De opbrengsten van zoekacties in Justitiële Inrichtingen |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Hoeveel telefoons zijn er door de Landelijke Bijzondere Bijstandseenheid aangetroffen tussen 1 januari 2025 en 1 september 2025 in Penitentiaire Inrichtingen?
Om een volledig beeld te geven van de controles op telefoons in de penitentiaire inrichtingen (PI) die hebben plaatsgevonden worden naast de aangetroffen telefoons door de Landelijke Bijzondere Bijstandseenheid ook de aangetroffen telefoons bij de inzet van enkel de speurhonden gedeeld. Door de LBB zijn tussen 1 januari 2025 en 31 augustus 2025 42 telefoons aangetroffen. Hierbij heeft de LBB soms ook speurhonden ingezet. Daarnaast hebben er ook acties met enkel speurhonden plaatsgevonden. Hierbij zijn tussen 1 januari 2025 en 31 augustus 2025 82 telefoons aangetroffen.
In zijn algemeenheid kan ik u meegeven dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) jaarlijks de totale cijfers omtrent de aangetroffen contrabande publiceert op haar website. De opbrengsten van de controles uitgevoerd door de LBB van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) maken onderdeel uit van deze totale cijfers.
De LBB is een onderdeel van de Landelijke Dienst Specialistische Taken (LDST) van de DV&O en bestaat uit verschillende specialistische teams. Zij kunnen onder andere ingezet worden op basis van intelligence, ten behoeve van de controles op datadragers of specifiek ten behoeve van andere contrabande. Ook de speurhonden worden met regelmaat ingezet en maken naast de LBB onderdeel uit van de LDST. Inzet van de LBB en van de speurhonden vindt plaats op basis van inzetmatrixen. Door middel van deze inzetmatrixen wordt bepaald hoeveel geplande en ongeplande inzetten er ten minste op jaarbasis plaats dienen te vinden per penitentiaire inrichting (PI). Daarnaast vinden er aanvullend risicogestuurde inzetten plaats indien er signalen zijn dat er mogelijk telefoons aanwezig zijn. Informatie omtrent aangetroffen telefoons worden onderling gedeeld en gebruikt voor volgende controles. Het risicogestuurd inzetten van de speurhonden is naar aanleiding van de motie van Dijk1 geïntensiveerd.
Tot slot wil ik nog opmerken dat zoals reeds eerder aan uw Kamer is meegegeven, er door het kabinet vanuit de regeerprogrammamiddelen ook flink wordt geïnvesteerd in technieken om contrabande tegen te gaan. Te denken valt aan overgooidetectie, GSM-detectie en de inzet van bodyscanners.2 Kortom het weren van contrabande en specifiek het tegengaan van voortgezet crimineel vanuit detentie blijvend onder de aandacht en in ontwikkeling.
Kunt u per Penitentiaire Inrichting per maand aangeven hoeveel telefoons gevonden zijn?
Het is niet mogelijk om de gevonden telefoons door de LBB en door de speurhonden uit te splitsen per maand, deze worden niet op maandelijkse wijze geregistreerd. Cijfers omtrent contrabande worden op jaarbasis gepubliceerd. Hieronder treft u een overzicht aan per PI van het aantal keer dat er een inzet van de LBB heeft plaatsgevonden, soms in combinatie met de inzet van speurhonden en hoeveel telefoons er zijn aangetroffen. Ook is in het overzicht opgenomen het aantal inzetten van enkel speurhonden per PI en het daarbij behorende aantal aangetroffen telefoons.
Ten aanzien van de cijfers hecht ik eraan om de volgende context mee te geven. Een geplande of ongeplande inzet kan de ene keer niets opleveren en een volgende keer juist in verhouding veel opleveren. Ook kan het feit dat er bij een eerdere inzet telefoons zijn aangetroffen reden zijn om nogmaals in te zetten, wat weer nieuwe aangetroffen telefoons op kan leveren. Op deze wijze wordt, conform de motie van het lid Ellian3 een verscherpt toezicht uitgeoefend. Bij inrichtingen met in verhouding veel aangetroffen telefoons zullen er in de regel ook meer inzetten plaatsvinden. Daar staat tegenover dat «relatief» veel inzetten niet hoeft te resulteren in meer aangetroffen telefoons. Ook op basis van andere signalen dan eerder aangetroffen telefoons kan besloten worden om nogmaals in te zetten.
2
0
28
0
30
5
0
23
0
28
5
3
61
8
66
1
0
20
0
21
1
0
42
0
43
4
0
47
1
51
2
0
63
1
65
6
0
33
0
39
2
0
47
1
49
4
0
30
11
34
0
0
50
0
50
0
0
24
0
24
1
0
4
0
5
7
9
41
16
48
1
0
37
1
38
1
0
43
1
44
2
2
41
0
43
2
0
22
0
24
3
2
34
7
37
0
0
22
0
22
10
8
33
6
43
2
0
25
1
27
4
2
41
5
45
2
0
36
0
38
0
0
12
0
12
0
0
39
0
39
2
2
39
20
41
4
0
53
0
57
5
3
47
3
52
1
0
19
0
20
2
11
37
0
39
0
0
1
0
1
Hoeveel contrabande is aangetroffen tussen 1 januari 2025 en 1 september 2025?
Tussen 1 januari 2025 en 1 september 2025 zijn er 1.714 contrabande aangetroffen in de verschillende PI’s en twee Rijks Justitiële Jeugdinrichtingen (RJJI). Ten aanzien van de twee andere RJJI’s zijn er geen eenduidige gegevens bij het Bureau Veiligheid en Integriteit (BV&I) van DJI beschikbaar. Voor de twee Rijks Forensische Psychiatrische Centra (FPC) geldt dat zij contrabande melden door middels van een melding bijzonder voorval (MBV). In 2025 zijn er geen MBV’s opgemaakt ten aanzien van contrabande. Voor het opmaken van een MBV gelden andere criteria dan voor de meldingen vanuit een PI. DJI spant zich in om voor de zomer van 2026 de eerst resultaten van een uniforme registratie zichtbaar te hebben.
Middels een gelaagd proces wordt er op contrabande gecontroleerd binnen een PI. Dit gelaagd proces bestaat onder andere uit de basis controles die plaatsvinden bij binnenkomst van justitiabelen maar ook van die van bezoekers en medewerkers van DJI. Ook de periodieke (cel)inspecties maken deel uit van dit gelaagd proces, naast de zoekacties van het interne bijstandsteam en de zoekacties die samen met of enkel door de LBB en de inzet van speurhonden plaatsvinden.
De hierboven vermelde contrabande zijn aangetroffen tijdens de reguliere celinspecties, deze kunnen zowel dagelijks als maandelijks plaatsvinden en tijdens de celinspecties op indicatie. Ook betreft het de contrabande die zijn aangetroffen in de gemeenschappelijke ruimtes zoals de luchtplaats, de arbeidszaal en andere ruimtes, en na fouillering nadat bezoek heeft plaatsgevonden of nadat er deel is genomen aan een activiteit. Daarnaast betreft het tevens de contrabande die zijn aangetroffen bij de controles van de buitenronde. Hierbij valt te denken aan het dak van een inrichting en de ruimte tussen de muur van een inrichting en het penitentiaire hek. Ook de contrabande die zijn aangetroffen bij de controles van de post, bezoekers, invoer en de inkomsten zijn in de aantallen opgenomen.
Kunt u per Penitentiaire Inrichting, Justitiële Jeugdinrichting en TBS-kliniek per maand aangeven hoeveel contrabande is aangetroffen en de contrabande uitsplitsen per categorie?
Het is niet mogelijk om de aangetroffen contrabande uit te splitsen per maand aangezien deze niet maandelijks worden geregistreerd. Cijfers omtrent contrabande worden op jaarbasis gepubliceerd. Wel is het mogelijk om de aangetroffen contrabande per inrichting te geven. Het betreft hier enkel de contrabande aangetroffen in Rijksinrichtingen. Van twee RJJI’s en de twee FPC’s ontbreken de aantallen. Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 3 spant DJI zich in de registratie op korte termijn te realiseren.
0
5
46
0
1
0
0
3
0
12
118
0
0
0
0
4
2
40
176
8
1
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
8
30
0
0
0
0
1
0
3
15
0
0
0
0
0
0
3
95
1
0
1
1
4
0
0
21
0
0
0
0
0
0
0
73
2
2
0
0
10
1
33
78
9
0
1
0
16
0
3
107
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
31
10
0
0
0
0
0
0
0
49
0
0
0
0
0
0
0
55
0
0
0
0
0
0
10
4
0
0
0
0
0
0
3
26
0
0
0
0
0
0
39
83
1
4
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
25
73
1
0
0
0
0
0
15
83
0
0
0
0
0
6
18
49
0
2
0
0
0
1
3
7
2
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
7
15
0
0
0
0
0
0
6
23
0
1
0
0
3
0
2
18
3
0
0
0
0
0
14
6
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
3
0
0
1
0
0
0
4
9
0
2
59
0
0
Kunt u in ieder geval vraag 1,2 en 3 voor het commissiedebat gevangeniswezen van 24 september 2025 beantwoorden?
Door de korte periode tussen het moment van indienen van de vraag en het commissiedebat gevangeniswezen van 24 september 2025 is het niet mogelijk gebleken de vragen te beantwoorden voor het betreffende commissiedebat.
De slachtoffers van persoonsverwisseling door identiteitsfraude en de grote gevolgen voor hun leven en hun behandeling door de overheid |
|
Michiel van Nispen |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending van NPO radio 1 over de slachtoffers van persoonsverwisseling die in de cel terecht zijn gekomen?1, 2
Ja.
Wat vindt u van de casussen die zijn aangehaald die aantonen wat in het uiterste geval mis kan gaan als een verkeerde naam op een strafrechtelijk vonnis terechtkomt, namelijk een onterechte detentie? Voor hoeveel mensen is dit volgens u het geval geweest?
Bij Kamerbrief van 28 mei jongstleden informeerde ik uw Kamer naar aanleiding van het Verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer, over de problematiek rondom foutieve tenaamstelling in onherroepelijke vonnissen3. Vandaag, op 10 november 2025, heb ik een rapportage aan uw Kamer gestuurd waarin ik u informeer over de voortgang van de aanpak. Ik vind het van groot belang te voorkomen dat mensen onterecht gedetineerd worden maar ook dat daders hun straf ontlopen. In het antwoord op vraag 5 ga ik in op de vraag over het aantal personen dat ten onrechte gedetineerd is geweest.
Wat is er tot nu toe gedaan met de harde kritiek van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek waaruit bleek dat er op het Ministerie van Justitie en Veiligheid een lijst van 867 zaken bestaat waarvan ambtenaren weten dat de naam op een onherroepelijk strafrechtelijk vonnis niet klopt?
De betrokken organisaties werken met urgentie aan het opvolgen van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. Daarvoor is door de aangestelde programmadirecteur met alle betrokken organisaties een plan van aanpak ontwikkeld. Het plan van aanpak bevat diverse componenten waarvan de eerste stap is het ontwikkelen van een (juridisch) kader voor toetsing en afhandeling van geconstateerde zaken. Aan de hand van een eerste versie van dit kader start de Matching Autoriteit van de Justitiële Informatiedienst (Justid)4 nog dit jaar met de toetsing van de door de Matching Autoriteit geconstateerde zaken, waarna in afstemming met de betrokken ketenpartners tot een verdere afhandeling wordt gekomen. Prioriteit wordt gegeven aan zaken waarin een aanwijzing bestaat dat onschuldige burgers mogelijk nadelige gevolgen kunnen hebben ondervonden of waarschijnlijke daders ongestraft zijn gebleven.
Daarnaast worden de mogelijkheden verkend om te komen tot een aanvullende eenvoudigere procedure voor de herziening van onherroepelijke vonnissen. Ook start een onderzoek naar concrete maatregelen om de identiteitsvaststelling in de strafrechtketen te verbeteren, waardoor in de toekomst de kans op foutieve tenaamstellingen in vonnissen wordt verkleind. Tot slot is een evaluatieonderzoek gestart naar (de gang van zaken rond) dit vraagstuk. Dit wordt uitgevoerd door de Auditdienst Rijk (ADR). In de in het antwoord op vraag 2 genoemde voortgangsrapportage wordt u nader geïnformeerd over de aanpak en de doorlooptijden van deze activiteiten.
Klopt het dat deze lijst van daadwerkelijk gevallen waarschijnlijk nog veel meer is dan 867 zaken omdat deze lang niet allemaal in beeld zijn?
Het onderzoek naar zaken die niet tot de 867 geconstateerde zaken behoren, leverde tot op heden vier gevallen op waarin foutieve tenaamstelling van een vonnis aan de orde was. Dit onderzoek loopt nog door. In de komende voortgangsrapportages zal ik verslag doen van de resultaten van dit onderzoek.
Daarnaast worden jaarlijks bij de Matching Autoriteit nieuwe zaken bekend waarin het tenaamstellingsvraagstuk speelt. Tot op heden heeft de Matching Autoriteit in 2025 meer dan 33 nieuwe zaken geïdentificeerd waarin twijfel is over de tenaamstelling.
Hoeveel van deze mensen zijn inmiddels geholpen?
Uit de analyse van de geconstateerde zaken is tot nu toe één geval gebleken waarin een onschuldige gesignaleerd stond. De gegevens in de systemen zijn daarop aangepast om te voorkomen dat deze persoon nadelige gevolgen ondervindt. Van de vier zaken die bleken uit het in het antwoord op vraag 4 genoemde onderzoek, hebben in twee gevallen personen onterecht een straf uitgezeten; in twee andere gevallen ontstond na aanhouding twijfel over de identiteit. Deze personen zijn direct vrijgelaten zodra bleek dat het om een onjuiste persoon ging. Voor al deze gevallen loopt een uitvraag bij het Openbaar Ministerie of er in de bijbehorende strafzaak nog andere herstelprocedures lopen.
Hoe vaak is er een schadevergoeding uitgekeerd aan een persoon die onterecht in de gevangenis zat naar aanleiding van een foutieve tenaamstelling?
Justid heeft met betrekking tot de foutieve tenaamstelling van onherroepelijke vonnissen tot dusver geen verzoeken tot schadevergoeding ontvangen. Of de andere betrokken organisatie verzoeken tot schadevergoeding hebben ontvangen of schade hebben uitbetaald in verband met een foutief te naam gesteld vonnis, bleek binnen de beantwoordingstermijn van deze Kamervragen niet te achterhalen.
Hoeveel mensen ontlopen er hun straf doordat ze zich voordoen als iemand anders, en dat zelfs na een herziening niet meer wordt rechtgezet?
Ik kan op dit moment geen sluitend antwoord geven over het aantal gevallen waarin veroordeelden hun straf hebben ontlopen. Uit de afhandeling van de zaken conform het toetsings- en handelingskader zal blijken of en in hoeveel gevallen zich dit heeft voorgedaan. Ik informeer u daarover in de volgende voortgangsrapportages.
Bent u van mening dat hier sprake is van schending van de trias politica, immers Justid (een organisatie die onder het bewind van de Minister valt) wijzigt op eigen houtje rechterlijke uitspraken (vonnissen)?
Gebleken is inderdaad dat Justid, om negatieve gevolgen voor burgers te voorkomen, in een aantal gevallen zonder bevoegdheid de tenaamstelling in de Strafrechtketendatabank heeft gecorrigeerd. Voor deze handelwijze bestaat geen juridische basis en is in 20175 beëindigd. Voor alle toekomstige toetsingen wordt in het, in het antwoord op vraag 3 genoemde, toetsings- en handelingskader bepaald in welke gevallen Justid de foutieve tenaamstelling in de systemen mag corrigeren. Het gaat dan om vonnissen waarin sprake is van een duidelijke omissie, zoals een schrijffout, waarbij geen twijfel is over de juistheid van de betrokken veroordeelde. Ook mag Justid zelf corrigeren als sprake is van een officiële naamswijziging. In alle andere – meer complexe – gevallen is herziening van een vonnis voorbehouden aan de rechter.
Bent u ook van mening dat de integriteit van de strafrechtketen hierdoor is/wordt aangetast?
Ja, het maatschappelijke belang van een juiste vaststelling van de identiteit van verdachten in het strafproces is groot. Ik vind het van groot belang te voorkomen dat mensen onterecht gedetineerd worden maar ook dat daders hun straf ontlopen.
De betrokken organisaties werken dan ook met urgentie aan het verbeteren van de aanpak.
Heeft u bij één van de dossiers die staan opgenomen op de lijst met 867 zaken een melding gemaakt van een datalek (te weten: een inbreuk op de integriteit) bij de Autoriteit Persoonsgegevens?
Nee. Een datalek is een inbreuk op de beveiliging van persoonsgegevens, wat leidt tot onbedoelde toegang, verlies, vernietiging, wijziging of ongewenste verstrekking van die gegevens. Hiervan was geen sprake.
Als een zaak herzien wordt bij de Hoge Raad, en de onschuldige persoon wordt vrijgesproken van het vonnis dat onterecht op zijn naam stond, wordt de daadwerkelijke dader dan nog wel berecht?
Als de juiste persoon wordt gevonden, wordt de door de rechter opgelegde straf of maatregel (alsnog) bij de juiste persoon ten uitvoer gelegd.
Klopt het dat u ten tijde van het publiceren van het onderzoek van de Rekenkamer aangaf «op dit moment geen signalen te hebben dat er mensen onschuldig vastzitten of hebben gezeten»? Staat u nog steeds achter deze uitspraak?
Inmiddels hebben mij signalen bereikt dat personen onterecht hebben vastgezeten. Ten tijde van het verzenden van de brief op 28 mei was deze informatie nog niet bekend. Zie het antwoord op vragen 4 en 5 voor meer informatie. Verder onderzoek loopt nog.
Heeft u inmiddels een omvattend beeld van de (ernstigste) consequenties van de foutieve tenaamstelling? In hoeveel gevallen gaat het om onterechte detentie?
Zie daarvoor het antwoord op vraag 12 Uit de afhandeling van de geconstateerde zaken conform het toetsings- en handelingskader zal een completer beeld volgen. De toetsing en behandeling van geconstateerde zaken aan de hand van het toetsings- en handelingskader start nog dit jaar.
Voor hoeveel personen zijn de consequenties van de foutieve tenaamstelling, zoals detentie, inmiddels rechtgezet, en voor hoeveel mensen moet dat nog gebeuren? Waaruit bestond het rechtzetten van hetgeen mensen is aangedaan door fouten van de overheid?
Zie het antwoord op vraag 5.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er zo snel mogelijk een uitputtend beeld komt te bestaan van de problemen als gevolg van de foutieve tenaamstelling en persoonsverwisseling voor mensen en deze problemen voor hen per direct worden opgelost?
Zie het antwoord op vraag 3.
Werkt u aan een toegankelijkere manier om dit soort zaken recht te zetten waarin er meer mogelijkheden zijn dan een Novum? Zo nee, waarom niet?
Momenteel verken ik de mogelijkheden om te komen tot een aanvullende eenvoudigere procedure voor de herziening van onherroepelijke vonnissen. In voortgangsrapportages informeer ik uw Kamer periodiek over de inzichten uit deze verkenning, en over andere ontwikkelingen aangaande foutieve tenaamstelling in vonnissen.
Het artikel 'Maaike (31) werd door indringer Walid K. thuis verkracht en wil niet langer zwijgen: ’Ik vrees dat andere vrouwen slachtoffer worden’' |
|
Joost Eerdmans (JA21) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Maaike (31) werd door indringer Walid K. thuis verkracht en wil niet langer zwijgen: «Ik vrees dat andere vrouwen slachtoffer worden»»?1
Ja, ik ben daarmee bekend.
Kunt u aangeven of de verblijfsstatus van Walid K. uit Algerije inmiddels is ingetrokken? Zo niet, is er een procedure gestart om de verblijfsstatus van K. in te trekken? Zo niet, waarom niet?
Zoals uw Kamer bekend, doe ik geen mededeling over individuele zaken. In zijn algemeenheid kan ik aangeven dat er bij strafrechtelijke veroordelingen die onherroepelijk zijn geworden altijd wordt bekeken of dit gevolgen heeft voor de verleende verblijfsvergunning.
Hoe kan het zo zijn dat een veroordeelde verkrachter na het uitzitten van nog niet de helft van zijn straf alweer aanspraak maakt op verlof?
De regels omtrent verlof zijn vastgelegd in de «Regeling tijdelijk verlaten inrichting» (Rtvi). In de regelgeving zijn vaste momenten opgenomen waarop een justitiabele in aanmerking kan komen voor verlof. Dat betekent echter niet dat het verlof ook automatisch wordt verleend. Indien een verlofaanvraag wordt gedaan wordt niet alleen gekeken naar de weigerings- en uitsluitingsgronden maar ook naar de veiligheidsrisico’s, het slachtofferbelang en het gedrag van de justitiabele tijdens detentie. Re-integratieverlof is echter ook van belang om gedetineerden op een verantwoorde en geleidelijke manier voor te bereiden op terugkeer in de samenleving, om te voorkomen dat de justitiabele nog een keer de fout in gaat. Naar aanleiding van de invoeringstoets van de Wet Straffen en Beschermen3 zijn de regels hoe vaak een justitiabele met verlof kan en op welk moment aangescherpt.
Hoeveel van deze verlofbrieven zijn er afgelopen jaar verstuurd?
Er wordt niet bijgehouden hoeveel brieven over het eerste verlof naar slachtoffers worden gestuurd. Maar als het slachtoffer dat wenst informeert het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) altijd over een eerste verlof zodat een rauwelijkse confrontatie wordt voorkomen.
Kunt u aangeven hoeveel vreemdelingen in Nederland in detentie zitten en hoeveel vreemdelingen in Nederland in een tbs-kliniek zitten?
Onder vreemdeling wordt bij de beantwoording van deze vraag en vraag 6 verstaan een ieder die niet de Nederlandse nationaliteit bezit. Op peildatum 9 september 2025 verbleven er circa 2.340 niet-Nederlandse gedetineerden in het gevangeniswezen bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Op peildatum 31 augustus 2025 waren circa 160 plekken in de tbs bezet met niet-Nederlandse tbs-gestelden (dit betreft tbs-gestelden in de intra- en transmurale bezetting).
Kunt u aangeven hoeveel personen er met een tijdelijke verblijfsstatus in Nederland in detentie zitten en hoeveel personen met een tijdelijke verblijfsstatus in Nederland in een tbs-kliniek zitten?
Op basis van de bronbestanden betreffende het gevangeniswezen kan DJI een uitsplitsing maken van niet-Nederlandse gedetineerden met en zonder rechtmatig verblijf. Van de bovengenoemde 2.340 niet-Nederlandse gedetineerden hebben circa 1.460 personen rechtmatig verblijf.4 Op basis van informatie van de Immigratie en Naturalisatie Dienst hadden van de bovengenoemde circa 160 niet-Nederlandse tbs-gestelden er circa 110 rechtmatig verblijf op 30 september 2025.5, 6, 7
Waarom worden slachtoffers nog altijd niet actief en volledig geïnformeerd over de vervroegde vrijlating van hun dader?
Slachtoffers die hebben aangegeven op de hoogte gehouden te willen worden, worden vooraf geïnformeerd over het eerste re-integratieverlof vanuit detentie om een rauwelijkse confrontatie met de dader te voorkomen. Ook worden slachtoffers indien gewenst geïnformeerd over de (voorwaardelijke) invrijheidsstelling.
Welke maatregelen gaat u treffen zodat slachtoffers alsnog proactief worden geïnformeerd over de (vervroegde) vrijlating van hun dader?
Het Openbaar Ministerie (OM) beslist over de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Voorafgaand aan dat besluit van het OM worden slachtoffers, door het slachtofferinformatiepunt van het CJIB gevraagd naar hun beschermingsbehoeften. Het OM kan rekening houden met deze behoeften en bijzondere voorwaarden ten behoeve van het slachtoffer door het verbinden van bijvoorbeeld een contact-of locatieverbod, aan de invrijheidsstelling. Het slachtoffer wordt door het slachtofferinformatiepunt van het CJIB geïnformeerd over de voorwaardelijke invrijheidsstelling en de beschermende maatregelen die zijn opgelegd.
Op basis van de Rtvi beslist de directeur van de Penitentiaire Inrichting (P.I.) over (re-integratie)verlof vanuit detentie. Ook bij verlof vanuit de P.I. geldt dat beschermende maatregelen opgelegd kunnen worden ten behoeve van het slachtoffer. Door het CJIB wordt voorafgaand aan een eerste onbegeleid verlof gevraagd naar beschermingsbehoeften van slachtoffers. De directeur van de P.I. kan bij een verlofbesluit hier rekening mee houden en eventueel bijzondere voorwaarden aan het verlof verbinden. Het CJIB informeert het slachtoffer over het eerste onbegeleid verlof en beschermende maatregelen die zijn opgelegd. Ook bij wijzigingen in het verlof wordt het slachtoffer geïnformeerd. Met de implementatie van de laatste tranche van de Wet Straffen en Beschermen die per 1 januari 2026 wordt ingevoerd, worden slachtoffers niet alleen voorafgaand aan het eerste verlof, maar ook bij volgende verloven gevraagd naar hun beschermingsbehoeften als deze niet meer actueel zijn. Gelet op het vorenstaande zie ik geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen nu slachtoffers in de huidige situatie al adequaat worden geïnformeerd over (vervroegde) invrijheidsstelling of (re-integratie) verlof.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is betreft de aangenomen motie-Eerdmans (Kamerstuk 24 587, nr. 984) om slachtoffers en nabestaanden van zware gewelds- en zedenmisdrijven inzage geven in de rapporten van het Pieter Baan Centrum over hun zaak?
In de Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2025–20288 heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat er naar aanleiding van deze motie een verkenning heeft plaatsgevonden. Uit deze verkenning is naar voren gekomen dat slachtoffers vooral informatie willen over een (mogelijke) psychische stoornis en de invloed daarvan op het gedrag van de verdachte omdat dit een (gedeeltelijke) verklaring kan geven voor de gebeurtenissen en kan bijdragen aan herstel van het slachtoffer. Ook is het voor slachtoffers relevant deze informatie voorafgaand aan de zitting te ontvangen, zodat zij zich daarop kunnen voorbereiden en in verband met het uitoefenen van het spreekrecht. Inzage in dergelijke rapportages vormt evenwel een inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, niet alleen van de verdachte, maar ook van derden die bijvoorbeeld meewerken aan een zogenaamde milieurapportage. Op dit moment zijn de gesprekken met een aantal betrokken ketenorganisaties nog gaande. Ik informeer uw Kamer over de uitkomsten van deze gesprekken in het vierde kwartaal van 2025.
Suïcidepreventie |
|
Mirjam Bikker (CU) |
|
Tieman , Judith Tielen (VVD) |
|
|
|
|
Is het u bekend dat partijen in de gemeenten Altena en Gorinchem vragen om extra maatregelen bij de Merwedebrug om suïcides te voorkomen?1
Ja.
Wat is het landelijke beleid ten aanzien van het plaatsen van borden en hekken op plekken die gevaarlijk zijn of bekend zijn als plekken waar zelfmoord wordt gepleegd? Met welke partners wordt daarvoor samengewerkt en welke ambitie heeft het kabinet hierin?
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft samen met ProRail en (trein)vervoerders het (inmiddels) derde actieprogramma suïcidepreventie opgesteld. Dit actieprogramma loopt tot eind 2026. Het programma richt zich op het terugdringen van het aantal suïcides, door onder meer het afschermen van het spoor. Er wordt ingezet op het identificeren van risicolocaties en worden maatregelen getroffen om de toegang tot deze locaties te beperken. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld het plaatsen van hekken of anti-loopmatten of gebruikmaken van slimme camera’s op locaties. Hierdoor wordt het lastiger om tussen de sporen te lopen en wordt gesignaleerd wanneer iemand langs het spoor stilstaat. Voor Rijkswegen is er geen programma voor suïcidepreventie. Suïcides of pogingen daartoe komen op Rijkswegen maar heel beperkt voor, en het is gezien de grootte van het netwerk lastig om gericht en doelmatig maatregelen te nemen.
Wat wordt de rol van gemeenten als de Wet integrale suïcidepreventie ingaat ten aanzien van gevaarlijke en risicovolle plekken als het gaat om suïcides?
Vanuit de Wet integrale Suïcidepreventie hebben gemeenten de taakopdracht om te komen tot een samenhangend suïcidepreventiebeleid. In het geval van gevaarlijke en risicovolle plekken is het aan gemeenten om samen met de betrokken partners deze plekken te definiëren en samen te bekijken welke maatregelen nodig zijn.
Gemeenten en hun partners worden ondersteund vanuit de aankomende Landelijke Agenda Suïcidepreventie van Stichting 113 Zelfmoordpreventie. In de Agenda is ook aandacht voor hoog-risicolocaties voor zelfdoding.
Hoe kunt u gemeenten als Gorinchem en Altena ondersteunen in hun wens om borden en camera’s te plaatsen? Zijn er meer aanvragen bij u bekend? Binnen welke termijn worden dergelijke aanvragen verwerkt? Welke stappen heeft u al gezet om de Wet integrale suicidepreventie zo goed mogelijk uit te voeren?
Het voorkomen van suïcide is een brede opgave in onze samenleving waarbij vele partijen een verantwoordelijkheid hebben. Rijkswaterstaat (RWS) zal de gemeenten waar mogelijk faciliteren in hun wens en zal in overleg met de gemeenten Gorinchem en Altena bezien wat de mogelijkheden zijn en onder welke voorwaarden borden en/of camera’s kunnen worden geplaatst.
Bij RWS is vooralsnog alleen het gezamenlijke verzoek van de gemeenten Gorinchem en Altena binnengekomen.
Er is geen wettelijke termijn voor het afhandelen van dit soort aanvragen. RWS heeft wel een proces voor initiatieven van derden. Deze vraag zal conform dit proces worden opgepakt, waarbij samen met de gemeenten wordt bezien of en onder welke voorwaarden aan de wens van de gemeenten tegemoetgekomen kan worden.
Bent u bekend met de oproep van de Autoriteit Persoonsgegevens om AI-chatbots aan te passen zodat risico’s op mentale schade wordt verkleind? Wat is uw reactie op die oproep?2
Ja, ik ben bekend met de oproep van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de Autoriteit Consument en Markt. Ik onderschrijf de boodschap dat AI-chatbots overeenkomstig geldende regelgeving ontwikkeld moeten worden, zodat zij op een verantwoorde manier worden toegepast.
Wanneer maakt u een keuze in wie de toezichthouder op de Europese AI-Act in Nederland wordt?
Eind 2024 brachten de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) en de AP een advies uit over de inrichting van het toezicht op de AI-verordening in Nederland, in opdracht van de Ministeries van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid3. Momenteel bereidt het kabinet de inrichting van dit toezicht voor. Hierover zal uw Kamer in 2025 nader worden geïnformeerd. Op basis van de uitvoeringswet – die eveneens in voorbereiding is – zullen de betrokken toezichthouders uitvoerbaarheidstoetsen uitvoeren. Daarin wordt onder andere in kaart gebracht wat toezichthouders nodig hebben om deze (nieuwe) toezichtstaken uit te kunnen voeren.
Welke bevoegdheden heeft u, zodra de Europese AI-act ingaat, om AI-bedrijven te dwingen hun chatbots aan te passen?
De toezichthouder die zal worden belast met het toezicht op verplichtingen uit de AI-verordening krijgt als markttoezichthouder verschillende bevoegdheden om de verplichtingen te handhaven. Deze toezichthouder kan de aanbieder van een chatbot vragen om corrigerende maatregelen te nemen of, in sommige gevallen, het product van de markt te halen.
Heeft u beleid ten aanzien van suïcidepreventie als het gaat om kunstmatige intelligentie? Zo ja, wat zijn daarin doelen? Zo nee, deelt u onze opvatting dat dit nodig is en bent u bereid te verkennen hoe dit onderdeel kan worden van landelijk beleid zoals vastgelegd in de landelijke agenda suïcidepreventie?
Er is op dit moment nog geen specifiek beleid voor suïcidepreventie als het gaat om kunstmatige intelligentie. De impact van kunstmatige intelligentie kan uitermate ingrijpend zijn; zowel in positieve als in negatieve context. De komende periode ga ik in overleg met onze partners rond suïcidepreventie over deze problematiek. Daarnaast blijf ik inzetten op zorgvuldige communicatie over zelfdoding. Dit gebeurt met de nationale communicatiestrategie die door Stichting 113 Zelfmoordpreventie wordt vormgegeven en uitgevoerd. Doel is het taboe te doorbreken op praten over zelfdoding en het gesprek over zelfdoding en het voorkomen ervan te normaliseren. De communicatie gebeurt op basis van de mediarichtlijnen die Stichting 113 Zelfmoordpreventie zelf naleeft.
Het bericht ‘Is er geen vervolging in Nederland?’ Yerani werd zondag ruw over de straat gesleurd wegens evangelieprediking' |
|
Mirjam Bikker (CU), Don Ceder (CU) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van de schokkende beelden van zondag 14 september 2025 waarop een vrouw die in het centrum van Amsterdam aan het evangeliseren was werd aangevallen door een man, en aan haar haar wordt meegetrokken?1
Ja.
Bent u van mening dat dit soort geweld onacceptabel is en extra zorgelijk is omdat dit de kern van vrijheid van meningsuiting raakt?
Ja.
Hoe is het volgens u gesteld met vrijheid van meningsuiting op straat? Hoe veel gevallen van geweld tegen specifiek evangelisten of straatpredikers zijn bij u de afgelopen vijf jaar bekend?
Ik heb geen reden eraan te twijfelen dat het over het algemeen goed is gesteld met de vrijheid van meningsuiting op straat. Daar waar incidenten zijn, treedt de politie op zoals ook in dit geval is gebeurd door het aanhouden van een verdachte. Gegevens over geweld tegen specifiek evangelisten of straatpredikers houdt de politie niet bij. Ook het Openbaar Ministerie houdt dergelijke specifieke gegevens niet bij. Het aantal gevallen van geweld tegen specifiek evangelisten of straatpredikers over de afgelopen vijf jaar is derhalve niet bekend.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat christenen die het evangelie verkondigen op straat dit veilig kunnen doen en hen te beschermen tegen geweld zoals afgelopen zondag in Amsterdam? En bent u bereid om in gesprek te gaan met gemeenten om tot een handreiking te komen hoe om te gaan met de veiligheid van straatpredikers die gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting?
Op dit moment heb ik geen signalen dat burgemeesters en gemeenten de openbare orde niet kunnen of willen handhaven tijdens evangelisatieverkondigingen. Ook heb ik geen signalen ontvangen over de wens of noodzaak een handreiking te formuleren.
Gemeenten en burgemeesters zijn zeer alert om de vrijheid van meningsuiting te borgen. Het is de taak van de politie om onder gezag van de burgemeester de openbare orde te handhaven en daarmee ook bescherming te bieden aan de vrijheid van meningsuiting.
De reactie van links-extremisten op de moord op Charlie Kirk |
|
Lidewij de Vos (FVD) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u ervan op de hoogte dat de moord op Charlie Kirk gepleegd lijkt te zijn door een links-extremist, blijkens de boodschappen op de gevonden kogelhulzen en de kritiek die hij thuis uitte op Kirk?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Denkt u dat de moord op Kirk reële impact heeft op de Nederlandse samenleving? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wel?
Heeft u gezien dat Nederlandse ingezetenen de moord op Kirk vergoelijken, vieren of aanmoedigen? Zo ja, wat vindt u daarvan?2, 3
Bent u het met de indiener eens dat het vergoelijken van een politieke moord het vrije debat ondermijnt, omdat het geweld als politiek middel legitimeert? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u uitspraken als «Hij verdiende het» en «Ik ben blij dat hij niet meer onder ons is»?4 Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat vindt u ervan dat dit sentiment ogenschijnlijk voorkomt onder Nederlandse leerkrachten, blijkens het artikel in het Algemeen Dagblad van 12 september jl. «Radboud docent vindt vieren van moord op Charlie Kirk volkomen normaal en komt weer in opspraak»?5
Het kabinet vindt het vergoelijken, vieren of aanmoedigen van geweld door docenten, of wie dan ook, te allen tijde verwerpelijk. Oproepen tot geweld kan bovendien strafbaar zijn als opruiing. En ook daar waar geen sprake is van strafbare feiten dienen docenten zich bewust te zijn van hun voorbeeldfunctie.
Voor het funderend onderwijs is specifiek de wettelijke burgerschapsopdracht van belang, die vereist dat er geen onderwijs wordt gegeven in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtstaat (vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit) en dat deze basiswaarden worden bevorderd. Zoals aangegeven tijdens de Kamerbehandeling van de wettelijke burgerschapsopdracht, is het propageren van gewelddadig gedachtengoed in strijd met die basiswaarden.6 De Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie) houdt toezicht op de naleving van de wettelijke burgerschapsopdracht door scholen. Of een bepaalde uiting van een docent die grenzen overschrijdt, zal altijd van geval tot geval beoordeeld moeten worden door de Inspectie.
In het middelbaar beroepsonderwijs wordt van docenten verwacht dat zij bijdragen aan de algemene vorming en persoonlijke ontplooiing van studenten, waaronder burgerschapsontwikkeling. Dit betekent ook dat er geen ruimte is voor het uitdragen of verheerlijken van politiek geweld. Het is een aangelegenheid van het bevoegd gezag van de instelling om hierop toe te zien en – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – het handelingsrepertoire van het arbeidsrecht in te zetten of zich te wenden tot de politie. De Inspectie ziet toe op de verantwoordelijkheden van instellingen en kan ingrijpen wanneer zij buiten de geldende wettelijke kaders handelen.
In het hoger onderwijs hebben de colleges van bestuur de verantwoordelijkheid voor de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving voor studenten en medewerkers en het bevorderen van het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van studenten. Net als in het mbo is het een aangelegenheid van het bestuur om het handelingsrepertoire vanuit het arbeidsrecht in te zetten wat varieert van aanspreken, berispen tot en met ontslag, of zich te wenden tot de politie en aangifte te doen. Daarnaast heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de escalatiemogelijkheden, zoals toegelicht in de brief aan de Kamer van 3 juli jongstleden7, tot zijn beschikking. Het is aan de raden van toezicht om toezicht te houden op het handelen van de colleges van bestuur.
Vindt u het wenselijk dat Nederlandse leerkrachten openlijk politiek geweld verheerlijken? Zo nee, wat is het beleid van de regering om het Nederlands onderwijs vrij te houden van dergelijke stemmen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u het met de indiener eens dat het risico bestaat dat dergelijke denkbeelden (zouden kunnen) doorwerken in het onderwijs dat aan leerlingen en studenten wordt geboden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat doet de regering om het onderwijs politiek neutraal te houden?
Het kabinet vindt het vergoelijken, vieren of aanmoedigen van geweld door docenten te allen tijde verwerpelijk. Oproepen tot geweld kan bovendien strafbaar zijn als opruiing. En ook daar waar geen sprake is van strafbare feiten dienen docenten zich bewust te zijn van hun voorbeeldfunctie. In het onderwijs is het daarbij belangrijk dat er ruimte is voor verschillende perspectieven en het schurende gesprek waarbij echter wel de veiligheid die studenten en leerlingen ervaren geborgd moet worden. Ik verwijs uw leden naar het antwoord op vraag 6 en 7 voor het handelingsperspectief van de instellingen om dit te borgen.
Bent u bekend met de beelden van internationale studenten, die in Nederland studeren, die de moord op Charlie Kirk goedpraten en toejuichen?6
Ja.
Bent u het ermee eens dat vreemdelingen met deze denkbeelden ten minste bijdragen aan onverdraagzaamheid in de Nederlandse samenleving en in extreme gevallen een potentieel gevaar vormen voor de Nederlandse democratie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze mensen tot ongewenste vreemdelingen te verklaren, hun verblijfsvergunning in te trekken, hen uit te zetten en tegen hen een inreisverbod uit te vaardigen – in lijn met het voornemen van de Amerikaanse overheid?7
De vrijheid van meningsuiting beschermt ook aanstootgevende of schokkende opvattingen. De grens ligt bij strafbare feiten. Er bestaat geen afzonderlijk beleidskader ten aanzien van de vrije meningsuiting van vreemdelingen.
De Minister van Asiel en Migratie kan een verblijfsrecht intrekken of weigeren, iemand ongewenst verklaren of een inreisverbod opleggen. Enkel op grond van denkbeelden is dit niet mogelijk, maar slechts in het geval van uitingen of gedragingen waarvan de rechter heeft geoordeeld dat deze strafbaar zijn of waaruit een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid blijkt. In het laatste geval kan een vreemdeling bijvoorbeeld vanwege het uitdragen van extremisme, uit Nederland geweerd worden.
Om over te kunnen gaan tot een dergelijke maatregel, dient de IND over informatie te beschikken die hier voldoende grondslag voor kan bieden. Bij deze beoordeling baseert de IND zich op beschikbare informatie, zoals een duiding van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), een ambtsbericht van de AIVD en/of informatie van partijen uit de lokale driehoek.
Een strafrechtelijke veroordeling kan vreemdelingrechtelijke gevolgen hebben, zoals het weigeren of het intrekken van een verblijfsvergunning.
Is er vanuit de overheid specifiek beleid met betrekking tot vreemdelingen die politiek geweld verheerlijken?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u het ermee eens dat de dreiging van politiek gemotiveerd geweld ondermijnend kan werken voor de democratie, omdat het ertoe kan leiden dat mensen zich niet meer uit durven te spreken?
Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 1 tot en met 5.
Bent u op de hoogte van de uitspraken die Pascal Robinson-Foster, van het rappersduo Bob Vylan, heeft gedaan tijdens zijn optreden in Paradiso? Hoe beoordeelt u uitspraken als «If you talk shit, you get banged», «Soms moet je nazi’s in hun fucking gezicht schoppen» en «Fuck de fascisten, fuck de zionisten. Ga ze vinden op straat!»?8
Bent u het ermee eens dat deze uitspraken aanzetten tot haat en geweld? Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat deze uitspraken een opruiend karakter hebben? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u het feit dat de voltallige zaal lijkt te juichen tijdens de uitspraken zoals genoemd in vraag 11?9
Indien het antwoord op vraag 14 of 15 bevestigend luidt, bent u dan bereid de aangekondigde concerten van Bob Vylan te verbieden?
Indien het antwoord op vraag 14 of 15 bevestigend luidt, bent u dan bereid Pascal Robinson-Foster tot ongewenste vreemdeling te verklaren, uit te zetten en een inreisverbod tegen hem uit te vaardigen? Zo nee, waarom niet?
Hoe groot is de dreiging van extreemlinkse individuen en groepen momenteel in Nederland? Worden incidenten als deze meegenomen in de dreigingsanalyse van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV?)
De NCTV doet geen onderzoek naar groepen of personen, maar duidt wel voortdurend fenomenen en ontwikkelingen die zich daarin voordoen. De NCTV kan derhalve geen inschatting maken van de dreiging die mogelijk uitgaat van specifieke groeperingen of personen, over samenwerkingen tussen groeperingen. De AIVD kan, op basis van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) 2017, geen uitspraken doen over al dan niet lopende onderzoeken of informatieposities van de dienst.
Beide organisaties rapporteren periodiek over de terroristische en (gewelddadige) extremistische dreiging voor Nederland. Wanneer relevant wordt hierin nader ingegaan op de actuele geweldsdreiging die uitgaat van het links-extremisme. De NCTV rapporteert twee keer per jaar in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) over de terroristische en gewelddadige extremistische dreiging voor Nederland, de belangen die daardoor kunnen worden aangetast en de weerbaarheid tegen deze dreiging. Hieraan ligt onderzoek ten grondslag naar alle vormen van terrorisme en gewelddadig extremisme, ongeacht ideologische signatuur. Uit het laatste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland d.d. 17 juni 2025 volgt dat het georganiseerde links-extremisme in Nederland gefragmenteerd, klein qua aantal personen en divers qua ideologieën is. Het links-extremisme vormt op dit moment een beperkte geweldsdreiging in Nederland; van gewelddadig links-extremisme is beperkt sprake en op mensenlevens gericht geweld is geen onderdeel van de actiemethoden. Er is sinds een aantal jaar wel sprake van een groei van de links-extremistische scene, onder andere door de aansluiting van buitenlandse extremisten die in Nederland verblijven.
Volgens het jaarverslag van 2024 van de AIVD heeft de AIVD bij de links-extremistische beweging als geheel geen grotere bereidheid gezien om geweld te gebruiken. Wel zijn enkele acties (over diverse onderwerpen) harder geworden, er was daarbij sprake van vernielingen, intimidatie en doxing – het delen van iemands persoonsgegevens om hem of haar te intimideren. Het grootste deel van de linkse actie-scene in Nederland blijft zich nog altijd op activistische wijze uiten, met soms kleinschalige, soms zeer zichtbare acties rond klimaat, vluchtelingen, woningnood en rechts-extremisme.
Vindt u het toejuichen en aanmoedigen van een politieke moordaanslag een zorgwekkende stap in het radicaliseringsproces? Zo nee, waarom niet?
Radicalisering is een complex proces, waarbij veel verschillende factoren een rol spelen. Er is eigenlijk nooit één enkele oorzaak, waarbij sociale omstandigheden en persoonlijke eigenschappen een grote rol spelen. Ook een triggerfactor is een van de factoren die een rol kunnen spelen in het radicaliseringsproces. Triggerfactoren zijn concrete gebeurtenissen die, vaak in combinatie met elkaar, de emmer doen overlopen en die daarmee het proces van radicalisering in gang kunnen zetten, versnellen (of vertragen), maar ook omkeren. Hoewel het toejuichen en aanmoedigen van moord absoluut verwerpelijk is, is niet in algemene zin te zeggen of dit een zorgwekkende stap in een radicaliseringsproces is.
Is het bijwonen van bijeenkomsten zoals het concert van Bob Vylan, waar wordt aangespoord tot geweld tegen andersdenkenden, een reden om aanwezigen blijvend te monitoren?
Nee, aanwezigheid bij bepaalde bijeenkomsten of concerten is in algemene zin geen aanleiding om in te zetten op blijvende monitoring.
Bent u bereid om het radicaliseringsproces van links-extremistische groeperingen, zoals AntiFa, beter in kaart te brengen?
In duidingen van fenomenen en ontwikkelingen die zich daarin voordoen door de NCTV is aandacht voor radicaliseringsprocessen vanuit alle ideologische stromingen. In 2018 is in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid onderzoek gedaan naar links-extremistische groeperingen in Nederland.14 Er is op dit moment geen aanleiding om opnieuw specifiek onderzoek te doen naar het radicaliseringsproces van links-extremistische groeperingen.
De NCTV rapporteert halfjaarlijks in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) over de terroristische en gewelddadig extremistische dreiging voor Nederland, de belangen die daardoor kunnen worden aangetast en de weerbaarheid tegen deze dreiging. Wanneer relevant wordt hier nader ingegaan op de actuele geweldsdreiging die uitgaat van het links-extremisme.
Bestaat er momenteel een handreiking voor het herkennen van links-extremisme, zoals die ook bestaat voor radicalisering door complottheorieën?10 Zo nee, zal uw ministerie een dergelijke handreiking samenstellen?
Het document waaraan u refereert is een interne handreiking van de politie. De politie heeft mij laten weten dat deze ter beschikking is gesteld aan politiemedewerkers en nauwe relevante partners binnen het veiligheidsdomein. Dit document was niet bedoeld voor publicatie. Het is een document om politiemedewerkers te ondersteunen die in hun werk te maken kunnen krijgen met radicalisering en extremisme dat uit complottheorieën kan voortkomen. Hoe bepaalde uitingen geduid moeten worden zal altijd beoordeeld moeten worden aan de hand van alle concrete feiten en omstandigheden.
Binnen de genoemde handreiking over complotdenken heeft de politie de drie categorieën «complotdenken», «radicalisering» en «extremisme» opgesteld; indien er over links-extremisme eenzelfde soort handreiking bestaat, binnen welke van deze drie categorieën zou het bijwonen van en meejuichen tijdens een concert als die van Bob Vylan vallen?11
Zie antwoord vraag 23.
Binnen welke categorie zou het openlijk toejuichen en vergoelijken van de moord op Charlie Kirk passen?
Zie antwoord vraag 23.
Bent u bereid beleid vorm te geven om links-extremisme beter te kunnen bestrijden?
Zoals in het regeerprogramma valt te lezen ziet deze regering terrorisme en gewelddadig extremisme als een constante dreiging voor onze democratische rechtsstaat en nationale veiligheid. Hiermee is het een prioriteit van deze regering om alle vormen van extremisme en terrorisme te bestrijden, dus ook de dreiging die uitgaat van links-extremisme.17
De aanpak van extremisme en terrorisme in Nederland is toepasbaar op alle vormen van extremisme en terrorisme en geldt dus ook voor links-extremisme. Op basis van de dreiging wordt constant bekeken of de aanpak wijzingen of aanvulling behoeft. Als bepaalde acties of gedragingen de lat van extremisme of terrorisme halen, dan kunnen personen ook worden opgenomen in de lokale persoonsgerichte aanpak radicalisering. De persoonsgerichte aanpak radicalisering betreft maatregelen en/of interventies genomen onder regie van gemeenten die door het bestuur, de strafrechtelijke instanties of door maatschappelijke instellingen kunnen worden getroffen om (verdere) radicalisering tegen te gaan.
Is het bestrijden van links-extremisme een prioriteit van deze regering? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 26.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk en waar mogelijk afzonderlijk beantwoord.
De programmamanager bij de politie en de betrokkenheid bij NTA-onderzoeken |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Ontslag voor programmamanager politie»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de huidige programmamanager van de landelijke aanpak tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie tevens directeur is van NTA, het bureau dat volgens meerdere rechtbanken en de Ombudsman Metropool Amsterdam moslims onrechtmatig heeft bespioneerd in moskeeën?
Ja, ik ben bekend met het feit dat de huidige programmamanager van de landelijke aanpak tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie tevens directeur is van NTA.
Hoe beoordeelt u de verenigbaarheid van het uitoefenen van twee ambten van de huidige programmanager racisme, discrimanatie en uitsluiting en tevens directeur van NTA met de geloofwaardigheid en integriteit van het huidige programma van de politie tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie?
De politie gaat zelf over de aanstelling van haar personeel. Derhalve zal ik niet interveniëren in arbeidsafspraken met individuen.
Bent u bereid om zich in te spannen om de aanstelling van de huidige programmamanager te beëindigen door dit te agenderen in het gesprek met de Korpsleiding? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u, gelet op de urgentie van deze zaak, de drukte van de Kameragenda en het aanstaande reces, bereid om deze vragen voor dinsdag 16 september 2025 te beantwoorden?
Ik heb getracht om de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Het bericht van RTV Noord waaruit blijkt dat tientallen raadsleden van Groninger gemeenten hebben te maken met agressie. |
|
Glimina Chakor (GL) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Tientallen raadsleden van Groninger gemeenten hebben te maken met agressie: «Waar doe ik het nog voor?»»?1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Herkent u dat ook in Groningse gemeenten raadsleden steeds vaker te maken hebben met agressie en bedreiging? Krijgt u dergelijke berichten ook uit andere delen van het land? En zo ja, welke?
Ik herken helaas het beeld dat politieke ambtsdragers, onder wie raadsleden, steeds vaker te maken krijgen met agressie en intimidatie. Dit treft politieke ambtsdragers in Groningen, zoals het onderzoek van RTV Noord laat zien, maar ook ambtsdragers uit andere delen van het land. Zo blijkt ook uit de tweejaarlijkse monitor Integriteit en Veiligheid die in opdracht van mijn ministerie wordt uitgevoerd. Ik vind dit onacceptabel. Politieke ambtsdragers moeten ongestoord hun werk kunnen doen. Agressie hoort niet bij het politieke ambt.
In hoeverre komen de in het bericht genoemde ervaringen met agressie en intimidatie waar Groninger raadsleden mee te maken hebben overeen met het landelijk beeld zoals dat in de Monitor Integriteit en Veiligheid 2024 wordt geschetst? In hoeverre wijkt het beeld in Groningen daarvan af?
De uitkomsten van het onderzoek van RTV Noord en de Monitor Integriteit en Veiligheid 2024 komen nagenoeg overeen. Zo bericht RTV Noord dat 40% van de Groninger raadsleden te maken heeft gehad met agressie. De Monitor Integriteit en Veiligheid 2024 laat eveneens zien dat 40% van de raadsleden te maken heeft gehad met een vorm van agressie. Verder zijn ook de uitkomsten wat betreft soorten agressie waarmee raadsleden te maken krijgen en de negatieve gevolgen die zij daarvan ondervinden vergelijkbaar.
Deelt u de mening dat raadsleden die te maken krijgen met agressie of intimidatie dat moeten melden dan wel aangifte moeten doen? Zo ja, waarom en hoe komt het dan dat maar 6% van de decentrale politieke ambtsdragers daadwerkelijk aangifte doet?2 Wat gaat u doen om de aangiftebereidheid te vergroten?
Het is belangrijk dat raadsleden die te maken krijgen met agressie of intimidatie hiervan allereerst melding maken in de eigen organisatie. Uitgangpunt is om altijd te melden, zodat er registratie en eerste opvolging kan plaatsvinden. Die registratie blijft in veel gemeenten nog achter en dat vind ik zorgelijk. De vervolgstap is melding en aangifte bij de politie. Het belang hiervan wordt actief uitgedragen tijdens de Tour van het Ondersteuningsteam Weerbaar Bestuur langs alle gemeenten en kan vastgelegd worden in een agressie- of veiligheidsprotocol.
Om de drempel voor melding en aangifte bij de politie te verlagen is het belangrijk dat politieke ambtsdragers er niet alleen voor staan. Daarom stimuleer ik de invulling van een werkgeversrol om te ondersteunen bij het doen van aangifte. Denk hierbij aan de griffier, de (fractie)voorzitter of veiligheidsadviseur. Vanuit het Netwerk Weerbaar Bestuur krijgen zij handvatten om deze rol in te vullen.
Als het tot een aangifte komt, is adequate opvolging vanuit politie en OM een belangrijk sluitstuk. Wanneer het gevoel is dat een aangifte niet serieus wordt opgepakt, is dit vaak een reden om niet meer aangifte te doen. Signalen waar dit nog niet goed loopt deel ik met de Minister van Justitie en Veiligheid.
Acht u aanvullende afspraken over bescherming, preventie en nazorg voor bedreigde raadsleden nodig? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Samen met de betrokken partners zoals de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, Vereniging voor Griffiers, StatenlidNu en de Vereniging Nederlandse Gemeenten zet ik mij in alles te doen wat nodig is om raadsleden zo goed mogelijk te beschermen. Zo is de afgelopen tijd een veiligheidsscan voor volksvertegenwoordigers ontwikkeld. Hiermee krijgen zij kosteloos onafhankelijk advies over het verhogen van de veiligheid van hun woning, verplaatsingen en online gedrag.
Naar aanleiding van verstoringen en intimidaties tijdens recente raadsvergaderingen ben ik een traject gestart met gemeenten, provincies en waterschappen om te verkennen hoe we de veiligheid van raadzalen kunnen verhogen. In het najaar vindt hierover een eerste bijeenkomst plaats. Dit om er voor te zorgen dat raadsleden zich zonder druk van buitenaf kunnen blijven uitspreken.
Welke concrete maatregelen gaat u nemen om de sociale veiligheid van raadsleden structureel te versterken zodat zij zonder angst en druk hun werk kunnen doen?
Voor het versterken van de sociale veiligheid is het open gesprek als raad als collectief als raad een belangrijke eerste stap. Vervolgens moet helder zijn bij wie je terecht kunt in onveilige situaties. In de praktijk is dit naast de (fractie)voorzitter de griffier. De griffier speelt een steeds prominentere rol bij het versterken van de weerbaarheid binnen de raad. Om de griffier te helpen bij het invullen van deze rol werk ik momenteel aan het samenbrengen van alle benodigde informatie en handvatten in een weerbaarheidspakket voor griffiers. Dit pakket wordt ontwikkeld in nauwe samenwerking met de Vereniging van Griffiers en wordt begin oktober gelanceerd.
Welke rol spelen het Ondersteuningsteam Weerbaar Bestuur en vertrouwenslijnen zoals NL Confidential en hoe zorgt u dat raadsleden deze voorzieningen beter kennen en gebruiken?
Het Ondersteuningsteam biedt advies en steun aan alle politieke ambtsdragers binnen gemeenten, provincies en waterschappen die geconfronteerd worden met agressie, intimidatie en bedreiging. Het OTWB bestaat uit de beroepsverenigingen van politieke ambtsdragers, zoals de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden. Het team kan onder meer «peers» en ambassadeurs inzetten die snel en vertrouwelijk collegiale bijstand bieden na een heftig incident. Hierbij is ook aandacht voor de impact op gezinsleden. Bekendheid wordt gegenereerd via griffiers, burgemeesters en (lokale) politieke partijen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Versterking lokaal bestuur op woensdag 9 september a.s.?
Ja.
Het bericht 'Amsterdamse politie presenteert uitvinden tegen discriminatie: ‘De paal bepaalt’' |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Amsterdamse politie presenteert uitvinding tegen discriminatie: «De paal bepaalt»»?1
Ja
Kunt u aangeven hoe u kijkt naar de manier van werken bij de politie met een dergelijke selectiepaal zoals deze?
Deze selectiepaal kan worden ingezet bij aselectieve controle- en fouilleeracties. Dit zijn bijvoorbeeld (kluis)controles op scholen en preventief fouilleren acties in een veiligheidsrisicogebied. Deze selectiepaal is een hulpmiddel voor professioneel controleren en het tegengaan van etnisch profileren. De basis voor het professioneel controleren blijft de openbare handreiking professioneel controleren van de politie, niet dit hulpmiddel. Het is aan het lokale gezag om de voorwaarden te bepalen van aselectieve controle- en fouilleeracties.
Wanneer iemand verdacht gedrag vertoont (op objectiveerbare gronden) blijft de politie de mogelijkheid houden om deze persoon te controleren of te fouilleren.
Erkent u dat goed getrainde agenten juist door hun vakmanschap en ervaring in staat zijn verdacht gedrag te herkennen dat niet door een willekeurig systeem kan worden vastgesteld?
Ja, ik wil mijn vertrouwen uitspreken in het vakmanschap van de politieagent op straat. Deze paal vervangt dat vakmanschap mijn inziens ook op geen enkele wijze.
Hoe wordt voorkomen dat de paal slechts symboolpolitiek is en in de praktijk leidt tot minder effectieve opsporing van strafbare feiten?
Zoals ook benoemd in de beantwoording van vraag 2 is deze selectiepaal een hulpmiddel bij aselectieve controle- en fouilleeracties. Derhalve raakt het de opsporing niet.
Kunt u garanderen dat het gebruik van de paal niet leidt tot een vermindering van het oplossingspercentage van misdrijven in Amsterdam?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u bevestigen dat de selectiepaal op dit moment uitsluitend in Amsterdam wordt ingezet?
De selectiepalen zijn landelijk aan te vragen door de Regionale Eenheden. Op dit moment heeft de Eenheid Amsterdam hier gebruik van gemaakt.
Kunt u garanderen dat de paal niet wordt uitgerold als werkmethode door heel Nederland zonder voorafgaande instemming van de Tweede Kamer?
Het is aan de burgemeester in samenspraak met het OM en de politie om de voorwaarden te bepalen van aselectieve controle- en fouilleeracties.
Bent u bereid om de selectiepaal af te schaffen en dit instrument definitief af te wijzen als werkmethode?
Zie antwoord vraag 7.
De AIVD |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u ermee bekend dat op de website van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) de volgende bewering staat: «Wanneer personen of groepen bewust een narratief over een «kwaadaardige elite» verspreiden, creëren ze daarmee een feitelijk onjuist wereldbeeld.»?1
Ja. Dit is onderdeel van het anti-institutioneel-extremistische narratief. Aanvullend staat op dezelfde site dat, volgens aanhangers van dit narratief, deze kwaadaardige elite de bevolking wil onderdrukken, tot slaaf maken of zelfs vermoorden. De aanhangers van dit narratief stellen dat deze elite de controle heeft over de overheid, grote bedrijven, de rechtspraak, de wetenschap en kranten en tv-zenders. En dat hiertegen verzet moet worden gepleegd.
Bent u bekend met de volgende uitspraak van de directeur-generaal van de AIVD, gedaan tijdens een rondetafelgesprek op 28 juni 2023 in de Tweede Kamer, in antwoord op de vraag sinds wanneer Nederland volgens de AIVD dan feitelijk een «goedaardige elite» heeft: «Die vraag laat ik graag aan de historici over. Want wij doen geen onderzoek naar het verleden, wanneer dat moment heeft plaatsgevonden. [...]. Ik kan niet de vraag beantwoorden wanneer de elites goed zijn geworden.»
Ja. De AIVD constateert in zijn onderzoek dat er een narratief over een kwaadaardige elite verspreid wordt. Dit narratief stelt dat er een kwaadaardige elite aan de macht is, bestaande uit rechters, wetenschappers, politieagenten en politici, die erop uit is om mensen in Nederland te onderdrukken, tot slaaf te maken en te vermoorden. De AIVD verricht, op basis van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) 2017, onderzoek met betrekking tot organisaties en personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten, aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de nationale veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat. Het anti-institutionele narratief, zoals toegelicht in de publicatie «Anti-institutioneel extremisme in Nederland – Een ernstige dreiging voor de democratische rechtsorde?»1 vormt zowel een mogelijk lange termijn dreiging als een korte termijn geweldsdreiging voor de nationale veiligheid en de democratische rechtsorde.2
Bent u ermee bekend dat de AIVD sinds kort een «historisch adviseur» in dienst heeft?2
Ja.
Bent u bereid de directeur-generaal van de AIVD te vragen of hij misschien zou willen overwegen deze «historisch adviseur» van de AIVD (of eventueel andere historici) te verzoeken of hij wellicht kan onderzoeken naar sinds wanneer precies de elite die Nederland bestuurt «feitelijk goedaardig» is geworden, zoals de AIVD beweert?
Nee, ik ben hiertoe niet bereid. Zoals beschreven in beantwoording van vraag 2 doet de AIVD, op basis van de Wiv 2017, onderzoek naar dreigingen voor de nationale veiligheid en de democratische rechtsorde. Ook staat in het artikel waar de vraag aan refereert, dat de taak van de historicus is om historisch onderzoek naar de dienst te faciliteren- ook van wetenschappers buiten de AIVD.
Zo nee, waarom niet? Is het immers, voor een goed begrip van het «anti-institutioneel extremisme», niet essentieel te weten sinds wanneer de elite in Nederland precies «goedaardig» en kritiek op een «kwaadaardige elite» dus «feitelijk onjuist» is geworden?
Zie beantwoording vraag 4. Voor een goed begrip van het «anti-institutioneel extremisme» refereer ik graag naar de AIVD publicatie hierover van mei 20232.
Kunnen we er trouwens op vertrouwen dat de AIVD er melding van zal maken als de, volgens de AIVD, huidige goedaardige elite (onverhoopt weer) kwaadaardig wordt?
De AIVD heeft onder andere de wettelijke taak om onderzoek te verrichten naar dreigingen voor de nationale veiligheid en de democratische rechtsorde. U kunt erop vertrouwen dat de AIVD doet wat nodig is, in het geval de nationale veiligheid in het geding is.
Zo ja, hoe constateert de AIVD, die immers naar eigen zeggen niet kan aangeven wanneer de elite feitelijk goedaardig is geworden, dat de elite (weer) kwaadaardig is geworden?
Zie beantwoording vraag 6.
Zo nee, hoe kunnen we er dan op vertrouwen dat burgers die van mening zijn dat er een kwaadaardige elite is, door de AIVD niet onterecht worden gekwalificeerd als «anti-institutioneel extremisten» voor een opvatting die in dat geval wellicht dus «feitelijk juist» kan zijn?
Ruimte voor kritiek is een belangrijk onderdeel van een gezonde democratie. Door kritiek te (kunnen) geven, kan een democratie zich verder ontwikkelen. Een kritische boodschap waarin wordt gesteld dat de rechtsstaat niet functioneert, kan bijdragen aan het verbeteren van deze rechtsstaat. Daarvoor is en moet ruimte zijn binnen de democratische rechtsorde. De AIVD richt zich nadrukkelijk niet op burgers die kritiek uiten op het functioneren van de democratische rechtstaat. De AIVD doet, zoals eerder benoemd, o.a. onderzoek naar dreigingen voor de nationale veiligheid en de democratische rechtsorde. Een persoon kan een dreiging zijn wanneer sprake is van extremistische gedragingen. De AIVD definieert extremisme als «Het uit ideologische motieven bereid zijn om niet-gewelddadige en/of gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen».
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Waar mogelijk heb ik de vragen afzonderlijk beantwoord.
De ‘politiehandleiding complotdenken’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Is de interne politiehandleiding «Herkennen, duiden, handelen: complottheorieën en anti-institutioneel gedachtegoed» die ongeveer een week geleden op internet is verschenen authentiek? Met andere woorden, bestaat deze politiehandleiding?1
Ja.
Voor wie is deze handleiding bestemd? Alleen voor de politie? Of gebruiken andere organisaties binnen het rijk deze handleiding wellicht ook? Wordt de handleiding ter beschikking gesteld aan alle politieagenten?
Dit document is een interne handreiking van de politie. De politie heeft mij laten weten dat deze ter beschikking is gesteld aan politiemedewerkers en nauwe relevante partners binnen het veiligheidsdomein. Dit document was niet bedoeld voor publicatie. Het is een document om politiemedewerkers te ondersteunen die in hun werk te maken kunnen krijgen met radicalisering en extremisme dat uit complottheorieën kan voortkomen. Hoe bepaalde uitingen geduid moeten worden zal altijd beoordeeld moeten worden aan de hand van alle concrete feiten en omstandigheden.
Overigens heeft de politie laten weten dat zij erkennen dat sommige onderdelen in de handreiking zonder de juiste context voor verwarring kunnen zorgen. Zij zullen de handreiking daarom op sommige punten aanpassen.
Bestaan er volgens u complotten? Staat onze hele geschiedenis eigenlijk niet bomvol van de complotten, van de opstand van de Batavieren en de moord op Caesar tot de Moord op het Groot Eiland?2 En kunnen veel van dit soort «complotten», denk bijvoorbeeld aan een bankoveral gepleegd door de georganiseerde misdaad, redelijkerwijs niet ook bestempeld worden als «kwaadaardig»?
Ik verwijs u hiervoor verder naar de jaarverslagen van de AIVD en de Dreigingsbeelden Terrorisme Nederland van de NCTV.
In de politiehandleiding wordt (meermaals) gesproken over het geloof in een «kwaadaardige elite» dat kenmerkend zou zijn voor «complotdenkers»; kunnen we hieruit concluderen dat u (net zoals de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) trouwens) van mening bent dat het narratief over een «kwaadaardige elite» «feitelijk onjuist» is?3
Het geloof in een «kwaadaardige elite» is een onderkend element van het anti-institutioneel-extremistische narratief. Ik verwijs u hiervoor verder naar de jaarverslagen van de AIVD en de Dreigingsbeelden Terrorisme Nederland van de NCTV. Tevens verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen met het kenmerk 2025Z15448.
Indien u dit narratief niet op voorhand «feitelijk onjuist» vindt, waarom wordt, in dat geval dus mogelijke terechte kritiek, op een «kwaadaardige elite» door de politie gecriminaliseerd als een vorm van «complotdenken»? En hoe kijkt u in dat geval aan tegen de constatering van de AIVD dat «een narratief over een «kwaadaardige elite» [...] een feitelijk onjuist wereldbeeld» is?
Zie antwoord vraag 4.
Indien u van mening bent dat de elite (in ons land) wél goedaardig is, mogen we dan wellicht aan het kabinet vragen sinds wanneer precies Nederland gezegend is met zo’n goedaardige elite? Welk jaar vormde het omslagpunt? Of is het kabinet wellicht van mening dat de elite die Nederland regeerde door de eeuwen heen per definitie altijd goedaardig moet zijn geweest? Maar hoe verhoudt zich dit dan bijvoorbeeld tot de excuses die onlangs door het kabinet zijn gemaakt voor de slavernij? Was de elite, die toen verantwoordelijk was voor de slavernij, «goedaardig» volgens het kabinet? Maar waarom dan excuses maken? Met andere woorden, sinds wanneer is de elite in ons land volgens het kabinet goedaardig geworden zoals de AIVD (en indirect ook de politie in dit document) expliciet beweert?
Zie antwoord vraag 4.
In de politiehandleiding wordt, als een thema van complotdenkers, ook het World Economic Forum genoemd, kunnen we daaruit opmaken dat het kabinet van mening is dat het World Economic Forum «goedaardig» is?
Zie het antwoord op vraag 2.
Indien dat niet het geval is, waarom wordt, in deze politiehandleiding, mogelijk dus terechte kritiek op het World Economic Forum, verdacht gemaakt als een vorm van «complotdenken»?
Zie het antwoord op vraag 2.
Indien dat wel het geval is, bent u wellicht bekend met de uitspraak van de (voormalige en recent in opspraak geraakte) oprichter en voorzitter van het World Economic Forum, Klaus Schwab, waarin hij, met trots stelt, dat de «Young Global Leaders» van het World Economic Forum wereldwijd «kabinetten hebben gepenetreerd»?4 Kunt u zich voorstellen dat er mensen zijn die een (globalistische) elite die zichzelf als doel stelt wereldwijd «kabinetten te penetreren», bijvoorbeeld vanuit democratisch oogpunt, als «kwaadaardig» bestempelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dergelijke kritiek in deze politiehandleiding gecriminaliseerd als een vorm van «complotdenken»? En wat vindt u van de recente onthulling dat de oprichter van het World Economic Forum, Klaus Schwab, opzettelijk data in het «Global Competitiveness Report» van het World Economic Forum liet vervalsen, met als gevolg dat het Verenigd Koninkrijk (VK) niet steeg van plek zeven naar plek vier, maar een plek op deze ranglijst daalde omdat, aldus Schwab, «Het VK niet mag verbeteren» aangezien «Dit kan worden gebruikt door voorstanders van de Brexit.»? Is dit iets wat een «goedaardige» organisatie en elite zou doen? Of is dit wellicht een voorbeeld van een kwaadaardig complot?5
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunnen we uit deze politiehandleiding opmaken dat een oproep om moestuintjes aan te leggen een indicatie is voor «complotdenken»? Zo nee, waarom worden «moestuinen» expliciet genoemd in deze handleiding onder het kopje «complotdenken»? Zo ja, is het advies van oud-staatssecretaris Klijnsma in 2014 aan gepensioneerden om een moestuin te starten6 wellicht volgens deze politiehandleiding een indicatie dat oud-staatssecretaris Klijnsma mogelijk geneigd is tot «complotdenken»? En is het in dat geval volgens u verstandig, zoals de politiehandleiding immers vervolgens voorschrijft, om verdere «signalen van radicalisering» bij oud-staatssecretaris Klijnsma in de gaten te houden? Gaat de politie dat misschien ook doen?
Dat kunt u daaruit niet uit opmaken. Zie ook het antwoord op vraag 2.
De politie heeft laten weten dat in de richtlijn van deze handreiking staat vermeld dat het geen werkinstructie is, maar dat het voornamelijk gebruikt dient te worden als hulpmiddel om gesprekken te voeren.
Wat betekent «CTER-waardig»? Zijn signaleren van «radicalisering» volgens deze handleiding «CTER-waardig»? Is het correct dat bij signalen van «radicalisering», volgens deze politiehandleiding en een artikel hierover in de NRC,7 de persoon in kwestie in het kader van de vroegsignalering kan worden geregistreerd als een «potentiële terrorist»?
In het tweede halfjaarbericht politie van 7 december 20238, ben ik uitgebreid ingegaan op de procedure om te komen tot registratie van CTER-incidenten bij de politie. Ik verwijs u naar dit Kamerstuk.
Is het correct dat «Fixatie op overheidsinstanties (Belastingdienst, CJIB, (lokale) bestuurders, RIVM, Jeugdzorg, etc.)» volgens deze politiehandleiding een indicatie kan zijn van radicalisering? Zo nee, waarom staat deze hierboven geciteerde zin uit de politiehandleiding dan onder het kopje «Radicalisering»? Zo ja, betekent dit dat burgers met (felle) kritiek (en daarmee waarschijnlijk ook een «fixatie») op bijvoorbeeld de Belastingdienst, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) of de Jeugdzorg, op basis van deze politiehandleiding, door de politie in het kader van de vroegsignalering kunnen worden geregistreerd als «potentiële terroristen»?
Zie het antwoord op vraag 2, 10 en 11.
Staan er wellicht ook Kamerleden bij de politie geregistreerd als «CTER-waardig» en/of als «potentiële terrorist»?
Ik heb geen beschikking over deze gegevens en kan hier derhalve geen uitspraken over doen.
Kunt u één, slechts één voorbeeld, geven van een «anti-institutioneel extremist» die is veroordeeld door een rechter voor een of andere vorm van fysiek geweld? Zo ja, kan de Kamer het vonnis van de rechter in deze zaak toegestuurd krijgen? Zo nee, hoe verhoudt zich dit dan tot deze politiehandleiding waarin een grote groep burgers wordt gecriminaliseerd als potentieel «anti-institutioneel extremist»?
Het Openbaar Ministerie heeft mij laten weten dat er geen specifieke registratie plaatsvindt of er in zaken sprake is van anti-institutioneel extremisme.
Is (inmiddels) wellicht duidelijk (geworden) voor u hoe problematisch deze politiehandleiding is waarin kritische, zelfdenkende en zelfstandige burgers, door de politie, door de staat dus, vanwege hun denkbeelden, gedachten en gezichtspunten, worden gecriminaliseerd als «complotdenkers» en «potentiële terroristen»? Zo ja, wat gaat u met dit inzicht doen?
Zie het antwoord op vraag 2.
De berichten dat op sommige plaatsen in Nederland de aanpak van (ondermijnende) criminaliteit doorgeslagen lijkt |
|
Michiel van Nispen |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
Bent u bekend met het artikel van Follow the Money (FtM) over de aanpak van ondermijnende criminaliteit in Zaanstad-Oost en de eerdere vragen die ik al heb gesteld over deze aanpak?1, 2
Ja.
Wat vindt u van de zorgen die worden geuit door de inwoners dat ze niet meer naar de gemeente durven te gaan, ook voor triviale zaken zoals een rijbewijsverlenging?
Wederzijds vertrouwen tussen overheid en burger is belangrijk voor het functioneren van onze samenleving. Elke burger moet zich vrij en veilig voelen om een gemeentehuis in te stappen voor vragen en het regelen van gemeentelijke zaken.
Hoe kan het dat de huisbezoeken hier zo ingrijpend zijn en vaak ook gebeuren zonder enige vorm van informatie of bescherming voor de bewoner?
Binnentreden in een woning is voor de bewoners een ingrijpende gebeurtenis. Daarom kent de Algemene wet op het binnentreden waarborgen waaraan het bevoegd gezag en functionarissen die daadwerkelijk een woning betreden dienen te voldoen. Het is aan het bevoegde (bestuurs-)orgaan en degenen die het feitelijke binnentreden doen om bij het binnentreden te handelen binnen de kaders van de wet.
Bent u het ermee eens dat de casus die in het artikel wordt genoemd schrijnend is en dat gemeenteambtenaren niet zomaar zonder toestemming en informatieverstrekking en onder de noemer «adresonderzoek» iemands huis mogen betreden en doorzoeken?
Ook bij bestuurlijke maatregelen zijn waarborgen in het leven geroepen door de wetgever om de belangen van burgers te beschermen. Bevoegdheden moeten worden uitgeoefend binnen de wettelijke kaders en met toepassing van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De burger kan bezwaar maken tegen een besluit van de burgemeester. De rechter zal dan het voorliggende besluit beoordelen en beslissen of het betrokken bestuursorgaan binnen de wettelijke kaders heeft gehandeld. Over de inzet van bestuurlijke maatregelen dient de burgemeester desgevraagd verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad.
Kunt u reageren op de zorgen geuit door universitair docent staats- en bestuursrecht Fatma Çapkurt dat het al mis gaat omdat ondermijning niet goed wordt afgebakend?
Opsporingsbevoegdheden kunnen enkel worden ingezet op basis van de ruimte die de wet hiervoor biedt. Dit is niet anders voor de inzet van het bestuurlijk instrumentarium voor het beschermen van de openbare orde en het voorkomen van misbruik van legale structuren.
Wanneer een signaal of melding van mogelijk strafbaar handelen wordt ontvangen door een bijvoorbeeld een gemeente of opsporingsdienst, dan wordt gekeken welke bevoegde (bestuurs-)organen of instanties relevante bevoegdheden en instrumenten kunnen inzetten om de gesignaleerde mogelijke overtredingen of misdrijven tegen te gaan. Dat kunnen strafrechtelijke en/of bestuursrechtelijke bevoegdheden betreffen. Welke keuze ook wordt gemaakt, bij de toepassing van die bevoegdheden gelden de daarbij van toepassing zijnde waarborgen die zijn bepaald door de wetgever.
Bent u het eens met de analyse van Çapkurt dat tegenover de harde aanpak van de gemeente voor betrokkenen de bescherming die het strafrecht normaal gesproken biedt ontbreekt?
Ook ingrijpen op basis van bestuurlijke regelgeving kan ingrijpend zijn. Daarom biedt ook het bestuursrecht belangrijke waarborgen ter bescherming van de belangen van betrokkenen.
Wat vindt u er in dit licht van dat de gemeente Zaanstad aangeeft trotse «pionier» te zijn en dat de weerstand uit de wijk laat zien dat het een «succes» is?
Bij de brede aanpak van ondermijning door georganiseerde criminaliteit hebben we iedereen nodig. De inzet vanuit het lokale bestuur is hierbij van groot belang. Het is aan het lokale bestuur om te bezien wat binnen de lokale context nodig is om de aanpak vorm te geven. Daarbij dienen alle betrokken overheden vanzelfsprekend te handelen binnen de kaders van de wet. Of en wanneer de aanpak succesvol is moet blijken uit de eigen monitoring en verantwoording tegenover de gemeenteraad. Wanneer het handelen van de betrokken overheden leidt tot een geschil met een burger dan kan deze zich wenden tot de rechter. Ook staat de weg richting de ombudsman vrij. Specifiek ten aanzien van schade die bij het binnentreden is ontstaan kan daarnaast een verzoek om schadevergoeding worden ingediend bij de instantie die binnentrad.
Wat is uw reactie op de aanpak van handhavers van de gemeente Breda die ook een harde «ondermijningsaanpak» hebben, waaronder het met een koevoet openbreken van 18 garageboxen?3
Zie antwoord vraag 7.
Wat vindt u ervan dat ook hier de eigenaren van de garageboxen geen informatie krijgen, geen idee hebben op basis van welke signalen hun bezittingen worden vernield, dat de schade vooralsnog niet is hersteld en het onduidelijk is wie hiervoor opdraait?
Zie antwoord vraag 7.
Wat vindt u van de reactie van de gemeente Breda dat dit de normale werkwijze is en dat controles van garageboxen wel vaker plaatsvinden? Op basis van welke wetten en regels mag dit precies?
De grondslag voor eventueel binnentreden is vastgelegd in algemene en specifieke wetten als onderdeel van de handhaving van de in die wet gestelde normen. Welke bestuurlijke maatregelen gemeenten treffen wordt niet centraal bijgehouden. Wel dient elk binnentreden aan de wettelijke vereisten te voldoen.
Klopt het dat de gemeente Zaanstad ook garageboxen en bergingen openbreekt? In welke gemeenten wordt deze werkwijze nog meer toegepast?4
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de zorg dat een te repressieve aanpak van criminaliteit juist een averechts effect kan hebben en ontwrichtend kan werken voor bewoners in de wijk en slecht is voor het vertrouwen in de rechtsstaat?
Bij de aanpak van criminaliteit is het van belang dat repressie en preventie hand in hand gaan. Er is daarom altijd aandacht voor een goede balans tussen preventie en repressie. Zaanstad is een van de steden die van mij meerjarig middelen ontvangt om de preventieve aanpak stevig vorm te geven.
Klopt het dat eigenlijk geen taak is van de gemeente maar van de politie en het OM om strafbare feiten op te sporen? Ziet u ook dat een verschuiving dreigt, waardoor mensen niet beschikken over alle waarborgen en bescherming die toepassing van het strafrecht biedt?
Ik zie geen verschuiving in het wettelijk kader, aangezien een duidelijk onderscheid bestaat tussen delicten in het strafrecht en overtredingen in bestuursrechtelijke zin. Ik merk daarbij op dat het bestuursrecht eveneens waarborgen kent en bescherming biedt waar iedere burger zich op kan beroepen.
Is de werkwijze van deze gemeenten überhaupt in lijn met alle wetten en het recht? Zo niet, op welke punten niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan gemeenten, al dan niet in samenwerking met partners binnen een Regionaal Informatie en Expertisecentrum, om passende instrumenten in te zetten bij de aanpak van ondermijnende activiteiten. Bij adresbezoeken is informatieverschaffing een onderdeel dat hoort bij de inzet van dit instrument. Als handhavers of politie zich daar niet aan houden staat voor elke burger de weg richting de rechter open. Wanneer de inzet van een instrument leidt tot onrechtmatig toegebrachte schade ligt vergoeding daarvan in de rede. In voorkomende gevallen is het aan de rechter om daarover een uitspraak doen. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om deze gemeenten aan te spreken op hun aanpak betreffende ondermijning en op zijn minst deze gemeenten te wijzen op het feit dat informatieverschaffing en schadevergoedingen bij vernielingen van iemands eigendom onderdeel zou moeten zijn van de aanpak? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Het datalek bij het Openbaar Ministerie |
|
Joost Eerdmans (JA21) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Kunt u toelichten welke herstelstappen sinds de hack zijn gezet om herhaling te voorkomen en hoe u de effectiviteit van deze maatregelen verifieert, specifiek met het oog op bescherming van gevoelige categorieën informatie, zoals adressen van Blijf-van-mijn-lijf-huizen en andere beschermde opvanglocaties, gegevens over kroongetuigen en hun naasten, dossiers over zware georganiseerde misdaad en terrorisme, interne HR-dossiers die officieren van justitie en andere functionarissen mogelijk chantabel of afpersbaar maken?
Er zijn sinds de ontdekking van de ICT-inbreuk meerdere herstelstappen gezet. Hierover is uw Kamer per brief op 23 juli, 4 augustus, 12 augustus en 3 september geïnformeerd.1 Het OM voldoet aan de kaders en richtlijnen voor informatiebeveiliging die door het Rijk en het Ministerie van Justitie en Veiligheid worden voorgeschreven. Het OM is dit verplicht als zelfstandige organisatie binnen het justitiedomein. Dit zal voor de toekomst ongewijzigd blijven en langs deze kaders en richtlijnen zijn de herstelwerkzaamheden ook verder uitgevoerd.
De livegang van de systemen van het OM vond stapsgewijs plaats zodat per stap extra monitoring en detectie kon plaatsvinden. Elk systeem dient zeker te worden gesteld voordat het weer live kan gaan. Die fasering heeft te maken met de volgorde waarin systemen moeten worden opgestart; die volgorde voorkomt dat werkprocessen met en tussen ketenpartners worden verstoord als informatie uit de verschillende systemen niet in de goede volgorde wordt ingeladen. Over de impact op de strafrechtketen naar aanleiding van de offlinegang van het Openbaar Ministerie (OM) is uw Kamer reeds geïnformeerd.2 Ook is uw Kamer geïnformeerd over het besluit dat samen met het OM is genomen om onderzoek te doen over de ICT-inbreuk.3 Dat onderzoek zal zich onder andere moeten richten op de wijze waarop incidenten in de informatiebeveiliging in de toekomst voorkomen kunnen worden.
In hoeverre kan technisch of forensisch worden vastgesteld of adressen van Blijf-van-mijn-lijf-huizen en andere beschermde opvanglocaties, gegevens over kroongetuigen en hun naasten of dossiers over zware georganiseerde misdaad en terrorisme, daadwerkelijk zijn ingezien of buitgemaakt?
Welke specifieke maatregelen zijn genomen om te achterhalen of HR-dossiers van medewerkers, inclusief aanklagers en officieren van justitie, mogelijk in handen van kwaadwillenden zijn gekomen en hen kwetsbaar maken voor chantage en/of afpersing?
Zijn er signalen of indicaties dat met mogelijk buitgemaakte informatie al pogingen zijn gedaan om procespartijen, getuigen of medewerkers van het Openbaar Ministerie (OM) te beïnvloeden of te intimideren?
Betekent, dat u stelt dat er geen aanwijzingen zijn voor datamanipulatie, ook kunt uitsluiten dat gevoelige gegevens zijn gekopieerd of op termijn kunnen worden misbruikt? Zo nee, welke voorzorgsmaatregelen zijn getroffen tegen langdurig sluimerend misbruik?1
Kunt u uiteenzetten hoe het OM en het ministerie ervoor zorgen dat ook ketenpartners zoals politie, rechtspraak en opvanginstellingen volledig op de hoogte zijn van de mogelijke risico’s, zodat zij preventief maatregelen kunnen nemen?
De gehele afsluiting van het OM van het internet had impact op het OM zelf en op alle samenwerkingspartners. De samenwerkingspartners werden goed geïnformeerd door het OM. Door alle betrokkenen is dagelijks hard gewerkt om de ontstane knelpunten en effecten zoveel mogelijk op te lossen, met als doel de impact zoveel mogelijk beperken en de mogelijke risico’s mitigeren. Over de impact op de strafrechtketen bent u op 12 augustus jl. geïnformeerd.5
Acht u het zinvol en noodzakelijk om, naar analogie van de kritische financiële sector, zo snel mogelijk de eis neer te leggen dat bij organisaties met een essentiële rol in de rechtsstaat, zoals het OM, een onafhankelijke risicofunctie wordt belegd, met specifieke focus op cyberveiligheid en integriteitsbescherming?
Ik acht het zinvol dat het OM hier op in blijft zetten, vanwege de (digitale) weerbaarheid van deze kritische organisatie binnen de rechtsstaat. Dit vraagt continu aandacht gezien de toenemende dreiging van verschillende actoren. Grotendeels wordt dit vormgegeven door het CIO-stelsel Rijk6 en de compliance structuren die daaruit volgen. Voorbeelden hiervan waar het OM gebruik van maakt zijn de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie (VIRBI).
Zoals ik onder mijn antwoord op vraag 1 ook heb vermeld, zal ik samen met het OM een onderzoek laten uitvoeren naar de ICT-inbreuk. Hiervoor zal een onafhankelijke commissie van nog aan te stellen deskundigen op het gebied van onder meer cybersecurity, IT en informatievoorziening worden ingesteld. Een deel van het onderzoek zal zich richten op het versterken van de weerbaarheid van de IT en informatievoorziening van het OM, mede in relatie tot de ketenorganisaties. Over de planning en resultaten van het onderzoek zal ik u op een later moment verder informeren.
Bent u bereid de Kamer periodiek en vertrouwelijk te informeren over de stand van zaken, ook als er geen nieuwe incidenten worden ontdekt, om het vertrouwen in de veiligheid van het OM te herstellen en te behouden?
Ik informeer de Kamer al regelmatig over de stand van zaken.
Het bericht dat het Joods Politienetwerk tijdelijk uit het netwerkoverleg van de politie is gestapt. |
|
Ulysse Ellian (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «We hebben geen zin meer in politiek»?1
Ja
Wat vindt u ervan dat het Joods Politienetwerk uit het netwerkoverleg is gestapt omdat zij continu op de situatie in Gaza wordt aangesproken?
De politie heeft mij laten weten dat het Joods Politie Netwerk heeft besloten tijdelijk een rustpauze in te willen bouwen, omdat collega’s het gevoel hebben zich in de organisatie te moeten verantwoorden voor gebeurtenissen in het Midden-Oosten. Ik respecteer net als de Korpschef deze keuze van de medewerkers. Wel wil ik aangeven dat ik het betreurenswaardig vindt dat deze Nederlandse Joodse agenten het gevoel hebben zich te moeten verantwoorden voor gebeurtenissen in het Midden-Oosten. We moeten er als samenleving voor waken dat conflicten elders een wig drijven tussen mensen en groepen hier. De politieleiding is goed in contact met het Joods Politie Netwerk en ik heb er vertrouwen in dat de Korpschef hier op een zorgvuldige manier mee omgaat.
Wat vindt u ervan dat Joden in Nederland verantwoordelijk worden gehouden voor acties van de Israëlische regering en wat gaat u direct doen om dit te stoppen?
In het algemeen geldt dat het niet juist is om mensen aan te spreken op zaken waarvoor zij niet verantwoordelijk zijn omwille van een vermeende band met de verantwoordelijken. Dat werkt polarisatie en stigmatisering in de hand. In gesprekken met Joden door heel het land wordt regelmatig aangegeven dat zij verantwoordelijk worden gehouden voor de acties van de Israël. Dat is niet acceptabel. Joden in Nederland zijn niet verantwoordelijk voor de politiek in Israël, wat je er ook van vindt.
In november 2024 heeft het kabinet de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 aan de Tweede Kamer gestuurd. Op 23 september a.s. zal ik met uw kamer spreken over de voortgang.
Wat vindt u ervan dat bij de politie mensen werken die geen onderscheid kunnen of willen maken tussen Joodse burgers in Nederland en de Israëlische regering?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wat gaat u eraan doen om te zorgen dat juist de politie niet bijdraagt aan het grote onveiligheidsgevoel van Joden?
Mij zijn geen signalen bekend dat de politie als geheel in haar handelen bijdraagt aan het onveiligheidsgevoel van Joden. Mochten personen binnen de organisatie zich hier wel schuldig aan maken, dan ga ik er vanuit dat de Korpschef dit stevig aanpakt.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat ook de Joodse burgers van Nederland kunnen vertrouwen op de neutraliteit van de politie en dat de politie ook de Joodse gemeenschap beschermt?
In Nederland moet iedereen zich veilig kunnen voelen en vertrouwen kunnen hebben in de politie. Als mij signalen ter ore komen dat de neutraliteit in het geding is, zal ik dat laten uitzoeken en waar nodig met de Korpschef bespreken.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat het Joods Politienetwerk niet meer aangesproken wordt op Gaza, maar juist op vakmanschap?
Zie het antwoord op vraag 3.
Kunt u deze vragen uiterlijk voor het plenair debat over antisemitisme in september 2025 beantwoorden?
Ja
Het bericht ‘We hebben geen zin meer in politiek’ |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «We hebben geen zin meer in politiek»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Wat is uw reactie op de gebeurtenissen zoals beschreven in het bericht?
Het Joods Politie Netwerk heeft besloten tijdelijk een rustpauze in te willen bouwen, omdat collega’s het gevoel hebben zich in de organisatie te moeten verantwoorden voor gebeurtenissen in het Midden-Oosten. Ik respecteer net als de Korpschef deze keuze van de medewerkers. Wel wil ik aangeven dat ik het betreurenswaardig voor deze Nederlandse Joodse agenten vind dat zij het gevoel hebben zich te moeten verantwoorden voor gebeurtenissen in het Midden-Oosten. We moeten er in onze samenleving voor waken dat conflicten elders een wig drijven tussen mensen en groepen hier. De politieleiding is goed in contact met het Joods Politie Netwerk en ik heb er vertrouwen in dat de Korpschef hier op een zorgvuldige manier mee omgaat.
Heeft u contact gehad met de korpsleiding over de beslissing van het Joods politienetwerk om zich terug te trekken uit het netwerkoverleg?
De politie heeft mij hierover geïnformeerd.
Wat is volgens u het gevolg van deze terugtrekking voor de politieorganisatie en de werkwijze van het netwerkoverleg?
De politie heeft mij laten weten dat het Joods Politie Netwerk heeft aangegeven tijdelijk niet deel te nemen aan reguliere overleggen van de Netwerken Divers Vakmanschap. Daarbij is ook aangegeven dat de leden van het Joods Politie Netwerk hun reguliere politiewerk blijven doen en dat zij inzetbaar zijn op hun specifieke expertise. Ik heb er vertrouwen in dat de Korpschef haar verantwoordelijkheid op een goede en zorgvuldige manier invult en daarbij in nauw contact blijft met het Joods Politie Netwerk.
Op welke manier worden Joodse politieagenten voldoende beschermd tegen haat en geweld van buitenaf én binnenuit, en op welke manier wordt het dialoog hierover verbeterd?
De Netwerken Divers Vakmanschap, als onderdeel van Politie voor Iedereen, zijn een interne aangelegenheid van de politie. Het is aan de Korpschef om er voor zorg te dragen in het kader van haar werkgeversverantwoordelijkheid dat medewerkers zich veilig voelen en vanuit professionaliteit hun werk kunnen doen.
Bent u van mening dat de terugtrekking uit het netwerkoverleg ertoe kan bijdragen dat de dialoog juist niet wordt gevoerd? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit een zorgelijke situatie is binnen het politiekorps?
Zoals ook aangegeven in het antwoorden op vraag 2 en 5 respecteer ik de keuze van de medewerkers van het Joods Politie Netwerk, maar vind ik het betreurenswaardig voor deze Nederlandse Joodse agenten dat zij het gevoel hebben zich te moeten verantwoorden voor gebeurtenissen in het Midden-Oosten. We moeten er als samenleving voor waken dat conflicten elders een wig drijven tussen mensen en groepen hier.
Deelt u de mening dat Joden in Nederland niet verantwoordelijk mogen worden gehouden voor het beleid van de regering Netanyahu, en dat ze niet onder druk mogen worden gezet om zich daarover uit te spreken? Zo ja, bent u dan ook van mening dat dit ook voor agenten binnen het politiekorps moet gelden?
In het algemeen geldt dat het niet juist is om mensen aan te spreken op zaken waarvoor zij niet verantwoordelijk zijn omwille van een vermeende band met de verantwoordelijken. Dat werkt polarisatie en stigmatisering in de hand. In gesprekken met Joden door het hele land wordt regelmatig aangegeven dat zij verantwoordelijk worden gehouden voor de acties van de Israël. Dat is niet acceptabel. Joden in Nederland zijn niet verantwoordelijk voor de politiek in Israël, wat je er ook van vindt.
De bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld en stalking |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Struycken |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Slachtoffer (ex-)partnergeweld heeft vaak geen toegang tot alarm» (Trouw, 20 augustus 2025) en herinnert u zich de motie Mutluer over de landelijke uitrol van een slachtofferdevice? (motie 20 279, nr. 896)?
Ja.
Deelt u de mening dat technische hulpmiddelen zoals in het bericht genoemd worden kunnen helpen te voorkomen dat vrouwen verder slachtoffer worden van stalking, geweld of zelfs femicide? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het slachtofferdevice is een van de technische hulpmiddelen dat kan bijdragen aan de veiligheid van vrouwen. Met het slachtofferdevice wordt de meldkamer van de reclassering ingeseind als de elektronische enkelband van een verdachte of veroordeelde pleger van partnergeweld te dicht in de buurt komt van het slachtoffer. Gedurende de periode dat het slachtoffer gebruikmaakt van het device, wordt het slachtoffer begeleid door de regionale vrouwenopvangorganisatie. Deze organisatie wordt gefinancierd door de gemeente. Uit de evaluatie van de pilot dit jaar in de vier regio’s waar het slachtofferdevice wordt aangeboden, blijkt dat het slachtofferdevice een toevoeging is in de mogelijkheden voor bescherming van slachtoffers van stalking en huiselijk geweld. Ook is geconcludeerd dat door de inzet van het slachtofferdevice het veiligheidsgevoel van slachtoffers toeneemt.
Een ander hulpmiddel is de AWARE-noodknop, waarmee iemand de politie direct kan alarmeren in een dreigende situatie. De doelstelling van AWARE is om veiligheid te bieden aan slachtoffers van stalking of bedreiging. Om dit te bewerkstelligen wordt naast het alarmsysteem ook hulpverlening ingezet, gericht op het herstel en het weerbaarder maken van het slachtoffer. De inzet van AWARE wordt georganiseerd door regionale netwerkpartners, zoals politie, Veilig Thuis en de vrouwenopvang, en gefinancierd door gemeenten. Met de inzet van AWARE wordt gewerkt aan een stabiele veiligheidsbeleving van slachtoffers, onder andere door te werken met een veiligheidsplan waarin maatregelen en adviezen voor het slachtoffer zijn opgenomen die het slachtoffer kunnen ondersteunen in het nemen van regie over de eigen veiligheid. Er wordt ingezet op het creëren van veiligheid, het versterken van beschermende factoren en ondersteuning en herstel van het slachtoffer.
De AWARE-noodknop en het slachtofferdevice worden overigens niet tegelijkertijd ingezet. De functionaliteit van de noodknop zit namelijk ook op het slachtofferdevice. AWARE kan worden ingezet op het moment dat betrokken organisaties zich zorgen maken over de veiligheid van het slachtoffer en het slachtoffer instemt met de voorwaarden met betrekking tot AWARE. Het slachtofferdevice kan (pas) ingezet worden als de rechter in het kader van een schorsing of als straf elektronische monitoring oplegt in combinatie met het slachtofferdevice. In de praktijk kan dit betekenen dat het slachtoffer eerst AWARE heeft en daarna een slachtofferdevice krijgt. De begeleiding van het slachtoffer blijft, los van welk instrument wordt ingezet, hetzelfde. Na afloop van de inzet van het slachtofferdevice wordt idealiter aan het slachtoffer aangeboden om alsnog voor een bepaalde periode AWARE in te zetten zodat zij langzaam kan toewerken naar een situatie zonder technische hulpmiddelen. Dit kan van grote meerwaarde zijn in situaties waar de periode van elektronische monitoring is verlopen maar het dreigingsrisico nog steeds aanwezig is.
Deelt u de mening dat daar waar deze technische hulpmiddelen nodig zijn ze ook beschikbaar moeten zijn? Zo ja, waarom en waarom is dat dan niet het geval? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het belangrijk dat zo goed mogelijk gebruik wordt gemaakt van de bestaande technische mogelijkheden en dat wordt geïnvesteerd in nieuwe technische ontwikkelingen. Daarom ondersteun ik de ontwikkeling en verdere toepassing van het slachtofferdevice. Omdat het slachtofferdevice gekoppeld is aan een rechterlijke rechtspraak en primair onder mijn verantwoordelijkheid valt, richt ik mij in de beantwoording daarop.
Vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid en het feit dat het slachtofferdevice een voorwaarde is die door een rechter in het kader van een strafrechtelijke uitspraak wordt opgelegd, dient het slachtofferdevice en de bijbehorende werkwijze in geval van een dergelijke uitspraak ook beschikbaar te zijn. De decentrale inrichting van het zorgstelsel en de regionale verschillen, waar de betrokken organisaties zoals de vrouwenopvang en Veilig Thuis onderdeel van zijn, maakt dat het slachtofferdevice niet meteen overal tegelijk kan worden ingevoerd. Het gebruik van het device moet immers ingebed zijn in een goede regionale werkwijze en samenwerking. Daarom is bij de start van het traject rond de ontwikkeling en verdere toepassing van het slachtofferdevice in 2022 bewust gekozen voor een gefaseerde aanpak. Nu werken vier regio’s met het device en wordt ernaar toegewerkt dat vanaf januari 2026 meer regio’s met het slachtofferdevice kunnen gaan werken.
Deelt u de mening dat als een rechter de maatregel oplegt die het gebruik van een technisch hulpmiddel met zich mee brengt dat die maatregel dan ook uitgevoerd dient te worden? Zo ja, waarom is dat dan niet altijd het geval? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel vrouwen in Nederland wachten op de inzet van een technisch hulpmiddel maar kunnen die niet krijgen? En wat is de reden dat dat hulpmiddel niet beschikbaar is?
Zoals ik toelichtte, wordt het slachtofferdevice op dit moment in vier regio’s aangeboden en wordt de bijbehorende werkwijze ontwikkeld en toegepast. In die regio’s is het slachtofferdevice beschikbaar op het moment dat de rechter de inzet ervan als maatregel heeft opgelegd. Uit onderzoek uit 2021 blijkt daarnaast dat in 33 van de 35 centrumgemeenten AWARE wordt ingezet1. Er zijn geen recentere cijfers beschikbaar over het aantal gemeenten dat AWARE inzet. Op dit moment wordt ingezet op de landelijke uitrol van de verbeterde versie van AWARE, waarin verbeteringen zijn doorgevoerd ten aanzien van de verbreding van de doelgroep, inzet op hulpaanbod voor de pleger en kinderen en de versterkte samenwerking tussen betrokken organisaties.
Deelt u de mening dat gemeentelijk beleid geen reden mag zijn voor het niet beschikbaar zijn van hulp en hulpmiddelen voor vrouwen in nood? Zo ja, hoe gaat u er zorg voor dragen dat er een landelijk beleid komt dat gaat zorgen voor de beschikbaarheid van hulp en hulpmiddelen daar waar dat nodig is? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten hebben binnen het sociaal domein wettelijk beleidsruimte om zelf te bepalen of en hoe zij hun bevoegdheden gebruiken. Het Rijk kan gemeenten niet verplichten om de begeleiding van slachtoffers met een slachtofferdevice te financieren. Ditzelfde geldt voor AWARE. Het Ministerie van VWS heeft de landelijke uitrol van de verbeterde versie van AWARE gefinancierd om gebruik daarvan te faciliteren. Het is aan gemeenten zelf of zij gebruik maken van deze interventies.
Voor het slachtofferdevice geldt daarbij dat aan de ene kant dus een rechterlijke uitspraak ten grondslag ligt aan de inzet van het slachtofferdevice en aan de andere kant dat gemeenten niet verplicht kunnen worden het slachtofferdevice inclusief de bijbehorende begeleiding gedurende de inzet te financieren. Het bij elkaar brengen van deze twee werkelijkheden is een complex vraagstuk dat niet van vandaag op morgen gerealiseerd kan worden. Daarom zijn de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gemeenten en Valente (branchevereniging voor vrouwenopvang) hierover in gesprek.
Waarom is de noodknop niet in alle provincies beschikbaar? En wat is er nodig om er voor te zorgen dat de noodknop wel in alle provincies beschikbaar is?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat ook in het geval het slachtoffer nog een relatie heeft de noodknop van nut kan zijn om het slachtoffer te beschermen en dat daarom de noodknop ook in die gevallen beschikbaar zou moeten zijn? Zo ja, waarom en hoe kan dit bewerkstelligd worden? Is daar aanpassing van wet- of regelgeving voor nodig en zo ja welke? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
AWARE wordt ingezet voor slachtoffers met een (hoog) risico op acute onveiligheid. Dit kan bijvoorbeeld gaan over slachtoffers van stalking of slachtoffers van intieme terreur die hun relatie verbreken, of het voornemen daartoe hebben. De inzet van AWARE wordt door regionale netwerkpartners, zoals Veilig Thuis, de politie en de vrouwenopvang, georganiseerd. Op basis van gevalideerde risicoscreeningsinstrumenten wordt beoordeeld in hoeverre AWARE een passende en noodzakelijke interventie is. Dit kan per situatie verschillen. De inzet van AWARE is daarmee maatwerk en mede afhankelijk van de risico-inschatting en beschikbare hulp(verleners).
Hoeveel financiële middelen zijn er extra nodig om er voor te zorgen dat vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld, stalking of op een andere manier gevaar lopen vanwege een (ex-)partner te voorzien van de benodigde technische hulpmiddelen?
Specifiek voor het slachtofferdevice geldt dat de genoemde gesprekken die nu met gemeenten en Valente worden gevoerd moeten leiden tot een voorstel voor het vervolg, inclusief financiering. Voor deze gesprekken is de dit jaar uitgevoerde evaluatie van de pilot in de vier regio’s waar het slachtofferdevice wordt aangeboden, de basis. Deze evaluatie laat zien wat ervoor nodig is om gebruik van het slachtofferdevice breder toepasbaar te maken, inclusief de benodigde financiële middelen. Tijdens de pilotfase worden de kosten voor extra inzet door de reclassering, de meldkamer en de devices gefinancierd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De kosten voor de noodzakelijke slachtofferbegeleiding worden door gemeenten gefinancierd vanwege het decentrale sociaal domein. Een indicatie van de kosten voor deze slachtofferbegeleiding is 5.000 tot 6.000 euro, gemiddeld per slachtoffer voor zo lang als de inzet van het Slachtofferdevice duurt.
Deelt u de mening dat een tekort aan financiële middelen geen reden mag zijn voor het niet beschikbaar zijn van hulp en hulpmiddelen voor vrouwen in nood? Zo ja, bent u bereid om zich samen met uw collega’s in het kabinet bij het lopend overleg over de rijksbegroting voor 2026 in te zetten voor afdoende financiering en daarover de Kamer uiterlijk op Prinsjesdag te informeren? Zo nee, waarom niet?
De inzet van hulp en hulpmiddelen voor vrouwen in nood is van groot belang. Er zijn daarvoor verschillende interventies mogelijk. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het organiseren van deze hulp en maken eigenstandig keuzes over de interventies die ingezet kunnen worden, zoals AWARE en het slachtofferdevice. Gemeenten maken voor de inkoop van deze interventies gebruik van budgetten vanuit de Decentralisatie-Uitkering Vrouwenopvang (DUVO) en algemene uitkering. Per 2026 stelt het kabinet structureel 12 miljoen euro beschikbaar voor de vrouwenopvang en de hulp die vanuit de vrouwenopvang wordt geboden aan slachtoffers in nood. Op dit moment zijn er geen verdere financiële mogelijkheden om budgetten binnen deze uitkeringen uit te breiden.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de genoemde motie Mutluer waarin gevraagd wordt om een geslaagde pilot met een slachtofferdevice waarbij de reclassering een seintje krijgt wanneer een stalker in de buurt komt van een slachtoffer met een locatieverbod landelijk uit te rollen en standaard te maken bij stalkingzaken?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe vaak komt het voor de daders van huiselijk geweld een huisverbod wordt opgelegd? En hoe verhoudt zich dat tot het aantal slachtoffers dat het huis moet verlaten?
Op dit moment zijn er nog niet over alle regio’s in Nederland cijfers beschikbaar over het aantal opgelegde tijdelijke huisverboden. Op basis van de impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn voor de volgende regio’s het aantal opgelegde huisverboden in 2024 (eerste en tweede halfjaar) beschikbaar.2
Groningen
60
Friesland
40
Drenthe
20
Flevoland
60
Noord-Holland Noord
55
Zaanstreek-Waterland
80
Amsterdam-Amstelland
225
Gooi en Vechtstreek
20
Utrecht
115
Hollands-Midden
160
Haaglanden
370
Rotterdam-Rijnmond
660
Gelderland-Zuid
30
Noord- en Oost-Gelderland
15
Zuid-Limburg
35
Uit de landelijke monitor «Veilige Opvang» van Valente en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) blijkt dat jaarlijks circa 5.900 slachtoffers in de veilige opvang worden opgevangen. In 2023 betrof dit 5.715 slachtoffers.
Deelt u de mening dat in het geval van huiselijk geweld de standaardpraktijk zou moeten zijn dat de dader de woning moet verlaten en niet het slachtoffer, eventueel met kinderen? Zo ja, waarom en in hoeverre is dat al praktijk? Wat is er nodig om er voor te zorgen dat het de standaardpraktijk wordt dat de dader in plaats van het slachtoffer het huis verlaat? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
In gevallen van huiselijk geweld is het van belang oog te hebben voor zowel het slachtoffer als de pleger. Wanneer sprake is van een grote mate van onveiligheid wordt het slachtoffer momenteel veelal geconfronteerd met de gevolgen, bijvoorbeeld doordat het slachtoffer naar de veilige opvang gaat. Er moet ook worden bekeken welke interventies ingezet kunnen worden gericht op de pleger. Dat kan bijvoorbeeld gaan over het (tijdelijk) verlaten van de woning. Waar mogelijk worden die interventies nu al ingezet en versterkt, zoals het tijdelijk huisverbod waarmee de pleger tijdelijk toegang tot de woning wordt ontzegd. In het vrijwillig hulpkader is het echter niet mogelijk af te dwingen dat een pleger hulp aanneemt of ergens anders verblijft. Wanneer dit wel (tijdelijk) kan worden afgedwongen, bijvoorbeeld met een tijdelijk huisverbod, zal dat niet altijd voor volledige veiligheidsgaranties zorgen. Om die reden worden er in geval van acute, hoge veiligheidsrisico’s vaak veiligheidsmaatregelen getroffen voor het slachtoffer, zoals een plek in de veilige opvang. Het is zeker van belang om te bezien wat hierin verbeterd kan worden.
Het datalek van medische en persoonlijke gegevens bij het laboratorium van Clinical Diagnostics in Rijswijk. |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Rosanne Hertzberger (VVD) |
|
van Marum , David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Judith Tielen (VVD), Daniëlle Jansen (NSC) |
|
|
|
|
Hoe bestaat het dat het anno 2025, in tijden dat we maximaal weerbaar moeten zijn, mogelijk is om bij een zorgpartij van een half miljoen Nederlanders uiterst gevoelige medische gegevens en persoonsgegevens te stelen?
Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) heeft een onafhankelijk onderzoek ingesteld naar de exacte omvang en de oorzaak van deze hack. Ook de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zijn een onderzoek gestart. Los daarvan markeer ik hierbij het grote belang van adequate technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van persoonsgegevens, in het bijzonder als het gaat om gezondheidsgegevens. Zorgaanbieders zijn daartoe wettelijk verplicht, onder andere op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Ik betreur het dan ook ten zeerste dat gezondheidsgegevens zijn bemachtigd bij een hack bij Clinical Diagnostics.
Wanneer werd het datalek bekend bij de Stichting Bevolkingsonderzoek Nederland en bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Kunt u een tijdlijn maken met de belangrijkste gebeurtenissen en wanneer zij ontdekt zijn? Kunt u daarop zeggen wanneer de diefstal plaatsvond, wanneer mensen en de Autoriteit Persoonsgegevens geïnformeerd zijn, wanneer het ministerie/de bewindspersonen geïnformeerd zijn en alle andere relevante gebeurtenissen?
BVO NL is op woensdag 6 augustus door het laboratorium Clinical Diagnostics geïnformeerd over de hack, nadat het laboratorium de hack op 6 juli heeft ontdekt. BVO NL heeft op 6 augustus een melding gemaakt bij de AP en heeft op dezelfde dag het RIVM, de opdrachtgever van BVO NL, geïnformeerd. Het Ministerie van VWS is op donderdag 7 augustus geïnformeerd door het RIVM. BVO NL heeft op zaterdag 9 augustus een melding gedaan bij de IGJ.
Op maandag 11 augustus heeft BVO NL een nieuwsbericht uitgebracht over de hack en is uw Kamer geïnformeerd. Op maandag 11 augustus heeft ook Z-Cert, het expertisecentrum voor cybersecurity in de zorg, bij het Ministerie van VWS melding gemaakt over de hack.
In de week van 18 augustus heeft BVO NL de eerste groep deelnemers waarvan vaststaat dat zij betrokken zijn bij de hack, per brief geïnformeerd.
Nadien heeft het laboratorium desgevraagd aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Zoals ik vrijdag 29 augustus en vandaag in aparte brieven aan uw Kamer heb laten weten, blijkt uit dit onderzoek dat nog meer deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zijn getroffen door de hack. BVO NL heeft hier op 29 augustus ook een nieuwsbericht over gepubliceerd. Deze deelnemers ontvangen van BVO NL een brief.
Waarom wordt het lekken van persoonlijke en medische gegevens van een half miljoen Nederlanders pas meer dan vier weken later openbaar gemaakt? Klopt het dat er al eerder een lek bij dit laboratorium was gesignaleerd maar daar niet naar werd gehandeld, er geen consequenties waren?
In situaties als deze rust op verwerkingsverantwoordelijken de verplichting datalekken aan de AP en betrokkenen te melden binnen de termijnen die de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) noemt. Of en waarom dat hier niet gebeurd zou zijn, is ter beoordeling van de AP die inmiddels een onderzoek is gestart.
Bent u het ermee eens dat dit het vertrouwen van Nederlanders in het bevolkingsonderzoek, waar al steeds minder in wordt deelgenomen, ernstig ondermijnt?
Ik begrijp heel goed dat (potentiële) deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zich zorgen maken en vragen hebben na het bericht over de hack. Meedoen aan een bevolkingsonderzoek kan al spanning met zich meebrengen. Als je dan ook nog hoort dat je persoonsgegevens mogelijk zijn bemachtigd, is dat een ontzettende schok. Deelnemers aan bevolkingsonderzoeken moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun persoonlijke gegevens veilig zijn. Dat er nu persoonlijke gegevens zijn gestolen door hackers, vind ik ontzettend betreurenswaardig. Ik kan me voorstellen dat dit mensen aan het denken zet over deelname aan het bevolkingsonderzoek. Ikwil benadrukken dat het vroeg opsporen van kanker ervoor zorgt dat de behandeling minder belastend is en een betere uitkomst heeft, waardoor sterfgevallen door de betreffende vorm van kanker voorkomen worden. Deelname is dus in ieders belang.
Hoe kan het dat er met één hack zoveel gegevens van zoveel mensen in één keer buit kunnen worden gemaakt? Waarom worden medische uitslagen in combinatie met burgerservicenummers en adresgegevens opgeslagen? Wordt er in deze laboratoria gewerkt met het gespreid en versleuteld opslaan van een minimaal benodigde hoeveelheid gegevens? Welke concrete inspanningen worden er geleverd om te voldoen aan het beginsel van dataminimalisatie conform artikel 5 AVG?
De diverse aspecten waarnaar gevraagd wordt, moeten blijken uit de verschillende lopende onderzoeken naar de hack en het datalek dat daarop volgde.
In algemene zin markeer ik het grote belang dat bij de verwerking van bijzondere persoonsgegevens zoals medische persoonsgegevens aan de wettelijke vereisten wordt voldaan, waaronder in ieder geval de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens die zijn neergelegd in artikel 5 AVG (o.a. rechtmatigheid, transparantie, doelbinding en het principe van dataminimalisatie). Aanvullende (informatiebeveiligings)normen gelden ingeval van verwerking van persoonsgegevens met een hoog risico voor rechten en vrijheden van burgers. Het is aan de organisatie die verantwoordelijk is voor verwerking van persoonsgegevens (de verwerkingsverantwoordelijke) om aan te tonen dat zij voldoet aan de toepasselijke normen en uiteindelijk aan de AP om te beoordelen of dat het geval is (geweest).
Valt dit lab, één van de grootste van Nederland, onder toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)? Zo ja, wanneer heeft de Inspectie voor het laatst dit laboratorium bezocht en wat waren toen de bevindingen?
Op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg is er sectorspecifieke wet- en regelgeving (onder andere de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz)) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving.
De IGJ heeft mij laten weten dat dit laboratorium nog niet eerder bezocht is in het kader van informatieveiligheid. De IGJ is inmiddels een onderzoek gestart bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria.
Wat zijn de minimumvereisten voor dataveiligheid van Stichting bevolkingsonderzoek? Aan welke standaarden moeten laboratoria voldoen om grootschalig labonderzoek te mogen verrichten?
Wat betreft de eerste vraag geldt dat voor zover BVO NL persoonsgegevens verwerkt ten aanzien waarvan BVO NL geldt als verwerkingsverantwoordelijke, BVO NL zich in ieder geval moet houden aan de AVG. Op grond van de AVG dient BVO NL in dat geval organisatorische en technische maatregelen te treffen ter beveiliging van persoonsgegevens. De AP houdt hierop toezicht. Daarbij betrekt het informatiebeveiligingsnormen als de NEN7510. Die normen gelden als gezaghebbende uitwerking van de algemene beveiligingsnorm uit de AVG. Die sectorspecifieke informatiebeveiligingsnormen zijn voor zorgaanbieders overigens verplicht gesteld in het Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieders.
Wat betreft de tweede vraag geldt dat voor laboratoria wet- en regelgeving op het gebied van kwaliteit van de zorg en dataveiligheid kan gelden. Welke wet- en regelgeving dat precies betreft, hangt af van de concrete omstandigheden (zoals de aard van de werkzaamheden). De schaalgrootte van de labonderzoeken speelt hierbij in principe geen rol.
Hoe was het gesteld met de datahuishouding en -veiligheid bij dit lab? Beschikte het laboratorium over de NEN 7510 certificering voor databeveiliging? Klopt het dat alle zorgpartijen die met bijzondere persoonsgegevens werken verplicht zijn om aan de NEN7510 richtlijn te voldoen? Voldeed dit lab hieraan? Gaan medische laboratoria onder de NIS-2 wetgeving vallen?
Het antwoord op deze vragen zal voortvloeien uit de verschillenden lopende onderzoeken naar de hack en het datalek. Algemeen geldt, in het kader van goede en veilige zorg, dat zorgaanbieders die persoonsgegevens verwerken in een zorginformatiesysteem, moeten kunnen laten zien dat ze werken volgens de daarvoor geldende informatiebeveiligingsnormen, waaronder de NEN 7510. De IGJ houdt hier toezicht op en de AP, voor zover het gaat om de bescherming van persoonsgegevens.
Er bestaat binnen de NIS2-richtlijn of het wetsvoorstel Cyberbeveilingswet (Cbw), dat de Minister van Justitie en Veiligheid op 2 juni 2025 aanhangig heeft gemaakt in uw Kamer, geen categorie die zich specifiek richt op medische laboratoria. Een medisch laboratorium zou onder de NIS2-richtlijn kunnen vallen indien het bijvoorbeeld handelingen uitvoert die vallen onder de Wkkgz of wanneer het (deels) onderzoek doet naar geneesmiddelen en voor zover zij voldoen aan de eisen in de NIS-2-wetgeving op het gebied van omvang personeelsbestand en omzet. Het hangt dus af van de dienstverlening of een medisch laboratorium onder een van de categorieën van de NIS2-richtlijn of Cbw valt.
Worden er vandaag nog steeds samples gestuurd vanuit het bevolkingsonderzoek of andere medische diagnostiek naar laboratoria waar deze data niet veilig zijn en worden verwerkt door systemen die niet aan de richtlijnen voldoen?
BVO NL heeft de samenwerking met het laboratorium tot nader order opgeschort. Bij de andere laboratoria betrokken bij de bevolkingsonderzoeken worden door Z-Cert extra checks gedaan op informatieveiligheid.
Bij hoeveel Eurofins laboratoria speelt dit? Bij hoeveel andere medische laboratoria?
Er zijn bij mij geen signalen bekend dat de informatiebeveiliging bij andere laboratoria niet op orde zou zijn.
Welke andere zorgpartijen beschikken over de medische en persoonsgegevens van honderdduizenden Nederlanders zonder dat de dataveiligheid op orde is?
Ik heb geen inzicht in de hoeveelheid gezondheidsdata waar de verschillende zorgpartijen over beschikken. De zorg digitaliseert in toenemende mate en dit brengt grote voordelen met zich mee, maar ook risico’s. Zorgpartijen zijn verantwoordelijk voor informatieveiligheid. Zij zijn verplicht te voldoen aan de wettelijke normen voor informatiebeveiliging in de zorg.
Zorginstellingen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om de risico’s te beperken en de impact van incidenten zo klein mogelijk te maken wanneer deze toch plaatsvinden. Dit neemt echter niet weg dat ik me ook inzet op het verkleinen van de risico's en de impact hiervan. Dit doe ik door te zorgen voor meer bewustwording met het programma informatieveilig gedrag in de zorg, door duidelijke normen en kaders te stellen en door hulpmiddelen aan te bieden om deze te implementeren. Daarnaast biedt Z-Cert gespecialiseerde ondersteuning aan zorgaanbieders.
Op welke termijn kunt u dit in kaart brengen?
Zie antwoord vraag 11.
Wat bent u van plan om te doen als blijkt dat deze onveilige situatie bij andere zorgpartijen speelt?
Zie antwoord vraag 11.
Wat verwacht u van de effecten van dit massale datalek voor de veiligheid van Nederlanders en hoe beoordeelt u de risico’s op onder andere identiteitsfraude, chantage of zorgmijden als gevolg hiervan? Hoe worden mensen met gevoelige adresgegevens, zoals penitentiaire inrichtingen, blijf-van-mijn-lijf-huizen en psychiatrische klinieken geholpen?
Hacks waarbij zoveel data worden bemachtigd vergroten het risico op gerichte en overtuigende phishingaanvallen, juist omdat kwaadwillende beschikken over persoonlijke informatie waarvan het slachtoffer zich mogelijk niet bewust is dat deze is buitgemaakt.
BVO NL informeert de getroffen deelnemers van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. In de brief van BVO NL wordt ook gewezen op het risico op fraude. De betrokken (ex-)gedetineerden worden via een informatiebrief van Clinical Diagnostics over de hack geïnformeerd, met daarbij een begeleidende brief van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). In deze brieven is onder meer opgenomen wat betrokkenen kunnen doen.
Kunt u deze vragen los van elkaar, zo snel mogelijk en zeker binnen drie weken beantwoorden?
Daar zet ik mij voor in.
‘Intelligence gathered by the Dutch’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
|
|
|
Kan de Kamer, desnoods vertrouwelijk, de informatie die de AIVD heeft gedeeld met de Amerikaanse inlichtingendiensten en waar Shellenberger in dit interview in minuut zes naar verwijst als «intelligence gathered by the Dutch» ontvangen?1 Zo nee, waarom niet?
Indien er aanleiding is om de Kamer op de hoogte te stellen van specifieke inlichtingen, dan gebeurt dat via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.
Het artikel ‘Datahack bij laboratorium veel groter, deel gegevens op dark web’ |
|
Agnes Joseph (BBB) |
|
Judith Tielen (VVD), Daniëlle Jansen (NSC) |
|
|
|
|
Kunt u bevestigen dat het datalek bij laboratorium Clinical Diagnostics veel groter blijkt dan eerder gemeld, en dat naast gegevens van 485 duizend vrouwen ook data van onderzoeken naar huid, urine, penis, anus en wondvocht zijn buitgemaakt?1
Het laboratorium Clinical Diagnostics heeft in zijn eerste berichtgeving over de hack aan Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) gemeld dat daarbij de gegevens van ruim 485.000 deelnemers van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker zijn bemachtigd. Zoals ik uw Kamer op vrijdag 29 augustus heb geïnformeerd, is duidelijk geworden dat er nog aanzienlijk meer deelnemers zijn getroffen door de hack. Namelijk ca. 230.000 mensen extra. Het is helaas niet uit te sluiten dat het hierbij blijft.
Uit contact met het laboratorium en Stichting Z-Cert (het expertisecentrum voor cybersecurity in de zorg) is naar voren gekomen dat de omvang van het datalek, naast de deelnemers van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker, inderdaad groter blijkt te zijn. Zo heeft de Staatssecretaris Rechtsbescherming uw Kamer geïnformeerd dat ook gegevens van 266 (ex-)gedetineerden betrokken zijn bij de hack.2 Desgevraagd heeft het laboratorium aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Hoe beoordeelt u het feit dat gegevens, inclusief burgerservicenummer, medische uitslagen en adviezen, deels op het dark web zijn verschenen en dat criminelen claimen 300 gigabyte aan data te hebben gestolen?
Ik betreur het ten zeerste dat persoonsgegevens van deelnemers aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker zijn bemachtigd als gevolg van een hack bij het laboratorium Clinical Diagnostics. Bovenal voor de deelnemers die direct geraakt zijn door de hack, aangezien het grote impact kan hebben als je gegevens in verkeerde handen komen. Meedoen aan een bevolkingsonderzoek kan al spanning met zich meebrengen. Als je dan ook nog hoort dat je persoonsgegevens zijn bemachtigd bij een hack en mogelijk op het dark web zijn verschenen, is dat een ontzettende schok. Ook voor alle andere (potentiële) deelnemers aan de bevolkingsonderzoeken vind ik de situatie betreurenswaardig. Deelnemers aan de bevolkingsonderzoeken moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun persoonlijke gegevens veilig zijn. Ik begrijp heel goed dat zij zich zorgen kunnen maken en vragen hebben.
Ik vind het belangrijk dat deelnemers zo goed mogelijk worden geïnformeerd over de hack. Betrokken zijn of worden door BVO per brief geïnformeerd. Bij vragen, ongerustheid en/of andere opmerkingen kunnen deelnemers terecht bij het klantcontactcentrum3 van BVO NL.
Wat vindt u van het feit dat het datalek al op 6 juli 2025 bekend was bij het laboratorium, maar pas op 6 augustus 2025 is gemeld aan Bevolkingsonderzoek Nederland?
In situaties als deze rust op verwerkingsverantwoordelijken de verplichting datalekken aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en betrokkenen te melden binnen de termijnen die de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) noemt. Of en waarom dat hier niet gebeurd zou zijn, is ter beoordeling van de AP die inmiddels een onderzoek is gestart.
Kunt u bevestigen dat ook gegevens van patiënten van huisartsen en ziekenhuizen zoals het Leids Universitair Medisch Centrum, Amphia ziekenhuis en Alrijne ziekenhuis zijn gelekt? Wat betekent dit voor de verantwoordelijkheid van deze instellingen?
Uit contact met het laboratorium en Stichting Z-Cert is naar voren gekomen dat de omvang van het datalek inderdaad groter blijkt te zijn dan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Zoals ik afgelopen vrijdag en vandaag in aparte brieven uw Kamer heb laten weten, blijkt dat nog meer deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zijn getroffen door de hack, ook deze deelnemers worden hierover door BVO NL geïnformeerd.
Desgevraagd Iheeft het laboratorium aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Welke concrete maatregelen zijn inmiddels genomen om de schade voor betrokken burgers te beperken en herhaling te voorkomen?
Om meer inzicht te krijgen in de omvang van het probleem en om de gevolgen van de hack zoveel mogelijk te beperken, zijn de volgende maatregelen genomen:
De komende periode beziet BVO NL op welke wijze de consequenties van de hack zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. Ik sta hierover in nauw contact met het RIVM en BVO NL.
Van het laboratorium heb ik vernomen dat de betrokken zorgverleners en patiënten worden geïnformeerd en gewezen op de mogelijke risico’s. Om herhaling te voorkomen heeft het laboratorium aanvullende maatregelen getroffen, waaronder het verder beperken van de toegang tot de getroffen IT-omgeving en verscherpte monitoring door het Security Operations Center (SOC)-team op de IT-omgeving.
Hoe kan het dat Bevolkingsonderzoek Nederland en andere zorginstellingen geen gebruik maken van bijvoorbeeld Privacy by Design technieken, waardoor herleidbare persoonsgegevens niet uitgewisseld hoeven te worden tussen een extern laboratorium en de zorginstelling?
De diverse aspecten waarnaar gevraagd wordt, moeten blijken uit de verschillende lopende onderzoeken naar de hack en het datalek dat daarop volgde.
Welke verbeteringen gaat u doorvoeren in het toezicht op digitale veiligheid bij laboratoria en andere zorginstellingen? Welke verbeteringen ziet u voor de lange termijn?
Digitale veiligheid vormt een essentieel aandachtspunt voor de gehele maatschappij. Op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg is er al sectorspecifieke wet- en regelgeving (onder andere de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz)) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving. De IGJ doet onderzoek bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria. Risico’s zoals deze blijken uit dit incident, worden eveneens meegenomen in het toezicht bij andere zorgaanbieders en andere zorgsectoren.
Daarnaast geldt dat de Minister van Justitie en Veiligheid het wetsvoorstel Cyberbeveilingswet (Cbw) op 2 juni 2025 aanhangig heeft gemaakt in uw Kamer. Dit wetsvoorstel zal, indien beide Kamers der Staten-Generaal daarmee instemmen, ook gaan gelden voor zorgaanbieders in Nederland die voldoen aan de eisen voor wat betreft de omvang van de organisatie. Deze zorgaanbieders en zorgketenorganisaties krijgen met de Cbw een zorgplicht met betrekking tot informatieveiligheid. Deze zorgplicht geldt ook voor uitbestede diensten. Daarnaast komt er een incidentmeldplicht richting de toezichthouder IGJ en richting Z-Cert, die ondersteuning geeft aan en een actieve waarschuwingsdienst opzet voor deze zorg- en zorgketenorganisaties (met name op het gebied van scanning en dreigingsanalyse). Deze meldplicht aan de IGJ bestaat in de huidige situatie nog niet. Ook de handhavingsmogelijkheden onder de Cbw gaan verder dan onder de Wabvpz.
Hoe beoordeelt u de keuze om gezondheidsdata te laten beheren door private laboratoria? Kunt u toezeggen om te onderzoeken of centrale overheidsregie op digitale gezondheidsdata uitvoerbaar en wenselijk is?
Privacyregelgeving geldt voor iedereen, dus zowel voor publieke als private partijen. Vanuit dat oogpunt is er geen bezwaar om gezondheidsdata te laten beheren door private laboratoria.
Met betrekking tot het tweede aspect van uw vraag, het regievoeren op het organiseren van het gezondheidsinformatiestelsel, waar de organisatie van digitale gezondheidsdata een belangrijk onderdeel van is, gebeurt door het uitvoeren van de in april door de Tweede Kamer goedgekeurde Nationale Visie en Strategie (NVS) op het Gezondheidsinformatiestelsel4. In deze visie staat hoe de opslag en het beheer van digitale gezondheidsdata worden vormgegeven. Privacy en informatiebeveiligingseisen zijn een integraal onderdeel van de NVS, voor primaire zorginformatie en voor informatie zoals die gebruikt wordt voor het bevolkingsonderzoek.
Bent u bekend met systemen waarbij data bij de bron wordt onthouden en pas bij verwijzing kunnen worden ingezien, met volledige logging van inzage? Hoe beoordeelt u de veiligheid van dit decentrale model ten opzichte van een centraal systeem zoals in Estland?
Ik ben bekend met de systemen waar u op doelt, het zogenoemde communicatiepatroon «gericht beschikbaar stellen», waarbij volledige logging van inzage plaats moet vinden. Ook in de situatie van laboratoriumonderzoek zou gebruik gemaakt kunnen worden van dit communicatiepatroon. Dit communicatiepatroon kan echter niet het hacken van data uit het laboratorium zelf voorkomen.
Met betrekking tot het tweede aspect van uw vraag, de inrichting van zorgstelsels in verschillende landen is niet altijd goed met elkaar te vergelijken. Veiligheidsvraagstukken en de afweging tussen centraal en decentraal worden meegenomen bij de inrichting van het gezondheidsinformatiestelsel op basis van de NVS.
Is er inmiddels aangifte gedaan van deze hack? Zo ja, door wie en op welk moment? Is dit voor of na de melding op 6 augustus jl. aan Bevolkingsonderzoek Nederland? En mocht dit voor de melding op 6 augustus zijn geweest, hoe beoordeelt u de communicatie van organisaties bij datalekken, welke verbeteringen ziet u?
Over de vraag of er door direct betrokkenen aangifte is gedaan, kan ik mij niet uitlaten.
Welke rol speelt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in het toezicht op digitale veiligheid bij laboratoria? Wordt deze rol versterkt?
Op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg is er sectorspecifieke wet- en regelgeving (onder andere de Wabvpz en Wkkgz). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving. De IGJ doet onderzoek bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria. Risico’s zoals deze blijken uit dit incident, worden eveneens meegenomen in het toezicht bij andere zorgaanbieders en andere zorgsectoren.
Wat kan de overheid nog doen als gegevens eenmaal op het dark web zijn verschenen, en hoe wordt de schade voor de betrokken burgers beperkt?
Zodra persoonsgegevens eenmaal op het dark web zijn beland, is het in de praktijk bijzonder lastig, zo niet onmogelijk, om deze volledig te laten verwijderen. Het dark web betreft een afgeschermd deel van het internet waar informatie vaak anoniem wordt gedeeld en waar activiteiten lastig tot niet te traceren zijn.
Hoewel de mogelijkheden om schade volledig te voorkomen beperkt zijn, kunnen er door zorginstellingen wel maatregelen worden genomen om de (toekomstige) impact voor betrokkenen zoveel mogelijk te beperken. Een belangrijke stap is het tijdig informeren van betrokkenen zodra wordt vastgesteld dat hun gegevens op het dark web zijn aangetroffen. Hacks waarbij zoveel data worden bemachtigd, vergroten namelijk het risico op gerichte en overtuigende phishingaanvallen, juist omdat kwaadwillende beschikken over persoonlijke informatie waarvan het slachtoffer zich mogelijk niet bewust is dat deze is buitgemaakt.
Door snel te informeren, kunnen betrokkenen proactief maatregelen nemen, zoals het wijzigen van wachtwoorden of het melden van mogelijke identiteitsfraude bij de daarvoor bestemde instanties (bijvoorbeeld bij de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens5).
Kunt u uitsluiten dat andere laboratoria of zorginstellingen eveneens slachtoffer zijn van deze of vergelijkbare hacks?
Zoals ik uw Kamer op vrijdag 29 augustus heb geïnformeerd, is duidelijk geworden dat er nog aanzienlijk meer deelnemers zijn getroffen door de hack. Namelijk ca. 230.000 mensen extra. Het is helaas niet uit te sluiten dat het hierbij blijft.
Desgevraagd heeft het laboratorium aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Z-Cert monitort continu de informatiebeveiliging van de bij hen aangesloten zorgaanbieders en informeert deze aanbieders over mogelijke risico’s in hun informatiebeveiliging.
Bent u bereid om een landelijke audit op databeveiliging bij zorginstellingen te laten uitvoeren, en daarbij ook de rol van de Autoriteit Persoonsgegevens, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en het Nationaal Cyber Security Centrum te betrekken?
Nee, het is niet aan mij om landelijke audits uit te voeren. Zorginstellingen in Nederland zijn zelf verantwoordelijk en wettelijk verplicht voor het nemen van technische en organisatorische maatregelen ter bescherming van persoonsgegevens en medische informatie binnen hun organisatie. Zij dienen die maatregelen periodiek te evalueren en zo nodig aan te passen. De AP en de IGJ houden toezicht op de naleving van de betreffende regelgeving.
Bij de andere laboratoria betrokken bij de bevolkingsonderzoeken worden door Z-Cert extra checks gedaan op informatieveiligheid.
Deelt u de mening dat het vertrouwen in bevolkingsonderzoeken ernstig wordt geschaad door dit datalek?
Ik begrijp heel goed dat (potentiële) deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zich zorgen maken en vragen hebben na het bericht over deze hack. Meedoen aan een bevolkingsonderzoek kan al spanning met zich meebrengen. Als je dan ook nog hoort dat je persoonsgegevens mogelijk zijn bemachtigd, is dat een ontzettende schok. Deelnemers aan bevolkingsonderzoeken moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun persoonlijke gegevens veilig zijn. Dat er nu persoonlijke gegevens zijn gestolen door hackers, vind ik ontzettend betreurenswaardig. Ik kan me voorstellen dat dit mensen aan het denken zet over deelname aan het bevolkingsonderzoek. Ik wil benadrukken dat het vroeg opsporen van kanker ervoor zorgt dat de behandeling minder belastend is en een betere uitkomst heeft, waardoor sterfgevallen door de betreffende vorm van kanker voorkomen worden. Deelname is dus in ieders belang.
Welke maatregelen neemt u om het vertrouwen in bevolkingsonderzoeken te herstellen en deelname te stimuleren?
BVO NL onderneemt verschillende acties om de gevolgen van de hack zoveel mogelijk te beperken:
Ik verwacht dat deze acties bijdragen aan het behouden van vertrouwen in de bevolkingsonderzoeken.
Daarnaast lopen er momenteel verschillende pilots van het RIVM samen met BVO NL om de deelname aan de bevolkingsonderzoeken te stimuleren, waaronder een wijkgerichte aanpak, waarbij door een gezondheidsvoorlichter van het RIVM voorlichting wordt gegeven in wijkcentra in wijken waar de opkomst bij de bevolkingsonderzoeken laag is. Daarnaast wordt voorlichting gegeven op lokale evenementen en festivals en bij voedselbanken. Hierin wordt onder meer samengewerkt met gemeenten en GGD’en. Eventuele signalen die bij deze voorlichting naar voren komen wat betreft de informatievoorziening rond de hack, worden in overleg met BVO NL benut om de informatievoorziening vanuit BVO NL toegankelijker en begrijpelijker te maken.
Hoe wordt de communicatie richting burgers afgestemd op de ernst van het datalek, en hoe worden deelnemers aan het bevolkingsonderzoek proactief geïnformeerd?
Op 11 augustus heeft BVO NL een nieuwsbericht naar buiten gebracht over de hack bij het laboratorium, om mensen te informeren en te waarschuwen. In de week van 18 augustus heeft BVO NL de eerste groep deelnemers waarvan vaststaat dat zij betrokken zijn bij de hack, per brief geïnformeerd.
In deze brief worden deelnemers onder andere geïnformeerd over het belang van alert zijn op fraude. Nu duidelijk is geworden dat meer deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zijn getroffen, zullen ook deze deelnemers hierover door BVO NL worden geïnformeerd. Hierover heeft BVO NL op 29 augustus een nieuwsbericht gepubliceerd.
Op de website van BVO NL wordt de informatie voortdurend geüpdatet en worden veelgestelde vragen en antwoorden aangevuld. Bij vragen, ongerustheid en/of andere opmerkingen kunnen deelnemers terecht bij het klantcontactcentrum van Bevolkingsonderzoek Nederland. 6
Bent u bereid om met Gemeentelijke Gezondheidsdiensten, huisartsen en Bevolkingsonderzoek Nederland een herstelplan op te stellen voor het vertrouwen in preventieve zorg na dit incident?
Ik wacht op de uitkomsten van de lopende onderzoeken. Hieruit zullen lessen worden getrokken voor verbeteringen in de toekomst. Hierbij kijk ik ook zeker naar het vertrouwen in de preventieve zorg.
Kunt u als Minister en Staatssecretaris, gezien de ernst van de situatie, toezeggen om voor 1 september 2025 uitgebreid antwoord te geven op bovenstaande vragen, inclusief een visie op de toekomst van digitale gezondheidsdata en cyberveiligheid in de preventieve zorg?
Met de Nationale Visie en Strategie voor het gezondheidsinformatiestelsel, zoals 14 april 2025 door Tweede Kamer akkoord bevonden, is een totaalvisie op het gezondheidsinformatiestelsel voor zorg, preventie en gezondheid gegeven. Mijn ministerie is nu druk bezig om deze visie te realiseren. Om die met vertrouwen van burger en zorgverlener te kunnen realiseren, zijn cyberveiligheid, privacy en informatiebeveiliging van wezenlijk belang en dus ook een integraal onderdeel van de strategie. Dit geldt voor zowel de primaire zorg en preventiezorg als voor gezondheidsdoeleinden.
De vragen zijn per 1 september beantwoord. Ik blijf uw Kamer op de hoogte stellen.
De opslag van miljoenen door Israël afgeluisterde Palestijnse belgesprekken in Nederland |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Vincent Karremans (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel in «A million calls an hour», waaruit blijkt dat de Israëlische militaire inlichtingendienst Unit 8200 duizenden terabytes aan afgeluisterd telefoonverkeer van Palestijnen opslaat in het Microsoft atacenter in Middenmeer, gemeente Hollands Kroon?1
Ja.
Kunt u bevestigen of het Microsoft datacenter in Nederland daadwerkelijk wordt gebruikt voor het opslaan van deze gegevens, waaronder miljoenen opgenomen telefoongesprekken van Palestijnen in Gaza en de illegaal bezette Westelijke Jordaanoever?
Ik kan niet beoordelen of het betreffende Microsoft datacenter al dan niet gebruikt wordt voor het opslaan van deze gegevens. Aanbieders van datacenters zijn niet verplicht melding te maken bij autoriteiten van het type data dat in hun datacenter wordt opgeslagen. Uit navraag bij Microsoft blijkt dat Microsoft niet kan bevestigen of haar datacenters worden gebruikt voor het opslaan van deze gegevens. Microsoft heeft hierbij ook verwezen naar haar persbericht van 15 augustus jl.
Microsoft erkent in dat persbericht dat het recente rapport van The Guardian beschuldigingen aan het licht brengt die een volledig en dringend onderzoek rechtvaardigen. Microsoft heeft daarom een extern advocatenkantoor, Covington & Burlington LLC, met technische ondersteuning van een onafhankelijk adviesbureau, ingeschakeld om te onderzoeken of deze data daadwerkelijk bij Microsoft staat opgeslagen en, als dat het geval is, of dat dan in lijn is met de terms of service van Microsoft. Microsoft heeft ook aangegeven dat het gebruik van Azure voor de opslag van databestanden van telefoongesprekken verkregen via massa surveillance van burgers in Gaza en de West Bank verboden zou zijn volgens de voorwaarden van Azure. Microsoft zal de feitelijke bevindingen die uit dit onderzoek voortvloeien openbaar maken zodra het is afgerond.
Heeft Microsoft Nederland of Microsoft internationaal melding gedaan bij de Nederlandse autoriteiten over het type data dat in Nederlandse datacenters wordt opgeslagen in het kader van deze samenwerking met Unit 8200?
Nee. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, bestaat er geen verplichting voor aanbieders van datacenters om melding te maken bij de Nederlandse autoriteiten van het type data dat in hun datacenter wordt opgeslagen.
Indien u dit niet kunt bevestigen, bent u bereid hier direct onderzoek naar te laten doen, inclusief overleg met Microsoft Nederland?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is vermeld, bestaat er geen verplichting voor datacenters om bij de Nederlandse autoriteiten melding te maken van het type data dat in hun datacenter wordt opgeslagen. Microsoft verricht nu zelf onderzoek. Voor het van overheidswege onderzoeken van door derden opgeslagen data in een datacenter is een wettelijke grondslag nodig. Ik beschik daar niet over.
In algemene zin is het aan in Nederland gevestigde datacenters om te zorgen dat zij de toepasselijke wet- en regelgeving naleven. Indien zij dat niet of onvoldoende doen, is het aan de bevoegde (gerechtelijke) autoriteiten om daar een onderzoek naar in te stellen en eventueel sancties op te leggen. Deze autoriteiten zijn onafhankelijk en maken daarbij hun eigen afwegingen.
Hoe beoordeelt u de mogelijke betrokkenheid van in Nederland gevestigde datacenters bij massale, willekeurige en onrechtmatige surveillance die gebruikt wordt bij het plegen van genocide?
Zoals geantwoord op vraag 4, is het in algemene zin aan in Nederland gevestigde datacenters om te zorgen dat zij de toepasselijke wet- en regelgeving naleven. Indien zij dat niet of onvoldoende doen, is het aan de bevoegde (gerechtelijke) autoriteiten om in Nederland gevestigde datacenters daarop aan te spreken en eventueel sancties op te leggen. Deze autoriteiten zijn onafhankelijk en maken daarbij hun eigen afwegingen.
Bent u bereid om, indien bevestigd wordt dat dit datacenter in Nederland en eventueel ook andere datacenters worden gebruikt voor het opslaan of verwerken van op deze wijze verkregen data, op te treden door deze activiteiten te laten beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Microsoft doet zelf onderzoek of op basis van de algemene voorwaarden moet worden opgetreden. Op dit moment is er geen aanleiding om aan te nemen dat andere datacenters betrokken zijn. Zie in dit licht ook de antwoorden op de vragen 4 en 5.
Wat kan Nederland doen om in de toekomst dit soort situaties te voorkomen? Zijn er volgens u voldoende wetgeving en beschikbare middelen om hierop toe te zien?
In aanvulling op het antwoord op vraag 5 verwijs ik ook naar de digitaledienstenverordening, die van toepassing is op tussenhandeldiensten die worden aangeboden aan afnemers die gevestigd zijn of zich bevinden in de Europese Unie. Op grond van de digitaledienstenverordening kunnen aanbieders van tussenhandeldiensten, waaronder hostingdiensten, niet worden verplicht om de door hen doorgegeven of opgeslagen informatie vooraf te monitoren of actief onderzoek te doen naar feiten of omstandigheden die duiden op illegale activiteiten. Wel moeten zij, zodra zij kennis of besef krijgen van dergelijke activiteiten (bijvoorbeeld naar aanleiding van een melding) prompt handelen om de illegale inhoud te verwijderen. Doen zij dat niet, dan riskeren zij aansprakelijkheid.
Ook bevat de digitaledienstenverordening verschillende zorgvuldigheidsverplichtingen voor aanbieders van hostingdiensten, waaronder de verplichting om te voorzien in kennisgevings- en actiemechanismen. Toezicht op de naleving van de digitaledienstenverordening geschiedt door de autoriteiten van de lidstaat waar de hoofdvestiging in de Unie van de dienstaanbieder zich bevindt. Dit kan dus een andere lidstaat zijn dan waar een datacenter van die dienstaanbieder zich bevindt.
Indien door middel van servers op Nederlands grondgebied strafbare feiten worden gepleegd, kan de Nederlandse strafwetgeving daarop van toepassing zijn. Het is aan het OM om te bepalen of strafrechtelijk onderzoek wordt ingesteld.
Bent u bereid de Kamer te informeren over eventuele contracten, beveiligingsafspraken en toezichtmechanismen die gelden voor de opslag van buitenlandse militaire en inlichtingengegevens in Nederlandse datacenters?
Ik ben niet bekend met dergelijke contracten, afspraken of mechanismen en kan uw Kamer daar dan ook niet over informeren.
Erkent u dat, indien Nederlandse infrastructuur wordt gebruikt voor militaire doeleinden die kunnen bijdragen aan ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht, Nederland risico loopt op medeplichtigheid aan die schendingen? Zo nee, waarom niet?
Juridisch gezien is medeplichtigheid enkel aan de orde als een derde staat hulp of bijstand verleent aan het land dat een internationaal onrechtmatige daad pleegt. Van een dergelijke medeplichtigheid is naar mening van het kabinet in dit geval geen sprake. Wat betreft de kabinetsvisie op het concept van medeplichtigheid onder het internationaal recht stuurde de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uw Kamer een brief op 12 januari 2024.2