Het bericht ‘Brandbom bij Syrisch gezin in Heerlen: burenruzie of racisme’ |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Brandbom bij Syrisch gezin in Heerlen: burenruzie of racisme» en de situatie rondom het Syrische gezin dat maandenlang bedreigd, geïntimideerd en gewelddadig wordt aangevallen door bewoners uit de eigen buurt?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de beelden van de bedreiging, intimidatie en geweld jegens het vluchtelingengezin, die circuleren op verschillende sociale media kanalen? Zo ja, wat vindt u daarvan?
In het algemeen wil ik benadrukken dat intimidatie, geweld en bedreiging niet thuishoren in onze samenleving. Politie en het OM hebben onderzoek ingesteld naar de incidenten. Lopende dit onderzoek wil ik niet inhoudelijk ingaan op deze specifieke casus en de eventuele incidenten. Het gezin in kwestie betreft heeft niet de vluchtelingenstatus maar het betreft statushouders.
Kunt u toezeggen dat u alles in het werk zal stellen om de veiligheid van het Syrische vluchtelingengezin en andere betrokkenen te garanderen?
De verantwoordelijkheid voor de veiligheid van haar burgers ligt primair bij de lokale overheid. Met alle ketenpartners (gemeente, politie, OM, Veiligheidshuis, woningcorporaties) wordt er volop ingezet om de leefbaarheid voor en veiligheid van betrokkenen en omwonenden zo goed mogelijk te kunnen waarborgen. Daarnaast wordt er gezocht naar nieuwe (structurele) huisvesting voor beide gezinnen. Zij zijn momenteel ondergebracht in tijdelijke huisvesting elders in het land.
Deelt u de mening dat alle vormen van bedreiging, intimidatie en geweld jegens vluchtelingen te allen tijde onacceptabel zijn? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het in deze kwestie niet gaat om een burenruzie, gezien de ernst van de situatie?
Uit welke hoek waren de bedreigingen, intimidatie en geweld jegens het vluchtelingengezin volgens u afkomstig?
Loopt er inmiddels een strafrechtelijk onderzoek naar de bedreigingen, intimidatie en geweld jegens het Syrische gezin? Zo ja, hoe ziet dit onderzoek er uit? Zo nee, waarom niet?
Heeft u contact gehad met de personen in kwestie en het bevoegd gezag om uw steun te betuigen en mogelijk ondersteuning te leveren waar nodig? Zo nee, waarom niet?
Vanuit de lokale organisaties is er intensief contact met beide gezinnen en wordt de nodige ondersteuning aangeboden.
Op welke manier ondersteunt u de initiatieven of organisaties die zich reeds inzetten voor een sociaal veilig klimaat in de eigen omgeving en de veiligheid en bescherming van vluchtelingen?
De lokale leefbaarheid en veiligheid is primair een verantwoordelijkheid van het lokale bestuur. De gemeenten hebben daarom de regierol in vergelijkbare kwesties.
Het lokale bestuur verantwoordt zich over zijn handelen aan de gemeenteraad.
Hoe vaak hebben vluchtelingen in de afgelopen twaalf maanden te maken gehad met ernstige bedreigingen, intimidatie en geweld? Hoe vaak hebben deze bedreigingen, intimidatie en geweld jegens vluchtelingen geleid tot een strafrechtelijk onderzoek?
Deze informatie kan niet uit de registratiesystemen van de politie worden verkregen. De politie registreert geen afkomst of migratiestatus.
Deelt u de mening dat een goede afstemming en samenwerking tussen de betrokken overheidsinstanties en de burger essentieel zijn, zodat bij dergelijke gebeurtenissen snel ingegrepen kan worden?
In Heerlen werken de betrokken partijen aan oplossingen voor deze casus die ten goede komen aan betreffende gezinnen en de getroffen buurtbewoners om zowel de rust en veiligheid in de buurt terug te brengen als de rust veiligheid van beide gezinnen.
Op welke manier gaat u de lopende aandacht en initiatieven voor de veiligheid en bescherming van vluchtelingen ondersteunen? Op welke manier gaat u voorkomen dat situaties zoals die in Heerlen zich niet meer voordoen, zodat de veiligheid van vluchtelingen gegarandeerd kan worden?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u van mening dat de overheidsinstanties voldoende mogelijkheden bieden om de veiligheid van vluchtelingen te waarborgen? Zo ja, bent u bereid deze mogelijkheden te vergroten met extra middelen en ondersteuning? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Deelt u de mening dat er passende en sensitieve hulp en zorg moeten worden aangeboden aan het vluchtelingengezin in kwestie, gezien de emotionele schade die de maandenlange bedreigingen en intimidatie hebben opgeleverd? Zo ja, bent u bereid dit te doen voor alle vluchtelingen in dergelijke situaties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met de rol van de woningcorporatie Vincio Wonen (voorheen: De Voorzorg) in deze kwestie? Zo ja, hoe zou u deze omschrijven?
Ja. Vincio Wonen is de verhuurder van de woningen die het hier betreft. Woningcorporaties zijn medeverantwoordelijk voor het bieden van kwalitatief goede huisvesting aan statushouders in een prettige woonomgeving. Vincio Wonen is uit dien hoofde al langere tijd intensief betrokken bij het vinden van oplossingen voor de onderhavige problematiek.
Vanuit haar rol als verhuurder heeft Vincio Wonen deelgenomen aan gesprekken met politie en andere betrokken partijen. Toen de meldingen en incidenten in aantal en ernst toenamen, is in samenspraak met het gezin door Vincio Wonen naar een andere woonruimte gezocht. Deze is ook gevonden, maar uiteindelijk is op basis van verschillende overwegingen door het gezin besloten hier geen gebruik van te maken.
Bent u bekend met het externe onderzoek naar woningstichting De Voorzorg in 2018, waaruit is gebleken dat de woningstichting jarenlang kandidaat-huurders zou hebben geweerd op basis van ras, uiterlijke kenmerken, (lichaams)geur, medicijngebruik, seksuele geaardheid, strafrechtelijk verleden, godsdienst en levensovertuiging en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan discriminatie en racisme?
Ja, de toenmalige woningstichting De Voorzorg – de rechtsvoorganger van Vincio Wonen – gaf een onafhankelijk onderzoeksbureau in 2018 opdracht tot het doen van onderzoek naar mogelijke discriminatie. Het onderzoeksbureau constateerde dat De Voorzorg bij de toewijzing van huurwoningen gegevens van aspirant huurders had laten meewegen zoals ras, godsdienst, gezondheid en medicijngebruik en lichaamsgeur.
Op basis van dit externe onderzoek werd geconcludeerd dat De Voorzorg zich in de periode 2013 – 2016 schuldig maakte aan discriminatie. De Voorzorg heeft in 2018, na het aantreden van de huidige directeur, hier zelf melding van gemaakt bij het Openbaar Ministerie. Dit gebeurde in nauw overleg met de Autoriteit woningcorporaties (Aw). De Aw was betrokken bij het duiden van mogelijk strafbaar handelen en het doen van aangifte bij het OM. In 2018 is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld door het OM naar De Voorzorg. Die zaak is in 2019 geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar en als zeer schokkend wordt ervaren wanneer een woningcorporatie zich schuldig maakt aan discriminatie en racisme? Zo ja, waarom zijn er geen verdere maatregelen getroffen in de zaak van woningstichting De Voorzorg? Zo nee, waarom niet?
Ja, het is absoluut ontoelaatbaar wanneer een woningcorporatie zich schuldig maakt aan discriminatie. Er zijn na het onderzoek van 2018 maatregelen genomen, onder leiding van een nieuw bestuur en Raad van Commissarissen, om discriminatie bij woningtoewijzing te voorkomen, onder andere door de procedures aan te passen en te verscherpen.
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank betreffende het kortgeding om het Syrische gezin eerder uit de woning over te plaatsen?2
Ja.
Is de samenwerking tussen de betrokken instanties na de uitspraak van de rechter geïntensiveerd? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Er was al langere tijd sprake van een intensieve samenwerking tussen de instanties. Ook na de uitspraak is deze samenwerking voortgezet. De gemeente Heerlen is op dit moment in gesprek met andere gemeenten en corporaties voor nieuwe structurele huisvesting.
Bent u bereid opnieuw onderzoek te doen naar de woningcorporatie Vincio Wonen, naar aanleiding van de ernstige nalatigheid binnen deze kwestie? Zo nee, waarom niet?
Het incident dat in het aangehaalde krantenbericht is beschreven is voor Vincio Wonen aanleiding om nader onderzoek te (laten) doen naar uitingen op social media, om met zekerheid uit te kunnen sluiten dat Vincio, of individuele medewerkers van Vincio, zich in deze kwestie discriminerend heeft/hebben uitgelaten of op enige andere wijze discriminerend heeft/hebben gehandeld. Dit is een lopend onderzoek. De Aw houdt toezicht op de uitkomsten en (vervolg)acties van de corporatie. De Aw kijkt of corporaties goed bestuurd worden en integer handelen.
Bent u bekend met de rol van de gemeente Heerlen in deze kwestie? Zo ja, hoe zou u deze omschrijven?
De lokale leefbaarheid en veiligheid is primair een verantwoordelijkheid van het lokale bestuur. De gemeente Heerlen heeft in deze kwestie daarom de regie genomen. Het Veiligheidshuis Parkstad Limburg begeleidt het proces in operationele zin. Vanuit de gemeente en andere instanties werd er sinds langere tijd hulp en ondersteuning geboden aan beide gezinnen. Veiligheid voor betrokkenen stond hierbij voorop. In dat kader zijn er vele gesprekken met betrokkenen gevoerd en aanvullende maatregelen genomen, waaronder tijdelijk cameratoezicht. Nadat de kwestie landelijk in de media werd gebracht, kon de veiligheid voor betrokkenen en de buurt niet meer worden gegarandeerd. Beide gezinnen zijn vervolgens ondergebracht in tijdelijke huisvesting elders in het land. Tevens is er geïnvesteerd om de leefbaarheid en veiligheid in de buurt te herstellen. Het lokale bestuur verantwoordt zich over zijn handelen aan de gemeenteraad. Dit is een democratisch verantwoordingsproces waar ik niet in wil en kan treden.
Deelt u de mening dat de gemeente Heerlen zich onvoldoende heeft ingezet om haar eigen inwoners te beschermen en de veiligheid te waarborgen binnen de eigen gemeente? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 21.
Waarom heeft de gemeente Heerlen geen gehoor gegeven aan de meerdere personen en instanties die de gemeente herhaaldelijk hebben geprobeerd te informeren over deze kwestie?
Zie antwoord vraag 21.
Kunt u de reactie van de woordvoerder van de gemeente Heerlen toelichten, waarin hij spreekt over «dingen die aan de beide zijden zijn gedaan, die de relatie onderling niet ten goede komen»?
Hiervoor verwijs ik naar de gemeente Heerlen.
Bent u bekend met de rol van de politie Heerlen in deze kwestie? Zo ja, hoe zou u deze omschrijven?
De politie heeft onder regie van de gemeente en in samenspraak met de andere instanties gezocht naar de meest effectieve interventie. In eerste instantie is geprobeerd het conflict op te lossen en te bemiddelen tussen betrokkenen. In dat kader hebben er gesprekken plaatsgevonden met de politie, Vincio Wonen, andere betrokken (zorg)partijen en de buurtbewoners. Dit heeft niet het gewenste effect gehad. In tussentijd heeft de politie en specifiek de wijkagent met ketenpartners gezocht naar een passende en duurzame oplossing voor de betrokken partijen.
Waarom zijn de meerdere aangiften, gedaan door het vluchtelingengezin bij de politie, gekenmerkt als «incidenten»? Deelt u de mening dat opeenvolgende bedreigingen, intimidaties en geweldplegingen geen incidenten meer zijn? Zo ja, waarom is er dan niet ingegrepen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 25.
Kunt u het gezamenlijk bericht van de gemeente Heerlen en de politie Heerlen toelichten, specifiek waar er wordt gesproken over de «eenzijdige berichtgeving»?
Zie antwoord vraag 24.
Deelt u de mening dat de samenwerking tussen de verschillende instanties in deze kwestie ernstig is mislukt en als gevolg daarvan heeft geleid tot falend beleid om de eigen inwoners te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 21.
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de bedreigingen, intimidatie en geweld die het vluchtelingengezin heeft moeten ondervinden en naar de rol van de betrokken instanties binnen deze kwestie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 21.
Brandbom bij Syrisch gezin in Heerlen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht in De Limburger «Brandbom bij «Syrisch gezin in Heerlen: burenruzie of racisme?» van 12 december 2020?1
Ja.
Klopt het dat er eerder al meerdere aangiftes van intimidatie en mishandeling bij de politie waren gedaan door het Syrische gezin tegen buurtbewoners?
In het verleden zijn door verschillende personen, die woonachtig zijn en of waren in de betreffende straat in Heerlen, meldingen en aangiften gedaan.
Kunt u aangeven of de politie onderzoekt of de aanslag met brandbom en eerdere intimidatie het gevolg zijn van racisme?
Ik kan geen uitspraken doen over individuele politie-onderzoeken.
Klopt het dat politie, gemeenten en de woningbouwcorporatie al maanden op de hoogte waren van het conflict in de buurt tussen dit gezin en de verschillende buren? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze zij hebben opgetreden om de veiligheid te bewaken?
De lokale leefbaarheid en veiligheid is primair een verantwoordelijkheid van het lokale bestuur. De gemeente Heerlen heeft in deze kwestie daarom de regie genomen.
Het Veiligheidshuis Parkstad Limburg begeleidt het proces in operationele zin. Vanuit de gemeente en andere instanties werd er sinds langere tijd hulp en ondersteuning geboden aan beide gezinnen. Veiligheid voor betrokkenen stond hierbij voorop. In dat kader zijn er vele gesprekken met betrokkenen gevoerd en aanvullende maatregelen genomen, waaronder tijdelijk cameratoezicht. Nadat de kwestie landelijk in de media werd gebracht, kon de veiligheid voor betrokkenen en de buurt niet meer worden gegarandeerd. Beide gezinnen zijn vervolgens ondergebracht in tijdelijke huisvesting elders in het land. Tevens is er geïnvesteerd om de leefbaarheid en veiligheid in de buurt te herstellen. Het lokale bestuur verantwoordt zich over zijn handelen aan de gemeenteraad.
Deelt u de mening dat politie, gemeenten en woningbouwcorporatie tijdig stappen moeten zetten om te voorkomen dat langdurige conflicten escaleren tot geweld?
Ja, wij onderschrijven de mening dat er door middel van een integrale aanpak, dus met alle ketenpartners samen, moet worden ingezet op het voorkomen van langdurige problemen en een mogelijke escalatie tot geweld. Naast het onderschrijven, werken wij al langere tijd op deze manier.
Om van deze casus te leren wordt, onder regie van de gemeente Heerlen, op korte termijn een onderzoek opgestart.
Klopt het dat dit gezin na de aanslag met een brandbom geen bescherming heeft gekregen en is ondergedoken?
Dit is onjuist. Na dit incident zijn er in het kader van de veiligheid van de beide betrokken gezinnen en de omwonenden een tweetal mobiele camera’s geplaatst. Daarnaast wordt er gezocht naar nieuwe (structurele) huisvesting voor beide gezinnen. Zij zijn momenteel ondergebracht in tijdelijke huisvesting elders in het land.
Welke stappen gaat u zetten om de veiligheid in buurten te verbeteren en gezinnen die te maken krijgen met intimidatie of racisme te beschermen?
De lokale leefbaarheid en veiligheid is primair een verantwoordelijkheid van het lokale bestuur. De gemeente Heerlen heeft in deze kwestie daarom de regie genomen. Het Veiligheidshuis Parkstad Limburg begeleidt het proces in operationele zin. De betrokken instanties hebben vanuit hun eigen rol een verantwoordelijkheid voor een leefbare en veilige woonomgeving. Ook de gemeente investeert, samen met haar partners (w.o. ook de politie maar ook de corporaties) volop door de inzet van wijkboa’s en buurtregisseurs die samen met de wijkagent (politie), de sociale consulenten (corporaties), maar ook het welzijns- en opbouwwerk, zorgen voor een goed samenwerkende en dekkende structuur.
Stalking |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving over de stalkingszaak in Vogelenzang, «Acht jaar gestalkt en bedreigd door een jeugdvriendje: «Mijn jeugd vergald en niemand die wat doet»»?1
Het verhaal van Esmee en Jan Dusseljee laat zien dat de impact van stalking groot is. Mensen verdienen bescherming als er een dusdanige inbreuk wordt gemaakt op hun privéleven.
Erkent u dat deze zaak niet op zichzelf staat, maar dit soort stalkingszaken nog steeds geregeld voorkomen?
Stalking komt helaas nog regelmatig voor in Nederland. In 2019 heeft de politie 4010 aangiftes van belaging (art. 285b Wetboek van Strafrecht) opgenomen of ambtshalve opgemaakt.2 De aandacht voor stalking is de afgelopen periode sterk toegenomen. Naar aanleiding van het rapport van de Inspectie van Justitie en Veiligheid over de aanpak van de stalking door Bekir E. (het Inspectierapport) zijn er maatregelen genomen door politie, Openbaar Ministerie (OM), Veilig Thuis en Reclassering Nederland. Deze maatregelen zien er onder meer op dat stalking sneller wordt herkend, de risico’s juist worden ingeschat en de slachtofferveiligheid wordt versterkt. Hiermee moet worden voorkomen dat slachtoffers niet beschermd worden tegen stalking en de stalker geen consequenties ondervindt van zijn acties.
Wat is uw reactie op het bericht dat de slachtoffers in deze zaak ervaren hebben dat het doen van aangifte ontmoedigd werd in deze zaak?
Iedereen moet de mogelijkheid hebben om van strafbare feiten aangifte te doen. Zoals de politie zelf ook aangeeft in dit bericht, heeft de politie in deze zaak in eerste instantie niet adequaat gehandeld. Stalking heeft binnen de politie een hoge prioriteit en ik heb tijdens verschillende werkbezoeken gezien dat politieagenten zijn doordrongen van de ernst van dit delict. De politie werkt ook aan deskundigheidsbevordering op gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling, waaronder ex-partnerstalking. Dit moet er onder meer toe leiden dat slachtoffers niet worden ontmoedigd om aangifte te doen.
Bent u bekend met het bestaan van de stalkings-app die onzichtbaar op de telefoons van slachtoffers van stalking worden geïnstalleerd?2 Wat wordt er gedaan om grote gevolgen van het bestaan en de inzet van dergelijke apps te voorkomen?
Ik ben bekend met het bestaan van spy-apps die gebruikt kunnen worden om iemand te stalken. Als een slachtoffer van stalking zich bij de politie meldt, dan bespreekt de politie welke beschermende maatregelen het slachtoffer zelf of de politie kan nemen. Digitale veiligheid is onderdeel van dit gesprek, waarbij ook aandacht is voor het gebruik van zogenoemde spy-apps. Waar nodig wordt digitale recherche ingezet.
Wat zijn de resultaten met de SASH-formulieren tot op heden?
Sinds 1 maart 2019 kan het SASH-formulier worden geregistreerd in het registratiesysteem van de politie. Met het SASH-instrument wordt het risico ingeschat dat een slachtoffer loopt. In 2020 heeft de politie in totaal 6.663 SASH-formulieren opgemaakt. Hieronder kunnen zich ook enkele SASH-formulieren bevinden die zijn gekoppeld aan een incident van een voorgaand jaar.
Welke beleidswijzigingen zijn nog onderweg om ernstige vormen van stalking aan te pakken?
Voor de stand van zaken van de uitvoering van de maatregelen zoals genoemd in mijn reactie op het Inspectierapport verwijs ik u naar de vijfde voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis.4 In het bijzonder wijs ik erop dat het OM haar richtlijnen voor strafvordering belaging en huiselijk geweld heeft herzien en dat deze per 1 maart 2021 in werking treden. Belangrijke wijziging is dat het OM in (ex-partner)stalkingzaken in beginsel zal dagvaarden waarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd wordt. Dit biedt de mogelijkheid om voorwaarden te vorderen die kunnen bijdragen aan de veiligheid van het slachtoffer.
Is er volgens u voldoende aandacht voor slachtoffers van stalking bij de politie en is er voldoende capaciteit om alle signalen serieus in behandeling te nemen?
Het Inspectierapport heeft geleid tot een verhoogde aandacht bij zowel de politie als andere betrokken partijen, zoals Veilig Thuis, OM en de Reclassering. Dit zie ik ook tijdens de werkbezoeken die ik afleg om te kunnen zien hoe de maatregelen zoals genoemd in mijn reactie op het Inspectierapport worden geïmplementeerd. Bij de politie is deze aandacht onder meer geborgd in de werkinstructie stalking. Onderdeel hiervan is dat als een slachtoffer aangifte doet, het risico wordt ingeschat met behulp van de SASH. Afhankelijk van de uitkomst van deze risicoscreening wordt de opvolging in de zaak met netwerkpartners bepaald. Indien wordt ingeschat dat het gaat om een midden of hoog risico, wordt binnen het politiebasisteam van het gebied waar het slachtoffer woont altijd een casusregisseur aangewezen. Deze heeft het overzicht en de regie binnen de politie. Hiermee is er voldoende aandacht voor slachtoffers van stalking. Het is aan de lokale driehoek om prioriteiten te bepalen en keuzes te maken over de inzet van de capaciteit van de politie.
Wat is uw reactie op de notitie van de SP-fractie over stalking3 ter onderbouwing van de aangehouden motie Van Nispen c.s.4? Wat is nu uw reactie op het voorstel om met een voorstel te komen om ervoor te zorgen dat contact-, locatie- en gebiedsverboden eenvoudiger kunnen worden opgelegd aan stalkers en bedreigers om zo sneller te kunnen reageren op bedreigingen en stalkingen en slachtoffers sneller bescherming te bieden?
De wens om snel een contact- of locatieverbod op te kunnen leggen is begrijpelijk, nu stalking een grote impact heeft op het slachtoffer. De gedragsaanwijzing (art. 509hh Wetboek van Strafvordering) is een geschikt instrument om het voortduren van stalken te stoppen, dat ook in de praktijk regelmatig wordt ingezet. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 7, vult de politie bij een melding of aangifte van stalking altijd de SASH in. Indien er sprake is van een hoog risico, neemt de politie direct contact op met onder meer het OM om veiligheidsmaatregelen te bespreken. De officier van justitie zal de zaak beoordelen en zo nodig direct maatregelen treffen, bijvoorbeeld in de vorm van een contact- of locatieverbod. Indien iemand wordt aangehouden wegens stalking wordt de zaak op ZSM behandeld. Hier wordt ook expliciet gekeken naar de veiligheid en of het slachtoffer bescherming behoeft aan de hand van het SASH. Waar nodig, kan de officier van justitie snel een contact- of locatieverbod opleggen. In de praktijk kan dus al snel een contact- en locatieverbod worden opgelegd, ook kort na het moment dat het slachtoffer aangifte doet. Hiervoor is de geadviseerde wetswijziging niet nodig.
Aanslagen op drie Poolse winkels |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de drie aanslagen die kort na elkaar, op 8 en 9 december 2020, zijn gepleegd op Poolse winkels onder de naam Biedronka, in Aalsmeer, Heeswijk-Dinther en Beverwijk?1
Ja.
Kunt u uitsluiten dat deze drie bomaanslagen in verband met elkaar staan?
De recherche is onder leiding van het openbaar ministerie een uitgebreid opsporingsonderzoek gestart. Meerdere aspecten worden in dit onderzoek meegenomen. Naast een mogelijk verband tussen de zaken wordt uiteraard ook gekeken naar een mogelijk motief/de achtergrond van de aanslagen. Meerdere scenario’s worden in dat verband onderzocht. Vooralsnog zijn deze ontploffingen niet te duiden als vorm van terrorisme. Ook is nog niet te zeggen of deze aanslagen specifiek gericht waren op Poolse mensen in Nederland. Daarvoor is meer informatie nodig, onder andere wat betreft het motief van de aanslagen.
Zijn deze bomaanslagen volgens u te duiden als een vorm van terrorisme? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de politie de opdracht te geven hieraan de hoogste prioriteit te geven en alle middelen die nodig zijn ter beschikking te stellen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke motieven kunnen er volgens u zijn bij de daders? Gaat het om afpersing, afgunst, of het willen uitschakelen van een concurrent? Of gaat het om een aanslag op etnisch ondernemerschap of anti-polonisme (discriminatie van mensen met een Poolse achtergrond)?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dit soort bomaanslagen volstrekt onacceptabel is en de rechtsorde schokt en daarmee erger is dan «gewone» criminaliteit?
Als Minister van Justitie en Veiligheid maak ik mij sterk voor de bestrijding van alle vormen van criminaliteit, zeker ook als het gaat om dit soort aanslagen. Ik deel de mening dat die volstrekt onacceptabel zijn. Er bestaat niet zoiets als «gewone» criminaliteit. Wel kent het strafrecht verschillende gradaties van ernst van een delict. Een delict dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel kan vormen, zoals een aanslag als deze, is uiteraard als zeer ernstig te kwalificeren.
Deelt u de mening dat iedereen, ook in de uitoefening van bedrijf, of godsdienst, mag genieten van door de overheid gegarandeerde veiligheid?
Het zorgen voor een veilige samenleving is een kerntaak van de overheid. Daarnaast is veiligheid ook een gedeelde verantwoordelijkheid van alle burgers en organisaties in Nederland. Zij zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor hun veiligheid. Wanneer zij niet op eigen kracht voldoende weerstand kunnen bieden tegen de dreiging en het risico kan de overheid aanvullende beveiligingsmaatregelen treffen. Daarbij staat de veiligheid van de persoon of het object centraal. De overheid biedt hierin maatwerk, waarbij absolute veiligheid echter nooit te garanderen is.
Hoe kunt u er voor zorgen dat alle bedreigde gebedshuizen, winkels, restaurants en andere gebouwen op verzoek beveiliging van overheidswege kunnen krijgen?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat er losgeld is gevraagd om gehackte gemeentedata terug te krijgen |
|
Ronald van Raak |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u het eens met de weigering van de burgemeester om losgeld te betalen om gehackte gemeentedata weer terug te krijgen? Zo nee, waarom niet?1
Ja. Het betalen van losgeld is zeer onwenselijk, omdat dit het crimineel verdienmodel ondersteunt. De politie ziet bovendien dat losgeld door criminelen direct wordt geïnvesteerd in nieuwe ransomware-aanvallen. Het advies is daarom om altijd aangifte te doen bij de politie en geen losgeld te betalen.
Is dit vaker voorgekomen bij publieke instellingen? In hoeveel gevallen is er eventueel losgeld betaald? Kunt u hier een overzicht van geven?
De politie registreert niet apart of er sprake is van een publieke instelling. Daarom is het, zoals is aangegeven bij de beantwoording op schriftelijke Kamervragen over de ransomware-aanval op de Universiteit Maastricht, bij meldingen en aangiften op korte termijn niet te zeggen of er sprake is van een publieke instelling.2 Uit een analyse van de politie blijkt dat in de jaren 2018, 2019 en 2020 (tot half december) er respectievelijk 180, 188 en 186 meldingen en aangiften van ransomware-aanvallen bij de politie zijn gedaan. In zijn algemeenheid is bekend dat bij cybercrimedelicten de aangifte- of meldingsbereidheid laag is. Dit geldt ook voor aangiften van ransomware. Er is geen volledig beeld van gevallen waarbij er door publieke instellingen losgeld is betaald.
Hoe wordt voorkomen dat andere gemeenten slachtoffer worden van dit soort afpersing? Worden door u extra maatregelen getroffen naar aanleiding van deze zaak?
Gemeenten werken aan constante verbetering van de digitale weerbaarheid, waarbij de Informatiebeveiligingsdienst (IBD) alle gemeenten ondersteunt als Computer Emergency Response Team (CERT). Daarmee wordt de kans op een succesvolle aanval verminderd.
De IBD heeft de rol van CERT in het kader van de Wet Beveiliging Netwerk- en Informatiesystemen (Wet BNI) en vormt de verbindende schakel tussen het Nationaal Cybersecurity Centrum (NCSC) en gemeenten. Vanuit deze rol ondersteunt de IBD de gemeente Hof van Twente en informeert waar nodig andere gemeenten.
Verder biedt de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde gemeentelijke Agenda Digitale Veiligheid 2020–20243 handelingsperspectief aan alle gemeenten. De hoofdonderwerpen van deze agenda zijn: bewustwording, governance, risicogericht handelen en werken als één overheid. De Agenda biedt ook handvatten bij het voorkomen en oplossen van cyberincidenten.
Gemeenten gebruiken voor hun informatiebeveiliging de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO), welke geldt als basisnormenkader voor informatiebeveiliging bij de gehele overheid. Het Ministerie van BZK voert onderhoud op de BIO4 in samenspraak met de bestuurslagen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen.
Om alle overheden ook te laten oefenen met cybersecurity-incidenten, organiseert het Ministerie van BZK sinds 2019 een Overheidsbrede Cyberoefening5 welke jaarlijks plaatsvindt, met in het programma een prominente plek voor een gesimuleerde hackaanval. Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen oefenen aan de hand van een zo realistisch mogelijk scenario. Tijdens de Overheidsbrede Cyberoefening van 2021 zal het thema ransomware prominent op de agenda staan en worden de geleerde lessen overheidsbreed gedeeld. Dit naar aanleiding van de gebeurtenis bij de gemeente Hof van Twente.
Verder is met subsidie vanuit het Ministerie van BZK begin 2020 een drietal gemeentelijke cyberoefenpakketten6 ontwikkeld en gratis beschikbaar gesteld aan alle gemeenten. De cyberoefenpakketten zijn tot stand gekomen in nauwe samenwerking met het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement (het COT). De cyberoefenpakketten bieden alle gemeenten op diverse niveaus van de organisatie handelingsperspectief ten aanzien van crisismanagement.
De bovengenoemde activiteiten leveren een bijdrage aan een verhoogde digitale weerbaarheid bij de overheid. Zodoende worden er geen extra maatregelen getroffen naar aanleiding van de gebeurtenis bij de gemeente Hof van Twente, met uitzondering van het delen van de geleerde lessen tijdens de Overheidsbrede Cyberoefening 2021. Cybersecurity-incidenten zijn lastig te voorspellen en te voorkomen. Het permanent oefenen is van groot belang voor het overheidsbrede samenspel met relevante private partijen. Op die manier kan er al aan de voorkant beter op elkaar worden ingespeeld.
Hoeveel afpersers van soortgelijke gevallen (publiek of privaat) zijn er in de afgelopen tien jaar veroordeeld? Hoe gaat u de pakkans van deze criminelen vergroten?
Ransomware is geen apart delict en wordt niet als zodanig geregistreerd door het OM en de Rechtspraak. De tenlastelegging van ransomware bestaat uit een combinatie van verschillende strafbare feiten, zoals computervredebreuk en afpersing. Per zaak kan de samenstelling van deze strafbare feiten verschillen. Het is daarom niet bekend hoeveel veroordelingen voor ransomware hebben plaatsgevonden. Wel blijkt dat er sinds 2015 in Nederland enkele zaken zijn geweest met een veroordeling voor een combinatie van afpersing (317 Sr) met computervredebreuk (138ab Sr), het gebruik van een technisch hulpmiddel (139d Sr) of opzettelijke computersabotage (350a Sr), dan wel poging daartoe. Het gaat hierbij om veroordelingen in eerste aanleg. De wetsartikelen 138a, 139d en 350a zijn in 2015 in hun huidige vorm in werking getreden.
De opsporing in het digitale domein kent verschillende uitdagingen. De grenzeloosheid van het internet zorgt dat daders vaak zelf niet in het land aanwezig zijn waar zij slachtoffers maken, of dat het land van waaruit de dader zijn activiteiten uitvoert zeer lastig te achterhalen is. Ransomware wordt gepleegd door verschillende typen daders. Zware cybercriminele organisaties richten ransomware-aanvallen op grote bedrijven en organisaties. Daarnaast zijn er individuele daders die ransomware-as-a-service van criminele dienstverleners afnemen en meer ongericht middelgrote tot kleine organisaties aanvallen. Al deze dadercategorieën kennen een sterke internationale component.
De investeringen in de politie en de strafrechtketen uit het Regeerakkoord hebben een versterking van de capaciteit voor de aanpak van cybercrime mogelijk gemaakt. Zo beschikt elke regionale eenheid inmiddels over een cybercrimeteam. Daarnaast bestrijdt het Team High Tech Crime (THTC) ransomware in het segment van zware, georganiseerde cybercrime met een internationale component. In het kader van de EU en de Raad van Europa wordt gewerkt aan het verbeteren van de internationale mogelijkheden voor de opsporing. Tot slot is het van belang preventieve maatregelen te nemen, zoals het verhogen van de digitale weerbaarheid. Hierbij is het van belang dat organisaties basismaatregelen nemen, zoals het patchen van systemen.
Het bericht 'Meerdere OMT-leden bedreigd en thuis opgezocht' |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van bovengenoemd bericht?1
Ja.
Klopt het dat meerdere leden van het OMT zijn bedreigd? Kunt u aangeven of hiertegen (al) is opgetreden?
De politie heeft mij laten weten op de hoogte te zijn van de bedreigingen en daar waar mogelijk nader onderzoek naar te doen. Zoals uw Kamer weet kan ik over lopende zaken niet verder in detail treden.
Deelt u de mening dat de bedreigingen volstrekt onacceptabel zijn?
Die mening deel ik. Bedreiging of het anderszins overtreden van de wet is in z’n algemeenheid niet toelaatbaar, en is zeker jegens personen met een publieke taak of personen die vanuit hun expertise mij of het kabinet adviseren volstrekt onacceptabel. Kamerleden, leden van het OMT, wetenschappers en ambtenaren moeten zich te allen tijde vrij en veilig kunnen voelen, zowel in hun beroepsuitoefening als privé. Voor Kamerleden en OMT-leden brengt dat ook met zich mee dat zij zich vrij moeten voelen hun standpunten in het openbaar toe te lichten. Voor OMT-leden is dat ook een onderdeel van hun adviserende taak.
Leden van het OMT kunnen bij de politie aangifte doen van bedreiging. In het geval van meldingen of aangiften van bedreiging door Kamerleden is het Team Bedreigde Politici van de politie-eenheid Den Haag en het Openbaar Ministerie aangewezen om dit op te pakken. Het Openbaar Ministerie zal in dit soort zaken gevolg geven aan iedere opsporingsindicatie. Per zaak wordt heel nauwkeurig gekeken wat kan en moet gebeuren om verdachten op te sporen. Daarbij worden alle mogelijkheden benut.
OMT-leden, politici en ambtenaren hebben allen een publieke taak. Indien er sprake is van een strafbare gedraging tegen iemand met een publieke taak dan zullen politie en het Openbaar Ministerie daar streng en snel tegen optreden, conform de opsporings- en vervolgingsafspraken zoals omschreven in de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA).2
Deelt u de mening dat het thuis opzoeken van wetenschappers, maar ook van politici, ambtenaren en anderen die zich voor de publieke zaak inzetten, niet aanvaardbaar is vanwege de intimiderende werking die hiervan uitgaat? Zo ja, wat kunt u doen om dit verschijnsel tegen te gaan? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u, vanzelfsprekend zonder in details te treden, garanderen dat leden van het OMT adequaat worden beveiligd, indien daar noodzaak toe is? Welke knelpunten ziet u bij het beveiligen van de OMT-leden?
Indien dreiging en risico daartoe aanleiding geven worden door de overheid passende beveiligingsmaatregelen genomen. Deze zijn aanvullend op de maatregelen die personen of hun werkgever zelf kunnen treffen om weerstand te bieden tegen de dreiging. De verantwoordelijkheid voor het treffen van deze aanvullende maatregelen is belegd bij de lokale hoofdofficier van justitie.
In algemene zin kan ik aangeven, zoals ik uw Kamer heb laten weten in mijn brief over het brede offensief tegen georganiseerde criminaliteit3, dat de vraag naar beveiligingsmaatregelen is toegenomen. Daarom heb ik structurele middelen beschikbaar gesteld ter versterking van het stelsel bewaken en beveiligen over de gehele linie. Beveiligingsmaatregelen kunnen hierdoor tijdig, effectief en adequaat ingezet worden wanneer er sprake is van dreiging, risico of de mogelijkheid van geweld.
Is het nog steeds de bedoeling dat het gewijzigde Handelsregisterbesluit per 1 januari 2021 inwerking treedt, zodat de woonadressen van alle natuurlijke personen dan worden afgeschermd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zijn daarmee dit soort praktijken dan opgelost? Welke gaten blijven er in het systeem, waardoor kwaadwillenden gemakkelijk informatie kunnen opvragen over woonadressen? Hoe kunnen natuurlijke personen in de tussentijd regelen dat hun woonadressen worden afgeschermd?
De Staatsecretaris van EZK heeft u in het schriftelijk overleg over Ondernemen en Bedrijfsfinanciering geïnformeerd dat de Kamer van Koophandel op korte termijn kan overgaan tot het afschermen van woonadresgegevens.4 In het handelsregister zijn woonadressen dan nog altijd wel opgenomen, maar ze zijn niet meer openbaar. Er geldt een uitzondering voor autoriteiten die een gerechtvaardigde grond hebben om ze te raadplegen (bijvoorbeeld deurwaarders). Indien het woonadres van de ondernemer gelijk is aan het vestigingsadres van de onderneming, dan blijft het adres echter zichtbaar in het handelsregister als vestigingsadres. Dit is de strekking van de aanpassing van het Handelsregisterbesluit 2008 die in voorbereiding is. Deze moet nog worden voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens en de Raad van State. Inwerkingtreding van de afscherming van woonadressen wordt voorzien uiterlijk per 1 juli 2021.
Verder wordt door middel van nieuwe gebruiksvoorwaarden voor handelsregisterinformatie ook het gebruik van adresgegevens door derden strikter gereguleerd om de privacy van geregistreerde personen beter te beschermen.
Daarnaast wil ik benadrukken dat als een ondernemer zijn privésfeer sterk wil afschermen hij hier bij de keuze van een vestigingsadres rekening mee kan houden. Veel ondernemers zijn niet afhankelijk van een fysieke of vaste werkplek en werken vanuit huis of op locaties van klanten. Ook als dit het geval is kan de ondernemer de keuze maken voor een ander vestigingsadres dan zijn woonadres. De praktijk biedt hiervoor verschillende oplossingen, zoals een vestiging bij een domicilieverlener. Zo biedt de Nederlandse Vereniging voor Journalisten (NVJ) leden die online of fysiek bedreigd worden de mogelijkheid gebruik te maken van het vestigingsadres van de NVJ. Ik heb uw Kamer bij brief van 17 december jl. over bovenstaande tevens nader geïnformeerd naar aanleiding van de motie van het lid Yesilgöz-Zegerius c.s.5
Bent u bereid uw antwoorden2 op vragen van het lid Groothuizen (D66) over het afschermen van de gegevens van advocaten in het kadaster te herzien en daarbij ook te kijken naar wetenschappers, politici en bestuurders? Zo niet, waarom niet?
Op schriftelijke vragen van het lid Groothuizen (D66) over het afschermen van de gegevens van advocaten in het kadaster heeft de Minister voor Rechtsbescherming bij brief d.d. 20 april 20207 aangegeven dat afscherming van persoonsgegevens in het Kadaster mogelijk is. In artikel 37a van het Kadasterbesluit, dat op 1 juli 2019 in werking is getreden, is geregeld dat persoonsgegevens bij het Kadaster vanwege veiligheidsoverwegingen afgeschermd kunnen worden. Voorwaarde is dat personen zijn opgenomen in het stelsel bewaken en beveiligen. Dit kan gelden voor personen in het zogenoemde rijksdomein die vanwege het nationale belang van het ambt op de limitatieve lijst van het stelsel bewaken en beveiligen staan. Voor personen die vallen binnen het decentrale gedeelte van het stelsel bewaken en beveiligen geldt dat Politie en OM beoordelen of de dreiging aanleiding geeft om een persoon op te nemen in het stelsel bewaken en beveiligen. Deze regeling is niet beperkt tot alleen advocaten, maar kan ook gelden voor andere beroepsgroepen, waaronder OMT-leden.
Hoe staat het met uw onderzoek naar het verschijnsel «doxing» en de manier waarop hiertegen op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming kan worden opgetreden, zoals u heeft toegezegd op 24 november jl?
Het verschijnsel «doxing» is het vergaren en eventueel publiceren van (persoonlijke) gegevens van een individu, vaak met de bedoeling om het «slachtoffer» voor schut te zetten. Daarnaast kan het gaan om intimidatie, chantage en te kijk zetten, maar tevens om activisme waarbij misstanden aan de kaak worden gesteld.
Het (her)publiceren van iemands persoonsgegevens is een verwerking van persoonsgegevens, waarop de AVG van toepassing is. Zoals bij elke verwerking van persoonsgegevens, moet degene die die persoonsgegevens (her)publiceert, zich kunnen beroepen op een van de zes grondslagen van de AVG. Dat is bij doxing vaak niet mogelijk, waarmee grofweg gesteld kan worden dat doxing niet is toegestaan volgens de AVG. Dit nog daargelaten dat wanneer bijzondere persoonsgegevens in het spel zijn, de verwerking daarvan verboden is op grond van de AVG, tenzij aan een van de voorwaarden uit artikel 9 AVG wordt voldaan. Ook daar zal bij doxing geen sprake van zijn.
Het heeft de voorkeur van het kabinet om niet op elk fenomeen op internet een separaat beleidskader te ontwikkelen, maar om deze fenomenen steeds te categoriseren en van daaruit een handelingskader aan slachtoffers en aan handhavers te bieden. Ik heb er daarom voor gekozen geen separaat onderzoek te starten naar het fenomeen doxing; het beleidskader rond de aanpak van verschillende vormen van internetpesten, dat op korte termijn aan uw Kamer zal worden aangeboden, zal ook van toepassing zijn op privacyschendingen in de vorm van doxing.
De AP is bekend met «doxing». De AP is als toezichthouder bevoegd om tegen dergelijke inbreuken op de AVG op te treden.
Het bericht 'Zeventien illegalen ontsnappen uit detentie op Curaçao' |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat 17 migranten en vluchtelingen op 18 november uit de barakken van de SDKK op Curaçao zijn ontsnapt, nadat zij vanaf oktober zonder enig contact met de buitenwereld werden vastgehouden?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
In hoeverre is Nederland betrokken geweest, bijvoorbeeld door inzet van Defensie, bij de zoektocht naar deze personen?
Noch de autoriteiten van Nederland, noch het Ministerie van Defensie zijn betrokken geweest bij de betreffende zoektocht naar deze personen.
Hoeveel Venezolaanse vluchtelingen zitten momenteel nog vast in gevangenschap?
De Curaçaose autoriteiten hebben mij laten weten dat er op 12 december 2020 26 Venezolaanse vreemdelingen verbleven in de vreemdelingenbewaring van het SDKK.
Hoeveel van deze personen hebben toegang tot juridische bijstand?
Bent u bekend met het bericht dat er op 1 december een vliegtuig klaar stond om Venezolaanse migranten en vluchtelingen terug te brengen naar Venezuela, na afspraken met het Venezolaanse consulaat?
In hoeverre hebben deze mensen (onder druk) een vrijwillige vertrekverklaring ondertekend in het Nederlands?
In hoeverre zijn zij hier gewezen op hun recht op juridische bijstand of het recht om bescherming te vragen onder artikel 3? Zo nee, hoe is dit proces dan verlopen? Zo ja, om hoeveel personen ging het hier?
Kunt u bevestigen dat er bij de controle op de avondklok, ingesteld vanwege Corona, in november verschillende kwetsbare Venezolaanse migranten en vluchtelingen zijn opgepakt die geboeid zijn afgevoerd en bij aankomst bij de SDKK een Nederlandse vertrekverklaring hebben ondertekend? Zo nee, hoe is dit proces dan verlopen?
De autoriteiten van Curaçao hebben mij laten weten dat het Korps Politie Curaçao (KPC) toeziet op de naleving van de avondklok. Bij het handhaven van de avondklok zijn personen aangehouden die in overtreding waren. Deze personen zijn overgebracht naar het KPC. Tijdens het registratieproces heeft het KPC volgens de autoriteiten van Curaçao geconstateerd dat een aantal van deze personen onrechtmatig in Curaçao verbleef, hetgeen in strijd is met de Landsverordening Toelating en Uitzetting van Curaçao. Na voorgeleiding hebben deze personen een verwijderingsbeschikking ontvangen. Daarna is volgens de autoriteiten van Curaçao in afwachting van terugkeer aan deze personen een meldplicht opgelegd of zijn zij overgebracht naar de vreemdelingenbewaring.
Het artikel ''Dit is oorlog': het internationale netwerk van christelijke fundamentalisten achter het Poolse abortusverbod' |
|
Jan Paternotte (D66), Vera Bergkamp (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel ««Dit is oorlog»: het internationale netwerk van christelijke fundamentalisten achter het Poolse abortusverbod»?1
Ja.
Bent u bekend met de fundamentalistische organisaties zoals TFP en Ordo Iuris en geldstromen achter de aanval op vrouwenrechten en de LHBTI-beweging in Europa, Rusland en de Verenigde Staten?
Ja.
In hoeverre vindt u dat sommige opvattingen van deze organisaties, bijvoorbeeld waar het gaat om abortus, niet in lijn zijn met de kernwaarden van onze samenleving?
Sommige opvattingen van de organisaties, zoals beschreven in het aangehaalde artikel, zijn in strijd met de kernwaarde van het zelfbeschikkingsrecht. Er leven in ons land verschillende opvattingen over abortus. De Wet afbreking zwangerschap, tot stand gekomen na intensieve politieke en maatschappelijke debatten, doet recht aan het maatschappelijk draagvlak en garandeert het recht van vrouwen op vrije toegang tot abortuszorg. Op grond van de Wet afbreking zwangerschap is het de zwangere vrouw die uiteindelijk zelf in vrijheid de beslissing neemt, uiteraard binnen de zorgvuldigheidsvereisten van de wet.
In hoeverre zijn deze organisaties ook in Nederland actief?
Dergelijke organisaties zijn ook in Nederland actief en er bestaan internationale banden. Zo is de oprichting van de aan TFP gelieerde internationale organisatie Pro Europa Christiana in 2009 gemeld op een conservatieve Nederlandse website en zijn er ook in Nederland bijeenkomsten georganiseerd voor deze organisatie. Een meer direct verband wordt gevonden in de in 2014 opgerichte conservatief-katholieke organisatie Civitas Christiana. Civitas Christiana pleit voor het herstel van de christelijke waarden van voor de Reformatie en, met de doorlopende campagne «Cultuur onder Vuur», voor het behoud van de Nederlandse identiteit. Daarbij richt de organisatie zich onder meer tegen abortus, homoseksualiteit en de islam.
Zijn er Nederlandse organisaties die banden hebben met deze internationale fundamentalistische organisaties? Zo ja, welke organisaties?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre vloeit er geld vanuit het buitenland naar Nederland om deze organisaties in Nederland te ondersteunen?
Uit openbare bronnen kan opgemaakt worden dat Civitas Christiana geld vanuit het buitenland ontvangt.2
De maatschappelijke en politieke discussie over ongewenste buitenlandse beïnvloeding via financieringsstromen loopt al geruime tijd. Buitenlandse financiering van Nederlandse organisaties is toegestaan. Het kabinet acht buitenlandse financiering ongewenst wanneer deze gedragingen teweegbrengt of stimuleert die op gespannen voet staan met de democratische rechtsorde, ook wel problematisch gedrag genoemd.3 Om onwenselijke beïnvloeding tegen te gaan, zet het kabinet een brede aanpak in waarover uw Kamer geïnformeerd is in de beleidsreactie op Parlementaire Ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen4. Een van de maatregelen uit de brede aanpak is het wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties, welke op 23 november jl. bij uw Kamer is ingediend. Het wetsvoorstel zorgt voor meer inzicht in financiële stromen vanuit het buitenland naar maatschappelijke organisaties die in Nederland actief zijn. Momenteel wordt er gewerkt aan de beantwoording van het door uw Kamer verzonden verslag.
In hoeverre is hier volgens u sprake van ongewenste beïnvloeding?
Bij ongewenste buitenlandse beïnvloeding is sprake van een direct aanwijsbare actor. Het gaat om beïnvloeding door buitenlandse actoren, statelijk én niet-statelijk, die vanuit ideologische of politieke motieven in Nederland bepaalde maatschappelijke effecten willen bewerkstelligen, die het kabinet onwenselijk acht.
Omtrent Civitas Christiana zou sprake kunnen zijn van ongewenste beïnvloeding. Er zijn niet-statelijke buitenlandse actoren die deze Nederlandse organisaties steunen om vanuit een ideologisch motief bepaalde maatschappelijke effecten te bewerkstellingen die dit kabinet onwenselijk acht. Zo lijkt Civitas Christiana discriminatie op basis van religie en seksuele oriëntatie te propageren, dit druist in tegen de principes van onze rechtstaat en alles waar dit kabinet voor staat. Tegelijk kennen de opvattingen van Civitas Christiana een zeer beperkt en stabiel draagvlak in de samenleving, lijken de organisaties geen noemenswaardige effecten te bewerkstellingen, lijkt de buitenlandse steun beperkt te zijn én is de causale link tussen buitenlandse steun en de activiteiten van Civitas Christiana niet direct zichtbaar.
Daarbij wijst het kabinet diegenen die discriminatie op basis van religie of seksuele oriëntatie door deze organisatie ervaren op de mogelijkheid daarvan melding en/of aangifte doen. Op de website van de rijksoverheid wordt meer informatie gegeven over de mogelijkheden hiertoe.5
Ondersteunt de Europese Unie ook de feministische bewegingen die opkomen voor vrouwenrechten? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, wilt u zich hiervoor inzetten?
Ja, eind 2020 is er een politiek akkoord bereikt over het EU programma Rechten en Waarden (2021–2027). Het programma beschikt over een budget van € 641,7 miljoen, aangevuld met maximaal € 912 miljoen en richt zich onder andere op gendergelijkheid en anti-discriminatie. Het programma ondersteunt het maatschappelijk middenveld en andere lokale, regionale, nationale en transnationale belanghebbenden. Naar verwachting kunnen ook de betreffende feministische bewegingen aanspraak maken op ondersteuning vanuit dit programma. Het kabinet verkent nu de mogelijkheden om – rechtstreeks of via Europese koepelorganisaties – organisaties gericht op vrouwenrechten en LHBTI rechten in relevante lidstaten te assisteren in het aanvragen van steun uit dit programma.
Het Verwey-Jonker Instituut onderzoek ‘Kwestie van lange adem: kan huiselijk geweld en kindermishandeling echt stoppen?’ |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek naar het effect van de aanpak kindermishandeling en huiselijk geweld van Verwey-Jonker Instituut?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er, gezien het onderzoeksgegeven dat in 98% van de gemelde gezinnen geweld speelt of dreigt, bij Veilig Thuis melding vrijwel nooit «valse» meldingen worden gedaan en voor eens en altijd verwerpen dat dergelijke meldingen van huiselijk geweld en/of kindermishandelingen met een korreltje zout moet worden genomen?
Ik ben van mening dat een melding nooit op voorhand met een korreltje zout genomen moet worden. Iedereen die zich zorgen maakt over de veiligheid van kinderen of die vermoedt dat er sprake is van huiselijk geweld, moet zich kunnen richten tot Veilig Thuis om zijn of haar zorgen te kunnen bespreken. Huiselijk geweld en kindermishandeling behoren tot de grootste geweldsproblemen in Nederland en blijven vaak verborgen.
Het komt voor dat na onderzoek van Veilig Thuis blijkt dat het vermoeden weerlegd kan worden. Uit de beleidsinformatie van Veilig Thuis blijkt dat uiteindelijk 3% van de meldingen weerlegd kunnen worden. Ook uit het onderhavige onderzoek blijkt dat de gezinnen die gemeld zijn, over het algemeen daadwerkelijk te maken hebben met kindermishandeling en huiselijk geweld.
Het gaat vaak om complexe problematiek en het vaststellen of sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld – in welke vorm dan ook – en of de veiligheid in het geding is, is niet eenvoudig. Mocht een melding gedaan worden, dan voert Veilig Thuis een veiligheidsbeoordeling uit en doet waar nodig aanvullend onderzoek. Ik wil benadrukken dat iedereen met zorgen of vragen ook bij Veilig Thuis terecht kan voor advies. Door eerst advies te vragen wordt de kans verkleind dat een melding mogelijk op verkeerde gronden wordt gemaakt.
Bent u ook geschrokken van het feit dat bij ongeveer tweederde van de gezinnen die werden gevolgd na anderhalf jaar het geweld nog steeds niet gestopt is? Welke lessen, anders dan hetgeen u afgelopen jaren al hebt ingezet, trekt u uit het beeld dat het Verwey-Jonker Instituut hierover schetst?
Ondanks dat bekend is dat huiselijk geweld en kindermishandeling één van de meest voorkomende geweldsproblemen in Nederland zijn en dat het in veel gevallen moeilijk is om geweldspatronen te doorbreken, zijn de cijfers die dit bevestigen altijd weer schokkend.
Eerder onderzoek in 2014 liet zien dat het geweld destijds nauwelijks was afgenomen en in geen enkel geval was gestopt. Het huidige onderzoek laat zien dat het vaker dan voorheen lukt om het geweld te stoppen en dat het aantal incidenten afneemt. Het percentage gezinnen waar het geweld gestopt is, was na anderhalf jaar 29%. Het is goed nieuws dat het dus vaker lukt geweld te stoppen en te verminderen; vooral voor de gezinnen en kinderen die te maken hebben met dit geweld. Het onderzoek laat immers ook zien dat het pas echt beter gaat met betrokkenen als het geweld gewoon stopt.
We zijn er echter nog lang niet. In te veel gezinnen is er nog sprake van geweld. Het onderzoek toont dat geweld wel degelijk kan stoppen en wat daarvoor nodig is. We herkennen wat de onderzoekers aan werkende elementen aangeven en zien dat de activiteiten en speerpunten van het programma Geweld hoort nergens thuis hier op aansluiten.
Wordt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betrokken bij de aanpak van huiselijk geweld gezien de grote impact die armoede en werkloosheid kunnen hebben op huiselijk geweld?2 Zo ja, hoe? Zo nee, bent u bereid zo spoedig mogelijk in contact te treden met uw collega’s van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om samen tot een geïntegreerde aanpak te komen en de Kamer hierover te informeren?
Er zijn meerdere risicofactoren aan te wijzen als het gaat om huiselijk geweld en kindermishandeling. In het onderzoek «Een kwestie van lange adem» is gekeken naar de volgende risicofactoren: persoonlijkheidskenmerken van ouders en kinderen; een geschiedenis hebben van kindermishandeling; armoede; alleenstaand ouderschap; opleidingsniveau; werkloosheid; en risicovol drankgebruik van beide ouders. Het beleid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten aanzien van (kinder)armoede, schulden en bestrijden van werkloosheid draagt dan ook bij aan de doelstellingen van het Geweld Hoort Nergens Thuis programma. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid neemt op ambtelijk niveau deel aan de stuurgroep van het programma GHNT. Ook neemt VWS deel aan de brede schuldenaanpak, waarin het tegengaan van problematische schulden centraal staat.
Heeft u contact met uw collega’s van het Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de uitkomsten van dit onderzoek? Bent u van mening dat het onderwijs voldoende wordt geïnformeerd door ketenpartners over gesignaleerd geweld? Bent u tevens van mening dat er in het onderwijs voldoende oog is voor de psychische, praktische en leerproblemen die voor veel kinderen gepaard gaan met huiselijk geweld?
Ja, ik heb contact met mijn collega’s van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) over de uitkomsten van dit onderzoek. Ik onderschrijf dat voor kindermishandeling en huiselijk geweld, van de preventie tot en met de nazorg, een goede ketensamenwerking noodzakelijk is. Daarom wordt in het «Handelingskader kindermishandeling en huiselijk geweld: randvoorwaarden en richtlijnen voor uitvoering van de wet meldcode in de praktijk (2020)» de ketensamenwerking rond kindermishandeling en huiselijk geweld geconcretiseerd3. Dit Handelingskader helpt scholen om in actie te komen, hun verantwoordelijkheid te nemen en te melden.4 De meldcode voorziet ook in een stap om advies te vragen bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Zo voorkomen we ook dat om de verkeerde redenen direct een melding wordt gedaan, omdat aan de melding een ander probleem ten grondslag ligt. Eén van de basiseisen uit het Handelingskader waar een school minimaal aan moet voldoen, is het regelmatig contact hebben met externe samenwerkingspartners, zoals Veilig Thuis over beleid en samenwerking in de praktijk. Daarnaast is het wijkteam (of het jeugdteam) de eerste lijn die de school bij kindermishandeling en huiselijk geweld kan inschakelen. De Raad voor de Kinderbescherming kan ingeschakeld worden door het wijkteam of als onderzoek van Veilig Thuis uitwijst dat de ontwikkeling van een kind wordt bedreigd. De politie komt in beeld bij acute veiligheidsproblemen en als er aangifte wordt gedaan. Zij melden het dan bij Veilig Thuis als er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling.
Van docenten en mentoren wordt verwacht dat zij voldoende oog hebben voor de psychische, praktische en leerproblemen die bij veel kinderen gepaard gaan met huiselijk geweld. Het thema kindermishandeling en huiselijk geweld is verankerd in de herijkte kennisbases 2018/2019 van de Pabo en de Tweedegraadslerarenopleidingen. Docenten in opleiding leren signaleren bij thema’s die te maken hebben met sociale veiligheid, zoals de thuissituatie van leerlingen, en daar (waar nodig) effectief naar te handelen. Onderdeel hiervan is dat deze opleidingen met elkaar hebben afgesproken om de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te behandelen in het curriculum van de opleidingen. De school, de individuele leraar of mentor kan voor het slachtoffer een belangrijke rol vervullen door tijdens schooltijd veiligheid te bieden en voldoende oog te hebben voor het kind. Het onderwijs heeft daarmee voldoende handvatten om oog te hebben voor de psychische, praktische en leerproblemen die voor (veel) kinderen gepaard kunnen gaan met huiselijk geweld.
Deelt u de visie dat de uitkomsten uit dit onderzoek redenen bieden om de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling breder aan te pakken dan nu gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Een brede aanpak is nodig om huiselijk geweld en kindermishandeling effectief te bestrijden. In het programma Geweld Hoort Nergens Thuis wordt al breed gekeken naar de problematiek en de benodigde oplossingsrichtingen.
Wat is uw reactie op de kritiek dat de aanpak van huiselijk geweld niet genoeg oog heeft voor de verschillen tussen mannen en vrouwen, bijvoorbeeld in het feit dat mannen anders moeten worden bevraagd op huiselijk geweld aangezien zij eerder genegen zijn geweld te bagatelliseren?3
Het onderzoek laat zien dat het belangrijk is oog te hebben voor verschillen in benadering van mannen en vrouwen en dat dit een effectieve aanpak van huiselijk geweld bevordert. Momenteel wordt door Regioplan in beeld gebracht op welke manier de Nederlandse aanpak van huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen meer gendersensitief kan worden gemaakt. Deze opdracht komt voort uit aanbevelingen die Nederland heeft ontvangen van het GREVIO-comité over de wijze waarop Nederland de verplichtingen naleeft van het Verdrag van Istanbul. In de brief bij de voortgangsrapportage van het programma Geweld hoort nergens thuis, die uw Kamer 21 december 2020 heeft ontvangen, heb ik uw Kamer daarover geïnformeerd. Het rapport over gendersensitiviteit zult u naar verwachting voor het Algemeen overleg Huiselijk geweld / Kindermishandeling van 8 februari ontvangen
Deelt u de mening van uw voorganger dat het beleid in de aanpak van huiselijk geweld gendersensitief is gezien het feit dat «[...] de slachtoffers vaak vrouwen zijn en de plegers mannen. Wij voeren een slachtofferaanpak en een plegeraanpak. Ik zou zeggen: genderspecifieker dan dat kun je het bijna niet krijgen.»?4
Aspecten die te maken hebben met genderverschillen kunnen een rol spelen bij huiselijk geweld. Dat geldt voor zowel slachtoffers als daders en voor vrouwen en mannen. In onze aanpak is, zoals het GREVIO-comité heeft aangegeven, met betrekking tot gendersensitiviteit ruimte voor verbetering. Zoals aangegeven bij vraag 7 hebben we Regioplan gevraagd inzichtelijk te maken op welke manier de Nederlandse aanpak van huiselijk geweld meer gendersensitief gemaakt kan worden. In deze opdracht wordt de vraag meegenomen wat gendersensitiviteit precies is en hoe dat past binnen de Nederlandse systeemgerichte aanpak. Bij deze opdracht zijn relevante stakeholders betrokken zoals onder meer de VNG, het Landelijk Netwerk Veilig Thuis, Valente, de Nationale Politie, het Openbaar Ministerie, GGZ Nederland en het college voor de Rechten van de Mens.
Zijn de conclusies uit dit onderzoek naar uw mening reden de opleiding van hulpverleners onder de loep te nemen, gezien de problemen van professionals met het bespreken van geweld en hoe afspraken gemaakt kunnen worden over het stoppen van het geweld? Zo nee, welke conclusie uit dit onderzoekt heeft u overtuigd dat hier geen noodzaak voor is?
De conclusies uit dit onderzoek steunen mij in het uitvoeren van de motie Westerveld en Wörsdörfer7, waarin wordt verzocht om structurele aandacht voor deze thema’s in de curricula van het hoger onderwijs opnieuw te agenderen bij de betrokken partijen, zoals het landelijk opleidingsoverleg, de verschillende opleidingen, beroepsverenigingen, het platform van lectoren, leernetwerken en kenniskringen.
In samenwerking met het Ministerie van OCW zal ik uitvoering geven aan deze motie door dit te agenderen bij de vertegenwoordigers van de lerarenopleidingen, Vereniging van Universiteiten (VSNU) en de Vereniging Hogescholen (VH). Daarnaast neem ik de verschillende aspecten die relevant zijn voor professionals in hun rol om kindermishandeling en huiselijk geweld aan te pakken, integraal mee in de activiteiten richting de beroepsverenigingen naar aanleiding van de wetsevaluatie van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Ik zal uw Kamer bij de zesde voortgangsrapportage van Geweld hoort nergens thuis voor de zomer van 2021 verder informeren over de voortgang van deze acties.
Welke concrete maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat kinderen niet langer de vergeten groep slachtoffers zijn, gezien het feit dat ongeveer de helft van hen geen hulp ontvangt? Hoe is het mogelijk dat het niet vanzelfsprekend is dat er met kinderen goed wordt gesproken wanneer er een melding van geweld is, ondanks het feit dat protocollen dit voorschrijven? En welke les trekt u uit het feit dat dat 60% van de kinderen zich niet gesteund voelt, ondanks de huidige inzet op het betrekken van het eigen netwerk en het belang van sociale steun?
Voor jongeren waarvoor het niet voor lukt om samen met de gemeente passende hulp te vinden, zijn in elke jeugdregio regionale expertteams jeugd opgericht. Het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) helpt als het niet lukt om een zorgvraag op te lossen. Voor kinderen en jongeren met weinig voorkomende problematiek of het tegelijkertijd voorkomen van twee of meer aandoeningen, zijn acht bovenregionale expertisecentra gerealiseerd. De expertisecentra brengen in kaart voor welke groepen kinderen en jongeren het nu nog niet goed lukt om passende zorg te organiseren. Ik wil dat de beschikbare middelen bij de expertisecentra ingezet worden om doorbraken te realiseren voor deze kinderen en jongeren. Tevens is gestart met de doorbraakaanpak naar aanleiding van de voortgangsrapportage «Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd» van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid. Onder regie van de verantwoordelijke gemeente maken lokale teams, zorgaanbieders en Gecertificeerde Instellingen per kind met een maatregel afspraken om jeugdbescherming en passende jeugdhulp te organiseren.
Praten met kinderen bij vermoedens van kindermishandeling is van groot belang. De Handreiking «Participatie van kinderen in de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling» helpt professionals en organisaties bij gesprekken met kinderen. Daarom is van september tot december 2020, met ondersteunging van het ministerie VWS, de inhoud van deze handreiking met de campagne «KindCentraal» van Augeo Foundation onder de aandacht gebracht bij enkele duizenden (aankomende) professionals. Het thema participatie van kinderen en ouders neem ik de komende tijd mee in de gesprekken met de beroepsgroepen voor een duurzame implementatie en borging van de meldcode.
Om daarnaast het doen van goed feitenonderzoek te ondersteunen, is in juni 2018 het Actieplan verbetering feitenonderzoek in de Jeugdbeschermingsketen aangeboden aan de Tweede Kamer. Het doel van dit Actieplan is goed feitenonderzoek en onderbouwde besluiten in de jeugdbeschermingsketen met betrokkenheid van kinderen en ouders. Een van de speerpunten is om mét kinderen en ouders in gesprek te gaan en hen te betrekken bij beslissingen, waarbij er sprake is van persoonlijke aandacht en respectvolle bejegening. Veilig Thuis, RvdK en GI’s zijn gezamenlijk opdrachtgever van het Actieplan. Het belang van het goed uitvoeren van feitenonderzoek, conform het vereiste van artikel 3.3. Jeugdwet, wordt dus ruimschoots erkend door de hele jeugdbeschermingsketen. Het Actieplan heeft een looptijd tot en met 2021. Uw Kamer wordt in de voortgangsbrieven Jeugd periodiek geïnformeerd over de uitvoering van het Actieplan.
In het rapport van het Verwey-Jonker Instituut wordt geconcludeerd dat ruim twee op de vijf kinderen (43%) zeggen dat zij (ook) informele hulp hebben ontvangen, veelal van familie of vrienden. Tevens wordt in het rapport geconcludeerd dat zowel jongeren als ouders informele hulp belangrijk vinden. Het sterkt mij dan ook om mij verder in te zetten op het betrekken van het eigen netwerk om sociale steun te bevorderen. Eén van de doelstellingen van het programma Zorg voor de Jeugd is gericht op het inzetten van en samenwerken met steunfiguren en het informele netwerk. De Branches Gespecialiseerde Zorg Jeugd (BGZJ) hebben in juli jl. een uitvraag gedaan onder hun leden om een beeld te krijgen van de stand van zaken en de mogelijke drempels bij het realiseren van de samenwerking met informele steunfiguren en netwerken. De resultaten hiervan heeft de BGZJ beschreven in een brief aan mij in oktober 2020. Eind dit jaar willen we concrete stappen hebben gezet om het samenwerken met informele steunfiguren voor zoveel mogelijk kwetsbare (uithuisgeplaatste) kinderen te realiseren. Hiervoor organiseert BGZJ samen met de beroepsverenigingen expertmeetings met betrokken partijen waar wordt verkend wat nodig is om het inzetten van steunfiguren tot een succes te maken. Verder zijn de beroepsverenigingen aan de slag met een plan van aanpak voor bij- en nascholingsaanbod. In overleg met de VNG zal worden gekeken hoe hier in de contractering verder op kan worden ingezet. Ook gaan we door met het leren van ervaringen en het delen van goede voorbeelden via onder meer de site en nieuwsbrieven van Zorg voor de Jeugd, de BGZJ, VNG en beroepsorganisaties.
Bent u zich bewust van het feit dat er sprake is van lage meldingsbereidheid onder slachtoffers, waardoor verondersteld kan worden dat een grote groep slachtoffers niet in beeld is? Deelt u de zorgen omtrent deze onzichtbare groep en op welke manier zet u zich in om ook hen te bereiken en hulp te bieden?
Het is belangrijk dat slachtoffers hulp vragen als zij te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling. Dit kunnen zij doen bij iemand die zij vertrouwen, bij een hulpverlener of bij Veilig Thuis. Dit is niet altijd makkelijk of mogelijk, bijvoorbeeld als het een jong kind betreft.
Veilig Thuis heeft tot doel een laagdrempelige toegang te zijn voor slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling, plegers, omstanders en professionals. Uit de beleidsinformatie van Veilig Thuis is af te leiden wat de verhouding is van burgers of professionals die advies vragen of een melding doen.
Van de adviezen over huiselijk geweld en kindermishandeling in het eerst half jaar van 2020 was 43% afkomstig van mensen die niet-beroepsmatig contact zochten. Van het aantal meldingen over huiselijk geweld en kindermishandeling in het eerste half jaar van 2020 was 9% afkomstig van mensen die niet beroepsmatig betrokken zijn. Dit kunnen familieleden, vrienden of slachtoffers zelf zijn.
Sinds mei vorig jaar is Veilig Thuis gestart met de mogelijkheid om via de chat advies te vragen aan Veilig Thuis. Dit is een laagdrempelige manier om contact te leggen die ook voor slachtoffers een alternatieve mogelijkheid biedt om hulp te vragen. Daarnaast kunnen slachtoffers sinds 1 mei met het codewoord «Masker 19» een melding doen van huiselijk geweld bij de apotheek. Deze mogelijkheid voor slachtoffers die niet zelf kunnen of durven bellen of chatten is via de media en de campagnesite onder de aandacht gebracht.
Hoe realiseert u een professionalisering in de diagnostiek van multiproblematiek, zeker wanneer de gezinnen met de meeste meldingen van geweld worden doorverwezen naar wijkteams?
Vanuit het programma Geweld hoort nergens thuis wordt gewerkt aan de professionalisering van wijkteams op het terrein van het borgen van een veilige leefomgeving. Het programma ondersteunt regio’s en gemeenten bij de versterking van de lokale (wijk)teams. Dit gebeurt onder andere aan de hand van het in het najaar van 2019 vastgestelde Kwaliteitskader «werken aan veiligheid voor lokale (wijk)teams en gemeenten». Om gemeenten te ondersteunen bij het in kaart brengen van de stappen die gezet moeten worden om hun lokale teams te versterken, is onder andere een zelfscan ontwikkeld. Verder worden de gemeenten inhoudelijk ondersteund op de kwaliteitsstandaarden onder meer via een informatiebox voor gemeenten.
Daarnaast wordt vanuit het programma Zorg voor de Jeugd gewerkt aan een verbetering van de toegang tot jeugdhulp voor kinderen en gezinnen. Door o.a. gemeenten te ondersteunen bij het in de praktijk brengen en borgen van vijf basisfuncties en centrale inzichten uit het KPMG-onderzoek «basisfuncties voor lokale teams in kaart» van november 2019. De basisfuncties betreffen inhoudelijke componenten, vanuit het perspectief van de inwoner die, ongeacht de verschijningsvorm van het wijkteam, lokaal geborgd moeten worden. Zorgen voor een veilige leefomgeving en handelen met een brede blik (zeker in geval van multiproblematiek) zijn 2 van de 5 basisfuncties.
Voor de ondersteuning is een belangrijke rol weggelegd voor het OZJ en de kennisinstituten, onder meer door het organiseren van dialoogsessies, regionale bijeenkomsten en ondersteuning op lokaal niveau in een aantal regio’s. Afstemming vindt plaats met het programma Geweld hoort nergens thuis en vanuit andere programma’s en trajecten, zoals de vereenvoudiging en vernieuwing van de jeugdbeschermingsketen en verbetertraject toegang sociaal domein.
Bent u van mening dat de huidige aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling afdoende is? In hoeverre bent u tevreden met de snelheid en de voortgang die wordt geboekt met het inmiddels derde landelijke actieprogramma? Zo nee, wat gaat u doen om het bestaande beleid bij te sturen, zowel vanuit uw eigen ministerie als die van uw collega’s op dit onderwerp. Bent u bereid hier de coördinerende rol op u te nemen?
Afgaande op het onderzoek ‘Een kwestie van lange adem’ zetten we met het programma Geweld hoort nergens thuis in op de juiste zaken. De coördinatie van het programma ligt bij mij en met de minister voor Rechtsbescherming en de VNG zijn we gezamenlijk opdrachtgever.
Dit is de eerste aanpak in de vorm van een omvangrijk landelijk programma dat inzet op huiselijk geweld én kindermishandeling en dat focust op het gehele systeem. In eerdere aanpakken stonden kindermishandeling en huiselijk geweld meer los van elkaar. In de periode voorafgaand aan het programma zijn belangrijke fundamenten gelegd, zoals werken met de wet meldcode en de vorming van Veilig Thuis. Met dit landelijke programma van de ministeries van VWS en JenV en de VNG is kennis vanuit eerdere aanpakken en onderzoek benut om in de regio’s bestuurlijke samenwerking tussen Veilig Thuis, zorg en justitiepartijen te versterken, de lokale teams te versterken en multidisciplinaire samenwerking rond gezinnen waar structureel geweld speelt vorm te geven. Daarnaast is geïnvesteerd in de impactmonitor, zodat we steeds beter kunnen monitoren of de inzet die we plegen afdoende is. Op termijn zal deze monitor hier zicht op kunnen geven.
Het is duidelijk dat we er nog lang niet zijn. Als het om dit soort ingrijpende problemen gaat die zodanig invloed hebben op levens en ontwikkelingsmogelijkheden van mensen, vaak kwetsbare mensen, gaat het oplossen nooit snel genoeg. We moeten echter realistisch blijven en inzien dat deze soms intergenerationele problemen niet van de ene op de andere dag opgelost zijn. Daarom vind ik dat we tevreden mogen zijn over de voortgang die we de afgelopen tijd hebben geboekt. De stappen die we nu zetten, zijn van belang en moeten we lokaal en regionaal goed borgen. Mijn waardering gaat dan ook uit naar de niet aflatende inzet van professionals zoals jeugdhulpverleners, jeugdbeschermers, leraren, wijkagenten en gemeenteambtenaren, regionale projectleiders en nog vele anderen.
Daarnaast zijn we nog niet klaar; het is, zoals het onderzoek zegt, een kwestie van lange adem. Dit is ook van toepassing op het blijven verbeteren van de aanpak. Zo zien we mogelijkheden voor verbetering in een beter functionerende gezins- en jeugdbescherming, het verder versterken van de lokale teams, investeren in professionals en de trauma-aanpak en bijvoorbeeld in het betrekken van inzichten vanuit gendersensitiviteit bij het voorkomen en duurzaam oplossen van geweld in gezinnen.
Het delen van inloggegevens van een geheime vergadering van EU defensieministers |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u de metadata (EXIF inclusief datum en tijd van de opnames en van de laatste bestandswijzigingen) delen van de originele foto’s te zien in de tweet1 waarin zij deelneemt aan de (digitale) Raad met Europese defensieministers?
Beide foto’s zijn 20 november jl. bij mij thuis gemaakt, tijdens de ministeriële bestuursraad van het Europees Defensieagentschap (EDA SB), die voorafgaand aan de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) Defensie plaatsvond.
De foto waarop het laptopscherm te zien is, heeft er toe geleid dat de journalist van RTL zich toegang kon verschaffen tot de RBZ Defensie. Dit was mogelijk doordat de EDA SB en RBZ Defensie via dezelfde VTC-verbinding plaatsvonden. Deze foto is, zoals ik ook in het vragenuurtje van 24 november jl. aangaf, door mijzelf gemaakt, om 09:23 uur.
De andere foto, de foto waarop ik zelf ben te zien, is door mijn echtgenoot gemaakt om 09:37 uur.
Kunt u ook de metadata van de oorspronkelijk foto (waar de url met inlogcode zichtbaar was) die te zien was in de inmiddels verwijderde tweet delen?2
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht 'Egypt arrested its leaders, but a leading human rights group remains defiant' |
|
Sadet Karabulut , Bram van Ojik (GL), Lilianne Ploumen (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Egypt arrested its leaders, but a leading human rights group remains defiant»?1
Ja
Klopt het dat de Egyptische autoriteiten drie leidinggevende medewerkers van het Egyptian Initiative for Personal Rights (EIPR), een vooraanstaande mensenrechtenorganisatie, gearresteerd hebben?
Ja. Op 15 november werd Mohammed Basheer, administratief manager van EIPR gearresteerd door de Egyptische veiligheidsdiensten. Op 18 november volgde de arrestatie van Karim Ennarah, het hoofd van EIPR’s strafrechtafdeling. Op 19 november werd tevens de directeur van EIPR, Gasser Abdelrazak, gearresteerd. Inmiddels is bekend gemaakt dat alle drie de medewerkers op donderdagavond 3 december jl. weer zijn vrijgelaten.
Klopt het dat deze arrestaties plaatsvonden kort nadat zij enkele Westerse ambassadeurs hadden ontmoet in Cairo?
Ja. Op 3 november brachten dertien ambassadeurs en chargés d’affaires (Duitsland, EU, Frankrijk, Spanje, Noorwegen, Ierland, Zweden, Denemarken, Verenigd Koninkrijk, Finland, Zwitserland, Canada en Nederland) een bezoek aan EIPR. De Nederlandse Ambassadeur nam deel aan deze ontmoeting.
Betrof dit ook een ontmoeting met de Nederlanders ambassadeur?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met de reden van hun arrestaties? Zo ja, wat is deze?
Karim Ennarah en Gasser Abdelrazak worden beschuldigd van lidmaatschap van een terroristische organisatie, het publiceren en verspreiden van valse informatie en verklaringen die de openbare veiligheid ondermijnen en het algemeen belang schaden. Administratief directeur Mohammed Basheer wordt met dezelfde aanklachten geconfronteerd en wordt tevens beschuldigd van het financieren van terrorisme. De drie medewerkers zijn vrijgelaten, maar de aanklachten tegen hen blijven staan. Ook heeft het Terrorisme hof op 6 december jl. de bevriezing van de persoonlijke bankrekeningen van de drie medewerkers bekrachtigd.
Bent u bekend met de locatie waar zij in voorarrest zitten? Zo ja, waar is dit?
Ja. Mohammed Basheer, Karim Ennarah, en Gasser Abdelrazak verbleven in voorarrest in de Tora gevangenis in Cairo.
Klopt het ook dat deze arrestaties plaatsvonden kort nadat de overheid eerder deze maand honderden politieke gevangen had vrijgelaten? Zo ja, hoe duidt u deze nieuwe arrestaties van mensenrechtenverdedigers?
Sinds het aantreden van president Sisi zijn volgens de schatting van Human Rights Watch zo’n 60.000 Egyptenaren vanwege politieke redenen gearresteerd. Duizenden van hen zitten nog vast, waarvan velen in voorarrest. De arrestaties van drie EIPR-medewerkers passen in de trend waarbij de ruimte voor het maatschappelijk middenveld afneemt. Deze ontwikkelingen geven reden tot aanhoudende zorg. Evenals binnen EU- en VN-verband is het overbrengen van deze zorgen onderdeel van de reguliere dialoog tussen Nederland en Egypte.
Klopt het dat Frankrijk, Ierland en Noorwegen hun zorgen over deze arrestaties al hebben overgebracht? Zo ja, waarom heeft Nederland dat nog niet gedaan?
Samen met de andere betrokken landen heeft Nederland de afgelopen periode via diplomatieke kanalen verschillende acties ondernomen. Daarbij zijn zorgen over de arrestaties overgebracht in gesprekken met de Egyptische autoriteiten. De Nederlandse Mensenrechtenambassadeur uitte recent ook via Twitter onze zorgen. Andere landen en EU deden dit ook.
Bent u bereid opheldering te vragen bij de Egyptische autoriteiten over de reden van deze arrestaties en bent u bereid uw zorgen over te brengen over het feit dat vooraanstaande mensenrechtenverdedigers zijn gearresteerd?
Zowel in Cairo en in Den Haag is Nederland op verschillende niveaus in gesprek gegaan met de Egyptische autoriteiten om onze zorgen over te brengen en opheldering te vragen.
Het programma ‘Zaak van je Leven’ van WNL en de rol van het Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn. |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de aflevering «De Insulinemoorden» van het programma «Zaak van je Leven» van WNL?1
Ja.
Bent u bekend met het advies dat daarin gegeven wordt dat misstanden in de zorg door zorgpersoneel beter aangepakt kunnen worden als meer zorgaanbieders zijn aangesloten bij het Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn? Zo ja, wat vindt u van dat advies?
Ja, ik ben hiermee bekend. Veruit de meeste zorgmedewerkers zetten zich met passie en betrokkenheid in voor hun patiënten. Helaas komt het ook voor dat medewerkers in de zorg- en welzijnssector ernstig grensoverschrijdend gedrag vertonen richting patiënten of cliënten. Dat is nooit helemaal uit te sluiten of te voorkomen. Het Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn is bedoeld als een aanvulling op bestaande instrumenten zoals de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) en de vergewisplicht die in samenhang moeten bijdragen aan een veilige zorgrelatie. Het doel van deze middelen is dat de sector alert is, actief beleid voert waar het gaat om veiligheid, aandacht besteedt aan het onderwerp zowel bij het personeel als bij werving- en selectieprocedures, en adequaat optreedt bij incidenten. Het belang van deelname aan het Waarschuwingsregister ligt dus in het feit dat werkgevers over het algemeen meer alert zullen zijn op deze zaken, wat bijdraagt aan een veilige zorgrelatie en het voorkomen van misstanden. Ik deel dan ook de aanname dat wanneer meer zorgaanbieders aangesloten zijn bij het Waarschuwingsregister, dit een positief effect zal hebben op de veiligheid van kwetsbare cliënten.
Bent u nog steeds van mening, net zoals afgelopen jaren, dat het waarschuwingsregister een zeer goed middel is om zorgmisstanden door zorgmedewerkers aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in de brief die vandaag aan uw Kamer is verstuurd2, beoogt het Waarschuwingsregister te voorkomen dat medewerkers die willens en wetens ernstig over de schreef zijn gegaan, en daarom worden ontslagen, vervolgens bij een andere zorgaanbieder aan de slag kunnen gaan. Het Waarschuwingsregister heeft als doel bij te dragen aan een veilige zorgrelatie tussen de zorgmedewerker en degenen die de zorg ontvangen. Dat doel ondersteun ik van harte, en het is dan ook een belangrijk middel voor de sector.
Bent u nog steeds van plan, net als afgelopen jaren, om met een wetsvoorstel te komen om voor zorgaanbieders het verplicht te maken om aangesloten te zijn bij het Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn? Zo ja, wanneer dan en waar ligt de huidige vertraging aan? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer, heb ik besloten af te zien van een wettelijke verplichting tot aansluiting bij het Waarschuwingsregister. In de loop van het traject is gebleken dat een dergelijke wettelijke verplichting op een aantal belangrijke praktische en juridische bezwaren stuit. In de brief heb ik de bezwaren en overwegingen uiteengezet.
Zo nee, hoe voorkomt u dan dat personen bij verschillende zorgorganisaties foute handelingen kunnen verrichten en onder de radar blijven en zo ergens anders dezelfde misstappen kunnen voortzetten?
In de reeds genoemde brief geef ik aan dat het doel van het Waarschuwingsregister, het bevorderen van een veilige zorgrelatie, onverminderd van belang blijft. Om deze reden wordt op dit moment een verkenning gedaan naar mogelijke alternatieven. Ik zal de alternatieven de eerste helft van het jaar 2021 met veldpartijen bespreken en zal vervolgens uw Kamer informeren.
Het bericht ‘Illegale pokeravonden in de voetbalkantine: ‘Dan is dus je hele club naar de Filistijnen’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat één op de acht amateursportverenigingen te maken heeft met signalen die kunnen wijzen op criminele inmenging? In hoeverre herkent u deze signalen? Kunt u dit toelichten?1
Ja, uit het onderzoek «Criminele inmenging amateursport» zoals nu gepresenteerd blijkt dat in de amateursport ook sprake is van criminele inmenging in sportverenigingen. Dit onderzoek heeft u op 20 november 2020 ontvangen (Kamerstuk 30 234, nr. 265).
Uit eerder onderzoek van de Taskforce Brabant Zeeland2 onder 12 amateurvoetbalverenigingen in de hoogste klassen van het amateurvoetbal in de provincies Noord-Brabant en Zeeland bleek al dat vijf van de twaalf onderzochte verenigingen ervaring hadden met een dubieuze sponsor of een andere poging tot criminele inmenging. In reactie hierop heeft uw Kamer destijds een motie3 ingediend waarin is verzocht een breder onderzoek naar de aard en omvang van criminele inmenging in de amateursport in Nederland uit te voeren. Met dit onderzoek is uitvoering gegeven aan deze motie.
Eind deze maand ontvangt u een beleidsreactie naar aanleiding van het onderzoek.
Wat heeft u concreet gedaan om criminele inmenging op sportclubs tegen te gaan, immers bovenstaande signalen zijn niet nieuw (zie de publicatie van de conclusies van het onderzoek over de toetreding van de onderwereld tot de sport van de Brabantse taskforce drugscriminaliteit die vergelijkbaar waren)? Wat is uw analyse van het onderzoek van het Mulier Instituut ten opzichte van het onderzoek van de Brabantse taskforce drugscriminaliteit?
Laat ik vooropstellen dat indien concrete situaties van criminele inmenging zich voordoen, deze worden opgepakt binnen bestaande verbanden. Ook politie en OM maken hier onderdeel van uit.
Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven heb ik opdracht gegeven tot dit omvangrijke en brede onderzoek. Er was behoefte aan een duidelijker beeld waarbij bezien moest worden of het alleen voetbal betrof waar risico‘s voor criminele inmenging zich voordoen of dat dit ook voor andere sporten geldt. Tevens was de vraag of de resultaten uit Zeeland/West-Brabant ook voor de rest van Nederland gelden. Het rapport laat zien dat in de amateursport (niet alleen voetbal) sprake is van criminele inmenging én het daarmee belangrijk is dat er meer aandacht komt om sportverenigingen bewust te maken van de risico’s van criminele inmenging.
Hier is door het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) en de sportbonden door middel van voorlichting reeds mee gestart. Zo heeft de KNVB informatie op hun website geplaatst over risico’s bij sponsoring of investeringen4 en biedt het CVSN op haar website een e-learning financiële integriteit5 aan.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen sportbonden, overheid, politie en gemeenten optimaal verloopt? Welke belemmeringen ondervinden deze partijen? Hoe bent u voornemens deze belemmeringen weg te nemen?
De amateursport is, net als andere organisaties die hiermee te maken krijgen, niet in staat om dit probleem zelfstandig op te lossen. Cruciaal is de samenwerking tussen partijen zoals gemeenten, sportclubs en -bonden, politie, OM en belastingdienst.
In de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s) werken partijen uit het strafrechtelijke en bestuursrechtelijke domein structureel samen aan de integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit. Over informatie-uitwisseling bestaan afspraken, vastgelegd in convenanten en protocollen.
De RIEC’s zijn één van de samenwerkingsverbanden die zijn opgenomen in het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS). Dit voorstel is onlangs aangenomen in de Tweede Kamer en moet nog worden behandeld door de Eerste Kamer. De WGS moet een duidelijk juridisch kader en mogelijkheden voor gegevensuitwisseling bieden zodat georganiseerde criminaliteit en ondermijning nog beter kunnen worden aangepakt. Binnen de RIEC’s kunnen private partijen bij AMvB als deelnemer worden aangewezen. Hiermee kan worden ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen in de integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit.
Ook op landelijk niveau vigeren diverse overlegstructuren waarbinnen heldere afspraken gemaakt zijn over informatie-uitwisseling en samenwerking, zoals die ook voor andere opsporings -en vervolgingsthema’s gelden.
Deelt u de mening dat er fors ingegrepen moet worden op plekken waar men overschrijdingen ziet, aangezien de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie in het rapport «Criminele inmenging bij amateursportverenigingen« aangeeft dat de overheid te veel ruimte geeft aan fraudeurs? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke (extra) maatregelen gaat u nemen?2
Ook ik vind het van belang dat criminele inmenging in amateursport aangepakt en bestreden wordt. Mijn ambtgenoot van Justitie en Veiligheid zet fors in op het bestrijden van georganiseerde ondermijnende criminaliteit, zowel preventief als repressief, met zijn breed offensief door middel van oprollen, afpakken en voorkomen.
De aanpak van criminele inmenging in amateursport vraagt om een geïntegreerde brede aanpak waarbinnen sprake is van diversiteit omdat ook de aard van de overschrijdingen verschilt.
Een gemeente is lokaal vaak in staat samen met andere partners in het domein goede afwegingen te maken en rekening te houden met de verschillende functies die een sportvereniging heeft. Intrekken van vergunningen en subsidies, maar ook het voeren van bewustwordingsgesprekken kan passend zijn. Als deze alternatieven geen of onvoldoende oplossing bieden kan strafrecht in beeld komen. Indien bijvoorbeeld via de Financial Intelligence Unit (FIU) of Team Criminele Inlichtingen (TCI) informatie naar boven komt over verdachte transacties of verdenkingen ten aanzien personen, zal strafrechtelijk onderzoek volgen. Juist een gecombineerde aanpak van preventie en repressie is van belang.
Deelt u de mening dat wij een unieke sportinfrastructuur hebben met veel vrijwilligers die er elke dag voor zorgen dat Nederland kan sporten en bewegen en dat wij dit moeten koesteren? Bent u bereid om sportclubs te ondersteunen en te zorgen dat sportclubs een professionaliseringsslag kunnen maken zodat zij ook beter opgewassen zijn tegen criminele inmenging? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om in samenspraak met sportclubs een protocol op te stellen over hoe om te gaan met dubieuze geldschieters?
Nederland kent inderdaad een unieke sportinfrastructuur die we moeten koesteren. Dat een professionaliseringsslag het juiste middel is om criminele inmenging tegen te gaan blijkt niet uit het rapport. Wel zijn er inmiddels instrumenten als een signaal- en interventiekaart (ontwikkeld door de Taskforce Brabant Zeeland) en een e-learning financiële integriteit voor handen die nog beter onder de aandacht van de lokale sportverenigingen en bonden kunnen worden gebracht. Daarnaast is de Code Goed Sportbestuur in ontwikkeling die beoogt een bijdrage te leveren aan het borgen van een goede bestuurlijke kwaliteit bij sportbonden en sportverenigingen.
Bent u voornemens stappen te ondernemen tegen criminele inmenging op sportclubs? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen bent u bereid te nemen?
Criminele inmenging in een sportclub moet te allen tijde worden voorkomen en als het voorkomt worden aangepakt. Sportclubs horen een veilige omgeving te bieden. Voorkomen is het primaire doel, het strafrecht is ultimum remedium (zie tevens het antwoord op vraag 4).
Daarnaast vinden mijn ambtgenoot van JenV en ik het belangrijk dat sportverenigingen goed de weg weten naar de instanties waar zij terecht kunnen met signalen zoals politie, RIEC’s, belastingdienst/FIOD, CVSN of de sportbond. Ik wil dan ook bezien of extra voorlichting hier een rol kan spelen.
Gemeenten die weten dat er sprake is van criminele inmenging bij sportverenigingen vraag ik om in hun lokale sportakkoord afspraken te maken met politie en sportverenigingen over hoe dit kan worden voorkomen en bestreden.
Op welke andere plekken, legale sectoren, ziet u een toename of sterke aanwezigheid van criminele inmenging, al dan niet naar aanleiding van de Coronacrisis, en welke stappen neemt u om deze ongewenste beïnvloeding en ondermijning tegen te gaan?
Als gevolg van de coronacrisis kampen meer ondernemers en ook maatschappelijke organisaties zoals amateursportverenigingen met financiële problemen. Hierdoor zijn zij kwetsbaarder voor criminele inmenging. In samenwerking met het bedrijfsleven en de verschillende publieke partners beoogt mijn ambtgenoot van JenV ondernemers bewust te maken van deze risico’s en hun handelingsperspectief alsook hun weerbaarheid te vergroten. Aangezien de horeca een van de zwaarst getroffen sectoren is van de coronacrisis, is samen met Koninklijke Horeca Nederland in oktober een social media campagne gelanceerd om horecaondernemers meer bewust te maken van de risico’s die ze lopen als ze in zee te gaan met een foute investeerder (je kunt maar één keer «nee» zeggen). De campagne diende ook het doel hen te wijzen op de signalen, en hen te informeren wat zij kunnen doen en waar ze (eventueel anoniem) kunnen melden. De campagne is half november vanuit het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) vervolgd en heeft een breed bereik.
Onder meer naar aanleiding van de motie Heerma c.s. (CDA)7 wordt met het OM en de FIOD nader onderzocht of bredere criminele inmenging bij ondernemingen en maatschappelijke organisaties toeneemt onder druk van de coronacrisis. Het Ministerie van JenV is reeds in overleg met de verschillende branches en MKB-NL over een MKB-brede campagne waarin aandacht voor de verschillende steunmaatregelen en bewustwording voor criminele inmenging. Naast het bedrijfsleven worden in dit kader ook maatschappelijke organisaties betrokken.
Kunt u de vragen voor het wetgevingsoverleg Sport op 30 november 2020 beantwoorden?
Nee helaas, dat is gelet op de korte termijn niet mogelijk gebleken.
De mensenrechtensituatie in West-Papua |
|
Kees van der Staaij (SGP), Martijn van Helvert (CDA), Bram van Ojik (GL), Joël Voordewind (CU), Lammert van Raan (PvdD), Sadet Karabulut , Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Kunt u een overzicht geven van Nederlandse wapenleveranties aan Indonesië over de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar product en hoeveelheid? Deelt u de mening dat er geen wapens, munitie of materieel aan Indonesië geleverd zouden mogen worden die op een of andere manier ingezet zouden kunnen worden bij de onderdrukking van de bevolking van West-Papua? Hoe vergewist u zich ervan dat dit ook niet gebeurt?
Product
Prijs
Datum
Deel voor F-16 gevechtsvliegtuig
45.768
04-11-2015
Communicatiesystemen
1.973.000
24-12-2015
Delen en gereedschappen voor radar- en C3 systemen
500.000
12-01-2016
Delen voor radar- en C3-systemen
1.500.000
15-01-2016
Delen voor gevechtsvliegtuigen
120.000
25-02-2016
Programmatuur voor radar- en C3-systemen
10.000
16-03-2016
Delen voor radar- en C3-systemen
1.448.391
20-05-2016
Banden voor een militaire transporthelikopter
4.275
30-06-2016
Deel voor radar- en C3-systeem
17.000
01-07-2016
Delen van fregatten
50.000.000
02-08-2016
Reservedelen voor marineschepen
22.500.000
22-08-2016
Nachtzichtkijkers
7.500
25-08-2016
Delen voor C-130 transportvliegtuigen
17.000
25-10-2016
Delen voor rondzoekradarsystemen
1.511.515
08-12-2016
Delen voor rondzoekradarsystemen
40.000
08-12-2016
Banden voor Super Puma helikopters
18.355
23-12-2016
Radar en C3 systemen met toebehoren
196.425.000
27-12-2016
Delen voor radar- en C3-systemen
2.000.000
17-01-2017
Delen voor radar- en C3-systemen
2.000.000
18-01-2017
Thermische camera's
358.560
24-01-2017
Delen voor Alligator amfibievoertuigen
150.000
22-03-2017
Delen voor Alligator amfibievoertuigen
45.750
06-04-2017
Technologie en programmatuur voor radarsystemen
100
12-04-2017
Delen voor F-16 gevechtsvliegtuigen
28.000
04-05-2017
Delen voor Alligator amfibievoertuigen
48.000
04-05-2017
Decompressiekamer
415.035
07-06-2017
Diverse delen voor marine schepen
22.500.000
13-07-2017
Delen voor communicatiesystemen
25.000
01-09-2017
Decompressiekamer
464.935
08-09-2017
Delen voor vliegsimulatiesystemen
45.810
19-10-2017
Delen voor radar en C3 systemen
196.419.100
20-10-2017
Delen voor marineschepen
1.000.000
08-11-2017
Training voor gebruik decompressiekamer
19.860
23-11-2017
Delen voor radar- en C3-systemen
1.703.483
22-01-2018
Delen voor radar- en C3-systemen
1.905.000
22-01-2018
Delen voor F-16 gevechtsvliegtuigen
22.000
30-03-2018
Technologie en software voor radarsystemen
100
01-05-2018
Bevoorradingssysteem
2.275.000
13-07-2018
Diverse delen voor marine schepen
1.6560.270
24-07-2018
Communicatiesystemen
25.000
20-08-2018
Brandstofvulinstallatie voor op zee
45.000
21-08-2018
Delen voor fregatten
100.000
26-10-2018
Technologie voor scheepsontwikkelingen
83.500
08-11-2018
Delen voor vaartuigen
194.948.272
07-12-2018
Delen voor radar- en C3-systemen
1.558.483
14-02-2019
Delen voor radar- en C3-systemen
1.748.000
14-02-2019
Programmatuur voor een geweervuurlokalisatiesysteem
100.000
27-02-2019
Akoestische sensoren
200.000
27-02-2019
Warmtebeeldcamera's
735.185
11-04-2019
Warmtebeeldcamera's
737.185
12-04-2019
Deel voor F-16 gevechtsvliegtuigen
114.900
26-04-2019
Deel voor een Hawk simulatiesysteem
44.300
29-05-2019
Delen voor fregatten
2.630.840
21-08-2019
Bevoorradingssysteem incl. technologie en toebehoren.
2.275.000
02-09-2019
Vliegtuigbanden voor Puma helikopters
8.565
11-11-2019
Technologie voor radar- en C3-systemen
250.000
18-11-2019
Delen voor fregatten
12.8056.792
31-12-2019
Delen, software, technologie voor radar- en C3-systemen
1.558.483
07-02-2020
Delen, software, technologie voor radar- en C3-systemen
1.558.483
07-02-2020
Delen, software, technologie voor radar- en C3-systemen
1.458.000
21-02-2020
Delen, software, technologie voor radar- en C3-systemen
1.458.000
21-04-2020
Delen, software, technologie voor radar- en C3-systemen
1.558.483
01-05-2020
Technologie voor scheepsontwikkeling
4.500.000
28-05-2020
Radar en C3-systemen en technologie
34.200.000
02-06-2020
Delen en technologie voor simulatiesystemen
7.701
16-06-2020
Delen voor F-16 gevechtsvliegtuigen
177.884
02-09-2020
Alle vergunningaanvragen voor uitvoer van militaire goederen worden case-by-case op basis van de aard van de goederen en het eindgebruik getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt Inzake Wapenexport. Dit geldt ook voor de aanvragen voor uitvoer naar Indonesië. Daarbij wordt de situatie in Papua en West-Papua (hierna: Papua) meegewogen, onder meer ten aanzien van criterium 2 (eerbiediging van mensenrechten en naleving van het internationaal humanitair recht) en criterium 3 (interne conflicten).
Exportcontrole beoogt te voorkomen dat goederen/technologie op ongewenste wijze worden ingezet. Als er een risico bestaat dat het materieel onrechtmatig gebruikt wordt tegen de eigen bevolking, bijvoorbeeld in de situatie van Papua, dan zal er geen vergunning worden verleend. De zeer zorgvuldige risico-inschatting wordt voorafgaand aan de uitvoer gemaakt. Nederland kan goederen/technologie, nadat deze uitgevoerd zijn en van eigendom veranderd, niet blijven monitoren. We hebben niet de rechtsmacht in landen om dat te doen, noch de capaciteit om eenmaal uitgevoerde goederen te blijven volgen. Ook wanneer er zorgen zijn over mensenrechten of een intern conflict in het ontvangende land, kan het voorkomen dat vergunningaanvragen naar dat land positief worden beoordeeld. In die gevallen blijkt dan uit de toetsing dat de goederen in kwestie niet, of niet op negatieve wijze, van invloed zijn op die mensenrechtensituatie en/of het interne conflict.
Is de externe financiering van het Community Policing Programme inmiddels uitgefaseerd? Bent u van mening dat dit programma nu succesvol voortgezet wordt door politie en gemeenschappen zelf? Waar blijkt dit volgens u uit? Zijn er door Nederland getrainde politiemensen betrokken geweest bij geweld tegen de lokale bevolking? Hoe treedt de politie op in het conflict tussen de Papua-bevolking en de Indonesische overheid?
De Nederlandse bijdrage aan het Community Policing Programme liep tot juli 2019. Gemeenschappen in Papua en de Molukken zetten het programma nu met eigen middelen voort. Een belangrijke indicatie hiervoor is bijvoorbeeld dat op het eind van de Nederlandse ondersteuning reeds 78% van de financiering door lokale overheid, politie en andere lokale financiering geschiedde. Ook is de door het project ontwikkelde en uitgerolde aanpak voor community policing in 80 andere gemeenschappen succesvol gerepliceerd (naast 22 gemeenschappen waarin de fora opgezet werden als onderdeel van het door Nederland gesteunde project met IOM).
De community policing officers die met het programma ondersteund zijn, zijn ongewapende wijkagenten die in de gemeenschap aanwezig zijn. Deze agenten spelen een rol bij bemiddeling van lokale conflicten die burgers onderling hebben en bij lokale veiligheidskwesties, niet bij ordehandhaving. De Community Policing Forums (CPF’s) hebben in de afgelopen jaren o.m. een rol gespeeld in het adresseren van zaken van lokale veiligheid, huiselijk geweld, en landconflicten.
Bent u geïnformeerd over dePapua People's Petition (PRP) tegen de verlenging van de Special Autonomy, die gesteund wordt door 90 maatschappelijke organisaties? Zo niet, bent u bereid dit na te vragen bij de Indonesische autoriteiten? Deelt u de bezwaren en zorgen van deze organisaties tegen deze Special Autonomy?
Ik ben bekend met de petitie waarin diverse organisaties zich uitspreken tegen de verlenging van de speciale autonomie in Papua. De Nederlandse regering dringt bij de Indonesische autoriteiten aan op een constructieve dialoog met de bevolking in Papua, ook over de toekomst van de speciale autonomie status voor de beide provincies.
Heeft de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN West-Papua al bezocht? Bent u bereid om bij de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN na te vragen of zij uitgenodigd is om het gebied te bezoeken? Bent u bereid bij de Indonesische autoriteiten en in de VN-Mensenrechtenraad aan te dringen op een bezoek van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN? Zo nee, waarom niet?
De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN heeft Papua nog niet bezocht, mede omdat een bezoek door de coronacrisis tijdelijk vrijwel onmogelijk is geworden. Wel heeft zij een staande uitnodiging voor een bezoek aan Indonesië. De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de VN heeft hierover op 3 december jl. met het kabinet van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten gesproken. Hierbij heeft Nederland aangegeven dat zij een bezoek door de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan Papua belangrijk acht. Nederland zal ook bij de eerstvolgende gelegenheid nogmaals bij de Indonesische autoriteiten aangeven dat het belangrijk is dat een dergelijk bezoek zo spoedig mogelijk plaatsvindt.
Hebben journalisten inmiddels vrij toegang tot West-Papua? Zo nee, bent u bereid bij de Indonesische autoriteiten na te vragen waarom die toegang niet vrij is en er bovendien op aan te dringen dat journalisten wel toegang krijgen tot het gebied?
De mensenrechtensituatie in Papua kent diverse zorgpunten, waaronder geweldsincidenten tegen burgers, maar ook de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en de positie van mensenrechtenverdedigers en (lokale) journalisten. Het ministerie en de Nederlandse ambassade in Jakarta hebben regelmatig contact met maatschappelijke organisaties die deze situatie monitoren. Desondanks beschik ik niet over een totaaloverzicht van de door maatschappelijke organisaties en media gedocumenteerde mensenrechtenschendingen in West-Papua.
De situatie in Papua, inclusief de mensenrechten, is een vast onderdeel van de bilaterale dialoog tussen Nederland en Indonesië. Zo heb ik de mensenrechtensituatie in de twee provincies bij de Indonesische coördinerende Minister van Politieke, Juridische en Veiligheidszaken aangekaart tijdens het staatsbezoek in maart jl. Bij deze gelegenheid heb ik ook het belang van vrije toegang voor journalisten benadrukt. Het is voor journalisten nog steeds moeilijk om naar Papua te reizen. Ook op hoogambtelijk niveau wordt de zorg over de mensenrechtensituatie in Papua regelmatig aan de Indonesische autoriteiten overgebracht. De moord op Yeremia Zanambani is besproken tijdens recent hoogambtelijk overleg met Indonesië in november jl. Nederland zal tijdens de Universal Periodic Review (UPR) van Indonesië in 2021 aandacht vragen voor een goede afsluiting van het onderzoek naar de daders van deze moord.
Bent u bereid de moord op de christelijke voorganger Yeremia Zanambani bilateraal en ook in de VN-Mensenrechtenraad aan te kaarten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u de huidige mensenrechtensituatie van de bevolking van Papua beschrijven? Kunt u een overzicht geven van de door maatschappelijke organisaties en media gedocumenteerde mensenrechtenschendingen in West-Papua?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u een overzicht geven van de door maatschappelijke organisaties en media gedocumenteerde schade aan milieu, leefomgeving en klimaat die door internationale mijnbouwbedrijven, de olie- en gasindustrie en door boskap aangericht wordt in West-Papua? En kunt u aangeven of en op welke manier Nederlandse bedrijven betrokken zijn bij deze activiteiten? Zo niet, bent u bereid hierover opheldering te vragen bij de Indonesische autoriteiten en deze aan te spreken op deze schade?
Nederland volgt de situatie op het gebied van mensenrechten en het bedrijfsleven en milieu in Papua, en breder in Indonesië nauwgezet. Ik beschik echter niet over een totaaloverzicht van alle gedocumenteerde schade aan milieu, leefomgeving en klimaat in Papua.
Ambassades hebben, zoals omschreven in de IMVO-richtlijnen voor het Nederlandse postennet, vijf kerntaken op IMVO gebied: expertise opbouwen, bewustwording creëren, bedrijfsleven ondersteunen, nagaan of verlenen van steun aan bedrijven gepast is, en agendering van IMVO bij lokale overheden. De ambassade in Jakarta spreekt zodoende regelmatig met Nederlandse bedrijven over het belang van IMVO. Voor zover mij bekend zijn er geen Nederlandse bedrijven betrokken bij de door u genoemde activiteiten. Van Nederlandse bedrijven verwacht het kabinet dat zij zorgvuldigheid toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Het is de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf om eventuele negatieve impact op mens en milieu te voorkomen en aan te pakken.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (en impact op het milieu als belangrijk onderdeel daarvan) is onderdeel van de dialoog die Nederland met de Indonesische autoriteiten heeft over mensenrechten en duurzaamheid. Zo heeft Minister Kaag begin december met haar Indonesische collega Luhut Binsar Pandjaitan gesproken over de nieuwe Omnibuswet, die heeft geleid tot zorgen onder ngo’s en buitenlandse investeerders. Tijdens het gesprek heeft zij de zorgen op het gebied van milieu en arbeidswetgeving gedeeld en aangedrongen op een dialoog met het maatschappelijk middenveld. Daarnaast ondersteunt Nederland in Indonesië versterking van het maatschappelijk middenveld, waaronder ook op het gebied van bedrijfsleven en mensenrechten, duurzaamheid en milieu.
Hoe kan Nederland er volgens u aan bijdragen dat Indonesië mensenrechten, milieu en leefomgeving van de bevolking van West-Papua meer respecteert?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht 'Geweld tegen transpersonen houdt aan: 'We moeten dit niet accepteren'' |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Nevin Özütok (GL), Vera Bergkamp (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Geweld tegen transgender personen houdt aan: «We moeten dit niet accepteren»»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de mate van geweld waar transgender personen nog altijd mee te maken hebben? Zo ja, bent u hierover in overleg met het Transgender Netwerk Nederland (TNN)?
Helaas komt discriminatie van transgender personen voor in onze samenleving. Elk incident gericht tegen transgender personen is er een te veel. Discriminatie is een moeilijk te bestrijden fenomeen. Het kabinet heeft daarom regelmatig overleg met (o.a.) TNN. Op 23 april 2020 verscheen het rapport «Discriminatiecijfers in 2019», dat door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, werd aangeboden aan de Kamer.2 In dit rapport is te lezen dat de politie 38 incidenten van discriminatie registreerde op grond van geslacht. In veel gevallen ging het over discriminatie van transgender personen om hun genderidentiteit, door een vijandige bejegening op straat, in een winkel of in de buurt.
Heeft u een verklaring voor het feit dat het geweld tegen transgender personen niet afneemt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat u voldoende inspanning levert om het geweld tegen transgender personen tegen te gaan? Zo ja, waaruit bestaan de inspanningen? Zo nee, welke aanvullende maatregelen heeft u voor ogen?
In de regenboogpunten van het regeerakkoord worden verschillende maatregelen genoemd om gelijke behandeling van LHBTI-personen te bevorderen en discriminatie tegen te gaan. Sinds 1 november 2019 ziet bijvoorbeeld de Algemene wet gelijke behandeling op een verduidelijking van de rechtspositie van transgender personen en intersekse personen toe. Iedereen moet vrij zijn om zichtbaar zichzelf te kunnen zijn. Waar die vrijheid wordt beknot, er gediscrimineerd wordt of wanneer er door haat en geweld mensen niet veilig zijn, dient er actief opgetreden te worden. Helaas krijgen transgender personen in Nederland vaker te maken met geweld dan gemiddeld, voelen ze zich twee keer zo vaak onveilig en worden zeven keer zo vaak mishandeld of daarmee bedreigd.3 Deze gegevens laten zien dat er nog een wereld te winnen valt wat betreft de sociale veiligheid van de groep. Er is daarom in de afgelopen jaren gezocht naar verschillende manieren om de veiligheid van transgender personen te bevorderen. Momenteel wordt er bijvoorbeeld gewerkt aan een internationaal congres over transfobie dat in het voorjaar van 2021 plaats zal vinden, mogelijk digitaal. TNN is betrokken bij de organisatie en invulling van het programma voor dit congres. Het Actieplan Veiligheid LHBTI4 bevat een aantal punten die preventief van aard zijn. Te noemen zijn de ontwikkeling van een handelingskader voor mannenontmoetingsplaatsen en de formulering van gedragsregels voor online daten. De Minister van BZK heeft uw Kamer eerder dit jaar geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot uitvoering van het actieplan.
Bent u van mening dat Roze in Blauw over voldoende capaciteit beschikt om de meldingen van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen (LHBTI+) die te maken krijgen met discriminatie, bedreiging, mishandeling of andere strafbare zaken gerelateerd aan hun seksuele gerichtheid of genderidentiteit in behandeling te nemen? Zo ja, op welke wijze krijgen de meldingen opvolging?
De politie hecht groot belang aan de kennis en inzichten van het netwerk Roze in Blauw en de andere informele netwerken. De informele netwerken zijn ondersteunend aan het operationele politiewerk. Alle meldingen en aangiften kunnen door alle daartoe bevoegde politiemedewerkers opgenomen worden. De politie is bezig met de verdere inbedding van de formele Netwerken Divers Vakmanschap (NDV), waarmee ook de werkzaamheden van de informele medewerkersnetwerken worden geborgd. Deze netwerken (NDV) worden in de eenheden gepositioneerd als het portaal voor vakmanschap en verbinding. Het streven is dat medewerkers voldoende tijd en ruimte krijgen om zich voor het werk in te zetten. De professionalisering van het NDV komt terug in het realisatieplan «Politie voor Iedereen», dat volgend jaar gereed is.
Komt de indruk die u heeft uit de cijfers van de meldingen die bij Roze in Blauw overeen met de mate van geweld, waaronder mishandeling of bedreiging tegen transgender personen zoals uit het onderzoek van TNN blijkt? Zo ja, welke stappen heeft u genomen om het geweld tegen te gaan? Zo nee, hoe verklaart u het verschil?
Het onderzoek van TNN is gebaseerd op ingevulde vragenlijsten door transgender personen. Zoals in dit rapport te lezen is, is er gebruik gemaakt van een gelegenheidssteekproef. De cijfers in dit rapport gaan over de onderzochte groep en kunnen niet zomaar veralgemeniseerd worden. Een vergelijking met door de politie geregistreerde aangiften, zoals vermeld bij het antwoord op vraag 2, is hierdoor niet mogelijk. Daarnaast worden de meldingen waarbij Roze in Blauw is betrokken, niet afzonderlijk geregistreerd. Voor maatregelen gericht op het tegengaan van geweld tegen transpersonen, verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Bent u in overleg met TNN om te bezien welke concrete maatregelen zouden kunnen helpen het geweld tegen transgender personen tegen te gaan? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te nemen? Zo nee, bent u bereid op korte termijn in overleg te treden om te bezien hoe geweld tegen transgender personen tegengegaan kan worden? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren? Zo ja, wanneer en op welke manier?
Vanuit OCW is er geregeld contact met Transgender Netwerk Nederland (TNN) om te zien hoe de positie van transgender personen op verschillende vlakken verbeterd kan worden. Zo nodig sluit het Ministerie van JenV hierop aan. Zo werkt TNN binnen de alliantie Gedeelde Trots, Gedeeld Geluk van COC, TNN en NNID samen aan de sociale veiligheid en sociale acceptatie van LHBTI’s. Daarbij hoort onder andere het versterken van de lokale infrastructuur van de transgendergemeenschap, onderzoek naar de veiligheid van transgender personen en het vergroten van de meldings- en aangiftebereidheid. TNN adviseert daarnaast Anti-Discriminatie Voorzieningen (ADV’s) en de Nationale Politie in bijvoorbeeld registratie van discriminatie en zoekvragen. Samen met de Nationale Politie werkt TNN overigens aan het bevorderen van de transgendersensitiviteit van de politie via het opleidingsaanbod van politieacademie.
In de lopende gesprekken met TNN is er ook aandacht voor de positie van transgender personen op de arbeidsmarkt en worden concrete initiatieven nader uitgewerkt, zoals de organisatie van een internationaal congres over transfobie (zie vraag 4). In het toch al aanwezige contact met TNN kan er gezamenlijk worden bezien welke stappen gezet kunnen worden om op korte en lange termijn het geweld tegen de groep tegen te gaan. Wanneer dit aanleiding geeft voor aanvullende maatregelen en concrete beleidsinterventies, zal de Kamer hierover geïnformeerd worden.
Het bericht 'Pedojagers slaan weer toe: hoofd tegen de stoeprand'. |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het item «Pedojagers slaan weer toe: hoofd tegen de stoeprand» van 15 november 2020?1
Ja.
Is het u bekend of de politie en het Openbaar Ministerie (OM) dergelijke incidenten als zodanig registreren? Zo nee, waarom niet?
Indien het antwoord op vraag 2 «ja» is, kunt u dan aangeven of er uit die registratie blijkt dat er inderdaad sprake is van een recente toename van dit soort incidenten?
Indien het antwoord op vraag 2 «ja» is, blijkt uit die registratie ook of er een toename is in het gebruik van geweld en het veroorzaken van letsel?
Indien het antwoord op vraag 2 «ja» is, blijkt uit die registratie ook welke gevolgen dergelijke incidenten hebben voor de vervolging van de (vermeende) zedendelinquenten? Blijkt bijvoorbeeld dat de «pedo-jacht» leidt tot vrijspraken, sepots en/of strafvermindering?
Bent u, gezien uw eigen oproep, die van Reclassering Nederland en die van portefeuillehouders burgerparticipatie van het OM de politie om te stoppen met «pedojagen», van mening dat actieve burgerparticipatie een rol zou kunnen of moeten spelen in de opsporing van zedendelicten?2 3
Indien het antwoord op vraag 6 «ja» is, welke rol ziet u dan weggelegd voor burgerparticipatie in dit kader en welke plannen heeft u om daar structureel inhoud, sturing en afbakening aan te geven?
Indien het antwoord op vraag 6 «nee» is, op welke wijze gaat u dan een actief ontmoedigingsbeleid vormgeven om het zogenoemde «pedojagen» te doen stoppen?
Indien het antwoord op vraag 6 «nee» is, bent u dan van mening dat het in het wetsvoorstel Seksuele Misdrijven voorgestelde artikel 248 WvSr aanpassing behoeft, nu in dat artikel (net zoals in het huidige artikel 248e WvSr) «grooming» strafbaar wordt gesteld, ook als het beoogde slachtoffer een «burger-opspoorder» is die zich voordoet als een minderjarige? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke opties ziet u dan om het wetsvoorstel Seksuele Misdrijven (en/of de memorie van toelichting daarop) zodanig aan te passen dat de inzet van «lokpubers» door burgeropspoorders ontmoedigd dan wel uitgesloten wordt?4
Kunt u aangeven of, en zo ja op welke wijze, de politie onderzoek doet naar, of contact heeft met, de «online communities» waarnaar wordt verwezen in het genoemde item en waar de zogenoemde «pedojagers» hun acties voorbereiden?
Hierover kan ik u geen mededelingen doen, omdat dit de opsporingsbelangen kan schaden.
Kunt u aangeven in hoeverre de zedencapaciteit bij het OM toereikend is en zal blijven, nu uit de Rijksbegroting voor het jaar 2021 blijkt dat u structureel 15 miljoen euro beschikbaar heeft gemaakt voor een uitbreiding van de zedencapaciteit bij de politie?5
Bij brief van 20 november inzake de financiën van het Openbaar Ministerie, informeerde ik uw Kamer reeds over de effecten van de structurele uitbreiding van de zedencapaciteit bij de politie.7 De berekening die ik in de brief toelicht, laat zien dat aan de kant van het OM een (lichte) stijging te zien is van de kosten die de extra werkzaamheden van deze uitbreiding meebrengen. Zoals ik uw Kamer in voornoemde brief heb meegedeeld, zijn die kosten niet apart zichtbaar in de begroting, maar integraal onderdeel van de totale PMJ-raming, zoals die is verwerkt in de budgetten van de individuele organisaties. De PMJ-raming wordt jaarlijks herijkt, waardoor de bovengenoemde effecten dus automatisch worden meegenomen.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ik heb er, gezien de aard van de vragen, voor gekozen sommige antwoorden te clusteren.
Het bericht ‘Beschermenswaardige partijen: bescherming van het daderdier’ |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD), Arne Weverling (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Beschermenswaardige partijen: bescherming van het daderdier»?1
Ja.
Klopt het dat slachtoffers de aanval door een vechthond niet kunnen voorkomen of afweren, tenzij zij over een wapen beschikken, omdat zij uit het niets geconfronteerd worden met een hond die de intentie en het vermogen heeft om zijn slachtoffer te doden? Wat vindt u van het feit dat het bezit van vechthonden zonder enige restricties is toegestaan?
Een hond is pas een vechthond als dit dier specifiek getraind is om te vechten en om te winnen. Dat het vaak gaat om een bepaald type hond heeft te maken met de schade die het dier kan toebrengen. Er zijn talloze voorbeelden van deze typen honden die niet geschikt blijken te zijn om te vechten en daarom vervolgens gebruikt worden als oefenmateriaal. Er gelden strafrechtelijke voorschriften die beperkingen opleggen aan houders van gevaarlijke honden. Het betreft hier de strafbare feiten van aanhitsen, niet terughouden van een dier dat een mens aanvalt of onvoldoende zorgdragen voor het onschadelijk houden van een gevaarlijk dier. Daarnaast zijn er bevoegdheden op gemeentelijk niveau die kunnen worden ingezet tegen gevaarlijke honden. Ik verwijs hiervoor naar de door mij en mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid gegeven antwoorden op de vragen van de leden Moorlag en Kuiken van 10 februari 2020 (Aanhangsel Handelingen II 2019–2020, nr. 2487)
Heeft u een kostenoverzicht van de medische hulp, ambulance- en politie-inzet die verband houden met de aanwezigheid van vechthonden? Wordt er onderzoek verricht onder chirurgen naar de veroorzakers van ernstige aanvallen? Zo nee, waarom niet? Zitten er slachtoffers in de overlegstructuren over dit probleem? Zo nee, waarom niet?
De politie registreert incidenten waar haar aandacht voor wordt gevraagd, ook zogenaamde bijtincidenten. De kosten van de politie-inzet ten gevolge daarvan worden niet vastgelegd. Het komt zelden voor dat de politie buitengewone kosten maakt in verband met dergelijke incidenten. Het volledige proces rond inbeslagname, inclusief vervoer en opslag, valt onder de verantwoordelijkheid van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De kosten daarvan komen ten laste van de organisatie die beslag legt.
Er wordt geen chirurgisch onderzoek verricht naar de veroorzakers van ernstige aanvallen. Wel zijn soms medische ingrepen nodig bij (ernstige) slachtoffers van bijtincidenten.
Om redenen van privacy heb ik geen inzicht in de medische kosten (waaronder eventueel ambulancevervoer) ten gevolge van bijtincidenten.
Bent u bereid de regelgeving rondom vechthonden uit te breiden zodat bijvoorbeeld de burgermeester of het college van burgmeester en wethouders sneller en doeltreffender kunnen ingrijpen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u daarnaast kijken naar de mogelijkheid een plicht op te leggen die landelijk geldt en niet (zoals een muilkorfplicht) slechts binnen de gemeentegrenzen? Hoe krijgen gemeenten ondersteuning, nu voormalig Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Verburg deze taak uitdrukkelijk aan hen heeft toegewezen?
Ik verwijs hiervoor naar de door mij en mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid gegeven antwoorden op de vragen van de leden Moorlag en Kuiken van 10 februari 2020 (Aanhangsel Handelingen II 2019–2020, nr. 2487).
Welke mogelijkheden zijn er om dierenasiels aan te pakken indien zij een vechthond plaatsen in een onveilige omgeving zonder zich ervan te vergewissen dat de nieuwe eigenaar voldoende maatregelen heeft getroffen c.q. zal treffen om te voorkomen dat de betreffende hond schade zal aanrichten?
Ik verwijs hiervoor naar de door de gegeven antwoorden op vragen van het lid Weverling (VVD) over het bericht «Dierenasiels verzwijgen verleden van gevaarlijke vechthonden van 19 juni 2020 (Aanhangsel Handelingen II 2019–2020, nr. 3541) en naar de door de gegeven antwoorden op vragen van het lid Moorlag (PvdA) over vechthonden uit dierenasielen van 22 juni 2020 (Aanhangsel Handelingen II 2019–2020, nr. 3542).
Deelt u de mening dat vechthonden die letsel veroorzaken niet herplaatst mogen worden in een andere gemeente omdat dit niets afdoet aan het feit dat ze nog steeds gevaarlijk zijn?
Nee, deze mening deel ik niet. Niet iedere hond die gebeten heeft is een hond die getraind is om te vechten. Ook niet getrainde honden kunnen in een situatie terecht komen waarbij zij gaan bijten. Het in mijn opdracht uitgevoerde onderzoek (Safedog Project) heeft aangetoond dat met name eigenaar gerelateerde factoren naast omgevingsfactoren bepalend zijn voor het ontstaan van een bijtincident. Het zal mede afhankelijk zijn van de gedragstest in hoeverre een gevaarlijke hond herplaatst kan worden. Als het dier al dan niet onder voorwaarden herplaatst kan worden, kan het dier ook herplaatst worden in een andere gemeente.
Deelt u de mening dat de bestaande maatregelen opgelegd tegen een vechthond beter moeten worden gehandhaafd? Zo ja, kunt u dit wettelijk beter regelen?
De set aan wettelijke mogelijkheden om invloed uit te oefenen op gevaarlijke honden is voor de politie voldoende. Het begrip vechthond hanteert de politie niet. Het huidige begrip «gevaarlijke hond» voorziet in de politionele behoefte. Dit begrip vestigt de aandacht op het gedrag en de beheersbaarheid van deze individuele hond.
Klopt het dat sinds 1 januari 2009 het bezit van ieder soort, ras of type vechthond zonder enige restrictie toegestaan is en dat iedereen deze honden in soorten en maten mag fokken, importeren, kopen, verkopen en houden, en zowel het straatbeeld als de representatie in asielhonden tonen aan dat dat ook gebeurt? Bent u voornemens te bewerkstelligen dat een regeling tot stand wordt gebracht waardoor eisen worden gesteld aan het fokken, importeren, verkopen en houden van bepaalde typen vechthonden?
Er gelden wel degelijk restricties aan het fokken van honden. Op grond van artikel 3.4, eerste lid, van het Besluit houders van dieren is het verboden te fokken met gezelschapsdieren op een wijze waarop het welzijn en de gezondheid van het ouderdier of de nakomelingen wordt benadeeld. Vervolgens stelt artikel 3.4, tweede, lid, onder c, van het Besluit houders van dieren dat bij het fokken voor zover mogelijk wordt voorkomen dat ernstige gedragsafwijkingen worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen. Hieronder valt bijvoorbeeld het fokken met honden op agressieve karaktereigenschappen. Dit is ook strafbaar gesteld in de Wet op de economische delicten.
Ik heb in mijn brief van 9 november 2018 (Kamerstuk 20 286, nr. 1003) aangegeven een gevalideerde risicobeoordelingstest te laten ontwikkelen. Met een dergelijke gevalideerde risicobeoordelingstest kunnen ouderdieren met gedragingen, waarvan het ongewenst is dat deze worden doorgegeven op objectieve gronden worden onderscheiden en uitgesloten van de fokkerij. Deze test zal eind 2021 afgerond zijn. Doordat niet op voorhand duidelijk is of een bepaalde hond ook een gevaarlijke hond is, kan ook niet op voorhand een importverbod voor een hond gaan gelden.
Hoe beoordeelt u uw antwoord op bovenstaande vraag in het licht van de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 5 juni 2018, waar geen verwijtbaarheid werd aangenomen mede omdat het Hof wees op wisselende of zelfs ontbrekende wet- en regelgeving hetgeen tot gevolg had dat schadeverhaal voor het slachtoffer via het strafrecht onmogelijk werd?2
Het antwoord op vraag 8 gaat over gevallen waarin een hond als gevaarlijk kan worden bestempeld. In dat geval gelden er restricties.
In de zaak van het gerechtshof Amsterdam speelde onder meer de vraag of de betrokken hond wel of niet kon worden aangemerkt als gevaarlijk als bedoeld in artikel 425 WvSr. Het gerechtshof overweegt dat alleen het feit dat de hond tot een bepaald ras behoort onvoldoende is om de hond als gevaarlijk aan te merken. Daarbij verwijst het gerechtshof naar een lijst van «hoog-risicohonden», die is ingetrokken omdat betrouwbare data waarop een ras in zijn geheel aan te wijzen is als gevaarlijk, ontbreken. Nu er geen wet- of regelgeving is waarbij bepaalde hondenrassen verboden zijn, moet worden uitgegaan van het individuele dier en de feiten en omstandigheden van het geval. In deze specifieke casus bestonden er naar het oordeel van het gerechtshof geen feiten en omstandigheden op basis waarvan de hond als gevaarlijk kon worden aangemerkt. In andere casus zou dit wel het geval kunnen zijn en hoeft het ontbreken van wet- of regelgeving waarbij bepaalde hondenrassen verboden zijn niet in de weg te staan aan een veroordeling op basis van artikel 425 WvSr.
Hoe weegt u, gelet op voorkoming van minderjarige slachtoffers, het belang van het kind zoals geformuleerd in het Internationaal verdrag van de rechten van het kind bij het gebruik van de mogelijkheid die de Wet Dieren biedt om soorten of categorieën van dieren die aantoonbaar gevaarlijk zijn voor de volksgezondheid te verbieden?
In het kader van de ontwikkeling van de huis- en hobbydierenlijst worden diersoorten onder meer beoordeeld op de risicofactor «gevaar op letselschade». Daarbij wordt gekeken naar het gevaar van een diersoort voor de mens. Indien een diersoort gevaren met zich brengt voor kinderen zal dit ook daar naar voren komen.
Het nieuws dat de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen kwetsbaar is voor hackers |
|
Tobias van Gent (VVD), Jan Middendorp (VVD), Harry van der Molen (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Cyberexperts luiden noodklok: uitslag Tweede Kamerverkiezingen kwetsbaar voor hackers»?1
Wat is uw reactie op de waarschuwing van cyberexperts dat de uitslag van de aankomende Tweede Kamerverkiezing te hacken zou zijn?
Is het waar dat de uitslag wordt ingevoerd in de optelsoftware, de Ondersteunende Software Verkiezingen (OSV), zonder dat daarop een handmatige controle wordt uitgeoefend? Deelt u de conclusie van de cyberexperts dat hiermee de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de verkiezingsuitslag in het geding kan zijn? Zo nee, waarom niet?
Welke stappen zijn er gezet om het proces rondom de vaststelling van de verkiezingsuitslag veilig te maken, drieënhalf jaar nadat cyberexperts voor het eerst de noodklok luidden? Zijn alle beveiligingslekken in de optelsoftware die geconstateerd werden in 2017 inmiddels opgelost? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u het voorstel van de cyberexperts om uitslagen handmatig op de stembureaus na te laten tellen door ambtenaren? Welke maatregelen neemt u om te garanderen dat het proces van de uitslagberekening transparant en controleerbaar is?
Wanneer verwacht u de nota naar aanleiding van het verslag inzake Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen aan de Kamer te doen toekomen?2
Deelt u de mening dat het om de transparantie van de verkiezingsuitslag te garanderen van belang is dat de processen-verbaal zo snel mogelijk door de gemeenten op hun website worden gepubliceerd en derden zo de stemmingen kunnen natellen, gezien de praktische problemen die een aantal gemeenten bij de publicatie van de processen-verbaal bij de Provinciale Statenverkiezingen in maart 2019 ondervond? Komt er een uiterste deadline voor wanneer deze op de websites moeten staan? Welke maatregelen gaat u nemen en/of heeft u reeds genomen om dit proces voor de aankomende Tweede Kamerverkiezingen te verbeteren?3
Het seksueel misbruik van jongeren in de gehandicaptenzorg |
|
Attje Kuiken (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Seksueel misbruik verstandelijk gehandicapten wordt nauwelijks aangepakt»?1
Ja.
Welke concrete maatregelen zijn getroffen in de afgelopen jaren om misbruik van mensen met een verstandelijke beperking te voorkomen?
De gehandicaptensector is erg actief in het bespreekbaar maken en het voorkómen van seksueel geweld en grensoverschrijdend gedrag bij cliënten. Zowel door de brancheorganisatie, de individuele instellingen als het platform van ouderorganisaties is en wordt de laatste tien jaar hiertoe materiaal ontwikkeld.
Op verzoek van de Minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport is door de Universiteit van Maastricht een «Wegwijzer» gemaakt om ouders, zorgprofessionals en cliënten inzicht te geven in het beschikbare materiaal. Deze Wegwijzer verwijst in elke stap in de keten (preventie-signalering-aanpak-nazorg) naar bruikbaar materiaal dan wel naar materiaal dat minimaal gebaseerd is op relevante praktijkervaringen. Het gaat daarbij om materiaal ten behoeve van mensen met een verstandelijke beperking (met onderscheid naar licht, matig en ernstig). Daarbij wordt aangegeven voor wie het materiaal bestemd is (slachtoffers, plegers, ouders/verwanten, zorgprofessionals).
Voorts is er in opdracht van VWS materiaal ontwikkeld om de loverboy-problematiek onder jongeren (jongens en meisjes) met een lichte verstandelijke beperking aan te pakken. Hiertoe zijn de producten van de Commissie «Aanpak meisjesslachtoffers loverboys/mensenhandel» (Commissie Azough) toepasbaar gemaakt naar jongeren met een lichte verstandelijke beperking (en jongeren met psychische problematiek).
Heeft u zicht op hoe vaak misbruik in de gehandicaptenzorg voorkomt? Worden meldingen en signalen op een plek bijgehouden om eventuele patronen te ontdekken?
Situaties waarbij sprake is van geweld binnen een zorgrelatie, waaronder seksueel grensoverschrijdend gedrag, moeten zorgaanbieders verplicht melden bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: inspectie) op grond van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz). De inspectie heeft zicht op het aantal meldingen dat wordt gedaan. In 2019 heeft de inspectie in totaal 90 meldingen ontvangen die betrekking hebben op (het vermoeden van) seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen de gehandicaptenzorg.
Daarnaast beschikt elke zorgaanbieder in de Gehandicaptenzorg over een intern meldingssysteem waarin incidenten waarbij cliënten betrokken zijn worden geregistreerd. Het doel van een dergelijk systeem is om op basis van analyse de kwaliteit en veiligheid van de zorg te verbeteren. Dit betreft ook incidenten op het gebied van seksueel misbruik en seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Is het mogelijk voor medewerkers uit de gehandicaptenzorg om elders in de zorg aan het werk te gaan nadat er melding is gedaan van (vermeend) misbruik?
Helaas kunnen we nooit helemaal uitsluiten dat zich een situatie voordoet waarin iemand elders in de zorg aan de slag gaat, nadat er misbruik heeft plaatsgevonden. Het is van groot belang dat er altijd aangifte wordt gedaan wanneer er misbruik wordt geconstateerd. Werkgevers in de zorg hebben daarnaast een grote verantwoordelijkheid om de kans dat dit zich voordoet zo klein mogelijk te maken: zij moeten zorgen voor een veilige zorgrelatie.
Daartoe hebben zij een aantal instrumenten in handen:
Een zorgaanbieder die een medewerker ontslaat wegens geweld in de zorgrelatie moet dit ook verplicht melden bij de inspectie als een melding ontslag wegens ernstig disfunctioneren. De inspectie kan vervolgens besluiten deze melding te onderzoeken en doet dat doorgaans ook als er voldoende harde feiten zijn, een veroordeling of overtuigende feiten vanuit onderzoek van de zorgaanbieder.
Dit onderzoek door de inspectie dient om te bepalen of er sprake is van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg een ernstig bedreiging kan betekenen (art. 25 Wkkgz). Wanneer de inspectie besluit dat daarvan sprake is kan zij de zorgverlener registreren (een aantekening plaatsen). Werkgevers kunnen navraag doen bij de inspectie of een zorgverlener voorkomt in dit register. Dit is echter geen verplichting.
Wordt er naar uw mening voldoende gedaan om personen met een verstandelijke beperking te beschermen tegen medebewoners die een verleden hebben als dader van seksueel misbruik? Speelt privacy dan daders hierin een belemmerende rol?
Cliënten moeten worden begeleid op alle levensgebieden, dus ook op het gebied van seksualiteit c.q. seksuele opvoeding. Seksualiteit is dan ook altijd onderwerp bij bespreking van het zorgplan. Het gaat dan zowel om het bevorderen van weerbaarheid, als om het voorkomen van grensoverschrijdend gedrag. Binnen de sector is hier veel materiaal voor ontwikkeld, zowel gericht op plegers als op slachtoffers en op de zorgprofessionals die de cliënten begeleiden. Voorts wordt in het kwaliteitskader (in de uitvraag kerngegevens zorgaanbieders) gevraagd of er per cliënt een risico-inventarisatie in het kader van veiligheid is gedaan.
Herkent u de signalen dat er te weinig meldingen worden gedaan bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd waardoor seksueel misbruik in instellingen onderbelicht blijft en er geen onafhankelijke onderzoeken op volgen?
De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg. In dat kader ontvangt de inspectie meldingen waarbij sprake is van geweld in de zorgrelatie, waaronder seksueel grensoverschrijdend gedrag. De inspectie is afhankelijk van de meldingsbereidheid van bestuurders. Ik herken overigens genoemde signalen over een lage meldingsbereidheid niet. Maar als hier sprake van zou zijn, dan baart dat zorgen.
Kwetsbare mensen in de gehandicaptenzorg die hun leven lang en voor alle levensterreinen afhankelijk zijn van de zorg en ondersteuning, hebben recht op veilige zorg. Wanneer er sprake is van risico’s en incidenten dan dienen bestuurders zich optimaal in te zetten om veiligheid te waarborgen. Dat begint in ieder geval met het zorgen voor een open cultuur waar men bereid is signalen te bespreken en zaken te melden en te onderzoeken. De inspectie ziet in haar toezicht dat veel zorgaanbieders beleid en protocollen hebben op dit gebied, maar signaleert ook dat deze, bijvoorbeeld via scholing, meer aandacht zouden kunnen krijgen.
Baart het u zorgen dat er sprake lijkt te zijn van lage meldingsbereidheid, zeker in vergelijking tot andere landen? Zo ja, welke stappen bent u voornemens te zetten om de meldingsbereidheid te verhogen?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Cameraploeg PowNed belaagd door leerling Emmauscollege in Rotterdam’ |
|
Zohair El Yassini (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Cameraploeg PowNed belaagd door leerling Emmauscollege in Rotterdam»?1
Ja.
Wat heeft zich precies afgespeeld op het Emmauscollege? Hoe beoordeelt u deze situatie?
In verband met een mishandeling is een verdachte aangehouden. Het strafrechtelijk onderzoek loopt nog, waardoor ik over deze zaak nog geen uitspraak kan doen.
Kloppen de signalen dat ten tijde van het incident beveiliging aanwezig was op het schoolplein en niet heeft ingegrepen bij de aanval op de cameraploeg van PowNed? Zo ja, wat is de reden geweest dat de journalisten niet zijn beschermd?
Er was geen professionele beveiliging aanwezig op de plaats van het incident. Binnen het schoolterrein was wel een dubbele bezetting van medewerkers van de school aanwezig om toezicht te houden. Een conciërge is vanaf het schoolterrein naar het incident gesneld. De conciërge heeft het incident niet kunnen voorkomen, maar heeft wel ingegrepen.
Welke sancties heeft het Emmauscollege inmiddels genomen tegen de leerling die de journalisten heeft belaagd?
De verdachte is een minderjarige leerling. De school biedt passende ondersteuning, sancties en begeleiding. De directie van het Emmauscollege heeft meteen contact gezocht met de ouders van de jongen. Diens vader heeft inmiddels zijn excuses aangeboden voor het gedrag van zijn zoon.
Is er inmiddels aangifte of melding bij de politie gedaan door het Emmauscollege over het incident?
Er is door de verslaggever zelf meteen aangifte gedaan van het incident. De politie startte daarop een onderzoek. Zaterdag 7 november werd de verdachte aangehouden en gehoord. De school heeft zelf geen aangifte gedaan, omdat het incident buiten het schoolterrein plaatsvond.
Deelt u de mening dat we pal achter onze journalisten moeten staan en dat het onacceptabel is dat ze lastig gevallen worden tijdens het uitoefenen van hun werkzaamheden?
Het belagen van journalisten en verslaggevers omdat zij hun werk uitvoeren, is onacceptabel. Het staat mensen vrij om aan te geven dat ze het ergens mee oneens zijn of ergens niet van gediend zijn, maar dat mag nooit met bedreiging, agressie of geweld gepaard gaan.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg inzake OCW-begroting, onderdeel Media, dat is gepland op 30 november 2020?
Ja.