Opsporing van dopinghandel |
|
Renske Leijten , Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Erkent u dat er een ontluisterend beeld wordt geschetst van de Nederlandse inzet bij de opsporing van dopinghandel en doping?1 Wilt u uw antwoord toelichten?
Wij verwijzen naar de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Van Dekken en Recourt van uw Kamer (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2519, ingezonden 4 maart 2013) en van het lid Bruins Slot van uw Kamer (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2520, ingezonden 6 maart 2013. Overigens heeft de Dopingautoriteit geen opsporingstaak zoals in vraag 13 wordt gesteld.
Bent u bekend met het forse gebruik van doping in de amateursport en in sportscholen en met het feit dat Nederland 160.000 dopinggebruikers kent? Wat gaat u doen om dit terug te dringen?
Ja. De Dopingautoriteit heeft met financiering van het Ministerie van VWS door TNO in 2009 een prevalentieonderzoek laten uitvoeren naar het gebruik van prestatiebevorderende middelen bij fitnessbeoefenaars. Mijn ambtgenoot van VWS is bekend met de conclusie dat naar schatting 160.000 van de 2 miljoen bezoekers van fitnesscentra dopinggeduide middelen gebruiken. Overigens wordt in de ongeorganiseerde sport doping met name gebruikt om een gespierd en slank uiterlijk te verkrijgen. Naar aanleiding van deze resultaten heeft haar voorganger in 2009 reeds een aantal acties in gang gezet om dit aantal niet verder te doen laten stijgen. Hierover is uw Kamer in 2009 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II, vergaderjaar 2008- 2009, 30 234, nr. 24).
Deelt u de mening dat het protocol voor sportschoolhouders (om over te gaan op schorsing als het gebruik van doping wordt geconstateerd), niet werkt, doordat het nauwelijks wordt toegepast? Wat gaat u doen om het dopinggebruik in sportscholen beter te controleren en gebruikers te weren?
Bent u bekend met het feit dat er in Nederland veel doping geproduceerd wordt in ondergrondse laboratoria? Heeft u zicht de hoeveelheid laboratoria en de ondergrondse handel in Nederland? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om dit zicht te verbeteren?
Bent u bekend met het feit dat veel doping te koop wordt aangeboden op internet? Hoe vaak gaat het hierbij om illegale medicijnen?
Wordt hier opsporing op verricht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe succesvol verloopt dit? Hoe denkt u dit verder te kunnen verbeteren?
Heeft Nederland een verzoek van de Belgische justitie gehad om bij staan in de opsporing en aanpak van dopinghandel? Zo ja, klopt het dat daar geen vervolg aan is gegeven? Waarom niet?
Wat kunnen we leren van de aanpak van de productie, de handel en het gebruik van doping in België?
Klopt het dat er niet of nauwelijks wordt samengewerkt met België op het terrein van de aanpak van dopingproductie en -handel? Bent u bereid een dergelijke samenwerking te bewerkstelligen of drastisch te verbeteren, zodat er voortvarender kan worden opgetreden? Zo nee, waarom niet?
Herkent u zich in de beeldvorming dat Nederland nauwelijks iets doet aan de aanpak van doping? Wat gaat u doen om de opsporingsinzet met betrekking tot dopinghandel en -doorvoer te vergroten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Kent u de nota «Iedereen kan doodvallen» uit 2005? Waarom is dit rapport een intern rapport gebleven en is er niets gedaan met de aanbevelingen uit dit rapport? Bent u alsnog bereid de aanbevelingen uit het rapport ter harte te nemen?
In antwoord op schriftelijke vragen van het toenmalige lid Van der Ham van uw Kamer is aangegeven dat de betreffende notitie wel degelijk een ondersteunende rol heeft gespeeld bij de beleidsvoorbereiding van afspraken tussen de verschillende handhavende en opsporende partijen. Ook is toen gemeld dat de notitie geen eindproduct was en het gelet daarop, en op het interne karakter van de notitie, niet in de rede ligt die openbaar te maken.3
Klopt het dat er nauwelijks wordt samengewerkt tussen politie, Openbaar Ministerie, douane en dopingautoriteit in de bestrijding van doping? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid deze samenwerking alsnog tot stand te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Ziet u een mogelijkheid om de informatie omtrent de invoer, doorvoer en productie van doping die bekend is bij douane, politie en Openbaar Ministerie toegankelijk te maken voor de Nederlandse Doping Autoriteit, opdat zij haar opsporingstaak beter kan uitvoeren? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Het falende Nederlandse anti-dopingbeleid |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nederlands anti-dopingbeleid faalt»?1
Ja.
Wat is uw opvatting over de uitspraak van de Belgische autoriteiten «Nederland is een zwakke schakel in de internationale bestrijding van de dopinghande»?
Het in de uitzending geschetste beeld wordt door de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) en het openbaar ministerie (OM) niet herkend. Dit neemt niet weg dat het nuttig is de eigen aanpak te blijven bezien op eventuele mogelijkheden tot verbetering. Wij verwijzen in dat verband naar onze antwoorden hierna.
Is u bekend dat er de afgelopen twee jaar een verdubbeling van het aantal laboratoria van vier naar acht heeft plaatsgevonden? Zo ja, welke actie(s) heeft u ondernomen? Zo nee, waarom niet? Heeft u – indien van toepassing – deze informatie gedeeld met de Nederlandse Dopingautoriteit? Zo nee, waarom niet?
Het OM heeft meegedeeld dat tijdens een bezoek van de Belgische autoriteiten aan het Functioneel Parket onder andere is aangegeven dat vanuit België een tendens werd gezien van een toename van laboratoria. Concrete aantallen zijn daarbij niet genoemd. De IGZ en het OM kunnen (een toename van) het bestaan van laboratoria niet op basis van eigen informatie bevestigen.
Daarnaast is tijdens het bezoek gesproken over een concreet onderzoek inzake doping. In deze zaak is de uit België ontvangen informatie door de opsporingsdiensten in Nederland in behandeling genomen.
Bent u geïnformeerd door de advocaat-generaal van het Gentse hof over de verdubbeling van het aantal laboratoria van vier naar acht in de afgelopen twee jaar? Zo ja, welke actie(s) heeft u hierop ondernomen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met het gegeven dat de doping wordt verhandeld via een twintigtal websites, die vermoedelijk door Nederlanders worden beheerd? Zo ja, wat heeft u gedaan en wat gaat u doen om deze illegale handel een halt toe te roepen? Zo nee, waarom niet?
Ja, via websites worden dopinggeduide middelen aangeboden. Wij verwijzen voor de aanpak van dopinghandel naar antwoord 8 en naar de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Bruins Slot van uw Kamer (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2520, ingezonden 6 maart 2013). Verder werkt de IGZ op dit moment aan een aanvullende aanpak die tot doel heeft om onbevoegde aanbieders van geneesmiddelen op internet te beboeten. Het gaat daarbij om reclame voor en het onbevoegd aanbieden van geregistreerde geneesmiddelen, en om reclame voor en het aanbieden van ongeregistreerde of vervalste geneesmiddelen en dopinggeduide middelen.
Welke samenwerkingsverbanden zijn er op het gebied van dopinghandel met België? Welke overige internationale samenwerkingsverbanden zijn er op het gebied van dopinghandel en met welke landen?
Nederland werkt in Europees verband samen met de lidstaten, waaronder België, op het terrein van in de internationale bestrijding van de dopinghandel. Zo neemt de IGZ deel aan de Working Group of Enforcement Officers (WGEO) van de Europese Unie, waarin alle Europese lidstaten zijn vertegenwoordigd. In de WGEO neemt de internationale samenwerking op het gebied van illegale handel in geneesmiddelen een prominente plaats in. Binnen het kader van de prioritering van de werkzaamheden van de IGZ zal de IGZ contact opnemen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten om gezamenlijk en in afstemming met elkaar op te treden. Verder werkt het OM zoals bij alle grensoverschrijdende criminaliteit samen met de EU-lidstaten, waaronder België, en voert het in voorkomende gevallen rechtshulpverzoeken uit. Er is geen aanleiding om deze samenwerking te veranderen.
Welke mogelijkheden tot verbetering van de samenwerking met België op het gebied van dopinghandel zijn er nog? Op welke wijze gaat u de (mogelijke) verbetering realiseren?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke wijze gaat u de opsporing van dopinghandel een grotere prioriteit geven bij de betreffende opsporingsinstanties?
In het antwoord van mijn ambtgenoot van VWS van eind 2012 op schriftelijke vragen van het lid Bruins Slot van uw Kamer is de werkwijze van onder andere het Bureau Opsporing van de IGZ en het OM beschreven bij het bestrijden van dopingfeiten.2 Zij treden waar mogelijk op tegen dopingzaken die zich aandienen. De handel in doping valt onder de reguliere strafrechtelijke aanpak van illegale medicijnen en is door het OM niet als speerpunt benoemd.
Medio februari 2013 is er ambtelijk overleg gestart tussen de Ministeries van VWS (IGZ), VenJ en Financiën (Douane). Voor de volgende fase zal ook de Dopingautoriteit aansluiten en zijn tevens de politie en het OM uitgenodigd. In dit overleg wordt aan de hand van de rollen en taken van alle partijen bekeken hoe er beter kan worden samengewerkt en of er beter en meer informatie kan worden uitgewisseld. Over de uitkomsten van en mogelijke vervolgstappen na dit overleg zal de Minister van VWS uw Kamer voor het zomerreces informeren.
Tevens organiseert de IGZ een intern symposium over de illegale productie van en illegale handel in (grondstoffen voor) dopinggeduide middelen. Doel van die bijeenkomst, die naar verwachting in het najaar van 2013 zal plaatsvinden, is om de omvang van de illegale productie en handel in kaart te brengen, de aandacht voor dit onderwerp onder handhavende diensten te verhogen en te onderzoeken of binnen Nederland extra handhavingcapaciteit moet en kan worden georganiseerd voor het bestrijden van dopingcriminaliteit.
Het hangt af van de resultaten van deze activiteiten of het nodig en mogelijk zal zijn uitgebreider in te zetten op het bestrijden van dopingfeiten.
Welke zaken zijn er aangekaart tijdens het bezoek van de Belgische Multidisciplinaire Hormonencel aan het Functioneel Parket van vorig jaar? Welke gevolgen heeft dat bezoek gehad voor de aanpak van dopinghandel?
Zie antwoord vraag 3.
Overweegt u op basis van de ontwikkelingen op het gebied van doping de zelfregulering te gaan herzien, dan wel aan te passen, teneinde te komen tot een effectievere dopingbestrijding?
Nee, vooralsnog niet.
Er gelden verplichte regels en reglementen voor alle sporten in alle landen, die zijn vastgelegd in de World Anti-Doping Code van World Anti Doping Agency (WADA). Het toepassen van de dopingregels is een verantwoordelijkheid van de sport en vindt plaats door NOC*NSF, de bonden en de Dopingautoriteit. Uitgangspunt is immers dat de sport zelf verantwoordelijk is voor het tegengaan van het gebruik van doping. Mijn ambtgenoot van VWS blijft de sport steunen om het dopingprobleem aan te pakken. Zij doet dit met name door financiering van de Dopingautoriteit en het betalen van contributie aan de World Anti Doping Agency (WADA). Verder ondersteunt zijde «onderzoeks- en adviescommissie antidoping aanpak», die de KNWU en het NOC*NSF hebben ingesteld. Deze commissie zal concrete aanbevelingen doen ter verbetering van de huidige anti-dopingaanpak, binnen de context van het beleid van NOC*NSF en de rijksoverheid en de mondiale ontwikkelingen van de wielersport. Mijn ambtgenoot van VWS wacht deze aanbevelingen af en zal deze in de bredere context van het anti-dopingbeleid bekijken.
Matchfixing |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van de aanpak van «matchfixing» in België en Duitsland?1 Kent u het bericht «Matchfixing over de grens is ook in Nederland strafbaar»?2
Ik ben bekend met de aanpak van matchfixing in België en Duitsland. Het bericht is mij bekend.
Deelt u de opvatting van de opsporingsdiensten in België en Duitsland dat Nederland te laks is met de opsporing van «matchfixing»? Zo ja, wat gaat u doen om hierin verbetering in aan te brengen? Zo nee, waarom niet en waaruit blijkt dat?
Die opvatting deel ik niet. Het onderzoek naar matchfixing, dat mijn ambtgenote van Volksgezondheid, Welzijn en Sport samen met mij in gang heeft laten zetten, onderstreept dat wij het fenomeen matchfixing serieus nemen. Indien de resultaten van dit onderzoek daartoe aanleiding geven, zullen de nodige middelen worden ingezet. Zowel het Openbaar Ministerie als de politie hebben expertise opgebouwd over omkoping in de sport en zullen hier mee doorgaan.
Deelt u de mening van de cel voetbalfraude in België en Duitsland dat het belangrijk is om op tijd en met voldoende middelen «matchfixing» te bestrijden? Zo ja, wat gaat u doen om hier gevolg aan te geven? Zo nee, waarom niet?
Op het moment dat er signalen zijn die aanleiding geven voor een strafrechtelijk onderzoek, dan zal adequaat gereageerd worden en zullen voldoende middelen worden ingezet. Daarnaast voeren sportbonden preventieve maatregelen door. Zoals ik in antwoord op eerdere Kamervragen al heb bericht, neemt bijvoorbeeld de KNVB preventieve maatregelen als voorlichting aan clubs, reglementswijzigingen en samenwerkingsverbanden op landelijk, Europees en mondiaal niveau. Concrete voorbeelden van deze maatregelen zijn: het informeren van de clubs, het trainen van scheidsrechters, het realiseren van een anonieme tiplijn en het instellen van een Integriteitseenheid bij de KNVB.
Wat vindt u van de uitspraak van de cel voetbalfraude in België en Duitsland dat het onderzoek van Europol slechts het topje van de ijsberg is?
De uitspraak dat het onderzoek van Europol slechts het topje van de ijsberg is kan ik niet beoordelen, omdat die uitspraak niet wordt onderbouwd met feitenmateriaal.
Is het waar dat Nederlanders in het buitenland van «matchfixing» worden verdacht? Zo ja, kan daarachter verdenking van deelname aan een criminele organisatie schuil gaan? Zo ja, kan dan door de Nederlandse justitiële autoriteiten onderzoek worden verricht op grond van het feit dat dergelijke delicten gepleegd door een Nederlander in het buitenland ook in Nederland strafbaar kunnen zijn (territorialiteitsbeginsel)? Gebeurt dit ook?
Ik verwijs naar de brief die ik op 8 februari jongstleden aan uw Kamer heb verzonden5. Het betreft hier een lopend onderzoek van de Duitse justitie, waarvan ik de feiten niet ken. In Nederland loopt geen strafrechtelijk onderzoek naar matchfixing.
Nederlanders die in het buitenland een strafbaar feit plegen, zijn in Nederland te vervolgen, mits het feit in Nederland ook strafbaar is (personaliteitsbeginsel). Het enkele feit dat Nederlanders als verdachten worden aangemerkt in het buitenland betekent niet dat Nederland moet vervolgen. Uitgangspunt is dat het land waar de strafbare feiten zijn begaan ook vervolgt (territorialiteitsbeginsel). In de onderhavige zaak is dit aan de orde.
Welke prioriteit geeft u aan de opsporing en vervolging van «matchfixing» en van de criminelen die vermoedelijk bij «matchfixing» betrokken zijn?
Er is geen sprake van concrete aanwijzingen met betrekking tot matchfixing in Nederland. Op het moment dat er signalen komen die aanleiding zijn voor een strafrechtelijk onderzoek, zal dit vanzelfsprekend worden ingesteld. Het Openbaar Ministerie en de betrokken opsporingsdiensten als ook de sportbonden zijn alert op dergelijke signalen. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat stevige justitiële stappen noodzakelijk zijn, omdat er inmiddels concrete aanwijzingen zijn en er mogelijk sprake is van georganiseerde criminaliteit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de opvatting dat het succes van de cel voetbalfraude alleen gegarandeerd is met speciale opsporingsmethoden, zoals afluisteren en observatie?
Voor de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden heeft de wetgever bepaald dat die kunnen worden ingezet in onderzoeken naar misdrijven waardoor de rechtsorde ernstig geschokt is. Daarvan is mij in dit kader nog niet gebleken. Ook voor wat betreft het oprichten van een cel, zoals vragenstellers beogen, moet de noodzaak zo hoog zijn dat ik besluit capaciteit van OM en opsporingsdiensten voor een nieuw fenomeen af te splitsen. Ik zie die noodzaak op dit moment niet. De reguliere kanalen voor politiële en justitiële samenwerking volstaan vooralsnog.
Bent u het met de cel voetbalfraude van België en Duitsland eens dat het Openbaar Ministerie (OM) ook een dergelijke cel moet oprichten om tot goede samenwerking te komen en dat die samenwerking op dit moment niet goed mogelijk is? Zo ja, op welke termijn krijgt het OM een dergelijke cel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Grootschalige omkoping bij 380 sportwedstrijden |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Europol: grootschalige omkoping bij 380 voetbalwedstrijden»?1
Ik verwijs u naar de brief over dit onderwerp, die ik op 8 februari 2013 aan uw Kamer heb verzonden.2 Elk gegeven dat van belang is voor het onderzoek naar matchfixing wordt hierbij vanzelfsprekend betrokken.
Wat is uw reactie op de uitspraken van Europol, waarin gezegd wordt dat er voor het eerst harde bewijzen zijn verzameld van matchfixing? Zijn deze gegevens van Europol betrokken in het onderzoek dat u laat uitvoeren naar matchfixing? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de uitspraken van Europol die aangeven dat criminelen € 8 miljoen aan winst hebben geboekt door matchfixing, en dat dit nog maar het topje van de ijsberg is? Wordt in het Nederlandse matchfixingonderzoek ook gekeken naar de winsten die in Nederland zijn geboekt door criminelen? Zo nee, waarom niet?
Ik wacht in dit verband eventuele toekomstige informatie van Europol af. In ons matchfixingsonderzoek wordt de vraag over winsten meegenomen.
Wat is uw reactie op de conclusies van Europol die aangeven dat ook Nederlanders handelen in matchfixingpraktijken? Zijn deze Nederlanders bekend in het onderzoek naar matchfixing en/of bij het Openbaar Ministerie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Is u bekend hoeveel zaken die betrekking hebben op matchfixing momenteel strafrechtelijk worden onderzocht, waardoor zij niet deel kunnen uitmaken van het onderzoek dat u laat doen naar matchfixing? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
In Nederland loopt geen strafrechtelijk onderzoek naar matchfixing. Ik verwijs u verder naar voornoemde brief van 8 februari 2013 aan uw Kamer.
Kunt u aangeven of in Nederland arrestaties hebben plaatsgevonden van mensen die betrokken zijn bij matchfixing? Zo nee, wilt u deze gegevens betrekken in het onderzoek dat u momenteel laat uitvoeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Betrekt u alle sporten in het onderzoek naar matchfixing of zijn er sporten die niet in het onderzoek worden meegenomen? Wilt u een overzicht sturen welke sporten wel en/of niet onderzocht worden op matchfixing? Zo nee, waarom niet?
De drie sporten die in ieder geval meegenomen worden in het onderzoek zijn voetbal, tennis en de draf- en rensport. Dit zal worden aangevuld met naar verwachting twee additionele sporten. Welke sporten dat zijn hangt mede af van de vraag op welke Nederlandse wedstrijden in het buitenland gegokt kan worden.
Hoe reageert u op de opmerking van de heer Van Rompuy dat het onderzoek dat u laat uitvoeren enkel kijkt naar het verleden, terwijl juist een strategie nodig is voor de toekomst? Bent u bereid een plan te maken hoe er met klokkenluiders zal worden omgegaan, teneinde hen te bewegen zich te melden? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Er is opdracht gegeven voor een breder onderzoek naar de aard en omvang van matchfixing in Nederland. Op basis van de resultaten zal worden bepaald of, en zo ja welke, verdere maatregelen noodzakelijk zijn voor een integrale aanpak van matchfixing. De behandeling van klokkenluiders maakt deel uit van het onderzoek en betreft vooral tuchtrechtelijke aspecten.
De aanhouding van Willem II fans te Utrecht |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Willem II fans woedend»?1
Ja.
Kunt u een feitenrelaas geven omtrent de in het bericht genoemde aanhouding van fans van de voetbalvereniging Willem II?
De gemeente Utrecht ontvangt op zondagmiddag informatie waaruit blijkt dat ongeveer 40 – 50 supporters van Willem II (waaronder een aantal bekende harde kernleden en supporters met stadionverboden) in een café in Utrecht aanwezig zijn. Er was sprake van het nuttigen van alcohol en verdovende middelen. Tevens ontvangt de politie informatie dat deze groep Willem II supporters uit zou zijn op een confrontatie met FC Utrecht supporters. Aan de politie wordt doorgegeven dat de groep zeer veel telefonisch contact had met supporters van FC Utrecht.
Bij het zien van de politie wordt de situatie ter plaatse grimmiger en willen Willem II supporters met bier in hun handen naar buiten lopen. Daarop besluit de voetbalcoördinator Utrecht, na overleg met de Algemeen Commandant MT Utrecht stad, de supporters van Willem II aan te laten houden ter zake dreigende verstoring van de openbare orde (artikel algemene plaatselijke verordening).
Aanhouding was hierbij noodzakelijk daar het ter plaatse uitdelen van een bekeuring zou betekenen dat de supporters weer de straat op zouden moeten. Dit was geen gewenste situatie, daar er dan alsnog een confrontatie tussen FC Utrecht en Willem II supporters zou kunnen ontstaan.
Na de mededeling dat de supporters waren aangehouden, braken zij de nooddeur open achter in het café en trachtten te ontvluchtten. Door de politie werd een grote groep ingesloten en aangehouden. In totaal zijn hierbij 42 aanhoudingen verricht. Alle verdachten zijn hierop onder begeleiding van de ME naar Houten overgebracht. Alle 42 aangehouden verdachten zijn voorzien van een Kennisgeving van bekeuring.
Waarom werden de Willem-II supporters aangehouden?
Zie antwoord vraag 2.
Over welke mogelijkheden beschikken de in het bericht genoemde supporters om hun ongenoegen tegen hun aanhouding kenbaar te maken? Over welke juridische mogelijkheden beschikken zij om tegen het politieoptreden achteraf bezwaar te maken?
Indien de supporters de behoefte hebben om hun ongenoegen tegen de aanhouding kenbaar te maken, kunnen zijn hiertoe een klacht indienen bij de regionale eenheid. Om achteraf bezwaar te maken tegen het politieoptreden, kunnen zij verzet aantekenen tegen de bestuurlijke strafbeschikking die zij hebben ontvangen.
Deelt u de mening dat indien het ongewenst is dat supporters zich in het centrum van een stad begeven een combiregeling meer voor de hand had gelegen? Zo ja, had daarmee de dreigende verstoring van de openbare orde dan niet eerder voorkomen kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Het is niet waarschijnlijk dat een combiregeling dit incident had kunnen voorkomen. Op basis van de beschikbare informatie en eerdere ervaringen, is de wedstrijd vooraf ingeschaald als een A-wedstrijd: een wedstrijd met een laag risico en daarbij is een combiregeling ongebruikelijk.
Maar zelfs indien wel van een combiregeling gebruik zou zijn gemaakt is een ieder vrij om op eigen gelegenheid (naar de binnenstad) af te reizen. Dus ook supporters die niet voor de wedstrijd komen. Dat was ook hier het geval: van de Willem II supporters die zijn aangehouden had een deel geen toegangskaartje, in
sommige gevallen zelfs een stadionverbod. Een combiregeling zou hen niet hebben weerhouden van de komst naar Utrecht centrum.
Op welke manier verhoudt de arrestatie van deze Willem II-supporters zich tot de aangekondigde versoepeling van de combiregeling in de binnenkort te presenteren Voetbalwet?
Ik heb een voorstel ingediend tot wijziging van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Voetbalwet). Over de voorgestelde wijzigingen heb ik u bij brief van 4 september 2012 geïnformeerd. De wet ziet niet toe op specifieke voetbalmaatregelen als de combiregeling. De burgemeester kan een combiregeling opleggen voor een bepaalde wedstrijd in overleg met, en geadviseerd door, de lokale (veiligheids)partners.
De poging van de KNVB om de mening van een scheidsrechter te verbieden |
|
Reinette Klever (PVV), Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «KNVB wil liever geen PVV-teksten»?1
Ja.
Klopt dit bericht, en zo ja, wat vindt u ervan dat de KNVB op deze manier tracht scheidsrechters monddood te maken die het Marokkanenprobleem wel durven te benoemen?
Desgevraagd meldt de KNVB vanzelfsprekend de vrijheid van meningsuiting van iedereen te respecteren, zo óók van al zijn leden. Wel heeft de bond zijn zorg willen uitspreken aangaande opmerkingen van de betrokken scheidsrechter op sociale media die als beledigend, kwetsend of zelfs racistisch kunnen worden ervaren, en daarmee op gespannen voet staan met de normen- en waarden waaraan de bond vasthoudt.
De KNVB ontving over de uitingen van betrokkene diverse klachten van leden.
Dit vormde een reden te meer voor de bond om – in deze tijd waarin het begrip «respect» een prominente plaats inneemt – richting betrokkene te reageren zoals dat gebeurd is. De KNVB vindt, dat functionarissen zoals scheidsrechters als geen ander een voorbeeldfunctie hebben, waarvan zij zich wat de KNVB betreft altijd bewust zouden moeten zijn. De bond heeft daarom een duidelijk signaal hieromtrent willen afgegeven.
Ik laat het aan de KNVB om binnen de bond daarin een eigen weg te kiezen.
Verder geeft de KNVB aan dat er inmiddels een gesprek plaatsgevonden heeft tussen de bond en betrokkene. In de ogen van de KNVB had betrokkene zijn functie van voorzitter van Scheidsrechters Vereniging Amsterdam (SVA) kunnen blijven vervullen.
Deelt u de mening dat een scheidsrechter te allen tijde de vrijheid moet hebben om zijn mening te verkondigen, ook als die mening niet strookt met die van de politiek-correcte KNVB? Zo neen, waarom niet?
Ik deel de mening dat ook een scheidsrechter ten allen tijde vrijheid van meningsuiting heeft. Er zijn grenzen aan de vrijheid van meningsuiting: «moet jij niet wat grensrechters doodtrappen» is een uitspraak waarvan ik mij heel goed kan vinden in de reactie van de KNVB die afstand neemt van dit soort uitspraken van een scheidsrechter van de KNVB.
Heeft de KNVB, of een andere door de overheid gesubsidieerde sportbond, eerder pogingen ondernomen tot dergelijke censuurpraktijken?
Nee.
Bent u bereid de directie van de KNVB op het matje te roepen, en er op aan te dringen dat deze dappere scheidsrechter excuses krijgt aangeboden? Zo neen, waarom niet?
Nee. De KNVB bepaalt, als autonome ledenorganisatie, zelf waar de grenzen liggen van wat leden zich kunnen veroorloven.
Het vechten voor een schone vechtsport |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de nieuwsuitzending van Brandpunt waarin geweldsincidenten met kickboksers en geweldsincidenten rond vechtsportgala’s aan de orde worden gesteld?1
Ja.
Is het waar wat de Utrechtse wetenschapper in de uitzending beweert dat er te weinig medisch toezicht is op de boksers? Zo ja, hoe komt dat en wat gaat u doen om hier verbetering in aan te (laten) brengen? Zo nee, waarom niet? Waaruit blijkt dat het medisch toezicht wel goed geregeld is?
De betreffende wetenschapper heeft op 24 januari 2013 het onderzoek, getiteld «Aanzien en overleven in een sport vol passie» naar de praktijk van de vechtsporten gepresenteerd tijdens de Vechtsportconferentie «Samen de sport gezond houden en beschermen». Een bevinding uit het onderzoek die in dit verband relevant is, is dat er vanuit medisch perspectief gezien onvoldoende afspraken en regels zijn om de lichamelijke veiligheid van (jonge) vechtsporters te garanderen. Het ontbreekt aan een adequaat systeem van registratie en verplichte controles om de gezondheid van (jonge) vechtsporters op de lange termijn te waarborgen. Dit vergroot de kans dat een sporter bijvoorbeeld na een knock out weer te snel de ring in gaat met alle mogelijke gevolgen van dien.
Een oorzaak hiervan kan gelegen zijn in de slechte organisatie van de vechtsporten. Veelzeggend is de bevinding in het onderzoeksrapport, dat een structurele organisatorische wanorde wordt waargenomen. «Deze wanorde wordt veroorzaakt door bestuurlijke onmacht in een door wantrouwen, conflicten en vetes verdeelde sector waarin niet met elkaar wordt gesproken en amper kan worden samengewerkt. Deze wanorde maakt het bijna onmogelijk om de kwaliteit en het imago van de vechtsporten te verbeteren». Tijdens de conferentie werden de bevindingen niet tegengesproken.
Deelt u de mening van de genoemde wetenschapper dat er geen zicht is op de kwaliteit van vechtsportdocenten? Zo ja, hoe komt dat en wie is er verantwoordelijk voor verbetering van die kwaliteit? Zo nee, waar blijkt uit dat die kwaliteit wel goed is?
De voor het eerder genoemde onderzoek ondervraagde respondenten ervaren het gebrek aan voldoende pedagogisch en didactisch onderlegde vechtsportdocenten als probleem. Ik kan deze conclusie en de oorzaken die daaraan ten grondslag liggen niet op basis van eigen informatie bevestigen, maar heb geen aanleiding aan de juistheid hiervan te twijfelen. Door dit gebrek kan de kwaliteit en het op verantwoorde wijze onderwijzen van vechtsporten niet gegarandeerd worden. Een uitzondering op deze situatie vormt wellicht de FOG (Federatie Oosterse Gevechtskunsten), die bij NOC*NSF is aangesloten. De FOG kent een erkend opleidingsprogramma voor docenten in een aantal vechtsporten.
Hebt u kennisgenomen van het intern rapport van het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC)? Is het waar dat er in dit rapport geconcludeerd wordt dat er bij zeker de helft van de vechtsportgala’s relaties zijn met georganiseerde criminaliteit? Zo ja, wat wordt er nog meer in het rapport beschreven en geconcludeerd en kunt u dit rapport voorzien van uw reactie aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, wat staat er dan wel in het rapport?
In het najaar van 2010 is van de Politie Amsterdam-Amstelland een bestuurlijke rapportage verschenen over het criminele karakter van vechtsportevenementen. Naar aanleiding daarvan heeft de burgemeester van Amsterdam, tevens toenmalig voorzitter van de Stuurgroep RIEC Noord-Holland, het RIEC verzocht om een bredere analyse. Deze analyse is in april 2012 door het RIEC Noord-Holland afgerond en heeft geresulteerd in het rapport «Verwevenheid in de ring bij Kickbocksen, MMA, freefight en K1». In het rapport wordt geconcludeerd dat bij bijna de helft van de vechtsportevenementen misstanden van politiële en/of fiscale aard zijn aangetroffen, en dat er dus risico op georganiseerde criminaliteit bestaat. Bijna alle onderzochte organisatoren zijn van malafide aard en vertonen kenmerken die witwaspraktijken suggereren. In de politieregio’s Amsterdam-Amstelland en Kennemerland bleek de helft van de onderzochte sponsoren te vallen in de zogenaamde risicocategorie (ernstige misstanden en/of relatie tot georganiseerde criminaliteit). Verder is sprake van vechters die criminele activiteiten plegen en actief zijn in de georganiseerde misdaad.
Het betreft hier een intern rapport van het RIEC Noord-Holland, dat beschikbaar is voor alle deelnemers aan het RIEC. De verspreiding en eventuele openbaarmaking is een zaak van het RIEC. Het rapport is aangeboden aan alle gemeenten die onder het gebied van het RIEC vallen2, en aan de gemeente Amsterdam. Hierbij is het advies gegeven om het gemeentelijk beleid op dit onderwerp aan te passen, onder andere door in de APV op te nemen dat vechtsportevenementen vergunningsplichtige evenementen zijn. Dit maakt het mogelijk om een Bibob-toets uit te voeren en zo bij risico’s op betrokkenheid van georganiseerde criminaliteit een vergunning niet te verlenen. Inmiddels heeft naar aanleiding van het rapport het merendeel van de gemeenten in Noord-Holland de APV aangepast, of zal dit op korte termijn gaan doen. Om dit mogelijk te maken is door het ministerie van Veiligheid en Justitie het Besluit Bibob aangepast.
Overigens hadden enkele gemeenten, waaronder Amsterdam en Hoorn, dit al eerder gedaan als gevolg van aanbevelingen die in de eerder genoemde bestuurlijke rapportage staan vermeld.
De hierboven geschetste ontwikkeling is bij uitstek een voorbeeld van hoe de RIEC’s functioneren in het signaleren van regionale misstanden, het analyseren van de problematiek en het vervolgens geven van beleidsadvies aan de gemeenten in de betreffende regio. De samenwerking tussen lokaal, regionaal en landelijk niveau maakt het voor malafide organisatoren steeds moeilijker een locatie voor hun evenementen te vinden. Uiteraard is het zaak om uiteindelijk in alle gemeenten van Nederland dergelijk beleid in te voeren. Ik zal dan ook verzoeken om voornoemd rapport aan alle RIEC’s in Nederland ter beschikking te stellen. Gezien de effectieve aanpak van deze problematiek in Noord-Holland zie ik vooralsnog geen reden tot een landelijk onderzoek naar de verwevenheid van de vechtsport met de criminaliteit in Nederland. Ik ben ervan overtuigd dat er voldoende instrumenten voorhanden zijn om hier op lokaal en regionaal op te reageren.
Hoe lang bent u op de hoogte van bovengenoemd rapport of andere gegevens over misstanden binnen de vechtsportwereld? Welke maatregelen heeft u naar aanleiding hiervan genomen?
Zie antwoord vraag 4.
Hebt u inzicht in de mate waarin de vechtsport verweven is met criminaliteit in Nederland? Zo ja, kunt u de Kamer een volledig overzicht geven van de aard en omvang van deze verwevenheid? Zo nee, bent u bereid om nader onderzoek te doen naar deze verwevenheid en de Kamer op de hoogte te stellen van de uitkomsten van dit onderzoek?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat er een speciale commissie in het leven geroepen moet worden die orde op zaken gaat stellen in de vechtsport? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn gaat u dit realiseren?
Uit eerder genoemd onderzoek komt naar voren dat het inrichten van een nationale Vechtsportcommissie, die vergaande bevoegdheden zou moeten krijgen, aan te bevelen is. De Minister van VWS zou daarin volgens de onderzoekers het voortouw moeten nemen, omdat de problematiek een landelijk karakter heeft gekregen, maar ook, om met de onderzoekers te spreken, omdat het ministerie een onafhankelijke positie in kan nemen en dwingend zou kunnen optreden.
Ik beraad mij nog op mijn positie in dit dossier dat complexe organisatorische, financiële, pedagogische, medische en ook criminele aspecten in zich heeft. Ik ben bereid een aantal relevante stakeholders uit te nodigen om te verkennen wat in deze een goede en begaanbare weg zou kunnen zijn. Ik zal uw Kamer voor het zomerreces daarover inlichten.
De achterstand van Nederland in de strijd tegen "matchfixing" |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «We liggen ver achter op de criminele netwerken»1 en het bericht «Matchfixing in 50 voetbalcompetities»?2
Ja.
Wat is uw opvatting en oordeel over georganiseerde criminele bendes die hun aandacht verleggen van de drugshandel naar «matchfixing»?
Deze stelling is ons bekend. Het aangekondigde onderzoek van onze ministeries, dat in de zomer van 2013 wordt opgeleverd, zal naar verwachting een beter beeld geven over hoe dit beoordeeld moet worden. In de tussentijd zal vanzelfsprekend alert worden gereageerd op signalen die een strafrechtelijk onderzoek zouden rechtvaardigen. Ik verwijs naar mijn brief (Kamerstuk II 33 296, nr. 5) die ik 8 februari j.l. aan uw Kamer heb verzonden.
Deelt u mening van de voorzitter van de internationale spelersvakbond FIFPro dat voetbalbonden zelf niet in staat zijn om te controleren op «matchfixing»? Zo ja, waarom? Hoe helpt u de bonden hierin concreet? Zo nee, waarom niet?
Matchfixing is een complex fenomeen dat een multidisciplinaire ketenaanpak vraagt. Er is contact tussen de KNVB en de opsporingsautoriteiten om ervoor te zorgen dat signalen effectief kunnen worden opgevolgd en er gezamenlijk wordt opgetrokken in het geval zich een casus in het Nederlandse voetbal zou voordoen. De modaliteiten en intensiteit van deze samenwerking en die met andere sportbonden zullen echter pas goed kunnen worden vastgesteld wanneer een scherper beeld ontstaat over de aard en omvang van matchfixing in Nederland. Ik benadruk echter dat er naar aanleiding van de door Europol gepresenteerde zaak geen informatie beschikbaar is gesteld die aanleiding vormt voor een strafrechtelijk onderzoek door het Nederlandse Openbaar Ministerie, afgezien van de hechtenis van een Nederlander waarover ik uw Kamer al eerder had geinformeerd.
Acht u het mogelijk of zelfs aannemelijk dat personen die melding willen maken van signalen van «matchfixing» in de Nederlandse voetbalcompetitie dat niet durven te doen vanwege mogelijk nadelige gevolgen voor hen? Zo ja, hoe kunt u er zorg voor dragen dat potentiële melders van «matchfixing» beschermd worden? Zo nee, waarom niet?
Dit acht ik mogelijk. Om die reden wordt melders in het kader van het onderzoek van onze ministeries via een webenquête en een telefonische meldingsmogelijkheid de mogelijkheid gegeven om anoniem hun verhaal te doen. Of melders daarnaast nog beschermingsmaatregelen nodig hebben en welke dit kunnen zijn zal ik naar aanleiding van de onderzoeksresultaten bezien.
Wanneer wordt duidelijk wanneer het Nederlandse onderzoek naar «matchfixing» precies start?
Het onderzoek is gegund aan een combinatie van de Universiteit Tilburg, de Vrije Universiteit en adviesbureau Ernst & Young en is op 23 januari 2013 gestart.
Welke relevante instellingen, organisaties, instanties en personen worden hierbij betrokken?
Het onderzoek wordt begeleid door een stakeholdersgroep van de ministeries van VWS, VenJ, het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie, NOC*NSF, de KNVB, FifPro, de Kansspelautoriteit en Europol.
De verdeling van topsportgelden door NOC*NSF |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Toptienambitie maakt meer stuk dan de sport lief is»? Kloppen de feiten, zoals beschreven in deze reconstructie over de herverdeling van topsportgelden door NOC*NSF?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
De feiten als het gaat over welke takken van sport wel of geen geld krijgen kloppen.
Wat vindt u er van dat diverse takken van sport de klos zijn, met als gevolg dat in deze «minder kansrijke» sporten minder mogelijkheden zijn voor talenten zich te ontwikkelen en dat topsportprogramma’s worden beëindigd? Is het eigenlijk wel realistisch om nu al voor 2016 en 2020 in te schatten of in een bepaalde sport wel of geen Olympische medailles behaald zouden kunnen worden? Zijn deze sporten eigenlijk wel «minder kansrijk»?
De sportbonden hebben op de Algemene Ledenvergadering van NOC*NSF van januari 2012 met grote meerderheid ingestemd met de Sportagenda 2013–2016, waarin deze keuze voor de top-10 ambitie en focusgedachte is vastgelegd. Ik beschouw dit als een verantwoordelijkheid van de sport, die door mij wordt ondersteund.
Met de focus top 10 wordt geïnvesteerd in kansrijke sporten voor nu en in de toekomst. Vanwege de toenemende internationale concurrentie is het maken van keuzes de enige kans om de top 10 ambitie te realiseren.
Van NOC*NSF begrijp ik dat het realistisch is om de kansrijkheid voor 2016 en 2020 nu al in te schatten. De weg naar het podium duurt voor sporters gemiddeld acht jaar en er bestaat in de sportwereld nu al een beeld in welke sporten mogelijk succes behaald kan worden en welke sporters daarin kunnen gaan presteren in 2016 en 2020.
Welke gevolgen heeft deze herverdeling voor de in het artikel genoemde sporten, zoals badminton, waterpolo, ijshockey, wielrennen, atletiek, volleybal, cricket, synchroonzwemmen en schoonspringen?
Een aantal van de genoemde sporten zal na een afbouwregeling geen middelen meer ontvangen voor de financiering van hun topsportprogramma’s. Dit geldt voor badminton, waterpolo heren, ijshockey, atletiek (deels), cricket, synchroonzwemmen en schoonspringen. Waterpolo dames, atletiek (sprint en meerkamp) en 5 wielrendisciplines behoren wel tot de focussporten.
De sporten die buiten de focus vallen, ontvangen van NOC*NSF zijde een afbouwregeling gebaseerd op de LOTTO-basisfinanciering. Verder komt een aantal topsportonderdelen in aanmerking voor een afbouwsubsidie van VWS. Vanaf 2015 ontvangen de programma’s buiten de focus geen topsportmiddelen meer.
Wat vindt u er van dat bij veel sportbonden het beeld bestaat dat het medailleklassement heilig is verklaard, en dat scoren in 2016 en 2020 belangrijker is dan het in stand houden van programma’s waarin jarenlang is geïnvesteerd met het oog op de toekomst? Wat is uw visie hierop?
Zoals gezegd hebben de sportbonden zelf met grote meerderheid ingestemd met de top-10 ambitie en de focusgedachte.
Naar ik begrijp van NOC*NSF is het proces van herverdeling van de topsportmiddelen op basis van de uitgangspunten in de sportagenda op een transparante en objectieve manier verlopen.
Wat is uw mening over dit specifieke besluitvormingsproces, waarop ook vanuit diverse sportbonden stevige kritiek klinkt?
De kritiek van individuele sportbonden is met name het gevolg van teleurstelling over de consequenties van de focus voor hun eigen programma’s. En dat is ook logisch, aangezien het besluit voor de topsportprogramma’s van de betreffende bond ingrijpend kan zijn.
In het verlengde van de nieuwe Sportagenda 2013–2016 hebben de sportbonden tijdens de Algemene Ledenvergadering van NOC*NSF ingestemd met de optimalisatie van de governance rondom de verdeling van de collectieve middelen. Het beoordelings- en besluitvormingsproces over de verdeling van de Top 10-middelen is door NOC*NSF vooraf naar alle bonden gecommuniceerd. Alle door de sportbonden ingediende plannen zijn besproken en beoordeeld. Daarnaast is er een inhoudelijke toets uitgevoerd door een onafhankelijk Expertpanel. Verder is dit procesmatig getoetst door een Auditcommissie. Op een transparante manier is op deze wijze inzicht gegeven in de beheersstructuur en checks and balances.
Wat vindt u van de steeds breder klinkende kritiek dat NOC*NSF te ver is doorgeschoten in het streven om olympische medailles te halen? Wat is uw standpunt over de gekozen verdeling, waarbij het gevolg van investeringen in een select aantal sporten er toe leidt dat een aantal andere sporten (nagenoeg) niets meer krijgt?
Zie mijn antwoorden op de vragen 2 en 4.
Erkent u dat er ook talentvolle (toekomstige) topsporters kunnen opbloeien in een bond die niet (altijd) de medaillekandidaten levert? Zo ja, wat vindt u ervan dat die (toekomstige) topsporters niet kunnen rekenen op onze nationale sportkoepel? Zo neen, waarom niet?
Zoals ik heb aangeven bij mijn antwoord op vraag 2, is er binnen de top 10 ambitie nadrukkelijk aandacht voor talentontwikkeling. Binnen de focus is er aandacht voor talentprogramma’s. Toekomstige topsporters die deze programma’s volgen presteren nu nog niet op voldoende niveau, maar de verwachting bestaat dat deze talenten van nu in de toekomst (2020 en verder) medailles kunnen halen.
Er is bovendien ruimte voor maatwerk: talenten die zelf goed presteren, maar waarvan de topsportprogramma’s van de bonden niet meer worden gefinancierd, kunnen nog steeds ondersteund worden. Daarnaast blijven in een aantal programma’s, die buiten de focus vallen, wel de talent statussen van toepassing en blijft een talent in aanmerking komen voor sommige faciliteiten en voorzieningen. Ook zullen de investeringen in de Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO’s) op niveau blijven.
Hoe verhoudt de politieke wens tot het komen tot een Olympisch niveau en klimaat zich tot de keuze van NOC*NSF om juist minder bonden aan te merken als potentieel Olympisch?
Bij de top-10 ambitie wordt geïnvesteerd in kansrijke sporten, zowel Olympisch, niet Olympisch (zoals korfbal, baseball, bridge en dammen) en Paralympisch.
De focus binnen de topsport past mijns inziens goed binnen de ambitie van het Kabinet om de Nederlandse Sport op Olympisch niveau te brengen. Hierbij zijn onze topsporters belangrijke rolmodellen voor de maatschappij en kunnen ze jong en oud inspireren en stimuleren om te gaan sporten en bewegen. Zoals Epke Zonderland die veel kinderen inspireert om aan de rekstok te hangen en Marlou van Rhijn die kinderen met en zonder handicap aanzet om lid te worden van de atletiekvereniging.
Het is toch waar dat het realiseren van het stipendium juist tot doel had om jonge talenten in staat te stellen om – niet financieel belemmerd – tot de top te klimmen? Wat vindt u ervan dat het ene talent anders wordt behandeld dan het andere talent, enkel en alleen vanwege de sportkeuze?
Doel van de stipendiumregeling is het creëren van een inkomensvoorziening voor fulltime topsporters met een minimaal internationaal prestatieniveau in een door NOC*NSF erkende topsportdiscipline.
Het stipendium wordt vanaf 2013 gekoppeld aan de focusgedachte. Dit betekent inderdaad dat er topsportdisciplines zijn, die niet binnen deze nieuwe focus vallen. Dat kan voor sommige stipendium sporters betekenen, dat zij (na een afbouwperiode van een half jaar) geen stipendium meer krijgen, indien ook de prestaties achterwege blijven. Voor die sporters en talenten die wel goed presteren in de betreffende disciplines is er ruimte voor individueel maatwerk zodat ook zij in aanmerking kunnen komen voor een stipendium.
Welke rol ziet u voor zichzelf, als minister die verantwoordelijk is voor Sport, in de discussie over het verdelen van geld bestemd voor topsport, mede in het licht van de mogelijkheden voor talentontwikkeling en stimulering van de breedtesport?
De herverdeling van de topsportmiddelen staat los van de middelen die geïnvesteerd worden in de breedtesport onder meer via het programma Sport en Bewegen in de Buurt en via de middelen die de bonden voor sportparticipatie ontvangen vanuit LOTTO-middelen.
Vanaf 2013 ondersteun ik de top-10 ambitie in financiële zin door een belangrijk deel van de topsportmiddelen van VWS (met uitzondering van de middelen voor doping, evenementen en stipendium) in één subsidie aan NOC*NSF beschikbaar te stellen. Hierdoor leg ik de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het topsportbeleid bij de sport, de partij die hier primair over gaat. Ik stuur op hoofdlijnen en door de gebundelde aanpak worden de administratieve lasten voor zowel VWS als de bonden flink verminderd.
Bij het verlenen van de subsidie maak ik wel een aantal afspraken met NOC*NSF, over o.a. monitoring en evaluatie en het ontsluiten van kennis richting breedtesport.
Bent u bereid in gesprek te gaan met NOC*NSF en de mogelijkheden te bespreken of een andere herverdeling, waardoor weer meer sporten aanspraak zouden maken op toekenning van topsportgeld, mogelijk en wenselijk is? Zo niet, waarom niet?
Nee. Zie mijn antwoorden bij de voorgaande vragen.
De waarde van een diploma naar aanleiding van een LOOT-programma |
|
Renske Leijten , Jasper van Dijk |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Erkent u dat leerlingen die een aangepast programma volgen op het middelbaar onderwijs in het kader van de Landelijke Organisatie Onderwijs en Topsport (LOOT) een volwaardig einddiploma verwerven, ondanks mogelijke vrijstellingen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, erkent u dan tevens dat ieder diploma een entreebewijs is voor een vervolgopleiding in het mbo, hbo of wo?
Ja, dat klopt. Leerlingen die een aangepast programma volgen op het middelbaar onderwijs in het kader van mijn Beleidsregel verstrekking Loot-licentie voortgezet onderwijs1, kunnen een volwaardig einddiploma verwerven. Daarmee voldoen ze aan de vooropleidingseisen op dezelfde wijze als ware het een diploma uit een regulier programma en hebben zij toegang tot het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.
Wat is uw reactie op de situatie van topturnster L.W. die de toegang tot de opleiding Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs (HTRO) op de Saxion Hogeschool is geweigerd, omdat de hogeschool een ontheffing in het kader van het LOOT-programma voor een vak gelijk gesteld heeft aan een deficiëntie en op grond daarvan is uitgesloten voor de betreffende studie?1
Voor de opleiding Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs (HTRO) geldt voor gegadigden met het profiel Cultuur en Maatschappij (C&M) als nadere vooropleidingseis het vak Economie of het vak Management en Organisatie. Dat geldt voor alle studenten met een C&M-profiel, dus ook voor studenten die een Loot-programma hebben gevolgd.
Erkent u dat een ontheffing in het kader van het LOOT-programma mogelijk is, zonder dat dit de waarde van het diploma beïnvloedt? Zo neen, betekent dit dat diploma’s van leerlingen die een (gelegitimeerde) ontheffing – dan wel vrijstelling – voor een vak hebben gehad een andere waarde hebben dan diploma’s van leerlingen die geen ontheffing hebben gehad? Wat betekent dat dan voor de rechtsgeldigheid en uniformiteit van de diplomering door scholen met een LOOT-licentie?
Ontheffing van bepaalde vakken is mogelijk in het kader van de beleidsregel Loot-licenties, maar dit betreft niet alle vakken. Loot-leerlingen3 die ingeschreven zijn op een school met een Loot-licentie kunnen alleen ontheffing krijgen voor de vakken ANW, CKV en LO uit het gemeenschappelijke deel en voor het profielkeuzevak óf het keuze-examenvak. In het havo-profiel C&M is Economie een profielkeuzevak, dus er kan in beginsel op grond van de Beleidsregel verstrekking Loot-licentie VO ontheffing voor verleend worden.
Ontheffingen kunnen per leerling verschillen. Dit gaat in overleg met de school en de leerling. De waarde van het diploma wordt door deze ontheffingen niet beïnvloed, zodat de tweede en derde deelvraag niet van toepassing zijn.
Erkent u tevens dat een ontheffing van het doen van eindexamen in een vak geenszins (of juist niet) betekent dat dit vak niet beheerst wordt door de gediplomeerde in kwestie? Wilt u uw antwoord toelichten?
Daarover is ten principale niet op voorhand en niet categorisch een uitspraak te doen. Of een leerling het betreffende vak al dan niet beheerst, kan zo in elk geval niet aangetoond worden.
Erkent u dat het wegwerken van deficiëntie van een vak de (mede)verantwoordelijkheid is van de vervolgopleiding, omdat deze immers ook kan bestaan bij iemand die wél eindexamen heeft gedaan in een bepaald vak? Wilt u uw antwoord toelichten?
Een gegadigde moet voldoen aan de vooropleidingseis (art.7.24 WHW) en, indien van toepassing, aan de nadere vooropleidingseisen (art.7.25 WHW) om toegelaten te worden tot een opleiding in het hoger onderwijs. De vooropleidingseis heeft betrekking op het niveau en is het diploma vwo, havo of mbo-4. Daarnaast kunnen er nadere vooropleidingseisen zijn, die betrekking hebben op vakken, programmaonderdelen die deel moeten uitmaken van een diploma. Deze zijn erop gericht om de vereiste specifieke kennis, inzicht en vaardigheden te garanderen die nodig zijn voor een bepaalde opleiding. Deze eisen worden opgenomen in de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs. Als een gegadigde niet aan de nadere vooropleidingseisen voldoet, is hij deficiënt en kan hij de opleiding niet gaan volgen. Een instelling kan echter besluiten dat een persoon die deficiënt is toch wordt toegelaten tot een opleiding als hij blijkens een onderzoek voldoet aan eisen die inhoudelijk overeenkomen met de nadere vooropleidingseisen. Een dergelijk onderzoek moet voor aanvang van de opleiding hebben plaatsgevonden. Het onderzoek is voor de gegadigde een soort «omweg» om toch aan de eisen te voldoen; daarom is het zijn verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat hij ten tijde van het onderzoek over de benodigde kennis beschikt.
Is de redenering van de Hogeschool ToelatingsCommissie van Saxion geldig en mag zij L.W. weigeren, ondanks het feit dat zij een geldig diploma heeft? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ja, de redenering van de hogeschool is juist. De gegadigde heeft van de VO-school ontheffing gekregen voor het vak Economie (zijnde een keuzevak in het profieldeel of het vrije deel van het profiel Cultuur & Maatschappij (C&M)), terwijl dat vak voor leerlingen met een diploma met het profiel Cultuur en Maatschappij nu juist het vak is waarin eindexamen gedaan had moeten zijn om toelaatbaar te zijn op de betreffende opleiding. Zij heeft dit vak dus niet of in onvoldoende mate gevolgd en daarin geen eindexamen gedaan. Daarmee werd ze deficiënt.
De betreffende Loot-leerling behoeft het vak Economie niet te hebben gevolgd en met een examen afgerond te hebben om recht te hebben om in te stromen in eenvervolgopleiding in het mbo, hbo of wo. Het diploma is – ook met de ontheffingsmogelijkheden in het kader van de Beleidsregel verstrekking Loot-licentie VO – een «entreebewijs» voor het vervolgonderwijs in algemene zin. Er kan echter wel op het niveau van de opleiding om bepaalde vakken gevraagd worden. In dit geval (de opleiding Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs) wordt door Hogeschool Saxion voor C&M-leerlingen specifiek het vak Economie of het vak Management & Organisatie gevraagd om toelaatbaar te zijn.
Welke gevolgen heeft de afwijzing van Saxion voor het LOOT-programma dat juist topsporters in staat moet stellen om wel een diploma te halen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De afwijzing van Saxion heeft geen gevolgen voor het Loot-programma. De Beleidsregel verstrekking Loot-licentie VO stelt topsporters juist in de gelegenheid om een VO- diploma te halen met ontheffingen voor bepaalde vakken, waardoor er een combinatie mogelijk is tussen onderwijs en topsport, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan het onderwijs en de waarde van het diploma. Het is voor degene die een opleiding wil volgen waarvoor nadere vooropleidingseisen bestaan, van belang tijdig voor aanvang van de opleiding te weten welke dat zijn. Voor de VO-school is het van belang dat men goed geïnformeerd is over de regelgeving omtrent nadere vooropleidingseisen en dat op het moment dat bekend is welke opleiding een topsporter, die op de school zit, wil gaan volgen een juiste afweging en keuze wordt gemaakt ten aanzien van eventuele programmaonderdelen waarvoor ontheffing wordt gegeven.
Hoeveel meer (oud) topsporters hebben te maken gehad met weigering op een vervolgopleiding vanwege een ontheffing van het doen van eindexamen in een bepaald vak? Bent u bereid dit uit te zoeken?
Mij zijn hierover geen andere cases bekend. Ik acht het niet opportuun hier nu nader onderzoek naar te doen.
Is het LOOT-programma inmiddels geëvalueerd? Kan de Kamer de evaluatie ontvangen?2
Naar verwachting is de evaluatie in de zomer van 2013 afgerond en zal deze naar uw Kamer worden verzonden.
Bent u bereid om de beantwoording van deze vragen binnen zeven dagen te beantwoorden?
Ja.
Het stopzetten van de vervoersregeling voor gehandicapte teamsporters |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat het Fonds Gehandicaptensport wegens ontoereikende middelen genoodzaakt is per 31 december 2012 met de uitvoering en het beheer van de vervoersregeling voor gehandicapte teamsporters?
Ja.
Bent u zich bewust van de gevolgen en de impact wanneer dit vervoer komt te vervallen, namelijk het per direct genoodzaakt zijn te stoppen met de sportbeoefening?
Ja.
Deelt u de mening dat deze sporters hun sport moeten kunnen blijven beoefenen, en dit niet onmogelijk moet worden gemaakt door ontoereikend en ontoegankelijk vervoer?
Ja. Één van de speerpunten van het sportbeleid is dat het voor alle mensen makkelijk moet zijn om te kunnen sporten. Ook in het regeerakkoord staat dat sport van groot maatschappelijk belang is en dat het kabinet wil dat er meer mensen kunnen sporten en bewegen in hun eigen omgeving. Vervoer is daarbij een belangrijke randvoorwaarde.
Deelt u voorts de mening dat sporten voor mensen met een handicap ook een belangrijk onderdeel is van participatie in een inclusieve samenleving?
Ja. Sport is niet alleen leuk om te doen, het is ook gezond, het verlegt de grenzen en het zorgt ervoor dat mensen met een beperking beter participeren en integreren in de samenleving.
Bent u bereid, net als in oktober 2008, in overleg met Gehandicaptensport Nederland te gaan om tot een structurele oplossing te komen, opdat deze sporters hun sport kunnen blijven beoefenen?
Samen met betrokken partijen ben ik in overleg om de mogelijkheden te onderzoeken om tot een structurele oplossing te komen voor de vervoersregeling. Uiterlijk 15 maart 2013 zal ik u hier nader over informeren.
Het gevaar van matchfixing in het Nederlandse voetbal |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Mensen hebben geen idee hoe groot het is»?1 Herinnert u zich de eerdere Kamervragen over dit onderwerp?2
Ja.
Deelt u de mening van de criminoloog Spapens van de Tilburg University dat de politie en het Openbaar Ministerie (OM) het gevaar van matchfixing in Nederland niet serieus nemen? Zo ja, waarom nemen politie en OM matchfixing niet serieus? Zo nee, waar blijkt het tegendeel dan uit? Hoeveel capaciteit wordt er bij politie en OM ingezet in het onderzoek tegen matchfixing?
Nee, die mening deel ik niet. Zoals bij uw Kamer bekend is laten de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie momenteel onderzoek doen naar de aard en omvang van matchfixing in Nederland. De resultaten van dit onderzoek zullen door politie en OM scherp worden gevolgd. Daarnaast worden (internationale) ontwikkelingen op het gebied van matchfixing in de gaten gehouden. Politie en OM zijn bovendien alert op (internationale) signalen die aanknopingspunten bieden voor een strafrechtelijk onderzoek in Nederland. In voorkomend geval wordt daar voldoende deskundigheid en capaciteit voor ingezet.
Deelt u de mening van deze wetenschapper dat er sprake is van een vicieuze cirkel, in die zin dat bij gebrek aan strafrechtelijk onderzoek niets bekend is over matchfixing en dat, omdat er niets bekend over is, het niet lijkt te bestaan? Zo ja, hoe gaat u deze cirkel doorbreken? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Informatie over matchfixing kan uit verschillende bronnen komen, bijvoorbeeld uit meldingen binnen de sportwereld, of – zoals ervaring uit het buitenland leert – uit strafrechtelijk onderzoek naar andere criminaliteit. Een strafrechtelijk onderzoek kan plaatsvinden indien er sprake is van voldoende aanknopingspunten.
Is het waar dat opsporing en vervolging van illegale kansspelen weinig prioriteit hebben? Zo ja, waarom is dat? Zo nee, waar blijkt het tegendeel uit?
Nee. Op 1 april jl. is de kansspelautoriteit (ksa) van start gegaan. De ksa heeft de wettelijke taak om de toepasselijke wet- en regelgeving ten aanzien van kansspelen te handhaven. Hiervoor heeft zij ook de beschikking gekregen over verschillende bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten. De ksa heeft sinds haar oprichting in diverse gemeenten opgetreden tegen illegaal aanbod van kansspelen. Ook heeft de ksa enkele tientallen aanbieders van kansspelen via internet gewaarschuwd hun kansspelaanbod aan te passen. Meer dan de helft van de aangeschreven aanbieders is niet langer specifiek gericht op de Nederlandse markt voor kansspelen of heeft hun aanbod gestaakt. Ze gebruiken geen.nl-extensie meer, hebben niet langer de Nederlandse taal op hun website en maken geen reclame meer via radio, televisie en/of geprinte media. De ksa laat mij weten dat de aanbieders die niet hebben gereageerd of hun aanbod niet hebben aangepast bestuursrechtelijk zullen worden aangepakt.
Wat is uw mening over een verbod op gokken op voetbalwedstrijden voor voetballers?
Het voornoemde onderzoek naar aard en omvang van matchfixing in Nederland zal aanbevelingen bevatten voor verbetering van het voorkomen en het bestrijden van matchfixing. De Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB) laat mij weten de mogelijkheid te bezien om in haar reglementen een algeheel gokverbod voor spelers en (assistent)scheidsrechters op te nemen. Het staat de KNVB vrij haar reglementen op dit punt aan te passen.
Wat is uw oordeel over de plannen die de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB) heeft ontvouwd over het voorkomen van matchfixing?
Zoals in eerdere beantwoording aangegeven, heeft de sportsector een belangrijke rol in het voorkomen en bestrijden van matchfixing. Ik vind het een goede zaak dat de KNVB haar verantwoordelijkheid neemt en beziet welke aanvullende maatregelen kunnen worden getroffen om matchfixing te voorkomen, op te sporen en te bestrijden. Ik zal de verdere uitwerking van de plannen van de KNVB dan ook met interesse volgen.
Match fixing in de topsport |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Sluiter gepolst voor matchfixing», en het artikel in NuSport waarnaar in het artikel verwezen wordt?1
Ja.
Hoe rijmt u de uitspraken van de heer Sluiter met uw eerdere beweringen dat er geen aanwijzingen zijn dat matchfixing bij Nederlandse sporters of in Nederland voorkomt?
Zoals aangegeven in antwoord op eerdere Kamervragen over matchfixing, zou het naïef zijn om te denken dat de Nederlandse sport of de Nederlandse burgers immuun zijn voor matchfixing. Alleen is niet helder of en in welke mate matchfixing voorkomt in Nederland. Vandaar dat ik samen met mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie een diepgaand onderzoek laat uitvoeren naar de aard en omvang van matchfixing in Nederland en de mogelijkheden om matchfixing te voorkomen, op te sporen en aan te pakken.
Bent u ervan op de hoogte dat in het kader van het onderzoek naar matchfixing een mogelijkheid is gecreëerd om anoniem melding te doen van matchfixing, en dat een geval zoals in het artikel genoemd in aanmerking zou kunnen komen voor melding? Kunt u aangeven wat met een dergelijke melding gedaan zou worden?
In de opzet voor het in antwoord op vraag 2 genoemde onderzoek naar matchfixing is het instellen van een anonieme meldlijn als serieuze mogelijkheid meegegeven. Andere wijzen van anonieme gegevensverzameling, bijvoorbeeld middels een enquête, zijn evenwel ook denkbaar. Of en op welke wijze een anonieme meldlijn daadwerkelijk zal worden gebruikt zal onderwerp zijn van overleg tussen de onderzoeker en de opdrachtgevende departementen. Mede aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek zal te zijner tijd worden beoordeeld of er behoefte is aan een sportbrede permanente meldfaciliteit. Op dit moment is er voor voetbal al een meldlijn van de KNVB operationeel.
Wordt de mogelijkheid om een anonieme melding te doen van matchfixing alleen tijdens het onderzoek opengesteld of blijft deze mogelijkheid ook daarna bestaan?
Zie antwoord vraag 3.
Welke actie kunt u ondernemen op oudere meldingen van matchfixing? Welke deskundigheid heeft het openbaar ministerie hiervoor?
Als meldingen over matchfixing aanknopingspunten voor opsporingsonderzoek naar mogelijke overtreding van artikel 328ter en/of artikel 326 of artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht opleveren, en die feiten zijn niet verjaard, dan kan het Openbaar Ministerie deze laten opsporen en eventueel vervolging instellen. Het Openbaar Ministerie beschikt daartoe over voldoende deskundigheid.
Wat vindt u van het feit dat een sportbond zoals de ATP van deze strafbare feiten geen aangifte doet en het intern oplost?
Om matchfixing adequaat te kunnen opsporen en bestrijden is het van belang dat aanwijzingen of vermoedens van matchfixing zowel via de sportbond als via politie worden gemeld, dan kan het zowel worden aangepakt via het tuchtsysteem van de betrokken sportbond als via het strafrecht. Dit geldt ook voor de aanwijzingen of vermoedens die de heer Sluiter heeft. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 3 en 4.
Hoe oordeelt u over de uitspraak van de heer Sluiter op Radio 1 (28 november 2012) dat hij van mening is dat tennis op dit moment niet schoon is?
Zie antwoord vraag 6.
Een antidopingcommissie in het Nederlandse wielrennen |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie (KNWU) een commissie tegen doping wil lanceren?1
Ja.
Is het waar dat uw ministerie betrokken wordt bij de samenstelling en formulering van de opdracht van deze antidopingcommissie? Zo ja, wat houdt deze betrokkenheid in?
Per 1 december 2012 is de «onderzoeks- en adviescommissie antidoping aanpak» ingesteld. De opdrachtgevers zijn de KNWU en het NOC*NSF gezamenlijk. De commissie staat onder leiding van Winnie Sorgdrager, lid van de Raad van State. De andere twee commissieleden zijn Edwin Goedhart (sportarts in het betaald voetbal en lid van de medisch ethische commissie van de Vereniging van Sportgeneeskunde) en Maarten van Bottenburg (hoogleraar Sportontwikkeling aan de Universiteit van Utrecht).
De betrokkenheid van mijn departement is drieledig. Er is meegedacht over de opdrachtformulering en de samenstelling van de commissie. Daarnaast zal ik het werk van de commissie faciliteren door, tot maximaal een derde van de kosten, subsidie te verlenen. Ten derde zal mijn departement participeren in de begeleidingscommissie met als taak het verstrekken van relevante informatie aan de leden van de onderzoekscommissie en het fungeren als intermediair, adviseur en klankbord voor de commissie.
Krijgt de commissie formeel toegang tot de benodigde (justitiële) informatie, zoals het proces-verbaal waaruit NRC Handelsblad citeerde?2
Centraal in het onderzoek staat het zicht krijgen op het functioneren van het (anti)-doping systeem, niet het opsporen van individuele overtreders. Vooralsnog is er geen indicatie dat Nederlandse justitiële informatie uit lopende zaken relevant zal zijn voor de uitoefening van de toekomstige taken van de commissie. Daarnaast gaf ik in mijn antwoord op eerdere vragen over het gebruik van doping reeds aan dat justitiële informatie uit afgeronde onderzoeken die van belang is voor de bestuurlijke aanpak, via een bestuurlijke rapportage met relevante partners kan worden gedeeld.
Het proces-verbaal dat genoemd wordt in het artikel uit het NRC Handelsblad is afkomstig van de Oostenrijkse recherche. Ik kan mij verder niet uitlaten over de bevoegdheden van buitenlandse justitiële autoriteiten om dergelijke informatie te delen.
Wat kan volgens u de meerwaarde van de voorgestelde antidopingcommissie zijn? Welke informatie kan een dergelijke commissie boven tafel krijgen waar bijvoorbeeld de Dopingautoriteit niet aan kan komen? Waar zitten hier de verschillen in?
De opdracht van de commissie is onderzoek te doen naar de feiten en bevindingen ten aanzien van de «dopingcultuur» en de antidoping aanpak zoals die in de Nederlandse wielersport functioneerde c.q. op dit moment functioneert. Dit onderzoek dient zoveel mogelijk de gangbare praktijken en systemen zichtbaar te maken, tekortkomingen bloot te leggen en te laten zien welke stappen inmiddels gezet zijn en nog gezet moeten worden en met concrete aanbevelingen c.q. voorstellen te komen ter verbetering van de huidige anti doping aanpak, dit binnen de context van het beleid van NOC*NSF, de rijksoverheid en de mondiale ontwikkelingen van de wielersport.
De meerwaarde van de commissie ligt met name in het feit dat getuigenissen en verklaringen kunnen worden afgelegd op basis van vertrouwelijkheid en anonimiteit. Ik deel de mening van de opdrachtgevers dat hierdoor de mogelijkheden toenemen om informatie over structurele dopingproblemen en een dopingcultuur binnen de wielrennerij te achterhalen.
Bij de Dopingautoriteit is deze werkwijze niet mogelijk omdat zij altijd een tuchtrechtelijk traject zal moeten starten indien zij kennis heeft van mogelijke overtredingen van het dopingreglement.
De commissie zal gehoorde personen adviseren eventuele overtredingen te melden bij de Dopingautoriteit, met de mogelijkheid dat dit tot strafvermindering kan leiden op grond van de bepalingen ter zake in de Wereld Anti Doping Code.
Deelt u de mening dat het vreemd zou zijn als een incidentele antidopingcommissie meer bloot zou kunnen leggen dan de Dopingautoriteit, die structureel het probleem van doping in de sport zou moeten aanpakken? Bent u bereid hier stappen op te nemen zodat ook de Dopingautoriteit in staat gesteld wordt haar taken voldoende uit te kunnen voeren?
Neen, gezien het antwoord op de voorgaande vraag, deel ik deze mening niet.
De taken van de Dopingautoriteit zijn gericht op het opsporen en (laten) vervolgen van individuele overtredingen van het dopingreglement. De Dopingautoriteit kan deze taken op basis van de huidige bevoegdheden op goede en adequate wijze uitvoeren, en doet dit ook. Ik zie dan ook geen aanleiding om op dit punt stappen te ondernemen.
Kunt u aangeven op welke wijze de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) betrokken is bij de bestrijding van doping, bijvoorbeeld via de aanpak van handel in illegale medicijnen? Hoeveel inspecteurs bemoeien zich met het aanpakken van handel in doping en illegale medicijnen?
Bureau Opsporing is de opsporingseenheid van de handhavingsorganisatie Inspectie voor de Gezondheidszorg. Om haar werk optimaal te kunnen uitvoeren werkt Bureau Opsporing samen met een aantal ketenpartners zoals het Openbaar Ministerie, de douane, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst en de politie. Met deze partners zijn concrete afspraken gemaakt over uitwisseling en aanpak van zaken en informatiedeling. Indien het Bureau Opsporingsdienst een redelijk vermoeden heeft dat op het terrein van doping of van de handel in illegale medicijnen er sprake is van een strafbaar feit, dan wordt indien mogelijk en in overleg met het Openbaar Ministerie een opsporingsonderzoek gestart. Dit gebeurt vaak in nauwe samenwerking met voornoemde ketenpartners.
In totaal zijn er tien medewerkers van de Inspectie voor de Gezondheidszorg die zich allemaal bezig kunnen houden met illegale medicijnen, maar zij doen ook nog andere zaken. Het afgelopen jaar hebben zich 3 fte fulltime met illegale geneesmiddelen bezig gehouden. In 2012 zijn er drie onderzoeken betreffende dopinggeduide middelen gestart en afgerond.
Kunt u de Kamer ruim voor het wetgevingsoverleg Sport van 17 december a.s. informeren over de opdracht en samenstelling van de antidopingcommissie?
Zie de antwoorden op de vragen 2 en 4.
Kunt u de antwoorden op deze vragen en de antwoorden op eerder gestelde vragen over schone sport3 ruim voor het wetgevingsoverleg Sport naar de Kamer sturen?
Ja.
Het bericht ‘Chaos troef bij Topklasser FC Chabab; zwart geld, witte lijnen.’ |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Chaos troef bij Topklasser FC Chabab; zwart geld, witte lijnen.»?1
Is het waar dat de voormalige hoofdsponsor van FC Chabab deze vereniging heeft gebruikt voor het witwassen van drugsgelden? Zo ja, blijkt dat uit een strafrechtelijke veroordeling? Om welke bedragen gaat het in deze zaak? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Is het waar dat dit niet de eerste keer zou zijn dat de drugsmaffia voetbalclubs misbruikt? Zo ja, welke gevallen zijn u nog meer bekend?
Deelt u de mening dat het witwassen van criminele gelden bij voetbalclubs hard aangepakt dient te worden? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Is er sprake van competitievervalsing als voetbalclubs of andere sportverenigingen met behulp van crimineel vermogen spelers aantrekken? Zo ja, wat kunt en gaat u hiertegen doen? Zo nee, waarom niet?
Het bericht ‘Dit is een klassiek voorbeeld van kinderhandel’ |
|
Frans Timmermans (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw opvatting over het artikel «Dit is een klassiek voorbeeld van kinderhandel»?1
Het artikel laat zien dat de problematiek van transfers van minderjarige spelers in de voetbalwereld nog steeds actueel is. Wat betreft de inhoud, kan ik geen oordeel geven over de specifieke casussen die aangehaald worden in het artikel. In zijn algemeenheid ben ik van mening dat van betrokken partijen verwacht mag worden dat zij bestaande sportregels en regels van goed fatsoen in acht nemen.
Hoe verhoudt zich dit tot uw reactie op het artikel «De Slavische slavencontracten»?2
Ik blijf van mening, zoals ik in mijn antwoorden op uw eerdere vragen naar aanleiding van het aangehaalde artikel heb ik aangegeven (Kamerstukken II, Aanhangsel Handelingen, 2011–2012, nr. 2923), dat clubs niet moeten willen werken met spelers die aan wurgcontracten gebonden zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de clubs om niet alleen naar de sportieve en financiële belangen te kijken maar ook naar de maatschappelijke voorbeeldfunctie die van het voetbal kan uitgaan. Ik heb in mijn eerdere beantwoording al duidelijk gemaakt dat ik de handel in jonge spelers ten principale verwerpelijk vind en dat deze handel door betrokken partijen (te weten de ouders, de clubs, de makelaars en de (inter)nationale federaties en bonden) bestreden moet worden.
Als de wet wordt overtreden is dit ook een zaak van de overheid. Betrokken partijen moeten lang voor deze grenzen zijn bereikt, hun verantwoordelijkheid nemen.
Hoe beoordeelt u het feit dat de financieel directeur van de Nederlands landskampioen voetbal zegt niets te weten over het aantrekken van een minderjarige speler die wordt uitgebuit door zijn makelaar op de «kindertransfermarkt», terwijl wel de contracten in het bezit zouden zijn van de betreffende voetbalclub?
Ik verwijs naar mijn antwoorden op de eerste en tweede vraag. Ter aanvulling daarop kan ik melden dat de KNVB Ajax zal verzoeken om de contracten aan de bond te doen toekomen.
Bent u, na 5 maanden wachten, nu wel geïnformeerd over de vraag wat de KNVB heeft gedaan richting de FIFA om een einde te maken aan de wurgcontracten die worden afgesloten door voetbalmakelaars zonder licentie? Zo nee, waarom niet?
De KNVB heeft mij laten weten dat het nog steeds overleg voert met betrokkenen, onder meer met de FIFA, om te komen tot aanpassing van de betreffende regelgeving. Het lastige in deze is dat de KNVB op vele situaties, waaronder de in het artikel beschreven casus, geen rechtstreekse invloed heeft. Dit geldt in het bijzonder wanneer het personen betreft die geen licentie hebben en dus ook niet onder de (werkingssfeer van de) regelgeving van de KNVB of FIFA vallen. In dergelijke gevallen kunnen uitsluitend de spelers en/of clubs (tuchtrechtelijk) ter verantwoording worden geroepen voor het zaken doen met niet-gelicentieerde spelersmakelaars.
Welke maatregelen heeft de KNVB de afgelopen 20 jaar genomen tegen makelaars die zich niet houden aan de regels en werken zonder licentie? Kunt u daar een overzicht van doen toekomen?
Tegen personen zonder een licentie kan de KNVB niet optreden. Zij vallen niet onder de regelgeving van de KNVB. In die gevallen kan de KNVB uitsluitend optreden tegen de spelers en clubs die gebruik maken van de diensten van een spelersmakelaar zonder licentie. Geregeld hebben de aanklager en de integriteitscommissie van de KNVB dienaangaande vooronderzoek gedaan.
Vanaf het seizoen 2004/2005 hebben er in totaal 74 tuchtzaken aangaande spelersmakelaars plaatsgevonden, waarvan een aantal betrekking had op het niet voldoen aan administratieve verplichtingen (bijvoorbeeld het inleveren van spelerslijsten). Het grootste deel van de tuchtzaken aangaande spelersmakelaars is geseponeerd vanwege gebrek aan bewijs. In de praktijk blijkt het vaak moeilijk om dergelijke zaken bewijstechnisch rond te krijgen omdat het niet lukt om de, voor een tuchtrechtelijke veroordeling vereiste, twee bewijsmiddelen boven water te krijgen.
Er wordt door de KNVB ook regelmatig onderzoek gedaan naar clubs, makelaars en spelers naar aanleiding van berichten in de media. Echter hieruit vloeien meestal geen tuchtzaken voort (deze zaken zitten dan ook niet in het voornoemde aantal van3. Ook in deze gevallen lukt het vaak niet om de zaken bewijstechnisch rond te krijgen.
Wat is uw mening over de opgelegde straffen en maatregelen in relatie tot de hoeveelheid incidenten rond makelaars?
Zoals ik in mijn eerdere beantwoording op de Kamervragen over dit onderwerp heb aangegeven (zie de verwijzing naar de Kamerstukken in het antwoord op vraag 2), heb ik vertrouwen in de regelgeving van de KNVB en het toezicht dat de bond daarop houdt. Partijen moeten zich houden aan de regels van de KNVB (en de FIFA) en het is aan de nationale bond die een licentie verstrekt aan een spelersmakelaar om controle hierop uit te oefenen en maatregelen te treffen indien niet aan de regelgeving wordt voldaan. Spelersmakelaars die een licentie van de KNVB hebben verkregen, moeten contracten ter registratie aan de KNVB voorleggen. Indien hierin bepalingen staan die strijdig zijn met de regelgeving, dan onderneemt de KNVB actie. Verder is het aan partijen wat zij af willen spreken in een contract. Een speler, en zijn ouders (in het geval van minderjarigen), hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid.
Het voorgaande geldt voor de situatie op nationaal niveau, echter de aanpak zal ook op mondiaal niveau moeten plaatsvinden aangezien het contracteren van (zeer) jeugdige spelers wereldwijd voorkomt.
De regelgeving omtrent dit onderwerp op internationaal niveau wordt door de FIFA opgesteld en gehandhaafd. Voor internationale voetbaltransfers van spelers tot en met de leeftijd van 18 jaar geldt (buiten de EU) een verbod (tenzij de ouders verhuizen naar het land waar de nieuwe club is gevestigd, om niet-voetbal gerelateerde redenen). Binnen de EU zijn transfers tot 16 jaar verboden; voor transfers van 16–18 jarigen gelden stringente voorwaarden.
De FIFA heeft het huidige licentiesysteem van spelersmakelaars geëvalueerd en is van mening dat het systeem te diffuus en makkelijk te omzeilen is. Om die reden is de FIFA op dit moment doende een nieuw reglement op te stellen, waarbij wordt bezien of een vorm van certificering mogelijk is.
Is deze aanpak van spelersmakelaars afdoende? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft u de bereidheid in nationaal en Europees verband overleg te voeren met uw collega’s om te komen tot een eenduidige aanpak van makelaars zonder licentie, tien- tot twintigjarig durende wurgcontracten van jeugdspelers en een stevige en strafrechtelijke aanpak van de «kindertransfermarkt»? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Op EU-niveau wordt momenteel een discussie gevoerd over spelersmakelaars en transfers, in het bijzonder voor minderjarigen. Dit gebeurt in het kader van een EU Expertgroep «Goed bestuur in de sport». In het onderdeel «spelersmakelaars & transfersysteem» van deze EU Expertgroep wordt gekeken hoe de toegang tot, en het toezicht op, het beroep van spelersmakelaars geoptimaliseerd kan worden en hoe er in de EU omgegaan kan worden met de transferregels voor met name jonge spelers. Nederland neemt actief deel aan deze EU Expertgroep, die in 2013 een advies zal uitbrengen aan de Raadswerkgroep Sport. Naar verwachting zal het daarna onderwerp van bespreking zijn in een Raadsbijeenkomst van de EU Sportministers.
Bent u bereid te komen tot eenduidige regelgeving op nationaal en Europees niveau, waarbij spelersmakelaars zich moeten onthouden van werkzaamheden voor spelers onder de 16 jaar? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Een schone sport |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het onderzoek van USADA naar de dopingpraktijken van US Postal, en de aantijgingen die daarin ook richting de Rabobankploeg worden gedaan1?
Ja.
Deelt u de mening dat de bestrijding van vals spel, zoals dopinggebruik in de topsport, niet alleen aan de sportsector overgelaten kan worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier kan de overheid de sportsector hierin ondersteunen?
In het algemeen dient vals spel door de sportsector zelf bestreden te worden. Voor wat betreft het dopingprobleem is eind vorige eeuw door overheden in veel landen vastgesteld dat de sport daarin niet slaagde. Dat heeft geresulteerd in een nauwere betrokkenheid van overheden bij het anti doping beleid. Met name de oprichting van het World Anti Doping Agency (WADA) door het IOC en overheden wereldwijd was een concreet resultaat, evenals de totstandkoming van het «Verdrag ter bestrijding van dopinggebruik in de sport» van Unesco.
Deze ontwikkelingen hebben er op nationaal niveau toe bijgedragen dat de Rijksoverheid de sport op dit terrein meer is gaan ondersteunen. Dit geschiedt vooral door financiering van de nationale anti doping organisatie, tegenwoordig de Stichting Anti Dopingautoriteit Nederland (de Dopingautoriteit), en door bestuurlijke (via Europese vertegenwoordiging) en financiële deelname aan WADA. Ook heb ik steun toegezegd aan het onderzoek dat de KNWU zal instellen naar dopinggebruik. Met mijn anti doping beleid is jaarlijks ruim € 1,5 miljoen gemoeid.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de dopingwet, zoals die door uw voorganger in 2010 is aangekondigd?2 Wanneer bent u van plan het wetsvoorstel naar de Kamer te sturen?
Er vindt op dit moment op ambtelijk niveau afstemming plaats met het NOC*NSF en de Dopingautoriteit over een concept van een dopingwet. Naar verwachting zal het wetsvoorstel in de loop van 2013 naar de Kamer gezonden kunnen worden.
Het doel van het voorstel voor een dopingwet is het invoeren van een wettelijke grondslag voor de uitvoering van dopingcontroles (en daarmee de verwerking van persoonsgegevens van sporters).
Op welke wijze wordt in Nederland uitvoering gegeven aan de internationale afspraak dat de beschikbaarheid en handel van verboden middelen en methodes voor sporters beperkt wordt?3
Dat wordt gedaan door toepassing van de Wet op de Economische Delicten in combinatie met de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, die in 2001 gewijzigd is door de illegale handel in geneesmiddelen voor dopingdoeleinden als economisch delict aan te merken. Bij deze wetswijziging werden de toen geldende maximumstrafmaten op ongeoorloofde handelingen met geneesmiddelen, waaronder dopinggeduide middelen, aanzienlijk verhoogd en werden de bevoegdheden ter zake van opsporing en vervolging verruimd.
Deelt u de mening dat de Dopingautoriteit haar taken onvoldoende kan uitvoeren, aangezien zij formeel geen toegang heeft tot informatie die bij justitie en douane beschikbaar is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid in de Dopingwet op te nemen dat relevante informatie van douane en justitie gedeeld worden met de Dopingautoriteit?
Er zijn momenteel geen concrete aanwijzingen dat de Dopingautoriteit haar taken onvoldoende kan uitvoeren. De beschikbare informatie bij justitie en douane heeft betrekking op de handel in dopinggeduide middelen die voornamelijk bestemd zijn voor de ongeorganiseerde sport. De taak van de Dopingautoriteit op dat terrein is er één van preventie, vooral door middel van voorlichtingsactiviteiten. Voor deze preventieve taak is de informatie bij douane en justitie uit lopende zaken daarom niet noodzakelijk.
Daarnaast heeft de Dopingautoriteit taken die voortvloeien uit de World Anti Doping Code en gericht zijn op het bestrijden van doping binnen de georganiseerde sport. Justitie en douane hebben geen gegevens over het gebruik van en de handel in doping op dit specifieke terrein, waardoor ik ook in dit kader geen aanleiding zie om bevoegdheden voor de Dopingautoriteit in het voorstel voor een dopingwet op te nemen.
Wel zal ik op ambtelijk niveau een overleg initiëren tussen mijn ministerie, het ministerie van Veiligheid en Justitie en de Dopingautoriteit om over de aanpak door douane en justitie (OM) van de handel in doping bestemd voor de topsport afspraken te maken.
Wanneer bent u van plan een beleidsreactie op het uit april 2010 daterende advies van de Gezondheidsraad over dopinggebruik in de ongeorganiseerde sport.4 naar de Kamer te sturen?
In mijn Beleidsbrief Sport («Sport en bewegen in Olympisch Perspectief») die ik op 19 mei 2011 aan uw Kamer heb gezonden, heb ik een beleidsreactie op het rapport van de Gezondheidsraad opgenomen. Belangrijk onderdeel daarbij was mijn oproep aan de betrokken organisaties in de sector (aanbieders van fitness en de Dopingautoriteit) om de aanbevelingen van de Gezondheidsraad in hun anti doping activiteiten mee te nemen. De Dopingautoriteit verwerkt de aanbevelingen met name in haar al langer lopende campagne («Eigen Kracht»), die VWS jaarlijks volledig financiert.
Matchfixing in Nederland |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Rooie Paul», waarin wordt gemeld dat de Noordwijker Paul R. gearresteerd is wegens heling van twee, uit een museum gestolen meesterwerken?1
Ja.
Is het waar dat de Duitse justitie Paul R. wil berechten voor zijn aandeel in het Bochum omkoopschandaal? Is het waar dat er een internationaal arrestatiebevel tegen Paul R. is uitgevaardigd? Zo ja, sinds wanneer loopt dit internationale arrestatiebevel?
Het Openbaar Ministerie heeft mij bericht dat R. in Duitsland wordt vervolgd in dit omkoopschandaal. Op 1 juni 2012 hebben de Duitse autoriteiten een verzoek om rechtshulp gedaan en hebben ze een verzoek tot aanhouding gedaan, ten behoeve van overlevering. Het officiële Europese aanhoudingsbevel is op 14 september 2012 ontvangen.
Hoe beoordeelt u de suggestie om in het kader van het onderzoek en de brede verkenning naar matchfixing «eens te gaan luisteren naar Rooie Paul»?
Ik ben van mening dat de onderste steen boven moet komen, vandaar dat ik samen mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie een diepgaand onderzoek laat uitvoeren naar aard en omvang van matchfixing in Nederland en de mogelijkheden om matchfixing te voorkomen, op te sporen en aan te pakken. Het is aan de onderzoekers om te bepalen wie zij bij dat onderzoek betrekken.
Het Openbaar Ministerie gaat eerst over tot strafrechtelijk onderzoek, indien er sprake is van mogelijke strafbare feiten die in Nederland zouden zijn begaan. Nu Nederland tot op heden niet over dergelijke informatie beschikt, wordt dan ook geen strafrechtelijk onderzoek gestart.
Deelt u de mening van de heer Gijs de Jong, directeur competitiezaken bij de KNVB, dat de onderste steen boven moet komen en dat er naast een brede verkenning ook strafrechtelijk onderzoek gedaan moet worden naar matchfixing? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het slopen van sloppenwijken voor de Olympische Spelen in Rio de Janeiro |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht «Sloppen willen niet wijken voor Spelen Rio»?1
Ja.
Is het waar dat er zo’n 8000 mensen uit hun huis gezet zijn om plaats te maken voor bouwprojecten voor grote toernooien? Deelt u de mening dat de belangen en rechten van deze mensen niet voor het een groot sporttoernooi opzij gezet mogen worden? Bent u bereid deze kwestie in internationaal verband aan de orde te stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
De Braziliaanse autoriteiten melden dat in voorkomende gevallen mensen gevraagd kan worden te verhuizen voor grote infrastructurele projecten van grote sportevenementen, maar een exact aantal valt niet te achterhalen. Hen wordt woonruimte aangeboden. Er zijn afspraken gemaakt voor de bouw van meer dan tienduizend woningen in zes wijken en favelas van Rio de Janeiro. Ik zie daarom op dit moment geen aanleiding om deze kwestie in internationaal verband aan de orde te stellen.
Herinnert u zich de motie Van Dekken/Dijkstra2 en de motie Timmermans/Pechtold3 waarin het kabinet wordt opgeroepen in Europees verband te komen tot een gedragscode voor Non-Gouvernementele Organisaties (NGO’s) in het algemeen en sportkoepels en sportbonden in het bijzonder? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze motie? Deelt u de mening dat er niet alleen op het organiserend land, maar ook op de sportkoepels een verantwoordelijkheid en zorgplicht rust? Zo nee, waarom niet?
Deze kwestie is aan de orde gesteld in diverse gremia in de EU. Zoals ik op
11 november 2011 aan de Kamer rapporteerde is een nieuwe expertgroep opgericht voor het uitwerken van dit vraagstuk. De groep zal eind 2012 een aantal aanbevelingen doen aan de lidstaten en de Europese Commissie. De aanbevelingen zullen uiterlijk eind 2012 in EU-verband besproken worden. Uw Kamer wordt daarna over de uitkomsten geïnformeerd.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat de sportkoepel FIFA, die miljarden op de bank heeft staan, forse winst maakte in Zuid-Afrika en daarna het straatarme land weer berooid achter liet, ook de arme bevolking in Brazilië in 2016 in de steek laat? Deelt u de mening dat er niet alleen een verantwoordelijkheid en zorgplicht rust op het organiserende land, maar dat er ook een verantwoordelijkheid ligt bij de sportkoepels als de FIFA en het IOC? Bent u bereid deze kwestie in internationaal verband aan de orde te stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
De financiële jaarverslagen van de FIFA zijn opgemaakt volgens de strengste internationale accountancy standaards en geven uitputtend inzicht in de geldstromen bij de FIFA. Opbrengsten vanuit de WK-eindronde worden onder meer gebruikt om het voetbal in grote delen van de wereld te ondersteunen. De meerderheid van de aangesloten bonden kan alleen met deze hulp functioneren. Daarnaast worden veel projecten gefinancierd in het werelddeel van de WK eindronde. Zo is een aantal projecten in de sociale sector gesteund, maar ook zijn er kunstgrasvelden aangelegd in Afrika. Daarnaast wil de FIFA een zodanige reserve hebben dat zij een mislukte inkomstencyclus kan overleven. Zowel FIFA als IOC dringt er bij elke organisator op aan een eindtoernooi vooral een langdurig positief effect te laten hebben. Het gaat te ver om de FIFA en IOC verantwoordelijk te maken voor de politieke keuzes die landen maken bij het realiseren van de infrastructuur, die nodig is voor een mega-sportevenement.
De verkoop van voetbalrechten aan Rupert Murdoch |
|
Jasper van Dijk |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Murdoch koopt tv-rechten eredivisie»?1
Ik heb het bericht voor kennisgeving aangenomen.
Deelt u de mening dat deze overname niet mag leiden tot een verschraling van de wedstrijdsamenvattingen op het open net? Welke duurzame garanties kunt u daarvoor geven?
Ik ben mij er van bewust dat miljoenen Nederlanders met veel plezier elk weekend naar de samenvattingen van de wedstrijden uit de Eredivisie kijken. In de Mediawet is bepaald dat een aantal evenementen dat van aanzienlijk belang voor de samenleving worden geacht in ieder geval op het open net te zien moet zijn. De samenvattingen van de Eredivisie staan al jaren op deze zogenoemde evenementenlijst (die is bijgevoegd als bijlage bij het Mediabesluit). In het Mediabesluit en de bijbehorende bijlage zijn verder de spelregels vastgelegd voor het uitzenden van deze samenvattingen. De entree van Rupert Murdoch in het bedrijf dat de rechten van de Eredivisie exploiteert (Eredivisie Media en Marketing) verandert niets aan deze regels.
Er vindt op dit moment op grond van artikel III van de wet van 8 juni 2000 tot wijziging van de Mediawet en de Tabakswet (implementatie wijziging richtlijn «Televisie zonder grenzen», Stb. 252) een evaluatie plaats naar de doeltreffendheid en de effecten van de evenementenlijst in de praktijk. Ik wil nog niet vooruitlopen op de conclusies van deze evaluatie. Dit najaar zal ik uw Kamer hierover informeren.
Hoe oordeelt u over de uitspraak van NOS-directeur Jan de Jong: «Mijn angst is dat er meer moet worden betaald». De aanpak van het Amerikaanse bedrijf is ongetwijfeld minder op het open net. Dat drijft de prijs omhoog. De investeringen moeten worden terugverdiend.?2
Ik heb hier geen oordeel over. De onderhandelingen over de hoogte van de prijs van de uitzendrechten van deze samenvattingen is iets tussen de Eredivisie en zijn uitzendpartners.
In de evenementenlijst behorende bij het Mediabesluit is de minimumduur van de samenvattingen en het tijdstip waarop de uitzending van de samenvattingen op het open net uiterlijk moeten aanvangen wettelijk bepaald. De komst van Rupert Murdoch in het betaald voetbal doet hier niets aan af.
Erkent u het risico dat de NOS dusdanig hoge prijzen moet betalen voor de samenvattingen dat aanschaf redelijkerwijs onmogelijk wordt? Hoe voorkomt u een dergelijke gang van zaken waardoor Studio Sport zou verdwijnen?
De prijs die betaald moet worden voor de samenvattingen komt door marktwerking tot stand. De Mediawet regelt dat als er samenvattingen worden uitgezonden deze in ieder geval op het open net te zien moeten zijn. Een open net kan een publieke of een commerciële zender zijn. Dat kan dus betekenen dat de samenvattingen ook door bijvoorbeeld RTL of SBS kunnen worden uitgezonden. Dat is niet aan mij. Zoals u weet ga ik niet over de inhoud van Studio Sport. De NOS heeft de wettelijke taak om actuele sportverslaggeving in brede zin te verzorgen. Zodoende bestaat het programma Studio Sport uit de verslaggeving van verschillende sporten. Dat was ook het geval toen Talpa in 2005 en 2006 de uitzendrechten voor de samenvattingen in bezit had.
Deelt u de mening dat het een groot verlies zou zijn als Studio Sport op zondagavond om 19:00 zou verdwijnen of anderszins zou versoberen? Is handhaving van de Mediawet (c.q. het Mediabesluit 2008) hiervoor afdoende of dient deze te worden aangescherpt?
Op dit moment zijn er voldoende waarborgen die de Nederlandse televisiekijker samenvattingen uit de Eredivisie garanderen. De evenementenlijst schrijft voor dat de samenvattingen van de middagwedstrijden uiterlijk om 21.00 uur moeten aanvangen en die van de avondwedstrijden uiterlijk twee uur na afloop van de wedstrijd, maar in ieder geval niet later dan 22.30 uur. Ook is de minimumduur van de samenvattingen geregeld. In de huidige regeling is dit tien minuten per wedstrijd, en twintig minuten voor onderlinge wedstrijden tussen Ajax, PSV en Feyenoord. Zoals aangegeven in mijn antwoord op de tweede vraag wordt deze regeling op dit moment geëvalueerd.