Het bericht ‘Tbs'er verdacht van verkrachting medewerkster’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tbs'er verdacht van verkrachting medewerkster»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de tbs die hij opgelegd heeft gekregen blijkbaar totaal niet gewerkt heeft en weggegooid belastinggeld is geweest, aangezien deze tbs’er een medewerkster heeft verkracht en mishandeld? Zo nee, waarom niet?
Een dergelijk incident is heel ernstig maar ook hoogst uitzonderlijk binnen de tbs-klinieken. De groep patiënten die in de tbs wordt verpleegd en behandeld is zeer complex. Het personeel van deze klinieken doet dagelijks belangrijk en moeilijk werk. Ik heb daar veel waardering voor. Ondanks de vele maatregelen die door de klinieken worden getroffen om incidenten te voorkomen, zijn risico’s helaas niet volledig uit te sluiten.
Hoe is het mogelijk dat dit ernstige misdrijf kon plaatsvinden bij het dagactiviteitencentrum van nota bene de tbs-kliniek zelf? Was er naast deze ene medewerkster (het slachtoffer) geen enkel toezicht op deze tbs’er? Waren er geen camera’s op het terrein, zo nee, waarom niet?
De medewerkster was alleen met de tbs-gestelde in het dagactiviteitencentrum. De medewerkster heeft met behulp van haar pager (alarmknop) alarm gemaakt, waarop direct ondersteuning is geboden door andere medewerkers. In de dagactiviteitenruimte is geen camera aanwezig, daarbuiten zijn wel camera’s aanwezig in het complex en in de buitenruimtes. Inmiddels heeft de kliniek naar aanleiding van dit incident aanvullende maatregelen genomen. Deze maatregelen houden in dat medewerkers in de weekenden en avonden ondersteuning van de beveiliging kunnen vragen (fysiek of via de camera) wanneer ze met een patiënt over het terrein lopen of zich in afgesloten ruimtes bevinden.
Kunt u een overzicht geven van alle incidenten, waarbij medewerkers in tbs»-klinieken slachtoffer zijn geworden van een geweldsdelict (graag specificeren naar het soort delict) gepleegd door tbs’ers in de afgelopen tien jaren? Zo nee, waarom niet?
DJI registreert geweld tegen personeel in de DJI-incidentenmonitor, op basis van de MBV’s (melding bijzonder voorval) die door de klinieken worden ingestuurd. De melding wordt bijvoorbeeld gedaan bij een ernstige vorm van agressie, waarbij ook medische hulp is ingeschakeld.
Onderstaande tabel toont het aantal MBV’s van de categorie «agressie tegen personeel met ernstig lichamelijk letsel» van alle tbs-klinieken sinds 2012. Tot en met 2015 werden ook MBV’s ingestuurd als er geen medische hulp werd ingeschakeld, daardoor zijn in die jaren meer meldingen geregistreerd.
Het type delict wordt niet geregistreerd, aangezien op dat moment nog niet duidelijk is, onder welke strafbepaling het geweld tegen het personeel valt. Ik verwacht dat een kliniek in een dergelijk geval aangifte doet.
Welke maatregelen gaat u nemen teneinde het personeel in tbs-klinieken te beschermen tegen tbs’ers?
De veiligheid van personeel staat voorop. Medewerkers van de Tbs-klinieken worden regelmatig getraind in mentale en fysieke weerbaarheid. Ook wordt continu geïnvesteerd in de verbetering van de gebouwelijke en elektronische beveiliging van de instellingen, ook omdat de ontwikkelingen op dit gebied snel gaan. In de TBS klinieken staat de Veilige Publieke Taak zeer hoog op de agenda en wordt veel geïnvesteerd in training, bewustwording en een actief aangiftebeleid in samenwerking met de regionale OvJ’s.
Daarbij heb ik voor de zomer een meerjarenovereenkomst met de sector gesloten, waarin aandacht is voor kwaliteit en veiligheid in de forensische zorg. Hiermee wil ik met de sector bereiken dat ingezet wordt op een verdere verbetering van de kwaliteit en veiligheid, zodat personeel in de forensische zorg voldoende geëquipeerd is om met deze complexe doelgroep te werken. Zo is bijvoorbeeld afgesproken om de administratieve lasten in de sector met 25% te verminderen. Administratieve lastenvermindering biedt ruimte om tijd te besteden aan de directe zorg voor patiënten. Daarnaast gaan zorgaanbieders een kader maken waarmee de kwetsbaarheid van teams in instellingen kan worden gemonitord.
Verder is afgesproken een specifiek opleidingsprogramma voor de forensische zorg te starten. In dit opleidingsprogramma worden modules aangeboden voor de specialistische kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het forensische veld en het ontwikkelen van forensisch vakmanschap. Meer deskundigheid draagt bij aan de veiligheid op de werkvloer.
Deelt u tevens de mening dat een tbs’er, die zelfs tijdens de behandeling in een tbs-kliniek zo’n ernstig misdrijf pleegt, nooit meer op straat mag rondlopen en levenslang opgesloten moet worden? Zo nee, waarom niet?
De tbs-maatregel is erop gericht herhaling van het misdrijf in de toekomst te voorkomen door de patiënt intensief te behandelen en op een veilige en verantwoorde wijze terug te laten keren in de samenleving.
Indien tijdens de tbs-behandeling een ernstig misdrijf wordt gepleegd moet de dader worden vervolgd en gestraft. De rechter kan dan een gevangenisstraf opleggen, eventueel opnieuw in combinatie met een tbs-maatregel.
Wanneer schaft u, zoals door ons al heel lang gepropageerd, de tbs af zodat dit soort misdadigers gewoon heel lang, het liefst levenslang, opgesloten kunnen worden?
Zie antwoord vraag 6.
Leegstaande EBTL’s |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht de Extra Toezicht en Begeleidingslocaties (EBTL's) in Amsterdam en Hoogeveen nauwelijks gebruikt worden?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja, ik heb kennis genomen van het bericht. Op basis van een WOB-verzoek, dat in afschrift aan uw Kamer is verzonden2, heeft de Volkskrant informatie ontvangen over het gebruik van de ebtl’s. Dit was de aanleiding voor het artikel.
De verstrekte cijfers betreffen de periode vanaf de opening (Amsterdam 24 november 2017 en Hoogeveen 18 december 2017) tot en met maart 2018. Beide locaties bevonden zich in hun opbouw- en startfase van de pilot. Zoals toegezegd in het AO van 14 december 20173, zal ik uw Kamer dit najaar uitgebreider informeren over het functioneren van de ebtl. Ik streef ernaar hierbij de bevindingen te betrekken van het onderzoek dat de Inspectie JenV uitvoert naar aanleiding van een onnatuurlijk overlijden in de ebtl Hoogeveen4.
Verder heb ik het WODC verzocht een uitgebreidere evaluatie uit te voeren, op basis waarvan verdergaande conclusies kunnen worden getrokken over het functioneren en de effectiviteit van de ebtl. Naar verwachting is dit onderzoek voor de zomer van 2019 gereed.
Hoeveel meldingen van overlast zijn er in 2017 en 2018 gedaan? Kunt u deze zoveel mogelijk naar hun aard specificeren?
In de rapportage Vreemdelingenketen 20175, van 30 april 2018, heb ik uw kamer geïnformeerd over de incidenten die in 2017 in en rond asielzoekerscentra hebben plaatsgevonden. Ik beraad mij thans over de wijze waarop ik uw Kamer in de toekomst zal informeren over incidenten in en rond de AZC’s.
Hoe komt het dat er in de eerste vier maanden na oprichting slechts 36 mensen tijdelijk onder extra toezicht zijn geplaatst terwijl er plaats is voor 100 mensen?
De ebtl betreft een pilot van een nieuwe opvangvorm binnen de migratieketen. Zoals vermeld in de brief die ik op 8 juni aan uw Kamer6 heb gestuurd, is de ebtl één van de maatregelen die wordt ingezet tegen overlast op en rondom COA-locaties. Bij de ontwikkeling van de ebtl is gekozen om qua instroom kleinschalig van start te gaan en zo een beheerste opbouw te borgen en ruimte te creëren voor personeel en betrokken partijen om de praktijk te toetsen en om van ervaringen te leren en zo nodig bij te sturen.
Welk deel van de 1,2 miljoen euro die in 2017 aan de EBTL’s zijn besteed waren opstartkosten? Wat zijn de verwachte kosten voor 2018?
Aangezien de ebtl’s pas aan het einde van 2017 in gebruik zijn genomen (respectievelijk 24 november en 18 december), betreft verreweg het grootste deel van de € 1,2 miljoen, de kosten die in 2017 gemaakt zijn om beide locaties op te starten (onder andere personeel en materieel). Ook een deel van de afschrijvingskosten op de investeringen zit in dit bedrag. De verwachte kosten voor 2018 bedragen bij het COA circa € 8 miljoen. Bij DJI zijn de te verwachten kosten voor 2018 € 1,8 miljoen (vooral personele ondersteuning). Totaal dus € 9,8 miljoen.
Hoeveel kost de opvang per persoon in een EBTL bij volledige bezetting?
De kosten voor de ebtl zijn onder te verdelen in vaste kosten (onder andere rente- en afschrijving, huurkosten en (deels) personeel vanwege minimale bezetting) en variabele kosten (onder andere medische verstrekkingen en activiteiten). In deze kosten zitten ook de afschrijvingskosten voor de gemaakte investeringen. De investeringen worden in twee jaar afgeschreven.
Berekend is dat bij een volledige bezetting van de 100 plekken, de jaarlijkse kosten neerkomen op een bedrag van circa € 134.000 per plek. Het uitgangspunt is dat overlastgevers een korte periode (maximaal 3 maanden) een ebtl-plek bezetten. Door het jaar heen zullen daarom meerdere asielzoekers gebruik maken van één ebtl-plek. Bij een volledige bezetting van jaarlijks vier overlastgevers op één plek zijn de kosten dan circa € 33.500,– per bewoner. De kosten zijn gebaseerd op inschattingen en prognoses.
Wat is er met de 36 mensen die in de EBTL’s verbleven gebeurd? Hoeveel van hen zijn onder toezicht vertrokken, en hoeveel konden wegens goed gedrag weer terug naar een regulier asielzoekerscentrum (AZC)?
Ik zal ik uw Kamer in het najaar uitgebreider informeren over het functioneren van de ebtl, waarbij ik ook nader zal ingaan op de uitstroom van asielzoekers uit de ebtl.
Klopt het dat er minder mensen in de EBTL zijn geplaatst om te testen of alles functioneert als gepland? Wat is daarover de conclusie?
Zie mijn antwoorden op vragen 1 en 3.
Wanneer wordt iemand naar een EBTL overgeplaatst?
In mijn brief van 3 juli 20177 heb ik aangegeven dat asielzoekers in de ebtl kunnen worden geplaatst als zij overlast veroorzaken met grote impact, op of rondom de locatie waar ze verblijven. Hierbij kan worden gedacht aan (herhaaldelijk) agressief gedrag richting medebewoners of personeel, het aanrichten van vernielingen of het discrimineren of intimideren van medebewoners. Er kan sprake zijn van een stapeling van overlast of incidenten die plaatsing in de ebtl rechtvaardigen, maar ook één enkel ernstig incident kan tot ebtl-plaatsing leiden. Plaatsing in de ebtl is enerzijds bedoeld om overlastgevers te confronteren met de gevolgen van hun gedrag en in te zetten op gedragsverandering. Anderzijds wordt door het overplaatsen van overlastgevers naar een aparte locatie de veiligheid en het welzijn van andere bewoners geborgd.
Hoe verhoudt uw voornemen om jongeren vanaf 16 jaar in EBTL’s te plaatsen bij wangedrag zich tot de kinderrechten? Zijn de EBTL’s voldoende toegerust op de opvang van jongeren? Wanneer zouden zij in aanmerking komen om naar een EBTL te worden overgeplaatst?
Als in een individueel geval wordt overgegaan tot plaatsing van een jongere van 16 jaar en ouder in de ebtl, worden alle noodzakelijke waarborgen in acht genomen waardoor de rechten van het kind worden zeker gesteld. Bij een afweging tot plaatsing vervullen professionals, waaronder de voogden van Nidos, een belangrijke rol. Momenteel vindt overleg plaats met de betrokken gemeenten over de vraag of en onder welke condities plaatsing van overlastgevende alleenstaande minderjarigen in de ebtl gerealiseerd kan worden.
Waarop is uw uitspraak gebaseerd dat alleen al het feit dat zo af en toe iemand uit een AZC na wangedrag wordt overgeplaatst naar een EBTL op zichzelf ook al een werking heeft op de achterblijvende bewoners van een AZC?
In het algemeen overleg met uw Kamer heb ik aangegeven, dat ik op basis van signalen uit de praktijk de indruk heb dat het feit dat een overlastgever wordt overgeplaatst van een AZC naar de ebtl een positieve werking heeft op de veiligheid en beheersbaarheid van het betreffende AZC.8
Mijn verwachting is dat de aankomende evaluatie door het WODC hier meer feitelijke onderbouwing over zal verschaffen.
Kunt u percentages geven van het aantal asielzoekers uit Albanië en Marokko dat zich misdraagt?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het snel uitzetten van mensen die geen recht hebben op verblijf, hoewel dat van groot belang is, niet ten koste mag gaan van de veiligheid in de omgeving van AZC’s?
Ja.
Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken om overlastgevende veiligelanders in een EBTL te plaatsen en hun procedure alsnog versneld af te handelen? Zo nee, wat onderneemt u tegen deze groep overlastgevende asielzoekers?
Aanvragen van overlastgevende asielzoekers uit veilige landen worden versneld (in spoor 2) afgehandeld. Het is wenselijk dat zij ter beschikking blijven van het asielproces in Ter Apel, zodat de aanvraag snel kan worden afgedaan en er aan (gedwongen) terugkeer kan worden gewerkt. Daarom komen zij bij wangedrag in beginsel niet in aanmerking voor plaatsing in de ebtl. Een belangrijk uitgangspunt is immers dat plaatsing in de ebtl terugkeer niet mag frustreren.
Plaatsing in de ebtl is echter onderdeel van een breder pakket van maatregelen om overlastgevende asielzoekers – waaronder ook asielzoekers uit veilige landen – aan te pakken. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd.9 Zoals ik in mijn brief van 8 juni jl. heb aangegeven kijken we kritisch hoe deze maatregelen in de praktijk uitwerken en of er aanscherpingen of wijzigingen nodig zijn.
Wanneer verwacht u dat de Inspectie Justitie en Veiligheid het onderzoek naar de vraag of EBTL’s voldoende zijn toegerust op hun opvangtaak heeft afgerond? Welke maatregelen zijn in de tussentijd genomen?
Aangezien de ebtl een nieuwe opvangvorm is en in de pilotfase verkeert, is er voortdurend aandacht voor noodzakelijke verbetering in de opvang en procedures. De aanbevelingen die de Inspectie JenV zal opstellen naar aanleiding van het thans lopende onderzoek, worden daarbij uiteraard betrokken. De verwachting is dat het rapport in het najaar 2018 is afgerond.
Het artikel ‘New defense bill bans the U.S. government from using Huawei and ZTE tech’ |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «New defense bill bans the U.S. government from using Huawei and ZTE tech»?1
Ja.
Deelt u de analyse van de Amerikaanse regering dat het gebruik van Chinese apparatuur van 2 bepaalde fabrikanten, daar waar het gaat om een «substantieel of essentieel onderdeel van een system, evenals technologie die gebruikt wordt voor het routeren of bekijken van gebruikersdata» een gevaar kan vormen voor de nationale veiligheid en daarom verboden wordt? Zo ja, welke maatregelen gaan er door u genomen worden en op welke termijn? Zo nee, waarom is de Nederlandse veiligheidsafweging anders dan de Amerikaanse veiligheidsafweging?
De Nederlandse overheid beziet de risico's die verbonden zijn aan dergelijke producten en bedrijven op een zorgvuldige 'case by case' basis, waarbij in ieder geval de volgende criteria worden betrokken:
Nederland maakt hierin een eigenstandige afweging. Gezien de nationale veiligheidsbelangen en de belangen van het bedrijfsleven wordt niet vooruitgelopen of gespeculeerd over al dan niet mogelijke toekomstige maatregelen.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat het in het artikel genoemde verbod ook geldt voor Hytera, het bedrijf dat de technologie voor het netwerk en de portofoons voor C2000 levert?
Ja.
Als in de Verenigde Staten het gebruik van technologie van Hytera voor communicatiediensten van de overheid als een gevaar voor de nationale veiligheid wordt gezien, hoe kan de Nederlandse nationale veiligheid dan na ingebruikname van het nieuwe C2000 wél gewaarborgd zijn?
Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld2 wordt C2000 gebruikt voor de reguliere communicatie tussen de hulpverleningsdiensten: politie, brandweer, ambulance en Koninklijke Marechaussee. Het beveiligingsniveau voor deze gebruikersgroepen is bepaald op het niveau «departementaal vertrouwelijk». Ook het beveiligingsniveau van het vernieuwde netwerk zal als zodanig worden ingericht. De communicatie via het C2000-netwerk is versleuteld en maakt gebruik van afgeschermde verbindingen. Er zijn bij het classificatieniveau passende maatregelen genomen om sabotage te herkennen en te voorkomen. Versleuteling gebeurt door de leveranciers van de randapparatuur en deze versleuteling wordt door de politie in het netwerk gezet. Gebruikers bepalen zelf de leveranciers van de randapparatuur. Gebruikers kunnen extra versleuteling toepassen indien nodig.
Gelet op de vragen die zijn gerezen door de betrokkenheid van een Chinese aandeelhouder bij de ontwikkeling van C2000 heb ik Xebia gevraagd om een security audit uit te voeren op de technische ICT-oplossing die Hytera als onderdeel van de vernieuwing van C2000 realiseert. Daarnaast ben ik in gesprek met het Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging (NBV) van de AIVD om mij hierover te adviseren. Ik zal passende maatregelen nemen wanneer daartoe aanleiding is.
Uiteraard houd ik de veiligheid van de systemen die gebruikt worden goed in de gaten en heeft het kabinet aandacht voor ontwikkelingen in technologieën en kwetsbaarheden daarin, en de noodzaak scherp te blijven op de beveiliging hiervan. Ook de internationale ontwikkelingen rond Chinese technologiebedrijven worden door mijn departement gevolgd.
Overweegt u, in navolging op het verbod op Kaspersky software bij overheidsdiensten, ook in Nederland een verbod op het gebruik van essentiële diensten van Chinese makelij? Zo ja, welke consequenties heeft zo’n besluit voor de korte en de middellange termijn, in het bijzonder met het oog op C2000? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Het dreigingsbeeld op het terrein van digitale risico’s heeft geleid tot een aangescherpte afweging ten aanzien van het gebruik van specifieke digitale producten en diensten. Nederland maakt hierin een eigenstandige afweging, op basis van factoren zoals deze ook bij het nemen van de voorzorgsmaatregel rondom Kaspersky antivirussoftware zijn gebruikt.
Het bericht 'Tientallen criminelen krijgen uitkering ondanks openstaande celstraf' |
|
Gidi Markuszower (PVV), Léon de Jong (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Tientallen criminelen krijgen uitkering ondanks openstaande celstraf»?1
Ja.
Is het waar dat er tientallen criminelen met een openstaande celstraf ten onrechte een uitkering krijgen? Zo ja, om hoeveel criminelen en om welke uitkeringen gaat het precies? Hoeveel kost deze belachelijke en onacceptabele situatie de Nederlandse belastingbetaler per jaar?
Het is niet te rechtvaardigen dat veroordeelden een uitkering ontvangen. Dat druist in tegen ieders gevoel voor rechtvaardigheid.
In de sociale zekerheidswetten is al langer geregeld dat wanneer iemand een vrijheidsstraf opgelegd krijgt en vervolgens in detentie verblijft, zijn of haar uitkering wordt beëindigd. Sinds 2011 geldt er ook een wettelijke regeling die het mogelijk maakt om de uitkering van een voortvluchtige veroordeelde in te trekken of te weigeren. Uit onder meer onderzoek van het CBS blijkt dat deze maatregel ook feitelijk wordt toegepast.2 Zo zijn in 2016 en 2017 in totaal door uitkerende instanties 837 uitkeringen ingetrokken van personen, die zich onttrekken aan hun vrijheidsstraf. Dit betreft onder meer arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en AOW-uitkeringen.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft echter in een aantal gevallen geoordeeld dat er onvoldoende gronden zijn om een uitkering in te trekken. De CRvB oordeelt dat zowel opname in het opsporingsregister als het niet thuis aantreffen van een veroordeelde door de politie, een onvoldoende kenbare poging is om te laten weten dat betrokkene gezocht wordt vanwege een openstaande vrijheidsstraf. Om die reden houdt de intrekking van de uitkering niet in alle gevallen stand. In 2017 ging het bij UWV om 26 uitkeringen en bij de Sociale Verzekeringsbank om 4.
Wat gaat u concreet doen om ervoor te zorgen dat de uitkeringen van voortvluchtige criminelen per direct worden stopgezet, de onterecht uitbetaalde uitkeringen tot de laatste cent worden teruggevorderd en deze criminelen in de cel belanden?
Om de uitkeringen van veroordeelden met een openstaande vrijheidsstraf in te trekken of te weigeren, matchen uitkeringsinstanties CJIB-bestanden van voortvluchtigen uit het opsporingsregister met de bestanden van uitkeringsgerechtigden. De uitkeringsinstantie beslist over het al dan niet intrekken van een uitkering van iemand met een openstaande straf op basis van informatie van het CJIB. Naar aanleiding van de uitspraken van de CRvB hebben het CJIB en het UWV een pilot uitgevoerd. In deze pilot hebben personen met een openstaande vrijheidsstraf een brief ontvangen waarin gewezen wordt op de openstaande vrijheidsstraf en de gevolgen voor hun uitkering. Voor Justitie is dit een extra maatregel om te komen tot daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de straf en het UWV kan de brief als kenbare poging gebruiken om de uitkering in te trekken. Gebleken is dat de uitkomsten van de pilot voldoende basis bieden om deze werkwijze voort te zetten.
In het reguliere proces wordt de uitkering van een voortvluchtige beëindigd en wordt deze ook met terugwerkende kracht vanaf de datum van voortvluchtigheid teruggevorderd. Indien niet voldaan kan worden aan de criteria van de CRvB, zullen uitkeringsinstanties in voorkomende gevallen de uitkering niet mogen beëindigen. Dat betekent dat er in die gevallen ook geen sprake is van een onrechtmatige uitkering, die teruggevorderd kan worden.
Deelt u de mening dat het absurd is dat de politie niet ieder aanknopingspunt om een veroordeelde crimineel te vinden mag gebruiken, omdat eerst aangetoond moet worden dat de veroordeelde crimineel bewust probeert de straf te ontlopen?
Het is onjuist dat eerst aangetoond moet worden dat de veroordeelde crimineel bewust probeert de straf te ontlopen, alvorens de politie actie kan of mag ondernemen. De politie spoort succesvol veroordeelden met een vrijheidsstraf op. Het komt echter ook voor dat veroordeelden niet op een BRP-adres verblijven, zoals bekend bij justitie of uitkeringsinstantie, waardoor de opsporing wordt bemoeilijkt. Dit kan ook zo zijn bij de veroordeelden met een uitkering.
Wanneer stopt u eens met het strooien van uitkeringen aan profiteurs, criminelen en ander tuig en begint u eens met het beschermen van onze Nederlandse verzorgingsstaat in het belang van goedwillende Nederlanders?
Sinds 2011 worden uitkeringen beëindigd van personen, die zich onttrekken aan een vrijheidsstraf. Uitkeringsinstanties voeren deze taak, naast de reguliere uitkeringsverzorging, zo efficiënt mogelijk uit.
Een rapport over schoolboeken, uitgegeven door de Palestijnse Autoriteit |
|
Martijn van Helvert (CDA), Joël Voordewind (CU), Han ten Broeke (VVD), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het rapport «Palestinian Authority textbooks: the attitude to Jews, Israel and peace»1
Ja.
Hoe beoordeelt u de constateringen uit het rapport dat in onderwijsboeken van de Palestijnse Autoriteit (PA) de staat Israël wordt gedelegitimiseerd en gedemoniseerd, geweld wordt verheerlijkt en toe opgeroepen en dat er sprake is van een gebrek aan educatie over vrede?
Het rapport over de nieuwe Palestijnse schoolboeken van de Israëlische denktank The Meir Amit Intelligence and Terrorism Information Center signaleert dat het Palestijns curriculum nog altijd problematische elementen bevat. Dit komt overeen met de bevindingen van UNRWA dat de nieuwe schoolboeken nauwkeurig heeft geanalyseerd en waar nodig aanvullende materialen heeft ontwikkeld zodat het curriculum in UNRWA-scholen in lijn is met de VN-waarden.
Uit eerdere vergelijkende onderzoeken tussen 2003 en 2013 naar Palestijnse en Israëlische schoolboeken, waaronder een door het VS State Department gefinancierd alomvattend onderzoek naar Palestijnse en Israëlische lesmaterialen uit 2013 (rapport «Portrayal of the Other in Palestinian and Israeli Schoolbooks», 4/2/2013), bleek dat in Palestijnse maar ook in Israëlische schoolboeken weinig informatie voorkomt over de religie, cultuur, economie en dagelijkse activiteiten van de ander en er weinig aandacht wordt gegeven aan de geschiedenis van de andere partij in het conflict. Op dit moment is geen recente vergelijkende studie beschikbaar naar de curricula van beide partijen.
Het kabinet is van mening dat kennis van elkaars leven en geschiedenis van belang is voor een klimaat waarin vrede mogelijk is (zie ook antwoorden op Kamervragen van de leden Van der Staaij, De Roon, Baudet, Ten Broeke, Voordewind en Knops, vergaderjaar 2016–2017, aanhangselnummer 1853, d.d. 15 mei 2017). Binnen onderwijsmaterialen is geen plaats voor een oproep tot geweld of haatzaaiende retoriek. Nederland en de EU dringen daarom bij beide partijen erop aan dat zij aanzetten tot haat en geweld tegengaan, in lijn met VNVR-resolutie 2334.
Deelt u de mening dat kinderen dienen te leren over waarden als tolerantie en co-existentie, en niet geïndoctrineerd dienen te worden met onverdraagzaamheid en geschiedsvervalsing?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat het Palestijnse onderwijs in de huidige vorm schadelijk is voor de levensvatbaarheid van een duurzame en vreedzame twee-statenoplossing?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat het onderwijsmateriaal van de PA vrede tegenwerkt en grondig aangepast dient te worden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de antwoorden van uw voorganger A.G. Koenders op de vragen van de leden Van der Staaij (SGP), De Roon (PVV), Baudet (FvD), Ten Broeke (VVD), Voordewind (ChristenUnie) en Knops (CDA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over haatzaaien in Palestijnse schoolboeken?2
Ja.
Kunt u aangeven of «het aandringen door Nederland, de EU en andere landen bij beide partijen het aanzetten tot haat en geweld tegen te gaan» enig resultaat heeft behaald? Zo ja, wat is het resultaat? Zo nee, waarom zijn deze resultaten uitgebleven?
In reactie op de internationale inspanningen om haatzaaien tegen te gaan heeft de Palestijnse president Abbas meermaals gezegd ervoor open te staan om de trilaterale commissie tegen haatzaaien (bestaande uit Israël, Palestijnse Autoriteit en VS, ingesteld in het kader van het Wye River Akkoord) nieuw leven in te blazen. Israël houdt dit echter af, en wijst erop dat de Palestijnse Autoriteit ook zonder trilateraal overleg haatzaaien kan tegengaan. Met de toenemend verslechterende relaties tussen beide partijen is de ruimte voor toenadering en de bereidheid om het onderwijssysteem aan te passen kleiner geworden.
Bent u bekend met het besluit van de Britse Staatssecretaris voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika Alistair Burt om een internationaal onderzoek in te stellen naar het Palestijnse onderwijscurriculum en zijn voornemen om hierbij andere donorlanden te betrekken?3
Ja.
Is de Nederlandse regering bereid aan dit onderzoek medewerking te verlenen? Zo nee, waarom niet?
Nederland onderschrijft het belang van goed onderwijs dat bijdraagt aan een klimaat voor vrede en meer wederzijdse kennis over elkaars cultuur, geschiedenis en samenleving. Het Britse initiatief kan bijdragen aan een meer objectieve discussie over het curriculum en kan daarom op Nederlandse steun rekenen. Nederland is echter geen donor in de onderwijssector en heeft geen specifieke expertise op het Palestijnse onderwijs. Daarom ligt het niet voor de hand dat Nederland gaat bijdragen aan dit onderzoek.
De arrestatie van opnieuw twee vrouwenrechtenactivisten in Saoedi-Arabië |
|
Han ten Broeke (VVD), Joël Voordewind (CU), Isabelle Diks (GL), Kees van der Staaij (SGP), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Lilianne Ploumen (PvdA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de autoriteiten in Saoedi-Arabië opnieuw twee vrouwenrechtenactivisten hebben gearresteerd?1
Ja.
Ziet u de arrestaties als een directe aanval op de vrouwenrechtenbeweging in Saoedi-Arabië? Zo nee, waarom niet?
Nederland is bezorgd over de recente arrestaties en de bredere mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. De repressie van andersdenkenden en het harde optreden richting personen die, voor zover bekend, slechts gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting zijn ontwikkelingen die op gespannen voet staan met een aantal recente hervormingen die door Saoedi-Arabië zijn doorgevoerd.
Wat is er uit het overleg gekomen dat Nederland voerde met onder andere Europese partners om verdere stappen te nemen tegen mensenrechtenschendingen in Saoedi-Arabië?
Eind mei is mede op aandringen van Nederland besloten om de zorgen over de toegenomen arrestaties over te brengen door middel van een gezamenlijke EU-demarche bij de Saoedische autoriteiten. Dit verzoek is door Saoedi-Arabië lang aangehouden en kreeg extra urgentie door de arrestatie van de twee vrouwenrechtenactivisten eind juli en de daaropvolgende diplomatieke spanningen tussen Saoedi-Arabië en Canada. De demarche kon uiteindelijk op 8 augustus jl. uitgevoerd worden. Zie ook het antwoord op vragen 4 en 5.
Op welke wijze heeft u de, in beantwoording op eerdere vragen toegezegde, aandacht gevraagd voor eerdere aanhoudingen van mensenrechtenactivisten en aangedrongen op eerlijke behandeling? Wat zijn de resultaten hiervan en wat gaat u aanvullend doen nu er opnieuw twee activisten zijn gearresteerd?
Op 8 augustus jl. voerde de Tijdelijk Zaakgelastigde van de Europese diplomatieke missie samen met de in Riyad aanwezige Europese landen, waaronder Nederland, een demarche uit bij de Saoedische Minister van Buitenlandse Zaken, Al-Jubeir. Hierbij heeft de EU ernstige zorgen geuit over de recente arrestaties en gevraagd om verduidelijking van de aanklachten. De EU heeft Saoedi-Arabië aangemoedigd om hierover constructief in gesprek te blijven met de EU en andere internationale partners. Ook heeft de EU aan Saoedi-Arabië gevraagd de aanklachten te heroverwegen en in het kader van de Speciale Procedures van de VN te overwegen een uitnodiging te verstrekken aan de UN Special Rapporteur for Human Rights Defenders. Ten slotte heeft de EU erop gewezen dat deze arrestaties op gespannen voet staan met het hervormingsproces in Saoedi-Arabië, de reputatie van het land kunnen schaden en dat de EU de rechtszaken zal volgen.
Acht u het inmiddels noodzakelijk om de Saoedische autoriteiten op te roepen eerlijke processen te garanderen? Zo ja, wanneer, met wie en hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet en wanneer wel?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze draagt u bij aan het versterken van het maatschappelijk middenveld en de verdediging van mensenrechtenactivisten in Saoedi-Arabië? Welke mogelijkheden ziet u om dit aan te scherpen?
Nederland hecht, wereldwijd, aan een sterk maatschappelijk middenveld en draagt in Saoedi-Arabië uit dat het een kritische succesfactor is voor het kunnen verwezenlijken van de Saoedische hervormingsagenda Vision2030. Waar dat mogelijk is zal Nederland bijdragen aan het versterken van het maatschappelijk middenveld, waarbij aangetekend moet worden dat dergelijke mogelijkheden in Saoedi-Arabië beperkt zijn. Het gebrek aan maatschappelijke organisaties in Saoedi-Arabië en de risico’s die personen in Saoedi-Arabië kunnen lopen zijn belangrijke redenen daarvoor.
Omkoping van parlementariërs vanuit Azerbaijan |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de «Azerbaijan Laundromat», lege vennootschappen met 2,9 miljard dollar, die gebruikt zijn om onder andere politici om te kopen en ervoor te zorgen dat er positieve stukken, valse verkiezingswaarnemingen en andere zaken kwamen, om dit land dat tot de slechtste ter wereld behoort op gebieden als corruptie en persvrijheid, een beter imago te geven?1
Het kabinet is op de hoogte van de berichtgeving over de zgn. «Azerbaijan Laundromat».
Heeft u kennisgenomen van het net verschenen rapport van Transparency International «In whose interest, analyzing how corrupt and repressive regimes seek influence and legitimacy through engagement with UK parliamentarians»?2
Het kabinet heeft kennis genomen van het Transparency International rapport «In whose interest, analyzing how corrupt and repressive regimes seek influence and legitimacy through engagement with UK parliamentarians».
Heeft u kennis genomen van de feiten in dat rapport, zoals:
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich dat mede naar aanleiding van de verklaring van Pieter Omtzigt en Frank Schwabe, die ondertekend werd door 137 parlementsleden, er uiteindelijk een onafhankelijk onderzoek kwam naar corruptie in de parlementaire assemblee van de Raad van Europa?3
Ja.
Herinnert u zich dat het rapport van de «Independent investigation body on the allegations of corruption within the Parliamentary Assembly» concludeerde: «The second concerned the actual use of money and other corruptive activities as a means of influencing various activities which were directly or indirectly seen as being in favour of Azerbaijan [...] As to the corruptive activities in favour of Azerbaijan, the Investigation Body established that there was a strong suspicion that certain current and former members of PACE had engaged in activity of a corruptive nature»?
Ja.
Heeft u kennis genomen van het feit dat de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa bezig is met een schoonmaak en ondertussen
Het kabinet is op de hoogte van de maatregelen die de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa heeft getroffen.
Herinnert u zich dat u zelf klip en klaar was over wie de enige hoofdverdachte was in deze omkopingszaak, toen u schreef: «Het rapport bevat belangrijke aanwijzingen voor betrokkenheid van Azerbeidzjan bij corruptie en andere onethische praktijken?»4
In het schriftelijk overleg (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1897), vastgesteld op 18 juli 2018, stelt het kabinet dat «het rapport belangrijke aanwijzingen bevat voor betrokkenheid van Azerbeidzjan bij corruptie en andere onethische praktijken.»
Bent u ervan op de hoogte dat Azerbaijan net als Nederland gewoon lid is van het comité van ministers van de Raad van Europa en dat dat comité nog geen enkel extern onderzoek gelast heeft of Azerbaijan schuldig is aan die omkoping?
Het is juist dat Azerbeidzjan net als Nederland lid is van het Comité van Ministers van de Raad van Europa en het Comité van Ministers geen extern onderzoek gelast heeft betreffende de aantijgingen van corruptie in de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa.
Herinnert u zich dat zowel het comité van ministers als de Nederlandse regering de hete aardappel doorschuiven aan GRECO, de Group of Member States Against Corruption, een organisatie binnen de Raad van Europa, gespecialiseerd in corruptiebestrijding?5 6
GRECO heeft aangegeven de aanbevelingen van de onderzoekscommissie te betrekken bij de monitoringsactiviteiten ten aanzien van Azerbeidzjan. GRECO is het orgaan binnen de RvE dat lidstaten monitort op het gebied van corruptie. Het ligt daarom voor de hand dat dit orgaan betrokken wordt bij de opvolging van het rapport. Het Kabinet hecht aan een serieuze opvolging en zal het verdere verloop nauwlettend volgen.
Bent u ervan op de hoogte dat GRECO prima werk aflevert, maar dat het aanbevelingen doet aan lidstaten en dat het dan aan de regering en instituties van de lidstaten is om opvolging te geven aan de aanbevelingen?
Het kabinet is op de hoogte van de werkwijze van GRECO. In de Raad van Europa ondersteunt de Nederlandse regering het werk van GRECO actief.
Deelt u de mening dat indien de corruptie van parlementariërs vanaf het hoogste niveau wordt aangestuurd, het erg onaannemelijk is dat zo’n collegiale toetsing enig effect zal hebben?
Het rapport van de «Independent investigation body on the allegations of corruption within the Parliamentary Assembly» heeft reeds de nodige informatie boven tafel gebracht en geleid tot concrete maatregelen binnen de Assemblee zelf. Binnen de Raad van Europa wordt daarnaast ook op andere vlakken opvolging gegeven aan dit rapport. Zo zal GRECO, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 9, de aanbevelingen van de onderzoekscommissie betrekken bij haar monitoringsactiviteiten. Ook organiseert Kroatië, dat als voorzitter van het Comité van Ministers een prioriteit heeft gemaakt van de bestrijding van corruptie, in samenwerking met GRECO op 15 en 16 oktober 2018 een conferentie over «Strengthening transparency and responsibility aimed at prevention of corruption». Daarbij komt vrijwel zeker ook de casus Azerbeidzjan ter sprake. Nederland steunt deze inzet van het Kroatische voorzitterschap.
Het kabinet verwelkomt de tot op heden genomen stappen. Dat heeft Nederland ook tot uitdrukking gebracht in een brief aan de Assemblee die werd ingediend door negen gelijkgezinde landen. In deze brief werd onder meer aangegeven dat de Raad van Europa gebonden is om elke vorm van corruptie binnen haar lidstaten tegen te gaan.
Het kabinet onderstreept dat corruptie een serieuze bedreiging vormt voor de kernwaarden van de Raad van Europa.
Bent u bereid om samen met medestanders in de Raad van Europa te pleiten voor een speciaal onafhankelijk en diepgravend onderzoek naar omkoping door Azerbaijan (en mogelijk andere landen) binnen de Raad van Europa?
Zie antwoord vraag 11.
Indien u daartoe niet bereid bent, hoe denkt u dan dat de waarheid rondom het omkopen boven tafel komt?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u aangeven wanneer het rapport over corruptie en in het comité van ministers besproken is en welke besluiten er tot nu toe genomen zijn?
Het rapport van de «Independent investigation body on the allegations of corruption within the Parliamentary Assembly» kwam uit op 22 april 2018. In het Comité van Ministers (CM) heeft op 2 mei 2018 een overleg plaatsgevonden met de toenmalige voorzitter van Assemblee, waarbij ook het rapport genoemd is. Naar aanleiding van de beraadslaging in het CM heeft de toenmalige Deense voorzitter van het CM, Anders Samuelsen, aan de voorzitter van de Assemblee in een brief d.d. 3 mei 2018 onderstreept dat het CM de aanpak van de beschuldigingen van omkoping zorgvuldig zal blijven volgen en waar nodig stappen zal overwegen.
Nederland is bereid om met EU partners in CM verband te onderzoeken welke verdere mogelijkheden er zijn om Azerbeidzjan aan te spreken. Voorts zet Nederland erop in dat het CM de bestrijding van corruptie in PACE ondersteunt, en nauw blijft volgen welke maatregelen er genomen worden.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen de reguliere termijn van drie weken beantwoorden?
Bovenstaande antwoorden zijn binnen de reguliere termijn verzonden.
Het bericht dat Hamas een militaire opleiding runt met UNRWA geld |
|
Raymond de Roon (PVV), Danai van Weerdenburg (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «UNRWA Complains About Funding While Training Children to Wage War»?1
Ja.
Kunt u aangeven welk bedrag uit het budget van de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen UNRWA van circa 1,2 miljard dollar wordt besteed aan Gaza en hoeveel scholieren in Gaza op UNRWA-scholen zitten?
Binnen het reguliere Programma Budget van UNRWA voor 2018 (760 miljoen dollar) is 300 miljoen dollar gebudgetteerd voor activiteiten in Gaza. Daarnaast heeft UNRWA binnen het emergency appeal 2018 voor de occupied Palestinian territory(399 miljoen dollar) 354 miljoen dollar gebudgetteerd voor Gaza. De uiteindelijke bestedingen zijn afhankelijk van de inkomsten op de beide programma’s. Er zitten ruim 270,000 scholieren op UNRWA scholen in Gaza.
Klopt het dat maar liefst 120.000 kinderen op UNRWA-scholen een militaire opleiding van Hamas volgen? Zo nee, om welk aantal gaat het dan?
Het kabinet heeft geen bewijs voor de claim uit het artikel of de film uit 2015 waar in het artikel naar verwezen wordt. UNRWA verleent geen medewerking aan de zomerkampen van Hamas en het kabinet ziet daarom ook geen aanleiding voor een onderzoek. Het kabinet verwijst u tevens graag naar de beantwoording op Kamervragen d.d. 15 augustus 2017 met kenmerk 2017Z10825.
Bent u bereid om binnen de VN te pleiten voor een uitgebreid onderzoek naar de wijze waarop Hamas UNRWA scholen en scholieren voor zijn politieke en militaire karretje spant?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om de jaarlijkse Nederlandse bijdrage aan UNRWA van circa 20 miljoen euro voorgoed stop te zetten? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht politisering van humanitaire hulp onwenselijk, conform eerdere communicatie met uw Kamer over dit onderwerp. Tijdens de recente zitting van de VN-Veiligheidsraad in New York d.d. 24 juli jl. benadrukten leden van de Veiligheidsraad wederom het belang van UNRWA als humanitaire en door de AVVN-gemandateerde VN-organisatie, en als belangrijke factor voor stabiliteit in de regio.
De gemiddelde bijdrage aan UNRWA bedroeg de afgelopen tien jaar 24,8 miljoen dollar per jaar. Het overzicht vanaf 2008 is volledigheidshalve hieronder opgenomen. De jaarlijkse algemene vrijwillige bijdrage aan UNRWA die in de BHOS-begroting is opgenomen bedraagt 13 miljoen euro. Gezien het humanitaire belang van UNRWA-activiteiten is het kabinet voornemens deze jaarlijkse bijdrage ook de komende jaren voort te zetten. Indien er aanleiding is voor een aanvullende bijdrage aan UNRWA, zoals ook afgelopen jaren het geval was, dan zal het kabinet een afweging maken binnen de bestaande afspraken over humanitaire hulp. Het kabinet zal uw Kamer daarover op de gebruikelijke wijze informeren. Het kabinet verwijst verder naar de antwoorden op Kamervragen met kenmerk 2018Z01121 d.d. 1 februari 2018 over dit onderwerp.
Totale Nederlandse Bijdrage aan UNRWA (in USD)
31.344.886
28.820.121
29.111.957
26.839.866
24.581.802
19.894.347
23.707.542
21.424.933
21.718.631
21.187.329
15.530.000
Nederlandse bijdrage per 30/08/2018.
Indien u de vorige vraag met «nee» heeft beantwoord, kunt u dan in ieder geval toezeggen dat Nederland (nadat uw collega Minister Kaag de Nederlandse bijdrage aan UNRWA eerder al versneld overmaakte) als vervolgstap in ieder geval géén extra financiële bijdrage zal leveren om het gat in de UNRWA begroting te dichten?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat de president van het Venezolaanse Hooggerechtshof in Nederland was |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Moreno en La Haya: El reto es una justicia imparcial»?1
Ja.
Klopt het dat Maikel Moreno, president van het Venezolaanse Hooggerechtshof, onlangs in Nederland was voor de viering van het twintigjarig bestaan van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof in Den Haag?
Ja, dit klopt.
Met welk doel was de heer Moreno uitgenodigd om bij deze viering te spreken?
De heer Moreno was aanwezig bij de viering van 20 jaar Statuut van Rome op het Internationaal Strafhof. Dit was formeel een bijeenkomst van de Assembly of States Partieswaarvoor alle verdragspartijen van het Internationaal Strafhof waren uitgenodigd. Iedere verdragspartij bepaalt zelf wie het als vertegenwoordiger naar een dergelijke bijeenkomst stuurt. De heer Moreno was dan ook niet persoonlijk uitgenodigd, maar door Venezuela aangewezen als vertegenwoordiger bij deze gelegenheid. Het Strafhof heeft vervolgens aan Nederland als gastland van het Internationaal Strafhof gevraagd een uitzondering te maken wegens de viering van 20 jaar Statuut.
Welke boodschap is door de heer Moreno uitgedragen tijdens deze viering en hoe verhoudt zich dit tot de huidige ontwikkelingen in Venezuela?
De heer Moreno heeft, net als andere aanwezige hoogwaardigheidsbekleders, gesproken tijdens de viering. Hierin heeft hij onder andere gemeld dat het Statuut van Rome niet gebruikt dient te worden voor binnenlandse aangelegenheden. Hiermee lijkt hij te doelen op het vooronderzoek dat gestart is door de aanklager van het Internationaal Strafhof naar de situatie in Venezuela. De beslissing om al dan niet een formeel onderzoek te openen naar de situatie in Venezuela wordt genomen door de Aanklager en getoetst door het Hof.
De heer Moreno sprak ook over de Venezolaanse Grondwet, waarin democratie, gelijkheid en mensenrechten gewaarborgd zijn. Het kabinet is echter van mening dat de democratie hersteld moet worden. Het Venezolaanse parlement is buitenspel gezet, de meest recente verkiezingen zijn niet vrij en eerlijk verlopen en mensenrechten staan zwaar onder druk.
Klopt het dat Nederland de aanwezigheid van de heer Moreno bij de betreffende viering van het Internationaal Strafhof gefaciliteerd heeft?
De Europese Unie heeft een sanctielijst opgesteld vanwege de ondermijning van de democratie en schending van mensenrechten in Venezuela. Op deze lijst staan achttien Venezolaanse hoogwaardigheidsbekleders, waaronder de heer Moreno. De lidstaten van de Europese Unie zijn overeengekomen dat reisbeperkingen een onderdeel zijn van het sanctiebeleid tegen deze Venezolaanse hoogwaardigheidsbekleders. In beginsel is Nederland daarmee gehouden aan het ontzeggen van toegang tot het grondgebied van Nederland, tenzij een van de uitzonderingen van toepassing is zoals genoemd in artikel 6 lid 3, lid 4 en lid 6 van Besluit (GBVB) 2017/2074 van de Raad van 13 november 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela.
Het Strafhof heeft aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd om een uitzondering te maken wegens de viering van 20 jaar Statuut.
Op grond van het Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Koninkrijk der Nederlanden, was Nederland als gastland verplicht om de heer Moreno toegang te verlenen tot Nederlands grondgebied. Deze uitzondering op grond van het internationaal recht is voorzien in artikel 6 lid 3 onder a van Besluit (GBVB) 2017/2074. De Europese Unie is over het besluit tot vrijstelling van de inreisbeperkingen van de betreffende persoon geïnformeerd.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in contact met de Venezolaanse autoriteiten uitdrukkelijk aangegeven de sancties te zullen handhaven en dat de heer Moreno alleen kon deelnemen aan activiteiten die door het Strafhof werden georganiseerd.
Klopt het dat de heer Moreno momenteel op de Europese sanctielijst staat? Zo ja, waarom staat hij op deze lijst? Waarom is zijn aanwezigheid door Nederland toegestaan dan wel gefaciliteerd?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bekend met het bericht «State Department Silent on MH17 Anniversary Following Trump-Putin Firestorm»?1
Ja.
Kunt u aangeven of en in hoeverre het onderzoek naar de daders van MH17 aan de orde is gekomen tijdens de top tussen de Amerikaanse president Trump en Russische president Poetin in Helsinki van 16 juli jl.?
Het ministerie heeft een verslag op hoofdlijnen ontvangen. Zoals de Kamer bekend kunnen op basis van bondgenootschappelijke afspraken geen mededelingen worden gedaan over door bondgenoten vertrouwelijk gedeelde informatie.
Heeft het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken een verslag van de ontmoeting in Helsinki ontvangen van onze Amerikaanse bondgenoten? Zo ja, kunt u dit verslag op korte termijn delen met de Kamer?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe waardeert u het feit dat het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken de verklaring over de ramp met MH17 zou hebben ingetrokken dan wel afgezwakt?2 Kunt u aangeven hoe dit bericht zich verhoudt tot de heldere verklaring van de G7-landen van 15 juli jl?3
Er bestaat geen enkele twijfel over de steun van de VS voor de inzet van het kabinet. De Verenigde Staten steunt de inspanning om waarheidsvinding en gerechtigheid te bewerkstellingen ten aanzien van MH17 volledig.
De VS heeft op 18 juli verklaard, bij monde van de woordvoerder van Secretary of State Pompeo dat er geen verandering is in het standpunt van de VS met betrekking tot MH17.
De Verenigde Staten hebben op zowel 24 als 25 mei jl. twee verklaringen afgegeven waarin ze de conclusies van het JIT volledig onderschrijven én de stap van Nederland en Australië om Rusland aansprakelijk te stellen ten zeerste ondersteunen. Daarna heeft de VS als lid van de G7 een verklaring afgegeven op 16 juli waarin de G7 Rusland oproept om onmiddellijk in goed vertrouwen te engageren met Nederland en Australië ten einde de schendingen van het internationaal recht te beantwoorden. Deze oproep is herhaald door de VS na afloop van de bilaterale ontmoeting met Australië op 24 juli jl.
Kunt u aangeven of deze berichten een verandering duiden in de Amerikaanse houding ten aanzien van haar steun voor het JIT?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe waardeert u de uitspraken van de Amerikaanse ambassadeur Pete Hoekstra van 5 juni jl. dat Nederland zich agressiever moet opstellen ten opzichte van Rusland in het MH17-dossier na de mogelijke intrekking van de Amerikaanse verklaring over de ramp met MH17? In hoeverre verhouden de woorden van ambassadeur Pete Hoekstra dat Nederland de Russen verantwoordelijk moet houden, zich met de eerder genoemde verklaring van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en de ontmoeting in Helsinki?4
Het kabinet heeft op 25 mei jl. besloten om Rusland aansprakelijk te stellen voor zijn aandeel in het neerhalen van MH17. Het wacht het antwoord van Rusland af en loopt niet vooruit op mogelijke volgende stappen. Zoals gesteld in antwoord op vraag 4 en 5 kan Nederland daarbij rekenen op volledige steun van de VS.
Kunt u een appreciatie geven over de uitspraken van het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken waarbij Rusland het onderzoek naar het neerhalen van MH17 schandalig noemt?5
De ongefundeerde kritiek van Rusland is bekend en is de afgelopen jaren bij verschillende gelegenheden, waaronder de speciale zitting van de VN Veiligheidsraad op 29 mei jl., weersproken.
Het bericht ‘Woede over nieuwe kans voor enkelbandknipper’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht in de Telegraaf over een persoon die de gevangenis verlaat met een enkelband?1
Deze vragen zijn beantwoord bij brief van 11 september.2
Hoe is het mogelijk dat deze crimineel, die eerder zijn enkelband heeft doorgeknipt, nu wederom een enkelband opgelegd krijgt en niet als straf langer in de cel moet zitten?
Zie antwoord vraag 1.
Beseft u dat het een klap in het gezicht is van de nabestaanden dat u deze moordenaar eindeloos kansen blijft geven?
Ik realiseer me dat deze zaak een grote impact kan hebben op de nabestaanden en vragen bij hen kan oproepen. De rechter heeft zich over de vraag gebogen of de voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege zou moeten worden gelaten, en heeft hier niet toe besloten.
De rechter maakt daarbij een afweging van alle betrokken belangen, inclusief die van nabestaanden. De nabestaanden zijn geïnformeerd over het voorwaardelijk vrijkomen van de veroordeelde.
Bent u bereid de wet zodanig te veranderen dat criminelen die zeer ernstige geweldsmisdrijven hebben gepleegd niet meer met een enkelbandje de maatschappij in worden gestuurd, maar zo lang mogelijk in de cel blijven? Zo ja, per wanneer? Zo nee, beseft u dat u dan de Minister bent die aan de kant van de daders staat in plaats van de slachtoffers?
Nee. Ik zet mij, met de Minister van Justitie en Veiligheid, in voor vermindering van recidive. Bijzondere voorwaarden en een goede controle op de naleving hiervan dragen daar, door hun vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende karakter, aan bij. De reclassering spant zich maximaal in om risico’s te beheersen en iemands gedrag in positieve zin te beïnvloeden. Ter controle van een opgelegd gebiedsgebod of -verbod kan hierbij gebruik worden gemaakt van een enkelband.
Daarnaast sta ik voor een sterke positie van het slachtoffer en een zorgvuldig en eerlijk strafproces. Als de rechter van oordeel is dat geen grond meer aanwezig is om iemands vrijheid te benemen, dient een veroordeelde in vrijheid te worden gesteld. Voor de plannen van dit kabinet om de positie van het slachtoffer verder te versterken, verwijs ik naar mijn meerjarenagenda slachtofferbeleid.3
Overeenkomstig het Regeerakkoord wordt gewerkt aan een wetsvoorstel waarin wijzigingen worden voorgesteld aangaande de voorwaardelijke invrijheidstelling. Het voorstel voorziet in het maximeren van de periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling en het vervallen van het van rechtswege toekennen van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Ik verwacht dat wetsvoorstel dit najaar bij uw Kamer te kunnen indienen.
Het bericht ‘Geen landelijk systeem voor aanpak agressie in Openbaar Vervoer (OV)’ |
|
Roy van Aalst (PVV) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Geen landelijk systeem voor aanpak agressie in OV»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een koppeling van gegevens van incidentregistratie tussen vervoerders onderling en met de politie zal bijdragen aan risicogestuurd handhaven van de veiligheid in het OV?
Ik onderschrijf de bevindingen van het rapport «Een gezamenlijk systeem?» van onderzoeksbureau DSP-groep. De onderzoekers geven aan dat één systeem bijdraagt aan een landelijk totaalbeeld over sociale veiligheid, inzicht geeft in incidenten, concessie-overstijgende punten in kaart brengt en dat het structurele overlegvormen bevordert. Hierover heb ik u in mijn Kamerbrief van 5 juli jl. geïnformeerd. Het rapport was hier bijgevoegd.
Bent u bereid om er bij uw collega van het ministerie Justitie en Veiligheid op aan te dringen dat er een aanspreekpunt komt voor (regionale) vervoerders bij de politie?
Ik ben hiertoe bereid en heb dit voor u nagevraagd. De Minister van Justitie en Veiligheid (JenV) heeft aangegeven dat door de politie momenteel wordt bezien op welke wijze hier, uitgaande van de bestaande landelijke structuur van de politie, invulling aan kan worden gegeven passend bij de (regionale) situatie van de vervoerders. De Minister van JenV zal uw Kamer bij gelegenheid hierover nader informeren.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat de informatie over de incidenten bij de Nederlandse Spoorwegen (NS) ook met regionale vervoerders gedeeld wordt?
Ik ben hiertoe bereid en heb dit voor u nagevraagd. NS vindt, net als alle andere partijen in de ov-sector, het verbeteren van sociale veiligheid belangrijk en is altijd bereid hierin samen te werken. Daarom deelt NS incidentgegevens met haar veiligheidspartners in lokale veiligheidsarrangementen. Ook regionale vervoerders maken deel uit van dit overleg. Een voorbeeld is het convenant sociale veiligheid in ov-oost (samenwerkingsverband van vervoerders en decentrale overheden in de provincies Flevoland, Gelderland en Overijssel). Incidentgegevens worden ook met elkaar gedeeld in het kader van het Actieprogramma Sociale Veiligheid.
Bent u bereid om bij de NS, het GVB (Amsterdam), de Rotterdamse Electrische Tram N.V. (RET) en de Haagsche Tramweg-Maatschappij (HTM), tekst en uitleg te geven waarom een landelijk systeem belangrijk is voor de veiligheid van de reiziger, ondanks dat het aan deze specifieke partijen weinig nieuwe informatie verschaft?
Regelmatig spreek ik met NS, stadsvervoerders, streekvervoerders, vakbonden, decentrale overheden, politie en JenV in het kader van het integraal Actieprogramma Sociale Veiligheid. In het laatste overleg hebben wij de conclusies van het onderzoeksbureau (zie antwoord vraag 2) gedeeld en besproken. Dit heb ik ook in voornoemde Kamerbrief vermeld. Belangrijke conclusie van de onderzoekers is dat commitment van alle partijen een voorwaarde is. Bij het merendeel van de partijen is het commitment voor een landelijk systeem nu niet aanwezig. De wil om samen te werken is er wel en er wordt wel degelijk informatie uitgewisseld.
Bent u bereid om alsnog een landelijk systeem in te voeren en om zodoende recht te doen aan de twee aangenomen moties1 over het koppelen van incidenten- en politiegegevens en over het komen tot één landelijk werkend en geïntegreerd data-analysesysteem?
Zoals ik heb aangegeven in de Kamerbrief van 5 juli jl., zal ik, mede namens de Minister van JenV, bij de politie en vervoerders verkennen hoe de beoogde doelen van het systeem bereikt kunnen worden op een wijze die op meer draagvlak kan rekenen. Uit het rapport van het onderzoeksbureau DSP-groep blijkt dat de behoefte aan een landelijk data-analysesysteem alleen bij streekvervoerders en enkele regionale politie-eenheden leeft. Andere stakeholders geven aan al goed genoeg zicht te hebben om hun eigen en gezamenlijke inzet te bepalen, zij zien geen meerwaarde in zo’n systeem. Als alternatief geeft het onderzoeksbureau het uitwisselen van gegevens over incidenten en cijfers in de vorm van landelijke en regionale standaard rapportages en structurele gesprekken. Samen met andere partijen ga ik deze mogelijkheden verkennen.
Het bericht ‘Banken ontdekken driehonderd mogelijke terrorismebetalingen’ |
|
Roald van der Linde (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Banken ontdekken driehonderd mogelijke terrorismebetalingen»?1
Ja
Kunt u meer informatie geven over de beschreven proef? Wat zijn de precieze resultaten? Hoe vaak wordt een dergelijke proef gedaan en wat zijn de ervaringen?
Voor het voorkomen en bestrijden van terrorisme is het tegengaan van terrorismefinanciering cruciaal, het maakt er ook integraal onderdeel vanuit. Belangrijke wettelijke verplichtingen in de aanpak van terrorismefinanciering zijn neergelegd in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Op grond van de Wwft zijn nader bepaalde instellingen, waaronder financiële
instellingen, verplicht ongebruikelijke transacties die verband kunnen houden met het financieren van terrorisme te onderkennen en deze te melden aan de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-Nederland).
De proef, zoals beschreven in de NRC van 6 juli 2018, heeft ten doel publiek-private samenwerking te bewerkstelligen ten behoeve van het voorkomen en opsporen van terrorismefinanciering in het belang van de bescherming van de integriteit van de financiële sector. In de Taskforce Terrorismefinanciering werken het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie, de FIU-Nederland en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst daartoe samen met private partijen, te weten vier grootbanken en een verzekeringsmaatschappij.
Door het delen van politiegegevens van subjecten die in verband kunnen worden gebracht met (de financiering van) terrorisme worden voornoemde private partijen beter in staat gesteld ongebruikelijke transacties met betrekking tot de financiering van terrorisme te identificeren en te melden aan de FIU-Nederland. Voor de publieke partijen dragen meldingen van ongebruikelijke transacties na analyse en verdacht-verklaring door de FIU-Nederland bij aan het voorkomen en opsporen van terrorisme en de financiering daarvan. Het is derhalve voor beide partijen van belang om zo gericht mogelijk ongebruikelijke transacties te detecteren, en daar is de proef primair op gericht.
Deze publiek-private samenwerking is ingericht in het kader van het Financieel Expertise Centrum (FEC)2 en neergelegd in een Convenant3. Het betrof een proef met een looptijd van een jaar. Op dit moment is dit de enige proef waarin op deze manier publiek-private samenwerking plaatsvindt binnen het FEC.
In één jaar tijd zijn binnen de Taskforce Terrorismefinanciering zo’n 300 ongebruikelijke transacties gemeld bij de FIU-Nederland. Ruim 60% van deze meldingen van ongebruikelijke transacties zijn door de FIU-Nederland verdacht verklaard en aan diverse (bijzondere) opsporingsinstanties, inlichtingen- en veiligheidsdiensten verstrekt. Dat zijn aanzienlijke aantallen. Hieruit blijkt dat door het delen van subject gerelateerde informatie financiële instellingen gerichter kunnen zoeken naar ongebruikelijke transacties met betrekking tot de financiering van terrorisme en de kwaliteit van de meldingen fors is toegenomen. Het doel van de proef in de Taskforce Terrorismefinanciering is hierdoor op succesvolle wijze behaald. Zeer recent is binnen de FEC-raad besloten de proef met een jaar te verlengen, tot juli 2019.
Hierbij zij opgemerkt dat deze wijze van publiek-private samenwerking internationaal als vooruitstrevend wordt gezien. Ook de Financial Action Task Force stimuleert publiek-private samenwerking op het terrein van de bestrijding van terrorismefinanciering; de proef vervult hier een voorbeeldfunctie.
Artikel 20 Wpg biedt een grondslag voor het delen van politiegegevens door opsporingsdiensten met externe partners ten behoeve van een samenwerkingsverband waarin zij participeren, voor zover dit met het oog op een zwaarwegend algemeen belang noodzakelijk is en in overeenstemming met het bevoegd gezag, voor onder meer het voorkomen en opsporen van strafbare feiten. De uitwisseling van politiegegevens binnen de Taskforce Terrorismefinanciering is op deze grondslag gebaseerd.
Binnen de Taskforce Terrorismefinanciering is onder meer sprake van een bilaterale informatie-uitwisseling tussen de private partners. Het delen van informatie door meerdere private partijen onderling (multilateraal) is van belang om de effectiviteit en efficiëntie binnen de eigen systemen te vergroten en met elkaar bepaalde relevante transacties te identificeren en in kaart te brengen. Private partijen kunnen de relevante informatie momenteel nog niet multilateraal uitwisselen. Dit is wenselijk, omdat daarmee de kwaliteit van de meldingen verder wordt vergroot. De mogelijkheden voor het kunnen delen van informatie tussen de betrokken private partijen onderling, alvorens een melding van een ongebruikelijke transactie wordt gedaan, worden thans verkend.
Hoe verloopt de samenwerking tussen de (opsporings)autoriteiten en financiële instellingen? Kunnen instellingen makkelijk aan de gevraagde informatie voldoen, of zit er soms wetgeving in de weg?
Zie antwoord vraag 2.
Biedt de wet voldoende mogelijkheden om informatie effectief en efficiënt te delen met, bijvoorbeeld, financiële instellingen? Is de wet hier niet te rigide, bijvoorbeeld het in het artikel genoemde artikel 20 van de Wet politiegegevens?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toezeggen de Kamer op de hoogte te houden van de uitkomsten van proeven waarbij informatie gedeeld wordt met private partijen om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan? Kunt u de Kamer eveneens op de hoogte houden als dergelijke proeven leiden tot nieuwe of effectievere manieren van opsporing?
Uw Kamer wordt regelmatig geïnformeerd over de voortgang van initiatieven op het gebied van het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering. Nieuwe ontwikkelingen worden dan ook zeker gedeeld met uw Kamer.
Kunt u meer vertellen over de in het artikel beschreven juridische risico’s rond deze proef? Op welke wetgeving zou deze proef mogelijk kunnen botsen? Hoe wordt voorkomen dat deze proef hetzelfde traject verloopt als de beschreven proef uit 2016?
De eerdere proef uit 2016 waarbij FIU-Nederland subject-gerelateerde informatie wilde verstrekken was in eerste instantie niet gebaseerd op een correcte rechtsbasis van de Wpg, omdat het betreffende artikel niet van toepassing was op de FIU-Nederland. Door een tijdelijke machtiging4 is later alsnog in een correcte rechtsgrond voorzien. Nadien is de publiek-private samenwerking op het terrein van het tegengaan van terrorismefinanciering binnen de Taskforce Terrorismefinanciering verder vorm gegeven, met inachtneming van de Wpg.
Deelt u de mening dat dergelijke proeven, die (kunnen) leiden tot effectievere opsporing van witwassen en terrorismefinanciering, op alle mogelijke wijzes ondersteund zouden moeten worden? Bent u bereid om dergelijke proeven meer juridische ruimte te geven, en – indien noodzakelijk – de mogelijkheden te verruimen om een dergelijke proef weer toe te staan, mocht hij toch op juridische obstakels stuiten?
Als proeven met gegevensuitwisseling, zoals de onderhavige proef binnen het FEC in de Taskforce Terrorismefinanciering, meerjarig succesvol blijken te zijn, dan kunnen deze, als daarvoor voldoende draagvlak bestaat bij de betrokken partijen, blijvend worden ondersteund. Indien de uitvoering van bepaalde proeven juridische vraagstukken oproepen, wordt in overleg getreden met de betrokken partijen om dergelijke vraagstukken te bezien. De voorgenomen Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden kan mogelijk een grondslag bieden voor meer structurele vormen van gezamenlijke gegevensverwerking ten behoeve van de bestrijding van terrorisme(financiering) waaraan ook private partijen deelnemen. Het desbetreffende wetsvoorstel is onlangs in internetconsultatie geweest, inmiddels worden de adviezen verwerkt.
Het onderzoek naar de onveilige situatie van sekswerkers |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de bevindingen van de onderzoekers van SOA Aids Nederland, het Aidsfonds en Proud over de onveilige situatie van sekswerkers?1
Elke vorm van geweld keur ik af en vraagt om stevig optreden. Sekswerkers moeten zich in onze maatschappij beschermd weten en voelen.
Kunt u per aanbeveling een reactie geven en daarbij aangeven in hoeverre u er uitvoering aan zult geven?
Het onderzoek van SOA Aids Nederland in samenwerking met PROUD is uitgevoerd in het kader van de motie Van Tongeren (GL) en Swinkels (D66) over de versterking van de maatschappelijke positie van sekswerkers.2 Ter uitvoering van deze motie verwacht ik op korte termijn tevens een onderzoek van het WODC over de maatschappelijke positie van sekswerkers. Zodra ik laatstgenoemd onderzoek heb ontvangen bied ik uw Kamer beide onderzoeken aan. Ik zal de uitkomsten en aanbevelingen van de rapporten bespreken met de verschillende betrokken actoren en aan de hand daarvan bezien of er aanvullende maatregelen nodig zijn om sekswerkers beter tegen geweld te beschermen en hun positie te versterken. Daaropvolgend ontvangt u dit najaar een inhoudelijke reactie op beide onderzoeken.
Wanneer bent u van plan het wederom gewijzigde wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijden misstanden seksbranche aan de Tweede Kamer te sturen?2 In hoeverre zal dit wetsvoorstel bijdragen aan meer mogelijkheden voor sekswerkers op een veilige manier legaal hun werk te doen?
De aanpassing van het Wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche wordt na de zomer in consultatie gebracht. Uitgangspunt van het wetsvoorstel is het reguleren van de branche om zo misstanden tegen te gaan en sekswerkers een veilige en gezonde werkomgeving te bieden. Het wetsvoorstel zal daarom zo worden ingericht dat het sekswerkers de mogelijkheid biedt om op een veilige manier legaal hun werk te kunnen doen.
Het bericht 'Politie: witwassen via boot is kinderspel' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Politie: witwassen via boot is kinderspel»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Hoe is het mogelijk dat er nog steeds geen registratieplicht is voor boten, terwijl de politie hierover al in 2015 aan de bel trok?
Er is geen verplichte algemene registratie van boten (pleziervaartuigen) in Nederland. Wel is, onder andere op grond van het toezichtsignaal van de politie, de registratieplicht voor snelle motorboten op basis van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) begin dit jaar aangepast op met name eigendomskenmerken.2 De eigenaar van een motorboot die sneller kan varen dan 20km/uur moet bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) een registratienummer aanvragen, dat zichtbaar met plakletters aan weerszijden van de boot moet worden aangebracht. Hiermee zijn snelle motorboten als zodanig te herkennen. Deze herkenning is wenselijk uit oogpunt van verkeersveiligheid, bijvoorbeeld ter controle van het bezit van een vaarbewijs.
Door de aanpassing van de registratieplicht is de betrouwbaarheid van het systeem toegenomen. Ook worden de gegevens over de eigenaar met meer zorgvuldigheid opgenomen.
Er bestaat daarnaast een registratieplicht bij het op de markt brengen van pleziervaartuigen op grond van de EU richtlijn (2013/53/EU). Bij de laatste revisie in 2013 is gepleit voor het opnemen van een eigendomsregistratie, maar hiertoe is destijds nadrukkelijk niet besloten.
Bent u het eens met het standpunt geuit door de politie dat de Nederlandse overheid door de gebrekkige regels, dan wel de afwezigheid van regels, «mede debet is aan deze vorm van fraude en witwassen»? Zo ja, gaat u dan per direct voor de nodige wetgeving, dan wel aanpassing van wetgeving zorgen, bijvoorbeeld als onderdeel van uw aangekondigde Ondermijningswet, zodat deze situatie zo spoedig mogelijk tot het verleden behoort? Zo nee, waarom niet?
Het bestrijden van witwassen en het afpakken van crimineel vermogen is een belangrijk thema bij de aanpak van alle vormen van criminaliteit met een financieel oogmerk, waaronder ook fraude. Ook bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit is dit een belangrijk thema. Het bestuurlijk signaal van de politie over het frauderen en witwassen met pleziervaartuigen is destijds dan ook opgepakt en besproken met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat die verantwoordelijk is voor het bestaande registratiesysteem voor snelle motorboten en de recente aanpassing van dit systeem. Naar aanleiding van het bestuurlijk signaal is bekeken welke maatregelen konden worden genomen om witwassen en fraude met pleziervaartuigen, zoals gesteld in het bestuurlijk signaal, te bestrijden. Na het bestuurlijk signaal is, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, het bestaande registratiesysteem voor snelle motorboten, op grond van het Binnenvaartpolitiereglement, verbeterd.
Het verbeterde systeem is sinds begin dit jaar in werking. Een evaluatie volgend jaar moet duidelijk maken of de verbeteringen uit oogpunt van de politie voldoende zijn.
Seksueel misbruik binnen de gemeenschap van Jehova’s Getuigen |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Michiel van Nispen (SP), Kathalijne Buitenweg (GL), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Is het waar dat tenminste een vijftal slachtoffers aangifte van seksueel geweld binnen de Jehova’s Getuigen heeft gedaan?1 Zo nee, wat is er dan niet waar? Heeft u een actueel overzicht van het aantal aangiftes?
Ja, dat bericht is juist.
Bieden deze aangiftes aanknopingspunten voor nader onderzoek naar de gemeenschap van Jehova’s Getuigen? Zo ja, in welke fase bevindt het onderzoek zich? Zo nee, waarom niet?
Er is sprake van lopend strafrechtelijk onderzoek, dat kan resulteren in vervolging en berechting. Ik kan daar geen mededelingen over doen.
Herkent u het beeld dat slachtoffers die aangifte hebben gedaan of overwegen, bij de politie een gebrek aan kennis over de organisatiestructuur van de Jehova’s Getuigen ervaren? Zo ja, wat gaat u doen teneinde er voor te zorgen dat die kennis wel ontstaat? Acht u het bijvoorbeeld wenselijk dat aangiftes gebundeld gaan worden? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit beeld herken ik niet. Het kan wel zijn dat een individuele politiemedewerker in eerste aanleg niet op de hoogte is van de organisatiestructuur van de Jehova’s Getuigen. Echter, na een melding dan wel na een informatief gesprek, zal alle noodzakelijke informatie ten behoeve van het onderzoek worden vergaard (dus ook over de organisatiestructuur van de betreffende religieuze instelling). De Stichting Reclaimed Voices heeft de politie en het OM ook van informatie over de Jehova’s Getuigen voorzien.
Politie en het OM kunnen vanuit hun professionaliteit en kennis inschatten of het wenselijk is aangiftes te bundelen. Dit is een operationele beslissing, het is niet aan mij hier een oordeel over te hebben. Overigens, in de praktijk gaat men hier terughoudend mee om.
Worden de aangiften, die slachtoffers van seksueel geweld binnen de Jehova’s Getuigen in verschillende regio’s doen, landelijk geregistreerd? Zo nee, waarom niet?
Ja, er is landelijk zicht op de aangiften die in de verschillende regio’s zijn gedaan.
Bij het Openbaar Ministerie (OM) zijn de aangiften zorgvuldig in behandeling genomen door gespecialiseerde zedenofficieren in de regio’s. Daarbij is oog voor de context van de zaken.
Op welke wijze gaat u er voor zorgen dat de aangiften die zijn gedaan accuraat worden opgepakt, met de juiste kennis van zaken van de bijzondere context, op een wijze die voldoende recht doet aan het mogelijk bredere probleem dan uit individuele aangiftes blijkt?
Zie antwoord vraag 4.
Kent u ook de signalen dat Jehova’sGetuigen zich beroepen op het verschoningsrecht? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken welke rol het verschoningsrecht gaat spelen indien het tot een verruiming van de aangifteplicht komt? Kan het «verschoningsrecht van de geestelijke» zo ver reiken dat een heel kerkgenootschap zich kan beroepen op dat verschoningsrecht?
Ja, die signalen zijn bekend bij het OM. Het gaat echter om een beperkt aantal gevallen.
Met betrekking tot het verschoningsrecht kan het volgende worden opgemerkt. Op grond van artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering komt onder andere aan geestelijken een verschoningsrecht toe. Het verschoningsrecht komt toe aan individuen en niet aan organisaties. Een kerkgenootschap kan dus geen beroep doen op het verschoningsrecht. Het verschoningsrecht van artikel 218 Sv komt niet toe aan iedere aanhanger van een geloof, maar slechts aan «geestelijken». De volgende omstandigheden spelen een rol bij de beantwoording van de vraag of iemand een «geestelijke» voor het doel van artikel 218 Sv is: of de betreffende persoon een opleiding tot geestelijke heeft afgerond (vereiste van specifieke deskundigheid en algemeen aanvaarde normen over uitoefening), of hij leiding geeft aan een geloofsgemeenschap, of hij door een geloofsgemeenschap als geestelijke wordt aangemerkt, of hij geestelijke werkzaamheden verricht en of die werkzaamheden een duurzaam karakter dragen. Het verschoningsrecht strekt zich bovendien slechts uit over bepaalde informatie. Er kan alleen een succesvol beroep op het verschoningsrecht worden gedaan als sprake is van informatie die verband houdt met een in het algemeen belang noodzakelijke hulpverleningstaak waarvoor een geheimhoudingsplicht geldt. Daarbij kan ten aanzien van geestelijken worden gedacht aan het verlenen van bijstand aan een gelovige in geestelijke nood. Als informatie verband houdt met andere werkzaamheden of activiteiten, dan zal een beroep op het verschoningsrecht niet worden gehonoreerd. De beoordeling of iemand een succesvol beroep kan doen op een verschoningsrecht is uiteindelijk aan de rechter. Gelet op de samenhang tussen de aangifteplicht en het verschoningsrecht zal dit aspect bij het onderzoek naar uitbreiding van de aangifteplicht betrokken worden.
Bent u er van op de hoogte dat volgens interne instructies (zie de brief van 1 september 2017 aan alle ouderlingen) informatie over Jehova’s getuigen die van seksueel kindermisbruik beschuldigd zijn (vastgesteld of niet) in een envelop moet worden gedaan met daarop de naam van de persoon en de vermelding «niet vernietigen»? Bent u er tevens van op de hoogte dat deze envelop in een vertrouwelijk archief bewaard moet blijven en dat deze informatie ook van personen wordt bijgehouden die geëxcommuniceerd zijn? Zo ja, in hoeverre is hier sprake van het verwerken van persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten zoals bedoeld in artikel 10 van de AVG? Is het voor Jehova’sGetuigen toegestaan deze gegevens te verwerken? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Ja, van die interne instructies heb ik kennis genomen. De Jehova’s Getuigen verwerken persoonsgegevens van aangeslotenen en vallen daarmee onder het regime van de AVG. Dit betekent dat zij zelf de verantwoordelijkheid dragen voor het voldoen aan de eisen die de AVG stelt aan het verwerken van hun persoonsgegevens. De verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens zoals gegevens over gezondheid, gegevens met betrekking tot iemands seksueel gedrag of seksuele gerichtheid is verboden. Een uitzondering op dit verbod geldt voor de verwerking van gegevens over bijvoorbeeld seksueel gedrag of seksuele gerichtheid door een stichting, een vereniging of andere instantie zonder winstoogmerk die op politiek, levensbeschouwelijk, godsdienstig of vakbondsgebied werkzaam is. Dat is ingevolge artikel 9, tweede lid, onder d, mogelijk als het past binnen haar gerechtvaardigde activiteiten en als dat met passende waarborgen omgeven is. Persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten mogen ingevolge artikel 10 van de AVG alleen worden verwerkt onder toezicht van de overheid. Of sprake is van de verwerking van dergelijke persoonsgegevens door de Jehova’s Getuigen kan ik niet opmaken uit de interne instructie van 1 september 2017. De Autoriteit Persoonsgegevens is de onafhankelijke toezichthouder die de bescherming van persoonsgegevens bevordert en bewaakt en toeziet op de toepassing van de AVG.
Toenemende agressie tegen gevangenispersoneel |
|
Kathalijne Buitenweg (GL), Michiel van Nispen (SP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht dat gevangenispersoneel regelmatig wordt geschopt, geslagen, bedreigd en gediscrimineerd en dat veel cipiers door werkdruk en onderbezetting voor hun veiligheid vrezen?1 Zo ja, wat vindt u van dit bericht?
Ja, ik ben bekend met het bericht. Op ongewenst gedrag van gedetineerden moet altijd een gepaste sanctie volgen, zodat zij worden gecorrigeerd en worden aangezet tot een gedragsverandering. Op niet te tolereren gedragingen volgen disciplinaire straffen. Voorbeeld van een dergelijke gedraging is het plegen van fysieke agressie. Ik tolereer niet dat het personeel te maken krijgt met geweld of agressie door gedetineerden.
Kunt u aangeven hoe het precies gesteld is met de werkdruk? Klopt het dat penitentiair inrichtingswerkers regelmatig 55 gedetineerden onder hun hoede moeten nemen? Hoe vaak wordt de norm van 2 personeelsleden op 24 gedetineerden niet gehaald? Wat vindt u aanvaardbaar en hoe denkt u dat niveau van werkdruk in penitentiaire inrichtingen te bereiken?
Uit de Medewerkerstevredenheidsonderzoeken (MTO) die binnen het gevangeniswezen zijn uitgevoerd, blijkt dat de scores op het gebied van werkdruk stabiel zijn. De score op werkdruk was in 2017, 2015 en 2011 hetzelfde, te weten 5,9 op een schaal van 1 tot 10. Hieruit blijkt niet dat de door het personeel ervaren werkdruk toeneemt. Wel is sprake van een lichte achteruitgang in de «emotionele gevolgen van werkstress». In alle penitentiaire inrichtingen (PI’s) zijn de uitkomsten van het MTO besproken met het management, de medewerkers en de lokale ondernemingsraad en voorzien van een plan van aanpak.
De algemene richtlijn ten aanzien van de inzet van inrichtingswerkers voor reguliere gedetineerden is dat er op elke 24 uitgesloten gedetineerden 2 penitentiaire inrichtingswerkers aanwezig zijn. Van deze norm kan naar boven en naar beneden worden afgeweken. Bij gedetineerden die meer zorg of toezicht nodig hebben, wordt meer personeel ingezet. In het kader van de persoonsgerichte aanpak is het mogelijk dat gedetineerden die eigen verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie en goed gedrag tonen, terecht komen in een plus-programma met een uitgebreider dagprogramma. In de handleiding Dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat (DBT) is opgenomen dat hierbij van de personeelsnorm worden afgeweken. In de praktijk blijft deze dicht bij de norm van 2 op 24, en komt de verhouding nooit uit boven de grens van 2 op 30.
Bij bepaalde activiteiten kan ook een andere norm gelden. Bij luchten geldt bijvoorbeeld dat er 3 personeelsleden op 48–96 gedetineerden aanwezig zijn.
Er zijn mij geen signalen bekend dat er dusdanig van de normen wordt afgeweken dat de veiligheid in het geding is. Wel is er, zoals met uw Kamer besproken, in de afgelopen tijd sprake van een kwetsbaar evenwicht tussen leegstand, personele bezetting en het waarborgen van de veiligheid als gevolg van een hogere uitstroom van DJI-personeel dan verwacht. Op de uitstroom is gereageerd met het opzetten van een grootschalige wervingscampagne. In mijn antwoord op Kamervragen d.d. 2 juli jl. heb ik u bericht dat inmiddels 757 nieuwe medewerkers zijn aangenomen.2
Eerder heb ik uw Kamer in mijn beleidsreactie op het inspectierapport «Uit Balans» nader toegelicht op welke manier ik het kwetsbaar evenwicht tussen leegstand, personele bezetting en het waarborgen van de veiligheid wil aanpakken.
Hoe staat het met de afspraak uit het DJI-Convenant «Werken aan een solide personeelsbeleid» dat een substantieel hogere en robuuste personele bezetting noodzakelijk is?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat op korte termijn voorzien moet worden in een maatregelenpakket om toenemende onveiligheid binnen de gevangenismuren, stijgende werkdruk en oplopende ziekteverzuimcijfers het hoofd te bieden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid daarbij de inbreng van penitentiair inrichtingswerkers te betrekken?
DJI geeft met de bonden en de ondernemingsraad uitvoering aan het convenant «werken aan een solide personeelsbeleid». Met het geld dat in het kader hiervan wordt vrijgemaakt, wordt verder geïnvesteerd in het verlichten van de werkdruk, het vergroten van de veiligheid en het vakmanschap van de medewerkers. Gelet hierop zie ik op dit moment geen noodzaak aanvullende maatregelen te nemen.
De aankoop van olie en gas afkomstig van ISIS door Turkije |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Islamic State sold oil to Syrian regime and Turkey, commander says»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Turkije de afgelopen jaren olie en gas kocht dat afkomstig was van ISIS?
ISIS heeft de afgelopen jaren op rudimentaire wijze olie- en gasbronnen onder haar controle geëxploiteerd. De opbrengst hieruit is vervolgens verhandeld naar gebieden buiten het door ISIS gecontroleerde territorium, waaronder Turkije.
Zoals gesteld in antwoord op Kamervragen in oktober 2014, waren destijds bij het kabinet geen aanwijzingen bekend dat de Turkse staat oliesmokkel vanuit Syrië of Irak zou gedogen. Dat is nog steeds het geval. Wel is duidelijk dat Turkije op verschillende manieren heeft opgetreden tegen de smokkel van olie en gas vanuit Syrië. Zo heeft Turkije grenspatrouilles geïntensiveerd om smokkel tegen te gaan en zijn illegale pijpleidingen door Turkije onklaar gemaakt.
Bent u bekend met het antwoord dat uw ambtsvoorganger op 1 oktober 2014 gaf in antwoord op vragen die toen al bestonden over het gedogen van oliesmokkel vanuit het kalifaat door Turkije, toen hij verklaarde dat het kabinet geen aanwijzingen had «dat de Turkse staat oliesmokkel vanuit Syrië of Irak zou gedogen»?2 Beschikt het kabinet nog steeds niet over aanwijzingen dat hier destijds sprake van was, of nu wel sprake van is? Bent u tevens bekend met het dictum van de motie-Servaes c.s., die oproept tot het in kaart brengen en aanpakken van degenen die direct of indirect zakendoen met ISIS?3 Kunt u de Kamer informeren over de maatregelen die (mede) uit deze motie zijn voortgevloeid en hoe het kopen van olie van de Islamitische Staat zich hiertoe zou verhouden?
Er zijn bij het kabinet geen aanwijzingen bekend dat de Turkse staat oliesmokkel vanuit Syrië of Irak zou gedogen.
De motie-Servaes c.s. verzocht de regering om concrete voorstellen te doen voor een veelomvattend sanctiepakket om individuen en bedrijven die direct of indirect zakendoen met ISIS in kaart te brengen en aan te pakken. Er is sinds 2014 vooruitgang geboekt in de toepassing van bevriezingsmaatregelen (voortvloeiend uit VN Veiligheidsraadresolutie 1373). In december 2015 werd VN Veiligheidsraadresolutie 2253 aangenomen waarmee ISIS werd toegevoegd aan de VN-lijst van terroristische organisaties. Op basis van deze resolutie is het wereldwijd verboden om aan ISIS, en aan ISIS gerelateerde personen en organisaties, direct of indirect economische middelen ter beschikking te stellen. De handel in olie heeft in een tweetal gevallen ook tot een listing op VN-niveau geleid.
Is het ondermijnen en vernietigen van de (commerciële) olie- en gasinfrastructuur nog steeds één van de doelstellingen van de internationale coalitie tegen ISIS?4 Hebben Nederlandse sorties boven Syrië daaraan reeds bijgedragen?
De anti-ISIS coalitie bestrijdt ISIS langs vijf sporen. Naast het militaire spoor is de coalitie actief op vier civiele sporen waarvan er één zich specifiek richt op het stoppen van alle geldstromen en inkomsten van ISIS, dus ook uit de olie- en gasinfrastructuur die door ISIS worden geëxploiteerd. Op dit terrein is, zoals aangegeven in het antwoord op vraag drie, reeds veel vooruitgang geboekt. Nederlandse F-16»s hebben tot op heden geen aanvallen uitgevoerd op olie- en gasinfrastructuur van ISIS. Overigens worden dergelijke aanvallen niet uitgesloten, op voorwaarde dat de faciliteiten een legitiem doel vormen onder het humanitair oorlogsrecht.
Mede op basis van VN Veiligheidsresolutie 1373 is het verboden om aan ISIS, en aan ISIS gerelateerde personen en organisaties, direct of indirect economische middelen ter beschikking te stellen, ook middels oliehandel.
Deelt u de analyse dat het in stand (helpen) houden van de handel in olie en gas vanuit ISIS het verslaan van ISIS, en derhalve de doelstelling van de coalitie, vertraagt of zelfs saboteert en daarmee in strijd is met de coalitie-inzet? Kunt u daarnaast aangeven in hoeverre het kopen van olie van ISIS in strijd is met VN-Veiligheidsraadresolutie 1373?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de opvatting dat landen die deel uitmaken van de NAVO – die ook partner is in de strijd tegen ISIS – deze doelstelling niet mogen ondermijnen? Zo ja, ziet u aanleiding om een en ander in de NAVO Raad op te brengen?
Dankzij de inspanningen van de internationale coalitie tegen ISIS, waaraan Nederland een actieve bijdrage levert, is er sinds 2014 veel vooruitgang geboekt in de strijd tegen deze terroristische groepering. Op 9 december jl. werd het Iraakse grondgebied bevrijd verklaard. Ook in Syrië bezet ISIS nagenoeg geen kritieke bevolkingscentra of essentiële infrastructuur meer. Het kabinet is van mening dat bondgenoten de gezamenlijke strijd tegen ISIS niet mogen ondermijnen en spreekt bondgenoten hier indien nodig ook op aan.
Kunt u aangeven hoeveel individuen, bedrijven of staten reeds zijn gestraft voor het direct of indirect zaken doen met ISIS?
Er zijn in Nederland geen personen of organisaties strafrechtelijke veroordeeld voor het direct of indirect zakendoen met ISIS. Er is wel een wettelijke grondslag op basis waarvan personen of bedrijven strafrechtelijk kunnen worden vervolgd voor het direct of indirect zakendoen met ISIS.
ISIS en belangrijke ISIS leden staan op de VN-sanctielijst waardoor financiële tegoeden bevroren zijn en het verboden is om aan ISIS financiële of economische middelen ter beschikking te stellen. Daar gaat een preventieve werking van uit. De Europese Unie heeft aan deze sancties uitvoering gegeven door vaststelling van Verordening (EU) 2016/1686 van 20 september 2016 tot vaststelling van bijkomende beperkende maatregelen tegen ISIS en Al Qaida en daarmee verbonden natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten of lichamen. Overtreding van bepalingen van deze verordening is strafbaar gesteld in de Sanctieregeling ISIS en Al Qaida 2016. Op grond van de Wet op Economische Delicten is overtreding van de bepalingen van deze regeling een strafbaar feit.
Het bespioneren van uitkeringsgerechtigden |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de artikelen «De doorgeslagen jacht op de bijstandsfraudeur» en «Verborgen camera speurt naar bijstandsfraudeurs»?1
Ja.
Onderschrijft u dat, hoewel het terecht is om fraudeurs aan te pakken, de praktijken tegenover bijstandsgerechtigden, zoals die in de artikelen beschreven worden, volkomen zijn doorgeslagen?
De aard van bovenstaande vragen hebben gemeen dat ze alle ingaan op individuele gevallen. Zoals ik heb aangegeven in het ordedebat van 19 juni jl., is het niet aan mij om in te gaan op of een moreel oordeel te vellen over de individuele beschrijvingen in de krantenartikelen.
In het regeerakkoord en de SZW Handhavingskoers 2018–2021 wordt onderstreept dat handhaving op de naleving van de verplichtingen van uitkeringsgerechtigden een randvoorwaarde is voor een werkend stelsel van sociale zekerheid. Ik vind het van groot belang dat deze handhaving effectief en zorgvuldig geschiedt; de rechtszekerheid van een individu moet worden gewaarborgd en tegelijkertijd moeten uitkeringen rechtmatig worden verstrekt.
In het algemeen wil ik opmerken dat niet alleen bijstandsgerechtigden zich aan de wet moeten houden, maar ook de medewerkers van de gemeenten die handhavingsonderzoeken uitvoeren. Per geval dient altijd te worden beoordeeld of de inzet van instrumenten voldoet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarom is het belangrijk dat, wanneer in de uitvoeringspraktijk situaties ontstaan die niet conform de wet zijn, er een rechtsgang open staat. Het is aan de rechterlijke macht om op individueel niveau te toetsen of voldaan is aan de waarborgen van rechtsbescherming.
Vindt u het acceptabel dat door de sociale dienst kinderen worden ondervraagd tijdens het buitenspelen? Wilt u bij de onderbouwing van uw antwoord ingaan op de rechten van het kind en de vergelijking maken met de manier waarop met kinderen van verdachten wordt omgegaan in het strafrecht?
In het bestuursrecht geldt een algemene verplichting om medewerking te verlenen aan een toezichthouder (art. 5:20 Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Deze verplichting voor betrokkene en de bevoegdheid van de toezichthouder deze medewerking te vorderen wordt begrensd door het evenredigheidsbeginsel (art. 5:13 Awb). Het evenredigheidsbeginsel betekent dat een bevoegdheid slechts mag worden uitgeoefend jegens personen die betrokken zijn bij activiteiten waarop krachtens de wettelijke regeling moet worden toegezien. Gelet op dit kader zal het in veel gevallen niet evenredig zijn dat kinderen van verdachten van uitkeringsfraude worden ondervraagd met het oog op het treffen van maatregelen of sancties.
Wat is uw reactie op de sociale dienst in Bunschoten, die een homoseksuele bijstandsgerechtigde vertelt dat hij maar beter kan verhuizen, omdat het volgens de sociale dienst «nog steeds een issue is als je homo bent» in Bunschoten?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u reageren op de volgende uitspraak van de Noordwijkse bijstandsgerechtigde: «de sociale dienst zette onze uitkeringen stop en verplichtte ons te gaan samenwonen, maar dat wilden we niet» en kunt u reageren op de sociale dienst van Berg en Dal die een bijstandsgerechtigde vertelt dat het beter is om samen te gaan wonen om zijn vriendin te helpen met traumaverwerking?
Ook bij de beantwoording van deze vragen ga ik niet in op de individuele beschrijvingen uit de krantenartikelen. Wel kan ik in zijn algemeenheid reageren.
De Participatiewet heeft als doel om iedereen in staat te stellen als volwaardig burger mee te doen en bij te dragen in de samenleving. Daarnaast vormt de bijstand een sociaal vangnet voor de mensen die niet langer in staat zijn om zelfstandig in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Het is aan de gemeente om hier uitvoering aan te geven, met de instrumenten die de Participatiewet hiervoor biedt. De werkzaamheden, vanuit welke functie dan ook, zijn altijd gericht op het waarborgen van een inkomen voor de mensen die het nodig hebben of activering (richting betaalde arbeid). Het geven van relatieadvies valt niet onder de uitvoeringstaken van de Participatiewet. Dit neemt niet weg dat het bespreken van een «relatie», mede met inachtneming van de integrale aanpak die gemeenten nastreven binnen het Sociaal Domein, gerechtvaardigd kan zijn. Maar ook hier geldt dat binnen de kaders van de wet en met in achtneming van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit moet worden gehandeld.
Vindt u het geoorloofd dat een sociale dienst relatieadvies geeft?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de Noordwijkse bijstandsgerechtigde die via een WhatsApp groep van haar buren, speciaal ingesteld om de status van haar relatie te volgen, werd bespioneerd?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de zaak van de vrouw in Alphen aan de Rijn die zich ontfermde over haar suïcidale bovenbuurman en daardoor gekort werd op haar uitkering?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat als iemand helpt met steunkousen aantrekken, zorg biedt bij ziekte of op andere wijze mantelzorg geeft, dit kan leiden tot het intrekken van een bijstand of AOW-uitkering? Kunt u de regels toelichten en helderheid verschaffen aan de personen die hiermee te maken hebben?
Het verlenen van mantelzorg als bijstandsgerechtigde leidt niet zonder meer tot het intrekken van een uitkering. Welk gevolg het verrichten van mantelzorg heeft op het recht op (of de hoogte van) de bijstand, zal afhangen van de specifieke omstandigheden van het geval. Relevante factoren zijn een wijziging in de leefsituatie, het al dan niet ontvangen van inkomsten (bijvoorbeeld uit pgb) en de mate waarin een bijstandsgerechtigde mantelzorger voor arbeidsinschakeling beschikbaar is. Dit vergt uitdrukkelijk een gemeentelijke beoordeling op basis van individueel maatwerk en laat zich niet in centrale regelgeving vatten. Ingevolge de inlichtingenplicht moeten bijstandsgerechtigden alle informatie die van belang is voor het recht op een uitkering onverwijld bij de gemeente melden. Vanuit het kenbaarheidsvereiste is het aan de gemeente om de uitkeringsgerechtigden goed voor te lichten over alle verplichtingen.
Voor de AOW geldt dat mantelzorg in beginsel geen effect heeft op de hoogte ervan. Dit is alleen het geval wanneer de leefvorm wijzigt en een «gezamenlijke huishouding» wordt vastgesteld. De SVB zet momenteel actief in op het voorlichten van AOW-ers over de verplichting van het melden van een wijziging in de leefsituatie.
Vindt u het terecht dat criminelen niet bespioneerd mogen worden zonder toestemming van de officier van justitie, terwijl bijstandsgerechtigden onbeperkt bespioneerd worden?
Gemeenten zijn bevoegd om onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens. Dit onderzoek moet volgens de wet gebeuren. Niet alleen de bijstandsgerechtigde, ook de medewerker van de gemeente moet zich daarbij aan de wet houden. De inzet van handhavingsmiddelen moet voldoen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarmee geef ik aan dat er geen sprake kan zijn van spionage.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in uitspraken van eind 2016 en begin 2017 geoordeeld dat de inzet van camera’s tijdens het toezicht op naleving van de Participatiewet op een onvoldoende duidelijke wettelijke grondslag is gebaseerd.2 De inzet van cameraobservatie bij het toezicht op naleving van de Participatiewet is daarom niet langer toegestaan. Vóór deze uitspraken van de CRvB werd het gebruikmaken van camera’s in de opsporing van bijstandsfraude, met inachtneming van een aantal waarborgen, niet als onrechtmatig beoordeeld door de CRvB. Zo was voorafgaand aan een dergelijk onderzoek toestemming nodig van de Autoriteit Persoonsgegevens en was in een protocol vastgelegd onder welke voorwaarden camera’s mochten worden ingezet.
Bent u bereid regels op te stellen voor het bespioneren, achtervolgen, filmen, GPS-tracking en dergelijke, van bijstandsgerechtigden?
Momenteel verken ik of en zo ja, hoe de wettelijke grondslag voor de inzet van technische hulpmiddelen in de handhaving, kan worden verstevigd. Welke specifieke bevoegdheden en waarborgen bij een versteviging van de wettelijke grondslag zouden kunnen worden opgenomen, is onderdeel van mijn verkenning.
Bent u bereid te regelen dat een officier van justitie toestemming moet geven alvorens een bijstandsgerechtigde bespioneerd mag worden?
Zie antwoord vraag 11.
Vindt u dat bijstandsgerechtigden die verdacht worden van fraude, gewezen moeten worden op het zwijgrecht en op het recht om een advocaat in te schakelen?
Bij een vermoeden van fraude wordt zowel bij een voornemen om een bestuurlijke boete op te leggen als bij strafrechtelijke opsporing de verdachte gewezen op het zwijgrecht.
In het bestuursrecht is er voor betrokkene de bevoegdheid rechtsbijstand in te schakelen. Wanneer bezwaar wordt gemaakt tegen een bestuurlijke boete of in de fase van beroep en hoger beroep kan belanghebbende in aanmerking komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand indien is voldaan aan de daarvoor geldende wettelijke vereisten. In het strafrecht wordt rechtsbijstand aangeboden.
Onderschrijft u dat het uitgangspunt moet zijn dat bijstandsgerechtigden niet minder rechtsbescherming hebben dan criminelen?
Ja. Indien sprake is van uitkeringsfraude van minder dan € 50.000,- wordt de zaak in het algemeen afgedaan met een bestuurlijke boete en wanneer het gaat om hogere fraudebedragen wordt de zaak in het algemeen strafrechtelijk afgedaan. De bestuurlijke boete en het strafrecht zijn verschillende sanctiesystemen, maar zijn qua rechtsbescherming vergelijkbaar. In beide sanctiesystemen voldoet de rechtsbescherming aan de (minimale) vereisten die op grond van artikel 6 EVRM gelden. Voor de bestuurlijke boete geldt dat een met voldoende waarborgen omgeven rechtsgang openstaat bij de bestuursrechter. De bestuursrechter beoordeelt zelfstandig de rechtmatigheid van het aan hem voorgelegde boetebesluit en kan dit vernietigen als de boete hem niet evenredig of anderszins onrechtmatig voorkomt. De jurisprudentie van de afgelopen jaren laat overigens zien dat de bestuursrechter de boetehoogte in concrete zaken steeds indringender is gaan toetsen. Bij het aanwenden van een rechtsmiddel tegen de bestuurlijke boete, kan een rechtszoekende in aanmerking komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand. In dit verband wordt ook gewezen op het nader rapport bij het ongevraagd advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over de verhouding tussen sanctiestelsels in het bestuursrecht en het strafrecht (Kamerstuk 34 775-VI nr. 102).
Wilt u als richtlijn aan gemeenten meegeven dat verhoren worden opgenomen?
Volgens artikel 5:48, tweede lid, van de Awb vermeldt het zogenaamde boeterapport, de naam van de overtreder, de overtreding alsmede het overtreden voorschrift en zo nodig een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is geconstateerd. Op grond van de Awb is er geen
verplichting geluidsopnames te maken van verklaringen. Volgens vaste jurisprudentie mag in beginsel van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt boeterapport worden uitgegaan. In de praktijk worden verklaringen van betrokkene vaak ondertekend en wordt ook het boeterapport door de medewerker van de gemeente ondertekend. Onder deze omstandigheden is er geen noodzaak om van het horen een geluidsopname te maken. In het strafrecht wordt alleen bij zeer ernstige delicten geluidsopnames of video-opnames gemaakt op grond van de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten van het College van procureurs-generaal.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat sociale diensten bijstandsgerechtigden op ongeoorloofde wijze onder druk zetten om stukken te tekenen waar de cliënt niet achter staat, zoals het geciteerde dreigement «als je niet tekent krijg je nooit meer een uitkering» of de Alphense vrouw die drie dagen na een TIA een verklaring moest tekenen, omdat ze anders per direct haar uitkering stop zouden zetten?
Wat betreft de eisen die gesteld worden aan een afgelegde verklaring van een overtreder of getuige geldt (naar analogie van het strafrecht) het volgende:
Aanbevolen wordt de verklaring door een getuige te laten ondertekenen, maar het is geen vereiste. Zonder in te gaan op de individuele beschrijvingen uit de krantenartikelen, wil ik in zijn algemeenheid benadrukken dat de rechtswaarborgen van de uitkeringsgerechtigde altijd in acht moeten worden genomen. Indien de uitkeringsgerechtigde van oordeel is dat zijn of haar rechten niet gewaarborgd zijn, staat er een rechtsgang open. Uit de rechtspraak van de CRvB volgt dan ook dat indien een verklaring wordt afgelegd zonder dat voorafgaand de cautie is verstrekt (of druk is uitgeoefend zodat de verklaring niet in vrijheid is afgelegd), de verklaring dient te worden uitgesloten van bewijs voor boeteoplegging.3
Bent u bereid de positie van de cliëntenraden te versterken?
Voor alle regelingen binnen de sociale zekerheid is de cliëntenparticipatie bij wet geregeld (artikel 47 Participatiewet en artikel 7 Wet SUWI). De uitvoerende instantie (de gemeente, het UWV of de SVB) legt in een verordening of regeling vast hoe de cliëntenparticipatie vormgegeven wordt. Om te garanderen dat cliënten gehoord worden en om de cliëntenraden in staat te stellen hun rol goed uit te oefenen, is bij wet een aantal waarborgen vastgelegd die in ieder geval in verordening/regeling opgenomen dienen te worden. Cliëntenparticipatie is voorts zowel op centraal als decentraal niveau georganiseerd. De positie van de cliëntenraden is hiermee voldoende stevig verankerd.
Erkent u dat de regels voor bijstandsgerechtigden niet duidelijk zijn, bijvoorbeeld wanneer sprake is van samenwonen of een gezamenlijke huishouding, en dat ze dus niet kunnen weten wanneer zij in overtreding zijn?
Ik vind het van belang dat de doelen van de Participatiewet worden bereikt, zorgvuldig ten uitvoer worden gelegd en blijven aansluiten bij de bedoeling van de wetgever. Met die reden staat het ministerie voortdurend in contact met betrokken partijen als Divosa, VNG, cliëntenorganisaties en het uitvoeringspanel gemeenten. Daar waar knelpunten worden gesignaleerd, wordt beoordeeld of aanpassing van het stelsel geboden is.
Vanuit het kenbaarheidsvereiste, is het aan de gemeente om de uitkeringsgerechtigden vanaf het begin van de aanvraag goed voor te lichten over de verplichtingen. Ik vind het van groot belang dit niet slechts schriftelijk gebeurt, maar tevens mondeling wordt toegelicht. Bij gemeenten wordt vanuit oogpunt van preventie geïnvesteerd in goede voorlichting.
Met de gewijzigde Fraudewet, die in 2017 in werking is getreden, hebben uitvoeringsorganisaties meer ruimte gekregen om maatwerk toe te passen bij het opleggen van een sanctie. De hoogte van de boete moet altijd worden afgestemd op de mate van verwijtbaarheid, de ernst van de overtreding en de (financiële) omstandigheden van de burger. Als de verwijtbaarheid ontbreekt dan wordt er geen boete opgelegd. Daarnaast is de mogelijkheid om een waarschuwing te geven in plaats van een boete verruimd, bijvoorbeeld voor overtredingen waar kleine bedragen mee gemoeid zijn of als mensen zichzelf melden. Het onrechtmatig verkregen voordeel moet altijd worden terugbetaald. Dit betreft geen sanctie, maar het terugbetalen van onrechtmatig ontvangen uitkering.
Bent u bereid om duidelijke regels op te stellen bij een latrelatie, bijvoorbeeld over hoe vaak iemand bij een partner mag slapen?
De Participatiewet spreekt van een gezamenlijke huishouding indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Of in het concrete geval sprake is van een gezamenlijke huishouding staat ter beoordeling aan het college. Doorslaggevend is het feitelijke «hoofdverblijf». Als uitgangspunt geldt dat het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning aanleiding is om te onderzoeken of ook aan de overige criteria van het begrip is voldaan. Te weten de «wederzijdse zorg» en «financiële verstrengeling». Voorts wordt het voeren van gezamenlijke huishouding van rechtswege aangenomen indien belanghebbenden hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben èn sprake is van de in artikel 3 lid 4 Participatiewet genoemde rechtsvermoedens.
Een belangrijke toetsingsmaatstaf is of de ene persoon gemiddeld meer dan de helft van de nachten bij de ander verblijft.4 Maar dit is niet voldoende. Daarnaast moeten andere objectieve feitelijkheden in ogenschouw worden genomen. Uit vaste rechtspraak volgt dat de gezamenlijke huishouding niet snel gebaseerd kan worden op één gegeven, zoals het aantal nachten dat iemand bij de ander verblijft, een inschrijving op het adres of de aanwezigheid van persoonlijke bezittingen.5 Het is van groot belang om alle relevante feiten en omstandigheden te beoordelen en mee te nemen in de besluitvorming. Zo blijkt uit de jurisprudentie dat het hebben van een «latrelatie», waarbij minder dan de helft van de week bij de ander wordt geslapen, in het ene geval leidt tot een gezamenlijke huishouding6 en in het andere geval niet.7 Individuele omstandigheden leiden dus tot een wisselende uitkomst.
Welke concrete feiten en omstandigheden specifiek leiden tot de vaststelling van gezamenlijke huishouding zijn zodoende niet in zijn algemeenheid te benoemen of (wettelijk) vast te leggen. Dit is afhankelijk van het individuele geval. Het is aan de rechter om te toetsen of het college de situatie op juiste wijze heeft beoordeeld. De hieruit voortvloeiende jurisprudentie laat zien dat de rechterlijke macht de wet uitlegt zoals deze bedoeld is. Namelijk dat maatwerk geboden is en blijft.
Hoeveel geld is er naar schatting gemoeid met bijstandsfraude?
In 2016 en 2017 bedroeg het geconstateerde benadelingsbedrag bij bijstandsfraude respectievelijk 71 en 69 miljoen euro. In 2016 en 2017 is in totaal respectievelijk 9 en 8,8 miljoen euro aan boetes opgelegd voor bijstandsfraude.8
Hoeveel middelen (geld en menskracht) wordt er ingezet om bijstandsfraude op te sporen?
In de handhaving, van preventie tot repressie, kan een breed scala aan instrumenten ingezet worden. Het is de autonome bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het college om invulling te geven aan de handhaving. Het is aan de individuele gemeente om te beslissen hoeveel geld of mankracht op de handhaving van bijstandsfraude wordt ingezet. Hier bestaat geen landelijk beeld van.
Hoeveel geld is er naar schatting gemoeid met belastingontwijking en belastingontduiking?
De Belastingdienst maakt geen schatting van de verschuldigde belastingen die aan het zicht van de Belastingdienst zijn onttrokken. Er wordt jaarlijks aan de Tweede Kamer in het Jaarverslag IX alleen gerapporteerd over het nalevingstekort bij de belastingplichtigen die bekend zijn bij de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft geen beeld van de totale omvang van de tax gap.
Hoeveel middelen (geld en menskracht) wordt er ingezet om belastingontwijking en belastingontduiking op te sporen?
In de administraties van de Belastingdienst wordt geen onderscheid gemaakt tussen regulier toezicht op naleving en specifieke vormen van fraudebestrijding. Een uitsplitsing van middelen en mensen naar belastingontwijking en belastingontduiking is niet te maken.
Wat vindt u van de uitspraak van Divosa dat «overtredingen (...) meestal het gevolg (zijn) van complexe regels»?
Zie antwoord vraag 18.
Wat wilt u doen om de regels eenvoudiger te maken en om het onderscheid te maken tussen mensen die per ongeluk iets fout opgeven en mensen die doelbewust frauderen?
Zie antwoord vraag 18.
Bent u bereid in de Participatiewet rechtsbescherming op te nemen alsmede waarborgen om onjuist gebruik van camera’s en andere spionage middelen te voorkomen?
Zie antwoord vraag 11.
Hoe gaat u het toezicht op de sociale diensten verbeteren, teneinde dit soort wanpraktijken te voorkomen?
Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het systeem, schep ik duidelijke (wettelijke) kaders. Deze moeten enerzijds voldoende ruimte en instrumenten bieden om het handhavingsproces zo optimaal mogelijk in te richten en anderzijds de rechtsbescherming van de uitkeringsgerechtigde waarborgen. Vanuit dit raamwerk is het de autonome bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het college om verdere invulling te geven aan de handhaving. Op grond van artikel 8b Participatiewet dient door het college bij verordening te worden vastgelegd hoe misbruik en oneigenlijk gebruik tegen moet worden gegaan. De primaire verantwoordelijkheid voor de handhaving van de rechtmatigheid ligt dan ook bij de gemeenteraad zelf. Op individueel niveau staat er een rechtsgang open.
Het boek ‘Dagboek van een getuige’ en ‘Slachtoffer mislukte liquidatie Breda krijgt geen huurwoning’ |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u zich uw beantwoording herinneren van de Kamervragen van 25 april 2018 over het boek «Dagboek van een getuige» en over het bericht op de website van het Algemeen Dagblad d.d. 16 november 2017 «Slachtoffer mislukte liquidatie Breda krijgt geen huurwoning», in het bijzonder de beantwoording van de vragen 2, 3 en 4?1
Ja.
Kunt u zich voorstellen dat de laatste alinea van die brief zodanig kan worden opgevat dat in de door u toegezegde brief over het stelsel bewaken en beveiligen die u voor de zomer naar de Kamer zou sturen, ook aandacht besteed zal worden aan het budget dat beschikbaar is voor uitvoering van het stelsel bewaken en beveiligen, alsmede de wijze waarop de politie en mogelijk andere instanties de kosten van inzet en maatregelen registreren?
De brief van 5 juni 20183 is inderdaad de brief die ik heb toegezegd in het debat van 4 april 2018 over het liquidatiegeweld in de onderwereld en de brief is waar ik in de laatste alinea van de beantwoording4 d.d. 25 april 2018 op door u gestelde vragen aan refereerde.
Zoals aangegeven in de beantwoording van bovengenoemde Kamervragen worden maatregelen die de overheid treft in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen, als politietaak, hoofdzakelijk bekostigd vanuit de politiebegroting. Met de investeringen in de politie bij begroting 2017 is de politiebegroting dekkend gemaakt voor de toen vastgestelde voornemens ten aanzien van de sterkte, prestaties, dienstverlening, kwaliteit, personeel, huisvesting en ICT.5 In de reguliere planning en control cyclus van de politie wordt jaarlijks bezien of taken en budget in balans zijn. Daarbij worden ook bevindingen uit onderzoeken en evaluaties meegenomen, waar deze relevant zijn. Zoals gezegd in brief van 5 juni 2018 worden vanuit de politie alle mogelijkheden onderzocht en middelen ingezet om de capaciteit van de DKDB (en andere onderdelen in relatie tot de bescherming van personen) op de korte en langere termijn op orde te krijgen. De stuurgroep Bewaken en Beveiligen is gevraagd hier binnen de bestaande verantwoordelijkheden op toe te zien.
Moet uw brief van 5 juni 2018 worden opgevat als de door u toegezegde brief over het stelsel bewaken en beveiligen?2 Deelt u de observatie dat in die brief geen aandacht is besteed aan de aspecten budget en kostenregistratie?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de opdracht aan de stuurgroep bewaken en beveiligen uit te breiden met de volgende opdracht: «3. Inzichtelijk maken welke kosten en inzeturen thans (op hoofdlijnen) besteed worden aan het stelsel bewaken en beveiligen en inzichtelijk maken of de in het verleden vastgestelde 1%-norm nog toepasselijk is dan wel aangepast moet worden?»?
De opdracht van de stuurgroep is er mede op gericht om te onderzoeken welke effecten de ontwikkelingen binnen het fenomeen georganiseerde criminaliteit heeft op zowel het stelsel bewaken en beveiligen als het stelsel getuigenbescherming en indien nodig aanbevelingen te doen om deze toekomstbestendig te houden. Ik wil de uitkomsten en aanbevelingen van deze opdracht eerst afwachten voordat ik opdrachten toevoeg.