Zoektocht naar Samuël Boujadi |
|
Kees van der Staaij (SGP), Gert-Jan Segers (CU), Caroline van der Plas (BBB) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van recente ontwikkelingen in de zoektocht naar Samuël Boujadi? Hebt u kennisgenomen van het bericht van het Algemeen Dagblad van 2 augustus 2021 en van de brandbrief die mede namens de familie en vrienden van de vermiste Samuël Boujadi aan u is verzonden?1
Ja. Het ministerie neemt alle consulaire hulpvragen, waaronder meldingen van vermissing van Nederlanders in het buitenland, uiterst serieus. Langdurige vermissingen en voortdurende onduidelijkheid maken het extra tragisch voor familie en vrienden.
Hoe ziet u de gewilligheid van Italiaanse autoriteiten om Samuël Boujadi te vinden?
De Italiaanse autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de aanpak van vermissingen in hun land en hebben jurisdictie. Het is aan hen om de lokale situatie in te schatten en de bijbehorende aanpak te bepalen. Zij hebben aangegeven langer dan gebruikelijk en met relevante apparatuur te hebben gezocht. Ook hebben zij toestemming verleend aan een Nederlandse stichting met zoekhonden en een Italiaanse vereniging van vrijwilligers om eveneens zoekacties te ontplooien.
Bent u (nog steeds) van mening dat de Italiaanse autoriteiten alle hulpmiddelen hebben ingezet om Samuël Boujadi te vinden?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat de lokale Italiaanse autoriteiten weigeren om adequate versterking te verlenen bij de zoektocht naar een vermiste Nederlander, van de trage non-effectieve werkwijze en van het niet informeren van familieleden?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de bureaucratische blokkades van de lokale Italiaanse autoriteiten om het werk van experts van Signi Zoekhonden en Volantari del Garda te dwarsbomen bij de zoektocht naar de vermiste Samuël Boujadi?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u op de hoogte van het feit dat de Italiaanse autoriteiten niet het gebied hebben doorzocht waar de speurhonden van Signi op aansloegen?
Het ministerie heeft voortdurend contact onderhouden met de Italiaanse autoriteiten over de voortgang en eventuele resultaten. Het is evenwel aan hen om de lokale situatie in te schatten en de bijbehorende aanpak te bepalen.
Hoe ziet u de rol en verantwoordelijkheid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bij de zoektocht naar Nederlandse burgers die vermist zijn geraakt in het buitenland?
De verantwoordelijkheid voor de aanpak van vermissingen van Nederlanders in het buitenland ligt bij de lokale autoriteiten. Die hebben jurisdictie en in de regel de meeste kennis van de lokale situatie. Wanneer lokale autoriteiten daartoe verzoeken en/of de Nederlandse overheid beschikt over aanvullende, dan wel specifieke expertise, kan het Ministerie van Buitenlandse Zaken bijstand aan de lokale autoriteiten aanbieden. In deze zaak is ook bijstand aangeboden, maar hebben de Italiaanse autoriteiten daar geen gebruik van gemaakt. Nederland mag en kan zich niet zonder uitnodiging c.q. toestemming mengen in de opsporing en rechtsgang in een andere staat.2 De Nederlandse ambassade heeft in dit geval ook bemiddeld bij het verkrijgen van toestemming van de lokale autoriteiten voor een Nederlandse stichting met zoekhonden om ook zoekacties te verrichten.
Nu de zoekacties van Italiaanse autoriteiten gestaakt zijn, is de Minister van plan om met Nederlandse professionals of vrijwilligers de zoektocht naar de vermiste Samuël Boujadi voort te zetten?
Nee, de Italiaanse autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de aanpak van vermissingen in hun land en hebben jurisdictie. Het is aan hen om de lokale situatie in te schatten en de bijbehorende aanpak te bepalen. Nederland mag en kan zich niet zonder uitnodiging c.q. toestemming mengen in de opsporing en rechtsgang in een andere staat.
Bent u van plan om de kosten die de familie heeft gemaakt om de Volantari del Garda en/of de speurhonden van Signi in te huren te vergoeden, zoals door de Nederlandse ambassade in Italië is toegezegd?
Nee, dat is ook niet door de ambassade toegezegd. De Nederlandse overheid biedt consulaire bijstand in die gevallen waar een Nederlander niet in staat is zelf en met hulp van anderen (reisgenoten, thuisfront, verzekering, maar ook vrijwilligers en/of lokale partijen) een oplossing te vinden en/of wanneer alleen via overheidscontacten kan worden opgetreden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verricht in het kader van consulaire bijstand alleen financiële (contact-)bemiddeling en kan geen geld schenken, voorschieten of lenen.3
Indien het antwoord op de vorige vraag nee is, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Op welke wijze staat het ministerie de naasten van Samuël Boujadi bij in hun pogingen hem te vinden en bij onenigheden met de Italiaanse autoriteiten?
Het ministerie staat in contact met de familie van betrokkene in Nederland en via de ambassade in Rome met de Italiaanse autoriteiten. Het ministerie biedt daarbij de gebruikelijke consulaire diensten (steun, advies en bemiddeling). Nederland mag en kan zich niet zonder uitnodiging c.q. toestemming mengen in de opsporing en rechtsgang in een andere staat.
Wat kunt u nog doen om te zorgen dat het lichaam van Samuël Boujadi gevonden wordt en in Nederland kan rusten?
Het ministerie zet waar relevant de consulaire bijstand en de contacten met de Italiaanse autoriteiten over deze zaak voort.
Bent u bereid om volgende week, bij een laatste poging van Signi Zoekhonden, experts van politie en/of defensie mee te sturen naar Italië om te helpen bij de zoektocht of op een andere manier (financiële) steun te bieden?
Er is specifieke bijstand aan de Italiaanse autoriteiten aangeboden, maar zij hebben daar geen gebruik van gemaakt. Nederland mag en kan zich niet zonder uitnodiging c.q. toestemming mengen in de opsporing en rechtsgang in een andere staat.
Indien het antwoord op de vorige vraag nee is, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk, en gezien de urgentie, beantwoorden vóór 23 augustus 2021?
Het ministerie spant zich in om, zonder daarmee af te doen aan de zorgvuldigheid van de beantwoording en de consulaire bijstand die intussen wereldwijd aan Nederlanders in nood wordt geboden, ook deze Kamervragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Het bericht 'Beruchte topcrimineel deelt lakens uit in Bajes Zaanstad' |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Herkent u de zorgen uit het artikel met betrekking tot manipulatie vanuit de penitentiaire inrichtingen (PI's)?1
Ja.
Herkent u het al lang aanwezige probleem van het binnensmokkelen van telefoons in de (PI's)?
Ja, zoals ik in de brief van 11 juli 2019 bekend heb gemaakt, is er 3 miljoen euro structureel beschikbaar gesteld voor de strijd tegen smokkelwaar.2 Dit wordt ingezet voor het realiseren van hekwerk, camera’s netten. Tevens is het aantal speurhonden verdubbeld van twintig naar veertig. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) voert diverse controles uit, zoals toegangscontroles en controles van cellen en luchtplaatsen. De penitentiaire scherpte van het personeel is hierbij van groot belang. Op diverse plaatsen hebben we afgelopen jaren extra speurhonden ingezet en hekken en netten aangebracht om het overgooien van contrabande tegen te gaan. Daarnaast is het naar binnen brengen van contrabande per 1 november 2019 strafbaar gesteld. Op de invoer van verboden spullen staat een geldboete van de derde categorie of een gevangenisstraf van maximaal zes maanden. Ook is DJI bezig te onderzoeken wat de mogelijkheden om gsm-signalen te detecteren en te verstoren.
Herkent u dat het zeer onwenselijk is dat sommige gedetineerde criminelen hun macht in de samenleving blijven uitoefenen?
Ja, dat is zeer onwenselijk. Het tegengaan van voortgezet crimineel handelen tijdens detentie heeft topprioriteit. Wij blijven stevig inzetten op de bestrijding van dit fenomeen.
Waarom is het nog steeds mogelijk met gsm’s te bellen vanuit een PI?
Het is helaas niet mogelijk om het naar binnen smokkelen van gsm’s volledig te voorkomen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 zijn alle inspanningen er op gericht om dit tegen te gaan.
Bent u bekend met het kunnen verstoren van het gsm-verkeer die het gebruik van gsm’s onmogelijk maakt?
Ja, zie het antwoord op vraag 2.
Waarom wordt deze techniek nog niet afdoende benut in PI's?
DJI heeft onderzoek gedaan naar de toepassing hiervan in de PI’s. DJI heeft met diverse marktpartijen overleg gevoerd en gevraagd om oplossingen te presenteren en een offerte uit te brengen. De technische complexiteit, beperkte effectiviteit en de hoge kosten hiervan hebben er toe geleid dat de opdracht niet is gegund. Thans worden andere mogelijkheden onderzocht, bijvoorbeeld het detecteren en verstoren van mobiele telefoons.
Wanneer is de verwachting dat dit technisch uitgevoerd gaat wordt in PI's?
Zie antwoord vraag 6.
Wat vindt u van het feit dat de voorman van de MC Hardliners, personeelsleden en medegedetineerden straffeloos initimideert? Kunt u dit toelichten?
In het algemeen kan ik melden dat signalen van ontoelaatbaar gedrag altijd worden onderzocht conform vastgestelde procedures. Als er inderdaad sprake is van ontoelaatbaar gedrag, worden er passende maatregelen genomen. Aangezien er momenteel een opsporingsonderzoek loopt, kan ik over deze individuele casus geen uitspraken doen.
Wat vindt u van het schokkende feit dat een gedetineerde toegang heeft verkregen tot data van de gevangenis en zo bij informatie kon komen over andere gedetineerden of personeelsleden? Kunt u toelichten hoe u dit in de toekomst gaat vermijden?
Het is zeer kwalijk dat een gedetineerde beschikt over informatie van personeelsleden. Momenteel wordt door de politie en het eigen Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) onderzocht hoe dit heeft kunnen gebeuren. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zullen passende maatregelen worden getroffen. De vertrouwelijkheid van de persoonlijke informatie over medewerkers en andere personen en hoe daarmee om te gaan wordt bij alle medewerkers en leidinggevenden structureel onder de aandacht gebracht.
De directeur van de PI heeft alle medewerkers over wie informatie bij een gedetineerde is aangetroffen, hiervan op de hoogte gebracht. Om de veiligheid van de betrokken medewerkers te kunnen waarborgen, zijn er in samenwerking met de politie extra maatregelen getroffen.
Wat vindt u van het feit dat notabene een gedetineerde doodleuk bepaalt wat er gebeurt in de gevangenis, o.a. hoe het geld voor activiteiten op de afdeling wordt uitgeven, wat en wie er komt op de afdeling en zelfs wanneer er iemand mag stofzuigen zodat hij rustig kan uitslapen? Kunt u ook antwoord geven op de vraag hoe het kan dat hij ook meermalen is gezien in de hokken van medewerkers, waar hij gewoon achter een computer mag zitten?
Op de vermeende gebeurtenissen kan ik nu vanwege een lopend onderzoek niet ingaan. Hierdoor kan ik ook niet bevestigen wat er wel en wat er niet plaats heeft gevonden. In algemene zin kan ik aangeven dat dit uiteraard onacceptabel zou zijn. In iedere inrichting bestaat een Gedetineerdencommissie (Gedeco) waarin vertegenwoordigers zitten van de gedetineerden van een afdeling. De Gedeco-leden kunnen gezamenlijk voorstellen doen voor activiteiten, waarna in overleg met het personeel een besluit wordt genomen over de activiteiten. Indien er (beperkt) budget beschikbaar is, kan dat worden uitgegeven aan kleinschalige inrichtingsactiviteiten.
Welke schoonmaakwerkzaamheden de afdelingsreiniger uitvoert en op welk moment is gebonden aan een rooster en wordt bepaald door het DJI-personeel. Dit gebeurt niet door een gedetineerde.
Het is ook niet toegestaan dat een gedetineerde zich begeeft in de teamkamer van het DJI personeel. In hoeverre er in dit geval sprake is van het overtreden van deze regels kan ik geen uitspraken doen aangezien het (opsporings)onderzoek nog loopt.
Hoe kan het dat niets is gedaan met signalen van bewakers en gedetineerden, die meermalen bij leidinggevenden aan de bel hebben getrokken? Kunt u ook antwoord geven op de vraag waarom een gedetineerde beschikt over gegevens van afdelingshoofden en andere leidinggevenden?
Aangezien er momenteel een opsporingsonderzoek op deze specifieke casus loopt, kan ik hier geen uitspraak over doen. Zoals bij het antwoord op vraag 9 aangegeven wordt momenteel onderzocht hoe gegevens van personeel bij de gedetineerde terecht zijn gekomen.
Kunt u duiden hoe het mogelijk is dat volgens bronnen een van de melders is mishandeld, maar daarop geen sancties volgden? Kunt u antwoord geven op de vraag of het klopt dat het voorval op camera is vastgelegd?
Dit betreft een voorval tussen twee gedetineerden. Dit voorval is op camera vastgelegd. Het personeel heeft conform procedure met betrokkenen gesproken. Ik kan omwille van privacyredenen verder niet ingaan op het voorval zelf en de uitkomsten en vervolg van het gesprek.
Bent u bekend met het feit dat het justitieel complex Zaanstad al langer onder vuur ligt?
JC Zaanstad biedt plaats aan meer dan 1.000 gedetineerden. Hierdoor is het onvermijdelijk dat er veiligheidsincidenten plaatsvinden. Uiteraard zijn alle inspanningen erop gericht om de veiligheidsrisico’s zo goed mogelijk te beheersen.
Bent u bekend met het feit dat de laatste jaren meerdere personeelsleden weggestuurd zijn wegens een relatie met gedetineerden?
Ja. Wanneer er tussen een personeelslid en een gedetineerde een andere dan puur professionele relatie ontstaat, dient het personeelslid dit direct te melden bij de leidinggevende. Dan kunnen er direct passende maatregelen worden getroffen (bijvoorbeeld overplaatsing of ontslag) om de orde en veiligheid in de inrichting te kunnen blijven waarborgen.
Hoe gaat u dit wanbeleid daadkrachtig bestrijden?
De conclusie dat er sprake is van wanbeleid, deel ik niet. Er hebben zich veiligheidsincidenten voorgedaan. Het plaatsvinden van dergelijke incidenten is inherent aan de doelgroep van een PI. De directie heeft ten aanzien van deze incidenten passende maatregelen genomen.
Wij blijven ons stevig inzetten op de bestrijding van voortgezet crimineel handelen tijdens detentie. Zoals aangegeven in de voortgangsbrief «Recht doen, kansen bieden» van 15 juni 20213 is de intensivering van de veiligheidsmaatregelen voortgezet. Daarnaast wordt bij specifieke problemen maatwerk toegepast. In de opleidingen van het personeel wordt aandacht besteed aan onder meer het herkennen van signalen van voortgezet crimineel handelen en hoe daar op te handelen. Daarnaast zijn er inmiddels twee afdelingen Intensief Toezicht (AIT) operationeel en wordt er een derde AIT ingericht. Op deze kleinschalige afdeling, gecompartimenteerd van de rest van de inrichting, kunnen gedragingen en contacten van gedetineerden beter worden gemonitord. Ook is er in iedere PI een Bureau inlichtingen en veiligheid (BIV) opgezet. Deze bureaus werken met de Gedetineerden Relatie Monitor (GRM), een tool om onderlinge netwerken in beeld te krijgen. Bij het constateren van ongewenst of crimineel gedrag bij gedetineerden worden er disciplinaire straffen opgelegd. Bij strafbaar gedrag is het uitgangspunt dat altijd aangifte wordt gedaan zodat gedetineerden strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. De Wet Straffen en Beschermen laat gedrag tijdens detentie zwaarder meewegen bij de verlening van verlof en de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.). Het in gevaar brengen van de veiligheid van medewerkers zal dus consequenties hebben bij een beslissing over het verlenen van verlof of v.i.
Het bericht 'Beruchte topgangster deelt lakens uit in bajes Zaanstad' |
|
Ulysse Ellian (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Beruchte topgangster deelt lakens uit in bajes Zaanstad»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat een gedetineerde, personeelsleden en medegedetineerden, zou intimideren en een criminele organisatie zou aansturen vanuit de gevangenis?
Als er sprake is van dit soort gedrag, dan is dat onacceptabel. Risico’s zijn in het werk van het gevangeniswezen onvermijdelijk, maar wij doen er alles aan om deze te beheersen. Om deze reden is extra ingezet op veiligheidsmaatregelen binnen DJI.2 In de opleidingen van het personeel wordt aandacht besteed aan de omgang met gedetineerden en de dilemma’s die hierbij spelen. Daarnaast zijn er inmiddels twee afdelingen Intensief Toezicht (AIT) operationeel en wordt er een derde ingericht. Ook is er in iedere PI een Bureau inlichtingen en veiligheid (BIV) opgezet. Deze bureaus werken met de Gedetineerden Relatie Monitor (GRM), een tool om onderlinge netwerken in beeld te krijgen. Zoals ik in de brief van 11 juli 2019 bekend heb gemaakt is er 3 miljoen euro structureel beschikbaar gesteld voor de strijd tegen smokkelwaar.3 Onder andere hekwerk, camera’s en netten zijn hiermee gerealiseerd. Tevens is het aantal speurhonden verdubbeld van twintig naar veertig. DJI voert diverse controles uit, zoals toegangscontroles en controles van cellen en luchtplaatsen. De penitentiaire scherpte van het personeel is hierbij van groot belang. Daarnaast is het naar binnen brengen van contrabande per 1 november 2019 strafbaar gesteld. Op de invoer van verboden spullen staat een geldboete van de derde categorie of een gevangenisstraf van maximaal zes maanden. Ook is DJI bezig te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om gsm-signalen te detecteren en te verstoren. Bij het constateren van ongewenst of crimineel gedrag bij gedetineerden worden er disciplinaire straffen opgelegd. Bij strafbaar gedrag is het uitgangspunt dat altijd aangifte wordt gedaan zodat gedetineerden strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. De Wet Straffen en Beschermen laat gedrag tijdens detentie zwaarder meewegen bij de verlening van verlof en de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.). Het in gevaar brengen van de veiligheid van medewerkers zal dus consequenties hebben bij een beslissing over het verlenen van verlof of v.i.
Hoe wordt een gedetineerde gekozen of benoemd als lid of voorzitter van een gedetineerdencommissie?
Nadat een gedetineerde zich verkiesbaar heeft gesteld, kiezen de gedetineerden van een afdeling zelf wie hen vertegenwoordigt in de gedetineerdencommissie (Gedeco). Uit de gekozen vertegenwoordigers wordt een voorzitter gekozen.
Deelt u de mening dat een positie in een gedetineerdencommissie op geen enkele wijze tot gevolg mag hebben dat een gedetineerde meer privileges geniet dan andere gedetineerden?
Ja, die mening deel ik. Leden van de Gedeco komen wel, ter uitoefening van hun functie, op afgesproken tijdstippen op andere afdelingen voor overleg met andere Gedeco-leden en/of functionarissen van de inrichting.
Deelt u de opvatting dat sociale en fysieke veiligheid van alle medewerkers bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van essentieel belang is?
Ja.
Welke maatregelen heeft u de afgelopen jaren getroffen om de sociale veiligheid in Penitentiaire Inrichtingen (PI) te bevorderen?
In de opleidingen van het personeel wordt aandacht besteed aan de omgang met gedetineerden en de dilemma’s die hierbij spelen. Voorts bestaan er vertrouwenspersonen waar de medewerkers hun zorgen kunnen uiten. Daarnaast kunnen door de AIT´s en BIV´s gedrag van gedetineerden beter gemonitord worden. Door de invoering van de Wet Straffen en Beschermen telt gedrag bij verlening van verlof en v.i.
Kunt u bevestigen dat wanneer een gedetineerde spullen, zoals een TV, kapot maakt de schade altijd wordt verhaald op de gedetineerde?
Ja, uitgangspunt is dat bij vernieling de schade wordt verhaald op de dader.
Bent u in gesprek vanuit uw rol als werkgever met andere grote overheidswerkgevers zoals de Politie en Defensie om de best practices uit te wisselen op het gebied van het bevorderen van sociale veiligheid? Zo nee, waarom niet?
Als er met sociale veiligheid wordt bedoeld de mate waarin medewerkers zich tijdens hun werk beschermd weten en voelen tegen persoonlijk leed als gevolg van grensoverschrijdend gedrag van anderen, dan wordt dat onderwerp met enige regelmaat besproken tijdens interdepartementale overleggen en dan vooral in relatie tot het bevorderen van een integere organisatie en integer gedrag daarbinnen.
Hoeveel meldingen van onveilige situaties zijn door het personeel van de DJI de afgelopen vijf jaren gedaan in de PI Zaanstad?
Hieronder staan de cijfers opgenomen van het aantal beschikkingen dat is opgelegd vanwege bedreiging van het personeel. Het betreft dus alle situaties waarin een dergelijke bedreiging is geconstateerd en heeft geleid tot een beschikking aan gedetineerde (zoals een disciplinaire straf). Dit betreft dezelfde cijfers als opgenomen in mijn brief van mei jl.4, met daarbij de specifieke aantallen voor JC Zaanstad.
Aantal beschikkingen met bedreiging personeel als een van de aanleidingen
Totaal GW
671
689
861
773
Zaanstad
138
118
116
79
Bron: Tulp-Selectie
Waar kunnen medewerkers terecht met hun zorgen over sociaal onveilige situaties indien leidinggevenden, na meldingen van medewerkers, onvoldoende actie ondernemen?
Medewerkers die vinden dat de leidinggevenden onvoldoende actie nemen na meldingen over onveilige situaties, kunnen dat melden aan de directeur van de inrichting. Medewerkers die hun zorg of melding niet willen bespreken met hun eigen of hoger leidinggevenden, kunnen zich tot het Bureau Integriteit (BI) wenden. Verder kunnen medewerkers altijd terecht bij een vertrouwenspersoon.
Welke acties zijn ondernomen na het bericht in de Telegraaf?
De directeur heeft overleg gevoerd met medewerkers van de inrichting. Daarbij is opgeroepen signalen en gevoelens over mogelijke onveiligheid met de leidinggevende te delen, zodat er onderzoek kan plaatsvinden en (als dat nodig is) maatregelen kunnen worden getroffen. Medewerkers worden gestimuleerd dit ook te doen.
Daarnaast hebben er in het JC Zaanstad intensieve celinspecties plaatsgevonden, onder meer met inzet van speurhonden van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O). Er is voorts intensief overleg gevoerd met het OM en de politie, onder andere over de orde en veiligheid in de inrichting, de veiligheid van medewerkers van het JC Zaanstad en de gevolgen van de publicatie voor een lopend (opsporings-)onderzoek in het JC Zaanstad.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat criminele organisaties vanuit gevangenissen kunnen worden geleid?
Zie antwoord op vraag 2.
Indien er nog onderzoeken lopen naar aanleiding van het bericht in de Telegraaf, kunt u de Kamer berichten over de voortgang en over de uitkomsten van deze onderzoeken voor het commissiedebat gevangeniswezen en tbs van 2 december 2021?
Indien het onderzoek tijdig is afgerond en het bekend maken van de onderzoeksresultaten geen negatieve invloed heeft op de orde en veiligheid in de penitentiaire inrichtingen of een lopend opsporingsonderzoek van OM en politie zal ik uw Kamer berichten over de uitkomsten.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Bent u bekend met de berichten uit de Telegraaf: «Beruchte topgangster deelt lakens uit in bajes Zaanstad»: «De R bepaalt wat er gebeurt» en «Motorbendekopstuk Lysander de R. (39) in allerijl uit cel gehaald en overgeplaatst»?1
Ja.
Klopt het bericht dat De R. vanuit de gevangenis een alternatieve Hells Angels MC, genaamd MC Hardliners, heeft kunnen oprichten?
Ja. Criminele motorclubs, de zogeheten «Outlaw Motorcycle Gangs» (OMG’s), zijn vaak zogeheten «informele verenigingen». Hierover is eerder bericht in antwoord d.d. 20 augustus 2019 op Kamervragen van het lid Kuiken over de oprichting van een nieuwe motorclub vanuit detentie.2 Informele verengingen kunnen eenvoudig worden opgericht. Dit komt omdat een dergelijke vereniging niet wordt opgericht door middel van een notariële akte en ook niet hoeft te worden ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Een in detentie opgerichte vereniging is niet per definitie een criminele organisatie. Het verbieden hiervan kan vooraf niet.
Klopt het bericht dat De R. de positie van voorzitter van de Gedetineerden Commissie (Gedeko) van cluster Oost is geworden en daarmee meer bewegingsruimte heeft en meer invloed kan uitoefenen?
Het bericht klopt ten dele. De R. was lid van de gedetineerdencommissie (Gedeco), maar geen voorzitter. De leden van de Gedeco mogen – ter uitoefening van hun functie – op afgesproken tijdstippen op andere afdelingen komen ten behoeve van overleg met andere Gedeco-leden en/of functionarissen van de inrichting.
Hoe wordt de positie van voorzitter van de Gedeko van een cluster toegekend en welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden horen daarbij? Kan een dergelijke positie ook vervallen naar aanleiding van incidenten/voorvallen/slecht gedrag? Is dit inrichting-specifiek of landelijk beleid?
Nadat een gedetineerde zich verkiesbaar heeft gesteld, kiezen de gedetineerden van een afdeling zelf wie hen vertegenwoordigt in de Gedeco. Een lid van de Gedeco vertegenwoordigt een afdeling tijdens gesprekken met functionarissen van de inrichting over de detentie-omstandigheden, zoals het leefklimaat op de afdeling. Hoe vaak de Gedeco bij elkaar komt, wisselt per PI.3 Wanneer het gedrag van een gedetineerde daartoe aanleiding geeft, kan het hem verboden worden zich verkiesbaar te stellen voor de Gedeco en kan een eventueel lidmaatschap worden beëindigd.
In iedere penitentiaire inrichting is een Gedeco. Nadere regelgeving over de onderhavige Gedeco staat in de huisregels van de PI Zaanstad.
Klachten die door bewakers en gedetineerden over De R. bij de leidinggevenden worden neergelegd zouden bij De R belanden; dit kan toch niet waar zijn? Hoe is een correcte klachtenprocedure en afhandeling daarvan bij de Penitentiaire Inrichting (PI) in Zaanstad geborgd?
Bij de klachtbehandeling is het gebruikelijk om eerst in gesprek te gaan en te bezien of een meningsverschil minnelijk kan worden afgedaan. Er is geen sprake van dat zaken die bij leidinggevenden zijn gemeld, zijn doorgegeven aan De R. buiten deze procedure om.
Het beklagrecht voor volwassen gedetineerden is geregeld in hoofdstuk 11 van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw). Een gedetineerde kan op grond van artikel 60 Pbw bij de beklagcommissie van de Commissie van Toezicht klagen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. De directeur draagt er zorg voor dat een gedetineerde die beklag wenst te doen daartoe zo spoedig mogelijk in de gelegenheid wordt gesteld.
Deelt u de zorgen die spreken uit het artikel over toenemend fenomeen dat criminelen vanuit detentie erin slagen alsnog hun criminele zaken voort te zetten en aan te sturen?
Het is onacceptabel als gedetineerden vanuit detentie crimineel handelen voortzetten. Om deze reden is extra ingezet op veiligheidsmaatregelen binnen DJI, zoals ook beschreven in de derde Voortgangsbrief visie «Recht doen, kansen bieden» van 15 juni jl.4 Tot deze maatregelen behoren onder meer de oprichting van een aantal Afdelingen Intensief Toezicht (AIT) en het in iedere PI hebben van een Bureau inlichtingen en veiligheid (BIV). Het inzetten van voldoende goed opgeleid en getraind personeel maakt dat er meer zicht is op het voortgezet crimineel handelen. Daarnaast is er een nauwe samenwerking met het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) van de politie om de veiligheid binnen en buiten de inrichtingen te bewaken.
Is in geval van structurele intimidatie en/of incidenten en/of klachten over een gedetineerde eventueel overplaatsing naar een andere instelling en/of ander regime aan de orde?
Ja. Wanneer een gedetineerde naar het oordeel van de directeur in een bepaalde mate ongewenst gedrag vertoont, kan hij worden overgeplaatst naar een andere inrichting en/of een ander regime.
Kunt u verklaren waarom er een keylogger, die toetsaanslagen registreert, gevonden is in het hok van bewakers van Justitieel Complex Zaanstad?
De key-logger is door de politie geplaatst in verband met een lopend onderzoek. In het belang van dit onderzoek doe ik op dit moment geen verdere mededelingen over de key-logger.
Hoe is er gehandeld na het ontdekken van de keylogger? Is duidelijk geworden welke informatie de keylogger heeft geregistreerd en wat er met de informatie is gedaan?
Zie antwoord vraag 8.
Klopt het dat De R. op dinsdag 17 augustus in de avond uit zijn cel is gehaald en overgeplaatst is naar de extra beveiligde afdeling van de PI in Krimpen aan den IJssel? In hoeverre heeft dit te maken gehad met de berichtgeving van de Telegraaf die enkele uren later zou verschijnen?
Ik ga niet in op besluiten ten aanzien van individuele zaken. In het algemeen kan wel worden gemeld dat een overplaatsing gebeurt op basis van een selectieadvies. Hierbij kunnen mogelijke effecten van publicaties op de orde en veiligheid binnen de inrichting, het gedrag van de gedetineerde en de persoonlijke omstandigheden van de gedetineerde meewegen.
Of er sprake is van voortzetting van criminele activiteiten kan ik in verband met een lopend onderzoek niet beantwoorden.
Kan uit de overplaatsing worden geconcludeerd dat er inderdaad sprake is van voortzetting van criminele activiteiten door De R. in Justitieel Complex Zaanstad en dat er daarmee ook sprake is van invloed van De R. op de gang van zaken in het Justitieel Complex Zaanstad?
Zie antwoord vraag 10.
Heeft u ooit overwogen om maatregelen te treffen om de telefoon-signalen te verstoren binnen Penitentiaire Inrichtingen om daarmee het gebruik van binnengesmokkelde telefoons onmogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
DJI heeft onderzoek gedaan naar de toepassing hiervan in de PI’s. DJI heeft met diverse marktpartijen overleg gevoerd en gevraagd om oplossingen te presenteren en een offerte uit te brengen. De technische complexiteit, beperkte effectiviteit en de hoge kosten hiervan hebben er toe geleid dat de opdracht niet is gegund. Thans worden andere mogelijkheden onderzocht, bijvoorbeeld het detecteren en verstoren van mobiele telefoons.
Wat bent u voornemens te doen in overleg met de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) op basis van de signalen uit dit artikel?
Het tegengaan van voortgezet crimineel handelen tijdens detentie heeft topprioriteit. Gezien het lopende politieonderzoek kan ik niet specifiek op dit geval in gaan. Wel kan ik in algemene zin zeggen dat we stevig blijven inzetten op de bestrijding van dit fenomeen. In de opleidingen van het personeel wordt aandacht besteed aan onder meer het herkennen van signalen van voortgezet crimineel handelen en hoe daar op te handelen. Daarnaast zijn er inmiddels twee afdelingen Intensief Toezicht (AIT) operationeel en wordt er een derde ingericht. Ook is er in iedere PI een Bureau inlichtingen en veiligheid (BIV) opgezet. Deze bureaus werken met de Gedetineerden Relatie Monitor (GRM), een tool om onderlinge netwerken in beeld te krijgen. Zoals ik in de brief van 11 juli 2019 bekend heb gemaakt is er 3 miljoen euro structureel beschikbaar gesteld voor de strijd tegen smokkelwaar.5 Onder andere hekwerk, camera’s en netten zijn hiermee gerealiseerd. Tevens is het aantal speurhonden verdubbeld van twintig naar veertig. DJI voert diverse controles uit, zoals toegangscontroles en controles van cellen en luchtplaatsen. De penitentiaire scherpte van het personeel is hierbij van groot belang. Daarnaast is het naar binnen brengen van contrabande per 1 november 2019 strafbaar gesteld. Op de invoer van verboden spullen staat een geldboete van de derde categorie of een gevangenisstraf van maximaal zes maanden. Ook is DJI bezig te onderzoeken wat de mogelijkheden en kosten zijn om gsm-signalen te detecteren en te verstoren. Bij het constateren van ongewenst of crimineel gedrag bij gedetineerden worden er disciplinaire straffen opgelegd. Bij strafbaar gedrag is het uitgangspunt dat altijd aangifte wordt gedaan zodat gedetineerden strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. De Wet Straffen en Beschermen laat gedrag tijdens detentie zwaarder meewegen bij de verlening van verlof en de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.). Het in gevaar brengen van de veiligheid van medewerkers zal dus consequenties hebben bij een beslissing over het verlenen van verlof of v.i.
Het bericht ‘Taliban veroveren Kandahar, tweede stad van Afghanistan’ |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht in het AD van 13 augustus 2021 «Taliban veroveren Kandahar, tweede stad van Afghanistan»1?
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Deelt u de constatering dat de ontwikkelingen in Afghanistan tot nieuwe uitreizigers, die zich willen aansluiten bij de Taliban, kunnen leiden?
Het valt niet uit te sluiten dat personen vanuit het buitenland zich zullen willen aansluiten bij de Taliban. Er zijn vooralsnog geen signalen in Nederland bekend van (potentiele) uitreizigers die zich bij de Taliban willen aansluiten. De Taliban heeft een binnenlandse focus, clanachtige structuren en staat cultureel en taalkundig vermoedelijk ver af van potentiële Nederlandse uitreizigers. Evenmin is bij het kabinet bekend dat de Taliban een oproep hebben gedaan om naar Afghanistan te komen en zich aan te sluiten bij de strijd.
Zijn er signalen dat de opmars van de Taliban in Afghanistan tot nieuwe uitreizigers zal leiden, zoals indertijd de opmars van IS in Syrië en Irak?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven welke voorbereidingen worden getroffen om mogelijke uitreizigers tegen te houden aan de grens en ervoor te zorgen dat zij zich niet kunnen aansluiten bij terroristische organisaties?
In algemene zin geldt dat bij een redelijke verdenking van uitreis zowel bestuurlijk als strafrechtelijk kan worden ingegrepen. Reisdocumenten worden gesignaleerd of vervallen verklaard op basis van artikel 23 van de Paspoortwet indien er gegronde vermoedens bestaan van uitreis met als doel (al dan niet binnen het verband van een terroristische organisatie) het plegen van aan terrorisme gerelateerde strafbare feiten. Het reizen met een Nederlandse identiteitskaart buiten de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte (IJsland, Noorwegen en Liechtenstein) wordt onmogelijk gemaakt door een uitreisverbod. Bij een redelijke verdenking van uitreis wordt de potentiële uitreiziger als verdachte aangehouden of gesignaleerd, en er kan een strafrechtelijk onderzoek gestart worden indien er signalen bestaan dat de potentiele uitreiziger het doel heeft zich in het buitenland schuldig te maken aan terrorisme gerelateerde strafbare feiten. Tenslotte kan de burgemeester de directe omgeving van de uitreiziger informeren en waarschuwen met het doel om uitreis te voorkomen en kijkt de Raad voor de Kinderbescherming of eventuele minderjarigen onder toezicht gesteld of uit huis geplaatst kunnen worden.
In hoeverre was nu het wetsvoorstel strafbaarstelling verblijf op een door een terroristische organisatie gecontroleerd grondgebied van meerwaarde geweest?
Het wetsvoorstel strafbaarstelling verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied (35 125) (hierna: het wetsvoorstel) voorziet in een strafbaarstelling van het zonder toestemming van de Minister van Justitie en Veiligheid verblijven in een bepaald, daartoe aangewezen gebied.
Voor de beslissing of een gebied moet worden aangewezen, is niet alleen van belang of dat gebied onder controle staat van een terroristische organisatie. Ook van belang is of er sanctieverplichtingen van kracht zijn ten aanzien van de bewuste organisatie, alsmede of de aanwijzing van dat gebied noodzakelijk is voor het doel dat met de strafbaarstelling wordt nagestreefd, te weten het voorkomen dat Nederlanders en Nederlandse ingezetenen terroristische misdrijven plegen in het desbetreffende gebied of na terugkeer in Nederland of elders in Europa. Bij de beslissing omtrent de aanwijzing van een gebied speelt derhalve de vraag, of Nederlanders naar dat gebied afreizen of dat het risico bestaat dat zij dat zullen doen, een grote rol. Daarnaast is het van belang dat ook internationale consensus bestaat over het aan te wijzen gebied en dat gevolgen voor internationale betrekkingen betrokken worden bij de beslissing tot aanwijzing van een gebied. Dit vraagt om een zorgvuldige besluitvorming. Bovendien zal naar de precieze situatie in het gebied moeten worden gekeken op het moment dat een eventuele aanwijzing aan de orde is. Om die reden kan nu niet worden aangegeven of gebieden in Afghanistan mogelijk aangewezen zullen kunnen worden als gebied, indien het wetsvoorstel door de Eerste Kamer wordt aangenomen en tot wet wordt verheven. Om diezelfde reden kan ik op dit moment geen uitspraken doen of het wetsvoorstel in het geval van Afghanistan mogelijke meerwaarde zal hebben.
Zorgen de ontwikkelingen in Afghanistan voor nieuwe urgentie om dit wetsvoorstel zo snel mogelijk in de Eerste Kamer te behandelen en daarmee ervoor te kiezen het aangekondigde wetsvoorstel met daarin een strafuitsluitingsgrond pas later te behandelen? Zo nee, waarom niet?
Ontwikkelingen in het buitenland kunnen razendsnel gaan – getuige de situatie in Afghanistan. Het kabinet heeft gemeend dat het aangewezen is om nu met wetgeving te komen en niet af te wachten tot er een nieuw gebied onder controle komt te staan van een terroristische organisatie, waarbij risico’s voor afreizen aanwezig zijn. In mei van dit jaar heb ik de Eerste Kamer laten weten dat ik voornemens ben een afzonderlijk wetsvoorstel in te dienen, waarmee een wettelijke strafuitsluitingsgrond wordt geïntroduceerd voor Nederlanders en Nederlands ingezetenen die uitsluitend in het gebied verblijven om activiteiten te verrichten als hulpverlener werkzaam voor een onpartijdige humanitaire organisatie, respectievelijk als journalist of publicist in het kader van nieuwsgaring. Onder deze laatste categorie vallen ook mensenrechtenorganisaties die over mensenrechtenschendingen rapporteren. Deze organisaties verrichten ook momenteel nog belangrijk werk in Afghanistan. Dit wetsvoorstel is thans in voorbereiding.
In afwachting van dit afzonderlijke wetsvoorstel inhoudende een wettelijke strafuitsluitingsgrond heb ik de Eerste Kamer verzocht de behandeling van het wetsvoorstel, waarin de strafbaarstelling is opgenomen, op korte termijn voort te zetten, gelet op het belang van het wetsvoorstel voor de veiligheid van de samenleving en om verdere vertraging te voorkomen.2 Daarnaast zou ik dan afzonderlijk het hiervoor genoemde wetsvoorstel in procedure brengen, waarmee een strafuitsluitingsgrond wordt geïntroduceerd.
De leden van de vaste commissie Justitie en Veiligheid van de Eerste Kamer hebben mij laten weten dat zij geen aanleiding zien om de behandeling van het wetsvoorstel, waarin de strafbaarstelling is opgenomen, op korte termijn voort te zetten; zij wensen dit wetsvoorstel tezamen met het nog in te dienen wetsvoorstel waarin een strafuitsluitingsgrond wordt geïntroduceerd, te behandelen.3
Toezicht op en van advocatenkantoor Houthoff op haar cliënten |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel van Follow the Money «Advocatenkantoor Houthoff: het Kremlin aan de Zuidas»?1 Wat is hierop uw algemene reactie?
Ja. Advocaten nemen een bijzondere positie in onze rechtsstaat. De samenleving moet erop kunnen vertrouwen dat advocaten deze bijzondere positie waarmaken door de op hen van toepassing zijnde regelgeving na te leven. Het gaat dan onder meer om de regels bij of krachtens de Advocatenwet, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en verordeningen en andere beroeps- en gedragsregels van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA). Dit geldt voor alle advocaten en advocatenkantoren, dus ook het advocatenkantoor Houthoff
Wat vindt u ervan dat één van de grootste advocatenkantoren van Nederland zo sterk inzet op elite-cliënten tegen uurtarieven van 795 euro per uur, terwijl er serieuze aanwijzingen zijn dat in de drang naar enorme winstmaximalisatie het onderzoek naar cliënten in ieder geval gebrekkig en deels ook echt niet op orde was?
Het staat commerciële advocatenkantoren vrij om hun eigen tarieven te bepalen. Het is aan cliënten van deze kantoren om te bepalen of zij bereid zijn deze tarieven te betalen. De NOvA heeft aangegeven dat de meeste grote advocatenkantoren tarieflijsten hanteren met een bepaalde bandbreedte, van ongeveer € 200,– oplopend naar ongeveer € 900,–. Het gemiddelde uurtarief ligt aanmerkelijk lager dan het genoemde toptarief. Het toptarief wordt slechts gehanteerd in bijzondere gevallen. Daarbij valt te denken aan internationale kwesties, uiterst complexe rechtsvragen of zaken waar sprake is van een bijzonder grote tijdsdruk.
Zoals ik bij vraag 1 heb aangegeven moeten alle advocaten en advocatenkantoren de op hen van toepassing zijnde regelgeving naleven. Advocaten moeten op grond van de Wwft en ook op grond van de Verordening op de advocatuur (Voda) weten wie hun cliënten zijn. Indien het noodzakelijk is om de dienstverlening niet te verstoren en indien er weinig risico op witwassen of financieren van terrorisme bestaat, mag met de zakelijke relatie worden gestart voordat het cliëntenonderzoek volledig is afgerond. De identiteit van de cliënt moet dan alsnog zo spoedig mogelijk na het eerste contact met de cliënt worden geverifieerd (artikel 4 lid 3 Wwft).
Houthoff is in het kader van een thematisch onderzoek naar de naleving van de Wwft door advocatenkantoren in 2019 doorgelicht door de toezichthouder. Van de NOvA heb ik begrepen, dat daarbij geen onregelmatigheden zijn geconstateerd (zie verder bij de beantwoording van vraag 3).
Welke interne en externe toezicht en controle zou in dit soort gevallen een rol moeten spelen en hoe heeft dat volgens u hier gefunctioneerd?
Onder intern toezicht versta ik in dit verband de compliance door het advocatenkantoor zelf. De Wwft gaat uit van een risico gebaseerde benadering. Instellingen, waaronder advocaten en advocatenkantoren, moeten hun processen met betrekking tot de Wwft afstemmen op de risico’s van het kantoor in het algemeen (dat wil zeggen type dienstverlening en aard en omvang van het kantoor) en op de risico’s van een concrete zakelijke relatie of transactie. Daarbij behoren kantoren in ieder geval rekening te houden met risicofactoren die verband houden met type cliënt, product, dienst, transactie en leveringskanaal en met landen of geografische instellingen (artikel 2b lid 2 Wwft).
De resultaten van het vaststellen en beoordelen van risico’s op witwassen en financieren van terrorisme moeten worden vastgelegd en continu worden gemonitord. De gegevens moeten op verzoek worden verstrekt aan de toezichthouder (artikel 2b lid 3 Wwft). Daarnaast moeten kantoren, afhankelijk van de aard en de omvang, maatregelen nemen om het risico op witwassen en terrorismefinanciering vast te stellen en te beoordelen (artikel 2b lid 1 Wwft), deze risico’s te beperken en effectief te beheersen (artikel 2c lid 1 Wwft). De Wwft bepaalt dat advocatenkantoren verplicht zijn één persoon die het dagelijks beleid van kantoor bepaalt, aan te wijzen die wordt belast met de verantwoordelijkheid voor de naleving van de regelgeving met betrekking tot de Wwft (artikel 2d lid 1 Wwft).
Daarnaast moeten advocatenkantoren, voor zover passend bij de aard en omvang van het advocatenkantoor, beschikken over een onafhankelijk en effectieve compliance officer. Deze compliancefunctie is gericht op het controleren van de naleving van wettelijke regels en interne regels die de het advocatenkantoor zelf heeft opgesteld (artikel 2d lid 2 en 3 Wwft). In de beleidsregel Toezicht Wwft 20182 van de toezichthouder op advocaten (de dekens) is opgenomen dat deze verplichting in ieder geval geldt voor grote kantoren (kantoren met meer dan 50 advocaten). Grote kantoren, waaronder Houthoff, dienen dus altijd over een onafhankelijke en effectieve compliance officer te beschikken. Daarnaast geldt dat een advocatenkantoor, voor zover passend bij de aard en omvang van het kantoor, zorg moet dragen voor de uitoefening van een onafhankelijke auditfunctie. De auditfunctie dient de naleving door de advocaten van een kantoor van de verplichtingen die voor de advocaten gelden op grond van de Wwft te controleren (artikel 2d lid 4 Wwft). In de praktijk blijkt dat als kantoren een compliance officer hebben, er ook een auditfunctie is ingericht.
Advocaten zijn bovendien ook op grond van de Verordening op de advocatuur (Voda) gehouden een cliëntenonderzoek uit te voeren en de dienstverlening te weigeren als dit niet mogelijk is, of indien in redelijkheid aanwijzingen bestaan dat de opgedragen diensten strekken tot de voorbereiding, ondersteuning of afscherming van onwettige activiteiten (afdeling 7.1 Voda).
Van de NOvA heb ik begrepen dat Houthoff het interne toezicht als volgt heeft ingericht en dat deze inrichting door de toezichthouder op orde is bevonden: i) een compliance afdeling die momenteel uit acht personen bestaat; ii) een compliance- en risicocommissie samengesteld uit de compliance officer, de voor compliance verantwoordelijke bestuurder, een notaris, een fiscalist en een tweetal advocaten; iii) een Wwft-auditor. Cliëntenonderzoek kan ertoe leiden dat de zakelijke relatie niet wordt aangegaan. Dit komt bij Houthoff met enige regelmaat voor.
Onder extern toezicht versta ik in dit verband het toezicht dat op Houthoff wordt uitgeoefend. Voor wat betreft de advocaten van Houthoff wordt dit toezicht uitgeoefend door de lokale deken en voor wat betreft de notarissen door het Bureau Financieel Toezicht (BFT).
De lokale deken wordt bij het toezicht op de Wwft ondersteund door medewerkers van de unit Financieel Toezicht Advocatuur (unit FTA) van de NOvA. Zij voeren in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de lokale deken onder meer Wwft-onderzoeken. Houthoff is in het kader van een thematisch onderzoek naar de naleving van de Wwft door advocatenkantoren in 2019 doorgelicht door de toezichthouder. Van de NOvA heb ik begrepen, dat daarbij geen onregelmatigheden zijn geconstateerd. Wel zijn er enkele aanbevelingen geweest, die met name zien op verbetering van de administratieve processen. Zo hanteerde het kantoor het beleid dat standaard in alle zaken het cliëntenonderzoek op grond van de Wwft werd uitgevoerd, hoewel dit strikt genomen niet noodzakelijk was. De praktijk bij Houthoff was dat alle zaken standaard als Wwft-plichtig werden aangemerkt, ook als dat niet het geval was. Het cliëntenonderzoek was dus ruimer dan strikt genomen noodzakelijk. Houthoff volgt nog steeds Wwft-cliëntenonderzoek voor alle zaken maar registreert nu ook een separate lijst met zaken die binnen de reikwijdte van de Wwft vallen.
Het toezicht op de advocatuur is vorig jaar geëvalueerd. Met mijn beleidsreactie d.d. 21 september 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van die evaluatie.3 In diezelfde brief heb ik toegezegd uw Kamer in de tweede helft van 2021 te informeren welke opvolging ik ga geven aan de aanbevelingen uit de evaluatie.
Welke toezichthouder(s) zou(den) hier volgens u alsnog stevig onderzoek naar kunnen en moeten uitvoeren om te controleren of advocatenkantoor Houthoff zich aan alle regels houdt?
Het is niet aan mij, maar aan de lokale deken(s) en/of het BFT om al dan niet nader onderzoek te verrichten. Zoals gezegd, is Houthoff in 2019 in het kader van een thematisch onderzoek door de toezichthouder doorgelicht. De NOvA heeft mij laten weten dat daarbij geen onregelmatigheden zijn geconstateerd.
Klopt het dat Houthoff betrokken is geweest bij smeergeldbetalingen die volgens de huidige regels niet door de beugel hadden gekund?
De Wwft is de afgelopen jaren op grond van aangepaste standaarden van de Financial Action Task Force en de Europese anti-witwasrichtlijn sterk gewijzigd en aangescherpt. Zaken die vroeger niet onder de reikwijdte van de Wwft vielen, kunnen daar nu wel onder vallen. Deze wetswijzigingen hadden geen terugwerkende kracht. De toenmalige praktijk dient dan ook aan de hand van de toenmalig geldende regelgeving te worden beoordeeld.
Wat vindt u ervan dat meerdere oud-medewerkers in het artikel het beeld bevestigen dat winstgevendheid belangrijker was dan compliance? Wat zegt dit volgens u?
Zie antwoord op vraag 1
Deelt u de observatie dat hier mogelijk sprake is van een trend dat de bovenwereld, bijvoorbeeld gerenommeerde advocaten en notarissen en hun kantoren, er dubieuze praktijken op nahouden, geregeld weg lijken te komen met dit gedrag, en daarmee de onderwereld of bijvoorbeeld cliënten met geld met dubieuze herkomst faciliteren?
De poortwachtersfunctie die advocaten en notarissen en hun kantoren op grond van de Wwft bekleden, is een belangrijk onderdeel van integrale aanpak om het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen en te bestrijden. Poortwachters kunnen worden gebruikt door criminelen om crimineel geld in de legale economie te brengen. Dit is onderkend in meerdere studies, waaronder de National Risk Assessment (NRA) witwassen van 2019.4
In het plan aanpak witwassen5 is een scala aan maatregelen opgenomen om de effectiviteit van de aanpak van witwassen naar een hoger niveau te tillen. Deze zien op het verhogen van de barrières zodat het voor criminelen moeilijker is om illegaal verkregen inkomsten binnen het financiële stelsel te brengen, het vergroten van de effectiviteit van de poortwachtersfunctie en het toezicht en het versterken van de opsporing en vervolging. Periodiek is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van deze aanpak.6 Zo is een deel van de daarin aangekondigde wetgeving inmiddels aangenomen door de Eerste Kamer, en al in werking getreden. Ook is de samenwerking tussen partijen geïntensiveerd in bijvoorbeeld het Financieel Expertise Centrum (FEC) en het Anti Money Laundering Centre (AMLC) en zijn nieuwe vormen van samenwerking ontstaan zoals de Serious Crime Task Force en de Fintell Alliance. Dit plan staat verder nadrukkelijk in verbinding met en is complementair aan de eveneens reeds ingezette aanpak om georganiseerde, ondermijnende criminaliteit en de daarmee gepaard gaande criminele geldstromen verder terug te dringen.7 Daaronder valt onder meer de oprichting van het multidisciplinair interventieteam (MIT), dat het blootleggen en duurzaam doen verstoren van criminele structuren, bedrijfsprocessen en verdienmodellen, die verweven zijn met of gebruik maken van legale structuren en legale economie als doelstelling heeft. Hierover wordt uw Kamer separaat nader geïnformeerd.
Wat gaat u doen om deze belangrijke strijd tegen de facilitators op te voeren en er voor te zorgen dat toezicht en controle op transacties met geld met dubieuze herkomst aanmerkelijk verbetert?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat de datadiefstal bij de GGD veel groter is dan gemeld en dat gedupeerden niet zijn geïnformeerd |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht dat de datadiefstal bij de GGD veel groter is dan gemeld en dat gedupeerden niet zijn geïnformeerd?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht en contact opgenomen met GGD GHOR Nederland. Voor zover nu bekend gaat het om 1.250 gedupeerden. GGD GHOR Nederland heeft mij aangegeven dat uit onderzoek tot op heden niet blijkt dat de datadiefstal groter is dan gemeld noch dat er gedupeerden niet zouden zijn geïnformeerd.
Wanneer werd bekend bij de GGD dat de gegevens van veel meer mensen zijn gestolen dan eerder werd gemeld?
In juni kreeg GGD GHOR Nederland het signaal dat RTL mensen benaderde met de vraag of zij geïnformeerd waren door GGD GHOR Nederland dat hun data deel uitmaakte van de datadiefstal. GGD GHOR Nederland heeft daarop RTL benaderd met de vraag of RTL beschikte over (nieuwe) databestanden gestolen uit de systemen van de GGD. GGD GHOR Nederland heeft RTL twee keer gevraagd om eventuele bestanden met hen of de politie te delen in het kader van het onderzoek en het informeren van getroffen burgers. RTL heeft dit verzoek beide keren op journalistieke gronden naast zich neergelegd.
Of «de datadiefstal veel groter is dan gemeld» is op grond van het bericht van RTL niet te zeggen. RTL geeft aan dat zij de bestanden eerder dit jaar hebben verkregen en daarvan een tiental personen te hebben gebeld met de vraag of zij zijn geïnformeerd door de GGD. Omdat RTL de bestanden niet wil delen (en stelt deze inmiddels verwijderd te hebben) kan niet worden vastgesteld of dit gaat om de persoonsgegevens van mensen die nog niet door de GGD geïnformeerd zijn.
Hoe komt het dat de GGD onvoldoende in kaart heeft van welke mensen de gegevens zijn gestolen?
GGD GHOR Nederland heeft destijds door externe partijen onderzoek laten doen naar de datadiefstal binnen de systemen CoronIT en HPZone. Uit deze onderzoeken zijn geen aanwijzingen gevonden om te stellen dat de datadiefstal groter is dan gemeld. De resultaten van die onderzoeken zijn gedeeld met de politie.
De politie doet strafrechtelijk onderzoek naar de datadiefstal uit systemen van de GGD onder gezag van het openbaar ministerie. Het onderzoek is lopend en tot nu toe zijn zeven verdachten aangehouden. De politie heeft aan GGD GHOR Nederland de bestanden die aangetroffen zijn bij verdachten doorgegeven. Op basis van die bestanden zijn circa 1.250 mensen door GGD GHOR Nederland per brief geïnformeerd. Een organisatie kan alleen mensen informeren waarvan zij weet dat zij gedupeerd zijn.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld heeft GGD GHOR Nederland direct nadat de datadiefstal in januari bekend werd aanvullende maatregelen getroffen om datadiefstal te detecteren en tegen te gaan.2
Wanneer bent u op de hoogte gebracht van het feit dat de datadiefstal veel meer mensen betrof dan zijn geïnformeerd? Waarom heeft u de Kamer hier niet van op de hoogte gesteld?
In eerdere brieven heb ik uw Kamer geïnformeerd over de potentiële slachtoffers van de datadiefstal en de communicatie van GGD’en richting de vastgestelde slachtoffers. GGD GHOR Nederland kan de vermeende gedupeerden in het meest recente bericht van RTL niet verifiëren omdat RTL niet is ingegaan op het verzoek van GGD GHOR Nederland om inzage te geven in de gegevens of het bestand te delen.
Hoe kon het gebeuren dat slechts 1250 mensen zijn geïnformeerd dat hun data is gestolen, terwijl het nu om «vele duizenden tot tienduizenden personen» blijkt te gaan?
Of «de datadiefstal veel groter is dan gemeld» is op grond van het bericht van RTL niet te zeggen. De 1.250 personen waarvan kon worden vastgesteld dat de gegevens zijn gestolen, zijn door GGD GHOR Nederland geïnformeerd. Een ieder die meer informatie heeft roep ik op deze informatie te delen met de politie.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat alle mensen van wie de gegevens zijn gestolen hierover zo snel mogelijk worden geïnformeerd?
Alle personen waarvan is vastgesteld dat de gegevens zijn gestolen, zijn door GGD GHOR Nederland geïnformeerd.
Kunt u een volledig overzicht geven van hoeveel mensen zijn getroffen door de datadiefstal bij de GGD en hoeveel mensen hiervan op de hoogte zijn gesteld?
De politie doet strafrechtelijk onderzoek naar de datadiefstal en heeft aan GGD GHOR Nederland de namen van gedupeerden doorgegeven die zijn aangetroffen bij de betreffende verdachten. Het betreft circa 1.250 mensen en zij zijn allemaal door GGD GHOR Nederland per brief geïnformeerd.
Hoe staat het inmiddels met de informatieveiligheid bij de GGD, in het bijzonder binnen CoronIT en HPZone Lite? Zijn alle stappen die in de Kamerbrief van januari hierover zijn aangekondigd reeds doorlopen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn brieven aan uw Kamer van 2 februari 20213, 12 februari 20214, 23 februari 20215, 23 maart 20216, 13 april 20217, 11 mei 20218, 18 juni 20219, 6 juli 202110 en 13 augustus 202111.
Wat is er gebleken uit de externe audit die is uitgevoerd? Zijn daaruit nog resterende risico’s op het gebied van informatieveiligheid naar boven gekomen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn brieven aan uw Kamer van 11 mei 202112, 13 en 18 juni 202114.
Het artikel ‘Woede om zoektocht Halsema naar ’waarnemers’ bij preventief fouilleren: ’Klap in gezicht agenten’ |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Woede om zoektocht Halsema naar »waarnemers» bij preventief fouilleren: »Klap in gezicht agenten»» van 11 augustus jl?1
Ja.
Onderkent u dat wapenbezit onder jongeren een steeds groter probleem wordt en dat dit tot een toename van het aantal geweldsincidenten leidt?
Dat onderken ik zeker. In het aan uw Kamer gezonden Actieplan Wapens en Jongeren van 11 november 2020 is dit tot uitdrukking gekomen, maar ook al in de Kamerbrief bestuurlijk instrumentarium straatterreur van 20 februari 2020.2 In deze laatste brief is naar aanleiding van deze problematiek ook specifiek aandacht gegeven aan het belang preventief fouilleren.
Kunt u aangeven waarom willekeurig gefouilleerd wordt en niet op basis van een analyse van daders bij geweldsincidenten, is dat niet effectiever?
Preventief fouilleren is een (controle)bevoegdheid die de politie heeft op basis van de Wet wapens en munitie. Dit is conform art. 151b van de Gemeentewet, waarbij de gemeenteraad de burgemeester de bevoegdheid kan toekennen om, voor een bepaalde tijd, een gebied aan te wijzen alwaar preventief gefouilleerd kan worden.
Deze bevoegdheid wordt toegepast in een gebied dat is aangewezen waarbij de openbare orde wordt verstoord door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Een concrete preventieve fouilleeractie kan alleen plaatsvinden na een bevel van de officier van justitie.
In het aangewezen veiligheidsrisicogebied kan de fouilleerbevoegdheid vervolgens tegen iedereen worden ingezet, dus aselectief en willekeurig. Zo kan er bijvoorbeeld voor worden gekozen elke vijfde passant in een gebied te fouilleren.
De toepassing van preventief fouilleren vormt overigens een onderdeel van de landelijke evaluatie waartoe uw Kamer heeft verzocht en waarover ik uw op 29 juni jl. nader berichtte.3 4 Deze evaluatie zal in het voorjaar van 2022 zijn afgerond.
Kunt u aangeven of bij de controlelocaties rekening gehouden is met het aantal geweldsincidenten op/rondom die locaties?
Hier wordt inderdaad rekening mee gehouden. Een aanwijzing tot veiligheidsrisicogebied moet door de burgemeester worden onderbouwd. Over het algemeen ligt hier een voorstel vanuit de politie aan ten grondslag. Een analyse van aantal, aard en locatie van (wapen)geweldsincidenten maakt daar deel van uit. Aard en ernst van het (wapen gerelateerde) geweld in dat gebied en dus ook de noodzaak om tot aanwijzing van dat veiligheidsrisicogebied te komen, moeten vaststaan.
Deelt u de mening dat wapengebruik onder jongeren teruggedrongen moet worden, om het leven van jonge tieners te beschermen, en dat dit prevaleert boven het voorkomen van gevoeligheden?
Het (in het antwoord op vraag 2) genoemde actieplan is mede opgesteld om de activiteiten van landelijke en lokale overheden te bundelen tot een integrale aanpak van de wapenproblematiek onder jongeren. Het bestrijden en voorkomen van wapengebruik (en – bezit), ook onder jongeren, is dus een breed gedeelde opgave en verantwoordelijkheid in de veiligheidsketen en daarbuiten (onderwijs, opvoeding). Wanneer inzet van het instrument «preventief fouilleren» wordt overwogen moet daarbij altijd een belangenafweging gemaakt te worden door het lokale gezag.
Bent u van mening dat van agenten professionaliteit verlangd wordt en dat zij deze professionaliteit op de politieacademie en in de praktijk opdoen?
Ja, die mening deel ik. Dit principe is binnen de Nederlandse politie al sinds lange tijd verankerd. In politieopleidingen, bij de dagelijkse uitvoering van de politietaak en in de regelgeving zoals de Ambtsinstructie is opgenomen dat van elke politiefunctionaris op ieder moment vakmanschap en een professionele werkwijze en houding wordt verwacht.
Wat is uw oordeel over de controle van politieagenten door willekeurige burgers? Schaadt dat het vertrouwen in een betrouwbaar politiekorps?
In het debat met uw Kamer over etnisch profileren op 9 september jl. heb ik u toegelicht dat de beslissing om burgerwaarnemers in te zetten bij fouilleeracties een besluit was van het lokale gezag op uitdrukkelijke wens van de gemeenteraad.5 Hierover heb ik geen enkele zeggenschap. Ook heb ik in datzelfde debat aangegeven dat ik alle vertrouwen heb in de professionaliteit en de eerlijkheid van de politieambtenaren. Uw Kamer heeft zich inmiddels uitgesproken tegen de Amsterdamse praktijk om burgerwaarnemers in te zetten.6 Mij is verzocht een soortgelijk signaal over te brengen bij de lokale autoriteiten van de gemeente Amsterdam.7
Deelt u de mening dat de oproep van een burgemeester burgercontroles op de politie uit te voeren getuigt van wantrouwen richting de politie en dat dit een «klap in het gezicht van agenten» is?
Zie het antwoord op vraag 7.
Wat zijn de bevoegdheden van de controlegroep? Waar brengen zij verslag uit?
In de brief van de burgemeester aan de raad op 30 augustus jl. staat dat dit burgers betreft die bij fouilleeracties aanwezig mogen zijn en in de gelegenheid zijn om te observeren hoe deze acties verlopen. Zij zijn erop gewezen dat zij zich te allen tijde aan de aanwijzingen van de politie dienen te houden. De waarnemers koppelen hun bevindingen mondeling tijdens de debriefings terug aan de politie tijdens en na afloop van de fouilleeracties. Daarnaast worden zij na afloop gevraagd om een enquête in te vullen van de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek van de gemeente Amsterdam.
Vindt aan het einde van de «proef» een evaluatie plaats? Zo ja, wegen de observaties van de waarnemers daarin mee? Zo ja, leiden negatieve observaties van waarnemers ertoe dat er een einde komt aan preventief fouilleren?
Ja, de proef met preventief fouilleren wordt geëvalueerd. Daarbij zal aandacht zijn voor de harde informatie (aantallen gevonden wapens, ingezette manuren politie, enzovoorts) en voor de subjectieve beleving. In dat verband zullen burgerwaarnemers en buurtbewoners worden bevraagd door middel van een enquête. Tot slot zal in de evaluatie aandacht zijn voor eventuele klachten naar aanleiding van gerichte wapencontroles.
Bent u voornemens preventief fouilleren ook in andere plaatsen in te zetten?
Preventief fouilleren wordt in verschillende gemeenten ingezet. Zoals blijkt uit mijn antwoord op vraag 3 betreft het aanwijzen van een veiligheidsrisicogebied een bevoegdheid van de burgemeester die wordt toegekend door de gemeenteraad. Ik heb hierin geen verantwoordelijkheid, mar weet dat dit instrument ook in andere gemeenten wordt ingezet In het genoemde actieplan Wapens en Jongeren is preventief fouilleren overigens genoemd als een belangrijk instrument in het terugdringen van wapenbezit.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk en afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat enkele Limburgse zorginstellingen niet blijken te zijn verzekerd tegen overstromingsschade |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht dat enkele Limburgse zorginstellingen niet blijken te zijn verzekerd tegen overstromingsschade?1
Het is de verantwoordelijkheid van zorginstellingen zelf om zich op een adequate wijze te verzekeren. Het kabinet gaat niet over de vraag of en waar burgers of bedrijven zich willen en kunnen verzekeren. Eveneens gaat het kabinet niet over de polisvoorwaarden van de diverse verzekeraars. Het kabinet wil de door de overstromingen getroffen inwoners en organisaties in Limburg graag bijstaan door de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) ruimhartig in te zetten. Een van de voorwaarden hierbij is dat de schade redelijkerwijs niet verzekerbaar is. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Wat vindt u ervan dat getroffen zorginstellingen die zijn verzekerd bij beurspolisconsortia mogelijk minder snel de overstromingsschade vergoed krijgen dan die zijn verzekerd bij Nederlandse verzekeraars?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het ermee eens dat de ouderen die in de ontruimde verzorgingstehuizen en hospice woonden zo snel mogelijk terug moeten kunnen keren?
Ik ben van mening dat cliënten kwalitatief goede en persoonsgerichte zorg moeten krijgen, ongeacht de locatie waarop zij deze zorg krijgen. Of terugkeer naar de locatie mogelijk is en op welke termijn zal de komende tijd moeten blijken.
Bent u het ermee eens dat de gehandicapte kinderen die door de overstroming de snoezelkamers en leslokalen zijn kwijtgeraakt daar zo snel mogelijk weer terecht moeten kunnen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om de schade van de getroffen zorginstellingen te vergoeden via het rampenfonds, indien de verzekeraars deze schade niet vergoeden?
Voor schade door overstroming van beken en zijrivieren (zoals de Geul en de Gulp), zijn sinds het uitbrengen van de neerslagclausule (2000) zakelijke verzekeringsproducten op de markt. Hierbij wordt naast directe, ook indirecte neerslag gedekt. Niet op elke zakelijke polis wordt dit aangeboden en de voorwaarden kunnen verschillen. Zeer recent zijn er ook verzekeringen op de markt gekomen waarbij alle vormen van overstroming, behalve geheel of gedeeltelijk door het bezwijken van primaire keringen worden gedekt (in navolging Verbondsadvies 2018). Het kabinet is van mening dat ondernemers zich nog onvoldoende bewust waren van het risico en de huidige verzekeringsmogelijkheden. Daarom kwalificeert het kabinet nu eenmalig deze situatie, voor degenen die hierdoor niet de mogelijkheid hebben gehad zich te verzekeren, als niet redelijkerwijs verzekerbaar en komt het hen tegemoet in deze schade door middel van de Wts. Per geval wordt de situatie beoordeeld. Bij toekomstige overstromingen van beken en zijrivieren, zal worden uitgegaan van de nieuwe verzekeringsproducten en heeft men een eigen verantwoordelijkheid om zich hiervoor te verzekeren. In de toekomst zal de Wts hierin niet meer voorzien.
Risico’s voor het MH17-onderzoek |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Gerechtigheid voor slachtoffers in gevaar» na ontslag MH17-toponderzoeker?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze berichtgeving zeer verontrustend is en dat door Nederland aan Oekraïne duidelijk moet worden gesteld dat verwacht wordt dat aan het onderzoek topprioriteit wordt gegeven? Wat gaat u doen om dat te bevorderen?
Het kabinet benadrukt het belang van waarheidsvinding, gerechtigheid en rekenschap voor het neerhalen van vlucht MH17 voortdurend, ook in de bilaterale contacten met Oekraïne, zowel op ambtelijk als politiek niveau. Hierbij wordt sinds 17 juli 2014 nauw en intensief met de Oekraïense autoriteiten samengewerkt. De afgelopen jaren zijn er diverse personele wisselingen geweest bij het onderdeel van het Oekraïense Openbaar Ministerie dat belast is met het MH17 onderzoek. Deze personele wisselingen hebben echter geen impact gehad op de prioritering en voortgang van het onderzoek. Het Openbaar Ministerie heeft bevestigd dat ook nu de samenwerking met het Oekraïense Openbaar Ministerie ten aanzien van het MH17 onderzoek onverminderd goed is.
Wanneer en hoe bent u op de hoogte gesteld van het terzijde schuiven en/of ontslag van de Oekraïense aanklager die leiding gaf aan het MH17-onderzoek?
Signalen van deze personele wisseling aan de kant van het Oekraïense Openbaar Ministerie zijn de afgelopen weken via diverse kanalen ontvangen.
Kunt u de berichtgeving over problemen in de leiding van het onderzoek aan Oekraïense zijde bevestigen?
Nee, zie ook het antwoord op vraag 2.
Wilt u uw ambtgenoten om opheldering vragen, in het bijzonder hoe en door wie nu verder aan Oekraïense zijde leiding wordt gegeven aan het MH17-onderzoek?
Het is niet aan het kabinet om zich te mengen in de interne personele aangelegenheden van het Oekraïense Openbaar Ministerie. Wel blijft het kabinet in de contacten met de Oekraïense autoriteiten, ook op het hoogste niveau, het belang van de goede samenwerking met Oekraïne in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17 benadrukken.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor 24 augustus a.s?
In verband met afstemming met meerdere partijen is dit niet mogelijk gebleken.
Het bericht dat de politie zonder wettelijke basis automobilisten en bijrijders heeft gefotografeerd voor opsporing |
|
Joost Sneller (D66), Lisa van Ginneken (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat de politie de afgelopen vijf jaar zonder wettelijke basis het gezicht van automobilisten en bijrijders heeft gefotografeerd voor opsporingsdoeleinden en strafrechtelijke onderzoeken?1
Ja.
Voordat ik over ga tot de beantwoording van de vragen wil ik benadrukken dat de bewering in het NRC-artikel dat de politie zonder wettelijke basis het gezicht van automobilisten en bijrijders heeft gefotografeerd niet juist is. De door u gestelde vragen borduren voort op deze onjuiste voorstelling van zaken. Ik hecht er daarom aan eerst een korte toelichting te geven op de wijze waarop de politie kentekengegevens verkrijgt en verwerkt.
ANPR-camera’s zijn primair gericht op het maken van foto’s van kentekenplaten. Met een ANPR-camera worden overzichtsfoto’s gemaakt. Dit zijn foto’s waarop het voertuig te zien is plus een klein deel van de omgeving. Op een aantal van die overzichtsfoto’s is de bestuurder in beeld. Voor het maken en gebruiken van de ANPR-foto’s zijn verschillende wettelijke grondslagen, die ik hierna toe zal lichten. Kort gezegd bestond er tussen deze grondslagen een verschil ten aanzien van het gebruik van de foto’s, waardoor langs de ene grondslag ongeblurde foto’s wel en langs de andere grondslag ongeblurde foto’s niet gebruikt mochten worden. Om deze disbalans te beëindigen hebben OM en politie besloten alleen geblurde foto’s te gebruiken.
Ter toelichting schets ik hieronder de verschillende wettelijke grondslagen voor het maken en gebruiken van ANPR-foto’s.
Er zijn twee wettelijke grondslagen voor het maken van ANPR-foto’s door de politie:
Artikel 3 Politiewet 2012 (Pw). Met deze grondslag worden ANPR-foto’s gemaakt door gebruikmaking van referentielijsten. Referentielijsten bevatten kentekens van auto’s die worden gezocht door de politie, bijvoorbeeld omdat een auto is gestolen of omdat iemand een openstaande boete heeft. Er is sprake van een hit wanneer een voertuig met een kenteken dat op een referentielijst staat langs een ANPR-camera rijdt. Alleen dan – in het geval van een hit – wordt de foto opgeslagen. Een hit wordt «real-time» gegenereerd, waardoor de politie direct kan overgaan tot opvolging.
Artikel 126jj Wetboek van Strafvordering (Sv). Deze grondslag geeft de politie de bevoegdheid om ANPR-foto’s te maken van alle voertuigen die een ANPR-camera passeren en deze op te slaan voor een periode van maximaal 28 dagen. Deze gegevens kunnen gedurende deze periode worden opgevraagd ten behoeve van de opsporing van een misdrijf of van voortvluchtige personen. Het opvragen van deze gegevens vindt altijd achteraf plaats. Na 28 dagen worden deze ANPR-foto’s automatisch verwijderd.
Het NRC-artikel gaat over het gebruik van ANPR-foto’s waarop personen herkenbaar voorkomen. Daarin verschillen de twee grondslagen:
Op ANPR-foto’s die zijn gemaakt met artikel 126jj Sv als grondslag moeten personen die herkenbaar voorkomen onherkenbaar worden gemaakt (blurren).2
Op ANPR-foto’s die zijn gemaakt met artikel 3 Pw als grondslag rust geen verplichting om personen onherkenbaar te maken.
Het OM en de politie hebben geoordeeld dat een potentiële disbalans kan worden waargenomen tussen de beide grondslagen ten aanzien van het gebruik. Dit heeft ertoe geleid dat zij gezamenlijk de beslissing hebben genomen om – voor de zekerheid – de wettelijke lijn van artikel 126jj Sv voor het gebruik door te trekken naar de artikel-3-foto’s. Hiermee is het gebruik van ANPR-foto’s waarop personen herkenbaar voorkomen op dit moment in het geheel niet mogelijk: deels door wat de wet daarover zegt, deels door een eigen beleidsbeslissing van het openbaar ministerie. Politie en OM hebben deze beslissing op 12 augustus jl. gepubliceerd.3
Sinds wanneer bent u hiervan op de hoogte? Door wie bent u hierover geïnformeerd en hoe?
De bewering dat er zonder wettelijke basis gezichten van automobilisten en bijrijders zijn gefotografeerd is onjuist. Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 1.
In augustus 2020 ben ik er schriftelijk van op de hoogte gebracht dat er een ongeblurde ANPR-foto is verstrekt die op grond van artikel 126jj Sv is gemaakt. Dit gebeurde in het kader van het verschijnen van het eerste WODC-monitorrapport. In augustus 2021 ben ik geïnformeerd over twee andere verstrekkingen van dergelijke, op basis van art. 126jj Sv gemaakte, ongeblurde foto’s. Dit gebeurde in het kader van het verschijnen van het tweede WODC-monitorrapport. In mijn antwoord op vraag 3 ga ik hier verder op in.
Als u dit al voor publicatie wist, waarom heeft u de Kamer hier niet over geïnformeerd? Zo nee, waar is het dan misgegaan in de verantwoording aan u? In welke rapportages en overleggen moet de politie verslag doen van dergelijk gebruik van opsporingsmiddelen?
In mijn antwoord op vraag 2 heb ik reeds aangegeven dat ik in het kader van het eerste WODC-monitorrapport ben geïnformeerd over de verstrekking van een ongeblurde ANPR-foto, die was gemaakt op grond van artikel 126jj Sv. In dit eerste monitorrapport wordt één zaak beschreven waarin het OM vanwege de ernst van de zaak (een levensdelict) een ongeblurde ANPR-foto vorderde. Aan deze vordering ging een uitvoerige juridische discussie vooraf, waarbij de verschillende rechtsplichten tegen elkaar zijn afgewogen. Dit monitorrapport heb ik op 3 september 2020 aangeboden aan uw Kamer.4
De politie is verplicht om op verschillende manieren verslag te doen van de uitvoeringspraktijk:
De politie is verplicht om periodiek een interne privacy-audit uit te voeren op onderdelen van de Wpg.5 De politie heeft mij een afschrift van de controleresultaten van de privacy-audits gestuurd.
Daarnaast is de politie gehouden om een Gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB) uit te voeren ten aanzien van (voorgenomen) hoog-risico-verwerkingen.6 Door middel van een GEB worden de risico’s van de betreffende verwerking voor de rechten en vrijheden van betrokkenen in kaart gebracht en dienen maatregelen te worden geformuleerd om deze risico’s te mitigeren. Er is voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 126jj Sv een wetgevings-GEB uitgevoerd. De politie heeft geen aanvullende GEB uitgevoerd op de toepassing van de nieuwe bevoegdheid. De reden daarvoor is dat ANPR geen nieuwe toepassing of technologie is bij de politie.
Artikel 126jj Sv bevat een evaluatiebepaling. De politie en het OM hebben informatie aangeleverd ten behoeve van dit evaluatieonderzoek. Deze evaluatiebepaling houdt in dat de Minister van Justitie en Veiligheid binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk stuurt. Het evaluatieonderzoek omvat twee (eerdergenoemde) monitorrondes. Het eindrapport zal ik, samen met een beleidsreactie, dit najaar aanbieden aan uw Kamer. Het verslag van de tweede monitorronde over het jaar 2020 verschijnt gelijktijdig met het eindrapport.
Welke toezichthouders houden toezicht op het vervaardigen en gebruiken van beeldmateriaal voor opsporingsdoeleinden en strafrechtelijke onderzoeken?
Ik interpreteer «beeldmateriaal» in deze vraag als beeldmateriaal waarop personen herkenbaar zijn afgebeeld. Dergelijk beeldmateriaal is juridisch gezien een persoonsgegeven. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van de politietaak is geregeld in de Wet Politiegegevens (Wpg). Het uitvoeringsbesluit dat is gebaseerd op artikel 126jj Sv stelt aanvullende eisen aan de verwerking van de ANPR-afbeeldingen.7
De AP houdt toezicht op de Wpg. Bij een gegevensverwerking met een hoog privacy-risico stelt de Wpg een Gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB) verplicht.8 Als de dataverwerking een hoog risico betreft en het lukt niet om maatregelen te vinden om dit risico te beperken, dan is voorafgaande raadpleging van de AP verplicht. Tijdens periodieke evaluaties moet de aard en de omvang van alle risico's die in de GEB zijn benoemd worden doorgelicht.
Het vervaardigen en gebruiken van beeldmateriaal voor opsporingsdoeleinden en strafrechtelijk onderzoek vindt plaats onder gezag van de Officier van Justitie.9 Indien tijdens een strafrechtelijk onderzoek onregelmatigheden met betrekking tot het vervaardigen en gebruiken van beeldmateriaal aan het licht zouden komen, is het oordeel daarover in een concrete strafzaak uiteindelijk aan de strafrechter.10
Naast de AP en de rol van de Officier van Justitie is er een intern stelsel van toezicht. Elke politie-eenheid heeft een privacyfunctionaris die zich bezighoudt met advies en toezicht.11 Daarnaast is er een functionaris voor gegevensbescherming die de interne onafhankelijk toezichthouder is.12 De eerder genoemde interne auditfunctie is ondergebracht bij de afdeling Concernaudit van de politie. De Gegevensautoriteit bewaakt de strategische kaders en monitort het beleid.
Hadden de betreffende toezichthouders van deze onrechtmatige surveillance op de hoogte kunnen zijn? Zo nee, waarom niet? Welkechecks and balances hebben hier volgens u gefaald?
Ten aanzien van de vraagstelling wil ik benadrukken dat geenszins sprake is van onrechtmatige surveillance. Waar wel sprake van is, is dat er in drie zaken een op basis van artikel 126jj Sv vervaardigde ongeblurde ANPR-foto is verstrekt aan een onderzoeksteam, terwijl de wettelijke regeling dat niet toestaat.
Ten aanzien van uw vraag over de informatiepositie van de toezichthouders het volgende: uit een GEB kan voortvloeien dat voorafgaande raadpleging van de AP moet plaatsvinden. In mijn antwoord op vraag 3 gaf ik aan dat de politie afgezien van de wetgevings-GEB geen GEB heeft uitgevoerd. Er is daarom ook geen voorafgaande raadpleging van de AP geweest.
Verder voert het WODC het evaluatieonderzoek naar artikel 126jj Sv uit. Dat evaluatieonderzoek omvat twee tussentijdse monitors. De politie en het OM zijn verplicht alle informatie te verstrekken die nodig is voor dat onderzoek.
De Gegevensautoriteit of de Functionaris voor gegevensbescherming kijken niet dagelijks mee bij de werkzaamheden van de politie, dat past niet bij hun rol van toezichthouder. De toepassing van ANPR kan wel onderwerp van een toezichtactie zijn indien de privacyfunctionaris of de Functionaris voor gegevensbescherming daar aanleiding toe ziet.
Beschikt de Autoriteit Persoonsgegevens in uw optiek over voldoende middelen om goed toezicht te houden op dergelijke privacyschendingen door de overheid? Kunt u in uw antwoord ingaan op het feit dat alleen al dit jaar bleek dat de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) onrechtmatig heimelijk burgers volgde, de politie onrechtmatig burgers hackte, defensie onrechtmatig burgers volgde en diverse gemeenten dit ook doen?2
De Autoriteit Persoonsgegevens is een zelfstandig bestuursorgaan en kan haar capaciteit naar eigen inzicht verdelen over haar verschillende taken. In een onderzoek dat door KPMG is uitgevoerd naar de capaciteit en de financiële middelen van de AP is geconcludeerd dat er nog te veel onzekerheden aanwezig zijn om voor de AP tot een eenduidige, meerjarige, vooruitkijkende capaciteitsraming te komen. De Minister voor Rechtsbescherming heeft uw Kamer daar in april 2021 over geïnformeerd.14
De verschillende AVG-gerelateerde gebeurtenissen bij overheidsinstanties in het afgelopen jaar onderstrepen het belang van voldoende capaciteit bij de AP.
Deelt u de mening dat de basis van onze rechtsstaat is, dat alles wat de overheid doet gebaseerd moet zijn op democratisch gelegitimeerde wet- en regelgeving? Hoe weegt u in dit licht de consequente overschrijding van de grenzen van de eigen bevoegdheden en de consequente schending van de privacyrechten van burgers door de overheid?
Ja. Ik hecht eraan hieraan toe te voegen dat in het onderhavige geval van een consequente overschrijding van de eigen bevoegdheden evenwel geen sprake is. Zie daarvoor mijn antwoord op vraag 5.
Aan de beschreven verstrekkingen met artikel 126jj Sv als grondslag ging een uitvoerige juridische discussie vooraf, waarbij de verschillende rechtsplichten tegen elkaar zijn afgewogen.
Deze uitvoerige juridische discussie leidde ook tot het eerdergenoemde besluit dat het gebruik van ANPR-foto’s waarop personen herkenbaar voorkomen in het geheel niet meer toestaat.
Welke grondslagen en bijbehorende vereisten zijn er voor het vervaardigen en gebruiken van beeldmateriaal voor opsporingsdoeleinden en strafrechtelijke onderzoeken? Aan welke vereisten is in dit geval, nog los van het ontbreken van een wettelijke grondslag, niet voldaan?
De algemene taakstelling van de politie is af te leiden uit artikel 3 Pw. Het artikel beschrijft wat de politietaak is. Dit betekent dat het artikel niet met zoveel woorden bevoegdheden toekent, maar algemeen wordt aangenomen dat opsporingsambtenaren aan artikel 3 Pw bevoegdheden kunnen ontlenen die nodig zijn om de gestelde taak uit te oefenen – inclusief in voorkomende gevallen het vervaardigen en gebruiken van beeldmateriaal – mits de uitoefening van zo’n bevoegdheid niet een meer dan geringe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen maakt.
Voor het maken van een meer dan geringe inbreuk is een specifieke wettelijke regeling nodig. Daarin is onder meer voorzien door de regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden in het Wetboek van Strafvordering. In het algemeen geldt dat de Officier van Justitie beslist over de inzet van meer ingrijpende bijzondere opsporingsbevoegdheden. Voor de inzet van zeer ingrijpende opsporingsbevoegdheden is daarnaast een voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris vereist.
Voor het tweede deel van de vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 1, 5 en 7.
Hoe en wanneer wordt de tijdelijke bevoegdheid voor 28 dagen foto’s van kentekens op te mogen slaan in een database, genaamd Argus, geëvalueerd? Kunt u garanderen dat deze foto’s en de onrechtmatige foto’s van de gezichten van automobilisten en bijrijders steeds na 28 dagen zijn en worden vernietigd? Welke controle vindt daarop plaats?
Art 126jj Sv is op 1 januari 2019 is in werking getreden. Deze wet bevat een evaluatie- en horizonbepaling (zie mijn antwoord op vraag 3) en is in beginsel voor drie jaar van kracht, tenzij bij koninklijk besluit anders wordt besloten. Het WODC heeft in 2021 de wet geëvalueerd. Het eindrapport is klaar. Mede op basis van die evaluatie wordt bepaald of de bevoegdheid wordt gehandhaafd. Het evaluatierapport heb ik samen met mijn reactie op 1 oktober jl. aan uw Kamer aangeboden.15
Na 28 dagen worden de gegevens in de Argusdatabase automatisch verwijderd. Deze automatische handeling is in de privacy-audit gecontroleerd en vastgesteld. In 2019 was er nog een back-up aanwezig van Argus, die een week bewaard bleef voor het geval gegevens ongewild verloren gaan, bijvoorbeeld door een storing. Vanaf 2020 is geen back-up meer gemaakt, om te voorkomen dat gegevens langer bewaard blijven dan wettelijk toegestaan. Hier wordt in het eerste WODC-monitorrapport melding van gemaakt.
Welke juridische implicatie kan het onrechtmatig en onwettelijk gebruik van de foto’s hebben voor strafzaken waarin deze zijn gebruikt voor opsporingsdoeleinden of ter bewijs?
Ten aanzien van deze vraagstelling verwijs ik u allereerst naar mijn antwoord op vraag 5. Wanneer een rechter in strafzaken oordeelt dat er sprake is van informatie die niet conform de heersende rechtsregels is vergaard of verwerkt staat de rechter het instrumentarium ter beschikking zoals beschreven in artikel 359a Sv. Het is aan de rechter om daaraan in het individuele geval de consequenties te verbinden die passend worden geacht.
Tegemoetkoming gedupeerden wateroverlastschade Limburg |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u ermee bekend dat ook voor veel particulieren die getroffen zijn door de extreme wateroverlast in Limburg nog altijd niet zeker is of hun schade door de verzekering zal worden uitgekeerd? Zo ja, weet u om hoeveel mensen het gaat?
De impact van de wateroverlast in Limburg is enorm. Veel burgers en ondernemers hebben grote schade geleden, dat is verschrikkelijk voor alle betrokkenen, zeker als tegen hun verwachtingen in blijkt dat hun verzekering de schade niet dekt.
Het kabinet heeft besloten om de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) van toepassing te verklaren op de ramp in Limburg. In artikel 4 van de Wts staat welke soorten schade onder voorwaarden in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten, zoals schade aan de woning en aan de inboedel.
Een belangrijke voorwaarde voor de tegemoetkoming van schade op grond van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts), is dat de schade en kosten niet redelijkerwijs verzekerbaar zijn. Daarom is in overleg met het Verbond van Verzekeraars in beeld gebracht welke schade redelijkerwijs verzekerbaar is. Het lijkt erop dat voor particulieren een groot deel van de schade redelijkerwijs verzekerbaar is. Dit geldt voor schade door regenval en door overstroming door beken en rivieren. Schade door overstroming van de Maas is voor particulieren echter niet redelijkerwijs verzekerbaar. Daarom kunnen zij voor dat deel aanspraak maken op een tegemoetkoming in de schade op grond van de Wts. Uw Kamer wordt hierover middels een separate brief nader geïnformeerd.
Vindt u ook dat Limburgers ruimhartig moeten worden ondersteund, ongeacht of het water dat de schade heeft veroorzaakt afkomstig was uit regionale rivieren en beken, grote rivieren, een dijkdoorbraak, kwelwater of regen?
Om de Wts van toepassing te verklaren, moet sprake zijn van een ramp zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet Veiligheidsregio’s, van ten minste vergelijkbare orde als een overstroming door zoet water of een aardbeving. Daarvan is sprake bij een gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines was vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.
Het kabinet wil de door de overstroming getroffen inwoners en organisaties in Limburg graag bijstaan. Middels een separate brief informeer ik uw Kamer nader over de reikwijdte van de ministeriële regeling Wet tegemoetkoming schade bij rampen.
Bent u bereid deze mensen ruimhartig tegemoet te komen via de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts)?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer wordt duidelijkheid gegeven over de uitwerking van de Wts, het loket waar particulieren zich kunnen melden en de uitkering van eventuele voorschotten?
De schaderegeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Vanaf 9 augustus kunnen particulieren, ondernemers, overheden, religieuze organisaties, verenigingen en stichtingen hun schade melden via een meldingsformulier op de website van RVO. Dit stelt de RVO in staat de uitvoering van de regeling voor te bereiden zodat zo snel mogelijk kan worden gestart met die uitvoering. Een belangrijke stap daarbij is het laten uitvoeren van taxaties. Het werken met voorschotten zou in dit proces vertragend werken, aangezien ook hiervoor taxaties vereist zijn. Er wordt met alle betrokken partijen hard gewerkt om de ministeriële regeling zo spoedig mogelijk te kunnen vaststellen en in werking te laten treden, zodat de RVO ook kan overgaan tot uitbetaling.
Belangrijk voor burgers is dat zij de schade goed vastleggen met foto's en daarnaast documentatie, zoals facturen, bewaren. Op Rijksoverheid.nl en op RVO.nl staan al zoveel mogelijk antwoorden op vragen over de wateroverlast en schade. Deze Q&A's vullen we voortdurend aan, om waar mogelijk al duidelijkheid te geven aan getroffen mensen. Nadere aanwijzingen zullen we ook spoedig mogelijk geven op Rijksoverheid.nl en RVO.nl.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden, doch uiterlijk voor 13 augustus 2021?
Ja.
Het bericht dat een asielzoeker is aangeklaagd voor zeven moordpogingen |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u ervan op de hoogte dat een Nigeriaanse asielzoeker is aangeklaagd voor zeven moordpogingen in het asielzoekerscentrum (AZC) Echt?1
Zoals uw Kamer bekend is, ga ik niet in op individuele zaken.
Bent u ervan op de hoogte dat deze buitenlandse indringer instak op een vrouw die haar kind bij zich droeg?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u verklaren waarom deze asielterrorist Nederland is binnengekomen en waarom u deze levensgevaarlijke messentrekker vrij liet rondlopen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het eens dat de Nederlander er schoon genoeg van heeft dat u dit soort buitenlanders nog steeds met honderden per week ons land binnenlaat? Zo nee, waarom niet?
Mijn beeld is dat er in Nederland draagvlak is voor het bieden van asielbescherming aan diegenen die daadwerkelijk vluchten voor geweld of vervolging. Overlast en criminaliteit is onacceptabel en het ondermijnt dit draagvlak. Dat is waarom het aanpakken van criminaliteit en overlast een van mijn prioriteiten is. Om die reden heb ik al diverse maatregelen genomen, waarover ik uw Kamer ook meerdere keren uitgebreid heb geïnformeerd2.
Bent u het voorts eens dat u als bestuurder medeverantwoordelijk bent voor de aanslagen die asielzoekers plegen in Nederland aangezien u,ondanks het overduidelijke gevaar, ze maar blijft binnenhalen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid deze asielterrorist na zijn gevangenisstraf het land uit te zetten en de grenzen te sluiten voor alle asielzoekers en voor immigranten uit islamitische landen? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik graag naar mijn eerdere reactie op Kamervragen van soortgelijke strekking.
Bent u bekend met het artikel »»Verzekeraars weigeren na watersnood miljoenenschade uit te keren aan dertig Valkenburgse gedupeerden»» van 2 augustus 2021?1 Wat vindt u hiervan? Deelt u de mening dat ondernemers zo snel mogelijk geholpen moeten worden zodat ze weer kunnen ondernemen?
De ramp die zich in Limburg heeft voltrokken is voor veel burgers en ondernemers zeer ingrijpend geweest. Voor getroffen particulieren en bedrijven is hun verzekering het eerste aanspreekpunt. Het kabinet staat dan ook in nauw contact met het Verbond van Verzekeraars. Het kabinet zal de door de wateroverlast getroffen inwoners en ondernemers in Limburg bijstaan door de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) in te zetten.
Klopt het dat in afwachting van de ministeriële regeling, die toegesneden is op de rampsituatie, er veel onzekerheid heerst bij gedupeerde ondernemers.?Wanneer verwacht u dat deze regeling afgerond is? Is het mogelijk dit proces te versnellen? 3.Heeft u daarnaast al zicht op het vast te stellen schadegebied? Gaat het hier enkel om de overstroming van de Maas of gaat u een bredere definitie hanteren?
Voor toepassing van de Wts is een ministeriële regeling vereist. In een aparte brief aan uw Kamer informeer ik u nader over de invulling en reikwijdte van de schaderegeling in de ministeriële Regeling. Op dit moment is het al mogelijk om schade te melden bij de RVO, zodat het proces kan worden voorbereid. Op die manier kan na vaststelling van de ministeriële regeling zo spoedig mogelijk overgegaan worden tot uitkering van de tegemoetkomingen in de schade.
Klopt het dat veel ondernemers het al lastig hadden door de coronacrisis, zeker nu ze zich gedwongen zien hun onderneming door waterschade nog langer gesloten te houden totdat alles weer gerepareerd is? Hoe bent u van plan om te gaan met deze omzetderving die vaak het verschil tussen heropening en definitieve sluiting kan betekenen voor veel ondernemers?
In de ministeriële regeling is het schadegebied opgenomen. Daarin zijn zowel de overstroomde gebieden, als gebieden waar schade is geleden door afstromend water als gevolg van hevige regenval opgenomen. Uw Kamer is hierover middels een separate brief nader geïnformeerd.
Bent u bereid, als het niet mogelijk is op korte termijn duidelijkheid te verschaffen aan gedupeerde ondernemers, gebruik te maken van voorschotten, zodat zij al snel kunnen beginnen aan het herstel van de schade?
Het is algemeen bekend dat veel ondernemers zich door de coronacrisis al in zwaar weer bevonden. In de Wts is omzetderving als gevolg van een ramp uitgezonderd van een tegemoetkoming. Het kabinet wil evenwel het gesprek hierover met de regio en ondernemersvertegenwoordigers voeren, waarbij ook aandacht zal zijn voor proportionaliteit, uitvoerbaarheid en precedentwerking. Ondernemers kunnen in geval van omzetverlies tevens gebruik maken van de vanwege de coronacrisis tot stand gekomen regelingen TVL en NOW. Deze regelingen voorzien in een tegemoetkoming in vaste lasten en personeelskosten, zolang aan de huidige voorwaarden van deze regelingen wordt voldaan.
Kunt u pogen deze vragen, gezien de urgentie, te beantwoorden voor vrijdag 13 augustus?»
Er wordt met alle betrokken partijen hard gewerkt om de ministeriële regeling zo spoedig mogelijk te kunnen vaststellen en in werking te laten treden. Het is echter op dit moment al mogelijk om schade te melden bij het RVO.2 Dit stelt de RVO in staat de uitvoering van de regeling voor te bereiden zodat zo snel mogelijk kan worden gestart met die uitvoering. Een belangrijke stap daarbij is het laten uitvoeren van taxaties. Het werken met voorschotten zou in dit proces vertragend werken, aangezien ook hiervoor taxaties vereist zijn.
Het onderzoek naar de beveiligingssituatie van Peter R. de Vries |
|
Hanneke van der Werf (D66), Ingrid Michon (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Mirjam Bikker (CU), Kees van der Staaij (SGP), Anne Kuik (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Deelt u de mening dat alles op alles moet worden gezet om kroongetuigen en hun naasten, advocaten en adviseurs te beschermen? Steunt u daarom het verzoek het onderzoek te verbreden en in kaart te brengen welke veiligheidsmaatregelen bij eerdere slachtoffers, zoals Derk Wiersum en Redouan B., zijn getroffen en welke lessen daaruit kunnen worden getrokken voor de toekomst? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet hecht een groot belang aan de veiligheid van kroongetuigen en hun naasten, advocaten en adviseurs. Zoals ook aan uw Kamer toegezonden in mijn brief van 24 augustus jl. heb ik de afgelopen weken meerdere gesprekken gevoerd met de met de familie van Peter R. de Vries, andere betrokkenen en deskundigen.1 Het grote maatschappelijk belang dat met het onderzoek naar de beveiligingssituatie van Peter R. de Vries gediend is, maakt dat ik sterk hecht aan breed draagvlak voor het onderzoek. Ik heb de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV) gevraagd om het op zich te nemen in een onderzoek na te gaan welke lessen getrokken kunnen worden uit de beveiligingssituaties van de broer, de toenmalig advocaat en de vertrouwenspersoon van de kroongetuige in het Marengo-proces. De OVV heeft inmiddels bevestigd dit onderzoek op zich te nemen.2 Hierbij acht ik het van belang uw Kamer te melden dat gezien de onafhankelijke status van de OVV, de OVV zelf de onderzoeksopzet bepaalt. Deze onafhankelijke status is vastgelegd in de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid, waarin ook de bevoegdheden van de OVV zijn vastgelegd.
Steunt u het pleidooi van de advocaten van de kroongetuigen dat de commissie absoluut onafhankelijk moet zijn en dat het wenselijk is naast de heer Joustra ook een andere (strafrecht)deskundige aan de onderzoekscommissie toe te voegen? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht eraan te benadrukken dat voor mij persoonlijk over de geschiktheid en onafhankelijkheid van de heer Joustra en zijn beoogde commissieleden geen enkele twijfel is geweest. Wel vind ik het van het grootste belang dat over de onafhankelijkheid van het onderzoek ook in de buitenwereld geen twijfels bestaan en heb ik geconcludeerd dat de brede reikwijdte van het onderzoek beter past bij onderzoek door de OVV. Ik wil de heer Joustra en zijn beoogde commissieleden dan ook hartelijk danken voor hun bereidheid en hun inspanningen tot nu toe op dit dossier.
Wilt u deze vragen, gezien de voorziene onderzoeksperiode, binnen een beantwoordingstermijn van een week, dus uiterlijk 6 augustus 2021, beantwoorden?
In verband met afstemming met meerdere partijen is dit niet mogelijk gebleken.
De mishandeling van een veertienjarig meisje |
|
Attje Kuiken (PvdA), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Familie van mishandelde Frédérique (14): «Ongekend verdrietige aanval, maar overrompeld door warme reacties»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de mishandeling van het genoemde meisje afschuwelijk en onbegrijpelijk is? Zo ja, waarom? Zo nee, welke kwalificaties zou u aan deze mishandeling willen geven?
Het is onacceptabel dat niet iedereen overal zichzelf kan zijn. Met het kabinet blijven we streven naar een Nederland waarin iedereen gelijk wordt behandeld en zich veilig kan voelen. Het kabinet wijst iedere vorm van discriminatie af, of het nu gaat om seksuele gerichtheid, ras, godsdienst, levensovertuiging, geslacht of welke grond dan ook. Het zijn zaken met vaak grote gevolgen voor het slachtoffer, die ook de samenleving als geheel raken.
In het belang van het lopende strafrechtelijke onderzoek in deze casus kan ik daar verder geen uitspraken over doen. Het is aan het Openbaar Ministerie en (waar deze betrokken wordt) de rechtspraak om op basis van het onderzoek te beoordelen of sprake is van strafbare feiten en hoe deze gekwalificeerd moeten worden.
Deelt u de mening dat het goed zou zijn als u vanwege uw functie in de publiciteit duidelijk kenbaar zou maken wat u van deze misdaad vindt? Zo ja, heeft u dat al gedaan of gaat u dat nog doen? Zo nee, waarom niet?
Met het kabinet zetten wij ons met een overheids-brede aanpak in voor het tegengaan van discriminatie. Voor discriminatie, op welke grond dan ook, is geen plaats in onze samenleving. Deze boodschap dragen wij ook uit. Ik zie geen aanleiding om dit nu extra te benadrukken.
Deelt u de mening dat het ook goed zou zijn als u het slachtoffer en haar familie zou laten weten dat u achter hen staat en dat u benadrukt dat het van belang is dat de daders worden opgespoord? Zo ja, heeft u dat al gedaan of gaat u dat nog doen? Zo nee, waarom niet?
Bij het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Wat is uw mening over het invoeren van een verhoogd strafmaximum voor een strafbaar feit dat met een discriminatoir oogmerk is begaan?
In dit verband breng ik graag het initiatiefwetsvoorstel van de leden Buitenweg (GL) en Segers (CU) tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van het discriminatoir oogmerk als strafverzwaringsgrond onder de aandacht2. Eerder heb ik naar aanleiding van rechtsvergelijkend onderzoek al aangegeven dat de introductie van een discriminatoir oogmerk als algemene wettelijke strafverzwaringsgrond naar mijn oordeel belangrijke voordelen oplevert3. Daarmee wordt een duidelijke norm gesteld die uitdrukking geeft aan de maatschappelijke afkeuring van discriminatoir handelen. Wettelijke verankering kan ook bevorderen dat de officier van justitie bij zijn strafeis en de rechter bij de strafoplegging zich rekenschap geven van het discriminatoir motief en dat de afweging die daaromtrent is gemaakt in elke strafzaak zichtbaar is. Met het invoeren van een wettelijke regeling op dit punt zou Nederland een stap zetten die al is of zal worden gezet in enkele ons omringende landen.
De aanhoudende incidenten op de bussen in en rondom Ter Apel |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wat is uw reactie op de aanhoudende incidenten op de bussen in en rondom Ter Apel?1
Ik vind het bijzonder vervelend dat, ondanks de inzet van de pendelbus en overige maatregelen, nog steeds overlast wordt ervaren op de buslijn 73 Ter Apel-Emmen. Wel wil ik meegeven dat het aantal incidenten op deze buslijn in vergelijking met 2017 en 2018 fors is gedaald (van gemiddeld 50 naar 5 per week), maar elk incident is er natuurlijk één teveel.
Welke stappen zijn er gezet naar aanleiding van uw recente bezoek aan Ter Apel?
Om de zorgen van de chauffeurs zoveel mogelijk weg te nemen, is besloten de reeds ingezette maatregelen, zoals de inzet van de ketenmariniers, de Top-X aanpak te continueren en om de pendelbus voor dit jaar weer volledig (vier blokken) te laten rijden. De gemeente Westerwolde heeft hiervoor al, vanwege de unieke positie van de aanmeldlocatie, een financiële bijdrage ontvangen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Voor eventuele extra kosten heeft de provincie Drenthe aangegeven eveneens een bijdrage te willen leveren. Verder is naar aanleiding van de constatering dat de onderlinge communicatie voor verbetering vatbaar is, besloten hier meer op te investeren, onder meer door de chauffeurs te betrekken bij de diverse overlegvormen. Daarnaast heeft de gemeente Westerwolde toegezegd boa’s toezicht te laten houden rond de bushalte van 73 in Ter Apel, dit ter aanvulling van de handhavers die gemeente Emmen reeds langere tijd in het stationsgebied inzet. Bovendien continueert het COA, via de beveiligers van Trigion, de begeleiding bij het instappen bij de pendelbus.
Heeft u tijdens uw bezoek ook met buschauffeurs gesproken? Zo ja, wat is daar uitgekomen?
Tijdens mijn bezoek heb ik met vier chauffeurs werkzaam op de lijn 73 tussen Emmen en Ter Apel als afvaardiging van Qbuzz gesproken. Zie verder mijn antwoord op vraag twee.
Wat gaat u doen met de aanbevelingen in de brief die u kreeg van de buschauffeurs?
De prioriteiten van de chauffeurs zien op zaken ten aanzien van sociale veiligheid. De werkgever is hiervoor het eerste aanspreekpunt. Ten aanzien van het verzoek om de pendelbus in te blijven zetten, zijn inmiddels nieuwe afspraken gemaakt waardoor de pendelbus dit jaar volledig wordt ingezet. Zie ook antwoord vraag twee.
Bent u nog altijd van mening dat het lokale gezag voldoende doet om de incidenten een halt toe te roepen?
Ja. Ik ben met name blij met de toezegging van de gemeenten Emmen en Westerwolde om te voorzien in extra toezicht bij het in- en uitstappen in het stationsgebied van Emmen en de halte van buslijn 73 in Ter Apel. Ook de provincie, de politie en het COA zetten zich in om overlast zoveel mogelijk te voorkomen en/of aan te pakken. Daarvoor is het van belang dat alle partijen goed met elkaar samenwerken. In deze samenwerking heeft een ieder een eigen rol, verantwoordelijkheid en bevoegdheid.
Bent u inmiddels bereid om zelf in te grijpen, nu lokale maatregelen uitblijven? Zo nee, waarom niet?
Ik herken mij niet in uw constatering dat lokale maatregelen uitblijven. Daarom zie ik geen noodzaak om in te grijpen. Dit neemt niet weg dat ik continu met alle betrokken partijen bekijk hoe wij de integrale aanpak van overlast kunnen optimaliseren.
Wat onderneemt u om op korte termijn tot veilige buslijnen te komen? Bent u bereid over te gaan op standaardbeveiliging op de bussen, permanente beveiliging bij de in- en uitstap in Ter Apel en permanente beveiliging op station Emmen?
Zoals reeds aangegeven hebben verschillende partijen hun rol en bevoegdheid in de aanpak van overlast. De beslissing over beveiliging in de bus noch het plaatsen van beveiliging op een station vallen niet onder mijn bevoegdheid. Gelet op het feit dat een gedeelte van de overlast is terug te voeren op asielzoekers en omdat een lokale aanpak om maatwerk vraagt, heb ik besloten om gemeenten te ondersteunen met de inzet van lokale maatregelen. Dit doe ik door één miljoen beschikbaar te stellen, middels een specifieke uitkering.2 Deze specifieke uitkering kan voor 1 oktober 2021 door gemeenten worden aangevraagd en kan gebruikt worden om lokale maatregelen uit te voeren ten behoeve van de aanpak van overlast veroorzaakt door asielzoekers buiten de (COA)opvanglocatie.
De verkoop van zelfmoordpoeder |
|
Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven, nu het bekend is geworden dat een man uit Eindhoven zogenoemd zelfmoordpoeder heeft verkocht aan mogelijk honderden mensen, van wie mogelijk zeker zes mensen zijn overleden, waarom er niets is ondernomen tegen de verkoop van dodelijk poeder op Marktplaats, daar waar dit middel drie jaar geleden al voor slechts 20 euro te koop was, terwijl u in september 2018 al beloofde de verkoop van dergelijke stoffen zoveel mogelijk te zullen beperken?1
Ik vind het onwenselijk dat zogenoemd zelfmoordpoeder in omloop is en dat mensen in anonimiteit en zonder begeleiding van een arts of andere professional de fatale stap van zelfdoding kunnen zetten.
Ik deel niet uw mening dat sinds september 2018 niks meer is vernomen om de verkoop van dergelijke stoffen tegen te gaan. Op 26 juni 2019 is de code «Signalering van risico’s op suïcide met behulp van chemische stoffen» door VWS samen met 113 Zelfmoordpreventie, Raad Nederlandse Detailhandel, Thuiswinkel.org2, het Verbond van Handelaren in Chemische Stoffen en de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie ondertekend. De code bevat een aantal afspraken met de chemiebranche om de verkoop aan particulieren van stoffen waarvan vastgesteld is dat zij mogelijk bij suïcide gebruikt worden te monitoren, en om kennis over deze stoffen met elkaar te delen in een overleg.3 De deelnemers aan de code zijn de afgelopen jaren enkele keren bij elkaar geweest. Daarbij is niet gebleken dat naast de al bekende stoffen, andere stoffen op grote schaal gebruikt worden. Tegelijkertijd is er internationaal gesondeerd of in andere landen veel bekend is over het gebruik van deze stoffen. Deelnemers van de code beschouwen het nog steeds als een nuttig instrument om misbruik van chemicaliën voor suïcide te voorkomen.
Het Ministerie van VWS zal via een extra overleg met de deelnemers aan de code bezien of de afspraken die in de code zijn vastgelegd naar aanleiding van de laatste ontwikkelingen rondom de beschikbaarheid van het zelfdodingsmiddel moeten worden aangepast.
Hoe kijkt u terug op uw besluit uit 2018, na een gesprek met nabestaanden, om niet tot een vergunning- of ontheffingsplicht voor twee zelfmoordmiddelen te komen, omdat u de namen van de middelen niet in de wettekst wilde noemen. Bent u bereid om dit besluit te heroverwegen?2
Het leven verdient onze bescherming en daarom wil het kabinet gebruik van stoffen voor suïcide, waar mogelijk, voorkomen. Zoals ik al eerder heb aangegeven is wetenschappelijk aangetoond dat het verhogen van de drempel voor het verkrijgen van dergelijke stoffen, een preventief effect heeft.6 Om deze reden heeft het kabinet op 3 september 2018 maatregelen getroffen om de levering van stoffen die gebruikt kunnen worden voor suïcide te reguleren. De inzet van maatregelen is gericht op het opwerpen van een drempel voor de beschikbaarheid van deze stoffen voor particulieren.7
Naar aanleiding van een verkenning is er bewust niet gekozen voor juridische maatregelen. Bestaande wetgeving biedt geen grond om de verkoop van bekende stoffen aan particulieren te reguleren. Eventuele juridische maatregelen om de beschikbaarheid van dergelijke stoffen voor suïcide te beperken (bijvoorbeeld particuliere verkoop), vragen dus om nieuwe wetgeving. Nadere beschouwing laat echter zien dat nieuwe wetgeving weleens contraproductief zou kunnen zijn voor het voorkomen van suïcide door deze stoffen. Dit heeft de volgende redenen:8 juridische maatregelen geven bekendheid aan stoffen,9 een uitputtende lijst met stoffen die gebruikt kunnen worden voor suïcide en daarom via wetgeving worden gereguleerd, is niet mogelijk,10 regulering van de verkoop aan particulieren is disproportioneel, omdat dit gevolgen heeft voor de wel wenselijke bestaande toepassingen,11 het vraagt grote handhavingsinspanningen, inclusief een verregaande documentatieplicht,12 met een wetgevingstraject is het lastiger om ook in de toekomst snel beperkingen te realiseren voor het geval later van andere stoffen het beeld ontstaat dat deze gebruikt kunnen worden voor suïcide.13 Aangezien bovenstaande redenen nog steeds van toepassing zijn, lijkt nieuwe wetgeving nog steeds contraproductief te zijn voor het voorkomen van suïcides door deze stoffen en blijf ik inzetten op de huidige maatregelen om suïcides door dergelijke stoffen te voorkomen.
Bent u het ermee eens dat het een onwenselijke situatie is dat pas tot vervolging kan worden overgegaan wanneer er niet alleen een zelfdodingsmiddel is verkocht, maar daarna ook een zelfdoding heeft plaatsgevonden?
Strafrechtelijk uitgangspunt is dat het verlenen van hulp bij de gedraging van een ander alleen strafbaar is als het handelen van die ander een strafbaar feit oplevert. Een (poging tot) zelfdoding is niet strafbaar. In dat licht bezien voorziet de huidige strafbaarstelling van hulp bij zelfdoding in artikel 294 van het Wetboek van Strafrecht al in ruime strafrechtelijke aansprakelijkheid. Het bereik van deze aansprakelijkheid wordt beperkt door het vereiste dat die hulp door een zelf verkozen levensbeëindiging is gevolgd. Het laten vervallen van dit vereiste zou – toegespitst op de vraag – meebrengen dat in de kern de enkele verkoop van een zelfdodingsmiddel strafbaar wordt. Op de wenselijkheid van strafbaarstelling daarvan wordt in het antwoord op vraag 4 ingegaan.
Bent u alsnog bereid om de wet aan te passen, zodat er een verbod komt op de immorele verkoop van dodelijke poeders die zelfdoding faciliteren, omdat naar verluidt minimaal zes doden het op zijn minst de moeite waard maakt om de praktische bezwaren niet op voorhand als argument aan te voeren om daarvan af te zien?3
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van het aanzienlijke verschil dat er ligt tussen de duur van een gevangenisstraf voor hulp bij zelfdoding (3 jaar) in vergelijking tot de gevangenisstraf die staat voor poging tot doodslag (10 jaar) of poging tot moord (20 jaar)?
Strafbaarstelling van hulp bij zelfdoding en (poging tot) doodslag en (poging tot) moord heeft tot doel het menselijk leven te beschermen. Tegelijk verschilt hulp bij zelfdoding wezenlijk van de twee andere levensdelicten. In het geval van hulp bij zelfdoding gaat het erom of de betrokkene het door zijn handelen voor de ander mogelijk of gemakkelijk heeft gemaakt om zichzelf te doden, terwijl daarnaast de zelfdoding heeft plaatsgevonden.14 De strekking van deze strafbaarstelling is begunstiging van zelfdoding te voorkomen. Bij hulp bij zelfdoding heeft degene die is overleden, zichzelf van het leven beroofd en dus zijn eigen dood veroorzaakt. Doodslag daarentegen is het opzettelijk doden van een ander mens. Doodslag met voorbedachte raad is moord. Doodslag en moord zijn ernstigere levensdelicten omdat ze worden gezien als een aanslag tegen een persoon. Hiermee onderscheiden ook de pogingsvarianten van deze levensdelicten zich wezenlijk van hulp bij zelfdoding. Bij poging tot doodslag heeft de betrokkene (de dader) immers uitvoering gegeven aan zijn voornemen om eigenhandig een ander (het slachtoffer) buiten diens wil van het leven te beroven. Bij poging tot moord is daarbovenop sprake van voorbedachte raad. Dat verschillende karakter rechtvaardigt naar mijn oordeel het verschil in strafbedreiging tussen hulp bij zelfdoding enerzijds en (poging tot) doodslag en (poging tot) moord anderzijds.
Acht u «hulp bij zelfdoding» een reële beoordeling van het opsturen van middelen met als doel iemand van het leven te beroven, overwegende dat iemand veroordeeld zou worden voor poging tot doodslag of poging tot moord na het verzenden van een taart met rattengif met als doel iemand te laten sterven?
Het verschil tussen de situaties die u schetst is dat degene die een taart met rattengif ontvangt, er daarbij in zijn algemeenheid redelijkerwijs niet vanuit zal hoeven te gaan dat deze rattengif bevat en dus evenmin dat consumptie daarvan tot zijn (onverkozen) levenseinde zal leiden. Dat is anders bij degene die zijn leven wil beëindigen en om die reden bewust een zelfmoordpoeder inneemt. Dat onderscheid rechtvaardigt dat degene die het zelfmoordpoeder verstrekt aan iemand die zichzelf wil doden, niet onder de strafbaarstelling van moord valt, maar onder de bijzondere strafbaarstelling van hulp bij zelfdoding.
Erkent u dat het mogelijke averechtse effect van een verbod op de verkoop van zelfmoordpoeders in geen verhouding staat tot de vrije verkoop daarvan aan mogelijk honderden mensen, wat waarschijnlijk tot de dood van al zeker zes mensen heeft geleid?
Niemand zou in anonimiteit en zonder begeleiding van een arts of andere professional de fatale stap van zelfdoding moeten kunnen zetten. Ik deel de conclusie in de vraagstelling echter niet. Een verbod met een dergelijk beperkte reikwijdte is lastig te handhaven. Een volledig verbod, dus ook voor professionele toepassingen, vind ik niet proportioneel en het is onwaarschijnlijk dat dit Europees stand zal houden. Ook moet niet vergeten worden dat er verwante stoffen zijn met een vergelijkbare toxiciteit waarvoor ook geen formeel verbod geldt. Geen enkele maatregel lijkt alle suïcides door inname van dergelijke stoffen te voorkomen. Ondanks recente berichtgeving blijf ik van mening dat de meest effectieve route de huidige is, waarbij handelspartijen zelf in de gaten houden aan wie zij deze producten verkopen.
Wel zal, zoals ook in antwoord op vraag 1 aangegeven, het Ministerie van VWS een extra overleg met de deelnemers van de code initiëren om te bezien of de afspraken die in de code zijn vastgelegd naar aanleiding van de laatste ontwikkelingen rondom beschikbaarheid van het zelfdodingsmiddel moeten worden aangepast.
Wat doet u met signalen dat Alex S. actief betrokken lijkt te zijn bij instellingen als de Australische Voluntary Euthanasia Party, bij Philip Nitschke, oprichter en directeur van de pro-euthanasiegroep Exit International, en bij de Coöperatie Laatste Wil (CLW), de organisatie die de mogelijkheden van het «zelfmoordpoeder» onthulde?4
In het belang van het lopende strafrechtelijke onderzoek kunnen wij hierover geen mededelingen doen.
Wat doet u met cijfers van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC), waaruit blijkt dat jongvolwassenen met psychische problemen de weg naar de CLW weten te vinden?
Artsen kunnen het Nationaal Vergiftigingen Informatiecentrum (NVIC) consulteren bij misbruik van chemische stoffen voor een suïcidepoging. Het NVIC registreert vervolgens deze cijfers. Aanvullende informatie over de achtergrond van de slachtoffers wordt niet bijgehouden en ik kan dus ook geen uitspraken doen over mogelijk psychische problemen bij deze jongvolwassenen.
Uiteraard vind ik het onwenselijk dat mensen die zich in een kwetsbare periode van hun leven bevinden zonder medische interventie zelf hun leven beëindigen met een zelfdodingsmiddel. Zoals eerder bij antwoord op de vragen 2 en 4 aangegeven, is wetenschappelijk aangetoond dat het verhogen van de drempel voor het verkrijgen van dergelijke stoffen, een preventief effect heeft. Om deze reden werpt het kabinet dan ook een drempel op voor de beschikbaarheid van deze stoffen voor particulieren.
Het opwerpen van drempels voorkomt echter niet dat mensen worstelen met suïcidale gedachten. Van groot belang is het realiseren van openheid en doorbreken van het taboe op spreken over suïcidaliteit. Wanneer mensen open kunnen zijn over hun suïcidale gedachten kunnen zij (tijdig) steun en hulp inroepen en/of ervaren en mogelijk een ander handelingsperspectief zien. Dit kabinet zet daarom stevig in op suïcidepreventie. Ik heb u over de inzet op het terrein van suïcidepreventie met de brief van 8 juli geïnformeerd.16 Onderdeel van de inzet is de derde Landelijke agenda suïcidepreventie die een looptijd van vijf jaar kent en die ik uw Kamer op 29 oktober 2020 aangeboden heb.17 De uitvoering van deze agenda bevat concrete doelstellingen en activiteiten voor meerdere jaren en vergt inzet van organisaties/partners zowel binnen als buiten de zorg.
Wat onderneemt u om ervoor te zorgen dat de CLW niet langer als officieuze spil kan functioneren van illegale activiteiten, zoals handelen en dealen in zelfmoordpoeders, die officieel buiten de organisatie om plaatsvinden?
Zoals aangegeven in eerdere antwoorden op vragen van het lid Van der Staaij (SGP) is er aangifte gedaan tegen de Coöperatie Laatste Wil wegens hulp bij zelfdoding. Over het strafrechtelijk onderzoek dat door de officier van justitie van het parket Den Haag is gestart kunnen wij echter in het belang van het onderzoek verder geen mededelingen doen.18
Houdt u actief zicht op online fora waarop zelfdoding wordt verheerlijkt en zelfmoordpoeders worden aangeraden en bent u, indien u geen of onvoldoende zicht heeft op wat zich op deze fora afspeelt, bereid het toezicht aan te scherpen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 kunnen wij in het belang van het lopende strafrechtelijke onderzoek hierover geen mededelingen doen.
Heeft u zicht op personen zoals Alex S. die tot het netwerk van CLW kunnen worden gerekend en die zich op online fora bezighouden met het propageren en het faciliteren van zelfdoding?
Zie antwoord vraag 11.
Het onderzoek naar de beveiligingssituatie van Peter R de Vries en de advocaten van de kroongetuige |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Heeft u zich persoonlijk op de hoogte laten stellen van de dreigingsinschatting en de voortgang van de beveiliging van Peter R. de Vries? Zo ja, op welk moment?
In het algemeen laat ik mij informeren over het stelsel bewaken en beveiligen, waarbij ook (bijzondere) casuïstiek naar voren kan komen. In mijn brief van 24 augustus jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn verzoek aan de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV) om het op zich te nemen in een onderzoek na te gaan welke lessen getrokken kunnen worden uit de beveiligingssituaties van de broer, de toenmalig advocaat en de vertrouwenspersoon van de kroongetuige in het Marengo-proces.1 De OVV heeft inmiddels bevestigd het onderzoek op zich te nemen.2 In dat kader wil ik niet vooruitlopen op vragen die mogelijk onderdeel zullen vormen van het onderzoek door de OVV.
Klopt het dat tegen Peter R. de Vries zou zijn gezegd dat het wat zijn beveiliging door de Staat betreft alles of niets is, waarmee werd bedoeld dat hij of de beveiliging moest nemen die de NCTV hem zou voorschrijven en, als hij dit niet wilde accepteren, hij in het geheel niet beveiligd zou worden?
Zoals hierboven vermeld heb ik de OVV gevraagd om onder meer onderzoek naar de beveiligingssituatie van Peter R. de Vries op zich te nemen. Hierbij acht ik het van belang uw Kamer te melden dat gezien de onafhankelijke status van de OVV, de OVV zelf de onderzoeksopzet bepaalt.
Was op enig moment kennis of informatie aanwezig bij de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), de politie, het openbaar ministerie en/of enige andere overheidsinstantie dat Peter R. de Vries en de advocaten van de kroongetuige grote risico’s liepen? Zo ja, is deze informatie gedeeld met Peter R. de Vries en de twee advocaten van de kroongetuige? Zijn na het bekend worden van deze informatie stappen ondernomen waarmee bijvoorbeeld voorkomen kon worden dat er opdrachten zouden worden gegeven om deze drie leden van het verdedigingsteam van de kroongetuige te vermoorden?
De veiligheidssituatie van zowel de heer De Vries had – en in geval van de advocaten van de kroongetuige heeft – de aandacht van de NCTV, het OM en de politie. Gezien de eerder gemelde taak van de OVV en het belang van zorgvuldig, adequaat en onafhankelijk onderzoek, wil het kabinet niet op eventuele conclusies vooruitlopen. Dit onderzoek zal uiteraard worden verricht met inachtneming van lopende strafrechtelijke onderzoeken, zodat beide onderzoeken op geen enkele wijze met elkaar interfereren.
Zijn dit soort vragen ook expliciet onderwerp van het aangekondigde onderzoek?
De onafhankelijke status van de OVV is vastgelegd in de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid, waarin ook de bevoegdheden van de OVV zijn vastgelegd. De OVV bepaalt zelf de onderzoeksopzet.
Op welk moment heeft u precies besloten dat een onderzoek naar de beveiligingssituatie van Peter R de Vries noodzakelijk was? Wat heeft ertoe geleid dat dit besluit op donderdag 15 juli jl. bekend werd gemaakt en met wie heeft u hierover overlegd om te bezien of dit in zijn volle omvang een goed besluit was?
Op woensdag 14 juli heb ik besloten dat een onderzoek naar de beveiligingssituatie van Peter R. de Vries noodzakelijk was. Met betrekking tot de instelling van het feitenonderzoek zijn betrokken organisaties waaronder politie, NCTV en OM meegenomen waarna ik uw Kamer hierover op donderdag 15 juli. heb geïnformeerd.3
Waarom heeft u ervoor gekozen de heer Joustra dit onderzoek uit te laten voeren? Zijn andere personen ook overwogen of ter sprake geweest dit onafhankelijke onderzoek uit te laten voeren?
Zoals ook vermeld in mijn brief aan uw Kamer d.d. 30 juli heb ik de heer Joustra gevraagd gezien zijn grote ervaring met het leiden van onafhankelijk onderzoek als voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en in commissieverband, zijn kennis van het veiligheidsdomein, in het bijzonder het stelsel Bewaken en Beveiligen en zijn beschikbaarheid op korte termijn.4 In een gesprek met de Secretaris-Generaal en de advocaten Schouten en de Jong van 5 augustus jl. is de optie verkend (maar niet geeffectueerd) om de eerder door de advocaten gewenste hoogleraar strafrecht in de commissie op te nemen. Op 24 augustus jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn verzoek aan de OVV, voor mijn overwegingen in dat kader verwijs ik u naar deze brief.5
Kunt u zich voorstellen dat de heer Joustra niet door iedereen wordt gezien als de meest aangewezen persoon om onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren in deze gevoelige kwestie, gelet op het feit dat de heer Joustra zelf de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) is geweest en de (inmiddels) NCTV zelf nadrukkelijk onderwerp van onderzoek zal zijn, evenals het stelsel bewaken en beveiligen?
Ik hecht eraan hierbij te benadrukken dat voor mij persoonlijk over de geschiktheid en onafhankelijkheid van de heer Joustra en zijn beoogde commissieleden geen enkele twijfel is geweest. Wel vind ik het van het grootste belang dat over de onafhankelijkheid van het onderzoek ook in de buitenwereld geen twijfels bestaan en heb ik geconcludeerd dat de brede reikwijdte van het onderzoek beter past bij onderzoek door de OVV. Ik wil de heer Joustra en zijn beoogde commissieleden dan ook hartelijk danken voor hun bereidheid en hun inspanningen tot nu toe op dit dossier.
Zou het niet verstandiger zijn iedere schijn van mogelijke niet onafhankelijkheid te vermijden en een ander gezaghebbend persoon dit onderzoek uit te laten voeren?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat de advocaten van de kroongetuige in een gesprek met u een hoogleraar hebben voorgedragen wiens onafhankelijkheid buiten kijf staat, die gekwalificeerd is en die had toegezegd bereid te zijn de verantwoordelijkheid te nemen voor de uitvoering van het onderzoek naar de fouten die zijn gemaakt in de beveiliging van Peter R. de Vries en alle andere betrokkenen bij het Marengo-proces? Waarom heeft u hier niet voor gekozen?
Het klopt dat mij een suggestie is aangereikt in een gesprek met genoemde advocaten. Zoals ook gemeld bij het antwoord op vraag 6 is in het gesprek met de Secretaris-Generaal van 5 augustus jl. de advocaten voorgelegd (maar niet geeffectueerd) om de eerder door hen gewenste hoogleraar strafrecht in de commissie op te nemen.
Heeft u zich na de aanslag op Peter R. de Vries door de advocaten van de kroongetuige, mr. Schouten en mr. De Jong, op de hoogte laten stellen of de beveiliging rondom de advocaten van de kroongetuige thans nog adequaat was geregeld en hun wensen geïnventariseerd? Zijn deze wensen over de uitbreiding van de te nemen beschermingsmaatregelen ook daadwerkelijk met urgentie uitgevoerd na de aanslag op Peter R. de Vries?
Zoals ik uw Kamer heb laten weten per brief van 7 juli jl., zijn er naar aanleiding van de aanslag direct beveiligingsmaatregelen geïntensiveerd voor degenen voor wie dat van toepassing is.6 De betrokken diensten staan hierover in contact met betreffende personen en spannen zich voortdurend in om op basis van dreiging en risico op passende wijze beveiligingsmaatregelen vorm te geven, waarbij waar mogelijk maatwerk wordt geboden.
Het bericht ‘Gevangenis Limburg laat vrouw per ongeluk te vroeg vrij door rekenfout’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u dit bericht?1
Ja.
Voor welke verschillende misdrijven is deze vrouw veroordeeld?
Betrokkene is veroordeeld wegens het plegen van meerdere diefstallen, waaronder een winkeldiefstal met geweld.
Bent u ook van mening dat het onacceptabel en een klap in het gezicht van slachtoffers is dat door een rekenfout van de gevangenis een gevaarlijke crimineel zomaar is vrijgelaten?
Ik ben het met u eens dat het gaat om een fout die niet zou mogen voorkomen. Voor slachtoffers is dit pijnlijk. Het gaat in deze casus om een menselijke fout en dit kan helaas nooit volledig worden uitgesloten. Uiteraard zijn alle procedures en inspanningen binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) erop gericht om zulke fouten te voorkomen.
Waarom is deze crimineel nog niet opgepakt?
Betrokkene is opgepakt en zit de resterende straf uit.
Is er naar de opsporingsdiensten een signalement van deze gevangene gestuurd? Zo nee, waarom niet?
Ja, het signalement van de betrokkene is aan de opsporingsdiensten gestuurd.
Hoe vaak is het eerder gebeurd dat door een fout van de gevangenis criminelen per ongeluk eerder werden vrijgelaten, uitgesplitst per gevangenis, misdrijf, en lengte van de celstraf?
Er wordt geen centrale registratie bijgehouden over hoe vaak dit voorkomt. Echter, bij ernstige en/of gevoelige zaken wordt een piketmelding gemaakt, waarmee DJI de leiding van het ministerie informeert. Dit is ook gebeurd in onderhavige casus. In 2021 zijn tot nu toe, inclusief deze zaak, vijf piketmeldingen gemaakt over te vroege invrijheidsstellingen. Op de website van DJI worden iedere maand samenvattingen van de piketmeldingen geplaatst.2 Ik ga verder niet in op individuele zaken.
Bent u bereid maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat er in de toekomst nooit meer zulke blunders gemaakt worden en gevaarlijke criminelen zomaar vrijgelaten worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 is het helaas niet mogelijk om menselijke fouten volledig uit te sluiten. Wel is bij DJI er uiteraard alles op gericht om fouten als deze te voorkomen. Zo wordt het vier-ogen-principe toegepast. Dat wil zeggen dat een tweede medewerker de berekening controleert die bepaalt wanneer een gedetineerde in vrijheid wordt gesteld.
Daarnaast ondersteunen computerprogramma’s de medewerkers in de berekening van de resterende strafduur en de datum van invrijheidstelling. In het geval een te vroege invrijheidsstelling toch voorkomt wordt in de penitentiaire inrichting bekeken waar het mis is gegaan en worden waar nodig verbeteringen doorgevoerd.