ruimte) en meer inzet van buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s)? Zo ja, wat is er nodig om lokale overheden hiervan te doordringen en hen erbij te helpen? Zo nee, welke oplossingen deelt u niet en waarom niet? Op welke wijze kan het kabinet aanjagen en helpen dat lokale plannen tot daden worden omgezet?
De effectiviteit van de door de onderzoekers genoemde oplossingen kan niet in algemene zin worden beoordeeld, maar dient in onderlinge samenhang en met inachtneming van de lokale context te worden bezien. De beoordeling daarvan is primair aan de lokale autoriteiten. Ik sluit mij aan bij de conclusie van de onderzoekers dat problematiek van verouderde vakantieparken voor een belangrijk deel voorkomen en aangepakt kan worden met maatregelen buiten het veiligheidsdomein. Samenwerking met de provincie is hierbij essentieel. Een voorbeeld van een dergelijke aanpak is het programma Vitale Vakantieparken op de Veluwe, waarin provincie Gelderland, elf gemeenten, recreatieondernemers en vele andere betrokkenen werken aan innovatie, herstructurering, veiligheid en leefbaarheid. Vanuit het Rijk is, op verzoek, bijgestaan met onder meer expertise. Tevens staat het Rijk de gemeente Zundert bij met expertise bij de aanpak van de problematiek op camping Fort Oranje.
Indien er sprake is van georganiseerde ondermijnende criminaliteit is een collegebrede aanpak gewenst. De RIEC’s vervullen al jaren een sleutelrol bij het realiseren van een dergelijke integrale en bestuurlijke aanpak. Mijn ambtsvoorganger heeft daarom op 5 december 2016 bij brief aan de RIEC-burgemeesters kenbaar gemaakt de subsidie voor de RIEC’s en het LIEC na 2017 met vier jaar te verlengen. Om dit onderdeel van de aanpak van ondermijning kracht bij te zetten stel ik voor 2017 € 450.000,– en vanaf 2018 jaarlijks € 1.000.000,– extra beschikbaar voor de RIEC’s en het LIEC voor het opstellen van regionale integrale ondermijningsbeelden en een landelijk ondermijningsbeeld.3
Een ander belangrijk onderdeel in de versterking van de aanpak van ondermijning is het smeden van maatschappelijke coalities, zoals bijvoorbeeld met bedrijven en branches die bewust en onbewust een faciliterende rol spelen. Het is van groot belang dat ook deze partijen zich bewust worden van de rol die ze spelen en de impact daarvan. Om deze publiek-private samenwerking te stimuleren heb ik per 2018 jaarlijks € 450.000,– gealloceerd (€ 250.000,– in 2017). Publiek-private samenwerking op het terrein van bestrijding van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit in relatie tot vakantieparken past in de doelstellingen van dit budget en ik roep partijen dan ook op hiervan gebruik te maken.
Vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt voorts een voorziening opgezet ter ondersteuning van politieke ambtsdragers bij vraagstukken op het gebied van veiligheid, ondermijning en daarmee samenhangende integriteitvraagstukken. Hiervoor is jaarlijks een bedrag van € 600.000,– euro gereserveerd. Uw Kamer wordt hierover binnenkort uitvoerig schriftelijk geïnformeerd.
De slechte aanpak van faillissementsfraude |
|
Maarten Hijink (SP), Michiel van Nispen (SP) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het interview met voormalig hoogleraar faillissementsfraude Hilverda waarin zij aangeeft dat de politie te weinig prioriteit geeft en kan geven aan de aanpak van faillissementsfraude?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht en de wens dat er nog meer prioriteit wordt gegeven aan de aanpak van faillissementsfraude. Ik herken het beeld, dat de politie te weinig prioriteit geeft, niet. De realiteit is dat de inzet op deze prioriteit effect heeft op de beschikbare capaciteit en de inzet op andere prioriteiten. De politie is belast met vele andere taken. Dit neemt niet weg dat in de Veiligheidsagenda 2015–2018 kwantitatieve afspraken zijn gemaakt over de aanpak van horizontale fraude, waaronder ook eenvoudige faillissementsfraude valt. Deze afspraken zijn door de politie in 2015 en 2016 gehaald.
Klopt het dat er in de afgelopen twee jaren slechts in 154 respectievelijk 128 eenvoudige faillissementszaken een proces-verbaal is opgesteld? Zo nee, waarom niet? Hoe beoordeelt u deze aantallen in het licht van het totaal aantal zaken waarin een vermoeden is van (eenvoudige) faillissementsfraude dat wordt aangebracht bij de regionale eenheden van de politie?
De intake van meldingen van faillissementsfraude vindt plaats bij het Centraal Meldpunt Faillissementsfraude van de FIOD. De zaken worden vervolgens conform een algemene instructie van het Openbaar Ministerie door het Centraal Meldpunt Faillissementsfraude ten behoeve van zaakselectie toegedeeld aan politie of aan de FIOD. Zaken die in een strafrechtelijk onderzoek worden opgenomen worden door het Openbaar Ministerie geregistreerd, waarbij iedere verdachte een parketnummer krijgt. In een strafrechtelijk onderzoek kunnen meerdere verdachten worden onderzocht. Een verdachte kan betrokken zijn bij meerdere frauduleuze faillissementen. In de Fraudemonitor 2015 van het Openbaar Ministerie2 is een overzicht weergegeven van de aantallen. Voor faillissementsfraude zijn in 2015 126 parketnummers ingestroomd van politie bij het Openbaar Ministerie. Voor faillissementsfraude zijn ook andere grootheden relevant om de kwaliteit en kwantiteit van de inzet van het strafrecht te kunnen duiden. De Fraudemonitor biedt daarom ook inzicht in de uitsplitsing in het aantal faillissementen waarop meldingen betrekking hebben en het aantal faillissementen dat betrokken is in strafrechtelijk onderzoek. In 2015 zijn er bij het meldpunt 449 meldingen ontvangen, die betrekking hadden op 670 faillissementen. Hiervan zijn 280 faillissementen betrokken in een strafrechtelijk onderzoek. Alle meldingen van fraudevermoedens zijn relevant omdat het de opsporing helpt om beter te kunnen bepalen waar strafrechtelijk onderzoek moet worden ingezet. De Fraudemonitor van het Openbaar Ministerie met resultaten in 2016 stuur ik binnenkort aan uw Kamer.
Wat is de reden dat er zo weinig processen-verbaal zijn opgesteld in faillissementsfraudezaken, ondanks dat er de afgelopen jaren wel verschillende maatregelen zijn genomen om dit soort fraude beter aan te pakken? Kunt u daarbij ingaan op de uitlatingen van voormalig hoogleraar Hilverda dat er sprake is van te weinig expertise, mankracht en bevoegdheden om de wapenwedloop met beroepsfraudeurs te winnen?
Beroepsfraudeurs maken zich schuldig aan verschillende vormen van fraude en zoeken actief naar nieuwe mogelijkheden. Dit vergt een gerichte aanpak van fraudeurs en facilitators en vraagt om een verbinding tussen het strafrecht en andere vormen van handhaving, toezicht en nalevingsbevordering. Het strafrecht kan worden ingezet in afstemming met de acties van anderen in de handhavingsketen. Ook de politie investeert in de strafrechtelijke kennis van medewerkers en heeft een Leidraad eenvoudige faillissementsfraude ontwikkeld. Voor wat betreft de bevoegdheden merk ik op dat sinds 1 juli 2016 de Wet civielrechtelijk bestuursverbod in werking is getreden. De rechter kan een bestuursverbod opleggen waardoor een fraudeur voor maximaal 5 jaar kan worden uitgesloten van bestuursfuncties.
Hoeveel fte is er inzetbaar bij de regionale teams van de politie om faillissementsfraude aan te pakken? Hoeveel zaken kunnen zij per jaar oppakken en hoeveel zaken krijgen zij jaarlijks voorgelegd?
Eenvoudige faillissementsfraudezaken worden door de district- en basisteams behandeld en niet door regionale teams. De regionale teams van de politie zijn er voor complexe fraude- en witwaszaken. De politie-inzet per delictsvorm wordt niet geregistreerd. In mijn antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven hoeveel parketnummers met betrekking tot faillissementsfraude van de politie zijn opgepakt.
Bent u na het lezen van het interview met voormalig hoogleraar Hilverda een andere mening toegedaan met betrekking tot de motie-Gesthuizen waarin werd verzocht om de opsporing van faillissementsfraude op te laten pakken door de regionale Fin-Ec-teams in plaats van door politiedistricten om te voorkomen dat dit type delict niet hoeft te concurreren met andersoortige delicten (Kamerstuk 33 994, nr. 8)? Zo nee, waarom niet?
Er is op 17 juni 2015 over de motie gedebatteerd in de Tweede Kamer. De motie is in stemming gebracht maar heeft onvoldoende steun van de Tweede Kamerleden gekregen en is verworpen. Ik zie geen reden om de motie anders te beoordelen.
Is inmiddels al duidelijk in hoeverre de middelen en capaciteit van het openbaar ministerie toereikend zijn voor de aanpak van faillissementsfraude, aangezien dit na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel herziening strafbaarstelling faillissementsfraude (Kamerstukken 33 994) zou worden gemonitord?
De bedoeling van de wet is dat faillissementsfraude eenvoudiger en met de nodige slagkracht kan worden opgespoord. De wetgever wilde de praktijk van opsporing en vervolging een beter handvat bieden voor de aanpak van faillissementsfraude. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in juni 2015 is door mijn ambtsvoorganger aangegeven dat het pragmatisch is om de inspanningen die het Openbaar Ministerie levert in verband met een goede uitvoering van de wet gedurende twee jaar te monitoren. De verwachting is dat dit binnen de beschikbare middelen en capaciteit het geval is. De ervaring met deze wet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden, leidt nog niet tot wijziging van deze verwachting.
Klopt het dat 80 procent van alle fraudegevallen relatief eenvoudige faillissementsfraude tot 100.000 euro betreft? Zo nee, waarom niet? Wat is de pakkans als het gaat om dit soort zaken?
In de Fraudemonitor 2015 is toegelicht dat van de ontvangen meldingen bij het Centraal meldpunt bij de FIOD ongeveer twee derde wordt opgespoord door de politie en ruim een derde van het geheel wordt opgespoord door de FIOD. In dat laatste geval gaat het om complexe zaken. Ten aanzien van de vraag over de pakkans verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Hoe komt het dat in 2015 30 procent van de faillissementen frauduleus was en dat dit aandeel nog steeds stijgende is? Wat wordt eraan gedaan om deze trend te stoppen en de aanpak te intensiveren en/of te verbeteren?
In de brief aan uw Kamer3 bij het onderzoek dat het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft verricht naar oorzaken en schulden van faillissementen, is aangegeven dat de stijging van het percentage niet onverwacht is. In de afgelopen periode is de maatschappelijke en politieke aandacht voor het voorkomen, detecteren en bestrijden van fraude toegenomen. Door betere samenwerking en een ketenbrede en integrale aanpak is er meer inzicht in mogelijke fraude en is er meer aandacht voor het melden van fraudevermoedens.
In de aanpak van faillissementsfraude zijn diverse maatregelen getroffen. Het accent ligt op het voorkomen, verstoren en tijdig detecteren van fraude. In de Veiligheidsagenda zijn afspraken gemaakt voor de aanpak van horizontale fraude. Door de modernisering van de strafbaarstelling van faillissementsfraude is het niet voldoen aan de administratieplicht zelfstandig strafbaar gesteld. Daarnaast is vorig jaar de Wet civielrechtelijk bestuursverbod in werking getreden, waardoor de rechter een persoon voor een bepaalde periode kan uitsluiten van bestuursfuncties. Dit voorkomt dat een fraudeur zijn praktijken kan voorzetten als bestuurder van een nieuwe B.V. De Wet versterking positie curator treedt per 1 juli 2017 in werking. Daarin is onder meer de fraudesignalerende taak van de curator vastgelegd en wordt de positie van de curator versterkt door de inlichtingenplicht van de failliet en derden. Op de zogenoemde fraudespreekuren kunnen curatoren terecht met vragen over de aanpak bij fraudevermoedens. Dit spreekuur vindt plaats onder leiding van een insolventierechter en hierin participeren het Openbaar Ministerie, de politie, de FIOD en de Belastingdienst. Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie in 2016 zowel eenvoudige als complexe faillissementsfraude aangepakt. Opnieuw zijn themazittingen gehouden naast de diverse afzonderlijke, meer omvangrijke zaken. Voor de aanpak van faillissementsfraude is het van belang dat publieke en private partijen samenwerken. In het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing spreek ik hierover met vertegenwoordigers van het Nederlandse bedrijfsleven.
Klopt het dat de Kamer van Koophandel zelf jaarlijks 4.000 lege BV’s ontbindt? In hoeverre heeft zowel de Kamer van Koophandel als de politie genoeg expertise en mankracht om te kunnen onderzoeken of sprake is van fraude?
De Kamer van Koophandel is op grond van het Burgerlijk Wetboek bevoegd om lege rechtspersonen te ontbinden. Dit opschonen is wenselijk om te voorkomen dat lege B.V.»s kunnen worden misbruikt door fraudeurs. Ten aanzien van de mogelijkheid tot ontbindingen van rechtspersonen op eigen verzoek heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat onderzoek wordt gedaan naar mogelijk misbruik4. De Tweede Kamer wordt dit najaar, na afronding van het onderzoek, nader geïnformeerd.
Wat is uw reactie op de uitspraken van voormalig hoogleraar Hilverda over dat de Belastingdienst door gebrek aan mankracht onvoldoende onderzoek kan doen naar veelplegersnetwerken die samen goed zijn voor zo’n 400 miljoen euro aan belastingschuld?
Faillissementsfraude, turboliquidaties en misbruik van rechtspersonen zijn onderwerpen die maatschappelijk schade aanrichten onder andere met betrekking tot verschuldigde belastingen. Dit zijn hoog risicovolle posten die de aandacht van de Belastingdienst hebben. De afgelopen jaren heeft de Belastingdienst ingezet op subjectgericht toezicht en doet dat nog steeds. Hieronder vallen onder andere de veelplegersnetwerken. De afgelopen jaren heeft de Belastingdienst hierin veel effort gestoken en doet dat nog steeds. De Belastingdienst heeft hierdoor ook veel kennis en expertise opgebouwd inzake de opbouw van structuren en het gedrag van de veelplegersnetwerken. Om de beschikbare capaciteit van de Belastingdienst zo efficiënt mogelijk in te zetten, moeten strategische keuzes in de handhaving worden gemaakt.
Klopt het dat de Kamer van Koophandel vaker inschrijvingen zou kunnen weigeren of vernietigen, maar daar te voorzichtig mee is? Hoe kan volgens u toch beter gebruik gemaakt worden van deze beschikbare mogelijkheden?
De Kamer van Koophandel beoordeelt de inschrijvingen op grond van geldende regelgeving voor het Handelsregister. In het door de Minister van Economische Zaken ingediende wijzigingsvoorstel voor de Handelsregisterwet zijn voorstellen opgenomen om de weigeringsgronden voor de inschrijving aan te scherpen. Daarnaast wordt voorgesteld dat de Kamer van Koophandel voortaan signalen met andere toezichthouders en handhavers kan delen. Dit wetsvoorstel wacht op behandeling door uw Kamer.
Wat vindt u ervan dat voormalig hoogleraar Hilverda stelt dat er beter moet worden samengewerkt? Deelt u haar mening? Zo nee, waarom niet? Op welke manier vindt er samenwerking plaats ten behoeve van de aanpak van faillissementsfraude?
De aanpak van faillissementsfraude is gebaat bij samenwerking. Dit belang wordt onderschreven door de betrokken organisaties. In aanvulling op mijn antwoord op vraag 8 zijn ook private partijen, zoals notarissen, banken en brancheverenigingen, betrokken bij het voorkomen, verstoren en tijdig detecteren van fraude. In de programmatische aanpak van horizontale fraude wordt daarom nadrukkelijk aandacht besteed aan preventie en bewustwording. In samenwerking met publieke en private partijen zijn bijvoorbeeld indicatoren en op te werpen barrières geïnventariseerd. Dit biedt een praktisch hulpmiddel hoe faillissementsfraude beter kan worden herkend en gedetecteerd.
Kunt u reageren op de verschillende suggesties om faillissementsfraude beter aan te pakken?2
Een notaris is betrokken bij de overdracht van aandelen. Op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering is een notaris meldingsplichtig ten aanzien van voornemens tot een ongebruikelijke transacties aan FIU NL. De suggestie om de overdracht van aandelen te weigeren als er geen door een accountant goedgekeurd jaarverslag is, leidt tot de vraag of een jaarverslag dat ziet op een vorig boekjaar voldoende actueel is en de juiste informatie biedt om tot een goede indicatie van de waarde van de aandelenoverdracht te komen. Daarbij geldt dat niet alle rechtspersonen hun bestuursverslag (voorheen: jaarverslag) door een accountant behoeven te laten controleren. Dit geldt alleen voor middelgrote en grote rechtspersonen. Ook een stichting kan een onderneming drijven en aandeelhouder zijn. De suggestie om voortaan aandeelhouderschap door stichtingen te verbieden gaat voorbij aan het feit dat dit op zichzelf niet malafide is. De suggestie om het Handelsregister uit te breiden met fiscale informatie heb ik onder de aandacht van de Minister van Economische Zaken gebracht.
Wat is de stand van zaken in de uitvoering van de motie-Gesthuizen c.s. waarin is verzocht om een onderzoek naar de mogelijke uitbreiding van de garantstellingsregeling voor curatoren (Kamerstuk 34 253, nr. 12) Wanneer zullen de resultaten hiervan bekend zijn en aan de Kamer worden gezonden?
Ik informeer uw Kamer deze zomer.
Capaciteitsgebrek bij sporenonderzoek |
|
Ronald van Raak (SP), Michiel van Nispen (SP) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is precies de oorzaak van het feit dat na de gewapende overval met dodelijke afloop het sporenonderzoek pas zo laat kon worden gestart? Hoe groot is het capaciteitsprobleem precies?1 Hoe beoordeelt u dit?
Uit de informatie van de politie blijkt dat er in deze zaak geen sprake is van te laat starten met het sporenonderzoek. Binnen een uur nadat het delict werd gemeld, waren twee forensisch rechercheurs van de eenheid Limburg ter plaatse. Een rechercheur van de eenheid Oost-Nederland is later ingezet en een vierde rechercheur van de eenheid Limburg is de volgende ochtend ingezet. Bij dergelijke geweldmisdrijven zet de politie zich ten volle in om snel het sporenonderzoek te starten.
Hoe veel vaker is het voorgekomen dat forensisch onderzoek door capaciteitsproblemen vertraging oploopt? Wat doet dit met de kwaliteit van het sporenonderzoek?
Vooropgesteld wordt dat bij zware misdrijven alle inspanningen worden gepleegd om forensisch onderzoek tijdig plaats te laten vinden. Het kan voorkomen dat er zich in een eenheid op een bepaald moment meer zaken voordoen waarvoor forensische capaciteit van de politie nodig is. Als er sprake is van samenloop in werkzaamheden krijgen de zwaarste zaken prioriteit. Zo nodig kan in inzet worden voorzien met bijstand uit andere eenheden. Op die manier heeft Forensische Opsporing (FO) genoeg mensen om zware zaken op te pakken.
De tweede fase van de personele reorganisatie is op 1 juli 2016 gestart. In deze fase worden de formatie en bezetting kwalitatief en kwantitatief met elkaar in evenwicht gebracht. U bent hierover geïnformeerd in de voortgangsbrief2. In deze brief is voorts aangegeven dat er verschillende maatregelen zijn genomen om de basis van de opsporing en vervolging op orde te brengen. Een belangrijke maatregel is de werving van specialisten, onder meer op het gebied van forensische opsporing.
Welke maatregelen gaat u nemen om er voor te zorgen dat personele problemen er niet aan in de weg staan dat sporen snel en zorgvuldig kunnen worden onderzocht in dit soort ernstige zaken?
Zie antwoord vraag 2.
Voortvluchtige criminelen die geen belasting hoeven te betalen |
|
Renske Leijten (SP), Michiel van Nispen (SP) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat voortvluchtige criminelen in beginsel geen belasting hoeven te betalen nu er op grond van de Nederlandse belastingwetgeving sprake moet zijn van een duurzame band met het land van verblijf?1
Een voortvluchtige crimineel die hier niet woont en die hier geen inkomen heeft moet, zoals alle voortvluchtige criminelen, worden gepakt, maar er is geen reden om hem in Nederland belasting te laten betalen.
Het bericht waarnaar de vragenstellers verwijzen, is gebaseerd op een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 14 november 2013. In deze zaak ging het om de vraag of de belanghebbende binnenlands belastingplichtig was. Een natuurlijke persoon is binnenlands belastingplichtig in Nederland als hij hier woont. Iemands woonplaats wordt naar de omstandigheden bepaald. Bij een geschil over de woonplaats is het de rechter die de omstandigheden die partijen aanvoeren, weegt en tegen elkaar afzet. Dit is ook gebeurd in de genoemde uitspraak. In die zaak is volgens het Hof onder meer niet komen vast te staan dat de belanghebbende sociale betrekkingen in Nederland heeft gehad, dat hij hier over enige woonruimte beschikte of dat hij hier inkomensgenerende (illegale) activiteiten verrichtte. Onder die omstandigheden oordeelde het Hof dat de belanghebbende in Nederland niet woonachtig en niet belastingplichtig was.
Ik vermoed dat het bericht voortkomt uit de overweging van het Hof dat het in de rede ligt dat een verdachte die op de vlucht is niet in staat is een duurzame betrekking tussen hem en (het grondgebied van) een bepaald land na te streven of te realiseren. Dit is echter geen algemene of een dragende overweging voor het uiteindelijke oordeel van het Hof, maar een omstandigheid die het Hof in deze zaak in aanmerking neemt bij zijn weging van de stellingen die de belanghebbende aanvoert voor het niet hebben van een woonplaats in Nederland. Deze overweging moet ook in die context worden gelezen en begrepen. Voor zover het bericht de overweging uit die context haalt en veralgemeniseert, is het mijns inziens onjuist.
Waar is een voortvluchtige crimineel dan nog wel belastingplichtig?
Zoals een ieder is een voortvluchtige crimineel binnenlands belastingplichtig in zijn woonland. De belastingwetgeving in Nederland is namelijk in dit opzicht niet uniek; voor zover ik weet hanteren alle landen in de wereld voor het bestaan van een binnenlandse belastingplicht in de inkomstenbelasting (mede) het woonplaatsbeginsel. Daarnaast kan een voortvluchtige crimineel, wederom zoals een ieder, buitenlands belastingplichtig zijn in het land waarin hij niet woont maar wel inkomen geniet. Anders dan in de onderhavige vragen besloten lijkt te liggen, kunnen mensen zonder een duurzame band met Nederland dus wel degelijk hier belastingplichtig zijn en belasting moeten betalen.
Kan uiteen worden gezet wanneer een crimineel die naar Nederland is gevlucht wel binnenlands belastingplichtig is en wanneer niet?
Zoals gezegd geldt voor iedere natuurlijke persoon dat hij binnenlands belastingplichtig is in Nederland als hij hier woont en wordt de woonplaats naar de omstandigheden bepaald. Een aantal relevante omstandigheden is reeds genoemd in het antwoord op de eerste vraag. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld een rol spelen de nationaliteit, de woonplaats van degene met wie de belanghebbende een relatie heeft en het land waar een bankrekening wordt aangehouden of waar de aankopen voor levensonderhoud worden gedaan. Het gaat echter altijd om de beoordeling van de specifieke feiten in een concreet geval. Een limitatieve opsomming van relevante omstandigheden kan ik dan ook niet verstrekken.
Hoe vaak is het de afgelopen jaren voorgekomen dat een voortvluchtige crimineel geen belasting hoefde te betalen aan de Nederlandse overheid?
Met uitzondering van de genoemde zaak zijn mij geen zaken bekend die de belastingplicht van een voortvluchtige crimineel betreffen.
Deelt u de mening dat hiermee het risico ontstaat dat Nederland een belastingparadijs wordt voor buitenlandse criminelen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel niet de mening dat hiermee het risico ontstaat dat Nederland een belastingparadijs wordt voor buitenlandse criminelen. Zoals gezegd wijkt de belastingwetgeving in Nederland in dit opzicht naar mijn weten niet af van de belastingwetgeving in andere landen. Voor zover een crimineel zich bij zijn vlucht al zou laten leiden door de belastingwetgeving in een bepaald land, is hij in Nederland dus niet beter af dan in een ander land.
Gelet op het feit dat het afpakken van crimineel geld nog lang niet goed genoeg verloopt, en vervolgens het heffen van belasting bij voortvluchtige criminelen nu ook problematisch blijkt, ziet u ook het risico dat hierdoor de mogelijkheden om te investeren met crimineel geld toenemen waardoor het risico op witwassen ontstaat alsmede oneerlijke concurrentie? Is er een meldingsplicht voor (financiële) adviseurs die in aanraking komen met de wens te investeren met crimineel geld? Welke andere mogelijkheden zijn er om dit risico tegen te gaan?
Op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) zijn instellingen die onder de reikwijdte van de Wwft vallen – waaronder ook in de wet bepaalde (financieel) adviseurs – onder meer verplicht om cliëntenonderzoek te verrichten. Het cliëntenonderzoek omvat de identificatie en verificatie van cliënten, een risicobeoordeling van cliënten en de monitoring van transacties. Daarnaast dienen instellingen die onder de werking van de Wwft vallen een ongebruikelijke transactie onverwijld, nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie bekend is geworden, te melden aan de Financiële inlichtingen eenheid. Voor hetgeen een ongebruikelijke transactie is, zijn indicatoren vastgesteld. Eén van die indicatoren is een transactie van € 15.000 of meer, betaald in contanten. De Financiële inlichtingen eenheid verzamelt, registreert, bewerkt en analyseert de gegevens die het verkrijgt, teneinde te bezien of deze gegevens van belang kunnen zijn voor het voorkomen en opsporen van misdrijven. Bij het vermoeden van een fiscaal misdrijf kan de Belastingdienst/FIOD worden betrokken.
De Belastingdienst participeert verder in verschillende samenwerkingsvormen om vormen van ondermijnende criminaliteit tegen te gaan. Zo werkt de Belastingdienst bijvoorbeeld (op casus niveau) samen met het Openbaar Ministerie (OM), de politie en gemeenten. Ook is de Belastingdienst, zoals aangegeven in de beantwoording van door de heer Van Nispen gestelde Kamervragen over het afpakken van crimineel vermogen in april 20172, met het OM in gesprek om elkaars mogelijkheden bij het afpakken van crimineel verkregen vermogen respectievelijk het innen van de belastingschuld zo goed mogelijk te benutten.
In hoeverre zijn de consequenties van de wettelijke voorwaarde dat een belastingplichtige een duurzame band moet ontwikkelen met het land van verblijf voorzien en besproken bij de totstandkoming hiervan?
Dat iedere natuurlijke persoon binnenlands belastingplichtig is in Nederland als hij hier woont en dat de woonplaats naar de omstandigheden bepaald wordt, ligt sinds jaar en dag in de Nederlandse belastingwetgeving vast. Daarbij is juist beoogd dat een natuurlijk persoon die naar de omstandigheden niet in Nederland woont, niet binnenlands belastingplichtig is. De afbakening van onbeperkte heffingsrechten naar de woonplaats is een wereldwijd aanvaard principe en is naar mijn mening een rechtvaardig uitgangspunt.
Deelt u de mening dat misdaad niet mag lonen en dat de belastingwetgeving daarom dusdanig moet worden gewijzigd dat voortvluchtige criminelen niet meer kunnen profiteren van het feit dat ze op de vlucht zijn en voortaan dus gewoon binnenlands belastingplichtig zijn? Zo nee, waarom niet en welke maatregelen gaat u dan nemen om te voorkomen dat misdaad loont en Nederland een belastingparadijs wordt voor voortvluchtige criminelen?
Dat misdaad niet mag lonen onderschrijf ik. De overheid werkt er hard aan om dit te voorkomen en om voortdurend de meest effectieve maatregelen te nemen en te verbeteren. Ik zie geen aanleiding om specifiek voor voortvluchtige criminelen een inbreuk te maken op het woonplaatsbeginsel. Zoals eerder aangegeven is de afbakening van onbeperkte heffingsrechten naar de woonplaats een wereldwijd aanvaard principe en kan een ieder die niet in Nederland woont wel degelijk worden belast voor inkomen dat in Nederland wordt genoten, met dien verstande dat een verdrag de feitelijke effectuering van dat heffingsrecht kan beïnvloeden. Dit zou niet anders zijn indien Nederland voortvluchtige criminelen als fictief binnenlands belastingplichtigen zou aanmerken.
Het bericht dat beleggingsfraudeurs steeds weer toeslaan |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
|
|
|
Hoeveel gevallen van beleggingsfraude komen er jaarlijks voor?1 Hoe heeft dit aantal zich sinds 2008 ontwikkeld? Kunt u ook aangeven welk financeel belang is gemoeid met beleggingsfraude? Kunt u enige toelichting geven op deze cijfers?
Beleggingsfraude is een vorm van fraude waarbij criminelen particulieren ertoe weten te bewegen om grote bedragen geld te beleggen in door hen aangeboden producten. Deze criminelen investeren de ontvangen bedragen vervolgens niet of nauwelijks in de beloofde beleggingsproducten, maar wenden de gelden vooral aan voor persoonlijk gewin.
De schade als gevolg van de fraude komt vooral voor rekening van particuliere beleggers. Als gevolg van de financiële crisis is het aantal particuliere beleggers in de jaren na 2012 sterk afgenomen. In 2014 belegden ongeveer 770.000 huishoudens op de beurs. Enkele jaren daarvoor bedroeg dit aantal anderhalf miljoen. Inmiddels stappen weer meer particulieren in de markt, mede vanwege de lage spaarrente. De exacte schade die veroorzaakt wordt door beleggingsfraude wordt niet afzonderlijk geregistreerd. Een precies beeld ontbreekt daardoor.
Zoals de Minister van Veiligheid en Justitie uw Kamer eerder berichtte zijn de in de Veiligheidsagenda 2015–2018 afgesproken doelstellingen met betrekking tot de aanpak van horizontale fraude, inclusief beleggingsfraude, in 2015 en 2016 ruimschoots gehaald.
Welke acties zijn sinds het uitbreken van de financieel-economische crisis genomen om burgers te beschermen tegen beleggingsfraude? Kunt u aangeven welk effect deze maatregelen hebben gehad?
De aanpak van fraude, ook van beleggingsfraude, is een zaak van alle betrokken partijen: burgers, bedrijven en andere private en publieke partijen. In de eerste plaats is het van belang dat burgers zelf alert zijn en zich steeds goed informeren. Dit geldt ook voor potentiële beleggers. Zij moeten zich bewust zijn van de risico’s van beleggen en zelf onderzoek doen naar de achtergrond van aanbieders. De bescherming van beleggers moet worden bezien in het licht van een breder handhavingskader van het Openbaar Ministerie, toezicht, handhaving en publieksvoorlichting door de toezichthouders AFM en/of DNB tot waarschuwingen van bijvoorbeeld de Fraudehelpdesk1 of de Kamer van Koophandel.
De Wet op het financieel toezicht (Wft) bevat de verplichting voor aanbieders van effecten om wettelijk voorgeschreven informatie, in de vorm van een prospectus, aan (potentiële) beleggers te verstrekken. Voor aanbieders van beleggingsobjecten en van deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen bestaat een vergunningsplicht. De AFM ziet toe op naleving van deze plichten. Zowel de prospectus- als de vergunningsplicht kennen vrijstellingen. Van de vergunningsplicht zijn uitgezonderd aanbieders van beleggingsobjecten en van deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen die een nominale waarde van minimaal € 100.000 hebben. Tot 2012 lag deze vrijstellingsgrens op € 50.000. Voor aanbieders van effecten geldt tot 1 oktober 2017 dat aanbiedingen die de € 2,5 miljoen euro niet overschrijden geen prospectus openbaar hoeven te maken. Sinds 1 juli 2011 zijn aan de € 2,5 miljoen-vrijstelling extra voorwaarden verbonden waardoor deze niet meer zo ruim kan worden toegepast als voorheen. Zo is het bijvoorbeeld niet langer mogelijk om verschillende emissies te doen binnen dezelfde groep, of van verschillende klassen effecten, waarmee feitelijk het totaal opgehaalde kapitaal ver boven de € 2,5 miljoen uit zou kunnen komen. Sinds 1 januari 2012 geldt voor aanbiedingen die niet vergunnings- of prospectusplichtig zijn de verplichting om dit te melden op een door de AFM voorgeschreven wijze. Deze voorgeschreven vrijstellingsvermelding moet de (potentiële) belegger bewust maken van het feit dat de activiteit die onder zijn aandacht is gebracht niet onder het regulier toezicht staat en dat er dus geen getoetst prospectus of vergunning is. Vanaf 1 oktober 2017 is de grens waaronder aanbieders van effecten vrijgesteld zijn van de prospectusplicht verhoogd naar € 5 miljoen onder gelijktijdige invoering van de plicht om aan de AFM te melden dat gebruik wordt gemaakt van de vrijstelling. Hierdoor krijgt de AFM een overzicht van vrijgestelde aanbieders en kan zij eerder inspelen op malversaties bij die partijen. Samen met de melding zal de aanbieder een minimum aan informatie aan de AFM moeten verstrekken, waaronder gegevens over de aanbieder, de aandeelhouders, de omvang van de aanbieding en de besteding van de door de beleggers ingelegde gelden.
Wanneer er sprake is van een vrijgestelde aanbieding heeft de AFM sinds 15 oktober 2008 de bevoegdheid op te treden tegen aanbieders die in strijd met de Wet oneerlijke handelspraktijken (Wohp) misleidende informatie aan consumenten verstrekken. Dit is een civielrechtelijke wet waarvoor de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) regelt dat de AFM toezicht houdt. In 2014 heeft dit er bijvoorbeeld toe geleid dat de AFM aan Centurion een last onder dwangsom heeft opgelegd omdat Centurion onjuiste en te weinig informatie had verstrekt aan consumenten die obligaties of certificaten (of beide) van Centurion hadden gekocht of mogelijk zouden kopen. De last onder dwangsom hield in dat Centurion de betrokken consument schriftelijk moest informeren over de eventuele zekerheden, over de totaal opgehaalde gelden door Centurion, over de besteding van de inleg van houders van obligaties en certificaten en over de inkomsten van de bedrijfsactiviteiten van Centurion. Deze informatie moest Centurion ook publiceren op haar website.2 In deze zaak had de AFM een vermoeden fraude en heeft zij aangifte gegaan bij het Openbaar Ministerie. Over de samenwerking tussen het Openbaar Ministerie en de AFM verwijs ik u naar het antwoord op vraag 11.
Naast de hiervoor genoemde specifieke toezichtsactiviteiten die voortvloeien uit het geldende wettelijke kader wordt er ingezet op preventie van beleggingsfraude.
Zo onderneemt de AFM verschillende acties om de consument bewuster te maken van de risico’s van beleggen. De AFM waarschuwt consumenten in generieke zin voor malafide partijen in de vrijgestelde beleggingsmarkt, maar waarschuwt geregeld ook voor specifieke mogelijke malafide partijen, zoals boiler rooms. Ook wijst de AFM consumenten op de risico’s van beleggen, bijvoorbeeld door middel van een checklist beleggen in obligaties op haar website. Recentelijk heeft de AFM via de consumentennieuwsbrief en via Facebook aandacht besteed aan vrijgestelde beleggingen.
Daarnaast is er in 2011 binnen het Financieel Expertise Centrum (FEC), waar onder meer het Openbaar Ministerie, FIOD, de AFM, DNB en de Politie aan deelnemen, een interventiestrategie afgesproken rondom beleggingsfraude. Deze richt zich op i) betere preventie door onderling op elkaar afgestemde voorlichting over de risico’s van beleggingsfraude; ii) het trachten zo vroeg mogelijk beleggingsfraude in de markt op te sporen en iii) efficiëntere handhaving door direct en in gezamenlijke afstemming tussen de betrokken FEC-partners op te treden.
Bovendien wordt onder coördinatie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie door publieke en private partijen samengewerkt aan effectieve barrières met als doel het de fraudeur zo moeilijk mogelijk te maken. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft daartoe onder andere afspraken gemaakt binnen het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing. Tot slot is de aanpak van fraude, inclusief beleggingsfraude, een prioriteit in de Veiligheidsagenda 2015–2018 en zijn over de aanpak daarvan afspraken gemaakt met de politie. Het voornemen zoals opgenomen in de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie over 2018 is dat de Veiligheidsagenda voor de periode 2019–2022 een vervolg krijgt.
Kunt u uitleggen waarom, ondanks de genomen maatregelen, beleggingsfraude nog steeds regelmatig voorkomt?
Het helemaal voorkomen van dit soort praktijken door toezicht is helaas niet realistisch. De AFM heeft bij vrijgestelde aanbiedingen beperkte bevoegdheden en houdt op basis van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) toezicht op de naleving van de Wet oneerlijke handelspraktijken (Wohp). Oneerlijke handelspraktijken zien op onjuiste en te weinig verstrekte informatie aan de consument en zien niet specifiek op oplichting of fraude door ondernemingen. Dit brengt mee dat de AFM alleen bevoegdheden heeft ten aanzien van de informatieverstrekking door de aanbieder aan de belegger en niet direct bij de instelling kan ingrijpen. Ook in het strafrecht geldt dat pas kan worden ingegrepen wanneer (een deel van) het geld van beleggers is verdwenen, voordat sprake is van een redelijk vermoeden van oplichting of verduistering. Een consument zal dus zelf moeten opletten wanneer hij geld wil investeren, waarbij informatie en waarschuwingen vanuit de toezichthouder, zoals in het antwoord op vraag 2 beschreven, uiteraard behulpzaam kunnen zijn.
Is de Autoriteit Financiële Markten (AFM) alert op verkopers die hoge rendementen beloven, al dan niet in combinatie met het op duurzame wijze verkrijgen van deze rendementen? Zo ja, hoe uit zich dat?
Voor aanbieders van effecten geldt op basis van de Wft een prospectusplicht. Dit vloeit voort uit Europese regelgeving. Voor aanbieders van beleggingsobjecten en deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen geldt een vergunningsplicht. De AFM verleent een vergunning wanneer de aanvrager, onder meer, aantoont dat zal worden voldaan aan de vereisten met betrekking tot geschiktheid, betrouwbaarheid en vakbekwaamheid van dagelijks beleidsbepalers, dat het beleid van de bedrijfsvoering een integere uitoefening van het bedrijf waarborgt en de zeggenschapsstructuur niet ondoorzichtig is. Wanneer niet aan deze vereisten is voldaan zal de vergunning geweigerd worden.
De prospectusplicht geldt tot 1 oktober 2017 niet voor aanbiedingen van effecten die een totale waarde van minder dan € 2,5 miljoen bedragen, bij aanbiedingen aan minder dan 150 personen en bij aanbiedingen van effecten die een nominale waarde hebben van tenminste € 100.000 per effect. De AFM houdt bij vrijgestelde aanbiedingen toezicht op de naleving van de Wohp, zoals in het antwoord op vraag 2 te lezen is. Oneerlijke handelspraktijken zien op onjuiste en te weinig verstrekte informatie aan de consument en zien niet specifiek op oplichting of fraude door ondernemingen. Dit brengt mee dat de AFM alleen bevoegdheden heeft ten aanzien van de informatieverstrekking door de aanbieder aan de belegger.
Vanaf 1 oktober is de vrijstellingsgrens van € 2,5 miljoen verhoogd naar € 5 miljoen. De vrijstelling, en de verhoging daarvan, heeft als doel de toegang tot de kapitaalmarkten voor MKB-ondernemingen zo efficiënt mogelijk te maken. Tegelijkertijd mag een vrijstelling niet ten koste gaan van de bescherming van beleggers. Om die reden bestaat nu al de verplichting dat aanbieders die gebruik maken van de vrijstelling dat moeten vermelden in de informatie die zij verstrekken aan beleggers. Tegelijk met de verhoging van de vrijstellingsgrens zijn bovendien additionele waarborgen ingevoerd. Zo zijn alle aanbieders van effecten die gebruikmaken van de vrijstellingsmogelijkheid verplicht om hiervan melding te doen aan de AFM. De AFM krijgt hierdoor een overzicht van vrijgestelde aanbieders en kan eerder inspelen op malversaties bij die partijen. Indien de AFM verneemt dat een partij een vrijgestelde aanbieding doet, terwijl zij zich niet bij de AFM heeft gemeld, kan dit voor de AFM bovendien een dringende reden zijn om onderzoek bij deze partij te doen. Dit maakt het voor malafide partijen moeilijker dan thans het geval is om buiten het zicht van de AFM te blijven. Daarnaast zijn minimuminformatievereisten ingevoerd waaraan vrijgestelde aanbieders moeten voldoen. Door invulling te geven aan de minimuminformatievereisten worden beleggers beter beschermd en is tegelijkertijd voor ondernemingen beter duidelijk welke informatie zij dienen te verschaffen. Het is daarbij van belang dat de verstrekte informatie evenwichtig is en begrijpelijk voor de belegger is. Deze informatie dient voorafgaand aan de aanbieding van de effecten te worden verstrekt, zodat de belegger relevante informatie tot zich kan nemen en in staat is het effect te vergelijken met andere effecten, voordat de overeenkomst tot stand komt.
Het toezicht van de AFM is risicogestuurd. Dit betekent dat de AFM over het algemeen haar toezichtsinspanningen baseert op ontvangen signalen en monitoring van de markt, bijvoorbeeld over uitzonderlijk hoge rendementsverwachtingen. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de soort propositie en of personen eerder betrokken zijn geweest bij aanbiedingen. Dit is ook het geval bij het toezicht op vrijgestelde aanbiedingen van effecten. Er moet op zijn minst een juridisch te onderbouwen redelijk vermoeden van onjuiste, misleidende of onvolledige informatie aan de consument zijn alvorens de AFM een formeel middel kan inzetten. In geval van beleggingsfraude betekent dat bijvoorbeeld dat (een deel van) het geld van beleggers in strijd met hetgeen is beloofd moet zijn besteed, alvorens sprake is van vermoedelijk onjuiste informatie. Een monitoring van de markt kan er toe leiden dat de AFM op onregelmatigheden stuit en handhavend optreedt. Wanneer de AFM oplichting of fraude vermoedt, zal altijd met FIOD en Openbaar Ministerie in overleg worden getreden en zal, indien daar aanleiding toe is, aangifte gedaan worden.
Handhaving door de AFM ziet op grond van de Whc en Wohp bij vrijgestelde aanbiedingen enkel op informatieverstrekking. Zo heeft de AFM wanneer op basis van het risicogestuurde toezicht aan het licht is gekomen dat de gelden door de aanbieder anders worden besteed dan aan de belegger is beloofd, de bevoegdheid door middel van een aanwijzing of last onder dwangsom de aanbieder te verplichten om dit aan de belegger mee te delen. De AFM kan ook een bestuurlijke boete opleggen. Hiernaast kan de AFM een openbare waarschuwing publiceren.
De AFM kan bij vrijgestelde aanbiedingen echter geen aanbiedingen staken, verbieden of nieuwe aanbiedingen van bekende beleggingsfraudeurs van de markt weren.
Zijn verkopers van beleggingsproducten te allen tijde verplicht om een vergunning aan te vragen? Zo nee, waarom niet? Onder welke omstandigheden kan een vergunning worden geweigerd?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom bestaat er alleen een prospectusplicht voor verkopers wanneer de totale tegenwaarde van de effecten die worden aangeboden, meer dan 2,5 miljoen euro bedraagt? Waarom bestaat er geen prospectusplicht voor alle verkopers van beleggingsproducten?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom krijgen beleggingsfraudeurs niet automatisch een bestuursverbod na een veroordeling?
Een strafrechtelijk bestuursverbod op grond van artikel 28 van het Wetboek van Strafrecht kan in strafzaken als bijkomende straf worden geëist. Vervolgens is het aan de strafrechter om al dan niet over te gaan tot het opleggen van een bestuursverbod.
Per 1 juli 2016 is de Wet civielrechtelijk bestuursverbod van kracht. Hiermee is aan de Faillissementswet de mogelijkheid toegevoegd om -op verzoek van de curator of van het OM- een civielrechtelijk bestuursverbod (van ten hoogste 5 jaren) op te leggen aan een bestuurder die faillissementsfraude pleegt of zich schuldig heeft gemaakt aan wangedrag in aanloop naar een faillissement. Ook in dit geval is het aan de rechter om al dan niet over te gaan tot het opleggen van een bestuursverbod.
Hoe oordeelt u over de rol van banken in dit dossier? Komen zij hun signalerende rol volgens u goed na? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) zijn banken verplicht om onderzoek te verrichten naar hun cliënten. Daarnaast verplicht de Wwft tot het melden van ongebruikelijke transacties bij de Financiële inlichtingen eenheid (FIU). Voor de naleving van deze verplichtingen is het noodzakelijk dat banken informatie vergaren over hun cliënten en dat zij de transacties van hun cliënten monitoren. Hierbij kunnen banken fraude detecteren, bijvoorbeeld aan de hand van mutaties op een bankrekening die door een frauduleuze partij wordt aangehouden. Omdat fraude doorgaans wordt vormgegeven met gelegitimeerde transacties, is het voor banken niet eenvoudig om signalen van fraude – bijvoorbeeld met beleggingsfondsen – te detecteren. Ook lopen geldstromen vaak over meerdere rekeningen. Wanneer die bij andere banken of in het buitenland worden aangehouden, heeft een bank daar geen inzicht in. De informatiedeling tussen banken onderling en tussen banken, toezichthouders en opsporingsinstanties is gebonden aan geldende regelgeving met betrekking tot privacy en vertrouwelijkheid. Deze gelden ook op het terrein van bestrijding van beleggingsfraude.
Verschillende zaken bij het OM zijn gestart door aangiftes van banken in een zeer vroeg stadium, waardoor veel geld in beslag kon worden genomen en de fraude snel kon worden gestopt.
Deelt u de mening van de strafrechtadvocaat in het artikel, die stelt dat de AFM bevoegd is om zeer ingrijpende handhavingsmaatregelen te nemen, maar dat deze eerder ingezet moeten en kunnen worden? Is het voor de AFM mogelijk om eerder in te grijpen? Kunt uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Is de capaciteit van zowel de AFM als het Openbaar Ministerie (OM) volgens u voldoende op peil om beleggingsfraude tegen te gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals hierboven beschreven zijn de bevoegdheden van de AFM bij vrijgestelde aanbiedingen beperkt. Op grond van de Whc en Wohp ziet de AFM bij vrijgestelde aanbiedingen enkel toe op informatieverstrekking. Meer capaciteit voor de AFM zou daarom niet direct leiden tot betere mogelijkheden om beleggingsfraude tegen te gaan.
Binnen het Openbaar Ministerie en de FIOD heeft aanpak van fraude prioriteit en wordt deze steeds verder versterkt. Daarbij wordt actief de samenwerking gezocht met private partijen. Overigens geldt ook in het strafrecht dat pas kan worden ingegrepen wanneer (een deel van) het geld van beleggers is verdwenen, voordat sprake is van een redelijk vermoeden van oplichting of verduistering. FIOD en Openbaar Ministerie beschikken over voldoende middelen en expertise om op te treden tegen beleggingsfraude.
Kunt u aangeven hoe de samenwerking tussen de AFM en OM verloopt? Wie oordeelt uiteindelijk of een zaak strafrechtelijk of bestuursrechtelijk wordt afgedaan? Welk afwegingskader wordt hierbij gebruikt? Speelt capaciteit een rol bij de vraag of een zaak bestuursrechtelijk dan wel strafrechtelijk wordt afgedaan?
De FIOD is, onder het gezag van het Openbaar Ministerie, belast met de strafrechtelijke opsporing op het gebied van diverse wettelijke regelingen die betrekking hebben op de financieel-economische ordening.3 In de Beleidsbrief voor de bijzondere opsporingsdiensten zijn, onder andere, de thema’s witwassen, beleggingsfraude en marktmisbruik genoemd. Op het terrein van de financiële integriteit wordt een belangrijk deel van de zaken aangeleverd door de financiële toezichthouders DNB en de AFM. Nadere concretisering van de onderwerpen waarop strafrechtelijk wordt ingezet vindt gezamenlijk plaats. Op grond van het Convenant ter voorkoming van ongeoorloofde samenloop van bestuurlijke en strafrechtelijke sancties vindt afstemming tussen het OM, de AFM en de FIOD plaats over de wijze van afdoening van bepaalde overtredingen van de financiële toezichtwetgeving. In dit zogenaamde tripartite-overleg wordt bepaald welke zaken in strafrechtelijk onderzoek worden genomen en welke zaken bestuursrechtelijk kunnen worden afgedaan volgens het kader zoals dat in genoemd convenant wordt geschetst. Primair wordt in het tripartite-overleg dus de keuze gemaakt tussen een bestuursrechtelijke afdoening of een strafrechtelijke afdoening omdat die elkaar (als gevolg van het «una via» beginsel) uitsluiten. De keuze wordt gemaakt aan de hand van een aantal indicatoren zoals (in willekeurige volgorde en niet uitputtend): de ernst van de overtreding van de norm (valt dat nog binnen een bestuurlijke boetecategorie; zo niet dan zou strafrecht geïndiceerd kunnen zijn), de wijze waarop de overtreding is begaan (is er sprake van schuld of opzet), de benadeling van derden, de mogelijkheden voor compliance, de complexiteit van een zaak (onderzoek dat alleen door inzet van strafrechtelijke dwangmiddelen tot een goed eind kan worden gebracht impliceert bijvoorbeeld strafrechtelijk onderzoek) en recidive (hetgeen een contra-indicatie voor bestuursrechtelijk handelen is). Richtsnoer is daarbij dat de interventie een evenwichtig maatschappelijk effect moet sorteren. Zolang dat maatschappelijk effect behaald kan worden door bestuursrechtelijk ingrijpen heeft zulks de voorkeur. De (per definitie beperkte) opsporingscapaciteit kan daarbij wel een rol spelen, maar het te behalen maatschappelijk effect prevaleert. Uiteindelijk beperkt de beschikbare capaciteit altijd de mogelijkheden van elke betrokken instantie en noopt dit tot het maken van keuzes in het tripartite-overleg.
Het bericht 'Oorlog op zee tegen redders vluchtelingen' |
|
Jasper van Dijk (SP), Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Oorlog op zee tegen redders vluchtelingen»?1
Ja.
Is het openbaar ministerie (OM) op de hoogte van de deelname van Nederlanders aan activiteiten die kunnen leiden tot de dood van vluchtelingen?
Ik heb geen signalen van het openbaar ministerie (OM) ontvangen dat er mogelijk Nederlanders betrokken zijn bij dergelijke activiteiten.
Deelt u de analyse dat de aangekondigde acties om reddingsoperaties in de Middellandse Zee te dwarsbomen mogelijk strafbare feiten kunnen opleveren? Zo nee, waarom niet?
Vooralsnog is onduidelijk wat de in het bericht genoemde organisatie (Defend Europe) voornemens is feitelijk te gaan doen.
Zoals bij alle acties geldt, mag het handelen van de betrokken personen een bepaalde grens niet overschrijden. Zo mag geen geweld worden gebruikt.
Het is in beginsel aan de opsporingsinstanties van het desbetreffende land waar de acties worden gepleegd om onderzoek te doen naar mogelijke strafbare feiten, beoordeeld naar het aldaar geldende recht. Het OM kan door dat land eventueel om ondersteuning gevraagd worden door middel van een formeel rechtshulpverzoek.
Of het OM zelfstandig bevoegd is, hangt af van een aantal factoren, zoals de plaats en de aard van de acties, de vlag waaronder een vaartuig vaart en de nationaliteit van verdachten en eventuele slachtoffers. Zulke factoren zijn bepalend voor de vraag of Nederland rechtsmacht heeft om eventuele strafbare feiten te vervolgen. Zonder rechtsmacht is het Nederlandse OM niet bevoegd.
Naar Nederlands recht is het vernielen of beschadigen van andermans eigendom in ieder geval strafbaar, en zo ook handelingen die kunnen leiden tot verwonding of de dood van personen. Voor delicten op zee gelden er bovendien speciale wetsartikelen. Op grond van de artikelen 168 en 169 van het Wetboek van Strafrecht is het doen zinken, stranden of verongelukken en het vernielen, onbruikbaar maken of beschadigen van vaartuigen strafbaar. Als daarbij levensgevaar voor een ander te duchten is of als het feit iemands dood ten gevolge heeft, staat er een hogere strafbedreiging op.
Mocht het OM ter kennis komen – al dan niet via een rechtshulpverzoek – dat Nederlanders of vaartuigen onder een Nederlandse vlag betrokken zijn bij de acties en lijken hier strafbare feiten te zijn gepleegd, dan kan het OM besluiten nader onderzoek in te stellen.
Kunt u aangeven of eventuele deelname door Nederlanders wordt gemonitord door het OM en of bij het begaan van strafbare feiten vervolging zal plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft de regering contact gehad met andere lidstaten van de Europese Unie over het waar mogelijk voorkomen en al dan niet opsporen van strafbare feiten tegen migranten en/of hulpverleners op de Middellandse Zee? Zo ja, welk plan van aanpak is naar aanleiding hiervan opgesteld? Zo nee, bent u bereid dit contact direct te gaan leggen en een plan van aanpak op te stellen?
Nee, hierover is geen specifiek contact geweest. Wat betreft eventuele strafbare feiten tegenover migranten en hulpverleners op de Middellandse Zee verwijs ik naar de beantwoording van vraag drie en vier.
Klopt het dat de Libische kustwacht buiten de territoriale wateren van Libië waarschuwingsschoten heeft afgevuurd terwijl reddingsschip Aquarius van Artsen Zonder Grenzen bezig was met een reddingsoperatie en dat hierdoor paniek ontstond die gevaarlijk was voor opvarenden? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is en bent u bereid hierover contact op te nemen met de Libische autoriteiten?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de berichtgeving over dit incident. De lezingen over wat er precies is gebeurd, lopen uiteen. Het bevestigt dat het noodzakelijk is om te blijven investeren in het verbeteren van de maritieme coördinatie en duidelijke afspraken over hoe nationale kustwachten, Europese maritieme missies, ngo’s en koopvaardij (al dan niet gezamenlijk) moeten optreden bij reddingsoperaties. In de EU-training van de Libische kustwacht zal blijvend aandacht worden besteed aan mensenrechten, het zeerecht en veiligheid op zee. Ook in de bilaterale contacten met de Libische kustwacht en autoriteiten worden deze kwesties aan de orde gesteld.
Het bericht 'Patstelling postcoderoos tussen energieleveranciers en Coöperaties' |
|
André Bosman (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Patstelling postcoderoos tussen energieleveranciers en Coöperaties»?1
Ja.
In hoeverre bent u bekend met het niet mee willen werken aan de postcoderoosregeling door energiebedrijven?
Mij heeft het nieuws bereikt dat er energiebedrijven zijn die geen medewerking verlenen aan de postcoderoosregeling. Ik ben bekend met het overzicht op de website van «HIER opgewekt», waar staat welke twaalf leveranciers in ieder geval hebben aangegeven mee te werken aan de regeling.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat klanten van sommige energieleveranciers niet deel kunnen nemen aan een regeling om duurzame energie te stimuleren?
Ik ben van mening dat het in het kader van de energietransitie wenselijk zou zijn als alle leveranciers zouden meewerken. Energieleveranciers kunnen hiermee ook laten zien dat zij bijdragen aan de energietransitie.
In hoeverre bent u bereid deze problematiek voor de ICT systemen mee te nemen in de evaluatie van de postcoderoosregeling?
Bij de evaluatie van de regeling die voor dit jaar staat gepland, zal worden gekeken hoe doelmatig en doeltreffend de regeling is. Vanuit die invalshoek zullen ook de administratieve lasten voor coöperaties, VVE’s en energiebedrijven worden bezien.
In hoeverre bent u bereid de acceptatie van de postcoderoosregeling door energieleveranciers te verplichten?
Ik overweeg op dit moment niet om de energieleveranciers te verplichten. Een aantal energieleveranciers gaf ten tijde van het opstellen van de regeling verlaagd tarief energiebelasting aan dat zij hoge kosten zouden moeten maken om hun administratieve systemen op de regeling in te richten. Bij de inwerkingtreding van de regeling is besloten om energieleveranciers niet wettelijk te verplichten om mee te werken. Leden van een energiecoöperatie kunnen ook van leverancier wisselen om gebruik te maken van de regeling. De verwachting was dat bij voldoende belangstelling voor de regeling dit energieleveranciers zou kunnen overtuigen om alsnog mee te werken. Het initiatief ligt daarmee in eerste instantie bij de energieleveranciers. De uitvoerbaarheid en administratieve lasten van de regeling zullen aan bod komen bij de evaluatie van de regeling.
Het bericht dat Nederland op het spoor is van contacten tussen hulporganisaties en smokkelbendes |
|
Martijn van Helvert (CDA), Mona Keijzer (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat een Nederlandse inlichtingendienst samen met een Duitse inlichtingendienst via militaire schepen en spookschepen al enkele maanden op het spoor zouden zijn van contacten tussen mensensmokkelaars en schepen van hulporganisaties in de Middellandse zee tussen Libië en Italië?1
Over operaties van de Nederlandse inlichtingendiensten en het uitwisselen van informatie met partners worden in het openbaar geen uitspraken gedaan.
Klopt het dat deze dienst en de regeringen in Den Haag en Berlijn daarover ingelicht hebben?
Zie antwoord vraag 1.
Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de antwoorden van zowel de Minister van Buitenlandse Zaken2 als de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie3 dat het kabinet «niet beschikt over aanwijzingen dat er sprake zou zijn van rechtstreeks contact tussen sommige hulporganisaties en criminele smokkelbendes»?
De kwestie heeft de aandacht van het kabinet. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld is de Italiaanse justitie bezig met een oriënterend feitenonderzoek naar mogelijke contacten tussen sommige hulporganisaties en criminele mensensmokkelorganisaties. Het kabinet wacht de uitkomsten van dit onderzoek af.
Herinnert u zich de uitspraak van de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens het Algemeen overleg over de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) op 10 mei jl., die stelde «van niets te weten» en er «met extra aandacht» naar zou gaan kijken?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid dit te doen en de Kamer daarover te informeren?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verloopt de informatievoorziening vanuit de inlichtingendiensten richting het kabinet, alsmede de interdepartementale afstemming, als het gaat om informatie betreffende contacten tussen sommige hulporganisaties in de Middellandse Zee en smokkelbendes? Ziet u ruimte voor verbetering?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de Italiaanse openbare aanklager Zuccaro: «Er zijn hulpschepen die buiten het internationale water treden, de satellietzenders afbreken om niet te worden getraceerd. Ze krijgen telefoontjes uit Libië waarin wordt gezegd dat er rubberen boten op zee worden gestuurd die ze moeten komen ophalen.»?4
Schepen van ngo’s komen soms zeer dichtbij de Libische kust om reddingsoperaties uit te voeren. Mensensmokkelaars hebben hun modus operandi hieraan aangepast door bijvoorbeeld bootjes met zeer weinig brandstof de zee op te sturen. Berichten over telefoontjes uit Libië naar ngo’s en het afbreken van satellietzenders worden onderzocht door de Italiaanse justitie in het eerder genoemde feitenonderzoek. Zoals hierboven vermeld wacht het kabinet de uitkomsten van dit onderzoek af.
Klopt het dat ook Frontex materiaal van afgetapte gesprekken bij de Italiaanse openbare aanklager heeft aangeleverd?
Het is het kabinet bekend dat Italiaanse onderzoekers contact hebben met verschillende partijen, waaronder Frontex. Welke informatie wordt uitgewisseld is het kabinet niet bekend. Het gaat hier immers om een Italiaans onderzoek. Opgemerkt zij dat Frontex geen opsporingsinstantie is. Wel levert Frontex, als onderdeel van het nieuwe mandaat van de Europese Grens- en Kustwacht, bijdragen aan het voorkomen en opsporen van zware grensoverschrijdende criminaliteit, zoals mensensmokkel. Indien Frontex bij het uitoefenen van de taken aan de buitengrenzen relevante informatie vergaart, kan zij deze doorgeven aan bevoegde Europese en nationale opsporingsdiensten.
Als er inderdaad sprake is van betrouwbare, geloofwaardige inlichtingen over contacten tussen mensensmokkelaars en schepen van hulporganisaties in de Middellandse Zee, bent u dan bereid maatregelen te bepleiten?
Het is in beginsel aan de opsporingsinstanties van het land waar de acties worden gepleegd om onderzoek te doen naar mogelijke strafbare feiten. Indien uit onderzoek zou blijken dat sprake is van dergelijke contacten tussen schepen van ngo’s en mensensmokkelaars of dat deze organisaties op een andere wijze aantoonbaar deel uitmaken van mensensmokkelactiviteiten, is het kabinet van mening dat dit strafbaar is. Het is in dat geval aan het openbaar ministerie om te besluiten of tot vervolging wordt overgegaan.
Mochten onderzoeken of inlichtingen hiertoe aanleiding geven, dan zal in afstemming met relevante actoren worden gekeken hoe hiermee om te gaan en welke acties ondernomen kunnen worden.
Welke mogelijkheden ziet u om op te treden binnen het mandaat van de maritieme EU-operatie Sophia, dat onder meer gericht is op het systematisch identificeren, in beslag nemen en afvoeren van schepen of vaartuigen die gebruikt worden voor mensensmokkel en/of -handel, dan wel hiervan verdacht worden? Bent u bereid een en ander te adresseren in EU-verband?
De EU-operatie Sophia verzamelt informatie over netwerken van mensensmokkel-en mensenhandel in het centrale deel van de Middellandse Zee en kan die doorgeven aan EU-lidstaten, Europese agentschappen, internationale partners en de Libische kustwacht. Hieronder kan ook de informatie over contacten tussen de hulporganisaties en mensensmokkelaars vallen. Indien er gegronde redenen zouden zijn om schepen van hulporganisaties ervan te verdenken dat zij worden gebruikt voor mensensmokkel of -handel, dan kunnen deze onder het mandaat op volle zee worden doorzocht. In voorkomend geval zou het desbetreffende schip in beslag kunnen worden genomen. De contacten tussen hulporganisaties en mensensmokkelaars tegengaan, valt echter buiten het mandaat van EU-operatie Sophia.
Heeft u, in het licht van het bovenstaande, bovendien kennisgenomen van de berichtgeving over een bijna-aanvaring tussen een schip van de Duitse actiegroep Sea Watch en een schip van de Libische kustwacht?5 Vond dit incident plaats in Libische territoriale wateren?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de berichtgeving over dit incident maar beschikt niet over informatie over de precieze locatie. Het bevestigt dat het noodzakelijk is te blijven investeren in het verbeteren van de maritieme coördinatie en duidelijke afspraken te maken over hoe nationale kustwachten, Europese maritieme missies, ngo-schepen en koopvaardij (al dan niet gezamenlijk) moeten optreden bij reddingsoperaties. In de EU-training van de Libische kustwacht zal structureel aandacht worden besteed aan mensenrechten, het zeerecht en veiligheid op zee.
Hoe beoordeelt u deze «wild west» taferelen tussen een actiegroep en de – door de EU getrainde – Libische kustwacht?
Zie antwoord vraag 11.
Boeren in Limburg die drones gaan gebruiken in de strijd tegen criminelen die in hun maisvelden stiekem hennepplantages onderbrengen |
|
Lilian Helder (PVV), Dion Graus (PVV) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht: «Boer vecht tegen wiet»?1
Ja.
Klopt het dat boeren in Limburg drones gaan gebruiken in de strijd tegen criminelen die in hun maisvelden stiekem hennepplantages onderbrengen, omdat er sinds 2016 geen geld meer is voor de «hennepvluchten» die de politie per helikopter uitvoerde?
De politie heeft tot 2016, in samenwerking met de Limburgse Land- en Tuinbouwbond (LLTB) en het Openbaar Ministerie, controles met helikopters uitgevoerd om hennepteelt op landbouwgronden te detecteren. Omdat het aantal wietplantages dat op deze wijze werd opgespoord zeer gering was, is besloten te stoppen met deze controlevluchten. Indien er concrete aanwijzingen zijn voor wietteelt, kan de politie nog steeds besluiten om bijvoorbeeld helikopters in te zetten om luchtbeelden te maken.
Hoe valt dit uit te leggen in het kader van de aanpak van de georganiseerde (drugs)criminaliteit in deze regio?
Het is belangrijk dat de opsporingscapaciteit zo effectief mogelijk wordt ingezet. Waar sprake is van georganiseerde criminaliteit, treedt de politie handhavend op. Burgers en bedrijfsleven hebben daarnaast ook een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om de bescherming van hun eigendommen tegen crimineel misbruik.
Hoe verwacht u dat de boeren weerbaarder worden tegen dit soort criminelen, boeren worden soms namelijk onder druk gezet om wiet te planten of toe te staan dat criminelen dit doen, als de politie ze niet meer ondersteunt
De politie staat voor de veiligheid van burgers en bestrijdt actief georganiseerde criminaliteit. In de strijd tegen (georganiseerde) drugscriminaliteit trekt de politie samen op met publieke en private partners. Bij gevallen van bedreiging of andere criminele activiteiten wordt burgers geadviseerd om altijd aangifte te doen, zodat de politie hierop kan reageren.
Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2, 6 en 8.
Deelt u de mening dat dit een klap is in het gezicht van de boeren omdat de teelt zorgt voor inkomstenderving, overlast en boeren gevaar lopen als ze onder druk gezet worden door criminelen of als ze wiettelers betrappen en we hen juist moeten beschermen tegen dit soort georganiseerde misdaad? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de hennepvluchten niet meer worden uitgevoerd omdat er weinig hennep meer gevonden werd, prioriteit is gegeven aan controles op de grond, er geen capaciteit is voor deze vluchten en er ook geen gelden voor zijn vrijgemaakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Vreest u niet dat de criminelen hier slim gebruik van maken en (opnieuw) gaan telen? Zo nee, waarom niet?
De ontwikkelingen worden door de politie in de gaten gehouden. Als er concrete aanwijzingen zijn voor hennepteelt, kan de politie besluiten om helikopters in te zetten om luchtbeelden te maken.
Bent u bereid te regelen dat er per direct weer van dit soort vluchten worden uitgevoerd en de boeren niet opdraaien voor de taak van de politie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Oekraïne als drugsroute |
|
Renske Leijten (SP), Michiel van Nispen (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op de BBC uitzending «Drugs vangen in Oekraïne met Stacey Doolen»?1
De documentaire is gemaakt ten tijde van het presidentschap van Janoekovitsj. Sinds de Euromaidan-revolutie en het aantreden van meer hervormingsgeoriënteerde regeringen, is de strijd tegen corruptie in den brede, en in het bijzonder ook binnen de grensbewaking, geïntensiveerd. Bij het bestrijden van drugssmokkel blijkt dit onder meer uit het feit dat de Oekraïense autoriteiten tegenwoordig ook handelen op basis van inlichtingen vergaard door de eigen diensten en regionale partners, en niet slechts op basis van informatie van de EU of de VS, zoals voorheen het geval was. Zo is in 2015 mede op basis van Oekraïense informatie een internationale drugsbende opgerold in het noorden van Spanje, waarbij 35 arrestaties zijn verricht en middelen ter waarde van ruim € 1 miljoen in beslag zijn genomen.
Hoe is de situatie sinds het maken van deze documentaire gewijzigd?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel drugs wordt er naar schatting thans via Oekraïne de Europese Unie ingevoerd? Waar is dit op gebaseerd?
Dit is moeilijk in te schatten: Oekraïense data over onderschepte drugszendingen zien immers vooral op hoeveelheden drugs die Oekraïne binnenkomen. De eventuele eindbestemming is uit die data niet zonder meer af te leiden. Ook komt het voor dat drugs over de Oekraïense grens gaan en in een derde land pas worden onderschept. Dat staat dan niet in de Oekraïense statistieken.
Hoeveel Europees geld is er in Oekraïense grensbeveiliging gestopt met onder andere als doel de drugsvangst te vergroten?
Zie antwoord op vraag 9.
Zijn er sinds de geïntensiveerde bijdragen aan de grensbeveiliging ook daadwerkelijk meer drugsvangsten gedaan? Zo nee, hoe verklaart u dit?
De bedoelde buitengrenscontrole met Oekraïne vindt niet plaats in Nederland aangezien ons land onderdeel uitmaakt van het Schengenregime. Het aantal drugszendingen afkomstig uit Oekraïne dat in Nederland wordt onderschept is verwaarloosbaar. Hieruit kunnen echter niet zonder meer conclusies worden getrokken over de kwaliteit van de grensbeveiliging in Oekraïne. De Nederlandse Douane is niet bekend met een internationale norm van 5% controle op inkomende vracht.
Hoeveel procent van inkomende vracht zou er grondig gecontroleerd moeten worden? Klopt het dat de internationale norm hiervoor op slechts 5% is vastgesteld?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de beschuldigingen van corruptie zoals door een douanier geuit in de uitzending? Deelt u de mening dat gezien de overige uitlatingen van ambtenaren («er komen geen drugs de Oekraïense grens over») het waarschijnlijk is dat corruptie inderdaad op grote schaal plaatsvindt?
Het is bekend dat corruptie in algemene zin een probleem is in Oekraïne. Dit was nog sterker het geval ten tijde van het bewind van voormalig president Janoekovitsj, toen de uitzending is opgenomen. Sindsdien werden in Oekraïne op grote schaal programma’s voor decentralisatie, de toepassing van de beginselen voor het openbare bestuur, corruptiebestrijding en de rechtsstaat ondernomen, met steun van de Europese Unie2. Uiteraard blijft de regering in haar contacten met Oekraïne aandringen op adequate implementatie van de betreffende programma’s.
Volgens de Europese Commissie heeft Oekraïne ook ten aanzien van grensbewaking voortgang geboekt3. De verbeteringen die Oekraïne heeft weten door te voeren op dat gebied, zijn mede het resultaat van Europese ondersteuning en capaciteitsopbouw. De Oekraïense State Border Guard Serviceheeft als belangrijkste doelstelling om corruptie te bestrijden en veiligheid te garanderen aan de grens en implementeert de landelijke anti-corruptiemaatregelen actief. Op haar website vermeldt de State Border Guard Service dat sinds het begin van dit jaar 450 pogingen om grenswachten om te kopen hebben plaats gevonden. Dit heeft geleid tot strafrechtelijke vervolging van 23 personen en administratieve boetes voor bijna 400 personen. De State Border Guard Service vermeldt niet hoeveel van deze gevallen specifiek zijn gerelateerd aan drugssmokkel.
Zijn er gevallen van Oekraïense corruptie bij de grens rondom invoer van drugs onderzocht? Zo ja, zijn hieruit vervolgingen en veroordelingen gekomen?
Zie antwoord vraag 7.
Wat heeft de Europese Unie gedaan ten aanzien van corruptie bij de grensbewaking van Oekraïne?
De EU ondersteunt Oekraïne in de hervorming van zijn grensbewaking. Zo werd in de periode 2013–2015 € 45 miljoen geïnvesteerd in regionale projecten gericht op verbeterde samenwerking met buurlanden. Daarnaast ontving de State Border Guard Service bijvoorbeeld nieuw materiaal en voertuigen ter waarde van € 2 miljoen van de EU om de grens met Wit-Rusland te versterken. Ook werkt de Drugs taakgroep van de European Union Border Assistance Mission to Moldova and Ukraine (EUBAM) samen met de autoriteiten in de regio. De EUBAM-bijdrage aan grensmanagement in Oekraïne bedraagt gemiddeld € 8,5 miljoen per jaar, wat onder meer heeft geresulteerd in verbeteringen op het gebied van informatie-uitwisseling en onderzoek. Verbeterde samenwerking met buurlanden op het gebied van grensbewaking is tevens een van de doelstellingen van EU budgetsteun aan Oekraïne. Daarnaast geeft de EU Advisory Mission Ukraine (EUAM) advies over de bestrijding van corruptie in grensbeheer.
Hoewel de bestrijding van drugssmokkel zeker niet de enige doelstelling is van versterking van de Oekraïense buitengrenzen, vormt dit wel degelijk een belangrijk onderdeel. Zo heeft EUAM de Oekraïense State Fiscal Service vorig jaar ondersteund met een training om de capaciteit te vergroten om drugs en druggerelateerde substanties op te sporen. Ongeveer 50 douaneofficieren afkomstig uit verschillende gebieden in Oekraïne werden getraind.
Overigens wordt de versterking van de Oekraïense buitengrenzen aanzienlijk gecompliceerd door het feit dat de Oekraïense regering, als gevolg van de illegale annexatie van de Krim en destabilisatie van Donbas door Rusland, niet de volledige controle heeft over de eigen buitengrenzen.
De internationale cyberaanval en de ICT van de Overheid |
|
Jan Middendorp (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Waarschuwing voor grote internationale gijzelsoftware-campagne»?1
Ja
Wat wordt er op dit moment concreet gedaan om te zorgen dat ICT-systemen van de rijksoverheid zelf niet geïnfecteerd raken?
Mij zijn geen gevallen bekend van besmettingen bij de rijksoverheid. Ook bij het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) zijn geen besmettingen gemeld, zoals de Minister van Veiligheid en Justitie in zijn brief van 2 juni heeft aangegeven. Niettemin heeft de aanval van Wannacry malware en zijn impact ertoe geleid dat bij verschillende organisaties van de Rijksdienst is en wordt nagelopen of ook echt op alle relevante plekken de relevante patches zijn toegepast.
Meer in het algemeen is bij de Rijksdienst een stelsel van regelgeving voor informatiebeveiliging van toepassing. Maar daarmee zijn we er niet. In de strategische I-agenda Rijksdienst is daarom «Verstandige aandacht voor informatiebeveiliging en privacy» één van de vijf thema’s.
Verder informeert en waarschuwt het NCSC organisaties binnen de rijksoverheid zodat ook een dreiging van een passend antwoord kan worden voorzien.
Ten slotte wil ik opmerken dat beveiliging en beheer van ICT een cyclisch proces is. Dat betekent dat acties ten behoeve van beveiliging niet eenmalig zijn, maar voortdurend, en met regelmaat terugkeren.
Is alle software bij de rijksoverheid voldoende veilig en actueel? Zo nee, welke actie gaat u hiervoor ondernemen?
Zie antwoord vraag 2.
Kan er een overzicht verstrekt worden van de ICT-systemen die draaien onder de verantwoordelijkheid van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een beeld van de laatste stand? Hoe wordt het delen van expertise over het voorkomen van dit soort cyberaanvallen met andere ministeries georganiseerd?
Ik beschik over een omvangrijk overzicht van alle ICT-systemen waarvoor ik opdrachtgever en verantwoordelijk ben. Dit overzicht is zeer divers van aard, en bevat naast de grote systemen zoals DigiD ook een veelheid aan componenten die ten dienste staan van de (interne) bedrijfsvoering of kleinere systemen; alles bij elkaar bestaat dit overzicht uit ongeveer 800 elementen. Wat betreft de stand van zaken: van alle elementen in dit overzicht is mijn beeld dat zij niet getroffen zijn door het Wannacryvirus.
De rijksoverheid maakt gebruik van de expertise van het NCSC. Hierbij verwijs ik nogmaals naar de hiervoor genoemde brief van mijn collega van Veiligheid en Justitie.
Welke lessen trekt u uit deze cyberaanval? Wat gaat de rijksoverheid anders doen inzake de eigen ICT-systemen ten opzichte van de huidige aanpak, om ervoor te zorgen dat de Rijks- en mede-overheden in de toekomst niet geraakt worden door cyberaanvallen?
Zoals ik hierboven opmerkte, zijn mij geen gevallen bekend van Wannacry besmettingen bij de rijksoverheid. Niettemin constateert de Algemene Rekenkamer helaas ook tekortkomingen in de informatiebeveiliging. De CIO-Rijk is hierover in gesprek met de CIO’s, waarbij specifieke aandachtspunten per departement worden besproken. In het tweede halfjaarlijkse gesprek zal de CIO Rijk de voortgang bespreken op deze aandachtspunten. De Kamer zal eveneens over de voortgang worden geïnformeerd.
Ten aanzien van medeoverheden geldt dat informatiebeveiliging een verantwoordelijkheid is het betreffende bestuursorgaan, dat dus ook zelf verantwoordelijk voor het nemen van eventuele extra maatregelen.
Het bericht dat het aantal gevallen van ladingdiefstal explosief stijgt |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Vrachtwagens doelwit buitenlandse bendes»?1
Ja.
Klopt het dat het aantal gevallen van ladingdiefstal explosief stijgt? Zo nee, waarom niet?
Uit een analyse van de Landelijke Eenheid van de politie blijkt dat het aantal gevallen van ladingdiefstal en pogingen daartoe in het eerste kwartaal van 2017 is gestegen met 46 procent ten opzichte van het eerste kwartaal van 2016. Ten opzichte van het laatste kwartaal van 2016 is het percentage ladingdiefstallen en pogingen daartoe echter met 15 procent gedaald.
De stijging van het aantal gevallen van ladingdiefstal speelt niet alleen in Nederland. Ook in de rest van Europa is deze tendens zichtbaar. De oorzaken hiervan in Nederland zijn niet bekend.
De stelling dat buitenlandse bendes Nederland ineens veel vaker weten te vinden kan niet worden bevestigd. De politie ziet wel indicaties dat een deel van de daders afkomstig is uit het buitenland, maar het merendeel is afkomstig uit Nederland.
Zo ja, wat is de oorzaak van deze stijging en waarom weten buitenlandse bendes Nederland ineens veel vaker te vinden?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er gevallen zijn geweest waarbij de lading vermoedelijk al rijdend is gestolen? Zo nee, waarom niet?
Er is bij de politie een aantal gevallen bekend waarbij op basis van de aangiften het vermoeden bestaat dat de lading al rijdend is gestolen. Deze gevallen worden nog onderzocht. Ik deel uw mening dat de werkwijze waarbij de lading al rijdend wordt gestolen tot gevaarlijke situaties kan leiden. In het tweede kwartaal 2017 zijn geen aangiften meer binnengekomen waarbij het vermoeden bestaat dat de lading al rijdend is gestolen.
De aanpak van ladingdiefstal is een onderdeel van het veiligheidsthema Transportcriminaliteit dat prominent de aandacht heeft van de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid. Acties door medewerkers van die dienst zijn erop gericht om de heterdaadkracht te vergroten. De politie werkt informatie gestuurd en bepaalt op basis van die informatie waar de risico’s van dien aard zijn dat gerichte inzet nodig is.
Deelt u de mening dat dit levensgevaarlijk is voor andere weggebruikers? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Zo ja, bent u bereid op de betreffende wegen regelmatig politie te laten rijden wegens de preventieve werking en zodat de heterdaadkracht wordt vergroot? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe komt het dat er nog steeds politiemedewerkers zijn die niet weten hoe ze een aangifte van ladingdiefstal moeten afhandelen, terwijl het geen nieuwe vorm van criminaliteit betreft?
De politie streeft ernaar alle aangiften uniform te behandelen. Om de afhandeling van de aangiftes transportcriminaliteit goed te laten verlopen en de transportbedrijven goed van dienst te kunnen zijn, heeft de politie recent het aangifteloket geopend. Hier wordt iedere beller 24 uur per dag, 7 dagen per week, persoonlijk te woord gestaan.
Zodra een aangifte voldoende aanknopingspunten biedt om een opsporingsonderzoek te starten, zal deze door de recherche van de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid worden opgepakt. Hiermee wordt de aangifte met de juiste kennis en ervaring behandeld. De politie stelt het slachtoffer op de hoogte van wat er met zijn aangifte is gebeurd. Ook al biedt de aangifte geen aanknopingspunten voor verder opsporingsonderzoek, de informatie hieruit is waardevol voor analyse, bijvoorbeeld om een beeld te krijgen waar de meeste delicten worden gepleegd. Op basis van deze analyse en inschatting van de risico’s, zal capaciteit worden ingezet om het fenomeen te bestrijden.
Wat gaat u, naast het openen van het speciale aangifteloket, doen om transportbedrijven ook het gevoel te geven dat er iets met een aangifte gebeurt?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat de ouderwetse grenscontrole een goed middel is het voor buitenlandse bendes en andere criminelen moeilijk te maken? Zo nee, hoe gaat u dan de buitenlandse bendes aanpakken die zich, met dank aan de open grenzen, voortdurend van het ene naar het andere land verplaatsen waardoor het lastig is ze te pakken?
Juist omdat het in voorkomend geval gaat om internationaal opererende bendes is een grensoverschrijdende aanpak van ladingdiefstal efficiënter en effectiever is. De politieorganisaties zijn in Europees verband goed met elkaar in verbinding en er vindt veelvuldig samenwerking plaats, bijvoorbeeld in de vorm van gemeenschappelijke surveillance.
In beantwoording van eerdere Kamervragen2 heb ik aangegeven dat de aanpak van mobiele dadergroepen die zich richten op het plegen van vermogensdelicten verankerd ligt in het gezamenlijk Actieprogramma van België, Frankrijk, Luxemburg en Nederland tegen transnationale drugssmokkel en grensoverschrijdende criminaliteit. Daarnaast is op 31 oktober 2016 door Nederland, België en de deelstaten Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen en Rijnland-Palts de Verklaring van Aken ondertekend. De kern van de afspraak is dat er vaker gezamenlijke politieacties worden gehouden, meer internationale onderzoeken worden verricht en dat informatie sneller wordt uitgewisseld. Structureel informatie uitwisselen helpt het bij het terugvinden van buitgemaakte goederen en het verkrijgen van inzicht in werkwijze van criminelen. Door grensoverschrijdende, gecoördineerde acties van de politie wordt de kennis verbeterd over criminele bendes en de door hen gebruikte voertuigen. Ook wordt het moeilijker voor criminelen om zich schuil te houden aan de andere kant van de grens. Goed werkende preventiemethoden worden gedeeld.
Het bericht “Oplichtersnetwerk roofde ongestoord tientallen miljoenen” |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichtgeving rondom het netwerk dat grote aantallen mensen dupeerde door middel van frauduleuze beleggingsfondsen?1 2
Ja
Kunt u de berichtgeving bevestigen dat een groep mensen jarenlang door middel van beleggingsfondsen particulieren heeft opgelicht? Kunt u een overzicht geven van wat er tot nu toe bekend is over de zaak?
Ik heb kennisgenomen van de publicaties over oplichting door beleggingsfondsen.
Beleggingsfraude is een vorm van fraude waarbij criminelen particulieren ertoe weten te bewegen om grote bedragen geld te beleggen in door hen aangeboden producten. Deze criminelen investeren de ontvangen bedragen vervolgens doorgaans niet of nauwelijks in de beloofde beleggingsproducten, maar wenden de gelden vooral aan voor persoonlijk gewin.
De AFM heeft ten aanzien van een aantal ondernemingen stappen ondernomen. De AFM heeft onderzoek gedaan naar Centurion Vastgoed B.V. (Centurion). Dit heeft ertoe geleid dat de AFM in juli 2014 op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) een last onder dwangsom heeft opgelegd aan Centurion.3 De last onder dwangsom is opgelegd omdat Centurion onjuiste en te weinig informatie heeft verstrekt aan consumenten die obligaties of certificaten (of beide) van Centurion hebben gekocht of mogelijk zouden kopen. De last onder dwangsom hield in dat Centurion de betrokken consument schriftelijk moest informeren over de eventuele zekerheden, over de totaal opgehaalde gelden door Centurion, over de besteding van de inleg van houders van obligaties en certificaten en over de inkomsten van de bedrijfsactiviteiten van Centurion. Deze informatie moest Centurion ook publiceren op haar website. In deze zaak had de AFM een vermoeden van fraude en heeft zij aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.
Indien het Openbaar Ministerie signalen ontvangt – die kunnen duiden op een dergelijke fraude – van bijvoorbeeld de AFM, DNB, banken of van gedupeerden, onderzoekt zij deze signalen op aanknopingspunten voor strafrechtelijk onderzoek.
Ten aanzien van Centurion Vastgoed BV geldt dat het Openbaar Ministerie strafrechtelijk onderzoek heeft gedaan naar de gang van zaken rondom dit bedrijf en de rechtbank heeft de leidinggevenden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Naar het bedrijf Hollandsche Wind is het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek gestart nadat eind 2016 aangifte werd gedaan door diverse banken. Dit onderzoek loopt nog. Het Openbaar Ministerie heeft in een persbericht laten weten dat het vermoeden bestaat dat sprake is van beleggingsfraude waarbij het fraudebedrag wordt geschat op meer dan 8 miljoen euro. Tevens is bekend gemaakt dat de verdachten vermoedelijk via andere bedrijven nieuwe beleggingsproducten zouden uitgeven. In het persbericht is een e-mailadres opgenomen waar gedupeerden zich kunnen melden.
Hoeveel mensen zijn gedupeerd door het oplichtersnetwerk? Zijn dit allemaal particulieren? Hoe groot is de schade gemiddeld per gedupeerde?
Ik kan geen mededelingen doen over het aantal gedupeerden en de omvang van de schade per individuele zaak.
Wat kunnen gedupeerden doen om nog iets van hun geld terug te zien?
Slachtoffers van beleggingsfraude kunnen aangifte doen bij de politie. Het Openbaar Ministerie spant zich in om slachtoffers zo veel als mogelijk te ondersteunen, onder meer door hen in de gelegenheid te stellen zich als benadeelde partij in de strafzaak te kunnen voegen waardoor zij in die procedure hun schade op de wederpartij kunnen verhalen, door het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte te ontnemen en door ten behoeve van de slachtoffers beslag te leggen op het vermogen van de verdachten. Daarnaast kunnen personen die zijn benadeeld door middel van beleggingsfraude een vordering tot schadevergoeding instellen bij de civiele rechter.
Hoe is het mogelijk dat een beperkte kring van mensen in staat is om meer dan tien jaar lang nietsvermoedende particulieren op te lichten met grofweg dezelfde methode? Heeft er in het verleden onderzoek plaatsgevonden naar dit netwerk, of is volstaan met het vervolgen van individuele casus, zoals Centurion?
De AFM heeft bij vrijgestelde aanbiedingen beperkte bevoegdheden en houdt op basis van de Whc toezicht op de naleving van de Wet oneerlijke handelspraktijken (Wohp). Oneerlijke handelspraktijken zien op onjuiste en te weinig verstrekte informatie aan de consument en zien niet specifiek op oplichting of fraude door ondernemingen. Dit brengt mee dat de AFM alleen bevoegdheden heeft ten aanzien van de informatieverstrekking door de aanbieder aan de belegger en niet direct bij de instelling kan ingrijpen. De AFM spant zich er daarom voor in om mogelijke signalen van fraude bij het OM en/of FIOD kenbaar te maken. In het antwoord op vraag 11 wordt de rol van de AFM nader toegelicht.
Indien het Openbaar Ministerie signalen ontvangt – die kunnen duiden op beleggingsfraude – van bijvoorbeeld de AFM, DNB, banken of van gedupeerden, onderzoekt het Openbaar Ministerie deze signalen op aanknopingspunten voor strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek richt zich ook op eventuele netwerken. Een netwerk is echter niet eenvoudig te traceren aangezien er vaak gebruik wordt gemaakt van stromannen die (nog) niet bekend zijn bij het Openbaar Ministerie. In het geval van Hollandsche Wind bestond er bij het Openbaar Ministerie evenwel het vermoeden dat verdachten via andere bedrijven nieuwe beleggingsproducten zouden uitgeven. Middels een persbericht heeft het Openbaar Ministerie een e-mailadres bekendgemaakt waar gedupeerden zich kunnen melden. Door een actief persbeleid te hanteren met betrekking tot beleggingsfraudeonderzoeken beoogt het Openbaar Ministerie de samenleving te waarschuwen voor de gevaren die gepaard gaan met bedrijven die beleggingsproducten aanbieden en daarbij ongebruikelijk hoge rendementen beloven.
Wat vindt u van de opmerkingen van diverse bronnen van de Gelderlander, die stellen dat de aanpak van deze fraude grotendeels faalt? In 2012 is het Openbaar Ministerie (OM) reeds gewaarschuwd in deze zaak3, waarom is er toen geen actie ondernomen?
Het Openbaar Ministerie heeft genoeg middelen en expertise om financiële fraude en andere witteboordencriminaliteit aan te pakken en treedt adequaat op tegen beleggingsfraude. Binnen het Openbaar Ministerie en politie is de aanpak van fraude prioriteit en wordt deze steeds verder versterkt. Daarbij wordt actief de samenwerking gezocht met private partijen.
Het signaal dat in 2012 is afgegeven is opgevolgd, maar op dat moment kon nog geen fraude vastgesteld worden door het Openbaar Ministerie. Het lag daardoor niet voor de hand om de capaciteit van het Openbaar Ministerie op verdere vervolging te richten.
Het Openbaar Ministerie registreert zaken met betrekking tot beleggingsfraude niet apart en kan daarom niet aangeven hoeveel beleggingsfraudezaken in 2016 zijn opgepakt. Zoals de Minister van Veiligheid en Justitie uw Kamer eerder berichtte zijn de in de Veiligheidsagenda 2015–2018 afgesproken resultaten met betrekking tot de aanpak van horizontale fraude, inclusief beleggingsfraude in 2015 en 2016 ruimschoots gehaald.
In 2015 zijn vanuit de politie 2077 verdachten van horizontale fraudezaken bij het Openbaar Ministerie ingestroomd. Doelstelling was 1500 verdachten. In 2016 was de doelstelling 1600 verdachten. Het aantal door de politie in 2016 aangeleverde verdachten bedraagt 2794. Daarnaast zijn nog 522 horizontale fraude zaken aangeleverd door de Koninklijke Marechaussee alsmede bijzondere en overige opsporingsdiensten.
Hebben de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en het OM genoeg middelen en expertise om financiële fraude en andere witteboordencriminaliteit aan te pakken? Wat is de omvang van beleggingsfraude in Nederland?
Zie antwoord vraag 6.
Welke eisen worden gesteld aan beleggingsfondsen om particulieren te beschermen, en in hoeverre voldoen deze eisen? Meer in het bijzonder: welke regels gelden er voor reclame maken voor beleggingsfondsen die gericht zijn op particulieren? Gelden deze regels ook voor alternatieve promotiemogelijkheden, zoals gesponsorde interviews? Welke regels gelden er voor het telefonisch benaderen van mogelijke investeerders?
Het artikel in de Gelderlander gaat over effecten (obligaties en aandelen) die niet zijn gestructureerd als een beleggingsfonds. Dit betekent dat de regels die gelden voor beleggingsinstellingen niet van toepassing zijn. Ten aanzien van aanbiedingen van effecten aan het publiek geldt dat alle reclame-uitingen aan een aantal regels moet voldoen. Deze regels gelden voor iedere vorm van informatieverstrekking die dient ter aanprijzing van of een wervend karakter kent ter zake van een bepaalde financiële dienst of een bepaald financieel product. Dit betekent dat de regels ook van toepassing zijn op alternatieve manieren van reclame, zoals reclame via interviews of via telefonische gesprekken.
Een reclame-uiting dient als zodanig herkenbaar te zijn. De reclame-uiting mag geen informatie bevatten die onjuist of misleidend is en de informatie dient in overeenstemming te zijn met de informatie in het prospectus. Verder dient de aanbieder van effecten ervoor zorg te dragen dat in de reclame-uiting wordt vermeld of er een prospectus algemeen verkrijgbaar is of wordt gesteld en, als dit het geval is, waar het prospectus verkregen kan worden.
Wat gaat u doen om de bescherming van particulieren tegen dit soort oplichters te verbeteren?
De aanpak van fraude, ook van beleggingsfraude, is een zaak van alle betrokken partijen: burgers, bedrijven en andere private en publieke partijen. In de eerste plaats is het van belang dat burgers zelf alert zijn en zich steeds goed informeren. Dit geldt ook voor potentiële beleggers. Zij moeten zich bewust zijn van de risico’s van beleggen en zelf goed onderzoek doen naar de achtergrond van aanbieders. De bescherming van beleggers moet worden bezien in het licht van een breder handhavingskader van het Openbaar Ministerie, toezicht, handhaving en publieksvoorlichting door de toezichthouders AFM en/of DNB tot waarschuwingen van bijvoorbeeld de Fraudehelpdesk of de Kamer van Koophandel.
Zo zijn aanbieders van effecten verplicht om wettelijk voorgeschreven informatie aan (potentiële) beleggers te verstrekken. De AFM ziet toe op de naleving van deze informatieplichten. Wanneer de AFM in de uitoefening van het toezicht oplichting of fraude vermoedt zal altijd met FIOD en/of het Openbaar Ministerie in overleg worden getreden, zoals in de Centurion zaak is gebeurd.
Om de consument bewuster te maken van de risico’s van beleggen onderneemt de AFM verschillende acties. De AFM waarschuwt consumenten in generieke zin voor malafide partijen in de vrijgestelde beleggingsmarkt, maar waarschuwt geregeld ook voor specifieke mogelijke malafide partijen5. Ook wijst de AFM consumenten op de risico’s van beleggen, bijvoorbeeld door middel van een checklist beleggen in obligaties op haar website. Recentelijk heeft de AFM via de consumentennieuwsbrief en via Facebook aandacht besteed aan vrijgestelde beleggingen6.
Bovendien wordt onder coördinatie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie door publieke en private partijen samengewerkt aan effectieve barrières met als doel het de fraudeur zo moeilijk mogelijk te maken. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft daartoe onder andere afspraken gemaakt binnen het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing. Tot slot is de aanpak van fraude, inclusief beleggingsfraude, een prioriteit in de Veiligheidsagenda 2015–2018 en zijn over de aanpak daarvan afspraken gemaakt met de politie.
In hoeverre zijn ouderen extra kwetsbaar voor deze manier van oplichting? Wat wordt er reeds gedaan en wat gaat u doen om ouderen meer weerbaar te maken tegen oplichters?
Het is voorstelbaar dat fraudeurs zich richten op kwetsbare slachtoffers. Daarom ligt in algemene zin binnen de aanpak van fraude de focus onder andere op kwetsbare slachtoffers, zoals senioren. Binnen het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt een actief preventiebeleid uitgevoerd met het oog op kwetsbare slachtoffers van fraude, zoals senioren.
Heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) genoeg middelen en expertise om fraude met beleggingsfondsen aan te pakken? Knellen de toezichtsgrenzen?
De AFM ziet toe dat bij het aanbieden van effecten een goedgekeurd prospectus verkrijgbaar wordt gesteld. Een goedgekeurd prospectus bevat alle essentiële informatie om een besluit te kunnen nemen over de aanbieding. De AFM heeft geen wettelijke mogelijkheden om te controleren of deze informatie overeenkomt met de feitelijke situatie bij de aanbieder. Het is de verantwoordelijkheid van de aanbieder om geen informatie in het prospectus op te nemen die onjuist is. Dat een prospectus is goedgekeurd door de AFM betekent niet dat de aanbieder betrouwbaar is en dat de rendementen die beloofd worden ook daadwerkelijk behaald zullen worden. De goedkeuring van het prospectus door de AFM is dan ook geen keurmerk voor de belegging die wordt aangeboden.
Bij aanbiedingen die minder dan € 2,5 miljoen bedragen, bij aanbiedingen aan minder dan 150 personen en bij aanbiedingen van effecten die een nominale waarde hebben van tenminste € 100.000 per effect geldt dat geen prospectus algemeen verkrijgbaar wordt gesteld dat is goedgekeurd door de AFM en dat de aanbieding niet onder toezicht staat van de AFM. Indien hiervan sprake is ziet de AFM er op toe dat de vrijstellingsvermelding is vermeld op de informatievoorziening van de aanbieder, zodat de consument weet dat de aanbieding buiten regulier toezicht van de AFM staat. De AFM houdt bij vrijgestelde aanbiedingen op basis van de Whc toezicht op de naleving van de Wohp. Oneerlijke handelspraktijken zien op onjuiste en te weinig verstrekte informatie aan de consument en zien niet specifiek op oplichting of fraude door ondernemingen. Dit brengt mee dat de AFM alleen bevoegdheden heeft ten aanzien van de informatieverstrekking door de aanbieder aan de belegger.
De hiervoor genoemde vrijstellingsdrempel van € 2,5 miljoen zal naar verwachting in de tweede helft van 2017 worden verhoogd naar € 5 miljoen onder gelijktijdige invoering van een meldplicht en minimum informatievereisten. Dit heb ik toegezegd in een algemeen overleg met de leden van de vaste commissie voor Financiën van 4 februari 2016. Door invoering van de meldplicht krijgt de AFM een overzicht van uitgevende instellingen die gebruik maken van de vrijstelling en kan zij eerder inspelen op mogelijke onjuiste of misleidende informatieverstrekking door die partijen. Indien de AFM verneemt dat een partij een vrijgestelde aanbieding doet, terwijl zij zich niet bij de AFM heeft gemeld, kan dit voor de AFM bovendien een dringende reden zijn om onderzoek bij deze partij te doen. Dit maakt het voor malafide partijen moeilijker om buiten het zicht van de AFM te blijven dan thans het geval is.
Het toezicht van de AFM is risicogestuurd. Dit betekent dat de AFM over het algemeen haar toezichtsinspanningen baseert op ontvangen signalen en monitoring van de markt. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de soort propositie en of personen eerder betrokken zijn geweest bij aanbiedingen. Dit is ook het geval bij het toezicht op vrijgestelde aanbiedingen van effecten op grond van de Whc. Een monitoring van de markt kan er toe leiden dat de AFM op onregelmatigheden stuit en handhavend optreedt. Zo heeft de AFM wanneer de gelden door de aanbieder anders worden besteed dan aan de belegger is beloofd, de bevoegdheid door middel van een aanwijzing of last onder dwangsom de aanbieder te verplichten om dit aan de belegger mee te delen. De AFM kan ook een bestuurlijke boete opleggen. Hiernaast kan de AFM een openbare waarschuwing publiceren. De AFM heeft in een aantal gevallen op grond van de Whc opgetreden, zoals bij Centurion. Verder heeft de AFM in het verleden vaker op grond van de Whc opgetreden.7 Wanneer de AFM oplichting of fraude vermoedt zal altijd met FIOD en Openbaar Ministerie in overleg worden getreden. Hiervan was bijvoorbeeld sprake in de Centurion zaak.
Ten slotte onderneemt de AFM verschillende acties om de consument bewuster te maken van de risico’s van beleggen. De AFM waarschuwt consumenten in generieke zin voor malafide partijen in de vrijgestelde beleggingsmarkt, maar waarschuwt geregeld ook voor specifieke mogelijke malafide partijen8. Ook wijst de AFM consumenten op de risico’s van beleggen, bijvoorbeeld door middel van een checklist beleggen in obligaties op haar website.9Recentelijk heeft de AFM via de consumentennieuwsbrief en via Facebook aandacht besteed aan vrijgestelde beleggingen.10
Welke rol hebben banken bij het signaleren van fraude met beleggingsfondsen?
Op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) zijn banken verplicht om onderzoek te verrichten naar hun cliënten. Daarnaast verplicht de Wwft tot het melden van ongebruikelijke transacties bij de Financiële inlichtingen eenheid (FIU). Voor de naleving van deze verplichtingen is het noodzakelijk dat banken informatie vergaren over hun cliënten en dat zij de transacties van hun cliënten monitoren. Hierbij kunnen banken fraude detecteren, bijvoorbeeld aan de hand van mutaties op een bankrekening die door een frauduleuze partij wordt aangehouden. Omdat fraude doorgaans wordt vormgegeven met gelegitimeerde transacties, is het voor banken niet eenvoudig om signalen van fraude – bijvoorbeeld met beleggingsfondsen – te detecteren. Ook lopen geldstromen vaak over meerdere rekeningen. Wanneer die bij andere banken of in het buitenland worden aangehouden, heeft een bank daar geen inzicht in. De informatiedeling tussen banken onderling en tussen banken, toezichthouders en opsporingsinstanties is gebonden aan geldende regelgeving met betrekking tot privacy en vertrouwelijkheid. Deze gelden ook op het terrein van bestrijding van beleggingsfraude.
Hoe kan het zo zijn dat jarenlang bekend is dat er oplichters werkzaam zijn, maar dat zij gewoon hun bedrog kunnen voortzetten? Waarom is daar niet tegen opgetreden?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat het OM verdachte transacties bij een trustkantoor onderzoekt |
|
Renske Leijten |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht »OM onderzoekt verdachte transacties bij trustkantoor BK Group»?1
In het desbetreffende krantenbericht wordt kort gezegd melding gemaakt van vermeende overtredingen van wettelijke voorschriften door een aantal trustkantoren en optreden daartegen door verschillende overheidsinstanties. Wij onderschrijven het belang van het naleven van wettelijke verplichtingen door trustkantoren alsmede van handhavend optreden door daartoe bevoegde overheidsinstanties daar waar deze wettelijke verplichtingen door trustkantoren worden overtreden. Dit wordt hieronder desgevraagd nader toegelicht. Over lopende bestuursrechtelijke toezichtonderzoeken kunnen verder geen uitspraken worden gedaan, en op dit moment evenmin over hetgeen waar het Openbaar Ministerie al dan niet onderzoek naar doet.
Mogen trustkantoren diensten verlenen aan bedrijven waarin personen belangen hebben die op de Europese sanctielijst staan die is ingesteld vanwege de verduistering van Oekraïense spaartegoeden? Zo ja, welke diensten mogen zij wel verlenen en welke niet? Vindt u het verlenen van diensten aan dergelijke personen gewenst? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op grond van EU Verordening 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne2 (hierna: de Verordening) moeten tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van de in bijlage I van de Verordening opgenomen natuurlijke personen worden bevroren, en is het verboden om aan deze personen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking te stellen. Onder tegoeden worden verstaan financiële activa en financiële voordelen van welke aard ook, waaronder aandelen in (Nederlandse) rechtspersonen. Onder economische middelen worden verstaan activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen.
Concreet betekent dit voor trustkantoren dat zij maatregelen moeten treffen met als doel dat gesanctioneerde personen niet kunnen beschikken over de rechtspersonen en vermogensbestanddelen die hen toebehoren, zoals bijvoorbeeld de bedrijven die trustkantoren namens de gesanctioneerde personen beheren, noch over de eventuele winsten of dividenden voortkomend uit deze bezittingen.
Wanneer een trustkantoor constateert dat de identiteit van een relatie overeenkomt met een persoon, entiteit of lichaam als bedoeld in de Verordening, dient het trustkantoor alle tegoeden en economische middelen van de betreffende relatie te bevriezen en dit onverwijld aan de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (hierna: DNB), te melden. In de melding aan DNB moet het trustkantoor exact aangeven welke tegoeden en economische middelen er zijn bevroren op grond van de Verordening. Deze tegoeden en economische middelen kunnen vervolgens alleen nog worden aangewend met toestemming van de Minister van Financiën. Hiervoor kan een trustkantoor een gemotiveerd verzoek tot ontheffing indienen. Gronden tot ontheffing zijn gelimiteerd tot de gronden die beschreven staan in de Verordening, en zien onder andere op de mogelijkheid ontheffing te verlenen voor het betalen van honoraria of kosten voor het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen. DNB ontvangt ten behoeve van haar toezicht op de naleving van de sancties een afschrift van iedere verleende ontheffing. Mutaties in de bevroren tegoeden of economische middelen waarvoor geen ontheffing is afgegeven of het niet melden van een gesanctioneerde relatie bij DNB, vormen een overtreding. Dit is een economisch delict dat strafrechtelijk kan worden vervolgd.
Het is belangrijk om op te merken dat een maatregel tot bevriezing geen verandering van eigendom bewerkstelligt. De maatregel strekt tot instandhouding van tegoeden en economische middelen voor de duur van de bevriezing en is dan ook niet gericht op aantasting van de waarde van die tegoeden en economische middelen. Volledige opschorting van de dienstverlening kan haaks staan op het doel van instandhouding en zich om die reden niet verdragen met de bevriezingsmaatregel. Dienstverlening aan of ten behoeve van rechtspersonen die onder de bevriezingsmaatregel vallen is dan ook toegestaan voor zover gericht op en noodzakelijk voor het bewaren, beheren en in stand houden hiervan, het zogenoemde in «good legal standing» houden van de rechtspersoon.3 Voorwaarde hierbij is wel dat door die dienstverlening geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking komen van gesanctioneerde personen. Het is in alle gevallen aan de dienstverlener om telkens opnieuw te onderzoeken of er aanwijzingen zijn dat door beoogde werkzaamheden tegoeden of middelen direct of indirect ter beschikking kunnen komen van gesanctioneerde personen.
Kunt u uitsluiten dat de genoemde personen die op de Europese sanctielijst staan, tegoeden hebben kunnen wegsluizen? Zo ja, hoe kunt u dat aantonen?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat het ernstig tekortschietende integriteitsbeleid van trustkantoren Nederland zeer gevoelig maakt voor het wegsluizen van tegoeden van personen die op sanctielijsten staan, dan wel voor terrorismefinanciering, witwassen en belastingontduiking?2 Zo neen, waarom niet?
Uit de toezichtpraktijk is gebleken dat een groot deel van de trustkantoren onvoldoende invulling geeft aan hun taak als poortwachter van het Nederlands financieel stelsel. Dit is één van de redenen geweest om het wettelijk kader voor trustkantoren te herzien.
Met het concept wetvoorstel voor een Wet toezicht trustkantoren 2018 wordt beoogd het regelgevend kader voor trustkantoren strenger te maken. Er zal bijvoorbeeld aansluiting worden gezocht bij de normen voor een integere en beheerste bedrijfsvoering die ook voor financiële instellingen gelden op grond van de Wet op het financieel toezicht. Ook wordt voorgesteld om een tweehoofdige dagelijkse leiding voor trustkantoren verplicht te stellen. Het concept wetsvoorstel voorziet tevens in de introductie van een grondslag om dienstverlening aan of ten behoeve van specifieke structuren te kunnen verbieden. Daarnaast wordt een verruiming van het toezichtsinstrumentarium van DNB voorgesteld, waaronder de mogelijkheid voor de toezichthouder om een vergunning van een trustkantoor in te trekken. Deze nieuwe regelgeving is bedoeld om, in combinatie met een verdere inspanning van de sector zelf en consequent en doelmatig toezicht, de integriteitproblemen binnen de sector aan te pakken.
Welke stappen gaat u concreet ondernemen om de trustsector om te vormen tot een sector waarin niet alleen commerciële belangen leidend zijn maar waarin ook algemene principes van fatsoenlijk ondernemen worden nageleefd? Hebt u er vertrouwen in dat dit überhaupt mogelijk is? Zo ja, waaraan ontleent u dit vertrouwen?
Zie antwoord vraag 4.
Hebben de toezichthouder en opsporingsdiensten, zoals De Nederlandsche Bank (DNB) en de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD), voldoende capaciteit om het doen en laten van trustkantoren te controleren? Zo ja, waaruit blijkt dit? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
DNB heeft haar toezicht geïntensiveerd naar aanleiding van haar bevindingen dat de integriteitsrisico’s te hoog zijn en deze onvoldoende door de trustkantoren worden beheerst. Deze intensivering is bedoeld om de integriteitsproblemen binnen de Nederlandse sector aan te pakken. Daarnaast wordt, als gezegd, met de herziening van de Wet toezicht trustkantoren een verruiming van het toezichtsinstrumentarium van DNB voorgesteld. De FIOD beschikt over voldoende capaciteit om opvolging te geven wanneer de signalen uit het toezicht door DNB tot aangifte hebben geleid. DNB en de FIOD werken verder nauw samen met het Openbaar Ministerie (OM) aan het bestrijden van diverse vormen van criminaliteit. Ingevolgde de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten stellen de Minister van Financiën en het College van procureurs-generaal jaarlijks een handhavingsarrangement vast, waarin de wederzijdse afspraken over opsporing en afhandeling van de opsporingsonderzoeken vanuit de FIOD zijn opgenomen. Op die manier wordt bewerkstelligd dat in de keten voldoende capaciteit kan worden ingezet.
Kunt u een verklaring geven voor het feit dat het trustkantoor BK Group, dat nota bene een keurmerk van branchevereniging Holland Quaestor heeft, diensten verleent aan een bedrijf waar door een ander trustkantoor afscheid van is genomen vanwege ontbrekend inzicht in bankrekeningen en te grote risico's?
Voor trustkantoren is het cliëntenonderzoek voorgeschreven op basis van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt). De dienstverlening van trustkantoren wordt naar zijn aard beschouwd als dienstverlening met een hoog integriteitsrisico. Daarom is in de Wtt per trustdienst bepaald welke informatie minimaal moet worden vergaard in het kader van het cliëntenonderzoek. In het kader van dit cliëntenonderzoek verzamelen trustkantoren onder meer informatie over de identiteit van de cliënt, diens uiteindelijk belanghebbende(n) en het doel en de aard van de beoogde relatie met de cliënt. Indien een trustkantoor niet kan voldoen aan de vereisten van het cliëntenonderzoek, wordt het trustkantoor geacht van dienstverlening aan de cliënt af te zien of de dienstverlening te beëindigen.
In het concept-wetsvoorstel voor de Wet toezicht trustkantoren 2018 wordt voorgesteld dat een trustkantoor, voorafgaand aan het aangaan van een relatie met een cliënt of doelvennootschap, onderzoekt of een ander trustkantoor diensten verleent of heeft verleend aan deze cliënt of deze doelvennootschap. Indien een ander trustkantoor diensten verleent of heeft verleend aan de cliënt of de doelvennootschap, informeert het trustkantoor bij dat andere trustkantoor naar gebleken integriteitrisico’s. Dit is een aanscherping ten opzichte van de huidige Wtt.
Wat zegt deze gang van zaken naar uw mening over het keurmerk van Holland Questor, de branchevereniging van trustkantoren, dat dit kantoor heeft?
Inspanningen binnen de sector zelf om integriteitsproblemen aan te pakken zijn nodig en worden aangemoedigd. Dit laat onverlet dat trustkantoren dienen te voldoen aan de voor hen geldende wet- en regelgeving. DNB houdt daar toezicht op en de FIOD onder gezag van het OM kan daar waar nodig strafrechtelijk optreden.
Zijn alle ongebruikelijke transacties die momenteel worden onderzocht door het trustkantoor BK Group gemeld, hetgeen juridisch verplicht is?
Indien een trustkantoor constateert dat sprake is van een ongebruikelijke transactie die door een doelvennootschap wordt verricht, dan dient het trustkantoor hiervan melding te maken bij de Financiële inlichtingen eenheid Nederland (FIU-NL). Het niet melden of onvolledig of niet tijdig melden van ongebruikelijke transacties is in strijd met de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en is een economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten. Tegen een dergelijke overtreding kan bestuursrechtelijk of strafrechtelijk handhavend worden opgetreden. Over lopende bestuursrechtelijke toezichtonderzoeken kunnen verder geen uitspraken worden gedaan, en op dit moment evenmin over hetgeen waar het Openbaar Ministerie al dan niet onderzoek naar doet.
Wat is uw opvatting over het feit dat het bedrijf LMP Bomore staat ingeschreven op het privéadres van de directeur van BK group, terwijl LMP Bomore volgens mediaberichten is gebruikt om miljoenen euro's aan voetbalgelden naar Panama te sluizen, om zo belasting te ontwijken?3 Geeft dit u vertrouwen in het integriteitsbeleid van BK Group?
De Wtt noch de Regeling integere bedrijfsvoering Wtt 2014 (Rib Wtt 2014) kennen een verbod of gebod ten aanzien van het vestigingsadres van een vennootschap waar de dienstverlening van een trustkantoor betrekking op heeft. Een afweging omtrent het vestigingsadres van een vennootschap maakt wel onderdeel uit van het integriteitsbeleid van een trustkantoor. Daarbij dient het trustkantoor de feiten en omstandigheden van een concreet geval in acht te nemen.
Hoeveel rechtszaken lopen er momenteel naar aanleiding van de Panama Papers, de football leaks en andere «leaks»?
Het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak beschikken niet over een dergelijk overzicht. Rechtszaken worden niet aldus gecategoriseerd en niet zelden zijn er verschillenden bronnen die aanleiding tot een rechtszaak geven, waaronder de Panama Papers.
De rellen in Rotterdam van 7 mei 2017 |
|
Farid Azarkan (DENK), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «ME veegt supporters Feyenoord van Stadhuisplein na nederlaag»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de relschoppers zich hebben misdragen en dat dit gedrag alle perken te buiten gaat?
Ja.
Hoe staat het met de opsporing en de vervolging van de relschoppers?
Over de opsporing en vervolging van relschoppers is op 10 mei 2017 een persbericht uitgegeven door het parket Rotterdam.2 Het strafrechtelijk onderzoek naar de relschoppers loopt nog.
Kunt u een uitgebreid feitenrelaas geven betreffende de gebeurtenissen in Rotterdam op 7 mei 2017 en kunt u deze de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Hoe interpreteert u de volgende uitspraak van de burgemeester Ahmed Aboutaleb: «We moeten de gebeurtenissen niet overdrijven?»2
Is het handhavingsbeleid van de burgemeester van Rotterdam met betrekking tot de relschoppers van 7 mei in lijn met zijn beleid bij vergelijkbare demonstraties, zoals de rellen bij het Turkse consulaat in Rotterdam en de rellen betreffende anti-Piet betogers in Rotterdam?3 4 Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, getuigt dit van willekeur?
Vindt u dat hier sprake is van een dubbele maat? Zo ja, hoe wilt u deze ongelijkheid rechtzetten? Zo nee, waarom niet?
Wat zeggen de rellen van 7 mei 2017 over de mate van integratie van de relschoppers? Staan onze waarden onder druk?
Het valt te betreuren dat er personen zijn die in het verlies van een voetbalclub aanleiding zien om rellen te schoppen, zaken te vernielen en de openbare orde ernstig te verstoren. Deze personen worden strafrechtelijk en mogelijk ook bestuursrechtelijk aangepakt, zoals ook blijkt uit het antwoord op vraag 3. Ik wil benadrukken dat er veel meer goedwillende supporters zijn, waarvan er bovendien velen op zondag 7 mei meegeholpen hebben om de raddraaiers in toom te houden.
Staat u achter de keuzes van de burgemeester van Rotterdam op 7 mei 2017? Zo ja, waarom? Zo nee, welke conclusies trekt u hieruit?
Belastingontwijking door de Nederlandse Spoorwegen (NS) |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Steven van Weyenberg (D66), Erik Ronnes (CDA), Rob Jetten (D66), Maurits von Martels (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Staatsbedrijf NS ontwijkt belasting weer»?1
Ja.
Staat u nog achter uw eerder ingenomen standpunt dat de belastingtruc «vanuit maatschappelijk oogpunt onwenselijk» is?
Ik vind dat NS ten opzichte van andere bedrijven een bijzondere verantwoordelijkheid heeft vanwege haar prominente rol die zij in de Nederlandse samenleving vervult en het feit dat alle aandelen van NS in handen van de Nederlandse staat zijn. Vanuit die bijzondere verantwoordelijkheid vind ik dat NS in beginsel belasting moet betalen in het land waarin de activiteiten plaatsvinden. Daarom worden, zoals in mijn kamerbrief van 23 april 2015 toegelicht, nieuwe treinen samenhangend met de HRN concessie vanuit Nederland aangeschaft en worden de leases van materieel voor het HRN via het Ierse dochterbedrijf (daterend van voor 2015) grotendeels afgebouwd tijdens het verloop van de concessieperiode.
In Duitsland, waar NS met Abellio actief is, stellen de Duitse concessieverleners geen beperkingen op het gebruik van leasemaatschappijen waardoor een deel van de belastingdruk buiten Duitsland ligt. Alle concurrenten van Deutsche Bahn in de regionale markt hebben gebruik gemaakt van internationale leasemaatschappijen. Vanuit bedrijfseconomisch opzicht is deze constructie vanuit level playing field acceptabel.
Was het u bekend dat de NS-dochteronderneming Abellio een Iers bedrijf heeft opgericht (Disa Assets Limited)? Zo nee, waarom niet? Zou dergelijke cruciale informatie niet bekend moeten zijn bij de aandeelhouder? Zo ja, heeft u bezwaar gemaakt tegen die constructie?
In 2015 heb ik afspraken gemaakt met NS om invulling te geven aan het uitgangspunt dat NS belasting betaalt voor activiteiten in de landen waar de activiteiten worden verricht. Deze afspraken zijn in mijn brief van 23 april 2015 uitgewerkt en worden door NS langs die lijn ook nagekomen. Samengevat betreft dit de volgende afspraken:
NS heeft in 2015 actief Duitse concessiehouders (schriftelijk) benaderd met de vraag of zij eisen willen stellen aan de wijze waarop het materieel aan de concessiehouder ter beschikking staat. De verschillende concessieverleners hebben aangegeven geen reden of grondslag te zien om daaraan beperkingen te stellen. Zij nemen het standpunt in dat een dergelijke verplichting niet verenigbaar is met de beginselen van vrij verkeer van kapitaal en diensten noch met het aanbestedingsrecht.
De oprichting door NS Financial Services Holdings Ltd van Disa Assets Limited is een uitvloeisel van de aan Abellio in augustus 2015 gegunde concessie Sachsen-Anhalt. Aangezien de concessieverlener in de voorwaarden geen eisen heeft gesteld ten aanzien van het land waar de treinen worden aangeschaft en gefinancierd, valt de investering in treinen door Disa Assets Limited binnen de afspraken («level playing field») die ik met NS heb gemaakt m.b.t. buitenlandse activiteiten.
Heeft u NS erop gewezen dat de Kamer dergelijke belastingontwijking ongewenst vindt? Waarom heeft u de Kamer niet direct geïnformeerd? Is het bericht juist dat NS deze belastingontwijking tegen de zin van het Ministerie van Financiën doorgezet heeft? Zo ja, waarom heeft u uw positie als aandeelhouder in dat geval niet gebruikt om de belastingontwijking tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich uw brief van 23 april 2015 (Kamerstuk 28 165, nr. 185) inzake de aanschaf van CAF-sprinters via NS Financial Services, gevestigd te Ierland, waarin u over buitenlandse activiteiten van NS schrijft: «Voor buitenlandse activiteiten is het uitgangspunt dat belasting daar betaald wordt waar de concessie zich bevindt. Ik heb met NS afgesproken dat NS zich actief zal inzetten voor de toepassing van dit uitgangspunt door concessieverleners in het buitenland. NS zal dit uitgangspunt in acht nemen waar het door concessieverleners wordt meegenomen als onderdeel van de aanbesteding. In die situaties wordt niet langer materieel vanuit Ierland aangeschaft voor buitenlandse concessies»? Kunt u aangeven hoe de huidige situatie zich verhoudt met bovenstaand citaat?
Zie antwoord vraag 3.
Is er sprake van een verplichte afkoopsom bij de afbouw van de «Ierse route»? Zo ja, wat is de aard en de omvang van die afkoopsom?
Ik heb met NS een dusdanige afbouw in tijd en maatvoering afgesproken waarbij er geen afkoopsom is. Voor NS geldt dat zij dient te voldoen aan de fiscale regelgeving in zowel Nederland als Ierland, waarbij dient te worden voldaan aan de OECD Transfer Pricing guidelines.
Kunt u aangeven hoeveel belasting de Nederlandse Staat door deze constructie gemist heeft en nog in de toekomst zal missen?
De Nederlandse Staat heeft met het leasen van materieel door Abellio voor de Duitse concessie Sachsen-Anhalt geen belastinginkomsten misgelopen. De lease van het materiaal is immers voor buitenlandse activiteiten en valt dus buiten het Nederlandse belastingkader.
Nieuw materiaal voor het HRN op het Nederlandse spoor wordt vanuit Nederland aangeschaft en is in Nederland belast. Het oude materieel voor het HRN dat via NSFSC is geleased wordt afgebouwd. Volgend jaar lopen de eerste Ierse leasecontracten af. Een nadere specificatie van bedragen kan ik niet geven omdat ik op grond van artikel 67 van de AWR geen uitspraken kan doen over de belastingen van individuele belastingplichtigen omdat bedrijfsvertrouwelijkheid zich hiertegen verzet.
Ondervindt NS concurrentienadeel van het niet toepassen van de «Ierse route»? Zo ja, op welke wijze en in welke omvang?
Niet zolang er wordt vastgehouden aan het afgesproken principe van «level playing field».
Heeft de Duitse concessieverlener voorwaarden gesteld aan het belastingregime? Zo ja, wat is de aard en strekking van die voorwaarden?
Nee, Duitse concessieverleners hebben aangegeven geen reden of grondslag te zien om dergelijke beperkingen op te leggen.
Kunt u, in het licht van het feit dat u heeft aangegeven dat voor het materieel ten behoeve van buitenlandse concessies, het tempo van afbouwen van de «Ierse route» afhankelijk is van de marktomstandigheden en of er sprake is van een «level playing field», gedetailleerd aangeven hoe binnen die criteria de afbouw van de «Ierse route» gerealiseerd wordt door NS?
NS is via Abellio met buitenlandse concessies actief in Duitsland en Engeland. De «Ierse route» is tot nu toe beperkt tot alleen de Duitse concessie Sachsen-Anwalt, zoals aangegeven is hier vanwege het «level playing field» principe geen sprake van afbouw. Voor het afbouwen van de Ierse route voor de Nederlandse HRN activiteiten volgt NS het eerder in 2015 met mij afgesproken en aan uw Kamer gecommuniceerde schema dat ik hier volledigheidshalve nog een keer toevoeg:
Kunt u toelichten of het klopt dat Nederland voor iedere 100 miljoen euro winst van NS, 8 miljoen euro belasting misloopt? Voor de winsten van welke activiteiten in welke landen wordt door NS belasting ontweken? Klopt het dat het ook gaat om Nederlandse activiteiten? Waarom wel of niet? Welke andere landen lopen belasting mis door deze constructie en hoeveel?
Op vragen over belastingbetalingen van NS kan ik geen antwoord geven. Ik mag op grond van artikel 67 van de AWR immers geen uitspraken doen over de belastingen van individuele belastingplichtigen. Ook kan ik vanwege bedrijfsvertrouwelijkheid geen ander inzicht geven in de financiële onderbouwing.
In 2015 zijn afspraken gemaakt over de afbouw van bestaand materieel op het Nederlandse Hoofdrailnet (HRN) dat via de Ierse dochter van de NS groep wordt geleased. Het materieel dat sindsdien voor het HRN is besteld loopt niet via het Ierse maar het Nederlandse leasebedrijf van NS. In de andere landen waar NS met Abellio actief is, is geen sprake van beperkingen op de leaseconstructies.
Kunt u toelichten waarom ervoor is gekozen om een vluchtroute open te houden waarbij de Ierse route voor belastingen nog wel mogelijk is als er sprake is van een concurrentienadeel voor NS? Wat werd er bedoeld met een concurrentienadeel en kunt u toelichten of de huidige praktijk, waarbij bij buitenlandse aanbestedingen altijd wordt uitgegaan van een concurrentienadeel, past bij de doelstelling van deze vluchtroute?
Het uitgangspunt is dat de belasting wordt betaald in het land waar de activiteiten plaatsvinden. Voor buitenlandse concessies geldt dat de concessieverlener bepaalt of er voorwaarden worden gesteld vanuit welk land het treinmaterieel wordt aangeschaft en gefinancierd. Zolang concessieverleners in Duitsland en Engeland hier geen beperkingen aan stellen, wil ik die beperking ook niet aan Abellio opleggen omdat zij anders in die landen niet op gelijke voet met haar concurrenten kan opereren. Meedingende vervoersbedrijven zoeken immers de goedkoopst mogelijk financieringsmogelijkheid voor het treinmaterieel om daarmee voor de concessieverlener een zo gunstig mogelijk prijs/kwaliteitsverhouding te kunnen bieden.
Hoe de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van demonstratie en de vrijheid van vereniging zich verhouden tot de openbare orde |
|
Farid Azarkan (DENK), Tunahan Kuzu (DENK), Selçuk Öztürk (DENK) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Afblazen van politieke bijeenkomstenis kwalijke tendens»?1
Kent u het bericht «Turkse Minister van Familiezaken tegengehouden in Rotterdam»?2
Kent u het bericht «Velhoven verbiedt Eritrea-conferentie, tientallen arrestaties»?3
Kent u het bericht «Waarom werden alle anti-Zwarte piet-betogers in Rotterdam gearresteerd»?4
Wat is het standpunt van het kabinet over het verbieden van al dan niet politieke bijeenkomsten met het argument dat de openbare orde in het geding komt? Bent u bereid om te reflecteren op dit standpunt gezien de ontwikkelingen in de afgelopen tijd?
Het waarborgen van grondrechten zoals de vrijheid van betoging acht het kabinet van groot belang. Daarom is bij formele wet -de Wet openbare manifestaties- vastgelegd onder welke omstandigheden de vrijheid van betoging mag worden beperkt. Ernstige vrees voor wanordelijkheden is één van die gronden. In die wet is tevens vastgelegd dat de burgemeester het bevoegde gezag is.
Hoe waardeert het kabinet de stelling van hoogleraar Brouwer, dat alle politieke geluiden een gelegenheid moeten krijgen tot uitdrukking te worden gebracht in een vergadering?5 Zo ja, waarom zijn in korte tijd ten minste drie politieke bijeenkomsten afgelast? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft het verbod van de Eritrese conferentie in Veldhoven te maken met de kwalificatie van het kabinet waarin deze bijeenkomst als «ongemakkelijk» is aangeduid?
Nee.
Hoe is het mogelijk dat de burgemeester van Veldhoven de Eritrese conferentie besloot te verbieden, terwijl er kort ervoor geen enkele schriftelijke en mondelinge aanwijzing was om deze bijeenkomst te verbieden?
De burgemeester van Veldhoven heeft de bijenkomst pas verboden na een verstoring van de openbare orde – op donderdagavond 13 april – vanwege ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde. Daarbij heeft hij zich gebaseerd op de uitgangspunten en zijn bevoegdheden ingevolge de Wet openbare manifestaties. Het is aan de burgemeester daarover verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad.
Vindt u dat een verbod van de Eritrese conferentie, met het argument dat de openbare orde in het geding was, niet te makkelijk is uitgevaardigd aangezien de autoriteiten er ook voor hadden kunnen kiezen om de veiligheid te waarborgen van de conferentiegangers?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u in aanvulling op de brief van 10 april jl. over de campagnebezoeken van Turkse ministers een uitgebreid feitenrelaas geven over wat er op zaterdagavond 11 maart en zondag 12 maart bij het Turkse consulaat in Rotterdam is gebeurd en kunt u deze de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat de brief van 10 april 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 32 824, nr. 195) reeds op uitgebreide wijze ingaat op wat er in de avond en nacht van 11 op 12 maart bij het Turkse consulaat in Rotterdam is voorgevallen. In antwoord op concrete vragen wordt hieronder, waar mogelijk, een nadere toelichting gegeven.
Is het kabinet bereid om over de inhoud van het feitenrelaas onderzoek te laten verrichten door de Inspectie Veiligheid en Justitie naar mogelijke onwettigheden? Zo ja, bent u bereid om hiervan de resultaten te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen aanleiding om de Inspectie te verzoeken onderzoek te verrichten. Echter, de Inspectie heeft de eigenstandige bevoegdheid te beslissen om onderzoek te doen. Indien de Inspectie besluit om onderzoek te doen, zal ik uw Kamer hierover informeren en de resultaten hiervan met u delen.
Bent u bereid om per artikel te beoordelen of de burgemeesters van Rotterdam en Veldhoven zich hebben gehouden binnen de kaders van de volgende verdragen en wetten:
Het is aan de rechter om zich daarover een oordeel te vormen indien en voor zover aan de rechter in enigerlei procedure dergelijke rechtsvragen worden voorgelegd en deze een dergelijk oordeel geboden acht ter beslechting van het voorgelegde geschil in de betreffende procedure.
Heeft het optreden van de burgemeester van Rotterdam volgens u niet bijgedragen aan verdere escalatie? Zo ja, kunt u in retrospectief aangeven wat de burgemeester anders had kunnen of moeten doen? Zo nee, waarom niet?
Had de burgemeester van Rotterdam andere keuzes kunnen of moeten maken om de situatie te de-escaleren?
Wat was de aanleiding voor het feit dat één van de aanwezigen, die op de grond lag, meerdere malen is gebeten door een politiehond? Is hiervan melding van opgemaakt in het politiesysteem? Zo ja, kunt u dit openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om onderzoek te doen naar de politieagent die verantwoordelijk was voor de politiehond? Zo nee, waarom niet?
Wat voor maatregelen gaat u nemen om in de toekomst relschoppers te onderscheiden van demonstranten, zodat deze mensen niet de dupe worden van politieoptreden?
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de vervolging en berechting van relschoppers op de bewuste avond?
Er zijn tot nu toe zes verdachten aangehouden. Er zijn tweemaal beelden van de ongeregeldheden getoond in het programma Opsporing Verzocht. Te zijner tijd zal een themazitting worden gehouden ter berechting van de verdachten.
Klopt het dat de Turkse Minister van Familiezaken tot ongewenst vreemdeling is verklaard? Zo ja, door wie is dit besluit genomen en met welke argumentatie is dit gebeurd?
Is het ongewenst verklaren van een buitenlandse regeringsfunctionaris van een NAVO-bondgenoot of een anderszins bevriend land eerder vertoond in Nederland, in de Europese Unie of in de NAVO?
Heeft de Turkse Minister van Familiezaken de gebruikelijke rechtsbescherming gehad voor personen die tot ongewenst vreemdeling zijn verklaard? Zo ja, heeft zij gebruik kunnen maken van haar rechten? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening van Geert-Jan Knoops, advocaat en bijzonder hoogleraar internationaal recht en politiek, dat het kabinet een buitenlandse Minister kan weigeren zonder opgaaf van redenen in zeer extreme situaties, zoals spionage? Zo ja, waaruit blijkt concreet dat de staatsveiligheid in het geding was toen de Turkse ministers van Familiezaken en van Buitenlandse Zaken in Nederland kwamen om campagne te voeren? Zo nee, waarom niet?6
Uitgezonderd verplichtingen voortvloeiend uit zetelverdragen met in Nederland gevestigde internationale organisaties ten aanzien van de aanwezigheid van vertegenwoordigers van andere lidstaten en voortvloeiend uit overeenkomsten ten behoeve van intergouvernementele bijeenkomsten op Nederlands grondgebied, heeft Nederland onder internationaal recht geen verplichting een buitenlandse Minister toegang te verlenen tot zijn grondgebied voor de uitoefening van overheidstaken. Het hoeft voor een weigering niet om extreme situaties te gaan. Op grond van zijn territoriale soevereiniteit mag Nederland zelf bepalen wie het op zijn grondgebied toestaat voor de uitoefening van overheidstaken.
Hoe verklaart u dat de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken, nadat de landingsrechten door de Nederlandse regering waren ingetrokken, in Frankrijk wel een toespraak kon houden over het Turkse referendum?7 Waarom kon het wel in Frankrijk en niet in Nederland?
Het kabinet heeft voorafgaand aan het geplande bezoek van de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken bij herhaling te kennen gegeven dat het voeren van politieke campagnes in de publieke ruimte door vertegenwoordigers van de Turkse regering in hun officiële capaciteit ongewenst acht. Het is aan de Franse autoriteiten daarin zelf een afweging te maken. Daarbij komt dat, anders dan in Metz in Frankrijk, het belang van de handhaving van de openbare orde in de weg stond aan een bijeenkomst met de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken in Rotterdam, waarvoor via sociale media open uitnodigingen werden verstuurd.
Vindt u dat de burgemeester van Rotterdam in strijd heeft gehandeld met de gedragscode van de Rotterdamse gemeenteraad? Zo ja, wat zijn de consequenties hiervan? Zo nee, waaruit blijkt dat?
Het is aan de gemeenteraad van Rotterdam om te beoordelen of de burgemeester in strijd heeft gehandeld met de gedragscode van de burgemeester zoals die door de raad is vastgesteld en om daaraan desgewenst consequenties te verbinden.
Vindt u dat de burgemeester van Rotterdam door het geven van toestemming om te schieten, buitenproportioneel heeft gehandeld? Zo ja, wat zijn de consequenties hiervan voor de burgemeester? Zo nee, waarom niet?
Er was, op basis van informatie verkregen uit Duitsland, een vermoeden dat de begeleiders van Minister Kaya mogelijk gewapend waren. Er was aan de beveiligers geen machtiging verstrekt voor het dragen van wapens op Nederlands grondgebied. De hoofdofficier van justitie heeft, na afstemming in de driehoek Rotterdam, daarom besloten tot inzet van een arrestatie-eenheid. Het eventueel toepassen van geweld past binnen het handelingskader waarbinnen die eenheid onder gezag van de HOvJ optreedt. Er zijn overigens geen wapens aangetroffen.
Uit welke informatie bleek dat de entourage van de Turkse Minister van Familiezaken mogelijk vuurwapengevaarlijk was?
Zie antwoord vraag 25.
Vindt u dat er buitenproportioneel is gehandeld door de autoriteiten om de Turkse tijdelijke zaakgelastigde en de Turkse Consul-Generaal uit Deventer aan te houden en vast te zetten op het hoofdbureau van de politie Rotterdam, rekening houdend met het feit dat zij in een auto met een diplomatiek kenteken zaten, hetgeen duidt op het genieten van immuniteit volgens het Verdrag van Wenen? Zo ja, hoe gaat u de gevolgen rechtzetten? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals uw Kamer in de brief van 10 april jl. is gemeld, is de entourage van Minister Kaya tegen middernacht in opdracht van de officier van justitie aangehouden op verdenking van overtreding van de Wet Wapens en Munitie. Pas op het hoofdbureau van de politie Rotterdam bleek
dat ook de Turkse Tijdelijk Zaakgelastigde en de Turkse Consul-Generaal van het consulaat in Deventer zich in dit gezelschap bevonden. Zodra dit duidelijk werd zijn zij vrijgelaten. Daarbij is de aanwezigheid ter plaatse van een auto met een CD-nummerbord niet doorslaggevend. De Turkse Tijdelijk Zaakgelastigde en Consul-Generaal bevonden zich op het moment dat zij overgebracht werden naar het hoofdkantoor van de politie Rotterdam niet in de auto van Minister Kaya, maar waren onderdeel van de entourage van Minister Kaya.
Vindt u dat de burgemeester van Rotterdam loslippig is geweest bij het tv-programma Pauw & Jinek8, aangezien hij informatie heeft verschaft over de veiligheidsdiensten en de schietinstructie? Zo ja, wat zijn de consequenties? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op de vragen 13 t/m 17.
Vindt u het niet opvallend dat de burgemeester van Rotterdam te vaak faalt om de openbare orde in Rotterdam op een gedegen manier te handhaven?9 10 11
Zie antwoord vraag 28.
Kunt u aangeven hoe vaak de Kroon gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een burgemeester te ontslaan uit zijn ambt en met welke argumentatie?
Ervan uitgaande dat de vraagstelling betrekking heeft op de periode sinds de inwerkingtreding van de gemeentewet van 1851, is het niet mogelijk met exacte aantallen aan te geven hoe vaak de Kroon gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een burgemeester te ontslaan uit zijn ambt. Veel gebruikte argumentaties om een burgemeester ontslag te verlenen zijn o.a. de benoeming als burgemeester in een andere gemeente, het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd etc.
Het bericht ´Cocaïnebaron knipt enkelband door en vlucht’ |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Cocaïnebaron knipt enkelband door en vlucht»?1
Ja.
Uit het artikel komt het beeld naar voren dat de betrokkene reeds in december 2016 zijn enkelband heeft doorgeknipt en ontvlucht is aan het toezicht van justitie; kloppen deze feiten? Waarom komt dit nieuws nu pas naar buiten en wat is er in de tussentijd gedaan aan de opsporing van de betrokkene? Welke stappen in nationaal en internationaal verband zijn er ondernomen om Cetin G. op te sporen sinds het duidelijk werd dat hij zijn enkelband heeft doorgeknipt?
In november 2016 gaf de enkelband van betrokkene en signaal van bandsabotage door aan de meldkamer. In reactie hierop heeft de reclassering direct contact opgenomen met de politie en het OM. Betrokkene is onmiddellijk (inter)nationaal gesignaleerd en partijen zijn, zoals ik ook in de antwoorden op de vragen van het lid Helder vermeldde, gelijk gestart met het opsporen van betrokkene. Hierbij is het Team FAST NL ingeschakeld. Vanwege toekomstige opsporingsbelangen kan ik verder geen uitspraken doen over concrete opsporingshandelingen.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat de enkelband is doorgeknipt? Heeft dit geleid tot een directe signalering van het doorknippen aan politie of justitie? Waarom heeft dit niet geleid tot direct handelend optreden?
Zie antwoord vraag 2.
Uit het artikel wordt duidelijk dat het doorknippen van een enkelband vaker voorkomt; kunt u aangeven hoe vaak sinds de start van het werken met de enkelband het doorknippen/losmaken is voorgekomen? Kunt u duiden wat de kennelijke kwetsbaarheid van deze band betekent voor de inzet van de enkelband als betekenisvol middel?
Uit cijfers van de reclassering blijkt dat sinds begin 2016 35 enkelbanddragers (op ongeveer 2.700 dragers) moedwillig hun enkelband hebben verwijderd.
De enkelband is een effectief en voldoende robuust instrument om voorwaarden, zoals een locatiegebod te controleren, dit blijkt ook uit het onderzoek waarnaar ik verwijs in mijn antwoorden op vragen van het lid Helder. Per casus wordt zorgvuldig bekeken of een enkelband kan worden ingezet. De reclassering adviseert hierover. Vluchtgevaarlijkheid is een contra-indicatie voor het omleggen van de enkelband, maar ook voor het schorsen van de voorlopige hechtenis. Dit is de reden dat RN in deze casus negatief heeft geadviseerd over het gebruik van de enkelband en het OM zich heeft verzet tegen de schorsing. De onafhankelijke rechter die bevoegd is hierover te oordelen, heeft in deze zaak anders beslist.
Heeft u een verklaring voor het feit dat een verdachte van zeer zware strafbare feiten, reeds verdacht van zware nieuwe feiten, waartegen 14 jaar cel is geëist, thuis met een enkelband het onderzoek mocht afwachten? Vindt u het gepast dat bij dergelijke zware strafbare feiten en zwaar kaliber criminelen een licht middel als de enkelband wordt toegepast?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 3, 8 en 9 van het lid Helder (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1983). Voorts verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer over doorgeknipte enkelbanden. Deze brief, de antwoorden op de Kamervragen van het lid Helder en de beantwoording van deze vragen zijn gelijktijdig aan uw Kamer gezonden.
Deelt u de mening dat de regels aangepast dienen te worden zodat verdachten van zware criminaliteit hun berechting niet thuis met een enkelband, maar achter tralies afwachten?
Zie antwoord vraag 5.
Berichten dat Duitsland en andere lidstaten in Europa verbetervoorstellen naar aanleiding van het dieselgateschandaal blokkeren |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Report: Germany blocks post-Dieselgate reform»1 en «Berlin blockiert strengere Abgastests»?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat Duitsland zich verzet tegen voorstellen om op Europees niveau auto´s te kunnen hertesten en boetes te kunnen geven aan autofabrikanten bij overtredingen (te weten Artikel 9 van het voorstel voor de verordening voor typegoedkeuring) en andere sleutelelementen van verbetervoorstellen die de Europese Commissie heeft gedaan naar aanleiding van het dieselgateschandaal? Zo nee, kunt u aangeven wat de Duitse positie hieromtrent dan wel is?
De besprekingen over de kaderverordening lopen nog. Het is niet aan een individuele lidstaat om zich tijdens de onderhandelingen uit te laten over het (voorlopige) standpunt van een andere lidstaat. Inalgemene termen loopt het Duitse en Nederlandse standpunt op dit moment niet uiteen.
Om een potentieel nieuw dieselschandaal te voorkomen zet ik me in voor versterking van het systeem van markttoezicht op – en typegoedkeuring van motorvoertuigen en de uniforme toepassing van de regelgeving in de gehele EU.
Kunt u bevestigen dat ook andere autoindustrielanden zoals Spanje, Italië en Tsjechië zich verzetten tegen de verbetervoorstellen3 van de Europese Commissie, terwijl op 4 april het Europees parlement met grote meerderheid steun heeft uitgesproken voor het voorstel om op Europees niveau auto´s te kunnen hertesten en boetes te kunnen geven aan autofabrikanten bij overtredingen?4 Zo nee, kunt u aangeven wat hun positie hieromtrent dan wel is?
Zoals eerder aangegeven is het niet aan een individuele lidstaat om zich tijdens de onderhandelingen uit te laten over de voorlopige posities van andere lidstaten.
Deelt u nog altijd de mening dat er een einde gemaakt moet worden aan de mogelijkheden voor nationale lidstaten om hun eigen typegoedkeuringsinstantie dan wel hun eigen autoindustrie de hand boven het hoofd te houden? Zo nee, waarom niet?
Ik ben voorstander van heldere en scherpe regels waarmee een nieuw potentieel dieselschandaal voorkomen wordt. Daarom zet ik me in voor duidelijke en uniforme regelgeving op Europees niveau voor de toelating van voertuigen tot de markt die geen ruimte laat voor (nationale) interpretatieverschillen. Hierbij hoort ook adequaat toezicht.
Met de nieuwe verordening wordt hierin voorzien door o.a. controlemechanismen op het onafhankelijk functioneren van technische diensten, het daadwerkelijke uitvoeren van markttoezicht en het bespreken van eventuele interpretatieverschillen in het Forum voor advies. Ik ben van mening dat daarmee voldoende heldere kaders en duidelijk toezicht op een uniforme toepassing van de Europese wet- en regelgeving wordt gecreëerd.
Wat is de positie van Nederland voor de Raad voor Concurrentievermogen van 29 en 30 mei 2017? Steunt Nederland onverkort het voorstel om op Europees niveau auto´s te kunnen hertesten en boetes te kunnen geven aan autofabrikanten bij overtredingen (te weten Artikel 9 van het voorstel voor de verordening voor typegoedkeuring)? Zo nee, waarom niet?
Het onderhandelingsproces is nog gaande, maar Nederland heeft altijd aangegeven het voorstel van de Commissie te steunen. Vanzelfsprekend brengt Nederland tijdens de onderhandelingen wel eventuele alternatieve methoden in waarmee de doelen (veiliger en schonere voertuigen) nog beter kunnen worden bereikt.
De Nederlandse positie is verwoord in het BNC fiche dat op 11 maart 2016 aan uw Kamer is toegezonden5. Daarnaast handelt Nederland in lijn met de door uw Kamer aangenomen moties6. Op hoofdlijnen is de Nederlandse inzet als volgt:
Deze maatregelen zijn voor Nederland essentieel. De maatregelen zullen zorgen voor een uniforme toepassing van de Europese regelgeving en strengere controles van voertuigen en testinstanties. Het voorstel vormt een belangrijke basis om een potentieel nieuw dieselschandaal, zoals bij Volkswagen, te voorkomen en is een belangrijke stap om het vertrouwen in de markt te herstellen.
Hoe moet voorts de door u eerder aan de Kamer toegekomen stellingname worden geïnterpreteerd, namelijk dat «Nederland de uitgebreide maatregelen inzake toezicht verwelkomt maar bedenkingen heeft tegen de nalevingscontroles en -keuringen die de Commissie op zich neemt»?5 Steunt Nederland onverkort de verbetervoorstellen die de Europese Commissie doet in het voorstel voor de verordening voor typegoedkeuring, waaronder Artikel 9 (Europees toezicht) en Artikel 30 (geharmoniseerde toelagestructuur voor de financiering van markttoezicht en typegoedkeuring)? Zo nee, betekent dit dat Nederland de inzet van Duitsland op dit punt steunt?
Zoals hierboven aangegeven zijn Nederland en de commissie het over het doel van de regelgeving eens. Het feit dat Nederland het soms met de Commissie niet eens is vooral ingegeven door een zoektocht naar de meest effectieve methoden om de doelen te bereiken. Om zo snel mogelijk tot een gemeenschappelijk standpunt komen, waarmee een belangrijke stap kan worden gezet om een potentieel nieuw dieselschandaal te voorkomen en om het vertrouwen in de markt te herstellen, zet Nederland zich in voor het creëren van voldoende draagvlak voor het voorstel. Zie verder antwoord 5.
Zo ja, wat is voorts uw oordeel over de hierboven beschreven opstelling van lidstaten als Duitsland in het bijzonder en van de andere lidstaten Spanje, Italië en Tsjechië?
Zoals eerder aangegeven is het niet aan een individuele lidstaat om zich tijdens de onderhandelingen uit te laten over de voorlopige posities van andere lidstaten.
Kunt u bevestigen dat er reeds passages in de genoemde verbetervoorstellen versoepeld zijn? Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Voor een voorstel moet voldoende draagvlak bestaan. Het doel van de onderhandelingen is dit draagvlak te creëren. Het is dan ook gebruikelijk dat tijdens de onderhandelingen het oorspronkelijke voorstel van de Commissie aan veranderingen onderhevig is. Nederland blijft zich tijdens het gehele onderhandelingsproces inzetten voor de maatregelen genoemd in antwoord 5.
Bent u bereid om vanuit Nederland, gezamenlijk met gelijkgezinde lidstaten, de druk op lidstaten als Duitsland, Spanje, Italië en Tsjechië te verhogen om hun verzet tegen deze verbetervoorstellen te staken? Zo nee, waarom niet?
Het onderhandelingsproces is nog gaande. Uiteraard heeft Nederland daarbij veelvuldig contact met andere lidstaten bij de onderhandelingen. Nederland zet zich daarbij in voor een versterking van het systeem van markttoezicht op en typegoedkeuring van motorvoertuigen en uniforme toepassing van de regelgeving in de gehele EU om een potentieel nieuw dieselschandaal te voorkomen.
Komt door deze negatieve opstelling van Duitsland en andere lidstaten een eensgezind akkoord over strenger toezicht op de autoindustrie, dat voor mei voorzien was, nu in gevaar? Zo ja, wat gaat u concreet doen om dit te voorkomen?
Zolang de onderhandelingen nog bezig zijn is niet te voorspellen dat er voldoende draagvlak is voor de huidige voorstellen. Zie verder vraag 9.
Kunt u aangeven wat in uw ogen de consequenties zijn van het niet bereiken van een akkoord in de Raad voor Concurrentievermogen van 29 en 30 mei door deze Duitse opstelling, in het licht van het toch al langdurige proces om te komen tot aanpassingen van Europese wet- en regelgeving om schandalen in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Dat zou vertraging betekenen, maar vooralsnog heb ik geen signaal dat dit aan de hand zou zijn. Nederland streeft naar een zo snel mogelijk gemeenschappelijk standpunt waarmee een belangrijke stap kan worden gezet om een potentieel nieuw dieselschandaal te voorkomen en om het vertrouwen in de markt te herstellen. Het zou jammer zijn wanneer dat niet tijdens de komende Raad voor Concurrentievermogen lukt.
Deelt u de mening dat het zeer kwalijk is dat negentien maanden na het uitbreken van het dieselgateschandaal de autoriteiten in Duitsland, Luxemburg, Spanje en het Verenigd Koninkrijk nog altijd geen boetes hebben opgelegd aan Volkswagen, Audi, Seat, en Skoda (allen onderdeel van de Volkswagen Groep), ondanks formele stappen die inmiddels zijn gezet door de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet?
In de verordening betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen8 is vastgelegd dat de lidstaten zelf de sancties vaststellen die aan fabrikanten worden opgelegd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Het is aan de Commissie om te oordelen of lidstaten aan hun plichten hebben voldaan. Op dit moment heeft de Commissie inbreukprocedures aangekondigd tegen Duitsland, Luxemburg, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.
Kunt u de Kamer voorzien van inzicht in de laatste stand van zaken over de consequenties voor autofabrikanten van in Nederland door de Dienst Wegverkeer (RDW) goedgekeurde modellen, waar bij 16 van de 30 modellen die in Nederland hun milieucertificaat kregen mogelijk ook sjoemelsoftware is gebruikt, maar tot op heden enkel de Jeep Cherokee aan onderzoek is onderworpen nadat die in Amerika als sjoemeldiesel was ontmasker? Wordt er inmiddels naar de overige 15 verdachte modellen ook nader onderzoek gedaan? Zo nee, waarom niet?
Ja, het onderzoek is in de afrondende fase. Meteen na de afronding van het onderzoek naar de 30 modellen waarvoor de RDW de emissiegoedkeuring heeft afgegeven, is de RDW gestart met aanvullend onderzoek naar de voertuigen waarbij afwijkend emissiegedrag geconstateerd is. Ik zal uiterlijk eind juni de Kamer schriftelijk informeren over de resultaten en de eventuele vervolgstappen die genomen worden.
Kunt u de Kamer van een kabinetsreactie voorzien op het onlangs gepresenteerde rapport en bijbehorende aanbevelingen van de enquêtecommissie van het Europees parlement met betrekking tot het dieselgateschandaal?6 Zo nee, waarom niet?
Ik ga kijken of ik de resultaten van de enquêtecommissie kan vergelijken met ons huidige beleid en zal u hierover voor de zomer informeren. Gezien de demissionaire status van het kabinet zal ik de beleidsinhoudelijke reactie op de aanbevelingen van de enquêtecommissie overlaten aan mijn opvolger. Voor zover de aanbevelingen betrekking hebben op de lopende onderhandelingen, informeer ik uw Kamer op de geëigende momenten.
Kunt u voorts een reactie geven op het onlangs door de D66-fractie gepresenteerde vijf-puntenplan «Genoeg van gesjoemel»7 waarin onder andere wordt gepleit voor het in Nederland overgaan tot verplichte terugroepacties en voor schadevergoedingen voor bezitters van sjoemeldiesels? Zo nee, waarom niet?
Ik zal het vijf-puntenplan vergelijken met ons huidige beleid en u hierover voor de zomer informeren. Gezien de demissionaire status van het kabinet zal ik de beleidsinhoudelijke reactie overlaten aan mijn opvolger.
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het algemeen overleg Raad voor Concurrentievermogen (formeel) 29 en 30 mei 2017 d.d. 23 mei 2017 beantwoorden? Kunt u deze vragen tevens afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Voortvluchtige criminelen ontlopen gevangenisstraf’ |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht in NRC Next «Voortvluchtige criminelen ontlopen gevangenisstraf»?1
Ja
Hoe staat u tegenover het principe dat de tenuitvoerlegging van straffen kan verjaren? Welk doel is daarmee gediend?
Van de executieverjaring gaat ontegenzeggelijk een prikkel uit om opgelegde straffen vlot ten uitvoer te leggen.Daarbij komt dat, in het bijzonder bij lichte overtredingen, met de tenuitvoerlegging na verloop van tijd geen redelijk doel meer kan worden gediend. Voor ernstige misdrijven is dat anders. In de wet is daarom gekozen voor een differentiatie van de executieverjaringstermijnen.Per 1 april 2013 zijn de termijnen voor ernstige misdrijven verlengd en voor zeer ernstige misdrijven opgeheven: voor misdrijven waarop een gevangenisstraf is gesteld van acht jaar of meer geldt nu een verjaringstermijn van ruim 26 jaar, voor misdrijven waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer staat en ernstige zedenmisdrijven tegen minderjarigen zijn de executietermijnen opgeheven. De tenuitvoerlegging van opgelegde sancties voor die misdrijven verjaart dus niet.
Verder is van belang dat de verjaringstermijn kan worden gestuit (dat wil zeggen dat deze opnieuw aanvangt), kan worden geschorst (dat betekent dat de verjaringstermijn tijdelijk niet loopt) of kan worden verlengd. Zo vangt de verjaringstermijn onder andere opnieuw aan wanneer een veroordeelde, die zijn straf in een inrichting ondergaat, ongeoorloofd afwezig is. En wordt de verjaringstermijn met twee jaar verlengd wanneer een geldboete bij een overtreding is opgelegd en er uitstel van betaling is verleend of een betalingsregeling wordt getroffen. Eerder heb ik in mijn brief van 29 november 2016 een toelichting gegeven2 op de verlenging van de executieverjaringstermijnen en verslag gedaan van een nadere analyse naar de mate waarin de volledige tenuitvoerleggingsperiode wordt benut voor de tenuitvoerlegging. Voor de vrijheidsstraffen is daaruit naar voren gekomen dat de tenuitvoerlegging in 80% van de gevallen aan het begin van de
tenuitvoerleggingsperiode plaatsvindt3. Daarna vlakt de curve van het aantal
afgedane zaken flink af. Daarmee vind ik dat het stelsel van huidige verjaringstermijnen valide is en zet ik op dit moment in op de verbetering van de tenuitvoerlegging.
Deelt u de mening dat het uiterst onwenselijk is dat veroordeelden op deze manier de verantwoordelijkheid voor hun daden kunnen ontlopen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke meerwaarde is gemoeid met het in stand houden van artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht? Zou de verjaring niet tenminste moeten kunnen worden gestuit indien deze ontstaat doordat de veroordeelde zich onvindbaar houdt? Zo ja, welke stappen zijn ten aanzien van de wetsredactie op dit punt te verwachten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre worden veroordeelden in een zwaarder strafregime geplaatst indien zij een oproep tot melden bij de gevangenispoort negeren? Aan welk zwaarder strafregime wordt dan gedacht?
Als een zelfmelder zich niet meldt, wordt hij of zij gearresteerd door de politie, met de consequentie de eerste acht weken in een sober regime te worden geplaatst. Iemand die zich daarentegen wel meldt na een oproep, komt in een plusregime terecht.