Het verleggen van de laagvliegroute bij Hattemerbroek |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Veluwe deels verlost van laagvliegroute Lelystad Airport» van 13 februari 2019?1
Ja.
Wat is de status van de aan de betreffende gemeenteraden gepresenteerde nieuwe route?
In het najaar van 2017 heeft de consultatiefase over de aansluitroutes (internetconsultatie, advies bewonersdelegatie, bestuurlijk overleg) plaatsgevonden. Het toen voorliggende routeontwerp is als resultaat van die inspraak op een groot aantal punten verbeterd. Op 21 februari 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het gewijzigde routeontwerp en de actualisatie van het MER. In de consultatiefase is ook over de vertrekroute ter hoogte van Wezep zorg uitgesproken. En is onder meer verzocht om de route langs knooppunt Hattemerbroek en snelweg A50 te laten lopen. Een verbetering was toen, vanwege de complexiteit van het luchtruim boven deze regio en de tijd die nodig is om opties met de omgeving af te stemmen, niet in het lopende proces mee te nemen. Omdat Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) aangaven wel mogelijkheden te zien, heb ik toen in mijn brief toegezegd om met LVNL en CLSK en de omringende gemeenten te verkennen op welke wijze een aanpassing van de ligging en het gebruik van de route boven Wezep mogelijk is. Doel daarbij is dat er minder over bebouwd gebied gevlogen wordt. Bij de verkenning waren de gemeenten Oldebroek, Elburg, Hattem en Heerde betrokken. Het afgelopen half jaar zijn met hen de mogelijkheden verkend. Deze verkenning biedt perspectief, wat maakt dat hierover nu verder overleg kan plaatsvinden. Er is derhalve nog geen besluit tot een routewijziging.
De route die in de media is verschenen betreft een van de voorstellen uit de verkenning die ter bespreking voorligt. Als vervolgproces is voorzien dat bewonersgroepen uit de betrokken gemeenten evenals de omringende gemeenten de gelegenheid krijgen hun visie hierop te geven. Mijn ministerie heeft met de gemeenten afgesproken dat de bewonersgroepen vervolgens een reactie richting hen geven, waarna de gemeenten mij gezamenlijk zullen adviseren. Mede op basis van dit advies zal ik een besluit nemen over een mogelijke aanpassing van de route.
Kan een wijziging op de B+route, vóór het aansluitpunt nabij Wezep, zomaar gewijzigd worden zonder dat dit gevolgen heeft voor het milieueffectrapport Lelystad? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Het verkenningsgebied betreft het uiteinde van B+ en het begin van de aansluitroute. In het geactualiseerde MER, welke ter visie heeft gelegen tot en met 21 februari jl., is gelet op de hierboven beschreven toezegging rekening gehouden met een mogelijke aanpassing van de route middels een gevoeligheidsanalyse. Deze analyse laat zien dat een beperkte routewijziging in dit gebied geen effect heeft op de wettelijke geluidscontouren. Omdat het hier gaat om een routeaanpassing voor de tijdelijke situatie is ook geen sprake van de ter informatie in beeld gebrachte bovenwettelijke 40 Lden contour. Als het tot een routewijziging komt, hoeft het luchthavenbesluit en onderliggend MER hier dus niet voor aangepast te worden. Routeverbeteringen vinden ook op andere luchthavens die reeds een milieuvergunning hebben plaats.
Voor welke gemeenten is de gewijzigde route een verbetering en voor welke een verslechtering? Wat is de reactie op en houding van de betreffende gemeenteraden tegenover deze wijziging?
Zoals hierboven gemeld betreft de route die in de media is verschenen een van de voorstellen uit de verkenning die ter bespreking voorliggen. Ter ondersteuning van die besprekingen wordt thans het effect van een mogelijke wijziging van de route op het aantal inwoners in beeld gebracht.
Kunt u kwantitatief aangeven wat de totale verbetering is in aantal gehinderden met deze wijziging?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u kwalitatief aangeven in welke gemeenten de overlast minder wordt en in welke gemeenten meer?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u de gemeenteraden van Kampen en Zwolle geïnformeerd over de wijziging? Zo nee, waarom niet? En wanneer gaat u dat wel doen?
De verkenning is gericht op verbetering van de route ter hoogte van Wezep. Bij de uitwerking in de verkenning bleek dat een van de voorstellen iets dichter langs de gemeente Kampen passeert. Daarop is door mijn ministerie en LVNL met de gemeenten Kampen en ook Zwolle in overleg getreden. Naar aanleiding van dit overleg is afgesproken een en ander qua ontwerpen nog verder uit te werken.
Bent u op de hoogte dat de nieuwbouwwijk Kampen-Reeve precies onder de gewijzigde route komt te liggen? Klopt het dat deze plek nog onderdeel is van de B+ route? Is het goedgekeurde milieueffectrapport op dit punt nog correct en juridisch valide?
Ja, dat is in de besprekingen aan de orde gekomen. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Zijn de 600 te bouwen woningen van Reeve meegenomen in de berekeningen over aantallen gehinderden onder de B+ en de nieuwe route?
Antwoord op 9, 10 en 11.
Zoals in antwoord op vraag 3 gemeld heeft een beperkte routewijziging in dit gebied geen effect op de wettelijke geluidscontouren. Omdat het hier gaat om een optimalisatie voor de tijdelijke situatie is ook geen sprake van de ter informatie in beeld gebrachte bovenwettelijke 40 Lden contour. Bij het tellen van aantallen inwoners wordt gebruik gemaakt van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Kadaster. Daar zitten wijken die nog gebouwd moeten worden niet in. Om ontwikkelingen zoals nieuwbouwprojecten wel mee te kunnen wegen is in het optimalisatietraject rondom Wezep in een iteratief proces vroegtijdig ruimte om dergelijke informatie in te brengen.
Zijn er andere reeds geplande nieuwbouwwijken die niet zijn meegenomen in de hinderberekeningen, maar wel meegenomen hadden moeten worden (bijv. westelijke uitbreiding Stadshagen)?
Zie antwoord vraag 9.
Zijn er recreatieve locaties met potentiële ontwikkelingen die nu rekening moeten houden met meer geluidshinder?
Zie antwoord vraag 9.
Als een ruimere bocht over Kampen-Reeve en Hattem qua aantal gehinderden niet beter is dan de oorspronkelijke krappere bocht over Wezep, is er dan überhaupt nog een acceptabele corridor te vinden in zuidelijke richting boven het «oude land»?
Uitgangspunt bij het verkennen van verbeteringen is dat er minder over bebouwd gebied wordt gevlogen. Naar aanleiding van de input uit het overleg met Kampen wordt door LVNL nader uitgezocht in welke mate hier in de ontwerpen aan tegemoet gekomen kan worden. Tevens wordt het effect van een mogelijke wijziging van de route op het aantal inwoners in beeld gebracht. Daarna volgen besprekingen en kunnen ook bewonersgroepen hun reactie geven. Op de uitkomsten van dat proces kan ik nu niet vooruitlopen.
Is het niet beter om na luchtruimherziening naar geheel andere routes uit te zien, die het «oude land' niet raken, om zo de overlast voor omwonenden te minimaliseren?
Hoe de ontsluiting van Lelystad Airport er na de luchtruimherziening uit komt te zien is nu nog niet te zeggen. Uiteraard zullen ook dan vliegtuigen bepaalde gebieden overvliegen. In samenspraak met de omgeving zullen de keuzes die daarin te maken zijn uitgewerkt worden. Bestaande routes (zoals routeset B+) zijn bij de luchtruimherziening geen uitgangspunt.
Het bericht ‘Aantal klachten over Eindhoven Airport stijgt sterk’ |
|
Jan Paternotte (D66), Eppo Bruins (CU) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de berichten «Aantal klachten over Eindhoven Airport stijgt sterk»1 en «Klachten vlieghinder Eindhoven Airport stijgen naar recordhoogte»?2
Ja.
Deelt u de mening dat dit zeer zorgelijk is en dat er serieus naar deze klachten gekeken dient te worden?
Ja.
Er waren in 2018 bijna 45.000 meldingen van bijna 1.600 individuele melders, tegen 29.000 meldingen van bijna 1.000 individuele melders in 2017. In het vierde kwartaal van 2018 deden zes individuele melders 3.500 meldingen.
In overleg met omwonenden is voor de vliegbasis Eindhoven en Eindhoven Airport een gezamenlijke procedure afgesproken voor de behandeling en de registratie van meldingen en hoe daarover wordt gerapporteerd. Desgewenst wordt contact opgenomen met de melders. Waar mogelijk worden meldingen gebruikt om procedures te verbeteren en overlast te beperken, in een streven om nieuwe meldingen te voorkomen.
Kunt u bevestigen dat in de milieueffectrapportage (m.e.r.) voor het vliegveld Eindhoven is vastgelegd dat zeven van de tien vliegtuigen moeten opstijgen naar het zuiden en de rest naar het dichtbevolkte noorden? Zo nee, kunt u toelichten wat er wel in het m.e.r. is vastgelegd voor de opstijgrichting voor vliegtuigen?
Nee. Er is in de m.e.r. een 35 Ke-geluidscontour opgenomen, die nadien in het luchthavenbesluit formeel is vastgesteld. Voor het bepalen van de geluidsbelasting wordt op grond van de Regeling berekening geluidsbelasting militaire luchthavens in Kosteneenheden een aantal parameters, waaronder verwacht baangebruik, in de berekening betrokken. Een van de onderliggende uitgangspunten was dat 65 à 75 procent van de starts in zuidelijke richting zou gaan, en de rest naar het noorden. De marge wordt gehanteerd met het oog op wisselende weersomstandigheden die van jaar tot jaar verschillen.
Het gebruikte percentage van 65 à 75 procent is dus geen wettelijke norm en er bestaat dan ook geen verplichting om vliegtuigen te laten opstijgen en landen volgens dit percentage uit de m.e.r.
Kunt u bevestigen dat in het afgelopen kwartaal de normen voor het opstijgen van vliegtuigen richting het noorden ruimschoots zijn overschreden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Zoals in antwoord 3 staat, bestaat er geen wettelijke norm voor het opstijgen en landen van vliegtuigen in een bepaalde windrichting. De verdeling van de starts over de banen in noordelijke en zuidelijke richting wordt niet per kwartaal, maar per jaar bekeken. In geheel 2018 is 63 procent van de starts in zuidelijke richting gegaan en 37 procent in noordelijke richting.
De luchtverkeersleiding is verantwoordelijk voor de veilige afhandeling van het vliegverkeer en laat zich daarbij mede leiden door de heersende windrichting. Een deel van 2018 is er een sterke luchtstroming uit het noordoosten geweest. Deze weersomstandigheid week af van het langjarig gemiddelde dat als uitgangspunt voor de m.e.r. is gehanteerd. Daarom is, met het oog op de vliegveiligheid, relatief veel in noordelijke richting gestart.
Wat is volgens u de reden dat de klachten over het vliegveld explosief zijn gestegen in 2018 tegen opzichte van de voorgaande jaren?
Zonder wetenschappelijke analyse blijft het enigszins gissen wat de achtergronden zijn van deze stijging. De ervaring leert dat ingebruikneming van een nieuwe route of intensivering van het gebruik van een bestaande route tot een aanmerkelijke toename van het aantal meldingen kan leiden.
Kunt u toelichten welke stappen u gaat ondernemen om de klachten terug te dringen? Kunt u uw stappen in detail toelichten?
Samen met Eindhoven Airport spant Defensie zich voortdurend in om de overlast van het vliegverkeer zoveel mogelijk te beperken. Voorbeelden daarvan zijn:
Met het oog op de vermindering van de klachten van omwonenden van de luchthaven onderzoekt Defensie samen met de luchtverkeersleiding hoe gedurende het gehele jaar nog beter kan worden bewaakt dat het vliegverkeer binnen de vastgelegde geluidscontour kan worden afgewikkeld, ook als de weersomstandigheden anders zijn dan verwacht. Zoals ook is gemeld in de Kamerbrief over de Proefcasus Eindhoven Airport en de bijgevoegde Startnotitie van 3 oktober 2018 (Kamerstuk 31 936, nr. 516), wordt in het kader van de Proefcasus bekeken of de bestaande vliegroutes nog verder kunnen worden geoptimaliseerd.
Deelt u de mening dat het van het allergrootste belang is dat afgesproken normen in m.e.r's nageleefd dienen te worden en zo niet dat er kordaat gehandhaafd dient te worden? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze u de m.e.r. voor het vliegveld Eindhoven handhaaft en op welke wijze u ervoor zorg draagt dat de m.e.r. wordt nageleefd? Zo nee, waarom niet?
Zoals al opgemerkt bevat de m.e.r. geen normen die gehandhaafd kunnen worden. De berekeningen en analyses uit de m.e.r. zijn gebruikt om de uiteindelijk vast te stellen 35 Ke-geluidscontour voor het civiele luchthavenluchtverkeer in het Luchthavenbesluit Eindhoven te kunnen bepalen. Dat is de wettelijke geluidscontour die in combinatie met een zogenoemde medegebruiksvergunning de norm stelt aan het gebruik van de vliegbasis Eindhoven door Eindhoven Airport. In de Nota van Toelichting bij het Luchthavenbesluit Eindhoven staat in hoofdstuk 8 beschreven hoe de regels met betrekking tot de geluidsbelasting moeten worden gehandhaafd: de gegevens omtrent het feitelijk gebruik worden jaarlijks herleid tot contouren die de actuele geluidsbelasting in dat jaar weergeven. Deze jaarcontouren worden getoetst aan de in het luchthavenbesluit vastgestelde geluidscontour. Wanneer de geluidscontour dreigt te worden overschreden, geeft de Militaire Luchtvaart Autoriteit namens het bevoegd gezag een waarschuwing. Bij werkelijke overschrijding van de grenswaarde zal het bevoegd gezag maatregelen voorschrijven om de geluidsbelasting terug te brengen binnen de grenswaarden.
Handhaving richt zich dan ook primair op het binnen de geluidscontour houden van de werkelijke geluidsbelasting. Deze wordt met behulp van een rekenkundig model jaarlijks, achteraf, vastgesteld. Ten einde gedurende het jaar te kunnen sturen op de ontwikkeling van de geluidsbelasting, wordt de werkelijke geluidsbelasting sinds dit jaar per kwartaal gemonitord.
Kunt u toelichten welke instrumenten u meer in het algemeen ter beschikking staan om het naleven van m.e.r.»s van Nederlandse luchthavens te handhaven?
Een m.e.r. is bedoeld als instrument om besluitvorming voor te bereiden en te ondersteunen. Zoals in antwoord 7 al is opgemerkt worden berekeningen uit het m.e.r. gebruikt om de geluidscontour te bepalen. De in een luchthavenbesluit vastgestelde geluidscontour wordt vervolgens gehandhaafd.
Kunt u aangeven hoe de afwikkeling van deze klachten wordt meegenomen in de uitwerking van de proefcasus Eindhoven Airport?
De belangrijkste klachten van de omgeving, waaronder de baanverdeling en vertrekroutes, hebben centraal gestaan bij het onderzoek naar hinder beperkende maatregelen dat door de proefcasus Eindhoven Airport gezamenlijk met o.a. de bewonersorganisaties is opgezet. Daarnaast wordt in de Proefcasus Eindhoven Airport tevens een voorstel voor de inrichting van een permanente participatie- en overlegstructuur uitgewerkt, waarbij ook naar het aspect van de klachtenmelding zal worden gekeken.
Het bericht dat de Raad van State zich heeft laten misleiden door het ministerie van I&W |
|
Lammert van Raan (PvdD), Suzanne Kröger (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u de berichten «Hoogleraren: onjuist oordeel Raad van State over geluidsnormen Schiphol» en «Gerechtelijke dwaling over geluidsnormen Schiphol»?1 2
Ja.
Zijn er documenten die tegenspreken dat «door het oprekken van de huizennorm veel meer kan worden gevlogen rond Schiphol»? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Bij brief van 30 januari 2008 heeft de Minister het standpunt (her)bevestigd dat de aantallen in de gelijkwaardigheidscriteria moeten worden beschouwd als de uitkomst van een som en niet als absolute aantallen. In de brief uit mei 2007 is uitgebreid ingegaan op de manier hoe deze actualisatie is uitgevoerd. Beide brieven (en bijbehorende bijlagen) geven inzicht in het hoe en waarom van de actualisatie, de manier waarop het is uitgevoerd en het feit dat over de actualisatie altijd is gecommuniceerd richting uw Kamer.
De actualisatie laat zien dat de maximale geluidbelasting, ernstige hinder, ernstige slaapverstoring en veiligheidsrisico’s door het vliegverkeer van en naar Schiphol een grotere groep mensen en woningen raken dan daarvoor werd aangenomen. Dit verschil werd veroorzaakt door de actualisatie van het woningbestand en de grotere gebieden waarop de aangepaste criteria voor hinder en slaapverstoring van toepassing zijn. Specifiek voor het aantal gehinderde woningen is toen vastgelegd dat deze van 10.000 naar 10.800 zou stijgen door verbeterde modellering (binnen de 35 KE geluidscontour). Daarnaast is toen vastgesteld dat, door het gebruik van het nieuwe woningbestand en de toepassing van Europese Lden en Lnight geluidsmaten (in plaats van Ke en LAeq nacht) in combinatie met nieuwe dosis effectrelaties, de uiteindelijke norm 12.300 woningen binnen de 58 dB(A)Lden zou worden. Vervolgens is op verzoek van de Tweede Kamer door de toenmalige Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer door het Nationaal Luchtvaart- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) een contra-expertise uitgevoerd naar de wijze waarop de actualisering van de criteria voor gelijkwaardigheid heeft plaatsgevonden.
Zijn er documenten die de uitspraak van de heer Van Egmond tegenspreken dat de Raad van State is uitgegaan van teksten die in de loop der jaren door het ministerie zijn verspreid? Zo ja, kunt u dat uitgebreid onderbouwen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u het inzicht van emeritus hoogleraren Van Egmond en Ale dat het aantal van 10.000 huizen een harde, definitieve norm was en niet de uitkomst van een rekensom? Zo nee, uit welke documenten en passages blijkt dat?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er documenten die de uitspraak van de heer Van Egmond tegenspreken dat die rekensom niet traceerbaar en niet navolgbaar is en dat deze niet eens bestaat? Zo ja, kunt u die rekensom en eventuele ondersteunende documenten hier noemen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is de motie-Van ’t Riet c.s. (Kamerstuk 23 552, nr. 28) van 12 juni 1995 uitgevoerd?
In de motie staat dat de 10.000 woningen binnen de 35 KE zone als een harde grens voor de groei van het aantal vliegbewegingen op Schiphol moet zijn.
In het Kabinetsstandpunt Schiphol van 2006 staat opgenomen dat bij de actualisatie van de criteria zou worden vastgehouden aan de maximale hinder, geluidsbelasting, slaapverstoring en veiligheidsrisico’s. De aantallen behorend bij de gelijkwaardigheidscriteria moeten daarbij worden beschouwd als de uitkomst van een som en niet als absolute aantallen.
Zijn er documenten die de uitspraak van de heer Van Gijzel tegenspreken dat de Raad van State zich de vraag niet heeft gesteld of de standaardnorm van 10.000 huizen wel wettelijk verankerd was? Zo ja, kunt u die betreffende documenten en passages hier noemen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er documenten die de uitspraak van de heer Ale tegenspreken dat je het in juridische termen een dwaling zou kunnen noemen, omdat het een uitspraak is die is gedaan op grond van onjuist inzicht in hoe het probleem in elkaar zat? Zo ja, kunt u die betreffende documenten en passages hier noemen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat uit Kamerstukken, inclusief de Planologische Kernbeslissing (PKB) van Schiphol, blijkt dat de norm van 10.000 woningen vastlag en niet zonder meer gewijzigd kon worden? Zo nee, uit welke documenten en passages blijkt dat?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het toenmalige kabinet in het stuk liet opnemen dat voor wijziging van de norm een nieuwe, zware PKB-procedure doorlopen moest worden, met instemming van beide Kamers? Zo nee, uit welke documenten en passages blijkt dat?
In het Kabinetsstandpunt Schiphol staat opgenomen dat bij de actualisatie van de criteria zou worden vastgehouden aan de maximale hinder, geluidsbelasting, slaapverstoring en veiligheidsrisico’s. Deze bepaling is nog steeds van kracht.
Een PKB-procedure of wetswijziging is niet aan de orde omdat de aantallen in de gelijkwaardigheidscriteria moeten worden beschouwd als de uitkomst van een som en niet als absolute aantallen.
Klopt het dat die PKB-procedure nooit heeft plaatsgevonden? Zo nee, uit welke documenten en passages blijkt dat?
Zie antwoord vraag 10.
Klopt het dat een wetswijziging er, ondanks het wettelijk vastleggen van de norm van 10.000 huizen in 2002, nooit is geweest? Zo nee, uit welke documenten en passages blijkt dat?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de conclusie van de heer Van Gijzel dat het oprekken van de norm buiten de wet staat en daarmee illegaal is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de conclusie van de heer Van Gijzel dat de norm van 10.000 huizen nog steeds van kracht is als standaardnorm van Schiphol? Zo nee, waarop baseert u dat precies?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u, met betrekking tot de uitspraken in dit artikel, reflecteren op de ontwikkelingen op de woningmarkt? Zijn er in het verleden woningen gebouwd die mogelijk niet gebouwd hadden mogen worden?
De werking van de gelijkwaardigheidscriteria die in het verleden zijn vastgelegd representeren een bepaald beschermingsniveau voor de omgeving van Schiphol. Er is afgesproken dat de bescherming altijd gelijkwaardig of beter moet zijn dan de grenswaarden voor de criteria. Met de actualisatie van de criteria wordt er vastgehouden aan de maximale hinder, geluidsbelasting, slaapverstoring en veiligheidsrisico’s. Ook betekende de actualisering niet meer of minder groeiruimte voor de luchtvaart. Er zijn in dit opzicht dus ook geen woningen gebouwd die volgens de norm niet gebouwd hadden mogen worden.
Is deze truc vaker toegepast? Kunt u uitsluiten dat deze truc in de toekomst weer zal worden toegepast? Zo ja, waaruit blijkt dit en hoe is dit bestuurlijk of juridisch vastgelegd?
De Kamer is in het verleden geïnformeerd over de manier waarop actualisaties van de gelijkwaardigheidscriteria worden uitgevoerd. De Raad van State heeft inmiddels ook geoordeeld dat de manier waarop de actualisaties zijn uitgevoerd is toegestaan.
het bericht ‘Roep om geluidsschermen langs snelwegen in 't Gooi: ‘Elke nacht wakker’’ |
|
Rutger Schonis (D66), Matthijs Sienot (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: Roep om geluidsschermen langs snelwegen in 't Gooi: «Elke nacht wakker»?1
Ja.
Ben u ermee bekend dat er gemiddeld 71 decibel geluid van de snelweg A1 afkomt, met pieken tot wel 80 dB, terwijl de streefwaarde van Rijkswaterstaat 60 decibel is? In hoeverre is het waar dat Rijkswaterstaat dit «goedkoop» wilt oplossen?
Rijkswaterstaat is geïnformeerd over het feit dat dit jaar door de gemeente Gooise Meren meetlocaties ter hoogte van de woningen aan Bolwerk en Boomgat zijn ingericht en dat daar de genoemde waarden zijn gemeten.
Ik ben niet van mening dat Rijkswaterstaat de hinder goedkoop wil oplossen. Conform de geldende wet- en regelgeving worden geluidmaatregelen afgewogen indien de Geluidproductie Plafonds (GPP’s) worden overschreden of indien sprake is van een locatie met een saneeropgave. Op de betreffende locatie worden de GPP’s niet overschreden. Wel is sprake van een saneeropgave omdat er woningen zijn waar de vastgestelde geluidsbelasting hoger is dan de geldende drempelwaarde. De hoogste (gemiddelde) vastgestelde geluidsbelasting op deze locatie bedraagt 66 dB.
Of deze saneeropgave leidt tot maatregelen wordt besloten in het kader van het meerjarenprogramma geluidssanering (MJPG). Voor dit programma is conform het MIRT 2019 een budget beschikbaar van € 907 mln. In mijn brief van 21 juni jl. aan uw Kamer (Kamerstuk 34 775-A, nr. 72) heb ik een toelichting gegeven op de uitvoering van het MJPG. Daarbij is sprake van een gefaseerde aanpak waarbij eerst de sanering van de hoogst belaste woningen wordt uitgevoerd. De locatie Naarderbos is geen onderdeel van deze eerste fase. Deze werkwijze is met de gemeente en bewoners besproken.
In welke mate ziet u kansen voor het bewonersplan om een geluidswal bedekt met zonnepanelen («zonnegeluidswal») aan te leggen, waarmee de geluidsoverlast kan worden teruggedrongen?
In het kader van het MJPG zal worden besloten over de realisatie van een maatregel zoals een geluidswal of geluidscherm. Voor de locatie Naarderbos zijn de MJPG-maatregelen nog in onderzoek. Mogelijkheden om de uitvoering te combineren met het opwekken van zonne-energie zullen worden betrokken bij deze nadere uitwerking.
Initiatieven op het terrein van duurzaamheid benader ik positief. Ik ga daarom graag met de bewoners hierover in overleg. Deze activiteiten mogen echter geen belemmering vormen voor de huidige en toekomstige netwerkfunctie en beheeractiviteiten. U kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan het borgen van de veiligheid en doorstroming en het zo nodig kunnen ophogen van de geluidswal.
Is het waar dat Rijkswaterstaat een zonnegeluidswal als commerciële activiteit ziet, waarvoor zij de gemeente huur in rekening wil brengen wanneer zij deze aanlegt? Zo ja, waarom? Raken mogelijke koppelkansen bij het terugdringen van geluidshinder hierdoor niet juist uit zicht?
Indien gronden van Rijkswaterstaat ter beschikking worden gesteld ten behoeve van activiteiten van derden, gebeurt dat door het Rijksvastgoedbedrijf tegen een marktconforme vergoeding. Voor het plaatsen van zonnepanelen door derden geldt dit ook. Op basis van dit uitgangspunt zal ik met de bewoners overleggen over de mogelijke koppelkansen.
Kunt u toelichten in hoeverre een zonnegeluidswal bij het Naarderbos zou kunnen dienen als proefproject, waarvan -bij gebleken succes- andere plaatsen met geluidsoverlast kunnen profiteren? In welke mate participeert de overheid mogelijk al in dergelijke projecten van geluidswallen met lokale duurzame energie-opwekking?
De programmering van het MJPG is leidend. Mocht er een geluidswal worden gerealiseerd, dan kijken we in gezamenlijk overleg naar de mogelijkheid om hierop zonnepanelen aan te brengen.
Momenteel doet Rijkswaterstaat ervaring op met duurzame energie-opwekking op geluidswallen, in combinatie met lokale participatie van de omgeving. Langs de A58 bij Etten-Leur is begin november een geluidwal verpacht voor het aanleggen van een zonnepark van ruim 3 hectare. De geluidwal is op verzoek van gemeente Etten-Leur, en voorspraak van Rijkswaterstaat door het Rijksvastgoedbedrijf via een openbare procedure aan de markt aangeboden.
Kunt u toelichten of u bereid bent om samen met de gemeente en omwonenden tot een gezamenlijke aanpak van de geluidsoverlast te komen?
Het tegengaan van geluidsoverlast is wettelijk geregeld. Geluidsoverlast wordt aangepakt conform wetgeving die daarvoor is opgesteld. Die geldt ook de situatie nabij het Naarderbos. In het kader van het MJPG wordt met de gemeente gesproken over de eventueel te nemen maatregelen, de (extra) wensen en eisen ten aanzien van de uitvoering daarvan en de mogelijkheid om de uitvoering te combineren met het realiseren van zonnepanelen.
Het bericht dat grote groepen gehinderden geen bezwaar meer kunnen maken tegen luchtvaartherrie |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat grote groepen gehinderden geen bezwaar meer kunnen maken tegen luchtvaartherrie?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja.
De berichtgeving in de media heeft betrekking op recente besluiten van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in de context van handhavingsverzoeken die bij de ILT zijn binnengekomen.
De ILT houdt toezicht op de naleving van veiligheid- en milieuwetten en -regels voor de luchtvaart. Indien aan de orde, zal de ILT handhavend optreden. Elk signaal met betrekking tot overschrijding van de wet- en regelgeving en elk verzoek tot handhavend optreden (handhavingsverzoek) dat de ILT binnenkrijgt, neemt zij serieus en wordt door haar bekeken.
Eenieder mag een verzoek om handhaving bij de ILT indienen en de ILT zal daarop reageren. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan hiertegen alleen bezwaar worden gemaakt door personen die als belanghebbende kunnen worden gekwalificeerd.
Volgens het bestuursrecht is een zekere begrenzing van het begrip belanghebbende noodzakelijk. Het betrokken bestuursorgaan, in dit geval de ILT, moet aan de hand van bestuursrechtelijke criteria bepalen of een bezwaarmaker belanghebbende is. Het oordeel van de ILT kan ter toetsing aan de rechter worden voorgelegd.
Bij besluiten over handhaving van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol zijn geluidscontouren een relevant criterium. Een aanvrager die binnen de contouren woont, is belanghebbende. Of een aanvrager die buiten de contouren woont belanghebbende is, wordt per geval beoordeeld.
Vindt u het rechtvaardig dat klachten van mensen, die niet in de directe kring rondom Schiphol wonen maar wel overlast ervaren, automatisch ongegrond wordt verklaard? Zo ja, kunt u garanderen dat deze mensen geen overlast ondervinden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, mag eenieder een verzoek tot handhaving indienen. Op dit verzoek wordt vervolgens gereageerd door de ILT. Hiertegen bezwaar instellen, is krachtens de Algemene wet bestuursrecht voorbehouden aan belanghebbenden.
Dit geldt in principe voor alle voor bezwaar en beroep vatbare beslissingen die overheden nemen: de mogelijkheid tot het instellen van bezwaar en beroep is beperkt tot belanghebbenden.
Verder kan iedereen die last heeft van geluid van de luchthaven Schiphol of van vliegtuigen die gebruik maken van de luchthaven, dit melden, bijvoorbeeld bij het Bewoners Aanspreekpunt Schiphol (BAS). Medewerkers van BAS geven uitleg over luchtvaart, registreren alle meldingen en klachten en analyseren deze gegevens. BAS streeft ernaar om vragen en klachten binnen 7 werkdagen te beantwoorden. Voor meer informatie over BAS zie www.bezoekbas.nl.
Klopt het dat een grote groep mensen, die inmiddels heeft aangetoond dat vliegtuigen die in de toekomst mogelijk van Lelystad Airport zullen vertrekken grote overlast zullen gaan veroorzaken waardoor de opening van dit vliegveld uitgesteld is, straks niet meer in staat is om hun klachten behandeld te krijgen? Vindt u dat daarmee het vertrouwen van deze mensen in de overheid hersteld wordt?
Zie de antwoorden op de vragen 1 en 2.
In aanvulling op de wettelijke handhaving wordt voor Lelystad Airport een meldpunt ingesteld waar men terecht kan met klachten, net als bij het in het vorige antwoord genoemde Bewoners Aanspreekpunt Schiphol (BAS) bij Schiphol. Bij het Lelystad-meldpunt zullen alle klachten over vliegtuigen van en naar Lelystad Airport worden behandeld.
Hoe wordt in de bepaling welke gemeenten wel en niet binnen de directe kring liggen omgegaan met afwijkingen in het vliegpad vanwege bijvoorbeeld weersomstandigheden of werkzaamheden aan start- en landingsbanen? Kunt u garanderen dat hierdoor nooit een overschrijding van de 48dB-contour plaatsvindt?
Een 48 dB(A) Lden contour begrenst het gebied waarbinnen de bewoners gedurende een jaar een geluidsbelasting van 48 dB(A) Lden of meer hebben ontvangen.
Voor Schiphol wordt bij de berekening van die contour rekening gehouden met het werkelijk opgetreden weer en het werkelijk baangebruik in het betreffende jaar. Omdat het weer per jaar verschilt en het baangebruik als gevolg van onderhoud per jaar kan verschillen, zal ook de 48 dB(A) Lden contour per jaar verschillen. Het is bij Schiphol dus niet zo dat er sprake is van één en dezelfde contour die altijd op dezelfde plaats ligt en altijd hetzelfde gebied begrenst. Daardoor kunnen er ook geen overschrijdingen plaatsvinden van een dergelijke contour. De afgelopen jaren is gebleken dat de jaarlijkse 48 dB(A) Lden contour niet tot nauwelijks tot veranderingen heeft geleid in gemeenten die wel of niet binnen de directe kring liggen.
Voor regionale luchthavens van nationale betekenis, zoals Lelystad Airport, wordt bij het bepalen van de 48 dB(A) Lden contour rekening gehouden met een meteomarge. Deze Lden contour wordt vastgelegd in het luchthavenbesluit.
Voor de betekenis die de ligging van de 48 dB(A) Lden contour heeft voor beantwoording van de vraag wie als belanghebbende wordt aangemerkt, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat alle klachten over vliegtuiglawaai en gerelateerde overlast serieus genomen worden, ongeacht of de klagers wel of niet binnen de directe kring van gemeenten rondom een luchthaven wonen?
Uiteraard vind ik het ook belangrijk dat alle klachten over vliegtuiglawaai en daaraan gerelateerde overlast serieus worden genomen. Daarom heb ik in de antwoorden op de vragen 2 en 3 aangegeven dat iedereen, dus ook mensen die niet in de directe kring van gemeenten rondom een luchthaven wonen, een klacht kan indienen bij bestaande en in voorbereiding zijnde meldpunten.
De evaluatie van de Belevingsvlucht |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u van alle acht aanbevelingen van de regiegroep in zijn evaluatie van de belevingsvlucht per aanbeveling aangeven of en, zo ja, hoe u deze aanbeveling gaat opvolgen en daarbij zo veel mogelijk het tijdpad voor het opvolgen van deze aanbeveling aangeven?1
In de Kamerbrief van 9 juli jl. bij het aanbieden van de evaluatie van de regiegroep Belevingsvlucht vliegroutes Lelystad Airport2 heb ik aangegeven dat ik de bevindingen van de regiegroep ga bestuderen en met een inhoudelijke reactie zal komen. Dat wil ik zorgvuldig doen. Ik verwacht uw Kamer deze reactie eind september te kunnen sturen. Ik zal daarin de beantwoording van de vragen 1 tot en met 3 en 5 meenemen.
Kunt u daarbij specifiek per meetpunt waar het geluidsniveau significant heeft afgeweken van de in het milieueffectrapport (MER) berekende waarden aangeven hoe dit kan en welke gevolgen die afwijking heeft voor zaken als de vliegroutes en de openstelling van de luchthaven?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u tevens specifiek ingaan op de aanbeveling van de regiegroep om openstelling van de luchthaven Lelystad pas te laten plaatsvinden wanneer het luchtruim opnieuw is ingedeeld?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bovenstaande vragen integraal beantwoorden in de door u aangekondigde reactie op het evaluatierapport?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe kan het zijn dat zelfs het gerepareerde MER Lelystad nog steeds zo fors afwijkt van de gemeten resultaten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u garanderen dat er met het MER Schiphol straks geen afwijkende geluidsniveaus gemeten gaan worden? Zo ja, kunt u te zijner tijd de Kamer een vergelijking doen toekomen over berekende en gemeten geluidsniveaus? Zo nee, wat is dan volgens u de waarde van de berekende geluidsniveaus in een MER?
Op dit moment wordt er gewerkt aan het krijgen van inzicht in de relatie tussen meten en berekenen van vliegtuiggeluid rondom de luchthaven Schiphol. In dit kader heb ik onder meer het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) opdracht gegeven om een trendvalidatie hiernaar uit te voeren. Ook heb ik een deskundige van de Britse Civil Aviation Authority (CAA) gevraagd om mij te adviseren over de relatie tussen het meten en berekenen van vliegtuiggeluid in het licht van zijn ervaringen bij onder andere Londen Heathrow. Daarnaast wordt er binnen de Omgevingsraad Schiphol (ORS) gekeken naar mogelijke toepassingen voor het meten van vliegtuiggeluid. Wanneer de trendvalidatie, het advies van de CAA-deskundige en de besprekingen in de ORS zijn afgerond, zal ik uw Kamer informeren over potentiële toepassingen van het meten van vliegtuiggeluid in relatie tot het berekenen ervan, en de conclusies die ik daaraan verbind.
Hoe kan het dat bij zowel het MER Lelystad als het MER Schiphol vertraging plaatsvindt door fouten? Deelt u de mening dat dit een structureel probleem is en dat dit bij veel mensen het gevoel opwekt dat er doorgerekend wordt tot gewenste uitkomsten voor de luchtvaartsector en het ministerie zijn bereikt?
Nee, er is geen sprake van «doorrekenen naar gewenste uitkomsten». In mijn brief aan uw Kamer van 21 februari 20183 over de MER-actualisatie Lelystad, heb ik aangegeven dat mensen erop moeten kunnen rekenen dat informatie die ten grondslag ligt aan dergelijke beslissingen inzichtelijk en correct is. De geconstateerde fouten in de invoergegevens voor de geluidberekeningen in het MER uit 2014 voor Lelystad Airport zijn hersteld met de actualisatie van het MER. Dit herstel is geborgd met validatie van de herstelde invoergegevens door de bureaus To70 en Adecs Airinfra en een contra-expertise door het bureau dBvision. Daarbij zijn geen fouten geconstateerd. De Commissie voor de m.e.r. heeft positief geadviseerd over de actualisatie van het MER; in haar advies van 18 april 2018 is geconcludeerd dat het MER»18 alle essentiële informatie bevat over de geactualiseerde milieueffecten van het voorgenomen gebruik van Lelystad Airport, zodat het milieubelang volwaardig kan worden meegewogen in het besluit over dat gebruik.
Voor het MER Schiphol is uw Kamer geïnformeerd dat de geluidseffecten opnieuw worden berekend conform de nieuwste inzichten. Daartoe is het Europese voorschrift Doc29 voor het eerst toegepast.
Zoals ik in mijn brief van 27 maart 20184 heb aangegeven, heb ik, aanvullend aan de reeds uitgevoerde interne controles, contra-expertises en het oordeel van de Commissie voor de m.e.r., een deskundige van de Britse Civil Aviation Authoriy (CAA) opdracht gegeven een peer review uit te voeren op de kwaliteit, volledigheid en juistheid van het nieuwe Doc29-model voor Schiphol en een oordeel te geven over de toepassing van het nieuwe model in het MER Schiphol.
Verder ben ik momenteel met Schiphol in overleg om, vooruitlopend op het oordeel van de Commissie voor de m.e.r., door onafhankelijke deskundigen een technische beoordeling op het MER Schiphol te laten uitvoeren.
Wat vindt u ervan dat het MER Lelystad niet het totale gebied omvat dat getroffen zal worden door Lelystad Airport met laagvliegroutes en dat bijvoorbeeld uitstoot van ultrafijnstof, fijnstof en CO2 boven de 900 meter niet worden meegenomen in de huidige MER-systematiek? Deelt u de mening dat ook deze zaken onderdeel moeten zijn van het MER om het totaalbeeld te kunnen schetsen? Zo ja, wat gaat u doen om dit te realiseren? Zo nee, waarom vindt u dit niet?
Ik deel niet de mening dat het MER Lelystad en de actualisatie daarvan niet het totale gebied zou omvatten. In het MER en de actualisatie zijn voor de eindsituatie met 45.000 vliegtuigbewegingen en de tijdelijke situatie met 10.000 vliegtuigbewegingen alle relevante milieueffecten beschouwd. Per effect is beschreven en onderbouwd welk studiegebied daarbij is gehanteerd. Dit is een gebruikelijke werkwijze voor alle milieueffectrapporten die worden opgesteld.
De vraag over uitstoot van ultrafijnstof, fijnstof en CO2 boven de 900 meter heb ik reeds beantwoord bij de beantwoording van schriftelijke vragen over de aansluitroutes en MER-actualisatie Lelystad Airport op 10 april jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 464).
Geluidsnormen op Schiphol |
|
Lammert van Raan (PvdD), Gijs van Dijk (PvdA), Cem Laçin (SP), Corrie van Brenk (PvdA), Suzanne Kröger (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «Ministerie sjoemelde met geluidsnormen Schiphol»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een betrouwbare overheid zich nooit mag laten verleiden tot gesjoemel en het oprekken van normen en dat het vertrouwen van de burger in de overheid in het algemeen belangrijker is dan een enkel beleidsdoel?
Uiteraard.
Bent u bekend met het gelijkwaardigheidscriterium dat een maximum stelt aan het aantal woningen met een hoge geluidsbelasting (etmaal) vanwege vliegverkeer (ook wel de «huizennorm» of «oer-norm» genoemd)?
Ja.
Klopt de bewering van bewonersorganisaties en het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) dat het oorspronkelijk afgesproken aantal van 10.000 zwaarbelastewoningen (1990; 35Ke) is opgerekt naar uiteindelijk 12.300 zwaarbelaste woningen (2005; 58 Lden)? Wist u hiervan? Met welke rechtvaardiging is dit gebeurd? Wanneer is de Kamer hierover geïnformeerd?
Het criterium voor het aantal gehinderde woningen is in het verleden geactualiseerd. Hier liggen verschillende rapportages aan ten grondslag. Uw Kamer is hierover geïnformeerd per brief van 25 mei 2007 en 4 februari 20082.
Bent u bekend met de brief van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 25 mei 2007, waarin het beschermingsniveau van het eerste Luchthavenverkeersbesluit (LVB) (wat betreft het aantal zwaarbelaste woningen) wordt gesteld op 10.000 woningen (bestand 1990) met een geluidsbelasting van 35Ke of meer?2
Ja, zie ook vorige vraag.
Kunt u bevestigen dat onder het huidige stelsel (met handhavingspunten en grenswaarden) voor de handhaving van de grenswaarden Lden en Lnight de feitelijk gevlogen vliegpaden worden gebruikt en met name NIET de gemodelleerde routes? Wat is het praktijkverschil voor omwonenden tussen de feitelijk gevlogen routes en de gemodelleerde routes, zoals gebruikt bij de vaststelling van het eerste LVB?
De handhaving onder het huidige stelsel is gebaseerd op de feitelijk gevlogen vliegpaden. Bij het eerste LVB vond de modellering voor het Milieueffectrapport (MER) nog niet plaats op basis van de radartracks van vliegbewegingen op Schiphol. Tijdens de actualisatie van de criteria voor gelijkwaardigheid waarover uw Kamer in 2007 is bericht, is daarom een verbeterde routemodellering gebruikt waarin dit is verwerkt. Dit betekent dat de modellering bij het eerste LVB minder goed aansloot bij de daadwerkelijke vliegpaden. Er is nu dan ook geen sprake van een praktijkverschil tussen gevlogen routes en hetgeen waarop wordt gehandhaafd.
Kunt u bevestigen dat, áls de grenswaarden Lden en Lnight zoals vastgelegd in het eerste LVB (Bijlage 2 en Bijlage 3) nog steeds van kracht zouden zijn en door de ILT strikt (dus NIET «anticiperend») zouden worden gehandhaafd, dan maximaal 11.000 woningen (bestand 2005) 58 Lden of meer geluidsbelasting zouden kunnen ondervinden, zonder ook maar één van de grenswaarden uit Bijlage 2 resp. Bijlage 3 van het eerste LVB te overschrijden? Zo nee, waarom niet en hoeveel dan wél, en waarom?
Nee, het uitgangspunt van de Schipholwet was dat onder de nieuwe wet feitelijk niet meer hinder voor de omgeving mocht ontstaan dan onder de Planologische Kern Beslissing (PKB). Actualisering van de criteria voor gelijkwaardigheid geeft aan dat de milieugevolgen van het scenario van het laatste PKB/eerste LVB zijn onderschat/onjuist beoordeeld en daarom zijn aangepast. Daarmee wordt niet meer hinder toegestaan, maar wordt erkend dat die (maximale) hoeveelheid hinder altijd al in dat eerste LVB besloten lag en dus was toegestaan. Grenswaarden waarvan is gebleken dat die destijds onjuist zijn vastgesteld (voornamelijk door de routemodellering) staan hier in feite los van, waarbij het dus zelfs zo is gebleken dat die grenswaarden destijds onjuist zijn vastgesteld (voornamelijk door de routemodellering). Grenswaarden zijn een middel om de criteria voor gelijkwaardigheid operationeel te maken (en zijn daarmee volgend), maar kunnen de criteria voor gelijkwaardigheid niet nader normeren of beperken.
Onderschrijft u de stelling dat in het hypothetische geval dat na het eerste LVB nimmer meer een wijziging van (de bijlage 2 en 3 van) het LVB zou plaatsvinden, met inachtneming van de grenswaarden ervan (Bijlage 2 en Bijlage 3) maximaal 10.800 woningen (1990) een geluidsbelasting van 35 Ke of meer hadden kunnen moeten dulden? Zo nee, waarom niet, en hoeveel dan wél, en waarom?
Zie antwoord vraag 7.
Hoeveel actualisaties van de gelijkwaardigheidscriteria zijn er na 2008 doorgevoerd?
Sinds het eerste luchthavenbesluit (2004) zijn de gelijkwaardigheidscriteria zoals (die horen bij het eerste besluit) twee keer geactualiseerd (2007 en 2013) voor nieuwe inzichten en eenmaal gecorrigeerd (2015).
Zijn er uitgangspunten/criteria opgesteld voor het actualiseren? Zo nee waarom niet, en wanneer dan wel?
Als de criteria voor gelijkwaardigheid geactualiseerd worden, dan wordt dit door experts getoetst. Daarbij wordt allereerst gekeken of er voor nieuwe inzichten geactualiseerd dient te worden. Actualisatie van de criteria is aan de orde als met de nieuwe inzichten de effecten van de vliegoperatie beter kunnen worden vastgesteld; voor veranderingen in de vliegoperatie wordt niet geactualiseerd, in het kader van handhaving. Vervolgens wordt, om ervoor te zorgen dat de actualisatie past in het beschermingsniveau vanuit het eerste luchthavenbesluit, achtereenvolgens:
Deze stappen zijn in 2007 ook doorlopen. Indien een actualisatie wordt uitgevoerd, wordt Uw Kamer daarover geïnformeerd.
Wanneer worden die uitgangspunten/criteria met de Kamer besproken?
Zie antwoord vraag 10.
Zijn alle actualisaties aan de uitgangspunten/criteria getoetst?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bekend met de «Procesbeschrijving MER berekeningen» van 23 maart 2004 versie 1.0, in het bijzonder «Diagram 5 Voldaan aan richtlijnen MER» op pagina 12?3
Het processchema waar naar verwezen wordt («Diagram 5») moet gezien worden in relatie tot de berekeningen die zijn uitgevoerd voor de in 2004 opgestelde MER. Het schema beschrijft hoe, op basis van de toen geldende berekeningsmethode7 een scenario met vliegtuigbewegingen «passend» gemaakt werd binnen de toen geldende criteria (o.a. 10.000 woningen binnen de 35 Ke contour).
In 2007/2008 heeft een omzetting plaatsgevonden om over te gaan van de Kosteneenheid(Ke) als dosismaat naar de Lden (Level day evening night) als dosismaat. Het uitgangspunt voor de omzetting was dat het verkeersschema dat voldoet aan het criterium 10.000 woningen binnen de 35 Ke contour ongewijzigd werd toegepast. Voor dit verkeersscenario is de Lden geluidbelasting berekend.
Het toepassen van andere modellen8 heeft als effect dat het aantal woningen verandert van 10.000 binnen de 35 Ke, naar 12.300 binnen de 58 Lden contour. Hoewel dus het aantal woningen binnen de 58 Lden contour hoger is dan binnen de 35 Ke contour, is het aantal vliegtuigbewegingen dat daarbij hoort voor beide situaties gelijk. Het schema («Diagram 5») is opgesteld voor de in 2004 opgestelde MER en is alleen bruikbaar als alle uitgangpunten (en modellen) die voor de berekeningen gelden identiek blijven. Dat is bij de omzetting van Ke naar Lden niet het geval. Daarom kan dit schema niet worden toegepast in een proces waarbij de Kosteneenheid overgaat naar de Lden.
Bent u bekend met de «Richtlijnen voor het milieueffectrapport» van Januari 2004, in het bijzonder tabel 4.3 Criteria voor gelijkwaardige overgang op pagina 11?4
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bekend met Artikel XII (Overgangsbepaling geluidbelasting) van de wijzigingswet van 27 juni 2002 (wijziging van de Wet luchtvaart inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol), in het bijzonder lid a en lid c?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u het eens met de stelling dat Diagram 5 in combinatie met tabel 4.3 de praktische uitwerking is van Artikel XII, lid a en lid c?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u het eens met de stelling dat een herberekening van de milieueffecten van het eerste LVB vanwege een andere routemodellering (ook) dient te voldoen aan Artikel XII, lid a en lid c? En derhalve dient te worden berekend conform Diagram 5 en tabel 4.3? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Geluid van warmtepompen en airco’s voor omwonenden |
|
Agnes Mulder (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Frans en Ria kunnen niet meer slapen door warmtepomp van de buren: «Levenssfeer is ernstig aangetast»»?1
Ja.
Hoeveel geluid produceren warmtepompen en airco’s? In welke eenheid en van welke afstand wordt dit gemeten?
Het geluid dat warmtepompen en airco’s produceren verschilt afhankelijk van de toegepaste installatie. Het geluidsvermogensniveau varieert van 38 decibel
(dB) bij een nominale warmteafgifte ≤ 6 kW tot meer dan 70 dB bij een nominale warmteafgifte van meer dan 12 kW. Het geluidsvermogensniveau is een eigenschap van de installatie. De geluidbelasting die iemand van die installatie ontvangt is afhankelijk van de afstand tot het apparaat.
In hoeverre kan het geluid van warmtepompen en airco’s overlast veroorzaken bij omwonenden?
Of het geluid van warmtepompen en airco’s overlast veroorzaakt hangt af van diverse factoren, zoals het aantal installaties in de nabije omgeving, het geluidsvermogensniveau van de installaties, de afstand van de installaties tot andere percelen, getroffen maatregelen tegen geluid en de gevoeligheid van de omwonenden voor dit type geluid.
In hoeverre worden er nationale regels gesteld aan het geluid van warmtepompen en airco’s buiten woningen, voor omwonenden?
Aan het geluid van warmtepompen en airco’s worden in het Bouwbesluit 2012 geen regels gesteld ter bescherming van omwonenden. Ik ben voornemens om hiervoor wel eisen op te nemen in het Bouwbesluit 2012 tegelijkertijd met de eisen in het Bouwbesluit 2012 voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Deze geluidseisen gelden voor nieuw te plaatsen installaties en zullen ook betrekking hebben op bestaande gebouwen die worden verduurzaamd. Uw Kamer wordt hierover in het najaar van 2018 nader geïnformeerd.
Tot deze aanpassing van het Bouwbesluit 2012 kunnen afzonderlijke gemeenten in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) regels hiervoor opnemen. In de model-APV is een vangnetartikel 4:6 opgenomen waarin staat dat het verboden is toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt. Een gemeente kan beleidsregels opstellen die een verdere invulling geven aan dit vangnetartikel. Geluidshinder kan bijvoorbeeld worden vertaald naar maximale geluidniveaus op de erfgrens of minimale afstanden van de bron tot de erfgrens.
Daarnaast is er Europese productregelgeving voor warmtepompen en airco’s. Dit betreft de Europese richtlijn Ecodesign (2009/125/EG) en de hierop gebaseerde rechtstreeks geldende verordeningen, waarin eisen zijn gesteld aan het maximale geluidsvermogensniveau van warmtepompen en airco’s die op de markt worden gebracht. Voor warmtepompen zijn dit de verordeningen 813/2013 (ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen) en 814/2013 (waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks). Voor airco’s is dit verordening 206/2012 (airconditioners en ventilatoren). In de praktijk blijkt overigens dat warmtepompen voor geluid veel beter kunnen presteren dan deze maximale niveaus.
In hoeverre stellen gemeenten regels en zijn er regels in het buitenland, bijvoorbeeld in Duitsland en Frankrijk, voor airco’s en warmtepompen ten aanzien van geluid buiten de woning voor omwonenden?
Voor de regels die gemeenten kunnen stellen, wordt verwezen naar het antwoord op vraag 4.
In een aantal landen in Europa is het onderwerp in landelijke (omgevings)regelgeving opgenomen, waaronder in Duitsland waar het onderwerp omgevingsgeluid onderdeel is van de Bundes-Immissionsschutzgesetz. In de meeste andere landen, waaronder Frankrijk, is het geluid van dergelijke installaties niet landelijk uniform geregeld maar hebben bijvoorbeeld gemeenten de mogelijkheid grenswaarden te stellen.
Welke mogelijkheden zijn er om de geluidshinder van warmtepompen te beperken, bijvoorbeeld ten aanzien van plaatsing en instelling van het apparaat en bekasting?
Warmtepompleveranciers en fabrikanten komen met verschillende oplossingen voor geluidsreductie. Zo zijn er warmtepompen met grotere compressoren en een lager toerental om de geluidsproductie terug te dringen. Een andere optie is geluidswerende omkasting van de buitenunit. Ook kunnen trillingsdempers of een trillingsdempende montagebalk worden geïnstalleerd om de geluidsproductie te doen afnemen. Tot slot is uiteraard de plaatsing van de buitenunit van belang. De geluidsoverlast neemt af naarmate de buitenopstelling verder van de gevel van de aangrenzende woning staat.
Deelt u de mening dat, om draagvlak voor de transitie naar een duurzamere energievoorziening te behouden en de rol die warmtepompen daarin in toenemende mate kunnen hebben, het van belang is overlast door warmtepompen zo veel als mogelijk te voorkomen? Zo ja, op welke wijze wilt u hieraan bijdragen?
Ja, daarom is het voornemen om het Bouwbesluit 2012 aan te passen zoals gemeld in het antwoord op vraag 4.
Voorts loopt bij de TKI Urban Energy een innovatieregeling onder het programma «korte termijn innovaties aardgasloze wijken, woningen en gebouwen» en worden in het kader van het klimaatakkoord verschillende mogelijkheden om de doorontwikkeling van individuele warmtetechnieken te stimuleren, verkend en gewogen.
Het bericht ‘Verhoging geluidswal langs A20 bij Maassluis in zicht’ |
|
Stieneke van der Graaf (CU), Eppo Bruins (CU) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Verhoging geluidswal langs A20 bij Maassluis in zicht»1 van 8 maart 2018 bij WOS.nl, de lokale omroep voor Westland, Maassluis, Midden-Delfland en Hoek van Holland?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat de bewoners tussen de Bomenbuurt en het Kastanjedal enerzijds en de A20 anderzijds al vele jaren een enorme geluidsoverlast te verduren hebben en dat gesprekken tussen de gemeente, de DCMR Milieudienst Rijnmond en Rijkswaterstaat tot nu toe niet tot actie hebben geleid?
Ik ben ervan op de hoogte dat de bewoners geluidsoverlast ervaren. In bestuurlijke overleggen tussen de gemeente en Rijkswaterstaat is de geluidsproblematiek onderwerp van gesprek geweest. In deze gesprekken heeft de gemeente aangekondigd het initiatief te nemen voor de verhoging van de aarden geluidswal langs de A20, welke in beheer is van de gemeente Maassluis.
Bent u ervan op de hoogte dat de geluidsoverlast is toegenomen sinds de maximum snelheid is verhoogd naar 130 km per uur?
Tijdens een overleg in 2016 heeft de bewonersvereniging aan Rijkswaterstaat medegedeeld dat de ervaren geluidsoverlast is toegenomen sinds de verhoging van de maximumsnelheid naar 130 km/u. Rijkswaterstaat rapporteert jaarlijks in het Nalevingsverslag Geluidproductieplafonds Rijkswegen of de geluidsniveaus binnen het wettelijk vastgestelde geluidsproductieplafond (GPP) blijven. Uit deze monitoring blijkt dat de geluidsniveaus langs de A20 onder het wettelijk vastgestelde Geluidsproductieplafond (GPP) liggen.
Klopt het dat Rijkswaterstaat van mening is dat de geluidsoverlast binnen de normen blijft en klopt het dat die conclusie is gebaseerd op berekeningen in plaats van metingen?
Zoals aangegeven in antwoord 3 blijft de geluidsproductie binnen de vastgestelde geluidproductieplafonds. Dit is gebaseerd op een in de wet- en regelgeving voorgeschreven systematiek van berekeningen. Ieder jaar wordt door het onafhankelijke Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een meetprogramma uitgevoerd ter validatie van deze rekenmethode.
Houden de normberekeningen rekening met de inmiddels hogere maximum snelheid van 130 km/u? Zo nee, waarom niet?
In de jaarlijkse monitoring van de geluidproductie op referentiepunten langs de rijkswegen ten behoeve van de naleving van de geluidsproductieplafonds (GPP) wordt inderdaad uitgegaan van de actuele maximum snelheid.
Klopt het dat tijdens gesprekken in 2016 tussen de Maassluisse wethouder en Rijkswaterstaat de optie is besproken voor de uitbreiding van de geluidswal, maar dat Rijkswaterstaat aangegeven heeft hier geen heil in te zien? Wat was de reden dat Rijkswaterstaat geen medewerking wil verlenen aan het verminderen van de geluidsoverlast?
In een overleg tussen de gemeente Maassluis en Rijkswaterstaat op 8 juli 2016 heeft de gemeente aangegeven snel aan de slag te willen met de ophoging van de geluidswal. Deze geluidswal is in beheer bij de gemeente. Indien de gemeente het initiatief neemt om de geluidswal op te hogen zal Rijkswaterstaat medewerking hieraan verlenen.
Wat is volgens u de rol/taak die Rijkswaterstaat heeft in het voorkomen van geluidsoverlast van de A20 voor de bewoners?
Rijkswaterstaat heeft de taak om de geluidsniveaus jaarlijks te monitoren en om bij overschrijdingen van de wettelijk vastgestelde geluidsproductieplafonds of bij dreigende overschrijdingen daarvan, te onderzoeken of binnen het wettelijk vastgestelde doelmatigheidscriterium maatregelen mogelijk zijn. Daarnaast geeft Rijkswaterstaat via het Meerjarenprogramma Geluidssanering (MJPG) uitvoering aan de wettelijke saneerplicht.
Klopt het dat Rijkswaterstaat al zeker sinds 2014 bezig is met het akoestisch onderzoek en dat dit onderzoek pas in 2020 afgerond zal zijn met een plan van aanpak? Waarom duurt dit zo lang en waarom worden er geen geluidsreducerende maatregelen genomen?
Dit betreft het onderzoek in het kader van het MJPG. In dit programma wordt onderzocht bij welke woningen sprake is van een te hoge geluidsbelasting en welke te nemen maatregelen doelmatig zijn. Langs de A20 liggen in de gemeente Maassluis twee woningen met een te hoge geluidsbelasting. Dit is echter ten oosten van Maassluis en niet ter hoogte van de aarden wal.
Bent u ervan op de hoogte dat bewonersverenigingen en de lokale politiek klaar staan om goedkope en duurzame initiatieven te nemen om de geluidsoverlast aan te pakken? Bent u bereid Rijkswaterstaat opdracht te geven mee te laten denken, mee te laten werken en zo mogelijk mee te laten investeren om deze jarenlange, slepende kwestie te helpen oplossen?
Rijkswaterstaat heeft op deze locatie geen wettelijke grondslag om zelf maatregelen te treffen, maar is zeker bereid om mee te denken, kennis en expertise te delen en een door de gemeente gefinancierde ophoging te faciliteren.
Geluidsoverlast door verouderde geluidsschermen langs de A28 bij Harderwijk |
|
Stieneke van der Graaf (CU) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de geluidoverlast en overlast door fijnstof die de inwoners van Harderwijk ervaren en die veroorzaakt wordt door de A28?1
Ja, dit is mij bekend.
Klopt het dat de geluidsproductieplafonds in de aangrenzende woonwijken op grond van de Wet milieubeheer worden overschreden?
Nee, dit klopt niet. Jaarlijks wordt berekend of de geluidproductieplafonds (GPP’s) worden overschreden of dat er overschrijding van de plafonds dreigt. De nalevingsverslagen worden gepubliceerd en aangeboden aan de Tweede Kamer. Uit de berekeningen blijkt dat de GPPs op deze locatie niet worden overschreden.
Kunt u toelichten waarom bij de nieuwbouwwijk Harderweide geluidsschermen van 8 meter tot 12 meter hoog nodig zijn, terwijl bij bestaande wijken zoals Stadsweiden de verouderde schermen van 2,5 meter tot 3 meter afdoende zouden moeten zijn?
Voor geluid zijn momenteel zowel de Wet milieubeheer als de Wet geluidhinder relevant. Deze zullen worden samengevoegd en opgenomen in de Omgevingswet. In de Wet milieubeheer is vastgelegd dat Rijkswaterstaat bij het wijzigen, aanleggen en onderhouden van rijkswegen altijd in de gaten houdt of het geluid er binnen de vastgestelde grenzen blijft. Bij nieuwe situaties langs de rijkswegen, zoals een nieuwbouwwijk geldt de Wet geluidhinder. 2
De Wet milieubeheer streeft met de introductie van de naleving van geluidproductieplafonds een stand-still situatie na. Daarmee werd vanaf 2012 een betere bescherming geboden tegen toename van geluid. Het verouderde scherm valt onder de nalevingsplicht van de Wet milieubeheer.
Met de komst van de Wet milieubeheer in 2012 is er ook een eenmalige saneringsopgave voor het Rijk gekomen, welke op het moment in uitvoering is. In het Meerjarenprogramma Geluidssanering (MJPG) worden in dat kader momenteel de woningen met een te hoge geluidsbelasting in beeld gebracht. Vervolgens worden maatregelen bepaald, die worden opgenomen in een saneringsplan. Een deel van het bestaande scherm is opgenomen in het onderzoek voor het MJPG.
De Wet geluidhinder biedt nieuw geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, bescherming tegen geluidhinder van wegverkeer. Dat geldt eveneens voor nieuwbouw van woningen in de buurt van rijkswegen. Bij de nieuwbouwwijk Harderweide gelden daarom de strengere normen uit de Wet geluidhinder voor nieuwbouw van woningen langs wegen, hetgeen leidt tot hogere schermen.
Achtergrond hiervan is het algemene uitgangspunt in de geluidwetgeving dat in eerste instantie nieuwe geluidshinder voorkomen moet worden. Daarom gelden bij nieuwbouwlocaties strengere eisen dan bij het beheer van bestaande situaties. Bij bestaande situaties zijn deze eisen niet realistisch en is de normstelling gericht op eenmalige sanering van te hoog belaste woningen, in combinatie met het voorkomen van nieuwe knelpunten volgens het stand still principe (in het geval van bijvoorbeeld groei van het verkeer of wegaanpassing).
Klopt het dat Rijkswaterstaat plannen heeft om de verouderde geluidsschermen na 2020 te vervangen, maar dat de schermen even hoog blijven als de bestaande schermen? Bent u bereid om te onderzoeken of de vervanging eerder kan plaatsvinden? Bent u bereid om samen met Rijkswaterstaat, de betrokken gemeente en de provincie te overleggen over het verhogen van de geluidsschermen om geluidsoverlast en fijnstof in de woonwijken terug te dringen, waarbij de kosten eventueel kunnen worden gedeeld? Zo nee, waarom niet?
Het vervangen van het geluidscherm is gepland na 2020. Het gaat hierbij om het vervangen van het bestaande geluidscherm door een geluidscherm met dezelfde afmetingen. Zoals aangegeven in antwoord 3 valt een deel van het bestaande scherm binnen het MJPG. Voor dit deel wordt dus onderzocht of het moet worden verhoogd. Besluitvorming hierover moet nog plaatsvinden op basis van het onderzoek dat momenteel wordt uitgevoerd.
Verder ben ik zeker bereid om mee te denken met de gemeente en provincie over de lokale situatie. Afgelopen jaren is Rijkswaterstaat regelmatig met de gemeente Harderwijk en omwonenden in gesprek geweest. Rijkswaterstaat zal de maatregelen uitvoeren die op basis van de Wet milieubeheer noodzakelijk zijn. Gemeente en provincie kunnen voor eigen kosten aanvullende maatregelen voorstellen. Daarbij is het zaak de maatregelen goed op elkaar te laten aansluiten en kan het werk gelijktijdig worden uitgevoerd.
Klopt het dat bij vervanging van geluidsschermen de Wet geluidhinder niet van kracht is? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Dat klopt, in dit geval is de Wet milieubeheer van toepassing. Zie voor de toelichting antwoord 3.
Zijn geluidsoverlast en overlast door fijnstof onderdeel van het onderzoek dat wordt uitgevoerd in het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) naar de toegenomen drukte op de A28? Zo nee, bent u bereid dit onderwerp toe te voegen aan het MIRT-onderzoek, aangezien in het onderzoek wordt gekeken naar welke opgaven er op korte en langere termijn spelen en dat het uitgangspunt een slim en duurzaam vervoersysteem is? Bent u het ermee eens dat bij een slim en duurzaam vervoersysteem ook het terugdringen van geluidsoverlast en uitstoot van fijnstof horen?2
Het MIRT-onderzoek heeft tot doel in beeld te brengen wat de toekomstige problematiek is op de A28. Het onderzoek richt zich daarom in eerste instantie op verkeerskundige aspecten, maar voor zover relevant worden daar vanzelfsprekend ook milieu en duurzaamheidsaspecten bij betrokken. Ik wil hierbij benadrukken dat het MIRT-onderzoek een eerste fase is, waarin de bereikbaarheidsopgave in kaart wordt gebracht; eventuele maatregelen komen in latere fasen aan bod.
De geluidsoverlast van de A50 voor Ravenstein en Oss |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat inwoners van het stadje Ravenstein veel geluidsoverlast ondervinden van de A50 doordat de brug hoog boven het stadje uitstijgt en het steeds van «kaboem-kaboem» gaat wanneer een auto de brug passeert? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Ik ben op de hoogte van de situatie dat er in Ravenstein geluidhinder van de A50 wordt ervaren.
Is er sinds 2009 iets ondernomen tegen de geluidsoverlast?1
De maximale geluidproductie die een rijksweg mag voortbrengen is vastgesteld in geluidsproductieplafonds op zogenaamde referentiepunten. Dit zijn punten die elke 100 meter van de weg geplaatst zijn, op ca 50 meter afstand. Van deze punten is de maximale geluidsproductie vastgesteld op basis van de wegeigenschappen en de hoeveelheid verkeer over deze weg. Wanneer de geluidproductie dit vastgestelde plafond dreigt te overschrijden moet de beheerder maatregelen nemen zoals bv. het aanbrengen van stiller asfalt t.o.v. hetgeen er al ligt.
Rijkswaterstaat rapporteert jaarlijks hierover in een nalevingsverslag, waarbij de wegbeheerder zich baseert op hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer, die sinds 1 juli 2012 van toepassing is.
Sinds de invoering van de GPP-systematiek in 2012 is er op deze locatie langs de A50 nog geen sprake geweest van een dreigende overschrijding van GPP’s binnen 5 jaar. Er is dan ook geen aanleiding tot het treffen van (aanvullende) geluidmaatregelen ter plekke.
Wat is uw oordeel over het rapport van adviesbureau dGmR inzake Geluidhinder A50-A59?2
Het door u genoemde onderzoek van dGmR geeft aan dat de geluidemissie hoger kan zijn dan met de toenmalige rekenmethode voor wegverkeerslawaai is berekend. Zoals beschreven in het Reken- en meetvoorschrift Geluid neemt de geluidemissie van een stil wegdek zoals ZOAB toe in de tijd als gevolg van slijtage en veroudering van het wegdek. In de modellen wordt uitgegaan van een gemiddelde geluidbelasting. Een nieuw wegdek is stiller dan dit gemiddelde en een wegdek aan het einde van de levensduur is minder stil. De wetgeving schrijft voor maatregelen te baseren op de gemiddelde geluidsbelasting.
Rijkswaterstaat gaat uit van geluidberekeningen die zijn gevalideerd met behulp van metingen. Het RIVM voert hiervoor een monitoringprogramma uit. In de wettelijke rekenmethode wordt een jaargemiddelde geluidbelasting berekend waarbij variaties worden gemiddeld in de tijd. De resultaten van metingen kunnen ten opzichte van de berekening een afwijking laten zien als gevolg van variaties in de optredende geluidemissie, o.a. vanwege de veroudering van het wegdek en als gevolg van de lokale windrichting en -snelheid.
Kunt u aangeven wat precies de geldende toegestane geluidsnormen zijn?
Voor de wet en regelgeving op het gebied van geluid verwijs ik u met onderstaande link graag naar de website van Rijkswaterstaat.
Klopt het dat Rijkswaterstaat akoestisch onderzoek moet doen naar maatregelen omdat volgens het rapport «Nalevingsverslag geluidproductieplafonds rijkswegen 2016», dat is gepubliceerd op 18 september 2017, bij de in de gemeente Oss gelegen trajecten van de A50 en de A59 sprake is van een dreigende plafondoverschrijding? Zo ja, vindt dit akoestisch onderzoek inmiddels plaats? Zo nee, waarom niet?3
Rijkswaterstaat dient nader akoestisch onderzoek uit te voeren bij referentiepunten waar het GeluidsProductiePlafond (GPP) is bereikt, of waar de verwachting is dat het GPP binnen vijf jaar tijd wordt bereikt. Op de in de gemeente Oss gelegen trajecten van de A50 en de A59 wordt op basis van de verkeersprognoses geen plafondoverschrijding binnen vijf jaar verwacht. Rijkswaterstaat voert daarom op dit moment geen nader akoestisch onderzoek naar maatregelen uit.
Wat geven deze metingen aan over de overlast voor andere Osse dorpen en wijken als Huisseling, Herpen, Oss-Zuid, De Ruwaard en Geffen?
Zie antwoord op vraag 5. Op de A50 en A59 wordt op basis van verkeersprognoses geen plafondoverschrijding binnen 5 jaar verwacht.
Waarom liggen langs de A59 en de A50 wél geluidsschermen in de gemeenten Wijchen en Den Bosch en niet in de gemeente Oss? Kunt u dit per gemeente motiveren en nader toelichten?
In de gemeenten Wijchen (A50) en Den Bosch (A2, A59) zijn projecten aan rijkswegen uitgevoerd onder de wet geluidhinder waarvoor een akoestisch onderzoek is uitgevoerd. Uit dit onderzoek volgde de noodzaak voor het realiseren van geluidschermen. In de gemeente Oss wordt de komende 5 jaar geen plafondoverschrijding verwacht, zie antwoord 5.
Klopt het dat Rijkswaterstaat in 2018 op zes plaatsen geluidsmaatregelen langs de A50 tussen Sint-Oedenrode en Paalgraven neemt omdat de geluidsoverlast er te hoog is?4 Waarom is besloten om in 2018 geen maatregelen te nemen tussen Paalgraven en de brug bij Ravenstein?
Tussen Sint-Oedenrode en knooppunt Paalgraven is geconstateerd dat er op zes locaties sprake is van een verschil tussen de situatie zoals die beschreven is in de bestemmingsplannen en de werkelijk gebouwde situatie. Enkele geluidschermen en wallen langs dit traject wijken af van de wijze waarop deze in de bestemmingsplannen zijn opgenomen. Door deze afwijking zijn de geluidbelastingen op woningen significant hoger dan in de bestemmingsplannen is opgenomen. Voor het weggedeelte tussen Paalgraven en de brug bij Ravestein is hier geen sprake van en is er geen aanleiding voor het nemen van maatregelen.
Naar aanleiding van deze verschillen is het Geluidmaatregelenplan A50 Sint-Oedenrode Paalgraven opgesteld. De maatregelen uit dit plan worden in 2018 gerealiseerd.
Klopt het dat de geluidsproductie van de A50 tussen Sint-Oedenrode en Paalgraven lager is dan van de A50 tussen Paalgraven en Ravenstein? Betekent dit dat wordt gemeten met twee maten? Zo ja, waarom?
Het klopt dat de geluidproductie en de geluidsproductieplafonds van de A50 tussen Sint-Oedenrode en Paalgraven lager zijn dan van de A50 tussen Paalgraven en Ravenstein. De geluidproductieplafonds zijn vastgesteld op basis van de geldende wet en regelgeving.
Welke maatregelen gaat u nemen om de overlast weg te nemen. Kunt u dit toelichten? Wat is de bijdrage van verschillende varianten (geluidsscherm, tweelaags zoab, tweelaags zoab-fijn, beperking van de maximumsnelheid, geen verhoging van de maximum-snelheid in de nacht enz.) aan de reductie van de geluidsoverlast voor de omwonenden?
Omdat er op korte termijn geen overschrijding van de GPP’s wordt verwacht, is er geen aanleiding om (aanvullende) geluidmaatregelen te treffen.
Geluidshinder van de A50 in Niftrik |
|
Rob Jetten (D66), Matthijs Sienot (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de situatie in Niftrik waar al jarenlang overlast wordt ervaren van verkeer op de A50 als gevolg van het toegepaste type asfalt en de voegconstructie met de brug naar Ravenstein?1 2 3
Ja, ik ben bekend met de situatie dat er in Niftrik geluidhinder wordt ervaren van de A50 en de voegconstructie van de Maasbrug.
Kunt u aangeven wat er feitelijk bekend is bij Rijkswaterstaat (RWS) over de verwachte geluidshinder per type asfalt?
Het standaard wegdektype dat wordt toegepast op autosnelwegen is enkellaags Zeer Open Asfalt Beton (ZOAB), zo ook op de A50 nabij Niftrik. Enkellaags ZOAB wordt ook wel de standaard akoestische kwaliteit genoemd; de akoestische prestatie van dit wegdektype wordt afgezet tegen het referentiewegdek Dicht Asfalt Beton (DAB).
De geluidreductie van enkellaags ZOAB bedraagt gemiddeld ca. 3 dB ten opzichte van DAB. De geluidreductie van tweelaags ZOAB bedraagt gemiddeld ca. 5 dB ten opzichte van DAB.
Kunt u aangeven wat er feitelijk bekend is bij RWS over de verwachte geluidshinder per type voegconstructie?
Van de toegepaste voegovergangen op het hoofdwegenet is per voegovergang de geluidshinder bekend. Deze zijn vastgesteld op basis van metingen. Door Rijkswaterstaat zijn stille voegovergangen ontwikkeld om de geluidhinder te beperken. Het effect hiervan is ca 5 dB t.o.v. de normale voegovergangen.
Kunt u aangeven of de betreffende voegen voldoen aan de Richtlijn Ontwerp Kunstwerken (Rijkswaterstaat Technisch Document)?4
De Richtlijn Ontwerp Kunstwerken (ROK) betreft een beoordeling van onder andere de draagkracht van een kunstwerk en de restlevensduur van een kunstwerk en voegovergang. Uit de inspectie in 2017 van de voegovergang blijkt dat deze nog niet einde levensduur heeft bereikt. Hiermee voldoen de voegen aan de ROK.
Kunt u aangeven wat de berekende geluidshinder is voor het dorp Niftrik, zowel aan de oost- als westzijde van de A50?
Hoe hoog het geluidniveau langs een rijksweg mag zijn, hangt af van de locatie. Aan weerszijden van de rijkswegen zijn hiervoor ongeveer 60.000 referentiepunten ingesteld. De referentiepunten liggen steeds op 50 meter afstand van de weg, op 4 meter hoogte en 100 meter uit elkaar. Voor ieder referentiepunt geldt een eigen geluidsproductieplafond (GPP), passend bij de situatie ter plekke.
Jaarlijks wordt de actuele geluidproductie op de referentiepunten bepaald. Ten oosten van de A50 ter hoogte van Niftrik mag de maximale geluidsproductie tussen de 59 – 62 dB bedragen. Ten westen van de A50 ligt dit rond de 69 – 71 dB. Uit het meest recente nalevingsverslag van 2016 blijkt dat de geluidproductie ter hoogte van Niftrik 0,3 – 0,4 dB onder de maximaal toegestane geluidsproductie ligt.
Wat zijn de overwegingen geweest om dit type voegconstructie aan te leggen bij de brug?
Ten tijde van de realisatie van de brug is de huidige voeg gekozen op basis van de overspanning, soort constructie en de gewenste levensduur van de voeg.
Geluidemissie was destijds geen criterium bij de aanleg van een voegovergang. Inmiddels zijn er door RWS stille voegovergangen ontwikkeld en is dit wel het geval bij de aanleg en vervanging van voegovergangen. Dit betekent dat bij einde levensduur van dit type voegovergang er een stillere voor terugkomt.
Wat zijn de overwegingen geweest om bij de vernieuwing van het wegdek in 2012/2013 geen extra stil dubbellaags zeer open asfaltbeton aan te leggen op dit tracé, terwijl dit wel is toegepast bij andere tracés blijkens het recente notaoverleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport op 11 december 2017?
In het eerste nalevingsverslag over het jaar 2013 werd ter hoogte van Niftrik een onderschrijding van de geluidproductieplafonds (GPP’s) van 1,2 dB berekend. Derhalve was er geen aanleiding om de aanleg van een stiller wegdek in de vorm van tweelaags Zeer Open Asfalt Beton te overwegen.
Bent u bereid om de voegconstructie aan te passen, gezien het feit dat de installatie van de suskasten aan de onderzijde onvoldoende positief effect sorteert op het verminderen van de geluidshinder? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Momenteel wordt er geen nieuwe voegconstructie overwogen omdat de voegconstructie nog niet aan einde van de levensduur is.
Deelt u de mening dat RWS primair verantwoordelijk is voor de geluidshinder van de A50 en dat de kosten voor geluiddempende maatregelen, zoals een geluidsscherm of -wal daarmee ook ten laste moeten komen van RWS? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om de geluidsschermen op het betreffende tracé te verlengen en/of te verduurzamen?
Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor naleving van de geluidproductieplafonds (GPP’s) langs de A50. Hierbij baseert Rijkswaterstaat zich op hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer. Omdat er op korte termijn nog geen overschrijding van de GPP’s wordt verwacht is er geen aanleiding om maatregelen te overwegen.
Bent u gezien de lange geschiedenis van dit dossier en de aanhoudende problematiek en overlast bereid om bij Niftrik een pilot uit te voeren met actuele geluidsmetingen in plaats van -berekeningen?
De systematiek van naleving van de geluidproductieplafonds is gestoeld op geluidberekeningen. Dit neemt niet weg dat er sprake kan zijn van verschillen tussen meten en rekenen. Met in achtneming van de lokale situatie en de onzekerheden in de geluidsmetingen, is er geen aanleiding om te veronderstellen dat er hier sprake is van een situatie waarbij de rekenmethode tot onvoldoende betrouwbare resultaten zou leiden. Rijkswaterstaat zal daarom geen geluidmetingen initiëren.
Vluchtende dieren door heliherrie |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht in de Gelderlander «Koeien vluchten en geven minder melk door heliherrie» en de videobeelden die daarbij te zien zijn?1
Ja.
Bent u van mening dat er voldoende voorzorgsmaatregelen zijn genomen om boeren en omwonenden tijdig en juist te informeren over de mate van de geluidsoverlast en mogelijke impact? Zo ja, hoe heeft de communicatie hierover plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet en wat zijn hier verbeterpunten?
Ja.
Om bekendheid te geven aan de vliegoefening zijn op 15 januari 2018 alle betrokken gemeenten en veiligheidsregio’s actief geïnformeerd, met het verzoek melding te doen van de oefening op de eigen website en/of via sociale mediakanalen. De betrokken gemeenten hebben aan dit verzoek ook daadwerkelijk gehoor gegeven.
Gemeenten, landeigenaren en omwonenden waar grond(radar)systemen zijn geplaatst, zijn hierover actief geïnformeerd door middel van presentaties en (huis)bezoeken.
Op 30 januari 2018 is het besluit waarmee toestemming is verleend voor het uitvoeren van militaire vluchten voor oefendoeleinden op zeer lage hoogte tevens in de Staatscourant gepubliceerd en is het verzoek aan de lokale overheden om de informatie verder te verspreiden herhaald. Met het oog op de mogelijke overlast, is via de website van Defensie, gemeenten en lokale media ook informatie verstrekt over waar omwonenden terecht kunnen met hun klachten en op welke manier zij op individuele basis op de hoogte kunnen blijven van oefeningen en activiteiten van de helikopters.
Informatie over vliegbewegingen en oefeningen zijn en worden ook bekend gesteld via de website van Defensie en NOS teletekstpagina 766. Via diverse sociale media-kanalen van de Koninklijke Luchtmacht is vanaf begin februari informatie over deze oefening verstrekt. Op de eerste ochtend van de oefening heeft een vertegenwoordiger van Defensie een interview gegeven bij Omroep Gelderland, om een toelichting te geven over de oefening.
Naar aanleiding van deze oefening wordt de communicatie verbeterd door LTO toe te voegen aan de lijst van te informeren instanties bij grootschalige vliegoefeningen.
Gezien in de beschikking van uw ministerie (MLA/005/2018, 30 januari 2018) staat dat aaneengesloten bebouwing, ziekenhuizen, sanatoria en dergelijke worden vermeden, vallen onder «en dergelijke» ook stallen, omheind gebied waar dieren zich in bevinden en natuurgebieden? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Onder «aaneengesloten bebouwing» worden mede begrepen haven- en industriegebieden. Onder «en dergelijke» wordt bijvoorbeeld verstaan andersoortige zorginstellingen zoals psychiatrische inrichtingen en Tbs-klinieken. Voor bebouwing, waaronder begrepen stallen, geldt in het algemeen dat het overvliegen hiervan zoveel mogelijk wordt vermeden.
Wat is de afweging geweest om deze oefening boven dit gebied te houden en zijn er andere gebieden onderzocht om deze oefening te houden? Zo ja, wat is de reden dat deze andere gebieden het uiteindelijk niet zijn geworden?
Op 18 januari 2018 (Kamerstuk 34 775 X, nr. 77) is de Kamer geïnformeerd dat de meeste militaire operaties niet uitvoerbaar zijn zonder helikopters. Het vliegen op lage hoogte, zeker bij duisternis en onder dreiging van een tegenstander vergt specifieke training en ervaring. De vliegende bemanningen van de Nederlandse helikopters volgen een oefen- en trainingsprogramma om hen zo goed mogelijk voor te bereiden op een inzet. Het is niet mogelijk het oefenen met laagvliegen uit te stellen totdat vliegers en helikopters operationeel worden ingezet bij bijvoorbeeld crisisbeheersingsoperaties of humanitaire hulpoperaties. In dat geval is de tijd te kort en de training te veelomvattend om voldoende vliegers het trainingsprogramma te laten doorlopen.
Grootschalige oefeningen vinden gemiddeld een tot twee keer per jaar afgewisseld in Nederland dan wel in het buitenland plaats. In de Verenigde Staten wordt regulier vier maal per jaar gedurende een maand getraind. In zo’n maand vinden op meerdere momenten oefeningen van grotere omvang plaats.
Voor dit soort tactische oefeningen werd in het verleden gebruik gemaakt van het oefenterrein Spadeadam in Groot-Brittannië. Omdat oefeningen voor Britse eenheden daar voorrang krijgen voor oefeningen van buitenlandse eenheden, hebben Nederlandse oefeningen in het verleden niet altijd doorgang kunnen vinden. Daarom is besloten deze oefening in Nederland te houden. Dit is ook zo gebeurd in het voorjaar van 2017 in de omgeving van vliegveld Deelen. In het najaar van 2017 is er gedurende drie weken grootschalig geoefend in de omgeving van Grafenwöhr, Duitsland.
Bij de keuze van het oefenterrein is rekening gehouden met het kunnen plaatsen van radarsystemen op de grond, het gebruik van voor de helikopterbemanningen onbekend gebied, het vermijden van dichtbevolkte gebieden en het verdelen van de lasten voor de omgeving, die zijn verbonden aan dit soort oefeningen.
Wordt het geluid van een Apache helikopter, net als het geluid andere vliegtuigen zoals de F-16, «geëxporteerd» naar het buitenland? Zo ja, waarom is er in dit geval voor Nederlands grondgebied boven land gekozen? Waarom worden niet alle laagvlieg oefeningen van Apaches in het buitenland gehouden?
Voor een goede inzetbaarheid van helikopterbemanningen moet, vanwege de internationale veiligheidssituatie en vanwege de ondersteuning van civiele autoriteiten, ook in Nederland zelf worden geoefend. Op 18 januari 2018 (Kamerstuk 34 775 X, nr. 77) is de Kamer geïnformeerd dat laagvliegtraining al zoveel mogelijk wordt uitgevoerd in het buitenland en dat op het gebied van laagvliegen internationaal weinig winst meer valt te behalen, omdat de intensiteit ook daar al is gemaximaliseerd. Om de geoefendheid van helikopterbemanningen op peil te brengen en te houden zijn naast oefeningen boven of op de daarvoor aangewezen oefenterreinen in Nederland, ook incidenteel bijzondere oefeningen noodzakelijk waarbij niet de reguliere laagvlieggebieden worden gebruikt. Niet alleen om de hinder, die onmiskenbaar gepaard gaat met dit soort oefeningen, over Nederland te spreiden, maar ook om de oefenwaarde te vergroten.
Hoe is het mogelijk dat de vliegoefeningen al begonnen zijn in de periode dat het nog mogelijk was om bezwaar te maken tegen deze beschikking? Wanneer was bij Defensie bekend dat de vliegoefeningen in februari 2018 gepland zouden worden en waarom is de beschikking over de vlieghoogte in het oefengebied niet eerder gepubliceerd?
Een aanvraag voor een ontheffing voor laagvliegen wordt altijd zorgvuldig beoordeeld op verschillende aspecten. Deze beoordeling vindt eerst plaats door het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) en vervolgens door de Militaire Luchtvaart Autoriteit (MLA). De veiligheid van het luchtverkeer en de omgeving staat bij deze beoordeling voorop, maar ook aspecten zoals hinder voor derden en natuurwaarden worden afgewogen. Uit de beoordeling door de CLSK van de initiële aanvraag van 3 oktober 2017 bleek dat deze teveel beperkingen meebracht voor het overig luchtverkeer. Naar aanleiding hiervan heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden tussen het Defensie Helikopter Commando, de Staf van het Commando Luchtstrijdkrachten en de Militaire Luchtvaart Autoriteit. Uiteindelijk heeft dit proces, waarbij is gelet op de omvang en inhoud van de geplande oefeningen en de bijkomende risico's, niet eerder kunnen leiden tot een beschikking dan op 30 januari 2018.
Beschikkingen waarmee grootschalige oefeningen bekend worden gemaakt, zullen voortaan in een zo vroeg mogelijk stadium en bij voorkeur uiterlijk 4 weken voor de aanvang van een oefening worden gepubliceerd. Er blijven altijd bijzondere omstandigheden waarbij dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld bij een ongeplande of urgente oefen- of trainingsnoodzaak in verband met inzet.
Hoeveel bezwaren van belanghebbenden zijn er tegen de beschikking ingediend en wat was de aard van deze bezwaren?
Tot 5 maart 2018 zijn twee bezwaarschriften ingediend tegen de beschikking van 30 januari 2018. Het betreft bezwaren van omwonenden die zelf hinder of schade ondervinden of dieren hebben die hinder of schade ondervinden van de laagvliegende helikopters. Een van de bezwaren is ook gericht tegen de (wijze van) bekendmaking van de beschikking.
Hoeveel klachten zijn er binnengekomen naar aanleiding van deze oefeningen en is dit vergelijkbaar met andere (vlieg-)oefeningen van Defensie boven bewoond gebied? Hoeveel klachten daarvan gingen over gestreste, op hol geslagen of anderszins geschrokken dieren?
Tot 5 maart 2018 zijn 278 meldingen ingediend, waarvan 45 schadeclaims. Dit aantal is hoger in vergelijking met oefeningen die worden gehouden in de daarvoor aangewezen laagvlieggebieden. Voor oefeningen buiten de aangewezen laagvlieggebieden zijn geen cijfers beschikbaar om een vergelijking mee te kunnen maken.
Bent u bekend met wetenschappelijke onderzoeken naar de invloed van geluid op dieren, waaruit blijkt dat dieren over het algemeen gevoeliger zijn voor verstoring door geluid dan mensen, dat een relatief kortdurende en onvoorspelbare geluidsbron bij veel diersoorten werkt als een alarmsignaal die een vecht-of-vlucht reactie oproept en zich uit in een fysiologische stressreactie met allerlei negatieve gevolgen voor het dierenwelzijn?2 Zo nee, wilt u kennisnemen van dergelijke onderzoeken voor besluitvorming over toekomstige oefeningen? Zo ja, in hoeverre is deze kennis meegewogen in de besluitvorming over deze oefeningen?
Ja, hiermee ben ik bekend. Er kan niet in zijn algemeenheid worden gesteld dat geluid van luchtvaartuigen leidt tot reacties bij dieren. Dit hangt samen met verschillende factoren, waaronder de zichtbaarheid van, de afstand tot en de hoogte van het luchtvaartuig, de locatie van het dier (binnen of buiten), de gevoeligheid van het dier en de tijd van het jaar (bijvoorbeeld het broedseizoen), de regelmaat van passerende luchtvaartuigen, de omvang van het luchtvaartuig en de hoeveel geluid dat wordt geproduceerd.
Bij besluitvorming over een oefening worden verschillende aspecten meegewogen, waaronder hinder voor mens en mogelijke schade aan flora en fauna.
Wat is het aantal «Ke» (kosteneenheden) en/of dB(A) dat laagvliegende en/of stil hangende Apaches veroorzaken?
Kosteneenheid (Ke) is een eenheid om de geluidsbelasting rond vliegvelden te berekenen. Het aantal Kosteneenheden is de optelsom van een aantal factoren, die bepalend zijn voor de geluidsbelasting en wordt berekend over een periode van een jaar. Het aantal kosteenheden en/of dB(A) van een Apache kan niet generiek worden gegeven, dit is afhankelijk van de afstand in meters vanaf de waarnemer tot de geluidsbron, het aantal vliegdagen en het aantal toestellen.
Het aantal «Ke» (kosteneenheden) en/of dB(A) is bedoeld om geluidsoverlast te meten voor de mens. Is er ooit onderzoek gedaan naar het effect van geluidshinder veroorzaakt door (Defensie-)vliegtuigen of helikopters bij dieren met dezelfde «Ke» en/of dB(A) metingen, aangezien dieren gevoeliger zijn voor geluid dan mensen? Zo nee, bent u met de Partij voor de Dieren van mening dat hier onderzoek naar gedaan moet worden?
Defensie heeft in het verleden onderzoek laten uitvoeren en draagt bij aan onderzoek naar de effecten van geluid van militaire helikopters op dieren. Onder meer in 2010 door het NLR en WUR over de effecten op geiten3en in 2015 door Imares over de effecten op vogels4. De Koninklijke Luchtmacht draagt momenteel bij aan het onderzoek Cumulative Human Impact on biRd Populations (CHIRP) 5.
Zijn er door waarnemers ter plekke geluidsmetingen gedaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zijn er geluidsoverschrijdingen geweest en in welke mate?
Nee, bij militaire laagvliegoefeningen worden geen geluidmetingen gedaan.
Gezien de videobeelden en berichtgeving over gestreste en van slag zijnde koeien, op hol geslagen en uitgebroken paarden, bent u met de Partij voor de Dieren van mening dat de laag vliegoefeningen boven dit gebied direct gestaakt dienen te worden? Zo nee, waarom niet?
Hinder en overlast is vervelend voor diegene die het treft, maar is onvermijdelijk bij dit soort oefeningen. Deze laagvliegoefeningen zijn noodzakelijk om de inzetbaarheid van de krijgsmacht op peil te brengen en te houden, in het belang van de veiligheid van Nederland. Naar aanleiding van de hinder bij stallen met dieren als gevolg van deze oefening, zijn afspraken gemaakt met vertegenwoordigers van LTO Noord, om de overlast bij stallen met dieren bij het vervolg van de oefening te beperken. Schade aan vee of andere eigendommen, die onverhoopt toch zou ontstaan, wordt vergoed. Claims in dat kader worden binnen Defensie afgehandeld conform de «Regeling melding verkeers- en oefenschade Defensie».
Een werkbezoek aan de vereniging RONA voor de belangen van de omwonenden van het spoor langs de IJssellijn, Twentelijn en Twentekanaallijn in Overijssel en Gelderland |
|
Remco Dijkstra (VVD), Betty de Boer (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat als gevolg van de werkzaamheden aan de Betuweroute meer goederentreinen worden gerouteerd over de IJssellijn, Twentelijn en Twentekanaallijn? Zo ja, om hoeveel treinen gaat het hier? Wat zijn de gevolgen van het verder uitstellen van de aanleg van de Betuweroute aan Duitse zijde voor dit goederenverkeer?
Ja. Zonder omleidingen maken gemiddeld 23 treinen per dag gebruik van de grensovergang Oldenzaal – Bad Bentheim; met omleidingen is dat 32 (cijfers 2016). De capaciteit van deze grensovergang bedraagt ongeveer 96 treinen per dag. Het merendeel hiervan maakt gebruik van de IJssellijn en de Twentelijn; gebruik van de Twentekanaallijn kan niet worden uitgesloten, maar blijft relatief gering. De mogelijke uitloop van ingebruikname van het Derde spoor kan betekenen dat ook na 2022 treinverkeer omgeleid zal moeten worden, ook via deze grensovergang. Momenteel beziet ProRail de consequenties hiervan voor het eerder door de Stuurgroep Derde spoor Duitsland geformuleerde maatregelenpakket.
Klopt het dat gemeentebestuurders niet weten welke gevaarlijke stoffen er in de treinen zitten die door hun gemeenten rijden? Welke manieren zijn er om dat wel snel te achterhalen als het nodig is? Deelt u de mening dat er meer transparantie moet komen over het aantal goederentreinen met gevaarlijke stoffen en vooral ook welke stoffen er getransporteerd worden zodat veiligheid in de regio's wordt bevorderd en het draagvlak onder omwonenden wordt vergroot? Bent u bereid om alles op alles te zetten om de gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk via de Betuweroute of het water te geleiden? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat klopt niet. Gemeentebestuurders kunnen – vanuit hun verantwoordelijkheid voor de crisisbeheersing – snel beschikken over informatie ten aanzien van welke gevaarlijke stoffen in een trein zitten die door hun gemeente rijdt. De hulpdiensten kunnen namelijk desgevraagd met één druk op de knop beschikken over deze informatie. Met mijn brief van 15 februari 2017 heb ik de resultaten van onderzoek door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) naar de juistheid van de registratie van gevaarlijke stoffen op doorgaande treinen met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 30 373, nr. 65). Hieruit bleek dat de lading in doorgaande treinen overeenkomt met de wagenlijsten in het OVGS-systeem en er geen afwijkingen zijn geconstateerd. Dat betekent dat de informatie in dit systeem actueel is. Ten aanzien van de informatie over gevaarlijke stoffen in (stilstaande of rangerende) treinen op emplacementen is de registratie in het daarvoor bestemde WLIS-systeem nog onvoldoende. In de genoemde brief heb ik u geduid welke maatregelen ik hieromtrent heb getroffen.
Ik onderschrijf het belang van transparante informatievoorziening. Dit gebeurt ook al via publicatie van de vervoerscijfers in kwartaalrapportages. De vraag is of dit niet sneller kan en of informatie ook meer proactief kan worden verstrekt. In het lopende onderzoek naar de robuustheid van het Basisnet worden de mogelijkheden hiervoor in kaart gebracht. Voor het zomerreces informeer ik u over de uitkomsten hiervan.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zet ik mij maximaal in op het gebruik van de Betuweroute. Zoals gesteld in de brief van 29 april 2015 (Kamerstuk 29 984, nr. 601) wordt tijdens perioden van omleiding de resterende capaciteit op de Betuweroute primair gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dat is de afspraak die ik met vervoerders hieromtrent heb gemaakt. Mocht deze capaciteit niet voldoende zijn, dan zullen treinen met gevaarlijke stoffen ook van andere routes, waaronder de routes door Oost-Nederland, gebruik moeten maken.
Momenteel onderzoekt het bureau Binnenvaart de mogelijkheden om de binnenvaart in te zetten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (zie: Kamerstuk 30 373, nr. 63). Dit bureau vervult een «makelaarsfunctie» tussen verladers die traditioneel van het spoor gebruik maken en de binnenvaartsector. De uiteindelijke keuze is echter aan de desbetreffende verladers. Voor het zomerreces verwacht ik de resultaten van dit onderzoek met u te kunnen delen.
Is het in een geval van een calamiteit voldoende duidelijk wie verantwoordelijk is en voor wat? Kunt u toelichten hoe dit geregeld is met het lokale bestuur, de veiligheidsregio en andere betrokken instanties?
Ja. In het geval van een calamiteit is de betreffende gemeente verantwoordelijk voor de crisisbeheersing. Afstemming bij calamiteiten met het lokale bestuur, de veiligheidsregio en andere betrokken instanties vindt plaats binnen daartoe ingerichte crisisbeheersingsstructuren. Vertegenwoordigers van de spoorsector nemen hier op verzoek aan deel. Ter plaatse vindt afstemming plaats tussen de leidinggevende van brandweer of politie en de algemeen leider (Officier van Dienst) van ProRail. De hulpdiensten hanteren daarbij een opschalingsmodel conform de gecoördineerde regionale inzetbestrijdingsprocedure (Grip). Om de afspraken voor iedereen helder te maken is een convenant gesloten tussen ProRail en het Veiligheidsberaad / Korpsbeheerders politie. Op basis hiervan zijn regionale convenanten met Veiligheidsregio’s / politieregio’s gesloten en is de uitvoering hiervan uitgewerkt in regionale operationele planvorming. Taken en verantwoordelijkheden op bestuurlijk niveau zijn weergegeven in een bestuurlijke netwerkkaart.1
Hoe staat het met de effectiviteit van het maatregelenpakket langs de IJssellijn, Twentelijn en Twentekanaallijn en operationele maatregelen die hier zijn geïmplementeerd en om welke maatregelen gaat het hier dan eigenlijk (Kamerstuk 29 984, nr. 711)? Wat zijn in dit verband de toezeggingen uit het verleden als het gaat om het voorkomen van (geluids- en trillingen) hinder en overlast door spoorverkeer als het gaat om het traject door Oost-Nederland. Had het maatregelenpakket hier geen betrekking op? Deelt u de mening dat extra investeringen langs deze spoorlijnen noodzakelijk zijn (zeker gezien vertraging Betuweroute), een en ander in overleg met de omwonenden, om hier de geluidshinder en trillingen te beperken door middel van geluidsschermen, geluidsdempers en andere denkbare maatregelen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om deze extra maatregelen op korte termijn te treffen, te dekken uit de investeringsruimte spoor tot 2030? Zo nee, waarom niet?
Met de provincies Gelderland en Overijssel heb ik overleg gevoerd over het voorkomen van de al jaren in Oost-Nederland ervaren hinder en overlast door spoorverkeer. Naar aanleiding hiervan zijn afspraken gemaakt over een pakket aan maatregelen die de robuustheid van de Bentheimroute als omleidingsroute kunnen vergroten. Met dit pakket wordt beoogd de omgevingshinder te verminderen en de veiligheid te vergroten. De concrete maatregelen zijn beschreven in mijn brief van 3 oktober 2016 (Kamerstuk 30 373, nr. 63). Het gaat daarbij onder meer om «no regret»-maatregelen die in het kader van het Meerjarenprogramma Geluidsanering naar voren zullen worden gehaald vanwege de omleidingen: op diverse locaties langs de IJssellijn en de Twentelijn kan mogelijk 16 kilometer spoor voorzien worden van raildempers (zie: Kamerstuk 29 984, nr. 694). Ik ga er van uit dat met deze maatregelen voldoende verbetering gerealiseerd wordt.
Bent u op de hoogte van de Duitse aanpak waar de regering middelen beschikbaar stelt aan vervoerders om het materieel geluidsarmer te maken? Bent u bereid om met Duitsland een gezamenlijke aanpak te hanteren in dezen? Zo nee, waarom niet? Bent u in navolging van Duitsland ook bereid om middelen beschikbaar te stellen uit de vrije beleidsruimte spoor aan spoorgoederenvervoerders om het materieel geluidsstiller te maken? Zo nee, waarom niet?
Ja. In Nederland ondersteun ik het bronbeleid spoorweggeluid met nationale financiering sinds 2013. Vervoerders ontvangen een bonus van € 0,04 per wagonkilometer voor de inzet van wagons met omgebouwde (K of LL-) remblokken, welke ProRail verrekent met de gebruiksvergoeding. De maximum bonus bedraagt € 4.800 per wagon. Dit bedrag is een tegemoetkoming voor de ombouwkosten en de extra onderhoudskosten. ProRail werkt samen met de Duitse en Zwitserse infrastructuurbeheerders (i.c. DB Netz en SBB-infrastructuur) om het uitkeren van de bonus administratief te vereenvoudigen. De bonusregeling loopt ingevolge de uitvoeringsverordening 2015/429/EU door tot en met 31 december 2021. In dit perspectief zie ik geen noodzaak om extra middelen in te zetten.
De voorgenomen zeer lage aanvliegroutes met veel geluidsoverlast in Overijssel naar vliegveld Lelystad |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitwerking van de aanvliegroutes door Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) naar de luchthaven Lelystad, zoals die is gedaan naar aanleiding van het besluit vaststelling luchthaven Lelystad en het advies van de Alderstafel Lelystad?1
Ja, ik ben bekend met de uitwerking van deze aanvliegroutes. Voor een goed begrip van mijn overige antwoorden licht ik graag kort het proces dat hieraan voorafgegaan is toe.
In 2014 heeft de Alderstafel Lelystad een unaniem advies uitgebracht over de vertrek- en naderingsroutes in het lagere luchtruim3. Voor deze routes werden als uitgangspunten geformuleerd: het zo veel mogelijk vermijden van vliegen over woonkernen, een vlieghoogte van tenminste 6.000 voet boven «het oude land», en een vlieghoogte van tenminste 3.000 voet boven Natura 2000 gebieden. Aan deze uitgangspunten wordt in de uitwerking van de aanvliegroutes niet getornd; dit is ook bevestigd door de Alderstafel op 3 maart jl. In de adviezen van de Alderstafel is steeds aangegeven dat er één uitzondering is op het uitgangspunt dat boven «het oude land» niet lager dan 6.000 voet gevlogen wordt. Voor naderend verkeer vanuit het zuiden was al in 2014 de conclusie dat 6.000 voet niet overal realiseerbaar zou zijn vanwege het benodigde daalprofiel om de eindnadering naar de luchthaven veilig te kunnen uitvoeren.
De door de Alderstafel geadviseerde vertrek- en naderingsroutes in het lagere luchtruim vormden de basis voor het MER en het Luchthavenbesluit Lelystad 2015. Deze routes zijn inmiddels een gegeven. Aan de vaststelling van het Luchthavenbesluit zijn diverse druk bezochte informatiebijeenkomsten voor bestuurders en omwonenden in Flevoland, Overijssel en Gelderland voorafgegaan. De routes zijn publiek bekend gemaakt, o.a. via de website platformparticipatie.nl en via de site van de Alderstafel Lelystad. Ook zijn de documenten in voorhang aan de Eerste en Tweede Kamer aangeboden. Voorts heeft de Commissie voor de m.e.r. in september 2014 een positief advies uitgebracht over het MER, met de constatering dat alle voor de besluitvorming benodigde informatie over de milieueffecten beschikbaar was.
In het Luchthavenbesluit was ook de ligging van de naderingsroutes vanuit Overijssel opgenomen. Voor het deel van de nadering vanaf 3.000 voet tot aan de grond, geldt dat ook de hoogteprofielen hiervan deel uitmaakten. Dit deel van de route ligt ruim binnen het MER gebied (zie vraag 8).
Door LVNL en CLSK wordt nu gewerkt aan het ontwerpen van de aansluitingen van de vertrek- en naderingsroutes in het lagere luchtruim op de «snelwegen» in het hogere luchtruim. Hierbij horen ook het ontwerp van de wachtgebieden bij Lemelerveld en Steenwijk, en het hoogteprofiel van de aanvliegroute vanaf het beginpunt op 6.000 voet bij Lemelerveld (zuid) dan wel Steenwijk (noord) tot aan 3.000 voet.
Kunt u de Kamer een kaart doen toekomen met de voorgestelde aanvliegroutes en wachtcirkels? Kunt u op die kaart de stukken waar vliegtuigen lager dan 2.000 meter (kunnen) vliegen, helder aangeven? Kunt u op die kaart de stukken waar vliegtuigen lager dan 1.000 meter (kunnen) vliegen, helder aangeven met een andere kleur?
De kaarten van de op basis van het Aldersadvies gekozen set van vertrek- en naderingsroutes, zoals opgenomen in het Luchthavenbesluit, zijn bijgevoegd in bijlage 2.
Zoals aangegeven bij vraag 1 maakten de routes tot 3.000 voet deel uit van het advies van de Alderstafel Lelystad, alsmede van het daarop volgende MER en het Luchthavenbesluit 2015. De inrichting van de wachtgebieden en de uitwerking van het hoogteprofiel van het gedeelte van de naderingsroutes tussen 6.000 en 3.000 voet maken deel uit van de lopende uitwerking van de aansluitingen op het hogere luchtruim. Daarbij geldt dat het naderend verkeer, conform het Aldersadvies, zo lang mogelijk op 6.000 voet blijft vliegen en zo laat mogelijk – binnen het MER gebied – daalt naar 3.000 voet. Voor de zuidoostelijke naderingsroute over Overijssel betekent dit, dat verkeer naar Lelystad boven Twente aanzienlijk hoger dan 6.000 voet het Nederlandse luchtruim binnenkomt, en vervolgens daalt om ter hoogte van het wachtgebied van Lemelerveld op 6.000 voet te vliegen. Boven centraal Overijssel wordt op 6.000 voet verder gevlogen, waarna pas nabij Zwolle de daling richting 3.000 voet wordt ingezet. Hetzelfde geldt voor de naderingsroute vanuit het noordoosten via Steenwijk. Slechts in uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld wanneer gelijktijdig vertrekkende en naderende vliegtuigen elkaar kruisen en uit elkaar gehouden moeten worden, kan een verkeersleider gedwongen worden van het standaardprofiel af te wijken. In dat geval kan een verkeersleider er voor kiezen om een vertrekkend vliegtuig (als het overige verkeer dat toelaat) sneller te laten klimmen, of is hij gedwongen om uit veiligheidsoogpunt een naderend toestel eerder te laten dalen.
Voor de beide wachtgebieden bij Lemelerveld en Steenwijk geldt, dat deze slechts in uitzonderlijke situaties gebruikt zullen worden. Alleen in geval van bijvoorbeeld een verstoring op de luchthaven Lelystad (bijvoorbeeld een toestel dat de landingsbaan blokkeert) kan het nodig zijn dat één vliegtuig in het wachtgebied één of meer rondes moet maken, alvorens door te kunnen vliegen. De hoogte waarop dit gebeurt is in principe altijd 6.000 voet. Dit zal echter slechts bij uitzondering nodig zijn. Ter vergelijking: rond de luchthavens Eelde, Beek en Eindhoven worden wachtgebieden gemiddeld niet meer dan eens per kwartaal gebruikt. De kans dat twee toestellen tegelijkertijd in hetzelfde wachtgebied opgevangen moeten worden, en waarbij er dan één lager dan 6.000 voet moet gaan vliegen, is nog veel kleiner.
Waren deze lage aanvliegroutes opgenomen in de plannen die in 2014 ter inzage gelegd zijn?2
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven zijn de vertrek- en naderingsroutes in het lagere luchtruim, alsmede de ligging van de naderingroutes vanuit Overijssel onderdeel geweest van het reguliere consultatieproces.
Kunt u op een aparte kaart aangeven in welke gebieden er sprake kan zijn van geluidshinder door dit vliegveld en hoe groot die geluidshinder kan zijn?
In de MER zijn verschillende geluidscontouren gepresenteerd, die volgen uit de ontwikkeling van Lelystad naar een luchthaven met 45.000 vliegtuigbewegingen. De grootste geluidscontour is de 40 dB(A) Lden contour. Op basis van de dosis-effectrelatie voor vliegtuiggeluid5 is circa 5% van het aantal mensen bij deze geluidsbelasting ernstig gehinderd. In het luchthavenbesluit worden de 48, 56 en 70 dB(A) Lden contour vastgelegd. Buiten het MER gebied ligt de geluidshinder onder de genoemde grenzen.
Figuur 29 uit «MER deel 4A Deelonderzoek geluid» geeft de geluidsbelasting weer en is opgenomen in bijlage 3.
Vanaf hoever voor de landing vliegen de vliegtuigen op een hoogte van minder dan 2.000 meter? Kunt u vergelijkbare situaties in Nederland geven waarbij vliegtuigen al zo ver van de luchthaven zo laag vliegen met alle overlast die daarbij hoort?
Zie antwoorden 1 en 2.
Het ontwerp van aanvliegroutes is met name afhankelijk van internationaal vastgestelde ontwerpeisen, de lokale omstandigheden in de omgeving van de luchthaven (bijvoorbeeld obstakels) en de structuur van het luchtruim in de buurt van de luchthaven. Dit maakt aanvliegroutes luchthavenspecifiek.
Bij het aanvliegen van baan 06 (Kaagbaan) op Schiphol is het gebruikelijk dat vliegtuigen in de omgeving van Den Haag een hoogte van 6.000 voet bereiken.
Kunt op de kaart (onder 2) aangeven waar de wachtgebieden liggen en waar de Natura 2000-gebieden liggen?
Zie antwoord 2.
Voor wat betref de ligging van de Natura 2000 gebieden is in bijlage 4 figuur 5.2 uit «MER deel 4E Deelonderzoek beschermde natuurgebieden» opgenomen.
Klopt het dat de Alderstafel het vliegen boven Natura 2000-gebieden afwijst?
Dit klopt niet. Een belangrijk element uit het Aldersadvies uit 2012 is het overvliegen van Natura 2000-gebieden, en met name de Oostvaardersplassen, op minimaal 3.000 voet. Dit in verband met instandhoudingsdoelen voor Natura 2000 gebieden. De gekozen routeset voldoet aan dit uitgangspunt.
Kunt u op de kaart aangeven welk deel van het gebied betrokken is geweest bij de milieueffectrapportage (MER) die is uitgevoerd?
In het MER is per onderzocht effect een studiegebied bepaald tot waar de milieueffecten zich uitstrekken. In de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) is de scope aangegeven van MER voor wat betreft het nagaan van de effecten van het geluid. De NRD heeft in de periode augustus-september 2013 ter inzage gelegen en is door mij in december 2013 vastgesteld. In lijn met deze NRD is in de MER de geluidhinder nagegaan en contouren berekend: 40 dB(A) tot 70 dB(A) Lden en de 30 dB(A) tot 60 dB(A) Lnight. Het bijbehorende studiegebied voor vliegtuiggeluid is op de kaart in bijlage 5 uit het MER te zien (blauwe rand).
Klopt het dat de MER uitgevoerd ter voorbereiding van het Luchthaven Lelystad-besluit, het gebied van de Flevopolder, de Veluwezoom en Kampen-Zwolle-Zwartewaterland heeft bezien, en dat het gebied ten Oosten van de IJssel niet in beschouwing is genomen?
Dat klopt. Er is in het MER niet gekeken naar de milieueffecten ten oosten van de IJssel. In het MER is gekeken naar het gebied waar onder andere vanuit geluidshinder effecten zijn te verwachten. Zie antwoord op vraag 8.
Buiten het MER gebied, waaronder de genoemde delen van Overijssel is geen sprake van laag overvliegend verkeer en derhalve liggen de geluidsniveaus (ver) onder de grenswaarden van de MER.
Was er een vertegenwoordiger uit de provincie Overijssel aanwezig bij de Alderstafel? Zo nee, waarom niet?
De Provincie Overijssel is vanaf de start van de Alderstafel via de Provincie Gelderland vertegenwoordigd. De beide provinciale besturen hebben hierover bestuurlijke afspraken gemaakt.
Deelt u de mening dat het opportuun is dat er een nieuwe MER uitgevoerd wordt, die ook gebieden in Overijssel meeneemt waarover laag gevlogen wordt?
Nee.
In deze delen van Overijssel is geen sprake van laag overvliegend verkeer en derhalve liggen de geluidsniveaus (ver) onder de grenswaarden van het MER. Ik zie daarom ook geen aanleiding om het studiegebied van het MER (zie antwoord op vraag 8) te wijzigen.
Deelt u de mening dat er ten minste twee vertegenwoordigers van de provincie Overijssel uitgenodigd dienen te worden voor de Alderstafel?
Naar ik begrijp heeft de heer Alders inmiddels besloten om naast de provincie Gelderland voortaan ook de gedeputeerde van Overijssel permanent uit te nodigen om deel te nemen aan het overleg van de Alderstafel Lelystad. Deze was bij het overleg van de Alderstafel van 3 maart jl. reeds aanwezig.
Deelt u de mening dat gezocht dient te worden naar aanvliegroutes die veel hoger liggen en dus veel minder overlast geven?
Zoals mijn beantwoording van vragen 1 en 2 aangeven is er geen sprake van lang en onnodig laag vliegen boven Overijssel, noch van afwijken van eerder gemaakte afspraken. Slechts in uitzonderingssituaties kan het, om veiligheidsredenen, nodig zijn om van de standaard procedures af te wijken.
Voor de aansluitroutes van en naar Lelystad is voorts van belang dat deze ontworpen dienen te worden binnen de huidige luchtruimstructuur. Hierbij dient o.a. rekening te worden gehouden met de huidige ligging van de druk bevlogen naderingsroutes naar Schiphol. Als gevolg hiervan kan de zuidoostelijke naderingsroute naar Lelystad vanaf Lemelerveld niet hoger liggen dan 6.000 voet, omdat de ondergrens voor het verkeer naar Schiphol op 7.000 voet ligt. Deze uitgangspunten zijn conform de eerder gemaakte afspraken aan de Alderstafel Lelystad.
Zoals ik uw Kamer al meerdere malen heb aangegeven, zal voor een verdere doorgroei van Lelystad naar op termijn 45.000 vliegbewegingen een aanpassing van de luchtruimstructuur nodig zijn. Dan ontstaat waarschijnlijk ruimte om verkeer van en naar Lelystad gunstiger in te passen. Hierbij kunnen dan ook suggesties en voorstellen uit de regio betrokken worden.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat er een snel een proces op gang komt waarin alternatieve routes uitgewerkt worden en aangedragen alternatieven (zoals die van de gemeente Dalfsen) overwogen worden? Kunt u deze vragen een voor een en ten minste een week voor de verkiezingen beantwoorden?
Op dit moment werken LVNL en CLSK aan het ontwerp van de aansluitroutes op het hogere luchtruim. Dit ontwerpproces is volgens planning in mei 2017 afgerond. Voor zover inpasbaar binnen de huidige randvoorwaarden en luchtruimstructuur ben ik bereid LVNL en CLSK te vragen om te bezien welke optimalisaties in het verdere ontwerp van de aansluitroutes mogelijk zouden zijn. Voorstellen uit de regio die buiten de huidige randvoorwaarden en luchtruimstructuur gaan, kunnen betrokken worden bij een toekomstige herinrichting van het luchtruim.
Het bericht dat de ontwikkeling van moderne communicatie richting omwonenden Schiphol vastloopt |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Klachten over Schiphol rijzen de pan uit»?1
Ja.
Kunt u zich herinneren dat de Kamer ongeveer een jaar geleden de motie Belhaj2 heeft aangenomen waarin de regering wordt verzocht een moderne strategie voor sociale media te ontwikkelen zodat omwonenden van Schiphol real time onder andere informatie over vliegbewegingen kunnen raadplegen, waarschuwingen voor afwijkingen kunnen ontvangen en eventueel klachten kunnen indienen?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat een jaar nadat de Kamer deze motie aannam er echter nog altijd geen moderne sociale mediastrategie ligt en er nog altijd geen applicatie is ontwikkeld? Zo nee, waarom niet? Hoe beoordeelt u het proces tot dit moment en de uiteindelijke stand van zaken?
Ik acht het van belang dat er een door alle partijen gedragen en gezamenlijk ontwikkelde aanpak komt voor de informatievoorziening aan de omgeving van Schiphol. Daarom heb ik in de opdrachtverlening d.d. 14 maart 2016 aan de Omgevingsraad Schiphol voor een toekomstbestendig nieuw normen- en handhavingstelsel gevraagd de komende periode uitwerking te geven aan een effectieve en efficiënte informatievoorziening. Dit ter uitvoering van de motie-Belhaj. Er wordt al veel informatie aangeboden door ondermeer Schiphol, de LVNL en de provincie Noord-Holland. Nauwe samenwerking met deze partijen bij de uitvoering van de motie is randvoorwaardelijk om tot de gewenste modernisering van de informatievoorziening te kunnen komen omdat deze partijen voor een belangrijk deel de bron zijn van de gewenste informatie. De rijksoverheid, die zelf niet beschikt over de aan te bieden informatie, vervult dus vooral een faciliterende rol in de ORS taskforce informatievoorziening, waarin zowel de aanbieders van de informatie als de ontvangers van de informatie vertegenwoordigd zijn.
Met de genoemde partijen én de bewoners als ontvangers van de informatie is overleg gevoerd over de inrichting van de modernisering. Op 30 september 2016 is een door partijen – sector, bewoners, overheden – ontwikkelde strategie vastgesteld in de Omgevingsraad Schiphol. Daarbij zijn de in de motie Belhaj genoemde kaders expliciet als uitgangspunt gehanteerd. De taskforce streeft ernaar informatie op een effectieve en kostenefficiënte wijze beter toegankelijk te maken, actueel (zo veel mogelijk real time) en gebundeld op één plek. Daarnaast wordt ook bekeken welke aanvullende informatie mogelijk nog geboden kan worden. Dit is een complex proces, waarbij ook goed wordt gekeken naar de informatiebehoefte in de omgeving van Schiphol. De opdrachtverlening voor de eerste stap in dit proces heeft voor de jaarwisseling plaatsgevonden. Ik heb er vertrouwen in dat dit voorjaar de eerste resultaten worden opgeleverd en zal uw Kamer voor de zomer over de voortgang informeren.
Deelt u de conclusie dat de ontwikkeling van moderne communicatie richting omwonenden van Schiphol op dit moment is vastgelopen en dat dit onder andere te maken heeft met geldgebrek? Zo nee, waarom niet?
Na vaststelling van de strategie eind september is er met Schiphol – als eigenaar van de NOMOS-meetposten in de omgeving van Schiphol – gesproken over het moment waarop de NOMOS-website wordt geïntegreerd in de nieuw op te zetten mobiele applicatie. De aanvankelijke opzet, waarbij de huidige inrichting van het NOMOS-meetnet als uitgangspunt diende, zou in de opvatting van Schiphol leiden tot een desinvestering. De oplossing is inmiddels gevonden door de volgorde in de uitrol van de mobiele applicatie aan te passen. De technische ontwikkeling van de mobiele applicatie start met de integratie – en mobiel toegankelijk maken – van de websites «vliegverkeer inzicht» en «wonen bij Schiphol» in combinatie met de uitbreiding met een module voor een toelichting op het actuele baangebruik.
De opdrachtverstrekking voor het ontwikkelen van deze mobiele applicatie heeft voor de jaarwisseling plaatsgevonden. Daarbij wordt rekening gehouden met de toevoeging in de toekomst van de toepassing van een «geluidweerbericht». Daaraan wordt momenteel gewerkt door het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR). Dit gebeurt binnen het Knowledge Development Center waarvan het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, naast KLM, LVNL en Schiphol één van de opdrachtgevers is. De toepassing bevindt zich momenteel in de ontwikkel- en testfase.
Parallel wordt de discussie over de toekomstige inrichting en informatievoorziening van het NOMOS-meetnet versneld. Na afronding van deze discussie zal ook deze informatie aan de nieuwe applicatie worden toegevoegd.
Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de kosten niet het probleem zouden moeten zijn, daar het hier een miljoenenonderneming en tevens Staatsdeelneming betreft?
Via de reguliere bekostiging van de ORS heb ik bijgedragen aan de ontwikkelingkosten van de mobiele applicatie. Daarnaast heb ik € 75.000,- beschikbaar gesteld ten behoeve van de toevoeging aan de applicatie van een module met een toelichting op het actuele baangebruik. LVNL, Schiphol en de provincie Noord-Holland dragen bij door hun bestaande instrumenten en informatie in te brengen.
Deelt u de overweging in de genoemde motie dat de ontwikkeling van een moderne, transparante en proactieve informatievoorziening over vliegbewegingen, simultaan aan de invoering van het nieuwe normen- en handhavingsstelsel, bijdraagt aan het draagvlak onder omwonenden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Deelt u de mening dat een moderne, transparante en proactieve informatievoorziening het beste bereikt kan worden met moderne communicatiemiddelen, zoals sociale media en een applicatie voor smartphones en tablets waar de genoemde motie om vraagt? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven hoe u dit dan voor ogen ziet?
Ja, waarbij nadrukkelijk aandacht bestaat voor de integratie van bestaande stromen van informatievoorziening en het uiteindelijke informatieaanbod.
Deelt u de mening dat van zulk een moderne, servicegerichte manier van communiceren een positieve houding uitgaat waarbij mensen het gevoel krijgen serieus te worden genomen, in plaats van de negatieve houding die gepaard gaat met het verspreiden van informatie op allerlei websites en door het stellen van een vraag of indienen van een klacht eerder zo moeilijk mogelijk te maken dan zo makkelijk mogelijk? Zo nee, waarom niet?
Ja, met nadrukkelijk ook aandacht voor verwachtingenmanagement over de mate waarin het indienen van een klacht kan leiden tot ander beleid of een andere bedrijfsvoering.
Deelt u de mening dat het gebrek aan een dergelijk moderne, servicegerichte manier van communiceren wel eens zou kunnen bijdragen aan de stijging van 30% aan ingediende «officiële» klachten?3 Zo nee, waarom niet?
De wijze van communiceren met de omgeving is in 2016 niet anders geweest dan het voorgaande jaar. Een applicatie die het mogelijk maakt om omwonenden van Schiphol te informeren over vliegbewegingen en vliegtuiggeluid kan een belangrijke bijdrage leveren aan de actuele informatievoorziening aan omwonenden. Het aantal klachten en melders verschilt per jaar. De belangrijkste verklaringen voor deze verschillen zijn de mate van beschikbaarheid van geluidpreferente banen op Schiphol, weercondities en het verkeersvolume.
Deelt u de mening dat de ontwikkeling van een applicatie als kern van een moderne een moderne sociale mediastrategie het grote voordeel biedt dat die omwonenden in staat stelt hun dagschema aan te passen aan de te verwachte hinder op een bepaalde periode van de dag en dat dit juist vragen en klachten kan schelen? Zo nee, waarom niet?
Een transparante informatievoorziening heeft voor mij waarde in zichzelf. De wijze waarop die informatievoorziening zich vervolgens al dan niet vertaalt in aangepast gedrag van omwonenden laat ik graag aan de vrijheid van afweging van de omwonenden zelf. Mij gaat het er om dat ze in staat worden gesteld om een afweging te maken op basis van de informatievoorziening.
Deelt u voorts de mening dat ook Schiphol de omwonenden centraal moet stellen in de communicatie en dat een moderne, nieuwe sociale mediastrategie richting omwonenden op vergelijkbare wijze zou moeten functioneren als de strategie die NS hanteert richting de burger? Zo nee, waarom niet?
Het gaat om maatwerk. Daarbij is aandacht van belang voor de houder van de informatie. Dat is in het onderhavige geval zeker niet uitsluitend en in de eerste plaats Schiphol. Te denken valt aan de Luchtverkeersleiding Nederland die ook actief medewerking verleent aan de totstandkoming van de door u gevraagde mobiele applicatie alsmede de overheden in het gebied. Daarnaast is het van belang om de doelgroep, de omwonenden, in het oog te houden.
Welke actie gaat u ondernemen zodat de motie alsnog wordt uitgevoerd zoals hierboven geschetst en zodat er dus zo snel mogelijk een moderne sociale mediastrategie komt met als kernpunt een applicatie voor smartphones en tablets die voornoemde functionaliteiten biedt, zoals de motie vraagt?
Mijn betrokkenheid – zoals hierboven aangegeven – zal ik continueren bij de verdere uitvoering. Over de voortgang met betrekking tot de oplevering van de in ontwikkeling zijnde mobiele applicatie zal ik de Kamer voor de zomer informeren.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk en volledig beantwoorden?
Ja.
De aanpak geluidhinder spoor |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven hoe u tot de slotsom gekomen bent dat er een investering van circa vier miljoen euro nodig is om de meest urgente locaties van booggeluid aan te pakken?1 Hoe is dit bedrag opgebouwd?
Booggeluid kan sterk worden verminderd door plaatsing van zogeheten Spoorstaafconditioneringssystemen (SSCS-sen) langs het spoor. Bij de bepaling van de hoogte van de investering heb ik mij gebaseerd op de recente ervaringen van ProRail en van mijn ministerie met aanschaf en onderhoud van deze installaties (er staan reeds meer dan 2000 SSCS-sen op spooremplacementen). Deze ervaringen betreffen zowel de benodigde aantallen, als de aanschaf- en onderhoudskosten van de SSCS-sen. Het bedrag van vier miljoen euro is inclusief beheer en onderhoud tot het einde van de MIRT-periode (2030). De gemeenten Eindhoven en Oss hebben recent op eigen kosten SSCS-systemen laten plaatsen; mijn ministerie zal deze gemeenten voor deze kosten compenseren.
Bovengenoemde aanpak geldt voor sanering van de meest urgente locaties (Hilversum, Leiden, Soest en Nijmegen).
Kunt u aangeven hoe de aanpak van deze meest urgente locaties er precies uitziet? Wat kan er gedaan worden en op welke termijn zal dit gebeuren?
Op de genoemde locaties zullen zo spoedig mogelijk SSCS-sen worden geplaatst. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Heeft ProRail al de opdracht gekregen om bij de meest urgente locaties in Hilversum, Leiden, Nijmegen en Soest aan te vangen met de plaatsing van de zogeheten SpoorStaafConditioneringsSystemen? Zo ja, welke termijn is er gesteld aan ProRail om deze plaatsing uit te voeren en af te ronden? Zo nee, wanneer zal Prorail deze opdracht krijgen?
Ik heb ProRail gevraagd de aanpak ter hand te nemen. De opdracht vereist gezien de scope een formele aanbesteding conform de aanbestedingswetgeving. Derhalve wordt momenteel bekeken op welke wijze er, conform deze wetgeving, zo snel als mogelijk invulling kan worden gegeven aan de wens van de decentrale overheden. ProRail verwacht dat de SSCS-sen in 2018 kunnen worden geplaatst.
De toenemende drukte op Schiphol en de overlast die dat oplevert voor de omgeving |
|
Jan Vos (PvdA), Henk Leenders (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Klankbordgroep Schiphol/A1 Gooise Meren zoekt sympathisanten»?1 en «KLM is boos: Schiphol belemmert ons in onze groei»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat Schiphol zijn maximale aantal vliegbewegingen met de huidige groei eerder behaalt dan verwacht? Deelt u de mening dat de gemaakte afspraken met de Omgevingsraad Schiphol (ORS) tot 2020 onverkort nagekomen moeten worden, tenzij er nieuwe afspraken komen met instemming van de ORS?
De grens van de afgesproken 500.000 vliegtuigbewegingen komt in zicht. Over de groei boven de 500.000 vliegtuigbewegingen na 2020 is afgesproken dat indien er milieuruimte is om meer bewegingen te realiseren, deze ruimte voor de helft kan worden benut voor verdere luchthavenontwikkeling en daarmee voor de helft ten goede komt aan de omgeving (ook bekend als de 50/50 verdelingsregel). Via deze 50/50 verdelingsregel zal uiteindelijk de verdere groei van Schiphol worden vormgegeven.
Verantwoorde groei voor Schiphol in overleg met de omgeving is voor mij dan ook het uitgangspunt. De afgesproken volumeplafonds zijn niet heilig, mits er in goed overleg met de omgeving nieuwe afspraken worden gemaakt. Dat is een absolute voorwaarde.
Schiphol heeft overigens meermaals aangegeven de afspraak te respecteren dat tot en met 2020 maximaal 500.000 vliegtuigbewegingen per jaar plaatsvinden. Dit betekent dat de komende jaren nog beperkte groei in vliegtuigbewegingen mogelijk is, en dat het aantal passagiers kan doorgroeien als gevolg van grotere vliegtuigen en hogere bezettingsgraden. Tegelijkertijd loopt Schiphol als gevolg van de snelle groei van de afgelopen jaren aan tegen operationele knelpunten bij de groei naar 500.000 vliegtuigbewegingen. Daarom wordt nu ingezet op tijdelijke maatregelen om de periode te overbruggen tot de oplevering van de nieuwe pier in 2019 en de nieuwe terminal in 2023. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat Schiphol klaar is voor verdere groei in de toekomst. Naast milieuruimte is tenslotte ook operationele capaciteit nodig (zoals terminal en gate-capaciteit). Zie ook mijn brief van 21 december 2016 over de ontwikkeling van Schiphol (Kamerstuk 29 665, nr. 235).
Klopt het dat er in de afgelopen 6 jaar een toename is van 150 naar 879 klachten over geluidsoverlast in Bussum? Hoe waardeert u deze klachten?
De klachtenregistratie voor Schiphol vindt plaats door het Bewoners Aanspreekpunt Schiphol (BAS). BAS heeft voor Bussum een analyse gemaakt van het klachtenpatroon. (zie bijlage bij deze brief)3. De analyse geeft het aantal melders en periode specifieke en algemene meldingen voor gebruiksjaar 2011 t/m 2016 weer. De analyse maakt duidelijk dat het aantal meldingen weliswaar aanzienlijk is gestegen, maar dat tegelijkertijd het aantal melders vrijwel gelijk gebleven is. Op te maken valt dat het merendeel van de meldingen door een beperkt aantal mensen is ingediend.
Uiteraard is iedere klager er één te veel, maar als het gaat om het aantal klagers constateer ik dat de afgelopen 6 jaar per jaar door gemiddeld 24 inwoners van Bussum meldingen zijn ingediend over ondervonden hinder door vliegverkeer en dat dit aantal de afgelopen zes jaar niet is toegenomen.
Is er sprake van een toename van de geluidsoverlast in de omgeving van Bussum? Zo ja, in welke mate?
Eerdere signalen van een aantal bewoners hebben mij vorig jaar aanleiding gegeven om deze klachten te onderzoeken door middel van een steekproef. Het aantal vliegbewegingen in de eerste 5 maanden van gebruiksjaar 2016 is vergeleken met dezelfde periode in gebruiksjaar 2015. Hieruit blijkt dat geen sprake is van een toename van het totaal aantal vliegbewegingen. De vlieghoogte en ligging van de routes zijn met elkaar vergeleken. Zowel de ligging als hoogte zijn ongewijzigd. Wel zijn er fluctuaties in het baangebruik door het weer en baanonderhoud.
Vliegverkeer veroorzaakt geluid, vooral in de omgeving van een luchthaven. Waarin de regio het geluid neerslaat wordt vooral bepaald door de ligging van vliegroutes in combinatie met de start- en landingsbanen die in gebruik zijn. De geluidsbelasting op de grond in Bussum als gevolg van het vliegverkeer van de vliegroutes van en naar Schiphol blijft ruim binnen de wettelijke kaders. Het gebied ligt ruim buiten het wettelijk aangewezen beschermingsgebied van de 48 dB Lden-contour.
Klopt het dat vliegtuigen niet doorstijgen naar 6.000 voet, maar lang op 2.000 voet blijven vliegen en hiermee extra overlast veroorzaken voor bewoners op relatief grotere afstand van de luchthaven? Zo ja, waarom wordt dit gedaan?
Nee, dit is onjuist. Vertrekkend verkeer klimt door 2000 voet heen. Voor de start heeft het verkeer doorgaans al toestemming om te stijgen tot vliegniveau 60 (circa 6000 voet). Het komt beperkt voor dat vertrekkend verkeer onder 6000 voet de klim tijdelijk onderbreekt. Mogelijke redenen zijn het ontwijken van buien of om voldoende afstand tot ander verkeer te bewaren.
Klopt het dat er een verhoogde concentratie van ultrafijnstof is in dergelijke gebieden? Zo ja, kan het zijn dat vliegtuigen op een hoogte van 2.000 voet deze verhoogde concentratie veroorzaken?
In 2015 heeft het RIVM het rapport «Nader verkennend onderzoek ultrafijnstof rond Schiphol» uitgebracht. In het rapport staat onder meer dat de luchtvaart van Schiphol een jaargemiddelde bijdrage aan de hoeveelheid ultrafijnstof levert van circa 15.000 deeltjes per cm3 in woonlocaties die het dichtst bij Schiphol zijn gelegen. De bijdrage neemt af tot 3.000 deeltjes per cm3 op een afstand van 15 kilometer van de luchthaven. Stedelijke achtergrondconcentraties van ultrafijnstof variëren in Nederland van 8.000 tot 22.000 deeltjes per cm3.
Het in de Kamervragen genoemde Bussum ligt hemelsbreed op meer dan 20 kilometer afstand van Schiphol. Dat betekent dat het vliegverkeer van Schiphol volgens de huidige inzichten een kleinere bijdrage dan 3.000 deeltjes per cm3 levert aan de jaargemiddelde hoeveelheid ultrafijnstof in Bussum.
In mijn brief van 20 april 2016 (30 175, nr. 238) heb ik aangegeven dat het RIVM een langjarig onderzoekprogramma gaat uitvoeren naar de gezondheidseffecten van blootstelling aan ultrafijnstof. Binnen dit programma worden ook metingen uitgevoerd rond Schiphol, teneinde nog beter inzicht te krijgen in de bijdrage van het vliegverkeer van Schiphol aan de hoeveelheid ultrafijnstof in de omgeving. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden over de (tussen)resultaten van het onderzoekprogramma.
Zijn er naast Bussum ook andere dorpen, steden of gemeenten die hebben aangegeven geluidsoverlast te ervaren van Schiphol, maar niet vertegenwoordigd zijn in de Omgevingsraad Schiphol? Zo ja, hoe wordt ervoor gezorgd dat deze dorpen, steden en gemeenten gehoord worden?
Bussum maakt onderdeel uit van de gemeente Gooise Meren. Deze gemeente is vertegenwoordigd in de Omgevingsraad Schiphol. Bij de geografische afbakening van het werkingsgebied van de Omgevingsraad is de meest uitgestrekte contour aangehouden zoals die in de Wet Luchtvaart is neergelegd: de 48 dB(A) Lden-contour. Gemeenten die daar geheel of gedeeltelijk binnenvallen, maken deel uit van de Omgevingsraad Schiphol. Hoewel het hier om een uitgestrekt gebied gaat (circa 40 gemeenten) kunnen er ook van gemeenten buiten dit gebied vragen of verzoeken om informatie zijn. Die worden in voorkomende vervallen zorgvuldig afgehandeld door mijn ministerie dan wel door de Omgevingsraad Schiphol of het Bewoners Aanspreekpunt Schiphol.
Het bericht «Eijsden-Margraten dient klacht in over vliegtuiglawaai» |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Eijsden-Margraten dient klacht in over vliegtuiglawaai» inzake het geluidsoverlast boven Eijsden en het dorp Mesch van het vliegverkeer van en naar luchthaven Bierset?1
Ja.
Kunt u toelichten wat u vindt van de situatie? Heeft u begrip voor de klacht die gemeente Eijsden-Margraten bij het ministerie heeft ingediend?
Ik ben het eens met de gemeente dat de luchtruimwijziging heeft geleid tot ongewenste geluidseffecten boven Eijsden-Margraten.
Ik deel het gevoel van urgentie van de gemeente en ook haar inschatting dat de verbetering voor Eijsden structureel dient te zijn.
Vanwege het complexe luchtruim in de grensregio is een oplossing niet eenvoudig. In nauw overleg met de gemeente heeft mijn ministerie zich sinds het najaar van 2013 ingezet om de geluidshinder voor de regio te verminderen. Hiertoe voert mijn ministerie intensief overleg met de Belgische overheid en Belgocontrol.
Zie verder antwoord 4.
Hoe vaak is er overleg geweest tussen de gemeente Eijsden-Margraten en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu? Wat was het resultaat van elk van de overlegmoment(en)?
Nadat de eerste signalen kwamen over de toename van de geluidsoverlast in de gemeente Eijsden-Margraten (najaar 2013) is er vier maal overleg geweest met het gemeentebestuur. Daarnaast hebben er twee informatiebijeenkomsten voor de bewoners van de gemeente Eijsden-Margraten plaatsgevonden, waaraan mijn ministerie heeft meegewerkt.
In de overleggen is met het gemeentebestuur en de bewoners van Eijsden-Margraten gesproken over de beleving van de geluidsoverlast, over de aanleiding van de luchtruimwijziging en de maatregelen die mijn ministerie heeft genomen om de ongewenste geluidsoverlast aan te pakken.
De afspraken die zijn gemaakt met België en Belgocontrol voorzien erin dat de verkeersleiders van Belgocontrol Eijsden moeten mijden tenzij dit op operationele veiligheidsgronden niet mogelijk is. Moet er op veiligheidsgronden toch verkeer over Eijsden geleid worden, dan worden ze geacht om boven 4000 voet te blijven, tenzij dit echt niet mogelijk is.
Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de wijze van monitoring en de informatievoorziening aan de gemeente. In de voortgangsoverleggen is teruggekoppeld over de uitkomsten van de monitoring en het overleg hierover met het Belgische DG Luchtvaart en Belgocontrol. Daarnaast is besproken welke (aanvullende) maatregelen gedurende deze periode zijn genomen. Met het gemeentebestuur heb ik afgesproken dat mijn Ministerie hen elke 6 maanden informeert over de voortgang. Deze informatie heb ik u ook doen toekomen in de brieven aan uw Kamer van 4 februari 2014, 25 maart 2015 en 11 maart 20162.
Kunt u nader verklaren hoe het komt dat de genomen maatregelen van het ministerie en Belgocontrol hebben geleid tot «een afname die nog niet toereikend is en vooral onvoldoende structureel»?
Het luchtruim in de grensregio is complex.
In de brief van 11 maart 2016 heb ik uw Kamer aangegeven dat de genomen maatregelen hebben geleid tot een vermindering van de hinder, maar dat ik deze beoordeelde als ontoereikend en onvoldoende structureel. Er bleven te vaak situaties waarbij toch over Eijsden werd gevlogen. Belgocontrol deelt deze inschatting.
Het Ministerie van IenM heeft daarom de afgelopen maanden met de Belgische autoriteiten en Belgocontrol naast de afspraken als genoemd in antwoord 3 aanvullende afspraken gemaakt. In juli jl. heeft Belgocontrol de zogeheten Environment Cell ingericht om de implementatie van de afspraken blijvend te borgen. Het Ministerie van IenM monitort hiertoe welke vluchten in de nadering over Eijsden komen en meldt de vluchten die binnen de kaders van de gemaakte afspraken niet goed verklaarbaar zijn aan de Environment Cell. De Environment Cell analyseert de vluchten op individuele basis en rapporteert hierover aan de directie van Belgocontrol, de verkeersleiding van Luik en het Ministerie van IenM. Op basis van de analyse van de oorzaken worden er verbeteracties op gezet. Om herhaling te voorkomen is een extra «awareness campagne» voor de verkeersleiders ingezet. Sinds de oprichting van de Environment Cell is een verbetering te zien die zich heeft doorgezet in augustus.
De Environment Cell heeft een verbeterproces ingeluid, maar ik begrijp ook dat dit voor mensen die nu de geluidsoverlast ervaren nog niet snel genoeg gaat.
Het Ministerie van IenM dringt er daarom bij de Belgische counterparts op aan alles op alles te zetten zodat het ingezette proces op korte termijn tot blijvend resultaat leidt. In november zal ik uw Kamer, ten behoeve van het AO luchtvaart van 30 november, informeren over de resultaten voor Eijsden.
Bent u bereid om het besluit van 4 april 2013 tot wijziging van het luchtruim te herzien, indien de overlastsituatie niet structureel substantieel vermindert?
De luchtruimwijziging van 4 april 2013 is doorgevoerd om de veiligheid van het luchtverkeer te garanderen. De wijziging is op dringend advies van de Luchtverkeersleiding Nederland, in overleg met België en de Belgische Luchtverkeersleiding overeengekomen, vanwege een aantal incidenten in dit deel van het luchtruim.
De wijziging garandeert dat commercieel verkeer de Luchthaven Maastricht Aachen Airport veilig kan naderen door het General Aviation (GA) verkeer in het Belgische luchtruim te verplaatsen en dit GA verkeer ruimte te bieden boven Eijsden.
Vanzelfsprekend staat de veiligheid van het luchtverkeer voor mij voorop. Binnen die randvoorwaarde zet het Ministerie van IenM zich er samen met de Belgische partners voor in om de overlast structureel te verminderen via de geschetste aanpak in antwoord 4.
De berichten ‘Ministerie: Schiphol moet lawaai beter berekenen. Milieurapport zaait twijfel over stillere startmethode' en ‘Gesjoemel met herrie’ |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ministerie: Schiphol moet lawaai beter berekenen. Milieurapport zaait twijfel over stillere startmethode»1 en «Gesjoemel met herrie»?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat de belangrijkste conclusie van het onlangs uitgekomen advies van de Commissie voor de Milieueffectrapportage (MER) is dat Schiphol een verouderde rekenmethode gebruikt voor het bepalen van de geluidshinder door opstijgende vliegtuigen en dat de bevindingen uitwijzen dat de nieuwe procedures minder geluidswinst opleveren voor verdere groei van de luchthaven dan gedacht?
Ik vind het belangrijk te benadrukken dat de rekenmethode die Schiphol heeft toegepast voor het Milieueffectrapport (MER) wordt voorgeschreven in de vigerende ministeriële Regeling milieu-informatie luchthaven Schiphol (RMI). Het betreft het zogenoemde Nederlands Rekenmodel. Bij de start van de m.e.r.-procedure – en bij de introductie van de nieuwe startprocedure – was dit in Nederland het enige in voorschriften uitgewerkte en gestandaardiseerde model.
De mate van geluidwinst die de in 2014 geïntroduceerde nieuwe startprocedure oplevert, is afgelopen drie jaren steeds opnieuw een punt van discussie gebleken. Hetzelfde geldt voor de geluidswinst van de landingsprocedure met glijvluchtnadering. Om hierover uitsluitsel te verkrijgen, heb ik de Commissie m.e.r. gevraagd in een tussenadvies – vooruitlopend op het advies over de MER – specifiek op deze punten in te gaan. Uit dit tussenadvies blijkt dat Schiphol de berekeningen correct heeft uitgevoerd volgens de regels van het Nederlandse rekenvoorschrift.
Wel constateert de Commissie voor wat betreft de startprocedure dat resultaten van het Nederlands Rekenmodel afwijken van de resultaten verkregen met actuelere rekenvoorschriften, waaronder het nieuwe Europese voorschrift (Doc29) waaraan lange tijd gewerkt is.
Deze Europese voorschriften zijn echter nog niet formeel vastgesteld. Niettemin zijn er internationaal wel een aantal rekenmodellen op gebaseerd. De Commissie m.e.r. geeft aan dat de resultaten verkregen met actuelere rekenvoorschriften laten zien dat er wel geluidswinst is, maar minder dan met het Nederlands Rekenmodel.
Bij de onderzochte landingsprocedure is de geluidswinst iets groter dan bij het bestaande Nederlandse rekenmodel.
Kunt u de reactie van Schiphol duiden, namelijk dat er met de nu toegepaste rekenmethode eveneens «geluidsreductie wordt bereikt»? Deelt u de mening dat het voornamelijk gaat om de vraag hoeveel geluidsreductie er precies kan worden bereikt?
Ja. Hoewel berekeningen conform het nieuwe Europese rekenvoorschrift tot een andere omvang van de geluidwinst komen, laten zij eveneens een geluidsreductie zien. Behalve de omvang van deze geluidsreductie is overigens ook de ruimtelijke neerslag relevant om de geluidhinder voor de omgeving te kunnen bepalen.
Bent u van mening dat de twijfel van de omgeving over de positieve milieueffecten van de nieuwe procedures nu werkelijkheid is geworden, en dat Schiphol al dan niet opzettelijk de te verwachten geluidsreductie te rooskleurig heeft voorgesteld?
Mede vanwege de twijfel in de omgeving heb ik aan de Commissie m.e.r. een tussenadvies gevraagd op het MER. Het advies is in mijn optiek zeer waardevol voor het vervolggesprek met alle belanghebbende partijen. Het geeft mij concrete handvatten om samen met de omgeving en de luchtvaartsector toe te werken naar een actualisatie van het rekenmodel zodat beter aangesloten wordt bij de meest recente inzichten in de praktijk van de geluidseffecten.
Daarbij neem ik nadrukkelijk afstand van een met opzet te rooskleurige voorstelling over de geluidseffecten. Zoals ik hierboven heb uiteengezet betreft het hier een toepassing van de vigerende regelgeving waaraan Schiphol is gehouden en deze regelgeving is correct toegepast door Schiphol.
Is het waar dat u naar aanleiding van dit advies Schiphol heeft opgedragen of gaat opdragen internationaal gehanteerde rekenmethoden te gebruiken in plaats van de methoden die nu gebruikt worden door de luchthaven? Zo ja, kunt u aangeven of Schiphol hiertoe bereid is? Zo nee, waarom niet? Welke actie gaat u dan ondernemen in de richting van Schiphol en het besluitvormingsproces dat volgt?
In lijn met het advies van de Commissie m.e.r. wil ik inzicht krijgen in de geluidseffecten indien deze berekend worden conform de nieuwste inzichten. Dit in aanvulling op het MER dat thans wordt opgesteld met de geluidsberekeningen volgens het Nederlands Rekenmodel. Daarbij hecht ik er aan om hierbij een totaalbeeld te krijgen. Om hiertoe te komen heb ik reeds actie ondernomen langs de volgende drie lijnen:
Bij uitvoering van deze vervolgstappen zal ik de omgevingspartijen in de Omgevingsraad Schiphol nadrukkelijk betrekken. Als er meer duidelijkheid is over dit verdere traject zal ik uw Kamer hierover informeren.
Deelt u de mening dat eerst de methoden waarmee de geluidswinst van procedurewijzigingen wordt berekend geactualiseerd moet worden voordat er een goed onderbouwd besluit kan worden genomen over de verdeling van de vrijkomende geluidsruimte voor de verdere groei van de luchthaven? Zo ja, welke consequenties heeft dit voor het besluitvormingsproces dat volgt? Zo nee, waarom niet?
Ja. Bij het voorhangen bij de Kamer van de onderliggende regelgeving behorende bij het nieuwe normen- en handhavingstelsel Schiphol zal de Kamer ook kunnen beschikken over de hierboven bedoelde aanvulling op het MER.
Bent u er voorstander van om geluidshinder te meten in plaats van te berekenen en geeft dit advies aanleiding om uw positie ten aanzien hiervan te wijzigen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor het meten van geluid voor informatiedoeleinden is een geluidsmeetsysteem (NOMOS) in gebruik met ca. 30 meetpunten rondom Schiphol. Het wordt gebruikt om de omgeving te informeren over de gemeten geluidbelasting, zoals via de website www.bezoekbas.nl. In het kader van de uitvoering van de eerder dit jaar ingediende motie Belhaj wordt bezien hoe deze informatieverstrekking in samenhang verder kan worden verbeterd.
Bij de behandeling van de wetgeving van het nieuwe normen- en handhavingstelsel Schiphol is toegelicht dat meten in het kader van handhaving niet mogelijk is vanwege de grote meetmarges van 7 á 10 dB(A) die uit juridisch oogpunt voor deze toepassing dienen te worden gehanteerd. Met dergelijke marges kan aan de omgeving geen goede bescherming worden geboden. Geluidsexperts zijn het erover eens dat berekeningen betrouwbaardere gegevens opleveren dan metingen.
Dit heeft onder andere te maken met het feit dat het aantal meetpunten altijd beperkt is, dat wisselende meteorologische omstandigheden de kwaliteit van metingen beïnvloeden (en tenminste 15% van de tijd überhaupt geen geldige metingen kunnen worden gedaan) en dat meetgegevens worden «vervuild» met geluid uit andere bronnen (of juist vliegtuigpassages missen) en met geluidreflecties van of juist -afscherming door gebouwen en ondergrond. Meetgegevens zijn hierdoor lastig te interpreteren en slecht reproduceerbaar.
Bovendien worden berekeningen ook verricht ten behoeve van prognoses. De berekeningen in het kader van het MER zijn hier een voorbeeld van. Geluideffecten die zich in de toekomst mogelijk voor gaan doen, kunnen per definitie niet gemeten worden. Het advies van de Commissie m.e.r. geeft mij daarom geen aanleiding om mijn voorkeur voor geluidsberekeningen te wijzigen.
Welke actie gaat u ondernemen richting de Omgevingsraad Schiphol, teneinde een constructieve dialoog te waarborgen?
Zie antwoord op vraag 5. Daarnaast zal ik binnenkort zelf de vergadering bijwonen van het College van Advies van de ORS bij de start van de behandeling van de door mij voorgelegde vragen met betrekking tot een toekomstbestendig normen- en handhavingstelsel en het vraagstuk wonen en vliegen. Dit stelt mij in staat om nog eens het belang te benadrukken dat de sector en omgevingspartijen in dialoog tot een robuust ontwikkelperspectief komen voor Schiphol binnen de door mij gestelde kaders en binnen de ORS.