Het bericht"Frustratie na 'vondst' gestolen iPad" |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD), Ard van der Steur (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat het Openbaar Ministerie (OM) geen toestemming heeft gegeven voor een huiszoeking terwijl de eigenaar, enkele uren na de diefstal, zijn gestolen iPad had weten te lokaliseren?1
Ja.
Deelt u de mening dat het aannemelijk is dat het OM geen toestemming geeft enkel op aanwijzen van een door burgers aangewezen locatie terwijl door middel van een applicatie in dit geval exact kan worden aangegeven waar de gestolen iPad zich bevond? Zijn er formele belemmeringen om in een dergelijk geval wél toestemming voor een huiszoeking te geven? Zo ja, welke?
De wet stelt zware eisen aan het inzetten van het ingrijpende dwangmiddel van doorzoeking van een woning, waaronder de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Ik verwijs verder naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Gesthuizen van uw Kamer (ingezonden 15 maart 2012, kenmerk 2012Z05243, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2356).
Kunt u aangeven waarom de informatie, via een «app» verkregen, te weinig objectief zou zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Maken politie en OM naar uw mening optimaal gebruik van de beschikbare technieken? Zo ja, hoe verhoudt dit uitgangspunt zich tot de geschetste gang van zaken?
Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat zij dat in dergelijke gevallen niet doen. Ik verwijs verder naar mijn bovengenoemde antwoorden op de vragen van het lid Gesthuizen van uw Kamer.
Bent u voornemens maatregelen te nemen en er aldus voor te zorgen dat er in een toekomstig en vergelijkbaar geval wel toestemming voor een huiszoeking wordt gegeven?
Zie antwoord vraag 2.
De uitlating van de burgemeester van Almere over de dierenpolitie |
|
Hero Brinkman (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitlating van de burgemeester van Almere dat «de dierenpolitie, nee die komt er niet.»?1
Ja.
Klopt het dat de burgemeester deze uitlating gedaan heeft? Kunt u aangeven of de politie in Almere inderdaad weigert de dierenpolitie in te voeren? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen?
De burgemeester van Almere, tevens korpsbeheerder van het korps Flevoland, heeft naar eigen zeggen deze uitspraak niet op deze wijze gedaan. De korpsbeheerder van het korps Flevoland werkt mee aan de invoering van de dierenpolitie. Zij is echter van mening dat de dierenpolitie-taak moet worden vervuld door zogeheten «taakaccenthouders» en niet door agenten die volledig voor deze taak zijn vrijgesteld.
Zoals ik aan Uw Kamer heb bericht, behoren de medewerkers van de dierenpolitie 100% inzetbaar te zijn voor de aanpak van dierenmishandeling en dierenverwaarlozing. Het betreft evenwel volwaardig opgeleide agenten, die indien mogelijk en nodig ook ingezet kunnen worden voor andere politietaken. Het korpsbeheerdersberaad heeft deze lijn als opdracht mijnerzijds aanvaard. Ik zal deze lijn nogmaals onder de aandacht brengen van de korpsbeheerder van Flevoland. Ik ga er van uit dat de korpsbeheerder van Flevoland de dierenpolitie inzet zoals hierboven omschreven.
De geschiktheid van Nederlandse wetgeving voor het gebruik van spyware |
|
Gerard Schouw (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de Big Brother Award die op woensdag 7 maart 2012 door de burgerrechtenbeweging Bits of Freedom is uitgereikt aan het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) als grofste privacyschender van Nederland? Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Ja. Het staat iedereen vrij in Nederland om dergelijke prijzen in te stellen. Ik ben verheugd dat de politie (in dit geval het KLPD) de kans heeft aangegrepen om inhoudelijk in te gaan op haar werkzaamheden waarvoor de prijs is verleend. Ik zie dit soort bijeenkomsten als onderdeel van de belangrijke discussie die in Nederland en andere landen gevoerd dient te worden over het internet en de mogelijke terechte inbreuken die overheden moeten maken op de privacy van haar inwoners als het gaat om bestrijding van criminaliteit op het internet.
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen waarin u erkent dat het KLPD gebruik maakt van zogeheten spyware, waarmee toegang kan worden verkregen tot computers en gegevens daarvan kunnen worden overgenomen?1
Ja.
Deelt u de mening van het hoofd Nationale Recherche van het KLPD dat de toekenners van de prijs een punt hebben omdat we in Nederland weinig specifieke wetgeving hebben voor deze nieuwe ontwikkelingen en dat bestaande wetgeving niet altijd geschikt is?2
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2 van het lid Recourt van uw Kamer (ingezonden 9 maart 2012, kenmerk 2012Z04733, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1908).
Indien u de mening van het KLPD niet deelt, wat is dan uw opvatting over de geschiktheid van de huidige Nederlandse wetgeving en in het bijzonder artikel 126l van het Wetboek van Strafvordering, waarnaar u verwees in een eerdere beantwoording van vragen over dit onderwerp, voor het gebruik van nieuwe technologische opsporingsmiddelen als spyware?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat meer specifieke wetgeving geboden is voor het gebruik van digitale opsporingsmiddelen als spyware? Zo ja, bent u bereid hiertoe met een voorstel te komen? Zo nee, op welke wijze meent u de nieuwe technologische ontwikkelingen dan afdoende met wettelijke waarborgen te kunnen ondervangen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze vragen voorafgaande aan het algemeen overleg over politieonderwerpen op 29 maart 2012 te beantwoorden?
Ja.
Het sluiten van de helft van de politiebureaus in Amsterdam |
|
Attje Kuiken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Helft Amsterdamse politiebureaus verdwijnt»?1 Herinnert u zich de vragen op 21 juni 2011 over de nadelige gevolgen van de reorganisatie van de politie voor de veiligheid?2
Ja.
Is het waar dat van de 32 Amsterdamse wijkbureaus er 15 worden gesloten? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dat bericht?
Uitspraken over het mogelijk sluiten van wijkbureaus zijn prematuur in relatie tot de nationale politie. De politie kan pas een strategische visie op de huisvesting van de nationale politie ontwikkelen nadat het inrichtingsplan en het realisatieplan door mij zijn vastgesteld. Momenteel wordt er door de kwartiermaker nationale politie, in afstemming met het gezag, aan deze plannen gewerkt. Ik zal deze plannen niet eerder vaststellen dan nadat de de Eerste Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel politie.
In algemene zin merk ik op dat het mogelijk is dat de basisteams binnen de Nationale Politie op meerdere plekken gehuisvest worden. Een afname van wijkteams/basisteams ten opzichte van het huidige aantal in de korpsen betekent niet dat de vestigingslocaties met hetzelfde aantal zullen afnemen.
Voor mij is één van de uitgangspunten bij de vorming van de nationale politie dat de politie goed geworteld moet zijn in de plaatselijke gemeenschap en in staat moet zijn de lokale prioriteiten uit te voeren (conform de motie Van Raak – Hennis-Plasschaert, TK 30 880, nr. 37). Ik hecht er aan daarbij te benadrukken dat het niveau van dienstverlening van de politie aan de burger (waaronder de mate van bereikbaarheid) onderwerp van gesprek vormt met het gezag, en niet alleen wordt bepaald door het aantal bureaus, maar ook samenhangt met bijvoorbeeld de beschikbaarbeid van medewerkers op straat. Tevens wordt gewerkt aan tal van nieuwe (digitale) initiatieven die de politie dichter bij de burger brengen (zie ook het antwoord op vraag 8)2
Deelt u de mening dat het sluiten van politiebureaus in strijd is met uw stelling dat de nationale politie niet ten koste zou gaan van de nabijheid van de politie en het gebiedsgericht werken van de politie? Zo ja, wat gaat u er aan doen om die stelling alsnog uit te laten komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de voorzitter van de Amsterdamse Politievakorganisatie dat de veiligheid van burgers en agenten door de sluiting van de bureaus achteruit gaat? Zo ja, wat is dan uw mening over die sluiting? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de aangiftebereidheid van burgers omhoog moet waardoor meer misdaden bekend worden en opgelost kunnen worden? Zo ja, waarom worden dan de punten waar aangifte kan worden gedaan toch gesloten? Zo nee, waarom niet?
Ja, Het verbeteren van het proces van aangifte is een landelijke prioriteit.
De aangifte is één van de belangrijkste stappen in een opsporingonderzoek. Het is daarom van belang dat bij een aangifte alle relevante informatie wordt verzameld. Hoe beter de informatie bij de aangifte, hoe beter de opsporingsindicatie. Daardoor wordt de pakkans van de verdachte vergroot.
De politie werkt eraan de mogelijkheden van internetaangifte verder uit te breiden. Zo werkt de politie aan een dienstverleningsconcept om te verzekeren dat burgers, bedrijven en organisaties overal snel en eenvoudig aangifte kunnen doen en tijdig informatie ontvangen over wat er met hun aangifte gebeurt.
Voor het doen van aangifte kunnen burgers en bedrijven in de toekomst uit verschillende kanalen kiezen: op het bureau, telefonisch, op locatie, via internet of een 3D-loket. Daarnaast zal er een interactief landelijk aangiftevolgsysteem worden ingevoerd zodat burgers en bedrijven op elk moment via internet op kunnen zoeken wat er met hun aangifte gebeurt. Ook attendeert het systeem de burger wanneer een belangrijke vervolgstap gezet wordt in de afhandeling van de aangifte. Invoering van deze concepten zal in de toekomst leiden tot een verminderde noodzaak om aangifte op het bureau te doen.
Voor wat betreft de vragen over sluiting van bureaus verwijs ik naar het antwoord op vraag 2 tot en met 4.
Deelt u de mening dat het doen van elektronische aangifte weliswaar een bijdrage kan leveren aan de verhoging van de aangiftebereidheid, maar dat het de mogelijkheid tot het doen van aangifte op een politiebureau nooit helemaal kan vervangen? Zo ja, wat gaat u doen om de sluiting van politiebureaus tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening van de voorzitter van de Amsterdamse Politievakorganisatie dat de bereikbaarheid van de politie voor de burgers minder wordt ten gevolge van de sluiting van politiebureaus? Zo ja, wat zegt dit over de bevordering van de veiligheid in die wijken? Wat betekent het voor het verbeteren van de veiligheidsgevoelens in die wijken? Zo nee, hoe kan de bereikbaarheid van de politie gelijk blijven als bijna de helft van de politiebureaus in een stad verdwijnen?
Zie het antwoord op de vragen 2 tot en met 4.
Deelt u de mening dat u als verantwoordelijk bewindspersoon over de nationale politie een rol dient te vervullen bij het toegankelijk houden van de politie? Zo ja, hoe gaat u die rol waarmaken? Zo nee, waarom niet?
Ja. Met de invoering van de nationale politie komt de politie dichter bij de burger te staan. Het wetsvoorstel garandeert één wijkagent per 5000 inwoners, gemiddeld per regionale eenheid. Deze zijn zichtbaar aanwezig op straat en weten dus wat er leeft en speelt in de wijk. Initiatieven om de politie dichter bij de burger te brengen worden uiteraard ook na invoering van de nationale politie voortgezet. Als voorbeeld noem ik Amber Alert en Burgernet. Ook de recent gelanceerde «politie app» draagt bij aan de verbetering van de toegankelijkheid van de politie. Burgers zijn via deze app eenvoudig aangesloten op politienieuws, Amber Alert en Burgernet. Via deze app is het eveneens mogelijk eenvoudig in contact te komen met de politie.
Wordt bij onderzoeken naar de tevredenheid van burgers over de politie expliciet gevraagd of er verband is tussen die tevredenheid en de aanwezigheid van politiebureaus in de buurt? Zo ja, wat is het antwoord op die vraag? Zo nee, wilt u die vraag dan voortaan in dergelijke onderzoeken laten opnemen?
Deze vraag wordt niet gesteld in de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM). Om onderzoeks-technische redenen acht ik het ook minder gewenst naar een dergelijke expliciete relatie te vragen, omdat van een dergelijke vraagstelling een sterk «sturende werking» uitgaat. Om die reden overweeg ik niet om een dergelijke vraag op te nemen. Overigens ben ik van oordeel, dat vooral moet worden geïnvesteerd in de beschikbaarheid van politie. De IVM geeft ook duidelijk aan, dat vooral dit aspect kritisch wordt beoordeeld door de bevolking. Tegelijk blijkt dat de bevolking in overwegende mate van oordeel is dat de politie snel komt als men de politie nodig heeft .
De sluiting van politiebureaus in Amsterdam |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat bij de invoering van de nationale politie 15 van de 32 Amsterdamse wijkbureaus worden gesloten?1
Nee.
Om welke wijkbureaus gaat het?
Uitspraken over het mogelijk sluiten van wijkbureaus zijn prematuur. De politie kan pas een strategische visie op de huisvesting van de nationale politie ontwikkelen nadat het inrichtingsplan en het realisatieplan door mij zijn vastgesteld. Momenteel wordt er door de kwartiermaker nationale politie, in afstemming met het gezag, aan deze plannen gewerkt. Ik zal deze plannen niet eerder vaststellen dan nadat de Eerste Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel politie.
In algemene zin merk ik op dat het mogelijk is dat de basisteams binnen de Nationale Politie op meerdere plekken gehuisvest worden. Een afname van wijkteams/basisteams ten opzichte van het huidige aantal in de korpsen betekent niet dat de vestigingslocaties met hetzelfde aantal zullen afnemen.
Voor mij is één van de uitgangspunten bij de vorming van de nationale politie dat de politie goed geworteld moet zijn in de plaatselijke gemeenschap en in staat moet zijn de lokale prioriteiten uit te voeren (conform de motie Van Raak – Hennis-Plasschaert, TK 30 880, nr. 37). Ik hecht er aan daarbij te benadrukken dat het niveau van dienstverlening van de politie aan de burger (waaronder de mate van bereikbaarheid) onderwerp van gesprek vormt met het gezag, en niet alleen wordt bepaald door het aantal bureaus, maar ook samenhangt met bijvoorbeeld de beschikbaarbeid van medewerkers op straat. Tevens wordt gewerkt aan tal van nieuwe (digitale) initiatieven die de politie dichter bij de burger brengen (zie ook het antwoord op vraag 8)1
Wat is de reden waarom deze wijkbureaus moeten sluiten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat betekent deze sluiting voor de bereikbaarheid van de politie?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de vrees van de voorzitter van de Amsterdamse Politie Vakorganisatie dat de veiligheid van burgers en agenten achteruit gaat door deze sluitingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke veranderingen gaan er door de komst van de nationale politie nog meer plaatsvinden in Amsterdam?
Op dit moment wordt door de kwartiermaker nationale politie in nauwe afstemming met het lokaal bestuur en het openbaar ministerie het inrichtingsplan en het realisatieplan voorbereid. Ook hier geldt dat uitspraken over de gevolgen van de nieuwe organisatie prematuur zijn, helemaal als deze alleen gericht zijn op de toekomstige situatie in Amsterdam. Over de inrichting en de sterkteverdeling praat ik vanzelfsprekend met de bevoegde gezagen, waaronder de burgemeester van Amsterdam. In algemene zin geldt dat het huidige kabinet van mening is dat de politie efficiënter, effectiever en flexibeler kan opereren als zij daadwerkelijk wordt omgesmeed tot één organisatorische eenheid, waarin het beheer is gecentraliseerd. Centralisatie van het beheer betekent een efficiënter en effectiever beheer. Eenheid van beheer moet ook leiden tot «slimmer» beheer, waardoor de administratieve lasten voor de politiemedewerker zullen afnemen en deze meer tijd krijgt voor feitelijk operationele taken. En daarmee: meer veiligheid. Op basis van de vastgestelde sterktedefinitie blijft de operationele sterkte van de Nationale Politie 49 500 fte. Door herschikking van taken tussen het landelijke en het regionale domein vindt re-allocatie van sterkte plaats. Dit is noodzakelijk omdat zaken anders georganiseerd worden. De capaciteit blijft echter beschikbaar en blijft werken aan de veiligheid in de steden en buurten van de regionale eenheden.
Wat betekenen deze veranderingen voor de operationele sterkte van de politie?
Zie antwoord vraag 6.
Is het waar dat 28% van de werknemers in de ondersteunende taken gesaneerd gaat worden?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de vrees dat een dergelijke bezuiniging op ondersteunend personeel gevolgen heeft voor de inzetbaarheid van agenten in de operationele sterkte ofwel het blauw op straat?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe verhouden al deze veranderingen zich tot uw belofte dat de invoering van de nationale politie niet ten koste zou gaan van de politiesterkte op straat?
Zie antwoord vraag 6.
Zijn meer kwartiermakers bezig met plannen om politiebureaus te sluiten? Zo ja, waar en met welke reden?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid deze voorgenomen sluitingen van politiebureaus tegen te houden, omdat dit afbreuk doet aan zowel het uitgangspunt in de nieuwe politiewet als de wens van de Tweede Kamer dat de politie lokaal verankerd moet zijn en blijven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2 tot en met 5.
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg over politieonderwerpen op 29 maart 2012?
Ja.
Het digitaal rechercheren |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de wetgeving niet meer geschikt is voor digitaal rechercheren?1
Ja.
Is het waar wat de topman van de Nationale Recherche beweert dat huidige wetgeving niet meer geschikt is voor digitaal rechercheren? Zo nee, wat is er niet waar? Zo ja, welke wetgeving zou ongeschikt zijn?
In de brief van 23 december 2011 over Cyber Security (Kamerstukken II, 2011–2012, 26 643, nr. 220) heb ik uw Kamer bericht dat er wordt gewerkt aan de voorbereiding van mogelijke nieuwe wetgeving voor het bestrijden van cybercriminaliteit. Zowel nationaal als internationaal lopen er trajecten waarin wordt gekeken naar de noodzaak om bestaande wet- en regelgeving aan te passen om op internet voldoende mogelijkheden te hebben voor opsporing van strafbare feiten. Het vorige Kabinet heeft in 2010 een aantal conceptwetsvoorstellen in advies gebracht. De uitkomst van dit adviestraject heeft ertoe geleid dat er meer tijd nodig is om te komen tot daadwerkelijke wetsvoorstellen. Voor de zomer van 2012 zal ik uw Kamer hierover nader berichten. Gelet op het inherent grensoverschrijdend karakter van cybercriminaliteit is internationale regelgeving net zo belangrijk. Daar is Nederland actief bij betrokken.
Het onderwerp online doorzoeken (een van de belangrijkste knelpunten die door politie en OM worden genoemd) van geautomatiseerde werken is één van de belangrijkste onderwerpen waaraan wordt gewerkt. Gelet op het belang van ieder land bij nationale soevereiniteit is dit niet een zaak die op korte termijn internationaal en nationaal geregeld kan worden.
Heeft u contact gehad met de topman? Zo ja, heeft hij zijn zorgen ook naar u toe geuit? Wat heeft u met die opmerking gedaan?
Er is geen contact met het diensthoofd van de Nationale Recherche geweest over deze onderwerpen. Wel is er uitgebreid contact geweest met vertegenwoordigers van het KLPD en andere politieonderdelen, het Openbaar Ministerie en bijzondere opsporingsdiensten over de problemen die worden ondervonden bij de opsporing op internet.
Zij zijn betrokken bij het in het antwoord op vraag 2 genoemde traject.
Liegende politieagenten |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat liegende politieagenten mogelijk nog aan het werk zijn?1 Welke onderzoeken lopen er inmiddels tegen deze agenten? Is het waar dat in afwachting van het onderzoek door het Openbaar Ministerie (OM) er nog geen intern integriteitsonderzoek is gestart? Zijn deze politieagenten hangende het onderzoek geschorst? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Het bericht is in de media verschenen naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank te Amsterdam in een strafzaak tegen twee verdachten die politieagenten zouden hebben mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de betrokken opsporingsambtenaren in strijd met de werkelijkheid hebben geverbaliseerd. De rechtbank is tot haar conclusie gekomen mede op basis van videomateriaal dat door de verdediging is ingebracht en tijdens het onderzoek ter terechtzitting is getoond. Het OM deelt niet de conclusie van de rechtbank dat sprake is geweest van doelbewust onjuist verbaliseren (liegen). In dit verband is ook van belang dat de verbalisanten over de gewraakte verschillen niet zijn gehoord. Het OM heeft om deze reden beroep aangetekend tegen deze uitspraak.
De strafzaak is als gevolg van het hoger beroep nog onder de rechter. Het gerechtshof zal de situatie opnieuw beoordelen. Het Openbaar Ministerie en de politie achten het niet gepast om hangende de beroepsprocedure een eigen onderzoek in te stellen. Voor maatregelen richting de betrokken verbalisanten zien het Openbaar Ministerie en de politie op dit moment geen reden.
Hoe vaak heeft in de afgelopen vijf jaren een intern integriteitsonderzoek door de korpsen zelf en/of door de Rijksrecherche plaatsgevonden? Hoe zijn die integriteitsonderzoeken afgerond? Hoe vaak is het OM bij deze onderzoeken betrokken? Heeft dat ooit geleid tot een daadwerkelijke strafvervolging en / of strafrechtelijke veroordeling?
Zoals ik in het Algemeen Overleg Weerbaarheid van 21 december 2011 meldde zijn er jaarlijks circa 1 400 interne onderzoeken bij de politie, waarvan een derde integriteitschending oplevert. Interne onderzoeken worden uitgevoerd door de bureaus integriteit en veiligheid (BIV) bij de regiokorpsen. De Rijksrecherche voert geen interne integriteitonderzoeken uit binnen politie-onderdelen. Indien uit een intern integriteitonderzoek van de politie een strafrechtelijke verdenking ontstaat en het Openbaar Ministerie erbij wordt betrokken, is de Rijksrecherche niet de eerst aangewezen organisatie om dergelijke zaken te onderzoeken. De afdelingen BIV van het korps zelf of eventueel van een naburig korps kunnen onder leiding van een lokale officier met voldoende distantie een dergelijk strafrechtelijk onderzoek uitvoeren. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarin bijvoorbeeld de integriteit van de overheid op zeer ernstige wijze wordt aangetast én sprake is van een misdrijf, kan worden besloten tot de inzet van de Rijksrecherche.
Van de 1400 onderzoeken wordt jaarlijks bij ongeveer 450 onderzoeken het OM betrokken. Jaarlijks volgt als gevolg van integriteitsonderzoeken gemiddeld 65 keer ontslag.
Deelt u de mening dat politiefunctionarissen, als vertegenwoordigers van het geweldsmonopolie van de overheid en gezien het gewicht dat een ambtsedig opgemaakt proces verbaal in de rechtspleging heeft, een onberispelijke dienstuitoefening absoluut vereist is? Deelt u de mening dat indien de onberispelijke dienstuitoefening van politiefunctionarissen in het geding is altijd onderzoek moet volgen en de betrokken functionarissen lopende dat onderzoek geschorst dienen te worden?
De integriteit van de politie en van de individuele politieambtenaar is van groot maatschappelijk belang. Dat is aanleiding aan het onderwerp integriteit zowel in preventieve als in repressieve zin uitgebreid aandacht te schenken en dienovereenkomstige maatregelen te treffen. Dit neemt de mogelijkheid van integriteitsschendingen niet volledig weg. In voorkomende gevallen worden die incidenten voortvarend onderzocht. Politieambtenaren zijn onderworpen aan de bepalingen van het strafrecht en de strafvordering, waarbij in enkele gevallen hogere strafbedreigingen gelden indien misdrijven als politieambtenaar worden gepleegd. In het geval van een strafbaar feit vindt het onderzoek onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie plaats. Daarnaast kunnen politieambtenaren ook aan tuchtrechtelijke onderzoeken en daaruit voortvloeiende maatregelen worden onderworpen. Het handelen van politieambtenaren kan tuchtrechtelijk worden onderzocht zodra er sprake is van plichtsverzuim. Strafbare feiten kunnen in de regel als plichtsverzuim worden aangemerkt.
In het geval van ernstig plichtsverzuim kan de Korpsbeheerder de bevoegdheid toepassen strafontslag op te leggen. Indien het aannemelijk is dat het tuchtrechtelijk onderzoek tot een dergelijk besluit zal leiden worden de feitelijke werkzaamheden van de betrokken politieambtenaar beëindigd. In die gevallen wordt de maatregel tot schorsing en/of buitenfunctiestelling toegepast. De betreffende ambtenaar is in dat geval niet meer bevoegd zijn functie uit te voeren. Ook wordt hen de toegang tot dienstruimten en informatiesystemen ontzegd en/of onmogelijk gemaakt.
Bent u bereid om vanaf nu jaarlijks te rapporteren aan de Kamer over integriteit en integriteitsschendingen bij de politie? Zo nee, waarom niet?
Ik heb eerder toegezegd hierover te rapporteren. Ik ben voornemens de jaarlijkse rapportage op te nemen in het jaarverslag Nederlandse Politie. Voor het jaar 2011 zal ik over integriteitschendingen nog separaat rapporteren. Zoals toegezegd zal verslaglegging vervolgens plaatsvinden in het jaarverslag Nederlandse Politie.
De sluiting van brandweerposten |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat er door heel Nederland de afgelopen jaren 53 brandweerposten gesloten zijn en dat er 42 brandweerposten gesloten dreigen te worden?1
Ik ken de geluiden over het sluiten van brandweerposten. Het is echter niet aan mij om in te gaan op de precieze cijfers hieromtrent. De verantwoordelijkheid voor het sluiten van brandweerposten ligt immers bij het bestuur van de veiligheidsregio’s. Mijn verantwoordelijkheid richt zich op het naleven van de wettelijke kaders uit de wet veiligheidsregio’s, waaronder het behalen van de opkomsttijden. Ik baseer mijn beeld op het onderzoek dat de Inspectie VenJ hiernaar heeft uitgevoerd en zal u voor de zomer informeren over de concrete cijfers met betrekking tot de opkomsttijden en de landelijke dekking in Nederland.
Is het waar dat er sluitingsplannen zijn in de veiligheidsregio’s Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond, Noord- en Oost-Gelderland, Friesland, Limburg-Noord, Zuid-Oost Brabant en Zeeland? Waaruit bestaan deze plannen concreet? Kunt u per brandweerpost aangeven waarom sluiting nodig is?
Het bestuur van de veiligheidsregio stelt het brandweerbeleid, op basis van het regionale risicoprofiel, vast in het brandweerbeleidsplan. Onderdeel daarvan is het zogenaamde dekkingsplan, waarin de spreiding en het aantal brandweerposten per veiligheidsregio wordt vastgelegd. Daarin staan de middelen en maatregelen beschreven om de brandweerzorg in de veiligheidsregio te realiseren. De veiligheidsregio’s zijn daartoe verplicht op basis van de Wet veiligheidsregio’s en het Besluit veiligheidsregio’s en moeten zich houden aan de bepalingen uit de Wet.
Het regionale brandweerbeleid en het treffen van maatregelen om dat beleid zo effectief en efficiënt mogelijk uit te voeren, is een regionale bestuurlijke verantwoordelijkheid en bevoegdheid. Ik stel de landelijke kaders. Omdat het vaststellen van het brandweerbeleid en de regionale dekkingsplannen door het bestuur van de regio gebeurt, is het niet aan mij om per brandweerpost aan te geven waarom sluiting nodig is.
Wat zijn de gevolgen van deze plannen voor de opkomsttijden en de veiligheid van de inwoners?
De IOOV is bezig met een grootschalig onderzoek naar de gerealiseerde opkomsttijden in Nederland. Dat onderzoek zal uitwijzen hoe het staat met de opkomsttijden in het land. Ik wil daar niet op vooruitlopen.
Hoe worden gemeenteraden betrokken bij voorstellen over mogelijke sluitingen?
Het is in Nederland zo geregeld dat het beleidsplan moet worden vastgesteld door het bestuur van de veiligheidsregio. Elke burgemeester in een veiligheidsregio maakt deel uit van het bestuur van de veiligheidsregio, dat de beleidsplannen vaststelt.
Binnen ons dualistische stelsel kan een gemeenteraad te allen tijde de burgemeester van een gemeente vragen zich te verantwoorden over het beleid in de eigen gemeente.
Wat is op dit moment de stand van zaken van het onderzoek van Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) naar de opkomsttijden van de brandweer?
Het onderzoek van de Inspectie OOV wordt in mei 2012 afgerond en de resultaten worden dan aan mij kenbaar gemaakt. Ik zal kort daarop ook de Kamer informeren over die uitkomsten en mijn reactie op het rapport geven.
Bent u bereid voorgenomen sluitingen van kazernes op te schorten tot de uitkomsten van het onderzoek bekend zijn?
Het bestuur van de veiligheidsregio stelt het beleid en de samenhangende maatregelen vast. De veiligheidsregio maakt bestuurlijke afwegingen (op basis van de landelijke kaders) en besluit op basis van haar beleidsplan over de brandweerposten, het aantal en de spreiding. Het is een regionale bestuurlijke afweging welke maatregelen op welk moment moeten worden genomen. Ik ga er daarbij vanuit dat de veiligheidsregio’s de veiligheid van burger en personeel voorop hebben staan.
Zoals ik hiervoor aangaf, wil ik niet op de resultaten van het onderzoek van de IOOV vooruitlopen. Indien het onderzoek van de IOOV uitwijst dat veiligheidsregio’s zich niet houden aan de bepalingen in de Wet, dan is het aan het bestuur van de veiligheidsregio om maatregelen te treffen om die situatie te verbeteren. Ik kan het bestuur van de veiligheidsregio daarop aanspreken.
Een dreigend tekort aan gediplomeerde technisch rechercheurs |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de artikelen over een tekort aan examinatoren voor technisch rechercheurs? Herinnert u zich de nog onbeantwoorde Kamervragen van 6 januari 2012 over de chaos bij examens op de Politieacademie?1
Ja. De antwoorden op de Kamervragen van 6 januari 2012 zijn door mij op 19 maart 2012 verzonden.
Is het waar dat u nog geen afspraken heeft over het wegwerken van achterstanden in de examinering van technisch rechercheurs, zoals de woordvoerder van de Politieacademie aangeeft? Zo ja, wat gaat u doen om de knelpunten in de examinering van technisch rechercheurs op te lossen?
Zoals ik in mijn antwoorden op de Kamervragen van 6 januari 2012 heb aangegeven, zijn er afspraken gemaakt over het wegwerken van achterstanden in de examinering bij de Politieacademie. Deze afspraken hebben betrekking op alle examens, dus ook op die van technisch rechercheurs. Het bericht dat hier geen afspraken over zijn gemaakt is niet correct.
Heeft u inzicht in de behoefte aan examinering en certificering van technisch rechercheurs om aan de toekomstige behoefte te voldoen? Kunt u de Kamer hier inzicht in geven? Kunt u garanderen dat de problemen met de examinering geen tekorten opleveren in het aantal gecertificeerde technisch rechercheurs?
Korpsen geven jaarlijks op basis van hun personeelsbehoefte de opleidingsbehoefte voor technisch rechercheurs aan bij de Politieacademie. Voor 2012 hebben korpsen totaal 703 opleidingseenheden en trainingen aangevraagd bij de Politieacademie. Hierbij worden in het totaal 694 examens afgenomen. Van 9 workshops wordt geen examen afgenomen. Op de peildatum 19 maart 2012 is er sprake van 8 uitgestelde examens. Hierbij zijn geen examens voor zogenaamde voorbehouden handelingen, zodat er geen (aspirant) technisch rechercheur later dan bedoeld een verplichte certificering behaalt. Dit is een van de garanties die de Politieacademie heeft gegeven bij de aanpak van de examenproblematiek.
Is het waar dat Europese afspraken over Europese regels voor uniforme forensische expertise leiden tot een grotere behoefte aan strengere registratie en toetsing van deskundigen? Zo ja, hoe bereidt de politie zich hierop voor en is dit mogelijk met de huidige middelen?
Of Europese afspraken over uniforme forensische expertise gaan leiden tot een grotere behoefte aan strengere registratie en toetsing van deskundigen is nog niet bekend. In december 2011 heeft de Europese Raad raadsconclusies aangenomen die tot doel hebben het forensisch onderzoek in 2020 op een hoger niveau te tillen en hierdoor de internationale samenwerking te verbeteren. Om dit te bereiken zal eerst in overleg met de lidstaten een actieplan worden opgesteld, dat in juni 2013 gereed dient te zijn. Zodra dit actieplan gereed is en is goedgekeurd, zal duidelijk zijn welke gevolgen dit voor de Nederlandse politie heeft. Overigens is de Europese Commissie gevraagd om dit initiatief zowel beleidsmatig als financieel te ondersteunen.
Is het waar dat de korpsen door de schaarste aan gespecialiseerd personeel de voorkeur geven aan inzet van ervaren rechercheurs in de praktijk? Hoe wilt u voorkomen dat door het uitlenen van examinatoren aan de Politieacademie vertragingen ontstaan in onderzoeken van de politie?
Korpsen zullen altijd een afweging maken over de inzet van hun personeel. Bij de inzet van een beperkte groep gespecialiseerd personeel speelt bovendien dat bij plotseling voordoende calamiteiten prioriteiten dienen te worden gesteld. Politiewerk valt nooit helemaal te plannen. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden zullen korpsen meer of minder ervaren rechercheurs inzetten. Door een goede examenplanning op basis van beschikbaarheid van examinatoren wil ik voorkomen dat deze afwegingen frequent gemaakt moeten worden. Het valt echter niet helemaal uit te sluiten dat in geval van een calamiteit een examen zal moeten worden verschoven.
De opkomsttijden van de politie in Zundert |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Politie kwam vorig jaar 60 keer te laat bij spoed in Zundert» in dagblad BNDeStem?1
Ja.
Kloppen de cijfers van de gemeente Zundert voor de aanrijtijden van de politie in 2011? Zo nee, wat zijn de cijfers dan? Zo ja, hoe oordeelt u over de veel voorkomende en grote overschrijdingen van de gewenste aanrijtijd?
Ja.
De norm is dat de politie in 80% van de meldingen met prioriteit 1, binnen 15 minuten ter plaatse moet zijn. Dit is inclusief de tijd die nodig is om de melding op te nemen door de gemeenschappelijke meldkamer. Het district Breda, waarbinnen de gemeente Zundert ligt, voldoet als geheel aan deze norm.
Bij een kwart van de meldingen waarbij de politie de norm heeft overschreden, ging het om een melding van de ambulancedienst of de brandweer. Natuurlijk blijft het van belang dat de politie ook in die gevallen zo snel mogelijk ter plaatse is. Bij meldingen voor de ambulance of de brandweer kan er in meer gevallen een «overschrijding» plaatsvinden van de meldkamertijd door de politie. Immers, de meldkamertijd begint automatisch te lopen op het moment dat een van de disciplines de 112-melding opneemt.
Welke factoren veroorzaken de overschrijding van de aanrijtijd? Deelt u de mening dat het grote aantal overvallen en de ligging tegen de grens het juist nodig maken dat de politie in geval van nood snel ter plekke is?
Zoals al eerder bij vraag 2 is aangegeven wordt de grootste overschrijding van de aanrijdtijden van de politie veroorzaakt door meldingen die in 2e of 3e instantie pas voor de politie zijn. De teller voor de aanrijdtijd gaat lopen bij het moment van opnemen bij 112 in de gemeenschappelijke meldkamer.
Kunt u inschatten welke invloed de heropening van een politiebureau gaat hebben op de aanrijtijden? Zijn er nog andere maatregelen genomen om de politie sneller ter plaatse te laten zijn?
Het politiebureau in Zundert is niet heropend. Er wordt tijdelijk door een projectteam gewerkt vanuit het bureau in Zundert.
Binnen het district Breda wordt gewerkt met een districtelijk team Noodhulp voor het rijden op prioriteitmeldingen. Dit betekent dat er door een gespecialiseerd team wordt gereden op de meldingen. De noodhulpvoertuigen zorgen voor bezetting in de verschillende (geografische) cirkels en surveilleren in deze cirkels om de aanrijdtijd zo kort mogelijk te laten zijn. De eenheden kunnen ook ingezet worden bij prioriteitsmeldingen in andere gemeenten binnen het District Breda.
Vanaf december 2011 rijdt er in de nachtelijke uren een noodhulpauto in de cirkel Zundert. Buiten de nachtelijke uren valt Zundert samen met de gemeente Etten-Leur of Rucphen binnen een cirkel. Er rijdt dus 24 uur per dag een Noodhulpauto in het gebied.
Bent u bereid om in overleg te treden met de burgemeester van Zundert en de korpsbeheerder over noodzakelijke maatregelen om ook de burgers van Zundert de noodzakelijke politiezorg te bieden?
Het indelen van capaciteit bij de politie binnen een regiokorps is een verantwoordelijkheid van het Regionaal College en het gezag en geen verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie.
De openbaarmaking van gegevens van 112-bellers |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gegevens van bellers naar 112 gewoon op internet»?1
Ja.
Bent u bekend met websites als 112 meldingen.nl en Alarmeringen.nl?
Ja.
Is het waar dat u eerder heeft aangegeven de situatie onwenselijk te vinden maar dat een oplossing hiervoor te tijdrovend en arbeidsintensief zou zijn?
Ja, ik vind deze situatie onwenselijk. Ik zal daarom de besturen van meldkamers er nogmaals op wijzen om terughoudender om te gaan met het verstrekken van privé gegevens in de doormelding via het P2000 alarmeringssysteem. Maatregel op langere termijn is vervanging van het huidige P2000 systeem medio 2014. Bij vervanging van het systeem zal versleuteling van de berichten één van de belangrijkste eisen zijn, zodat het scannen van de paging berichten van het P2000 systeem niet meer mogelijk is, en de berichten niet langer zijn terug te vinden op bovengenoemde websites
Bent u bekend met het feit dat met bovengenoemde sites dieven en inbrekers in feite worden gefaciliteerd?
Wanneer in de meldkamer terughoudender wordt omgegaan met het verstrekken van privé-gegevens in de doormelding via het P2000 alarmeringssysteem kan voorkomen worden dat informatie die gebruikt kan worden door criminelen is terug te vinden op internet.
Deelt u de mening dat het hier wel degelijk gaat om een inbreuk op de bescherming van persoonsgegevens? Zo nee, waarom niet?
Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) heeft in een richtlijn al in 2007 aangegeven dat het plaatsen van persoonsgegevens op internet alleen mag na persoonlijke toestemming. Het CBP doet echter geen uitspraak over het feit of de websitebeheerders in dit geval een overtreding begaan. Het College laat de beslissing aan het Openbaar Ministerie en de strafrechter om op basis van de Wet Bescherming persoonsgegevens te bepalen of hier een overtreding is begaan.
Deelt u de mening dat een en ander ook niet leidt tot een meer effectieve noodhulpverlening of opsporing? Zo nee, waarom niet?
Ja. Voor effectieve noodhulpverlening of opsporing is het ongewenst dat de persoonsgegevens van de melders via internet zijn te traceren.
Waarom wordt geen gebruik gemaakt van het afgeschermde C2000-systeem in plaats van P2000?
Bij paging (P2000) wordt gebruik gemaakt van eenrichtingverkeer communicatie, hoger zendvermogen en een andere (lagere) frequentie dan het C2000-netwerk. Deze lagere frequentie garandeert binnenshuis een beter bereik. Hulpverleners die door middel van alarmering (en dus P2000) worden opgeroepen, bevinden zich vaak in een gebouw of object.
Bent u voornemens om alsnog maatregelen te nemen om deze praktijk een halt toe te roepen? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het beheer van belangrijke politiespullen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Politie slordig met dienstspullen ex-agenten»? Welke risico’s kunnen ontstaan door het ongeoorloofd bezit van politievoorwerpen?1
Ja. Ik ben mij bewust van het feit dat het ongeoorloofd bezit van politievoorwerpen risico’s met zich mee kan brengen.
Is het waar dat de heer Franx u tijdens een gesprek geconfronteerd heeft met voorwerpen uit zijn dienstverband als agent, die hij nadien nooit in heeft hoeven leveren? Was u ook verbijsterd over de onzorgvuldigheid, waardoor dit heeft kunnen gebeuren? Wat voor actie heeft u hierop ondernomen?
De heer Franx heeft mij tijdens een gesprek enkele voorwerpen laten zien, die hij na het beëindigen van zijn dienstverband niet heeft ingeleverd. Ik heb vernomen dat het korps hier in een eerdere fase schriftelijk om heeft gevraagd.
In het gesprek heb ik de heer Franx verzocht de voorwerpen alsnog in te leveren. Naar ik heb vernomen heeft de heer Franx de voorwerpen inmiddels bij het korps geretourneerd.
Heeft u inzicht in het aantal spullen dat agenten na het beëindigen van hun betrekking niet hoeven inleveren? Weet u of hierin verschillen bestaan tussen de korpsen en welke voorwerpen vooral niet ingenomen worden?
Voor het uitoefenen van de politiefunctie wordt een breed scala aan voorwerpen beschikbaar gesteld die door de werkgever worden bekostigd. Het eigendomsrecht van deze voorwerpen is en blijft bij de korpsen. Na uitdiensttreding dienen alle voorwerpen derhalve te worden ingeleverd en ingenomen.
De uitrusting van agenten en de eerste uitrusting van aspirant agenten wordt door de korpsbeheerders beschikbaar gesteld waarbij gebruik wordt gemaakt van de eigen logistieke en administratieve organisatie van de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (VtSPN). Voor de vervanging van de persoonlijke uitrusting heeft de agent beschikking over een persoonlijk budget dat via een gesloten bestelprocedure bij de VtSPN kan worden ingezet. De administratie van de verstrekte goederen wordt binnen de eigen korpsadministratie bijgehouden.
Bij beëindiging van de dienstbetrekking wordt bij ieder korps de bewapening, de uniformkleding en de uitrusting ingenomen. Bij een overstap naar een ander korps wordt slechts de bewapening ingenomen. De administratie van de bewapening wordt binnen ieder korps bijgehouden, niet op centraal niveau. Er bestaat er geen landelijk uniform protocol voor de verstrekking en inname van de overige goederen waardoor op centraal niveau geen gedetailleerd inzicht aanwezig is.
Op welke manier voert de politie een administratie van de spullen die aan agenten verstrekt worden om hun werk te doen? Wordt de inname van deze spullen ook geadministreerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u de invoering van de nationale politie gebruiken om schoon schip te maken en de verstrekking van belangrijke politiespullen goed te administreren? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er ook zicht komt op reeds verstrekte spullen?
Ik acht het van belang om binnen de nieuwe politieorganisatie belangrijke politiespullen goed te administreren om maatschappelijke risico’s te voorkomen. Door realisatie van de nationale politie worden de huidige complexiteit en diversiteit aan korpsadministraties voor het vastleggen van belangrijke politiespullen aanzienlijk vereenvoudigd en geüniformeerd. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen, zal de administratie op hoofdpunten worden beperkt en blijft het daarbij mijns inziens noodzakelijk een beroep te doen op de eigen integriteit en verantwoordelijkheid van politiepersoneel.
In diverse artikelen in politiebladen en korpsbladen is het politiepersoneel het afgelopen half jaar gewezen op de noodzaak om politiekleding en overige artikelen in te leveren, en de risico’s die kunnen ontstaan als politiekleding en andere artikelen in handen komen van onbevoegden.
De verantwoordelijkheid van korpsbeheerders op dit punt zal in het nieuwe bestel overgaan op de Korpschef en de chefs van de eenheden van de nieuwe politieorganisatie. Uit de reactie van de Raad van Korpschefs en de kwartiermaker Nederlandse Politie maak ik op dat deze visie wordt ondersteund.
Overtredingen Arbeidstijdenwet politie |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat de Arbeidstijdenwet door de politiekorpsen vorig jaar in totaal 350 000 keer is overtreden?1
Halfjaarlijks vindt er bij politie op eigen initiatief een zogenaamde ATW monitor plaats. De laatst gehouden monitor over het eerste halfjaar 2011 gaf een totaal beeld van 180 000 overtredingen op vijf thema’s, die ook door de inspectie SZW worden onderzocht. Het aantal van 350 000 dat de Telegraaf beschrijft, is daarmee een eigen conclusie.
Het aantal van 180 000 benadert de uitkomsten van de daaraan voorafgaande monitor over het laatste halfjaar 2010 die uitkwam op 186 000 overtredingen. Afgezet tegen enkele jaren geleden is het aantal overigens aanzienlijk verminderd. Het aantal blijft overigens zorgelijk hoog.
Kunt u aangeven wat de oorzaken zijn van dit enorm hoge aantal overschrijdingen?
Voor de oorzaken van de overschrijdingen en de korte en lange termijn maatregelen die ik wil treffen, verwijs ik u naar het recent uitgevoerde onderzoek van de Inspectie SZW en mijn reactie daarop, die u een dezer dagen van mij ontvangt.
Wat zijn de gevolgen van deze overschrijdingen voor de korpsen, de teams en de individuele agenten?
Overtredingen leiden tot een risico op boetes voor de korpsen bij herhaalde en ernstige overtredingen van de ATW en het risico van ziekte, gevaar voor veiligheid voor teams en medewerkers bij overbelasting. Op individueel niveau leiden overtredingen voorts tot overwerk. Deze overwerk-uren hebben overigens geen invloed op het contractueel overeengekomen aantal te werken uren op jaarbasis. Het Besluit Bezoldiging voorziet in compensatie voor deze uren (vrije tijd, geld en een toeslag per overgewerkt uur).
Deelt u de mening van de politiebonden dat de oorzaak deels ligt in de verhouding tussen de hoeveelheid werk en het totale beschikbare politiepersoneel? Zo nee, waarom niet?
De politiecapaciteit is per definitie begrensd, de vraag naar politiezorg is dat niet. Een onderzoek acht ik dus niet zinvol. Wat wel van belang is, is dat het gezag en de leiding van de politie voortdurend keuzes maken en prioriteiten stellen. De prioriteiten moeten zodanig worden gesteld dat de geprioriteerde werkzaamheden gedaan kunnen worden met de beschikbare capaciteit.
Bent u bereid te (laten) onderzoeken hoe het staat met de verhouding van de hoeveelheid werk en beschikbare capaciteit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe gaat u het aantal overschrijdingen fors terugdringen en wat zijn daardoor de mogelijke gevolgen voor de korpsen, de teams en de individuele agenten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de vrees dat nog meer zaken op de plank blijven liggen als agenten zich strikter gaan houden aan de Arbeidstijdenwet? Hoe gaat u dit voorkomen?
Een striktere toepassing van de ATW leidt tot minder inzetbare uren. Ik tref echter ook andere maatregelen om het aantal inzetbare uren op peil te houden, waaronder de reductie van de administratieve lasten bij de politie, en de stroomlijning van de strafrechtketen. Al met al is mijn inzet de productiviteit van de politie te verhogen.
Hoeveel aangiftes en lopende zaken zijn er in 2011 op de plank blijven liggen en dus onopgelost gebleven?
De definitieve cijfers inzake de prestaties van politie en het openbaar ministerie over 2011 zijn nog niet beschikbaar. Deze zullen in mei van dit jaar via het jaarverslag politie en het jaarverslag van het openbaar ministerie openbaar worden gemaakt. Voor de cijfers voor eerdere jaren verwijs ik naar de eerdere jaarverslagen.
Problemen bij de vormgeving van de nationale politie |
|
Attje Kuiken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Vertrouwenscrisis in het politieapparaat» en «Eén korps, veel problemen?»1 In hoeverre herkent u het beeld, dat bij de vorming van de nationale politie een technocratische benadering wordt gekozen en de inhoud van het politievak niet centraal staat?
Ja. Het beeld dat bij de vorming van de nationale politie een technocratische benadering wordt gekozen en de inhoud van het politievak niet centraal staat herken ik niet. Bij de voorbereidingen voor de nationale politie krijgt vakmanschap de ruimte en staat voorop dat de politie in de toekomst in staat is meer tijd te besteden aan straatwerk en recherchewerk. Ook het aanvalsprogramma vermindering administratieve lasten zal eraan bijdragen dat agenten minder met papierwerk zijn belast. De nieuwe organisatie van de bedrijfsvoering staat volledig ten dienste van het primaire proces (noodhulp, handhaving van de openbare orde en opsporing).
Wat is de stand van zaken van de uitwerking van het ontwerpplan van de nationale politie in de beoogde inrichtingsplannen en realisatieplannen? Wat is de huidige tijdsplanning voor de vorming van de nationale politie, ten opzichte van de plannen van maart 2011? Wanneer zult u het inrichtingsplan en het realisatieplan van de nieuwe politieorganisatie aan de Kamer sturen?
De kwartiermaker nationale politie kan zich bij de voorbereidingen op de nationale politie baseren op het ontwerpplan. Momenteel worden in overleg met gezagdragers, vakorganisaties, medezeggenschap en andere betrokkenen een inrichtingsplan en een realisatieplan opgesteld. Na consultatie van de gezagsdragers en belangrijke partners zal ik deze plannen vaststellen. Ik heb uw Kamer toegezegd geen onomkeerbare stappen te zetten voor parlementaire goedkeuring van het wetsvoorstel. Ik zal de plannen dan ook niet eerder vaststellen dan na publicatie van de wetgeving in het Staatsblad. Dan zal ik de Kamer de plannen toezenden. Over de voortgang verwijs ik u naar de voortgangsrapportage over de vorming van de nationale politie, welke ik gelijktijdig met deze beantwoording aan uw Kamer zend.
Is het waar dat de vorming van een nationale politie onder grote druk staat en dat dit gepaard gaat met veel crisisoverleggen? Herkent u het beeld dat het vertrouwen in nationale politie en de politietop wegebt? Zo nee, hoe verklaart u het beeld dat hierover bestaat? Wat gaat u doen om deze ontwikkeling te keren?
Voor behoud van vertrouwen is het goed informeren en betrekken van politiemedewerkers, gezagdragers en andere direct belanghebbenden van belang. Daar wordt op verschillende manieren actief in voorzien door de kwartiermakerorganisatie en mijn Ministerie van Veiligheid en Justitie. Van crisisoverleggen is geen sprake. Ik herken het beeld, dat het vertrouwen in de nationale politie en de politietop afneemt, niet.
Hoe wordt in de opbouw van de planvorming gewaarborgd dat de inrichting van de nieuwe politieorganisatie aansluit bij een deugdelijke, aan de politiepraktijk ontleende, probleemanalyse? Laat de nieuwe politieorganisatie ruimte voor lokaal maatwerk, of wordt overal strikt dezelfde Haagse blauwdruk toegepast?
Er zijn in de loop der jaren verscheidene rapporten over de politie verschenen met probleemanalyses en aanbevelingen. Die rapporten zijn betrokken bij de analyse waarop de besluitvorming om over te gaan tot een nationale politie is gebaseerd. Ook met recente rapporten die aangeven waar verbetering mogelijk is wordt rekening gehouden bij de verdere planvorming, zoals het rapport van de adviescommissie Schouten/Telgen2 over de aanbesteding van politievoertuigen en het rapport van de Algemene Rekenkamer3 over prestaties in de strafrechtketen.
Vanuit het doel één korps te bouwen en vanuit het oogpunt van efficiency worden de onderdelen van het korps gelijkvormig ingericht en georganiseerd. Dit laat onverlet dat er enige ruimte blijft voor lokaal maatwerk. Dit zal in het inrichtingsplan nader worden uitgewerkt.
Op welke wijze wordt de kennis vanuit de organisatie betrokken bij de verdere planvorming en hoeveel ruimte wilt u de politie geven om dit proces zorgvuldig en van onderaf gevoed uit te voeren? Bent u bereid om aanpassingen in de planning te maken om dit proces zorgvuldig te kunnen uitvoeren?
De kwartiermaker nationale politie heeft voor de voorbereiding op de nationale politie een kwartiermakerorganisatie gevormd bestaande uit politiemedewerkers uit verschillende korpsen. Waar nodig wordt (in overleg met betrokken korpsbeheerder en korpschef) uit de korpsen extra expertise betrokken. Bij het schrijven van de plannen laat de kwartiermakerorganisatie zich tevens voeden door overleggen met vakorganisaties en medezeggenschap en werkbezoeken aan korpsen. Daarnaast heeft bij het opstellen van deze plannen uitgebreid afstemming plaatsgevonden met het ministerie, burgemeesters, openbaar ministerie en andere betrokken partijen.
Vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe politiewet worden de plannen geïmplementeerd. Ook in die fase wordt medewerkerparticipatie georganiseerd teneinde politiemedewerkers een actieve rol te geven in het veranderproces.
Hoe zullen de robuuste basisteams geworteld zijn in de plaatselijke gemeenschap? Op welke wijze wilt u ervoor zorgen dat specialismes niet op te grote afstand van de dagelijkse uitvoering georganiseerd worden, zodat de samenwerking in de praktijk soepel verloopt?
Robuuste basisteams vormen de basis van de politieorganisatie. Het basispolitiewerk wordt in die teams verricht. Op lokaal niveau hebben elke burgemeester en officier van justitie één herkenbare en aanspreekbare politiefunctionaris. De wijkagenten vervullen een sleutelfunctie in de basisteams. Zij vormen letterlijk het lokale gezicht van de politie en zijn vaak het eerste aanspreekpunt. Wijkagenten werken, tezamen met collega’s uit het basisteam, probleemgericht aan veiligheid, met partners en burgers. De wijkagent vormt een belangrijk onderdeel van het lokale netwerk aan scholen, buurtbewoners, veiligheidspartners en ander hulpverleners.
Op het niveau van het district wordt een aantal specialismen georganiseerd, juist om de afstand tussen het niveau van de regionale eenheid en het lokale niveau te verkleinen. Op regionaal niveau is specialisme georganiseerd dat wordt ingezet ten behoeve van onderzoeken op lokaal en regionaal niveau. In de basisteams worden medewerkers belast met specifieke taakaccenten, hetgeen bij uitstek een mogelijkheid biedt de verbinding te leggen met de specialismen in de districten en de regionale eenheden.
Zowel de geworteldheid van de politie in de plaatselijke gemeenschap als het opereren van de politie in ondergeschiktheid aan het lokale gezag zullen voor mij belangrijke toetsingscriteria zijn bij de beoordeling van het inrichtingsplan en het realisatieplan.
Wanneer komt er duidelijkheid over de organisatie van ondersteunende diensten binnen de politieorganisatie? Hoe gaat u veilig stellen dat u de hiermee beoogde besparing ook daadwerkelijk gaat realiseren? Wilt u reageren op de angst van de Ondernemingsraad van korps Amsterdam-Amstelland dat centralisatie van de ondersteuning nadelig is voor de uitvoering van het politiewerk?
In het inrichtingsplan zullen de inrichting en werking van de bedrijfsvoering binnen de nationale politie worden beschreven. De besparingsdoelstelling vormt tezamen met het realiseren van een kwaliteitsverbetering het belangrijkste inrichtingskader voor de bedrijfsvoering. In het realisatieplan nationale politie zal worden beschreven hoe het ontwerp van de bedrijfsvoering – en daarmee de besparingsdoelstelling – stap voor stap wordt gerealiseerd. Zoals ik ook in mijn beantwoording van vraag 2 heb gesteld, zal ik deze plannen niet vaststellen voordat het wetsvoorstel door beide Kamers is goedgekeurd en gepubliceerd in het Staatsblad.
Ik deel de zorgen ten aanzien van de centralisatie van de bedrijfsvoering niet. Door de bedrijfsvoering te centraliseren wordt efficiënter gebruik gemaakt van de beschikbare mensen en middelen. Dit zal zorgen voor een kwaliteitsimpuls over de volle breedte van de bedrijfsvoering. Een centrale inrichting betekent niet dat de bedrijfsvoering volledig op afstand van de eenheden zal worden georganiseerd. Een deel van de werkzaamheden kan het best in de eenheid georganiseerd worden.
Hoe zorgt u ervoor dat de kwartiermakers een nieuwe start kunnen maken binnen de nationale politieorganisatie, terwijl ze ook in de korpsleiding van de huidige politiekorpsen zitting hebben?
Ik herken het door Fijnaut geschetste beeld niet. De huidige kwartiermakers zijn de beoogde leidinggevenden in de nationale politie. Zij worden – indien zij de benoemingsprocedure met succes doorlopen – benoemd vanaf het moment dat de nieuwe politiewet in werking treedt. De procedure daarvoor wordt pas na publicatie van de wetgeving gestart. Ik acht de omstandigheid dat een kwartiermaker thans tevens deel uitmaakt van de leiding van een korps geen belemmering voor een nieuwe start binnen de nationale politie. De leidinggevenden binnen de nationale politie worden benoemd aan de hand van kwaliteitscriteria die hen voor deze baan geschikt maken, praktijkervaring en vernieuwingskracht maken daar deel vanuit.
Herkent u het beeld, dat oud-hoogleraar C. Fijnaut eerder schetste van mensen met onvoldoende gewicht die behendig hiphoppend als manager de top van de politie hebben bereikt?2 Zo nee, hoe garandeert u de kwaliteit en de praktijkervaring van de politietop?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat de huidige onduidelijkheid voor verlamming in de politieorganisatie zorgt en waar de moraal en de effectiviteit sterk onder kunnen leiden? Hoe gaat u voorkomen dat de politieorganisatie vooral met zichzelf bezig is en wanneer denkt u duidelijkheid te kunnen bieden aan alle politiemedewerkers over hun rol in de nieuwe organisatie?
Ik ben mij ervan bewust dat een reorganisatie zoals momenteel in voorbereiding is tot vragen leidt. Politiemedewerkers willen weten wat de vorming van de nationale politie voor hen betekent. Ik heb geen signalen dat de morele gesteldheid en effectiviteit onder de transformatie lijden. De kwartiermaker nationale politie gebruikt verschillende kanalen om de politiemedewerkers zo goed mogelijk te informeren over en betrokken te houden bij de ontwikkelingen. Dit en de afspraken die ik met korpsbeheerders en openbaar ministerie heb gemaakt om de going concern te borgen, moeten ervoor zorgen dat de staande politieorganisatie zo min mogelijk in beslag wordt genomen door de vorming van de nationale politie. In de fase nadat de wetgeving gepubliceerd is, zal de communicatie over de plannen, inclusief een toelichting op de betekenis ervan voor iedereen afzonderlijk, worden geïntensiveerd.
Overtredingen van de arbeidstijdenwet door de politie |
|
Attje Kuiken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Politie overtreedt Arbeidstijdenwet»?1 Klopt het genoemde aantal overtredingen van de Arbeidstijdenwet? Hoe verhoudt dit aantal overtredingen zich tot eerdere jaren?
Ja, ik heb kennisgenomen van het artikel «Politie overtreedt Arbeidstijdenwet» in de Telegraaf van 21 februari 2012.
Dit aantal berust op de uitkomsten van de zogenaamde ATW-monitor, die door mij halfjaarlijks wordt gehouden onder de 26 politiekorpsen. In deze monitor worden op vijf thema’s, die ook door de inspectie SZW worden onderzocht, de overtredingen in beeld gebracht. In de laatste halfjaarlijkse monitor, die ziet op het eerste halfjaar van 2011, werd vanuit eigen registratiesystemen een aantal van 180 000 overtredingen geteld. Het aantal dat de Telegraaf beschrijft, is daarmee een eigen conclusie.
De uitkomsten van de laatste monitor zijn nagenoeg gelijk met de daaraan voorafgaande monitor over het laatste halfjaar 2010 die uitkwam op 186 000 overtredingen. Afgezet tegen enkele jaren geleden is het aantal weliswaar aanzienlijk verminderd. Het aantal blijft echter zorgelijk hoog.
Deelt u de mening dat dit buitensporig hoge aantal overtredingen laat zien dat er roofbouw gepleegd wordt op agenten door ze langer en vaker in te zetten dan wettelijk toegestaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om het aantal overtredingen en de overbelasting van agenten te verminderen?
De naleving van de ATW heeft in de korpsen al meer aandacht gekregen, maar nog niet voldoende. Dit moet veel beter. Het aantal overtredingen dat we nu zien, is fors, maar het gaat wat ver om daaraan de conclusie te verbinden dat roofbouw wordt gepleegd op medewerkers. Op enig moment teveel gewerkt, betekent ook dat medewerkers daarvoor compensatie krijgen in de vorm van verlof en uiteraard in de vorm van geld. Daarin voorziet het Besluit algemene rechtspositie politie. De rechtspositie voorziet daarnaast in een regeling voor die situatie dat een medewerker aan het eind van het jaar teveel heeft gewerkt. Dit is de Regeling teveel en te weinig gewerkte uren, waarbij een te weinig gewerkt aantal van meer dan 9 uur op jaarbasis wordt kwijtgescholden en een teveel gewerkt aantal van meer dan 9 uur in mindering wordt gebracht op het in het volgend jaar te werken aantal uren.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat het aantal overtredingen verder moet afnemen. Een dezer dagen stuur ik aan de Tweede Kamer mijn reactie op het rapport van de Inspectie SZW inzake de naleving van de Arbeidstijdenwet. Daarin zal ik aangeven welke maatregelen ik voor de korte en lange termijn wil treffen.
Hoe wordt er binnen de politie gezorgd dat de inzet van personeel op een verantwoorde manier gebeurt als de arbeidstijdenwet in ieder geval niet nageleefd wordt? Is er sprake van afdoende personeelszorg? Zo nee, hoe gaat u dit verbeteren?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u inzicht geven in het aantal overtredingen binnen de bijzondere politiediensten en de reguliere politiedienst, zoals onderscheiden in het TNO-rapport van maart 2010 over de toepassing van de Arbeidstijdenwet (AWT) bij de politie?
Dit inzicht is niet op te halen uit de ATW monitor, op welke gegevens u zich thans baseert. Daarvoor is nader onderzoek nodig. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 5.
Bent u momenteel bezig met het verkrijgen van ontheffing van de arbeidstijdenwet voor bijzondere politiediensten? Zo ja, welke vooruitgang boekt u hierbij?
Ik heb nog geen actie ondernomen in de richting van het ministerie van SZW. De achtergrond daarbij is dat uit meerdere onderzoeken (TNO onderzoeken 2010 en 2011 en onderzoek IOOV maart 2011) naar voren is gekomen dat een deel van de problematiek niet schuilt in de ATW, maar in regelingen in de rechtspositie van de politie die gelden bovenop de eisen van de ATW. Dit geldt voor alle diensten bij de politie, dus ook voor de bijzondere politiediensten. Het ministerie van SZW kent deze conclusies. Deze aanvullende beperkingen zijn onderwerp van de onderhandelingen over een nieuwe cao voor de politie. Afhankelijk van de uitkomst daarvan zal een ontheffingsaanvraag worden overwogen, en nader onderzoek worden gedaan naar de onderdelen en functies waarvoor een dergelijke ontheffing zou kunnen gelden. De verkenning van zo’n afwijkend regiem zie ik als één van de lange termijnoplossingen om het aantal ATW-overtredingen verder terug te dringen. Het spreekt voor zich dat terughoudendheid daarbij gepast is. Ik ben als werkgever ook verantwoordelijk voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van deze medewerkers.
Wat doet u met de andere aanbevelingen uit het TNO-rapport, namelijk het maken van afspraken met de politievakbonden hoe in de geest van de arbeidstijdenwet gehandeld kan blijven worden en het ontwikkelen van alternatieve instrumenten om overvraging van agenten te voorkomen?
Ik neem aan dat u hiermee doelt op het wijzigen van het huidige arbeidstijdenregiem (LAR) en de rechtspositie, dan wel het louter toepassen van de arbeidstijdenwet (ATW) op de politieorganisatie. Zoals hiervoor aangegeven is een en ander onderwerp van cao-overleg. Mijn doel daarbij is meer flexibiliteit te creëren en te komen tot een regiem waarin zowel aandacht is voor de belangen van de werknemer, maar ook voor die van de organisatie en het groepsbelang. Binnen de sector zijn in de afgelopen decennnia (te) veel regelingen afgesproken die door stapeling een te zware wissel trekken op de beschikbaarheid van medewerkers juist op die momenten dat het politiewerk met name aan de orde is.
De normtijd van 45 minuten voor ambulances |
|
Johannes Sibinga Mulder |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de voorzitter van Ambulancezorg Nederland, de heer Simons, waarin hij oproept de zogeheten 45-minutennorm voor ambulances die is vastgelegd in de wet, en die daarmee een belangrijke norm is bij de verandering van het zorglandschap maar die geen wetenschappelijke onderbouwing kent, niet langer heilig te verklaren omdat personeel en apparatuur van ambulances veel beter zijn dan vroeger?1
Ja, ik heb kennisgenomen van de uitspraken van de voorzitter van Ambulancezorg Nederland over de 45-minutennorm.
Wat is uw reactie op deze uitspraken?
De ontwikkeling van verbeterde ambulances die de heer Simons beschrijft, zie ik ook. Ook zie ik de gevolgen met betrekking tot bijvoorbeeld de gezondheidswinst voor de patiënt als gevolg van een langere stabilisatie ter plaatse door ambulancepersoneel. Deze langere stabilisatie is uiteraard mogelijk omdat de ambulances beter zijn uitgerust. Ik wil hieruit echter niet automatisch de conclusie trekken dat anders gekeken c.q. anders omgegaan moet worden met de bereikbaarheidsnorm van 45 minuten. Ik hecht aan de bereikbaarheid van de spoedeisende hulp binnen 45 minuten. In veel gevallen is de uitrusting van de verbeterde ambulances niet voldoende en is het zaak om de patiënt zo snel mogelijk naar een SEH te brengen. Ik ben het met de heer Simons eens dat de start van de behandeling in de ambulance het in sommige gevallen mogelijk maakt op een verantwoorde en veilige wijze met de patiënt door te rijden naar een SEH met een specifiek profiel, die misschien op langere afstand is gelegen, maar waar de patiënt wel op de aandoening afgestemde zorg ontvangt.
Bent u van plan de zogeheten 45-minutennorm voor ambulances te actualiseren c.q. te verfijnen, danwel onderzoek te doen of te laten doen naar deze norm? Zo ja, wanneer? Zo neen, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2. Ik blijf hechten aan de bereikbaarheidsnorm van 45 minuten. De patiënt moet erop kunnen rekenen binnen 45 minuten toegang te hebben tot een basis-SEH. Ik ben om die reden niet voornemen de 45-minutennorm te actualiseren, dan wel te onderzoeken.
Politieprioriteiten in Twente |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Khadija Arib (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «CDA en VVD in Twente laten animal cops veel liever zedenzaken oplossen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het goed is dat er op lokaal niveau (in dit geval Dinkelland) nagedacht wordt over voor welke prioriteiten de politie moet worden ingezet? Zo ja, over welke instrumenten beschikken individuele gemeenten om (mede) invulling te geven aan de prioriteiten van de politie en acht u die instrumenten afdoende? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik juich het toe dat in de gemeenten wordt nagedacht over de invulling van politieprioriteiten. Zowel de Politiewet 1993 als het wetsvoorstel Politiewet 200x zijn daar ook op ingericht: de Politiewet 1993 bepaalt bijvoorbeeld dat regionale colleges advies uitbrengen over de (regionale doorvertaling van) landelijke prioriteiten, terwijl het wetsvoorstel voor de Politiewet 200x bijvoorbeeld bepaalt dat regioburgemeesters, alvorens zij in overleg treden met de minister over de landelijke doelstellingen en die voor de regionale eenheden, eerst de burgemeesters van de gemeenten in het gebied van de regionale eenheid horen over de lokale prioriteiten van hun gemeenten. Het wetsvoorstel Politiewet 200x koppelt voorts de afspraken die door de gezagsdragers in de driehoek worden gemaakt over de inzet van de politie aan de doelen die de gemeenteraad vaststelt voor de handhaving van de openbare orde en de hulpverlening door de politie. Dit borgt dat de lokale prioriteiten de basis zijn voor de lokale inzet van de politie.
Deelt u de mening dat op lokaal niveau ten minste voor een deel invulling moet kunnen worden gegeven aan de prioriteiten voor de politie? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de wijze waarop de nationale politie wordt ingericht en aangestuurd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u kennisgenomen van de in het nieuwsbericht gememoreerde motie waarin staat dat animal cops zich ook bezig zouden moeten gaan houden met andere prioriteiten? Zo ja, wat is uw mening daarover en welke mogelijkheden bestaan binnen uw kabinetsplannen om animal cops voor andere prioriteiten in te laten zetten dan het bestrijden van dierenleed?
Op 24 oktober 2011 informeerde ik uw Kamer over de uitgangspunten die voor de introductie van de dierenpolitie worden gehanteerd. Een van deze uitgangspunten is dat de dierenpolitie bestaat uit 100% vrijgestelde functionarissen, waarbij ik opmerkte dat de dierenpolitie werkzaam is binnen de algemene politietaak van artikel 2 Politiewet 1993 en beschikt over reguliere (politie)bevoegdheden. Als de dierenpolitie tijdens de vervulling van zijn werkzaamheden een ernstig strafbaar feit constateert, waartegen optreden geen uitstel kan dulden, dan kan uiteraard worden opgetreden.
Deelt u de verbazing dan wel ontstemming van sommigen over het feit dat de lokale CDA en VVD een motie hebben ingediend dan wel ondersteund waarin aangedrongen wordt op een bredere inzet van animal cops dan alleen voor dierenleed? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik respecteer vanzelfsprekend de eigen verantwoordelijkheid van ieder vertegenwoordigend orgaan.
Deelt u de mening van de in het artikel genoemde rechercheur dat uit het feit dat er twee rechercheurs kinderporno bestrijden en er veertien animal cops in Twente zijn, blijkt dat dieren belangrijker worden gevonden dan kinderen? Zo ja, wat gaat u doen om de prioriteiten de andere kant op te doen verleggen? Zo nee, waarom niet?
Zowel de intensivering van het werk van de politie op het terrein van dierenhandhaving en dierenhulpverlening als het offensief tegen kinderporno zijn landelijke prioriteiten voor de politie. Kortheidshalve verwijs ik naar de brieven van 18 februari en 10 mei 2011 waarin ik uw Kamer over deze landelijke prioriteiten informeerde.
De inzet van BOA’s |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat u bijzondere opsporingsambtenaren (BOA’s) meer politietaken uit wilt laten voeren?1
Gemeenten hebben een eigenstandige taak naast de politie waar het gaat om optreden tegen overlast en verloedering. Daarvoor kunnen zij boa’s inzetten. Boa's zijn geen vervanging of concurrent van de politie, maar een exponent van de verantwoordelijkheid van het lokaal bestuur om zaken op het terrein van leefbaarheid, verloedering en overlast in de openbare ruimte aan te pakken. Tot die openbare ruimte horen ook winkelgebieden.
In deze winkelgebieden zijn veelal al boa’s aanwezig, die bevoegdheden hebben om op te treden tegen allerlei vormen van overlast en verloedering in het winkelgebied. Deze «winkelboa’s» krijgen de bevoegdheid om bepaalde handelingen te verrichten ten aanzien van winkeldiefstal. De boa’s worden alleen ingezet bij een winkeldiefstal waar geen geweld bij is gebruikt. Mocht er gedurende het proces alsnog geweld voorkomen, wordt de politie ingeschakeld. De boa kan onder meer worden ingezet bij het opnemen van de aangifte, het opmaken van een proces verbaal van bevindingen en het vervoeren van de winkeldief naar het politiebureau. De hulpofficier van justitie beslist of de aanhouding rechtmatig is en vaardigt de strafbeschikking uit.
Welke taken moeten zij precies gaan uitvoeren?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom kiest u ervoor om BOA’s meer politietaken uit te laten voeren? Welke problemen bij de politieorganisatie worden hiermee opgelost?
Politiecapaciteit is per definitie schaars. Er moet dus intelligent en efficiënt worden omgesprongen met alle beschikbare capaciteit van de politie en van andere handhavingsdiensten. Juist omdat in winkelgebieden soms intensief toezicht plaatsvindt door boa’s, is het effectief om de inzet van boa’s bij een veelvoorkomend delict als winkeldiefstal te beproeven. De boa die optreedt in winkelgebieden en aldaar overlastfeiten en andere «kleine ergernissen» in de buitenruimte (APV-feiten) aanpakt, heeft bevoegdheden in het kader van domein 1 van de buitengewone opsporingsambtenaar. Dit (bestaande) bevoegdhedenpakket wordt uitgebreid met de mogelijkheid om in de betreffende winkelgebieden ook op te treden bij eenvoudige winkeldiefstal zonder geweld. Bepaalde handelingen kunnen daarbij dan van de politie worden overgenomen. Daarmee wordt de veiligheid in het winkelgebied verder verhoogd omdat een grotere handhavingsdichtheid ontstaat. Het is aan de driehoek om deze totale handhavingscapaciteit op een effectieve manier in te zetten.
Speelt een tekort aan agenten een rol in uw besluit? Zo ja, waarom kiest u er dan niet voor om het aantal agenten te verhogen?
Zie antwoord vraag 3.
Aan welke eisen moeten BOA’s voldoen die politietaken uit gaan voeren? Krijgen zij hiervoor extra opleiding en/of training?
Alle boa’s moeten een specifiek boa-examen doen. Deze exameneisen worden dit jaar aangevuld met vaardigheden op het terrein van conflictbeheersing en gesprekstechnieken. Daarnaast wordt in 2012 een traject voor permanente educatie met aanvullende bekwaamheidseisen ingevoerd voor boa’s werkzaam in het domein Openbare Ruimte. De boa’s die gaan deelnemen aan de proef met de boa in winkelgebieden moeten een aanvullende module doorlopen gericht op de aanpak van winkeldiefstal.
Deelt u de vrees dat uw plan ten koste gaat van de kwaliteit van het politiewerk, aangezien politieagenten veel beter opgeleid zijn voor dergelijke taken dan BOA’s? Zo ja, waarom kiest u dan toch voor de inzet van BOA’s? Zo nee, waarom niet?
Ik deel deze vrees niet. De inzet van boa’s in winkelgebieden dient als aanvulling op de inzet van de politie en komt niet in de plaats van de politie. De winkelboa’s krijgen ook een aanvullende module gericht op winkeldiefstal, naast hun algemene boa opleiding. De overige eisen ten aanzien van bekwaamheid, uitoefening van bevoegdheden en wetskennis, zoals vastgelegd in de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar, gelden onverkort.
Wat is uw reactie op de kritiek van de politiebonden dat uw plan leidt tot versnippering van de veiligheidsstructuur en meer bureaucratie?
Ik ben van mening dat door de inzet van boa’s bij winkeldiefstallen de totaal beschikbare handhavingscapaciteit (politie en boa’s) op een effectieve en efficiënte wijze wordt ingezet.
Het bericht dat Nederland de hoogste boetes heeft van Europa |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Nederland de hoogste boetes heeft van Europa?1
Ik beschik niet over de exacte berekeningen achter de cijfers uit het bewuste bericht.
Is het waar dat de boetes verhoogd zijn om de staatskas te spekken? Kunt u uw antwoord toelichten?
De verhoging van de verkeersboetes is primair bedoeld om de naleving van de verkeersregels te verbeteren. Overtreders worden door zwaardere sanctionering immers geconfronteerd met hoge boetes, terwijl ze die kunnen vermijden door zich aan de regels te houden. Een betere naleving komt ten goede aan de verkeersveiligheid en draagt bij aan het doel om het aantal doden en gewonden verder terug te dringen.
In de toelichtingen op de tariefsverhogingen van 2011 en 2012 is daarnaast opgenomen dat de verwachte opbrengsten van de maatregel van belang zijn voor het op orde houden van de begroting van Veiligheid en Justitie en ervoor zorgen dat er in deze tijden niet hoeft te worden gesneden in de rechtshandhaving (Stb. 2010, 785 en 2011, 630).
Heeft de verhoging van de boetes enig verband met het afschaffen van de bonnenquota, aangezien daardoor minder geld binnen werd gehaald? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de boetes verhoogd zijn om de verkeersveiligheid te doen toenemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het vullen van de staatskas niet het doel moet zijn van het uitschrijven van boetes, maar het bevorderen van de (verkeers)veiligheid?
Zie antwoord vraag 2.
Waaruit blijkt dat het verhogen van de boetes de (verkeers)veiligheid bevordert?
Uit recent gepubliceerd onderzoek2 van het WODC blijkt onder andere dat de pakkans in combinatie met boetes van een bepaalde hoogte van invloed is op een betere naleving van de verkeersregels. Zo is de daling van het aantal boetes bij trajectcontroles verhoudingsgewijs voor 35% toe te schrijven aan gedragseffecten voornamelijk veroorzaakt door een sterker bewustzijn van automobilisten van de pak- en sanctiekans bij trajectcontroles en in geringere mate door boeteverhogingen.
Verder blijkt uit een berekening door het WODC van de prijselasticiteit dat een toename met 1% van het boetetarief leidt tot een afname met circa 0,23% van het aantal snelheidsovertredingen. Uit het onderzoek volgt dat vooral recidivisten gevoelig zijn voor boeteverhogingen, in het bijzonder jonge recidivisten en meerplegers.
In een eerder onderzoek dat in opdracht van het Openbaar Ministerie is verricht3, stellen de onderzoekers dat elke bekeuring een gering en relatief kortdurend effect heeft op de verkeersveiligheid. Door de hoge handhavingsdruk van bijna 10 miljoen bekeuringen, is het cumulatief effect op de verkeersveiligheid in Nederland echter zeer groot. Uit dit overtrederonderzoek, dat is uitgevoerd onder een steekproef van ruim 100 000 personen, blijkt bovendien dat overtreders vooral hogere boetes noemen als meest effectieve sanctie voor te snel rijden. Deze resultaten geven aan dat van de boeteverhoging een positieve impuls is uitgegaan naar de verkeersveiligheid en vormen voor mij geen aanleiding om de tarieven te verlagen naar het niveau van 2011.
Zijn hier onderzoeken naar gedaan? Zo ja, wilt u de resultaten hiervan aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, bent u bereid dit te (laten) onderzoeken?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer er geen onderzoek is waaruit blijkt dat torenhoge boetes leiden tot meer (verkeers)veiligheid, bent u dan bereid om de boetes weer te verlagen naar het niveau van 2011? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Hoeveel meer leveren de verhoogde boetes naar schatting op voor de staatskas in verhouding tot vorig jaar? Hoeveel extra geld verwacht u hierdoor in 2012 binnen te halen?
De opbrengst van de incidentele verhoging van de boetes per 1 januari 2012 met gemiddeld 20% zorgt naar verwachting voor een extra ontvangst van € 70 mln. De opbrengst in 2012 is begroot op € 55 mln.
Is onderzocht in hoeverre agenten, gezien de enorme verhoging van de boetes, meer gebruik maken van hun discretionaire bevoegdheid? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet?
In het eerder aangehaalde WODC-onderzoek is nagegaan in hoeverre hogere boetes effect hebben op het aantal boetes uit staandehoudingen door agenten. Uit een analyse blijkt dat, na correctie voor enkele andere factoren, politieagenten na de boeteverhoging van 1 april 2008 niet minder overtreders hebben beboet dan voorheen. Na de boeteverhoging per 1 januari 2010 blijkt er wel enig effect op te treden: een toename van 1% van de boetetarieven leidt tot een daling van 0,09% van het aantal boetes uit staandehoudingen. De onderzoekers konden daarvan niet met zekerheid vaststellen of dit een gedragseffect van burgers of van politieagenten is.
Het gebrek aan de tijd bij de politie om winkeldieven aan te pakken |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de artikelen «Politie heeft te weinig tijd voor winkeldiefstal» en «Ambtenaren gaan winkeldieven vangen»?1 Herinnert u zich de motie-Marcouch over de inzet van gemeentebrigadiers?2
Ja.
Is het waar dat de politie te weinig tijd heeft voor winkeldiefstal? Zo ja, waar blijkt dat precies uit? Kan dat gezien worden als een teken dat de politie deze vorm van criminaliteit niet serieus neemt? Zo nee, wat is dan niet waar aan dat bericht? Hoe moet de passage uit uw Actieplan Criminaliteit tegen Bedrijven, dat de politie gelet op de overige veiligheidsprioriteiten niet altijd onmiddellijk aan de vraag om op te treden tegen winkelcriminaliteit kan voldoen, dan wel worden gelezen?
De vraag naar politiecapaciteit is groter dan de capaciteit zelf. Net als bij andere vormen van criminaliteit moeten er daarom door het gezag keuzes worden gemaakt waar de politie-capaciteit voor wordt ingezet. Daarbij is van het grootste belang dat ook andere partijen dan de politie zich inspannen om onveiligheid te voorkomen dan wel te bestrijden. Dat is ook bij winkeldiefstal het geval: winkeliers spannen zich in om diefstal zo veel mogelijk door eigen preventieve maatregelen te voorkomen.
Gemeenten hebben een eigenstandige taak naast de politie waar het gaat om optreden tegen overlast en verloedering. Gemeenten kunnen daarvoor boa’s inzetten. Boa's zijn geen vervanging of concurrent van de politie, maar een exponent van de verantwoordelijkheid van het lokaal bestuur om zaken op het terrein van leefbaarheid, verloedering en overlast in de openbare ruimte aan te pakken. Tot die openbare ruimte horen ook winkelgebieden. Juist omdat in winkelgebieden soms intensief toezicht plaatsvindt door boa’s, is het effectief om de inzet van boa’s bij een veelvoorkomend delict als winkeldiefstal te beproeven.
Deelt u de mening dat, mede gezien uw eigen constatering dat winkeldiefstallen vaak door rondtrekkende dadergroepen worden gepleegd, het hier om een ernstige vorm van criminaliteit gaat? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat deze vorm van criminaliteit aangepakt moet worden door rechercheurs en andere politieambtenaren en niet door bijzondere opsporingsambtenaar (BOA)’s? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat winkeldiefstallen, gepleegd door rondtrekkende dadergroepen, een ernstige vorm van criminaliteit zijn. Daar waar de rondtrekkende dadergroepen overvallen en inbraken plegen, is de aanpak daarvan onderdeel van de landelijke prioriteit van de politie om delicten met een hoge impact op het slachtoffer (high impact delicten) aan te pakken.
Een deel van de winkeldiefstallen wordt door rondtrekkende dadergroepen gepleegd, maar het merendeel niet. Dit geldt met name voor de eenvoudige winkeldiefstallen.
In de praktijk is de politie niet altijd in het winkelgebied zelf aanwezig op het moment dat een winkeldiefstal wordt gepleegd. In deze winkelgebieden zijn veelal wel boa’s aanwezig, die bevoegdheden hebben om op te treden tegen allerlei vormen van overlast en verloedering in het winkelgebied. Om de afhandeling van winkeldiefstal te versnellen wordt er nu een proef uitgevoerd met winkelboa’s in een vijftal gemeenten. Nadrukkelijk treedt de boa alleen op bij vormen van winkeldiefstal waar geen sprake is geweest van geweld, dus bij de eenvoudige vormen van winkeldiefstal. Mocht er gedurende het proces alsnog geweld voorkomen, wordt de politie ingeschakeld.
Daarnaast kan de winkelboa handhaven op andere zaken binnen het domein «Openbare ruimte». Daarmee wordt bijgedragen aan het vergroten van de leefbaarheid en de veiligheid in het winkelgebied. De totaal beschikbare handhavingscapaciteit wordt op deze wijze zo effectief mogelijk ingezet. Ten slotte zijn er extra ogen en oren in het gebied aanwezig waar een preventieve werking vanuit kan gaan.
Deelt u de mening dat verhoging van de pakkans van rondtrekkende bendes belangrijker is in de strijd tegen winkeldiefstal dan het door BOA’s laten afhandelen van een winkeldiefstal? Zo ja, hoeveel recherchecapaciteit gaat u hiervoor extra inzetten? Zo nee, waarom niet?
Naar mijn mening sluit het één het ander niet uit. Rondtrekkende, internationaal opererende, bendes zijn voor de politie lastig op te sporen. Deze bendes stelen jaarlijks in Nederland voor 250 miljoen euro aan goederen. Dat is een derde van de totale schade als gevolg van winkelcriminaliteit. Daarom ben ik verheugd te kunnen melden dat ik op 27 februari jl. een convenant heb getekend waarbij een publiek-private samenwerking tussen politie en winkelketens is opgenomen voor het uitwisselen van camerabeelden waarop veelplegers zijn vastgelegd. Er komt een centraal informatiepunt waar de informatie over bendeactiviteiten wordt geanalyseerd ten behoeve van de opsporing. In de vorm van trendsignalering wordt deze analyse teruggekoppeld naar de deelnemende bedrijven. Met de politie en het OM zijn afspraken gemaakt over de aanpak van diverse vormen van criminaliteit, zoals ik dat aangaf in de MvT bij mijn begroting (TK, 2011–2012, 33 000 VI, nr. 2). Het gaat daarbij onder andere om overvallen, straatroof en woninginbraken. Nu zijn er al (tien) regionale high impact crime-teams gericht op het bestrijden van dergelijke fenomenen.
Gaan BOA’s bij het aangekondigde experiment in Zaltbommel zich inderdaad bezighouden met het aanhouden van winkeldieven, het bekijken van camerabeelden, het horen van getuigen, het opnemen van aangifte en het opmaken van een proces-verbaal»? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het in het Actieplan aangekondigde experiment, waaruit ook opgemaakt kan worden dat de BOA zich slechts bezig zou gaan houden met de meer administratieve afhandeling van winkeldiefstallen? Zo nee, wat gaan de BOA’s in dat experiment dan wel concreet doen?
In het Actieplan Criminaliteit tegen bedrijven is opgenomen dat de mogelijkheden worden verkend om gemeentelijke boa’s in het domein van de openbare ruimte de bevoegdheid te geven om bij winkeldiefstal op te treden. Met de proef in Zaltbommel – en in de andere vier pilotgemeenten – wordt hier invulling aan gegeven. Ik kan personen die opsporingsambtenaar zijn op basis van ex artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, de boa-politiebevoegdheden toekennen. Alle handelingen die de winkelboa’s kunnen gaan verrichten vallen binnen deze bevoegdheden. Het is de bedoeling dat de winkelboa’s rechtstreeks opgeroepen kunnen worden wanneer een winkelier of een winkelbeveiliger een winkeldief op heterdaad heeft aangehouden. Vervolgens zullen zij de winkelier kunnen helpen met het doen van de aangifte en zullen zij een proces verbaal van bevindingen kunnen opmaken. Daarbij kunnen zij eventuele getuigen horen en/of camerabeelden uitkijken. Tot slot mogen zij de winkeldief, indien nodig, fouilleren en vervolgens vervoeren naar het bureau. De hulpofficier van justitie beslist of de aanhouding rechtmatig is en vaardigt de strafbeschikking uit.
De proeven in de betreffende pilotgemeenten zullen een aanvang nemen nadat met de betrokken (driehoeks)partners overeenstemming is bereikt over benodigde randvoorwaarden.
Er is geen sprake van aanpassing van wetgeving. Wel zal in de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar de bevoegdheid ook bij winkeldiefstal te mogen optreden worden toegevoegd binnen domein I Openbare ruimte. De volgens de Circulaire geldende eisen qua toetsing van bekwaamheid, wetskennis en uitoefening van bevoegdheden blijven ook voor de winkelboa onverkort van toepassing. In het kader van de pilot wordt bekeken aan welke aanvullende bekwaamheidseisen boa’s die winkeldiefstal tot hun bevoegdheid mogen rekenen, moeten voldoen.
Deelt u de mening dat BOA’s beter ingezet kunnen worden ter verlichting van de taken van de politie bij de bestrijding van minder ernstige vormen van overlast in plaats van BOA’s te gebruiken voor criminaliteitsbestrijding waar de politie wel voor is bedoeld? Zo ja, hoe wordt hier in het genoemde experiment rekening mee gehouden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.