De reactie van links-extremisten op de moord op Charlie Kirk |
|
Lidewij de Vos (FVD) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de moord op Charlie Kirk gepleegd lijkt te zijn door een links-extremist, blijkens de boodschappen op de gevonden kogelhulzen en de kritiek die hij thuis uitte op Kirk?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Denkt u dat de moord op Kirk reële impact heeft op de Nederlandse samenleving? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wel?
Heeft u gezien dat Nederlandse ingezetenen de moord op Kirk vergoelijken, vieren of aanmoedigen? Zo ja, wat vindt u daarvan?2, 3
Bent u het met de indiener eens dat het vergoelijken van een politieke moord het vrije debat ondermijnt, omdat het geweld als politiek middel legitimeert? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u uitspraken als «Hij verdiende het» en «Ik ben blij dat hij niet meer onder ons is»?4 Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat vindt u ervan dat dit sentiment ogenschijnlijk voorkomt onder Nederlandse leerkrachten, blijkens het artikel in het Algemeen Dagblad van 12 september jl. «Radboud docent vindt vieren van moord op Charlie Kirk volkomen normaal en komt weer in opspraak»?5
Vindt u het wenselijk dat Nederlandse leerkrachten openlijk politiek geweld verheerlijken? Zo nee, wat is het beleid van de regering om het Nederlands onderwijs vrij te houden van dergelijke stemmen?
Bent u het met de indiener eens dat het risico bestaat dat dergelijke denkbeelden (zouden kunnen) doorwerken in het onderwijs dat aan leerlingen en studenten wordt geboden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat doet de regering om het onderwijs politiek neutraal te houden?
Bent u bekend met de beelden van internationale studenten, die in Nederland studeren, die de moord op Charlie Kirk goedpraten en toejuichen?6
Bent u het ermee eens dat vreemdelingen met deze denkbeelden ten minste bijdragen aan onverdraagzaamheid in de Nederlandse samenleving en in extreme gevallen een potentieel gevaar vormen voor de Nederlandse democratie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze mensen tot ongewenste vreemdelingen te verklaren, hun verblijfsvergunning in te trekken, hen uit te zetten en tegen hen een inreisverbod uit te vaardigen – in lijn met het voornemen van de Amerikaanse overheid?7
Is er vanuit de overheid specifiek beleid met betrekking tot vreemdelingen die politiek geweld verheerlijken?
Bent u het ermee eens dat de dreiging van politiek gemotiveerd geweld ondermijnend kan werken voor de democratie, omdat het ertoe kan leiden dat mensen zich niet meer uit durven te spreken?
Bent u op de hoogte van de uitspraken die Pascal Robinson-Foster, van het rappersduo Bob Vylan, heeft gedaan tijdens zijn optreden in Paradiso? Hoe beoordeelt u uitspraken als «If you talk shit, you get banged», «Soms moet je nazi’s in hun fucking gezicht schoppen» en «Fuck de fascisten, fuck de zionisten. Ga ze vinden op straat!»?8
Bent u het ermee eens dat deze uitspraken aanzetten tot haat en geweld? Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat deze uitspraken een opruiend karakter hebben? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u het feit dat de voltallige zaal lijkt te juichen tijdens de uitspraken zoals genoemd in vraag 11?9
Indien het antwoord op vraag 14 of 15 bevestigend luidt, bent u dan bereid de aangekondigde concerten van Bob Vylan te verbieden?
Indien het antwoord op vraag 14 of 15 bevestigend luidt, bent u dan bereid Pascal Robinson-Foster tot ongewenste vreemdeling te verklaren, uit te zetten en een inreisverbod tegen hem uit te vaardigen? Zo nee, waarom niet?
Hoe groot is de dreiging van extreemlinkse individuen en groepen momenteel in Nederland? Worden incidenten als deze meegenomen in de dreigingsanalyse van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV?)
Vindt u het toejuichen en aanmoedigen van een politieke moordaanslag een zorgwekkende stap in het radicaliseringsproces? Zo nee, waarom niet?
Is het bijwonen van bijeenkomsten zoals het concert van Bob Vylan, waar wordt aangespoord tot geweld tegen andersdenkenden, een reden om aanwezigen blijvend te monitoren?
Bent u bereid om het radicaliseringsproces van links-extremistische groeperingen, zoals AntiFa, beter in kaart te brengen?
Bestaat er momenteel een handreiking voor het herkennen van links-extremisme, zoals die ook bestaat voor radicalisering door complottheorieën?10 Zo nee, zal uw ministerie een dergelijke handreiking samenstellen?
Binnen de genoemde handreiking over complotdenken heeft de politie de drie categorieën «complotdenken», «radicalisering» en «extremisme» opgesteld; indien er over links-extremisme eenzelfde soort handreiking bestaat, binnen welke van deze drie categorieën zou het bijwonen van en meejuichen tijdens een concert als die van Bob Vylan vallen?11
Binnen welke categorie zou het openlijk toejuichen en vergoelijken van de moord op Charlie Kirk passen?
Bent u bereid beleid vorm te geven om links-extremisme beter te kunnen bestrijden?
Is het bestrijden van links-extremisme een prioriteit van deze regering? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
De programmamanager bij de politie en de betrokkenheid bij NTA-onderzoeken |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ontslag voor programmamanager politie»?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de huidige programmamanager van de landelijke aanpak tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie tevens directeur is van NTA, het bureau dat volgens meerdere rechtbanken en de Ombudsman Metropool Amsterdam moslims onrechtmatig heeft bespioneerd in moskeeën?
Ja, ik ben bekend met het feit dat de huidige programmamanager van de landelijke aanpak tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie tevens directeur is van NTA.
Hoe beoordeelt u de verenigbaarheid van het uitoefenen van twee ambten van de huidige programmanager racisme, discrimanatie en uitsluiting en tevens directeur van NTA met de geloofwaardigheid en integriteit van het huidige programma van de politie tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie?
De politie gaat zelf over de aanstelling van haar personeel. Derhalve zal ik niet interveniëren in arbeidsafspraken met individuen.
Bent u bereid om zich in te spannen om de aanstelling van de huidige programmamanager te beëindigen door dit te agenderen in het gesprek met de Korpsleiding? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u, gelet op de urgentie van deze zaak, de drukte van de Kameragenda en het aanstaande reces, bereid om deze vragen voor dinsdag 16 september 2025 te beantwoorden?
Ik heb getracht om de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Het bericht van RTV Noord waaruit blijkt dat tientallen raadsleden van Groninger gemeenten hebben te maken met agressie. |
|
Glimina Chakor (GL) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tientallen raadsleden van Groninger gemeenten hebben te maken met agressie: «Waar doe ik het nog voor?»»?1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Herkent u dat ook in Groningse gemeenten raadsleden steeds vaker te maken hebben met agressie en bedreiging? Krijgt u dergelijke berichten ook uit andere delen van het land? En zo ja, welke?
Ik herken helaas het beeld dat politieke ambtsdragers, onder wie raadsleden, steeds vaker te maken krijgen met agressie en intimidatie. Dit treft politieke ambtsdragers in Groningen, zoals het onderzoek van RTV Noord laat zien, maar ook ambtsdragers uit andere delen van het land. Zo blijkt ook uit de tweejaarlijkse monitor Integriteit en Veiligheid die in opdracht van mijn ministerie wordt uitgevoerd. Ik vind dit onacceptabel. Politieke ambtsdragers moeten ongestoord hun werk kunnen doen. Agressie hoort niet bij het politieke ambt.
In hoeverre komen de in het bericht genoemde ervaringen met agressie en intimidatie waar Groninger raadsleden mee te maken hebben overeen met het landelijk beeld zoals dat in de Monitor Integriteit en Veiligheid 2024 wordt geschetst? In hoeverre wijkt het beeld in Groningen daarvan af?
De uitkomsten van het onderzoek van RTV Noord en de Monitor Integriteit en Veiligheid 2024 komen nagenoeg overeen. Zo bericht RTV Noord dat 40% van de Groninger raadsleden te maken heeft gehad met agressie. De Monitor Integriteit en Veiligheid 2024 laat eveneens zien dat 40% van de raadsleden te maken heeft gehad met een vorm van agressie. Verder zijn ook de uitkomsten wat betreft soorten agressie waarmee raadsleden te maken krijgen en de negatieve gevolgen die zij daarvan ondervinden vergelijkbaar.
Deelt u de mening dat raadsleden die te maken krijgen met agressie of intimidatie dat moeten melden dan wel aangifte moeten doen? Zo ja, waarom en hoe komt het dan dat maar 6% van de decentrale politieke ambtsdragers daadwerkelijk aangifte doet?2 Wat gaat u doen om de aangiftebereidheid te vergroten?
Het is belangrijk dat raadsleden die te maken krijgen met agressie of intimidatie hiervan allereerst melding maken in de eigen organisatie. Uitgangpunt is om altijd te melden, zodat er registratie en eerste opvolging kan plaatsvinden. Die registratie blijft in veel gemeenten nog achter en dat vind ik zorgelijk. De vervolgstap is melding en aangifte bij de politie. Het belang hiervan wordt actief uitgedragen tijdens de Tour van het Ondersteuningsteam Weerbaar Bestuur langs alle gemeenten en kan vastgelegd worden in een agressie- of veiligheidsprotocol.
Om de drempel voor melding en aangifte bij de politie te verlagen is het belangrijk dat politieke ambtsdragers er niet alleen voor staan. Daarom stimuleer ik de invulling van een werkgeversrol om te ondersteunen bij het doen van aangifte. Denk hierbij aan de griffier, de (fractie)voorzitter of veiligheidsadviseur. Vanuit het Netwerk Weerbaar Bestuur krijgen zij handvatten om deze rol in te vullen.
Als het tot een aangifte komt, is adequate opvolging vanuit politie en OM een belangrijk sluitstuk. Wanneer het gevoel is dat een aangifte niet serieus wordt opgepakt, is dit vaak een reden om niet meer aangifte te doen. Signalen waar dit nog niet goed loopt deel ik met de Minister van Justitie en Veiligheid.
Acht u aanvullende afspraken over bescherming, preventie en nazorg voor bedreigde raadsleden nodig? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Samen met de betrokken partners zoals de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, Vereniging voor Griffiers, StatenlidNu en de Vereniging Nederlandse Gemeenten zet ik mij in alles te doen wat nodig is om raadsleden zo goed mogelijk te beschermen. Zo is de afgelopen tijd een veiligheidsscan voor volksvertegenwoordigers ontwikkeld. Hiermee krijgen zij kosteloos onafhankelijk advies over het verhogen van de veiligheid van hun woning, verplaatsingen en online gedrag.
Naar aanleiding van verstoringen en intimidaties tijdens recente raadsvergaderingen ben ik een traject gestart met gemeenten, provincies en waterschappen om te verkennen hoe we de veiligheid van raadzalen kunnen verhogen. In het najaar vindt hierover een eerste bijeenkomst plaats. Dit om er voor te zorgen dat raadsleden zich zonder druk van buitenaf kunnen blijven uitspreken.
Welke concrete maatregelen gaat u nemen om de sociale veiligheid van raadsleden structureel te versterken zodat zij zonder angst en druk hun werk kunnen doen?
Voor het versterken van de sociale veiligheid is het open gesprek als raad als collectief als raad een belangrijke eerste stap. Vervolgens moet helder zijn bij wie je terecht kunt in onveilige situaties. In de praktijk is dit naast de (fractie)voorzitter de griffier. De griffier speelt een steeds prominentere rol bij het versterken van de weerbaarheid binnen de raad. Om de griffier te helpen bij het invullen van deze rol werk ik momenteel aan het samenbrengen van alle benodigde informatie en handvatten in een weerbaarheidspakket voor griffiers. Dit pakket wordt ontwikkeld in nauwe samenwerking met de Vereniging van Griffiers en wordt begin oktober gelanceerd.
Welke rol spelen het Ondersteuningsteam Weerbaar Bestuur en vertrouwenslijnen zoals NL Confidential en hoe zorgt u dat raadsleden deze voorzieningen beter kennen en gebruiken?
Het Ondersteuningsteam biedt advies en steun aan alle politieke ambtsdragers binnen gemeenten, provincies en waterschappen die geconfronteerd worden met agressie, intimidatie en bedreiging. Het OTWB bestaat uit de beroepsverenigingen van politieke ambtsdragers, zoals de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden. Het team kan onder meer «peers» en ambassadeurs inzetten die snel en vertrouwelijk collegiale bijstand bieden na een heftig incident. Hierbij is ook aandacht voor de impact op gezinsleden. Bekendheid wordt gegenereerd via griffiers, burgemeesters en (lokale) politieke partijen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Versterking lokaal bestuur op woensdag 9 september a.s.?
Ja.
Het bericht 'Amsterdamse politie presenteert uitvinden tegen discriminatie: ‘De paal bepaalt’' |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Amsterdamse politie presenteert uitvinding tegen discriminatie: «De paal bepaalt»»?1
Ja
Kunt u aangeven hoe u kijkt naar de manier van werken bij de politie met een dergelijke selectiepaal zoals deze?
Deze selectiepaal kan worden ingezet bij aselectieve controle- en fouilleeracties. Dit zijn bijvoorbeeld (kluis)controles op scholen en preventief fouilleren acties in een veiligheidsrisicogebied. Deze selectiepaal is een hulpmiddel voor professioneel controleren en het tegengaan van etnisch profileren. De basis voor het professioneel controleren blijft de openbare handreiking professioneel controleren van de politie, niet dit hulpmiddel. Het is aan het lokale gezag om de voorwaarden te bepalen van aselectieve controle- en fouilleeracties.
Wanneer iemand verdacht gedrag vertoont (op objectiveerbare gronden) blijft de politie de mogelijkheid houden om deze persoon te controleren of te fouilleren.
Erkent u dat goed getrainde agenten juist door hun vakmanschap en ervaring in staat zijn verdacht gedrag te herkennen dat niet door een willekeurig systeem kan worden vastgesteld?
Ja, ik wil mijn vertrouwen uitspreken in het vakmanschap van de politieagent op straat. Deze paal vervangt dat vakmanschap mijn inziens ook op geen enkele wijze.
Hoe wordt voorkomen dat de paal slechts symboolpolitiek is en in de praktijk leidt tot minder effectieve opsporing van strafbare feiten?
Zoals ook benoemd in de beantwoording van vraag 2 is deze selectiepaal een hulpmiddel bij aselectieve controle- en fouilleeracties. Derhalve raakt het de opsporing niet.
Kunt u garanderen dat het gebruik van de paal niet leidt tot een vermindering van het oplossingspercentage van misdrijven in Amsterdam?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u bevestigen dat de selectiepaal op dit moment uitsluitend in Amsterdam wordt ingezet?
De selectiepalen zijn landelijk aan te vragen door de Regionale Eenheden. Op dit moment heeft de Eenheid Amsterdam hier gebruik van gemaakt.
Kunt u garanderen dat de paal niet wordt uitgerold als werkmethode door heel Nederland zonder voorafgaande instemming van de Tweede Kamer?
Het is aan de burgemeester in samenspraak met het OM en de politie om de voorwaarden te bepalen van aselectieve controle- en fouilleeracties.
Bent u bereid om de selectiepaal af te schaffen en dit instrument definitief af te wijzen als werkmethode?
Zie antwoord vraag 7.
De berichten dat op sommige plaatsen in Nederland de aanpak van (ondermijnende) criminaliteit doorgeslagen lijkt |
|
Michiel van Nispen |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
Bent u bekend met het artikel van Follow the Money (FtM) over de aanpak van ondermijnende criminaliteit in Zaanstad-Oost en de eerdere vragen die ik al heb gesteld over deze aanpak?1, 2
Ja.
Wat vindt u van de zorgen die worden geuit door de inwoners dat ze niet meer naar de gemeente durven te gaan, ook voor triviale zaken zoals een rijbewijsverlenging?
Wederzijds vertrouwen tussen overheid en burger is belangrijk voor het functioneren van onze samenleving. Elke burger moet zich vrij en veilig voelen om een gemeentehuis in te stappen voor vragen en het regelen van gemeentelijke zaken.
Hoe kan het dat de huisbezoeken hier zo ingrijpend zijn en vaak ook gebeuren zonder enige vorm van informatie of bescherming voor de bewoner?
Binnentreden in een woning is voor de bewoners een ingrijpende gebeurtenis. Daarom kent de Algemene wet op het binnentreden waarborgen waaraan het bevoegd gezag en functionarissen die daadwerkelijk een woning betreden dienen te voldoen. Het is aan het bevoegde (bestuurs-)orgaan en degenen die het feitelijke binnentreden doen om bij het binnentreden te handelen binnen de kaders van de wet.
Bent u het ermee eens dat de casus die in het artikel wordt genoemd schrijnend is en dat gemeenteambtenaren niet zomaar zonder toestemming en informatieverstrekking en onder de noemer «adresonderzoek» iemands huis mogen betreden en doorzoeken?
Ook bij bestuurlijke maatregelen zijn waarborgen in het leven geroepen door de wetgever om de belangen van burgers te beschermen. Bevoegdheden moeten worden uitgeoefend binnen de wettelijke kaders en met toepassing van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De burger kan bezwaar maken tegen een besluit van de burgemeester. De rechter zal dan het voorliggende besluit beoordelen en beslissen of het betrokken bestuursorgaan binnen de wettelijke kaders heeft gehandeld. Over de inzet van bestuurlijke maatregelen dient de burgemeester desgevraagd verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad.
Kunt u reageren op de zorgen geuit door universitair docent staats- en bestuursrecht Fatma Çapkurt dat het al mis gaat omdat ondermijning niet goed wordt afgebakend?
Opsporingsbevoegdheden kunnen enkel worden ingezet op basis van de ruimte die de wet hiervoor biedt. Dit is niet anders voor de inzet van het bestuurlijk instrumentarium voor het beschermen van de openbare orde en het voorkomen van misbruik van legale structuren.
Wanneer een signaal of melding van mogelijk strafbaar handelen wordt ontvangen door een bijvoorbeeld een gemeente of opsporingsdienst, dan wordt gekeken welke bevoegde (bestuurs-)organen of instanties relevante bevoegdheden en instrumenten kunnen inzetten om de gesignaleerde mogelijke overtredingen of misdrijven tegen te gaan. Dat kunnen strafrechtelijke en/of bestuursrechtelijke bevoegdheden betreffen. Welke keuze ook wordt gemaakt, bij de toepassing van die bevoegdheden gelden de daarbij van toepassing zijnde waarborgen die zijn bepaald door de wetgever.
Bent u het eens met de analyse van Çapkurt dat tegenover de harde aanpak van de gemeente voor betrokkenen de bescherming die het strafrecht normaal gesproken biedt ontbreekt?
Ook ingrijpen op basis van bestuurlijke regelgeving kan ingrijpend zijn. Daarom biedt ook het bestuursrecht belangrijke waarborgen ter bescherming van de belangen van betrokkenen.
Wat vindt u er in dit licht van dat de gemeente Zaanstad aangeeft trotse «pionier» te zijn en dat de weerstand uit de wijk laat zien dat het een «succes» is?
Bij de brede aanpak van ondermijning door georganiseerde criminaliteit hebben we iedereen nodig. De inzet vanuit het lokale bestuur is hierbij van groot belang. Het is aan het lokale bestuur om te bezien wat binnen de lokale context nodig is om de aanpak vorm te geven. Daarbij dienen alle betrokken overheden vanzelfsprekend te handelen binnen de kaders van de wet. Of en wanneer de aanpak succesvol is moet blijken uit de eigen monitoring en verantwoording tegenover de gemeenteraad. Wanneer het handelen van de betrokken overheden leidt tot een geschil met een burger dan kan deze zich wenden tot de rechter. Ook staat de weg richting de ombudsman vrij. Specifiek ten aanzien van schade die bij het binnentreden is ontstaan kan daarnaast een verzoek om schadevergoeding worden ingediend bij de instantie die binnentrad.
Wat is uw reactie op de aanpak van handhavers van de gemeente Breda die ook een harde «ondermijningsaanpak» hebben, waaronder het met een koevoet openbreken van 18 garageboxen?3
Zie antwoord vraag 7.
Wat vindt u ervan dat ook hier de eigenaren van de garageboxen geen informatie krijgen, geen idee hebben op basis van welke signalen hun bezittingen worden vernield, dat de schade vooralsnog niet is hersteld en het onduidelijk is wie hiervoor opdraait?
Zie antwoord vraag 7.
Wat vindt u van de reactie van de gemeente Breda dat dit de normale werkwijze is en dat controles van garageboxen wel vaker plaatsvinden? Op basis van welke wetten en regels mag dit precies?
De grondslag voor eventueel binnentreden is vastgelegd in algemene en specifieke wetten als onderdeel van de handhaving van de in die wet gestelde normen. Welke bestuurlijke maatregelen gemeenten treffen wordt niet centraal bijgehouden. Wel dient elk binnentreden aan de wettelijke vereisten te voldoen.
Klopt het dat de gemeente Zaanstad ook garageboxen en bergingen openbreekt? In welke gemeenten wordt deze werkwijze nog meer toegepast?4
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de zorg dat een te repressieve aanpak van criminaliteit juist een averechts effect kan hebben en ontwrichtend kan werken voor bewoners in de wijk en slecht is voor het vertrouwen in de rechtsstaat?
Bij de aanpak van criminaliteit is het van belang dat repressie en preventie hand in hand gaan. Er is daarom altijd aandacht voor een goede balans tussen preventie en repressie. Zaanstad is een van de steden die van mij meerjarig middelen ontvangt om de preventieve aanpak stevig vorm te geven.
Klopt het dat eigenlijk geen taak is van de gemeente maar van de politie en het OM om strafbare feiten op te sporen? Ziet u ook dat een verschuiving dreigt, waardoor mensen niet beschikken over alle waarborgen en bescherming die toepassing van het strafrecht biedt?
Ik zie geen verschuiving in het wettelijk kader, aangezien een duidelijk onderscheid bestaat tussen delicten in het strafrecht en overtredingen in bestuursrechtelijke zin. Ik merk daarbij op dat het bestuursrecht eveneens waarborgen kent en bescherming biedt waar iedere burger zich op kan beroepen.
Is de werkwijze van deze gemeenten überhaupt in lijn met alle wetten en het recht? Zo niet, op welke punten niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan gemeenten, al dan niet in samenwerking met partners binnen een Regionaal Informatie en Expertisecentrum, om passende instrumenten in te zetten bij de aanpak van ondermijnende activiteiten. Bij adresbezoeken is informatieverschaffing een onderdeel dat hoort bij de inzet van dit instrument. Als handhavers of politie zich daar niet aan houden staat voor elke burger de weg richting de rechter open. Wanneer de inzet van een instrument leidt tot onrechtmatig toegebrachte schade ligt vergoeding daarvan in de rede. In voorkomende gevallen is het aan de rechter om daarover een uitspraak doen. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om deze gemeenten aan te spreken op hun aanpak betreffende ondermijning en op zijn minst deze gemeenten te wijzen op het feit dat informatieverschaffing en schadevergoedingen bij vernielingen van iemands eigendom onderdeel zou moeten zijn van de aanpak? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
De AIVD |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat op de website van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) de volgende bewering staat: «Wanneer personen of groepen bewust een narratief over een «kwaadaardige elite» verspreiden, creëren ze daarmee een feitelijk onjuist wereldbeeld.»?1
Ja. Dit is onderdeel van het anti-institutioneel-extremistische narratief. Aanvullend staat op dezelfde site dat, volgens aanhangers van dit narratief, deze kwaadaardige elite de bevolking wil onderdrukken, tot slaaf maken of zelfs vermoorden. De aanhangers van dit narratief stellen dat deze elite de controle heeft over de overheid, grote bedrijven, de rechtspraak, de wetenschap en kranten en tv-zenders. En dat hiertegen verzet moet worden gepleegd.
Bent u bekend met de volgende uitspraak van de directeur-generaal van de AIVD, gedaan tijdens een rondetafelgesprek op 28 juni 2023 in de Tweede Kamer, in antwoord op de vraag sinds wanneer Nederland volgens de AIVD dan feitelijk een «goedaardige elite» heeft: «Die vraag laat ik graag aan de historici over. Want wij doen geen onderzoek naar het verleden, wanneer dat moment heeft plaatsgevonden. [...]. Ik kan niet de vraag beantwoorden wanneer de elites goed zijn geworden.»
Ja. De AIVD constateert in zijn onderzoek dat er een narratief over een kwaadaardige elite verspreid wordt. Dit narratief stelt dat er een kwaadaardige elite aan de macht is, bestaande uit rechters, wetenschappers, politieagenten en politici, die erop uit is om mensen in Nederland te onderdrukken, tot slaaf te maken en te vermoorden. De AIVD verricht, op basis van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) 2017, onderzoek met betrekking tot organisaties en personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten, aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de nationale veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat. Het anti-institutionele narratief, zoals toegelicht in de publicatie «Anti-institutioneel extremisme in Nederland – Een ernstige dreiging voor de democratische rechtsorde?»1 vormt zowel een mogelijk lange termijn dreiging als een korte termijn geweldsdreiging voor de nationale veiligheid en de democratische rechtsorde.2
Bent u ermee bekend dat de AIVD sinds kort een «historisch adviseur» in dienst heeft?2
Ja.
Bent u bereid de directeur-generaal van de AIVD te vragen of hij misschien zou willen overwegen deze «historisch adviseur» van de AIVD (of eventueel andere historici) te verzoeken of hij wellicht kan onderzoeken naar sinds wanneer precies de elite die Nederland bestuurt «feitelijk goedaardig» is geworden, zoals de AIVD beweert?
Nee, ik ben hiertoe niet bereid. Zoals beschreven in beantwoording van vraag 2 doet de AIVD, op basis van de Wiv 2017, onderzoek naar dreigingen voor de nationale veiligheid en de democratische rechtsorde. Ook staat in het artikel waar de vraag aan refereert, dat de taak van de historicus is om historisch onderzoek naar de dienst te faciliteren- ook van wetenschappers buiten de AIVD.
Zo nee, waarom niet? Is het immers, voor een goed begrip van het «anti-institutioneel extremisme», niet essentieel te weten sinds wanneer de elite in Nederland precies «goedaardig» en kritiek op een «kwaadaardige elite» dus «feitelijk onjuist» is geworden?
Zie beantwoording vraag 4. Voor een goed begrip van het «anti-institutioneel extremisme» refereer ik graag naar de AIVD publicatie hierover van mei 20232.
Kunnen we er trouwens op vertrouwen dat de AIVD er melding van zal maken als de, volgens de AIVD, huidige goedaardige elite (onverhoopt weer) kwaadaardig wordt?
De AIVD heeft onder andere de wettelijke taak om onderzoek te verrichten naar dreigingen voor de nationale veiligheid en de democratische rechtsorde. U kunt erop vertrouwen dat de AIVD doet wat nodig is, in het geval de nationale veiligheid in het geding is.
Zo ja, hoe constateert de AIVD, die immers naar eigen zeggen niet kan aangeven wanneer de elite feitelijk goedaardig is geworden, dat de elite (weer) kwaadaardig is geworden?
Zie beantwoording vraag 6.
Zo nee, hoe kunnen we er dan op vertrouwen dat burgers die van mening zijn dat er een kwaadaardige elite is, door de AIVD niet onterecht worden gekwalificeerd als «anti-institutioneel extremisten» voor een opvatting die in dat geval wellicht dus «feitelijk juist» kan zijn?
Ruimte voor kritiek is een belangrijk onderdeel van een gezonde democratie. Door kritiek te (kunnen) geven, kan een democratie zich verder ontwikkelen. Een kritische boodschap waarin wordt gesteld dat de rechtsstaat niet functioneert, kan bijdragen aan het verbeteren van deze rechtsstaat. Daarvoor is en moet ruimte zijn binnen de democratische rechtsorde. De AIVD richt zich nadrukkelijk niet op burgers die kritiek uiten op het functioneren van de democratische rechtstaat. De AIVD doet, zoals eerder benoemd, o.a. onderzoek naar dreigingen voor de nationale veiligheid en de democratische rechtsorde. Een persoon kan een dreiging zijn wanneer sprake is van extremistische gedragingen. De AIVD definieert extremisme als «Het uit ideologische motieven bereid zijn om niet-gewelddadige en/of gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen».
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Waar mogelijk heb ik de vragen afzonderlijk beantwoord.
De ‘politiehandleiding complotdenken’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Is de interne politiehandleiding «Herkennen, duiden, handelen: complottheorieën en anti-institutioneel gedachtegoed» die ongeveer een week geleden op internet is verschenen authentiek? Met andere woorden, bestaat deze politiehandleiding?1
Voor wie is deze handleiding bestemd? Alleen voor de politie? Of gebruiken andere organisaties binnen het rijk deze handleiding wellicht ook? Wordt de handleiding ter beschikking gesteld aan alle politieagenten?
Bestaan er volgens u complotten? Staat onze hele geschiedenis eigenlijk niet bomvol van de complotten, van de opstand van de Batavieren en de moord op Caesar tot de Moord op het Groot Eiland?2 En kunnen veel van dit soort «complotten», denk bijvoorbeeld aan een bankoveral gepleegd door de georganiseerde misdaad, redelijkerwijs niet ook bestempeld worden als «kwaadaardig»?
In de politiehandleiding wordt (meermaals) gesproken over het geloof in een «kwaadaardige elite» dat kenmerkend zou zijn voor «complotdenkers»; kunnen we hieruit concluderen dat u (net zoals de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) trouwens) van mening bent dat het narratief over een «kwaadaardige elite» «feitelijk onjuist» is?3
Indien u dit narratief niet op voorhand «feitelijk onjuist» vindt, waarom wordt, in dat geval dus mogelijke terechte kritiek, op een «kwaadaardige elite» door de politie gecriminaliseerd als een vorm van «complotdenken»? En hoe kijkt u in dat geval aan tegen de constatering van de AIVD dat «een narratief over een «kwaadaardige elite» [...] een feitelijk onjuist wereldbeeld» is?
Indien u van mening bent dat de elite (in ons land) wél goedaardig is, mogen we dan wellicht aan het kabinet vragen sinds wanneer precies Nederland gezegend is met zo’n goedaardige elite? Welk jaar vormde het omslagpunt? Of is het kabinet wellicht van mening dat de elite die Nederland regeerde door de eeuwen heen per definitie altijd goedaardig moet zijn geweest? Maar hoe verhoudt zich dit dan bijvoorbeeld tot de excuses die onlangs door het kabinet zijn gemaakt voor de slavernij? Was de elite, die toen verantwoordelijk was voor de slavernij, «goedaardig» volgens het kabinet? Maar waarom dan excuses maken? Met andere woorden, sinds wanneer is de elite in ons land volgens het kabinet goedaardig geworden zoals de AIVD (en indirect ook de politie in dit document) expliciet beweert?
In de politiehandleiding wordt, als een thema van complotdenkers, ook het World Economic Forum genoemd, kunnen we daaruit opmaken dat het kabinet van mening is dat het World Economic Forum «goedaardig» is?
Indien dat niet het geval is, waarom wordt, in deze politiehandleiding, mogelijk dus terechte kritiek op het World Economic Forum, verdacht gemaakt als een vorm van «complotdenken»?
Indien dat wel het geval is, bent u wellicht bekend met de uitspraak van de (voormalige en recent in opspraak geraakte) oprichter en voorzitter van het World Economic Forum, Klaus Schwab, waarin hij, met trots stelt, dat de «Young Global Leaders» van het World Economic Forum wereldwijd «kabinetten hebben gepenetreerd»?4 Kunt u zich voorstellen dat er mensen zijn die een (globalistische) elite die zichzelf als doel stelt wereldwijd «kabinetten te penetreren», bijvoorbeeld vanuit democratisch oogpunt, als «kwaadaardig» bestempelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dergelijke kritiek in deze politiehandleiding gecriminaliseerd als een vorm van «complotdenken»? En wat vindt u van de recente onthulling dat de oprichter van het World Economic Forum, Klaus Schwab, opzettelijk data in het «Global Competitiveness Report» van het World Economic Forum liet vervalsen, met als gevolg dat het Verenigd Koninkrijk (VK) niet steeg van plek zeven naar plek vier, maar een plek op deze ranglijst daalde omdat, aldus Schwab, «Het VK niet mag verbeteren» aangezien «Dit kan worden gebruikt door voorstanders van de Brexit.»? Is dit iets wat een «goedaardige» organisatie en elite zou doen? Of is dit wellicht een voorbeeld van een kwaadaardig complot?5
Kunnen we uit deze politiehandleiding opmaken dat een oproep om moestuintjes aan te leggen een indicatie is voor «complotdenken»? Zo nee, waarom worden «moestuinen» expliciet genoemd in deze handleiding onder het kopje «complotdenken»? Zo ja, is het advies van oud-staatssecretaris Klijnsma in 2014 aan gepensioneerden om een moestuin te starten6 wellicht volgens deze politiehandleiding een indicatie dat oud-staatssecretaris Klijnsma mogelijk geneigd is tot «complotdenken»? En is het in dat geval volgens u verstandig, zoals de politiehandleiding immers vervolgens voorschrijft, om verdere «signalen van radicalisering» bij oud-staatssecretaris Klijnsma in de gaten te houden? Gaat de politie dat misschien ook doen?
Wat betekent «CTER-waardig»? Zijn signaleren van «radicalisering» volgens deze handleiding «CTER-waardig»? Is het correct dat bij signalen van «radicalisering», volgens deze politiehandleiding en een artikel hierover in de NRC,7 de persoon in kwestie in het kader van de vroegsignalering kan worden geregistreerd als een «potentiële terrorist»?
Is het correct dat «Fixatie op overheidsinstanties (Belastingdienst, CJIB, (lokale) bestuurders, RIVM, Jeugdzorg, etc.)» volgens deze politiehandleiding een indicatie kan zijn van radicalisering? Zo nee, waarom staat deze hierboven geciteerde zin uit de politiehandleiding dan onder het kopje «Radicalisering»? Zo ja, betekent dit dat burgers met (felle) kritiek (en daarmee waarschijnlijk ook een «fixatie») op bijvoorbeeld de Belastingdienst, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) of de Jeugdzorg, op basis van deze politiehandleiding, door de politie in het kader van de vroegsignalering kunnen worden geregistreerd als «potentiële terroristen»?
Staan er wellicht ook Kamerleden bij de politie geregistreerd als «CTER-waardig» en/of als «potentiële terrorist»?
Kunt u één, slechts één voorbeeld, geven van een «anti-institutioneel extremist» die is veroordeeld door een rechter voor een of andere vorm van fysiek geweld? Zo ja, kan de Kamer het vonnis van de rechter in deze zaak toegestuurd krijgen? Zo nee, hoe verhoudt zich dit dan tot deze politiehandleiding waarin een grote groep burgers wordt gecriminaliseerd als potentieel «anti-institutioneel extremist»?
Is (inmiddels) wellicht duidelijk (geworden) voor u hoe problematisch deze politiehandleiding is waarin kritische, zelfdenkende en zelfstandige burgers, door de politie, door de staat dus, vanwege hun denkbeelden, gedachten en gezichtspunten, worden gecriminaliseerd als «complotdenkers» en «potentiële terroristen»? Zo ja, wat gaat u met dit inzicht doen?
Het datalek bij het Openbaar Ministerie |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
Kunt u toelichten welke herstelstappen sinds de hack zijn gezet om herhaling te voorkomen en hoe u de effectiviteit van deze maatregelen verifieert, specifiek met het oog op bescherming van gevoelige categorieën informatie, zoals adressen van Blijf-van-mijn-lijf-huizen en andere beschermde opvanglocaties, gegevens over kroongetuigen en hun naasten, dossiers over zware georganiseerde misdaad en terrorisme, interne HR-dossiers die officieren van justitie en andere functionarissen mogelijk chantabel of afpersbaar maken?
In hoeverre kan technisch of forensisch worden vastgesteld of adressen van Blijf-van-mijn-lijf-huizen en andere beschermde opvanglocaties, gegevens over kroongetuigen en hun naasten of dossiers over zware georganiseerde misdaad en terrorisme, daadwerkelijk zijn ingezien of buitgemaakt?
Welke specifieke maatregelen zijn genomen om te achterhalen of HR-dossiers van medewerkers, inclusief aanklagers en officieren van justitie, mogelijk in handen van kwaadwillenden zijn gekomen en hen kwetsbaar maken voor chantage en/of afpersing?
Zijn er signalen of indicaties dat met mogelijk buitgemaakte informatie al pogingen zijn gedaan om procespartijen, getuigen of medewerkers van het Openbaar Ministerie (OM) te beïnvloeden of te intimideren?
Betekent, dat u stelt dat er geen aanwijzingen zijn voor datamanipulatie, ook kunt uitsluiten dat gevoelige gegevens zijn gekopieerd of op termijn kunnen worden misbruikt? Zo nee, welke voorzorgsmaatregelen zijn getroffen tegen langdurig sluimerend misbruik?1
Kunt u uiteenzetten hoe het OM en het ministerie ervoor zorgen dat ook ketenpartners zoals politie, rechtspraak en opvanginstellingen volledig op de hoogte zijn van de mogelijke risico’s, zodat zij preventief maatregelen kunnen nemen?
Acht u het zinvol en noodzakelijk om, naar analogie van de kritische financiële sector, zo snel mogelijk de eis neer te leggen dat bij organisaties met een essentiële rol in de rechtsstaat, zoals het OM, een onafhankelijke risicofunctie wordt belegd, met specifieke focus op cyberveiligheid en integriteitsbescherming?
Bent u bereid de Kamer periodiek en vertrouwelijk te informeren over de stand van zaken, ook als er geen nieuwe incidenten worden ontdekt, om het vertrouwen in de veiligheid van het OM te herstellen en te behouden?
Het bericht dat het Joods Politienetwerk tijdelijk uit het netwerkoverleg van de politie is gestapt. |
|
Ulysse Ellian (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ingrid Michon (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «We hebben geen zin meer in politiek»?1
Ja
Wat vindt u ervan dat het Joods Politienetwerk uit het netwerkoverleg is gestapt omdat zij continu op de situatie in Gaza wordt aangesproken?
De politie heeft mij laten weten dat het Joods Politie Netwerk heeft besloten tijdelijk een rustpauze in te willen bouwen, omdat collega’s het gevoel hebben zich in de organisatie te moeten verantwoorden voor gebeurtenissen in het Midden-Oosten. Ik respecteer net als de Korpschef deze keuze van de medewerkers. Wel wil ik aangeven dat ik het betreurenswaardig vindt dat deze Nederlandse Joodse agenten het gevoel hebben zich te moeten verantwoorden voor gebeurtenissen in het Midden-Oosten. We moeten er als samenleving voor waken dat conflicten elders een wig drijven tussen mensen en groepen hier. De politieleiding is goed in contact met het Joods Politie Netwerk en ik heb er vertrouwen in dat de Korpschef hier op een zorgvuldige manier mee omgaat.
Wat vindt u ervan dat Joden in Nederland verantwoordelijk worden gehouden voor acties van de Israëlische regering en wat gaat u direct doen om dit te stoppen?
In het algemeen geldt dat het niet juist is om mensen aan te spreken op zaken waarvoor zij niet verantwoordelijk zijn omwille van een vermeende band met de verantwoordelijken. Dat werkt polarisatie en stigmatisering in de hand. In gesprekken met Joden door heel het land wordt regelmatig aangegeven dat zij verantwoordelijk worden gehouden voor de acties van de Israël. Dat is niet acceptabel. Joden in Nederland zijn niet verantwoordelijk voor de politiek in Israël, wat je er ook van vindt.
In november 2024 heeft het kabinet de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 aan de Tweede Kamer gestuurd. Op 23 september a.s. zal ik met uw kamer spreken over de voortgang.
Wat vindt u ervan dat bij de politie mensen werken die geen onderscheid kunnen of willen maken tussen Joodse burgers in Nederland en de Israëlische regering?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wat gaat u eraan doen om te zorgen dat juist de politie niet bijdraagt aan het grote onveiligheidsgevoel van Joden?
Mij zijn geen signalen bekend dat de politie als geheel in haar handelen bijdraagt aan het onveiligheidsgevoel van Joden. Mochten personen binnen de organisatie zich hier wel schuldig aan maken, dan ga ik er vanuit dat de Korpschef dit stevig aanpakt.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat ook de Joodse burgers van Nederland kunnen vertrouwen op de neutraliteit van de politie en dat de politie ook de Joodse gemeenschap beschermt?
In Nederland moet iedereen zich veilig kunnen voelen en vertrouwen kunnen hebben in de politie. Als mij signalen ter ore komen dat de neutraliteit in het geding is, zal ik dat laten uitzoeken en waar nodig met de Korpschef bespreken.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat het Joods Politienetwerk niet meer aangesproken wordt op Gaza, maar juist op vakmanschap?
Zie het antwoord op vraag 3.
Kunt u deze vragen uiterlijk voor het plenair debat over antisemitisme in september 2025 beantwoorden?
Ja
Het bericht ‘We hebben geen zin meer in politiek’ |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «We hebben geen zin meer in politiek»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Wat is uw reactie op de gebeurtenissen zoals beschreven in het bericht?
Het Joods Politie Netwerk heeft besloten tijdelijk een rustpauze in te willen bouwen, omdat collega’s het gevoel hebben zich in de organisatie te moeten verantwoorden voor gebeurtenissen in het Midden-Oosten. Ik respecteer net als de Korpschef deze keuze van de medewerkers. Wel wil ik aangeven dat ik het betreurenswaardig voor deze Nederlandse Joodse agenten vind dat zij het gevoel hebben zich te moeten verantwoorden voor gebeurtenissen in het Midden-Oosten. We moeten er in onze samenleving voor waken dat conflicten elders een wig drijven tussen mensen en groepen hier. De politieleiding is goed in contact met het Joods Politie Netwerk en ik heb er vertrouwen in dat de Korpschef hier op een zorgvuldige manier mee omgaat.
Heeft u contact gehad met de korpsleiding over de beslissing van het Joods politienetwerk om zich terug te trekken uit het netwerkoverleg?
De politie heeft mij hierover geïnformeerd.
Wat is volgens u het gevolg van deze terugtrekking voor de politieorganisatie en de werkwijze van het netwerkoverleg?
De politie heeft mij laten weten dat het Joods Politie Netwerk heeft aangegeven tijdelijk niet deel te nemen aan reguliere overleggen van de Netwerken Divers Vakmanschap. Daarbij is ook aangegeven dat de leden van het Joods Politie Netwerk hun reguliere politiewerk blijven doen en dat zij inzetbaar zijn op hun specifieke expertise. Ik heb er vertrouwen in dat de Korpschef haar verantwoordelijkheid op een goede en zorgvuldige manier invult en daarbij in nauw contact blijft met het Joods Politie Netwerk.
Op welke manier worden Joodse politieagenten voldoende beschermd tegen haat en geweld van buitenaf én binnenuit, en op welke manier wordt het dialoog hierover verbeterd?
De Netwerken Divers Vakmanschap, als onderdeel van Politie voor Iedereen, zijn een interne aangelegenheid van de politie. Het is aan de Korpschef om er voor zorg te dragen in het kader van haar werkgeversverantwoordelijkheid dat medewerkers zich veilig voelen en vanuit professionaliteit hun werk kunnen doen.
Bent u van mening dat de terugtrekking uit het netwerkoverleg ertoe kan bijdragen dat de dialoog juist niet wordt gevoerd? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit een zorgelijke situatie is binnen het politiekorps?
Zoals ook aangegeven in het antwoorden op vraag 2 en 5 respecteer ik de keuze van de medewerkers van het Joods Politie Netwerk, maar vind ik het betreurenswaardig voor deze Nederlandse Joodse agenten dat zij het gevoel hebben zich te moeten verantwoorden voor gebeurtenissen in het Midden-Oosten. We moeten er als samenleving voor waken dat conflicten elders een wig drijven tussen mensen en groepen hier.
Deelt u de mening dat Joden in Nederland niet verantwoordelijk mogen worden gehouden voor het beleid van de regering Netanyahu, en dat ze niet onder druk mogen worden gezet om zich daarover uit te spreken? Zo ja, bent u dan ook van mening dat dit ook voor agenten binnen het politiekorps moet gelden?
In het algemeen geldt dat het niet juist is om mensen aan te spreken op zaken waarvoor zij niet verantwoordelijk zijn omwille van een vermeende band met de verantwoordelijken. Dat werkt polarisatie en stigmatisering in de hand. In gesprekken met Joden door het hele land wordt regelmatig aangegeven dat zij verantwoordelijk worden gehouden voor de acties van de Israël. Dat is niet acceptabel. Joden in Nederland zijn niet verantwoordelijk voor de politiek in Israël, wat je er ook van vindt.
De bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld en stalking |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Struycken |
|
![]() |
Kent u het bericht «Slachtoffer (ex-)partnergeweld heeft vaak geen toegang tot alarm» (Trouw, 20 augustus 2025) en herinnert u zich de motie Mutluer over de landelijke uitrol van een slachtofferdevice? (motie 20 279, nr. 896)?
Ja.
Deelt u de mening dat technische hulpmiddelen zoals in het bericht genoemd worden kunnen helpen te voorkomen dat vrouwen verder slachtoffer worden van stalking, geweld of zelfs femicide? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het slachtofferdevice is een van de technische hulpmiddelen dat kan bijdragen aan de veiligheid van vrouwen. Met het slachtofferdevice wordt de meldkamer van de reclassering ingeseind als de elektronische enkelband van een verdachte of veroordeelde pleger van partnergeweld te dicht in de buurt komt van het slachtoffer. Gedurende de periode dat het slachtoffer gebruikmaakt van het device, wordt het slachtoffer begeleid door de regionale vrouwenopvangorganisatie. Deze organisatie wordt gefinancierd door de gemeente. Uit de evaluatie van de pilot dit jaar in de vier regio’s waar het slachtofferdevice wordt aangeboden, blijkt dat het slachtofferdevice een toevoeging is in de mogelijkheden voor bescherming van slachtoffers van stalking en huiselijk geweld. Ook is geconcludeerd dat door de inzet van het slachtofferdevice het veiligheidsgevoel van slachtoffers toeneemt.
Een ander hulpmiddel is de AWARE-noodknop, waarmee iemand de politie direct kan alarmeren in een dreigende situatie. De doelstelling van AWARE is om veiligheid te bieden aan slachtoffers van stalking of bedreiging. Om dit te bewerkstelligen wordt naast het alarmsysteem ook hulpverlening ingezet, gericht op het herstel en het weerbaarder maken van het slachtoffer. De inzet van AWARE wordt georganiseerd door regionale netwerkpartners, zoals politie, Veilig Thuis en de vrouwenopvang, en gefinancierd door gemeenten. Met de inzet van AWARE wordt gewerkt aan een stabiele veiligheidsbeleving van slachtoffers, onder andere door te werken met een veiligheidsplan waarin maatregelen en adviezen voor het slachtoffer zijn opgenomen die het slachtoffer kunnen ondersteunen in het nemen van regie over de eigen veiligheid. Er wordt ingezet op het creëren van veiligheid, het versterken van beschermende factoren en ondersteuning en herstel van het slachtoffer.
De AWARE-noodknop en het slachtofferdevice worden overigens niet tegelijkertijd ingezet. De functionaliteit van de noodknop zit namelijk ook op het slachtofferdevice. AWARE kan worden ingezet op het moment dat betrokken organisaties zich zorgen maken over de veiligheid van het slachtoffer en het slachtoffer instemt met de voorwaarden met betrekking tot AWARE. Het slachtofferdevice kan (pas) ingezet worden als de rechter in het kader van een schorsing of als straf elektronische monitoring oplegt in combinatie met het slachtofferdevice. In de praktijk kan dit betekenen dat het slachtoffer eerst AWARE heeft en daarna een slachtofferdevice krijgt. De begeleiding van het slachtoffer blijft, los van welk instrument wordt ingezet, hetzelfde. Na afloop van de inzet van het slachtofferdevice wordt idealiter aan het slachtoffer aangeboden om alsnog voor een bepaalde periode AWARE in te zetten zodat zij langzaam kan toewerken naar een situatie zonder technische hulpmiddelen. Dit kan van grote meerwaarde zijn in situaties waar de periode van elektronische monitoring is verlopen maar het dreigingsrisico nog steeds aanwezig is.
Deelt u de mening dat daar waar deze technische hulpmiddelen nodig zijn ze ook beschikbaar moeten zijn? Zo ja, waarom en waarom is dat dan niet het geval? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het belangrijk dat zo goed mogelijk gebruik wordt gemaakt van de bestaande technische mogelijkheden en dat wordt geïnvesteerd in nieuwe technische ontwikkelingen. Daarom ondersteun ik de ontwikkeling en verdere toepassing van het slachtofferdevice. Omdat het slachtofferdevice gekoppeld is aan een rechterlijke rechtspraak en primair onder mijn verantwoordelijkheid valt, richt ik mij in de beantwoording daarop.
Vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid en het feit dat het slachtofferdevice een voorwaarde is die door een rechter in het kader van een strafrechtelijke uitspraak wordt opgelegd, dient het slachtofferdevice en de bijbehorende werkwijze in geval van een dergelijke uitspraak ook beschikbaar te zijn. De decentrale inrichting van het zorgstelsel en de regionale verschillen, waar de betrokken organisaties zoals de vrouwenopvang en Veilig Thuis onderdeel van zijn, maakt dat het slachtofferdevice niet meteen overal tegelijk kan worden ingevoerd. Het gebruik van het device moet immers ingebed zijn in een goede regionale werkwijze en samenwerking. Daarom is bij de start van het traject rond de ontwikkeling en verdere toepassing van het slachtofferdevice in 2022 bewust gekozen voor een gefaseerde aanpak. Nu werken vier regio’s met het device en wordt ernaar toegewerkt dat vanaf januari 2026 meer regio’s met het slachtofferdevice kunnen gaan werken.
Deelt u de mening dat als een rechter de maatregel oplegt die het gebruik van een technisch hulpmiddel met zich mee brengt dat die maatregel dan ook uitgevoerd dient te worden? Zo ja, waarom is dat dan niet altijd het geval? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel vrouwen in Nederland wachten op de inzet van een technisch hulpmiddel maar kunnen die niet krijgen? En wat is de reden dat dat hulpmiddel niet beschikbaar is?
Zoals ik toelichtte, wordt het slachtofferdevice op dit moment in vier regio’s aangeboden en wordt de bijbehorende werkwijze ontwikkeld en toegepast. In die regio’s is het slachtofferdevice beschikbaar op het moment dat de rechter de inzet ervan als maatregel heeft opgelegd. Uit onderzoek uit 2021 blijkt daarnaast dat in 33 van de 35 centrumgemeenten AWARE wordt ingezet1. Er zijn geen recentere cijfers beschikbaar over het aantal gemeenten dat AWARE inzet. Op dit moment wordt ingezet op de landelijke uitrol van de verbeterde versie van AWARE, waarin verbeteringen zijn doorgevoerd ten aanzien van de verbreding van de doelgroep, inzet op hulpaanbod voor de pleger en kinderen en de versterkte samenwerking tussen betrokken organisaties.
Deelt u de mening dat gemeentelijk beleid geen reden mag zijn voor het niet beschikbaar zijn van hulp en hulpmiddelen voor vrouwen in nood? Zo ja, hoe gaat u er zorg voor dragen dat er een landelijk beleid komt dat gaat zorgen voor de beschikbaarheid van hulp en hulpmiddelen daar waar dat nodig is? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten hebben binnen het sociaal domein wettelijk beleidsruimte om zelf te bepalen of en hoe zij hun bevoegdheden gebruiken. Het Rijk kan gemeenten niet verplichten om de begeleiding van slachtoffers met een slachtofferdevice te financieren. Ditzelfde geldt voor AWARE. Het Ministerie van VWS heeft de landelijke uitrol van de verbeterde versie van AWARE gefinancierd om gebruik daarvan te faciliteren. Het is aan gemeenten zelf of zij gebruik maken van deze interventies.
Voor het slachtofferdevice geldt daarbij dat aan de ene kant dus een rechterlijke uitspraak ten grondslag ligt aan de inzet van het slachtofferdevice en aan de andere kant dat gemeenten niet verplicht kunnen worden het slachtofferdevice inclusief de bijbehorende begeleiding gedurende de inzet te financieren. Het bij elkaar brengen van deze twee werkelijkheden is een complex vraagstuk dat niet van vandaag op morgen gerealiseerd kan worden. Daarom zijn de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gemeenten en Valente (branchevereniging voor vrouwenopvang) hierover in gesprek.
Waarom is de noodknop niet in alle provincies beschikbaar? En wat is er nodig om er voor te zorgen dat de noodknop wel in alle provincies beschikbaar is?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat ook in het geval het slachtoffer nog een relatie heeft de noodknop van nut kan zijn om het slachtoffer te beschermen en dat daarom de noodknop ook in die gevallen beschikbaar zou moeten zijn? Zo ja, waarom en hoe kan dit bewerkstelligd worden? Is daar aanpassing van wet- of regelgeving voor nodig en zo ja welke? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
AWARE wordt ingezet voor slachtoffers met een (hoog) risico op acute onveiligheid. Dit kan bijvoorbeeld gaan over slachtoffers van stalking of slachtoffers van intieme terreur die hun relatie verbreken, of het voornemen daartoe hebben. De inzet van AWARE wordt door regionale netwerkpartners, zoals Veilig Thuis, de politie en de vrouwenopvang, georganiseerd. Op basis van gevalideerde risicoscreeningsinstrumenten wordt beoordeeld in hoeverre AWARE een passende en noodzakelijke interventie is. Dit kan per situatie verschillen. De inzet van AWARE is daarmee maatwerk en mede afhankelijk van de risico-inschatting en beschikbare hulp(verleners).
Hoeveel financiële middelen zijn er extra nodig om er voor te zorgen dat vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld, stalking of op een andere manier gevaar lopen vanwege een (ex-)partner te voorzien van de benodigde technische hulpmiddelen?
Specifiek voor het slachtofferdevice geldt dat de genoemde gesprekken die nu met gemeenten en Valente worden gevoerd moeten leiden tot een voorstel voor het vervolg, inclusief financiering. Voor deze gesprekken is de dit jaar uitgevoerde evaluatie van de pilot in de vier regio’s waar het slachtofferdevice wordt aangeboden, de basis. Deze evaluatie laat zien wat ervoor nodig is om gebruik van het slachtofferdevice breder toepasbaar te maken, inclusief de benodigde financiële middelen. Tijdens de pilotfase worden de kosten voor extra inzet door de reclassering, de meldkamer en de devices gefinancierd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De kosten voor de noodzakelijke slachtofferbegeleiding worden door gemeenten gefinancierd vanwege het decentrale sociaal domein. Een indicatie van de kosten voor deze slachtofferbegeleiding is 5.000 tot 6.000 euro, gemiddeld per slachtoffer voor zo lang als de inzet van het Slachtofferdevice duurt.
Deelt u de mening dat een tekort aan financiële middelen geen reden mag zijn voor het niet beschikbaar zijn van hulp en hulpmiddelen voor vrouwen in nood? Zo ja, bent u bereid om zich samen met uw collega’s in het kabinet bij het lopend overleg over de rijksbegroting voor 2026 in te zetten voor afdoende financiering en daarover de Kamer uiterlijk op Prinsjesdag te informeren? Zo nee, waarom niet?
De inzet van hulp en hulpmiddelen voor vrouwen in nood is van groot belang. Er zijn daarvoor verschillende interventies mogelijk. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het organiseren van deze hulp en maken eigenstandig keuzes over de interventies die ingezet kunnen worden, zoals AWARE en het slachtofferdevice. Gemeenten maken voor de inkoop van deze interventies gebruik van budgetten vanuit de Decentralisatie-Uitkering Vrouwenopvang (DUVO) en algemene uitkering. Per 2026 stelt het kabinet structureel 12 miljoen euro beschikbaar voor de vrouwenopvang en de hulp die vanuit de vrouwenopvang wordt geboden aan slachtoffers in nood. Op dit moment zijn er geen verdere financiële mogelijkheden om budgetten binnen deze uitkeringen uit te breiden.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de genoemde motie Mutluer waarin gevraagd wordt om een geslaagde pilot met een slachtofferdevice waarbij de reclassering een seintje krijgt wanneer een stalker in de buurt komt van een slachtoffer met een locatieverbod landelijk uit te rollen en standaard te maken bij stalkingzaken?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe vaak komt het voor de daders van huiselijk geweld een huisverbod wordt opgelegd? En hoe verhoudt zich dat tot het aantal slachtoffers dat het huis moet verlaten?
Op dit moment zijn er nog niet over alle regio’s in Nederland cijfers beschikbaar over het aantal opgelegde tijdelijke huisverboden. Op basis van de impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn voor de volgende regio’s het aantal opgelegde huisverboden in 2024 (eerste en tweede halfjaar) beschikbaar.2
Groningen
60
Friesland
40
Drenthe
20
Flevoland
60
Noord-Holland Noord
55
Zaanstreek-Waterland
80
Amsterdam-Amstelland
225
Gooi en Vechtstreek
20
Utrecht
115
Hollands-Midden
160
Haaglanden
370
Rotterdam-Rijnmond
660
Gelderland-Zuid
30
Noord- en Oost-Gelderland
15
Zuid-Limburg
35
Uit de landelijke monitor «Veilige Opvang» van Valente en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) blijkt dat jaarlijks circa 5.900 slachtoffers in de veilige opvang worden opgevangen. In 2023 betrof dit 5.715 slachtoffers.
Deelt u de mening dat in het geval van huiselijk geweld de standaardpraktijk zou moeten zijn dat de dader de woning moet verlaten en niet het slachtoffer, eventueel met kinderen? Zo ja, waarom en in hoeverre is dat al praktijk? Wat is er nodig om er voor te zorgen dat het de standaardpraktijk wordt dat de dader in plaats van het slachtoffer het huis verlaat? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
In gevallen van huiselijk geweld is het van belang oog te hebben voor zowel het slachtoffer als de pleger. Wanneer sprake is van een grote mate van onveiligheid wordt het slachtoffer momenteel veelal geconfronteerd met de gevolgen, bijvoorbeeld doordat het slachtoffer naar de veilige opvang gaat. Er moet ook worden bekeken welke interventies ingezet kunnen worden gericht op de pleger. Dat kan bijvoorbeeld gaan over het (tijdelijk) verlaten van de woning. Waar mogelijk worden die interventies nu al ingezet en versterkt, zoals het tijdelijk huisverbod waarmee de pleger tijdelijk toegang tot de woning wordt ontzegd. In het vrijwillig hulpkader is het echter niet mogelijk af te dwingen dat een pleger hulp aanneemt of ergens anders verblijft. Wanneer dit wel (tijdelijk) kan worden afgedwongen, bijvoorbeeld met een tijdelijk huisverbod, zal dat niet altijd voor volledige veiligheidsgaranties zorgen. Om die reden worden er in geval van acute, hoge veiligheidsrisico’s vaak veiligheidsmaatregelen getroffen voor het slachtoffer, zoals een plek in de veilige opvang. Het is zeker van belang om te bezien wat hierin verbeterd kan worden.
Het datalek van medische en persoonlijke gegevens bij het laboratorium van Clinical Diagnostics in Rijswijk. |
|
Rosanne Hertzberger (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , van Marum , Judith Tielen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Daniëlle Jansen (NSC) |
|
![]() ![]() |
Hoe bestaat het dat het anno 2025, in tijden dat we maximaal weerbaar moeten zijn, mogelijk is om bij een zorgpartij van een half miljoen Nederlanders uiterst gevoelige medische gegevens en persoonsgegevens te stelen?
Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) heeft een onafhankelijk onderzoek ingesteld naar de exacte omvang en de oorzaak van deze hack. Ook de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zijn een onderzoek gestart. Los daarvan markeer ik hierbij het grote belang van adequate technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van persoonsgegevens, in het bijzonder als het gaat om gezondheidsgegevens. Zorgaanbieders zijn daartoe wettelijk verplicht, onder andere op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Ik betreur het dan ook ten zeerste dat gezondheidsgegevens zijn bemachtigd bij een hack bij Clinical Diagnostics.
Wanneer werd het datalek bekend bij de Stichting Bevolkingsonderzoek Nederland en bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Kunt u een tijdlijn maken met de belangrijkste gebeurtenissen en wanneer zij ontdekt zijn? Kunt u daarop zeggen wanneer de diefstal plaatsvond, wanneer mensen en de Autoriteit Persoonsgegevens geïnformeerd zijn, wanneer het ministerie/de bewindspersonen geïnformeerd zijn en alle andere relevante gebeurtenissen?
BVO NL is op woensdag 6 augustus door het laboratorium Clinical Diagnostics geïnformeerd over de hack, nadat het laboratorium de hack op 6 juli heeft ontdekt. BVO NL heeft op 6 augustus een melding gemaakt bij de AP en heeft op dezelfde dag het RIVM, de opdrachtgever van BVO NL, geïnformeerd. Het Ministerie van VWS is op donderdag 7 augustus geïnformeerd door het RIVM. BVO NL heeft op zaterdag 9 augustus een melding gedaan bij de IGJ.
Op maandag 11 augustus heeft BVO NL een nieuwsbericht uitgebracht over de hack en is uw Kamer geïnformeerd. Op maandag 11 augustus heeft ook Z-Cert, het expertisecentrum voor cybersecurity in de zorg, bij het Ministerie van VWS melding gemaakt over de hack.
In de week van 18 augustus heeft BVO NL de eerste groep deelnemers waarvan vaststaat dat zij betrokken zijn bij de hack, per brief geïnformeerd.
Nadien heeft het laboratorium desgevraagd aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Zoals ik vrijdag 29 augustus en vandaag in aparte brieven aan uw Kamer heb laten weten, blijkt uit dit onderzoek dat nog meer deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zijn getroffen door de hack. BVO NL heeft hier op 29 augustus ook een nieuwsbericht over gepubliceerd. Deze deelnemers ontvangen van BVO NL een brief.
Waarom wordt het lekken van persoonlijke en medische gegevens van een half miljoen Nederlanders pas meer dan vier weken later openbaar gemaakt? Klopt het dat er al eerder een lek bij dit laboratorium was gesignaleerd maar daar niet naar werd gehandeld, er geen consequenties waren?
In situaties als deze rust op verwerkingsverantwoordelijken de verplichting datalekken aan de AP en betrokkenen te melden binnen de termijnen die de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) noemt. Of en waarom dat hier niet gebeurd zou zijn, is ter beoordeling van de AP die inmiddels een onderzoek is gestart.
Bent u het ermee eens dat dit het vertrouwen van Nederlanders in het bevolkingsonderzoek, waar al steeds minder in wordt deelgenomen, ernstig ondermijnt?
Ik begrijp heel goed dat (potentiële) deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zich zorgen maken en vragen hebben na het bericht over de hack. Meedoen aan een bevolkingsonderzoek kan al spanning met zich meebrengen. Als je dan ook nog hoort dat je persoonsgegevens mogelijk zijn bemachtigd, is dat een ontzettende schok. Deelnemers aan bevolkingsonderzoeken moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun persoonlijke gegevens veilig zijn. Dat er nu persoonlijke gegevens zijn gestolen door hackers, vind ik ontzettend betreurenswaardig. Ik kan me voorstellen dat dit mensen aan het denken zet over deelname aan het bevolkingsonderzoek. Ikwil benadrukken dat het vroeg opsporen van kanker ervoor zorgt dat de behandeling minder belastend is en een betere uitkomst heeft, waardoor sterfgevallen door de betreffende vorm van kanker voorkomen worden. Deelname is dus in ieders belang.
Hoe kan het dat er met één hack zoveel gegevens van zoveel mensen in één keer buit kunnen worden gemaakt? Waarom worden medische uitslagen in combinatie met burgerservicenummers en adresgegevens opgeslagen? Wordt er in deze laboratoria gewerkt met het gespreid en versleuteld opslaan van een minimaal benodigde hoeveelheid gegevens? Welke concrete inspanningen worden er geleverd om te voldoen aan het beginsel van dataminimalisatie conform artikel 5 AVG?
De diverse aspecten waarnaar gevraagd wordt, moeten blijken uit de verschillende lopende onderzoeken naar de hack en het datalek dat daarop volgde.
In algemene zin markeer ik het grote belang dat bij de verwerking van bijzondere persoonsgegevens zoals medische persoonsgegevens aan de wettelijke vereisten wordt voldaan, waaronder in ieder geval de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens die zijn neergelegd in artikel 5 AVG (o.a. rechtmatigheid, transparantie, doelbinding en het principe van dataminimalisatie). Aanvullende (informatiebeveiligings)normen gelden ingeval van verwerking van persoonsgegevens met een hoog risico voor rechten en vrijheden van burgers. Het is aan de organisatie die verantwoordelijk is voor verwerking van persoonsgegevens (de verwerkingsverantwoordelijke) om aan te tonen dat zij voldoet aan de toepasselijke normen en uiteindelijk aan de AP om te beoordelen of dat het geval is (geweest).
Valt dit lab, één van de grootste van Nederland, onder toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)? Zo ja, wanneer heeft de Inspectie voor het laatst dit laboratorium bezocht en wat waren toen de bevindingen?
Op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg is er sectorspecifieke wet- en regelgeving (onder andere de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz)) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving.
De IGJ heeft mij laten weten dat dit laboratorium nog niet eerder bezocht is in het kader van informatieveiligheid. De IGJ is inmiddels een onderzoek gestart bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria.
Wat zijn de minimumvereisten voor dataveiligheid van Stichting bevolkingsonderzoek? Aan welke standaarden moeten laboratoria voldoen om grootschalig labonderzoek te mogen verrichten?
Wat betreft de eerste vraag geldt dat voor zover BVO NL persoonsgegevens verwerkt ten aanzien waarvan BVO NL geldt als verwerkingsverantwoordelijke, BVO NL zich in ieder geval moet houden aan de AVG. Op grond van de AVG dient BVO NL in dat geval organisatorische en technische maatregelen te treffen ter beveiliging van persoonsgegevens. De AP houdt hierop toezicht. Daarbij betrekt het informatiebeveiligingsnormen als de NEN7510. Die normen gelden als gezaghebbende uitwerking van de algemene beveiligingsnorm uit de AVG. Die sectorspecifieke informatiebeveiligingsnormen zijn voor zorgaanbieders overigens verplicht gesteld in het Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieders.
Wat betreft de tweede vraag geldt dat voor laboratoria wet- en regelgeving op het gebied van kwaliteit van de zorg en dataveiligheid kan gelden. Welke wet- en regelgeving dat precies betreft, hangt af van de concrete omstandigheden (zoals de aard van de werkzaamheden). De schaalgrootte van de labonderzoeken speelt hierbij in principe geen rol.
Hoe was het gesteld met de datahuishouding en -veiligheid bij dit lab? Beschikte het laboratorium over de NEN 7510 certificering voor databeveiliging? Klopt het dat alle zorgpartijen die met bijzondere persoonsgegevens werken verplicht zijn om aan de NEN7510 richtlijn te voldoen? Voldeed dit lab hieraan? Gaan medische laboratoria onder de NIS-2 wetgeving vallen?
Het antwoord op deze vragen zal voortvloeien uit de verschillenden lopende onderzoeken naar de hack en het datalek. Algemeen geldt, in het kader van goede en veilige zorg, dat zorgaanbieders die persoonsgegevens verwerken in een zorginformatiesysteem, moeten kunnen laten zien dat ze werken volgens de daarvoor geldende informatiebeveiligingsnormen, waaronder de NEN 7510. De IGJ houdt hier toezicht op en de AP, voor zover het gaat om de bescherming van persoonsgegevens.
Er bestaat binnen de NIS2-richtlijn of het wetsvoorstel Cyberbeveilingswet (Cbw), dat de Minister van Justitie en Veiligheid op 2 juni 2025 aanhangig heeft gemaakt in uw Kamer, geen categorie die zich specifiek richt op medische laboratoria. Een medisch laboratorium zou onder de NIS2-richtlijn kunnen vallen indien het bijvoorbeeld handelingen uitvoert die vallen onder de Wkkgz of wanneer het (deels) onderzoek doet naar geneesmiddelen en voor zover zij voldoen aan de eisen in de NIS-2-wetgeving op het gebied van omvang personeelsbestand en omzet. Het hangt dus af van de dienstverlening of een medisch laboratorium onder een van de categorieën van de NIS2-richtlijn of Cbw valt.
Worden er vandaag nog steeds samples gestuurd vanuit het bevolkingsonderzoek of andere medische diagnostiek naar laboratoria waar deze data niet veilig zijn en worden verwerkt door systemen die niet aan de richtlijnen voldoen?
BVO NL heeft de samenwerking met het laboratorium tot nader order opgeschort. Bij de andere laboratoria betrokken bij de bevolkingsonderzoeken worden door Z-Cert extra checks gedaan op informatieveiligheid.
Bij hoeveel Eurofins laboratoria speelt dit? Bij hoeveel andere medische laboratoria?
Er zijn bij mij geen signalen bekend dat de informatiebeveiliging bij andere laboratoria niet op orde zou zijn.
Welke andere zorgpartijen beschikken over de medische en persoonsgegevens van honderdduizenden Nederlanders zonder dat de dataveiligheid op orde is?
Ik heb geen inzicht in de hoeveelheid gezondheidsdata waar de verschillende zorgpartijen over beschikken. De zorg digitaliseert in toenemende mate en dit brengt grote voordelen met zich mee, maar ook risico’s. Zorgpartijen zijn verantwoordelijk voor informatieveiligheid. Zij zijn verplicht te voldoen aan de wettelijke normen voor informatiebeveiliging in de zorg.
Zorginstellingen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om de risico’s te beperken en de impact van incidenten zo klein mogelijk te maken wanneer deze toch plaatsvinden. Dit neemt echter niet weg dat ik me ook inzet op het verkleinen van de risico's en de impact hiervan. Dit doe ik door te zorgen voor meer bewustwording met het programma informatieveilig gedrag in de zorg, door duidelijke normen en kaders te stellen en door hulpmiddelen aan te bieden om deze te implementeren. Daarnaast biedt Z-Cert gespecialiseerde ondersteuning aan zorgaanbieders.
Op welke termijn kunt u dit in kaart brengen?
Zie antwoord vraag 11.
Wat bent u van plan om te doen als blijkt dat deze onveilige situatie bij andere zorgpartijen speelt?
Zie antwoord vraag 11.
Wat verwacht u van de effecten van dit massale datalek voor de veiligheid van Nederlanders en hoe beoordeelt u de risico’s op onder andere identiteitsfraude, chantage of zorgmijden als gevolg hiervan? Hoe worden mensen met gevoelige adresgegevens, zoals penitentiaire inrichtingen, blijf-van-mijn-lijf-huizen en psychiatrische klinieken geholpen?
Hacks waarbij zoveel data worden bemachtigd vergroten het risico op gerichte en overtuigende phishingaanvallen, juist omdat kwaadwillende beschikken over persoonlijke informatie waarvan het slachtoffer zich mogelijk niet bewust is dat deze is buitgemaakt.
BVO NL informeert de getroffen deelnemers van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. In de brief van BVO NL wordt ook gewezen op het risico op fraude. De betrokken (ex-)gedetineerden worden via een informatiebrief van Clinical Diagnostics over de hack geïnformeerd, met daarbij een begeleidende brief van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). In deze brieven is onder meer opgenomen wat betrokkenen kunnen doen.
Kunt u deze vragen los van elkaar, zo snel mogelijk en zeker binnen drie weken beantwoorden?
Daar zet ik mij voor in.
‘Intelligence gathered by the Dutch’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
![]() |
Kan de Kamer, desnoods vertrouwelijk, de informatie die de AIVD heeft gedeeld met de Amerikaanse inlichtingendiensten en waar Shellenberger in dit interview in minuut zes naar verwijst als «intelligence gathered by the Dutch» ontvangen?1 Zo nee, waarom niet?
Indien er aanleiding is om de Kamer op de hoogte te stellen van specifieke inlichtingen, dan gebeurt dat via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.
Het artikel ‘Datahack bij laboratorium veel groter, deel gegevens op dark web’ |
|
Agnes Joseph (BBB) |
|
Daniëlle Jansen (NSC), Judith Tielen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat het datalek bij laboratorium Clinical Diagnostics veel groter blijkt dan eerder gemeld, en dat naast gegevens van 485 duizend vrouwen ook data van onderzoeken naar huid, urine, penis, anus en wondvocht zijn buitgemaakt?1
Het laboratorium Clinical Diagnostics heeft in zijn eerste berichtgeving over de hack aan Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) gemeld dat daarbij de gegevens van ruim 485.000 deelnemers van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker zijn bemachtigd. Zoals ik uw Kamer op vrijdag 29 augustus heb geïnformeerd, is duidelijk geworden dat er nog aanzienlijk meer deelnemers zijn getroffen door de hack. Namelijk ca. 230.000 mensen extra. Het is helaas niet uit te sluiten dat het hierbij blijft.
Uit contact met het laboratorium en Stichting Z-Cert (het expertisecentrum voor cybersecurity in de zorg) is naar voren gekomen dat de omvang van het datalek, naast de deelnemers van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker, inderdaad groter blijkt te zijn. Zo heeft de Staatssecretaris Rechtsbescherming uw Kamer geïnformeerd dat ook gegevens van 266 (ex-)gedetineerden betrokken zijn bij de hack.2 Desgevraagd heeft het laboratorium aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Hoe beoordeelt u het feit dat gegevens, inclusief burgerservicenummer, medische uitslagen en adviezen, deels op het dark web zijn verschenen en dat criminelen claimen 300 gigabyte aan data te hebben gestolen?
Ik betreur het ten zeerste dat persoonsgegevens van deelnemers aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker zijn bemachtigd als gevolg van een hack bij het laboratorium Clinical Diagnostics. Bovenal voor de deelnemers die direct geraakt zijn door de hack, aangezien het grote impact kan hebben als je gegevens in verkeerde handen komen. Meedoen aan een bevolkingsonderzoek kan al spanning met zich meebrengen. Als je dan ook nog hoort dat je persoonsgegevens zijn bemachtigd bij een hack en mogelijk op het dark web zijn verschenen, is dat een ontzettende schok. Ook voor alle andere (potentiële) deelnemers aan de bevolkingsonderzoeken vind ik de situatie betreurenswaardig. Deelnemers aan de bevolkingsonderzoeken moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun persoonlijke gegevens veilig zijn. Ik begrijp heel goed dat zij zich zorgen kunnen maken en vragen hebben.
Ik vind het belangrijk dat deelnemers zo goed mogelijk worden geïnformeerd over de hack. Betrokken zijn of worden door BVO per brief geïnformeerd. Bij vragen, ongerustheid en/of andere opmerkingen kunnen deelnemers terecht bij het klantcontactcentrum3 van BVO NL.
Wat vindt u van het feit dat het datalek al op 6 juli 2025 bekend was bij het laboratorium, maar pas op 6 augustus 2025 is gemeld aan Bevolkingsonderzoek Nederland?
In situaties als deze rust op verwerkingsverantwoordelijken de verplichting datalekken aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en betrokkenen te melden binnen de termijnen die de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) noemt. Of en waarom dat hier niet gebeurd zou zijn, is ter beoordeling van de AP die inmiddels een onderzoek is gestart.
Kunt u bevestigen dat ook gegevens van patiënten van huisartsen en ziekenhuizen zoals het Leids Universitair Medisch Centrum, Amphia ziekenhuis en Alrijne ziekenhuis zijn gelekt? Wat betekent dit voor de verantwoordelijkheid van deze instellingen?
Uit contact met het laboratorium en Stichting Z-Cert is naar voren gekomen dat de omvang van het datalek inderdaad groter blijkt te zijn dan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Zoals ik afgelopen vrijdag en vandaag in aparte brieven uw Kamer heb laten weten, blijkt dat nog meer deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zijn getroffen door de hack, ook deze deelnemers worden hierover door BVO NL geïnformeerd.
Desgevraagd Iheeft het laboratorium aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Welke concrete maatregelen zijn inmiddels genomen om de schade voor betrokken burgers te beperken en herhaling te voorkomen?
Om meer inzicht te krijgen in de omvang van het probleem en om de gevolgen van de hack zoveel mogelijk te beperken, zijn de volgende maatregelen genomen:
De komende periode beziet BVO NL op welke wijze de consequenties van de hack zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. Ik sta hierover in nauw contact met het RIVM en BVO NL.
Van het laboratorium heb ik vernomen dat de betrokken zorgverleners en patiënten worden geïnformeerd en gewezen op de mogelijke risico’s. Om herhaling te voorkomen heeft het laboratorium aanvullende maatregelen getroffen, waaronder het verder beperken van de toegang tot de getroffen IT-omgeving en verscherpte monitoring door het Security Operations Center (SOC)-team op de IT-omgeving.
Hoe kan het dat Bevolkingsonderzoek Nederland en andere zorginstellingen geen gebruik maken van bijvoorbeeld Privacy by Design technieken, waardoor herleidbare persoonsgegevens niet uitgewisseld hoeven te worden tussen een extern laboratorium en de zorginstelling?
De diverse aspecten waarnaar gevraagd wordt, moeten blijken uit de verschillende lopende onderzoeken naar de hack en het datalek dat daarop volgde.
Welke verbeteringen gaat u doorvoeren in het toezicht op digitale veiligheid bij laboratoria en andere zorginstellingen? Welke verbeteringen ziet u voor de lange termijn?
Digitale veiligheid vormt een essentieel aandachtspunt voor de gehele maatschappij. Op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg is er al sectorspecifieke wet- en regelgeving (onder andere de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz)) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving. De IGJ doet onderzoek bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria. Risico’s zoals deze blijken uit dit incident, worden eveneens meegenomen in het toezicht bij andere zorgaanbieders en andere zorgsectoren.
Daarnaast geldt dat de Minister van Justitie en Veiligheid het wetsvoorstel Cyberbeveilingswet (Cbw) op 2 juni 2025 aanhangig heeft gemaakt in uw Kamer. Dit wetsvoorstel zal, indien beide Kamers der Staten-Generaal daarmee instemmen, ook gaan gelden voor zorgaanbieders in Nederland die voldoen aan de eisen voor wat betreft de omvang van de organisatie. Deze zorgaanbieders en zorgketenorganisaties krijgen met de Cbw een zorgplicht met betrekking tot informatieveiligheid. Deze zorgplicht geldt ook voor uitbestede diensten. Daarnaast komt er een incidentmeldplicht richting de toezichthouder IGJ en richting Z-Cert, die ondersteuning geeft aan en een actieve waarschuwingsdienst opzet voor deze zorg- en zorgketenorganisaties (met name op het gebied van scanning en dreigingsanalyse). Deze meldplicht aan de IGJ bestaat in de huidige situatie nog niet. Ook de handhavingsmogelijkheden onder de Cbw gaan verder dan onder de Wabvpz.
Hoe beoordeelt u de keuze om gezondheidsdata te laten beheren door private laboratoria? Kunt u toezeggen om te onderzoeken of centrale overheidsregie op digitale gezondheidsdata uitvoerbaar en wenselijk is?
Privacyregelgeving geldt voor iedereen, dus zowel voor publieke als private partijen. Vanuit dat oogpunt is er geen bezwaar om gezondheidsdata te laten beheren door private laboratoria.
Met betrekking tot het tweede aspect van uw vraag, het regievoeren op het organiseren van het gezondheidsinformatiestelsel, waar de organisatie van digitale gezondheidsdata een belangrijk onderdeel van is, gebeurt door het uitvoeren van de in april door de Tweede Kamer goedgekeurde Nationale Visie en Strategie (NVS) op het Gezondheidsinformatiestelsel4. In deze visie staat hoe de opslag en het beheer van digitale gezondheidsdata worden vormgegeven. Privacy en informatiebeveiligingseisen zijn een integraal onderdeel van de NVS, voor primaire zorginformatie en voor informatie zoals die gebruikt wordt voor het bevolkingsonderzoek.
Bent u bekend met systemen waarbij data bij de bron wordt onthouden en pas bij verwijzing kunnen worden ingezien, met volledige logging van inzage? Hoe beoordeelt u de veiligheid van dit decentrale model ten opzichte van een centraal systeem zoals in Estland?
Ik ben bekend met de systemen waar u op doelt, het zogenoemde communicatiepatroon «gericht beschikbaar stellen», waarbij volledige logging van inzage plaats moet vinden. Ook in de situatie van laboratoriumonderzoek zou gebruik gemaakt kunnen worden van dit communicatiepatroon. Dit communicatiepatroon kan echter niet het hacken van data uit het laboratorium zelf voorkomen.
Met betrekking tot het tweede aspect van uw vraag, de inrichting van zorgstelsels in verschillende landen is niet altijd goed met elkaar te vergelijken. Veiligheidsvraagstukken en de afweging tussen centraal en decentraal worden meegenomen bij de inrichting van het gezondheidsinformatiestelsel op basis van de NVS.
Is er inmiddels aangifte gedaan van deze hack? Zo ja, door wie en op welk moment? Is dit voor of na de melding op 6 augustus jl. aan Bevolkingsonderzoek Nederland? En mocht dit voor de melding op 6 augustus zijn geweest, hoe beoordeelt u de communicatie van organisaties bij datalekken, welke verbeteringen ziet u?
Over de vraag of er door direct betrokkenen aangifte is gedaan, kan ik mij niet uitlaten.
Welke rol speelt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in het toezicht op digitale veiligheid bij laboratoria? Wordt deze rol versterkt?
Op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg is er sectorspecifieke wet- en regelgeving (onder andere de Wabvpz en Wkkgz). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving. De IGJ doet onderzoek bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria. Risico’s zoals deze blijken uit dit incident, worden eveneens meegenomen in het toezicht bij andere zorgaanbieders en andere zorgsectoren.
Wat kan de overheid nog doen als gegevens eenmaal op het dark web zijn verschenen, en hoe wordt de schade voor de betrokken burgers beperkt?
Zodra persoonsgegevens eenmaal op het dark web zijn beland, is het in de praktijk bijzonder lastig, zo niet onmogelijk, om deze volledig te laten verwijderen. Het dark web betreft een afgeschermd deel van het internet waar informatie vaak anoniem wordt gedeeld en waar activiteiten lastig tot niet te traceren zijn.
Hoewel de mogelijkheden om schade volledig te voorkomen beperkt zijn, kunnen er door zorginstellingen wel maatregelen worden genomen om de (toekomstige) impact voor betrokkenen zoveel mogelijk te beperken. Een belangrijke stap is het tijdig informeren van betrokkenen zodra wordt vastgesteld dat hun gegevens op het dark web zijn aangetroffen. Hacks waarbij zoveel data worden bemachtigd, vergroten namelijk het risico op gerichte en overtuigende phishingaanvallen, juist omdat kwaadwillende beschikken over persoonlijke informatie waarvan het slachtoffer zich mogelijk niet bewust is dat deze is buitgemaakt.
Door snel te informeren, kunnen betrokkenen proactief maatregelen nemen, zoals het wijzigen van wachtwoorden of het melden van mogelijke identiteitsfraude bij de daarvoor bestemde instanties (bijvoorbeeld bij de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens5).
Kunt u uitsluiten dat andere laboratoria of zorginstellingen eveneens slachtoffer zijn van deze of vergelijkbare hacks?
Zoals ik uw Kamer op vrijdag 29 augustus heb geïnformeerd, is duidelijk geworden dat er nog aanzienlijk meer deelnemers zijn getroffen door de hack. Namelijk ca. 230.000 mensen extra. Het is helaas niet uit te sluiten dat het hierbij blijft.
Desgevraagd heeft het laboratorium aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Z-Cert monitort continu de informatiebeveiliging van de bij hen aangesloten zorgaanbieders en informeert deze aanbieders over mogelijke risico’s in hun informatiebeveiliging.
Bent u bereid om een landelijke audit op databeveiliging bij zorginstellingen te laten uitvoeren, en daarbij ook de rol van de Autoriteit Persoonsgegevens, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en het Nationaal Cyber Security Centrum te betrekken?
Nee, het is niet aan mij om landelijke audits uit te voeren. Zorginstellingen in Nederland zijn zelf verantwoordelijk en wettelijk verplicht voor het nemen van technische en organisatorische maatregelen ter bescherming van persoonsgegevens en medische informatie binnen hun organisatie. Zij dienen die maatregelen periodiek te evalueren en zo nodig aan te passen. De AP en de IGJ houden toezicht op de naleving van de betreffende regelgeving.
Bij de andere laboratoria betrokken bij de bevolkingsonderzoeken worden door Z-Cert extra checks gedaan op informatieveiligheid.
Deelt u de mening dat het vertrouwen in bevolkingsonderzoeken ernstig wordt geschaad door dit datalek?
Ik begrijp heel goed dat (potentiële) deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zich zorgen maken en vragen hebben na het bericht over deze hack. Meedoen aan een bevolkingsonderzoek kan al spanning met zich meebrengen. Als je dan ook nog hoort dat je persoonsgegevens mogelijk zijn bemachtigd, is dat een ontzettende schok. Deelnemers aan bevolkingsonderzoeken moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun persoonlijke gegevens veilig zijn. Dat er nu persoonlijke gegevens zijn gestolen door hackers, vind ik ontzettend betreurenswaardig. Ik kan me voorstellen dat dit mensen aan het denken zet over deelname aan het bevolkingsonderzoek. Ik wil benadrukken dat het vroeg opsporen van kanker ervoor zorgt dat de behandeling minder belastend is en een betere uitkomst heeft, waardoor sterfgevallen door de betreffende vorm van kanker voorkomen worden. Deelname is dus in ieders belang.
Welke maatregelen neemt u om het vertrouwen in bevolkingsonderzoeken te herstellen en deelname te stimuleren?
BVO NL onderneemt verschillende acties om de gevolgen van de hack zoveel mogelijk te beperken:
Ik verwacht dat deze acties bijdragen aan het behouden van vertrouwen in de bevolkingsonderzoeken.
Daarnaast lopen er momenteel verschillende pilots van het RIVM samen met BVO NL om de deelname aan de bevolkingsonderzoeken te stimuleren, waaronder een wijkgerichte aanpak, waarbij door een gezondheidsvoorlichter van het RIVM voorlichting wordt gegeven in wijkcentra in wijken waar de opkomst bij de bevolkingsonderzoeken laag is. Daarnaast wordt voorlichting gegeven op lokale evenementen en festivals en bij voedselbanken. Hierin wordt onder meer samengewerkt met gemeenten en GGD’en. Eventuele signalen die bij deze voorlichting naar voren komen wat betreft de informatievoorziening rond de hack, worden in overleg met BVO NL benut om de informatievoorziening vanuit BVO NL toegankelijker en begrijpelijker te maken.
Hoe wordt de communicatie richting burgers afgestemd op de ernst van het datalek, en hoe worden deelnemers aan het bevolkingsonderzoek proactief geïnformeerd?
Op 11 augustus heeft BVO NL een nieuwsbericht naar buiten gebracht over de hack bij het laboratorium, om mensen te informeren en te waarschuwen. In de week van 18 augustus heeft BVO NL de eerste groep deelnemers waarvan vaststaat dat zij betrokken zijn bij de hack, per brief geïnformeerd.
In deze brief worden deelnemers onder andere geïnformeerd over het belang van alert zijn op fraude. Nu duidelijk is geworden dat meer deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zijn getroffen, zullen ook deze deelnemers hierover door BVO NL worden geïnformeerd. Hierover heeft BVO NL op 29 augustus een nieuwsbericht gepubliceerd.
Op de website van BVO NL wordt de informatie voortdurend geüpdatet en worden veelgestelde vragen en antwoorden aangevuld. Bij vragen, ongerustheid en/of andere opmerkingen kunnen deelnemers terecht bij het klantcontactcentrum van Bevolkingsonderzoek Nederland. 6
Bent u bereid om met Gemeentelijke Gezondheidsdiensten, huisartsen en Bevolkingsonderzoek Nederland een herstelplan op te stellen voor het vertrouwen in preventieve zorg na dit incident?
Ik wacht op de uitkomsten van de lopende onderzoeken. Hieruit zullen lessen worden getrokken voor verbeteringen in de toekomst. Hierbij kijk ik ook zeker naar het vertrouwen in de preventieve zorg.
Kunt u als Minister en Staatssecretaris, gezien de ernst van de situatie, toezeggen om voor 1 september 2025 uitgebreid antwoord te geven op bovenstaande vragen, inclusief een visie op de toekomst van digitale gezondheidsdata en cyberveiligheid in de preventieve zorg?
Met de Nationale Visie en Strategie voor het gezondheidsinformatiestelsel, zoals 14 april 2025 door Tweede Kamer akkoord bevonden, is een totaalvisie op het gezondheidsinformatiestelsel voor zorg, preventie en gezondheid gegeven. Mijn ministerie is nu druk bezig om deze visie te realiseren. Om die met vertrouwen van burger en zorgverlener te kunnen realiseren, zijn cyberveiligheid, privacy en informatiebeveiliging van wezenlijk belang en dus ook een integraal onderdeel van de strategie. Dit geldt voor zowel de primaire zorg en preventiezorg als voor gezondheidsdoeleinden.
De vragen zijn per 1 september beantwoord. Ik blijf uw Kamer op de hoogte stellen.
De opslag van miljoenen door Israël afgeluisterde Palestijnse belgesprekken in Nederland |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Karremans |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel in «A million calls an hour», waaruit blijkt dat de Israëlische militaire inlichtingendienst Unit 8200 duizenden terabytes aan afgeluisterd telefoonverkeer van Palestijnen opslaat in het Microsoft atacenter in Middenmeer, gemeente Hollands Kroon?1
Ja.
Kunt u bevestigen of het Microsoft datacenter in Nederland daadwerkelijk wordt gebruikt voor het opslaan van deze gegevens, waaronder miljoenen opgenomen telefoongesprekken van Palestijnen in Gaza en de illegaal bezette Westelijke Jordaanoever?
Ik kan niet beoordelen of het betreffende Microsoft datacenter al dan niet gebruikt wordt voor het opslaan van deze gegevens. Aanbieders van datacenters zijn niet verplicht melding te maken bij autoriteiten van het type data dat in hun datacenter wordt opgeslagen. Uit navraag bij Microsoft blijkt dat Microsoft niet kan bevestigen of haar datacenters worden gebruikt voor het opslaan van deze gegevens. Microsoft heeft hierbij ook verwezen naar haar persbericht van 15 augustus jl.
Microsoft erkent in dat persbericht dat het recente rapport van The Guardian beschuldigingen aan het licht brengt die een volledig en dringend onderzoek rechtvaardigen. Microsoft heeft daarom een extern advocatenkantoor, Covington & Burlington LLC, met technische ondersteuning van een onafhankelijk adviesbureau, ingeschakeld om te onderzoeken of deze data daadwerkelijk bij Microsoft staat opgeslagen en, als dat het geval is, of dat dan in lijn is met de terms of service van Microsoft. Microsoft heeft ook aangegeven dat het gebruik van Azure voor de opslag van databestanden van telefoongesprekken verkregen via massa surveillance van burgers in Gaza en de West Bank verboden zou zijn volgens de voorwaarden van Azure. Microsoft zal de feitelijke bevindingen die uit dit onderzoek voortvloeien openbaar maken zodra het is afgerond.
Heeft Microsoft Nederland of Microsoft internationaal melding gedaan bij de Nederlandse autoriteiten over het type data dat in Nederlandse datacenters wordt opgeslagen in het kader van deze samenwerking met Unit 8200?
Nee. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, bestaat er geen verplichting voor aanbieders van datacenters om melding te maken bij de Nederlandse autoriteiten van het type data dat in hun datacenter wordt opgeslagen.
Indien u dit niet kunt bevestigen, bent u bereid hier direct onderzoek naar te laten doen, inclusief overleg met Microsoft Nederland?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is vermeld, bestaat er geen verplichting voor datacenters om bij de Nederlandse autoriteiten melding te maken van het type data dat in hun datacenter wordt opgeslagen. Microsoft verricht nu zelf onderzoek. Voor het van overheidswege onderzoeken van door derden opgeslagen data in een datacenter is een wettelijke grondslag nodig. Ik beschik daar niet over.
In algemene zin is het aan in Nederland gevestigde datacenters om te zorgen dat zij de toepasselijke wet- en regelgeving naleven. Indien zij dat niet of onvoldoende doen, is het aan de bevoegde (gerechtelijke) autoriteiten om daar een onderzoek naar in te stellen en eventueel sancties op te leggen. Deze autoriteiten zijn onafhankelijk en maken daarbij hun eigen afwegingen.
Hoe beoordeelt u de mogelijke betrokkenheid van in Nederland gevestigde datacenters bij massale, willekeurige en onrechtmatige surveillance die gebruikt wordt bij het plegen van genocide?
Zoals geantwoord op vraag 4, is het in algemene zin aan in Nederland gevestigde datacenters om te zorgen dat zij de toepasselijke wet- en regelgeving naleven. Indien zij dat niet of onvoldoende doen, is het aan de bevoegde (gerechtelijke) autoriteiten om in Nederland gevestigde datacenters daarop aan te spreken en eventueel sancties op te leggen. Deze autoriteiten zijn onafhankelijk en maken daarbij hun eigen afwegingen.
Bent u bereid om, indien bevestigd wordt dat dit datacenter in Nederland en eventueel ook andere datacenters worden gebruikt voor het opslaan of verwerken van op deze wijze verkregen data, op te treden door deze activiteiten te laten beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Microsoft doet zelf onderzoek of op basis van de algemene voorwaarden moet worden opgetreden. Op dit moment is er geen aanleiding om aan te nemen dat andere datacenters betrokken zijn. Zie in dit licht ook de antwoorden op de vragen 4 en 5.
Wat kan Nederland doen om in de toekomst dit soort situaties te voorkomen? Zijn er volgens u voldoende wetgeving en beschikbare middelen om hierop toe te zien?
In aanvulling op het antwoord op vraag 5 verwijs ik ook naar de digitaledienstenverordening, die van toepassing is op tussenhandeldiensten die worden aangeboden aan afnemers die gevestigd zijn of zich bevinden in de Europese Unie. Op grond van de digitaledienstenverordening kunnen aanbieders van tussenhandeldiensten, waaronder hostingdiensten, niet worden verplicht om de door hen doorgegeven of opgeslagen informatie vooraf te monitoren of actief onderzoek te doen naar feiten of omstandigheden die duiden op illegale activiteiten. Wel moeten zij, zodra zij kennis of besef krijgen van dergelijke activiteiten (bijvoorbeeld naar aanleiding van een melding) prompt handelen om de illegale inhoud te verwijderen. Doen zij dat niet, dan riskeren zij aansprakelijkheid.
Ook bevat de digitaledienstenverordening verschillende zorgvuldigheidsverplichtingen voor aanbieders van hostingdiensten, waaronder de verplichting om te voorzien in kennisgevings- en actiemechanismen. Toezicht op de naleving van de digitaledienstenverordening geschiedt door de autoriteiten van de lidstaat waar de hoofdvestiging in de Unie van de dienstaanbieder zich bevindt. Dit kan dus een andere lidstaat zijn dan waar een datacenter van die dienstaanbieder zich bevindt.
Indien door middel van servers op Nederlands grondgebied strafbare feiten worden gepleegd, kan de Nederlandse strafwetgeving daarop van toepassing zijn. Het is aan het OM om te bepalen of strafrechtelijk onderzoek wordt ingesteld.
Bent u bereid de Kamer te informeren over eventuele contracten, beveiligingsafspraken en toezichtmechanismen die gelden voor de opslag van buitenlandse militaire en inlichtingengegevens in Nederlandse datacenters?
Ik ben niet bekend met dergelijke contracten, afspraken of mechanismen en kan uw Kamer daar dan ook niet over informeren.
Erkent u dat, indien Nederlandse infrastructuur wordt gebruikt voor militaire doeleinden die kunnen bijdragen aan ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht, Nederland risico loopt op medeplichtigheid aan die schendingen? Zo nee, waarom niet?
Juridisch gezien is medeplichtigheid enkel aan de orde als een derde staat hulp of bijstand verleent aan het land dat een internationaal onrechtmatige daad pleegt. Van een dergelijke medeplichtigheid is naar mening van het kabinet in dit geval geen sprake. Wat betreft de kabinetsvisie op het concept van medeplichtigheid onder het internationaal recht stuurde de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uw Kamer een brief op 12 januari 2024.2
Het bericht dat aan ISIS-gelieerde terroristen christenen onthoofden en kerken platbranden in Afrika |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat in Mozambique en Congo aan ISIS-gelieerde terroristen christenen onthoofden en kerken platbranden?1, 2
Ja.
Kunt u bevestigen dat in Mozambique onlangs meerdere dorpen zijn aangevallen door terroristen, waarbij «ongelovige» christenen het doelwit waren?
Sinds 2017 wordt de noordelijke provincie Cabo Delgado in Mozambique geconfronteerd met gewelddadige conflicten veroorzaakt door extremistische groeperingen. Hoewel de veiligheidssituatie sinds de grootschalige aanvallen in 2021 aanzienlijk is verbeterd, hebben zich de afgelopen weken opnieuw meerdere gewelddadige incidenten voorgedaan. Deze aanvallen, waaronder enkele die door de Islamitische Staat (IS) zijn opgeëist, vonden plaats in verschillende delen van de provincie, onder meer in de zuidelijk gelegen districten Chiúre en Ancuabe.
De slachtoffers van deze aanvallen en de daarbij horende criminele activiteiten, zoals plunderingen, ontvoeringen en het innen van illegale tolgelden, behoren tot diverse religieuze en niet-religieuze groepen, onder wie christenen, moslims en personen zonder religieuze overtuiging.
Deelt u de analyse van het Middle East Media Research Institute (MEMRI) dat er inmiddels een stille genocide plaatsvindt gericht op christenen in Afrika? Zo nee, waarom niet?
Deze analyse wordt niet gedeeld. De slachtoffers van de onder twee genoemde aanvallen en criminele activiteiten behoren tot diverse religieuze en niet-religieuze groeperingen, waaronder ook maar niet alleen christenen.
Het vaststellen van genocide is complex, aangezien aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag moet worden voldaan. Dit houdt in dat sprake moet zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Daarnaast geldt voor het misdrijf genocide een hoge bewijslast. Volgens het beleid van het kabinet zijn bij dergelijke kwalificaties uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zwaarwegend. Daarom is het kabinet in de regel terughoudend met het kwalificeren van situaties als genocide. Dit geldt ook voor deze situatie. Het kabinet erkent en betreurt het geweld en blijft zich sterk maken voor de bescherming van religieuze vrijheid en de naleving van mensenrechten.
Wat doen de Nederlandse diplomatieke posten in Afrika om het brute geweld van de ISIS-terroristen, en andere jihadistisch tuig, tegen christenen te monitoren?
Nederlandse ambassades in Afrika monitoren geweld van onder andere ISIS en andere jihadistische en terroristische groeperingen nauwgezet en werken samen met lokale en internationale partners om te bepalen of en op welke wijze Nederland een bijdrage aan bestrijding hiervan kan leveren. In de jaarlijkse Mensenrechtenrapportage (sinds 2024 Mensenrechten, Democratie en Internationale Rechtsorderapportage, zie Kamerstuk 2025D25289) wordt gerapporteerd over de Nederlandse inzet op de prioritaire mensenrechten thema’s waaronder vrijheid van religie en levensovertuiging. Ook zet het kabinet zich in om de grondoorzaken van het geweld in internationaal verband aan te pakken. Via het Joint Initiative for Strategic Religious Action (JISRA) ondersteunt Nederland bijvoorbeeld in onder meer Nigeria, Ethiopië, Mali en Oeganda interreligieuze dialoog en lokale vredesinitiatieven, gericht op het verminderen van spanningen en het vergroten van weerbaarheid tegen extremisme.
Welke mogelijkheden ziet u om het gruwelijke geweld tegen christenen in Afrika de komende tijd op de internationale de agenda te plaatsen?
Nederland blijft het geweld tegen alle geloofsgroepen in Afrika en elders actief agenderen in bilaterale contacten en multilaterale fora, waaronder de EU en de VN-Mensenrechtenraad. Daarbij wordt samengewerkt met gelijkgezinde landen en gebruikgemaakt van netwerken zoals de International Religious Freedom or Belief Alliance. Via deze kanalen pleit Nederland voor naleving van het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging, betere bescherming van religieuze minderheden en versterkte internationale inzet op conflictpreventie.
Het bericht ‘TikTok-kalifaat lokt piepjonge kinderen in val’. |
|
Ingrid Michon (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «TikTok-kalifaat lokt piepjonge kinderen in val» in De Telegraaf van 6 augustus 2025?1
Ja
Klopt het dat propaganda zolang het geen directe oproep tot geweld bevat in principe geen illegale content is?
Of online materiaal illegaal is, hangt af van Nederlandse en Europese wetgeving. Zo definieert de Europese Verordening inzake het tegengaan van terroristische online-inhoud (TOI-verordening) terroristische inhoud als online materiaal dat terroristische daden verheerlijkt, aanzet tot of instrueert, of oproept tot deelname aan terroristische activiteiten. Propaganda van terroristische organisaties, waaronder onthoofdingen, voldoet in algemene zin aan deze definitie en kan leiden tot inzet van bevoegdheden door de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM). Op basis van de TOI-verordening kan de ATKM deze content laten verwijderen of ontoegankelijk laten maken. Terroristische content moet na het ontvangen van een verwijderbevel binnen één uur verwijderd worden. Iedere casus wordt op zijn eigen merites beoordeeld, waarbij de context altijd wordt meegenomen. De ATKM werkt hierin nauw samen met haar partners om de aanpak van terroristische content verder te versterken.
Klopt het dat het tonen van terroristische daden, zoals onthoofdingen, in veel gevallen eveneens niet als illegale content wordt aangemerkt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de constatering dat dit type content, hoewel juridisch mogelijk «legaal» ernstige psychologische en ideologische schade kan toebrengen aan met name minderjarigen?
Ik deel de zorgen rond dit type content en de impact die dit met name kan hebben op minderjarigen. Deze worden ook onderstreept in het laatste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland2 en de publicatie van de AIVD «Een web van haat – De online grip van extremisme en terrorisme op minderjarigen»3. Zij zijn in een vormende levensfase wat hen ontvankelijker kan maken voor zorgelijke ideologieën die sterke, duidelijke antwoorden lijken te bieden op complexe vragen.
Hoe wordt binnen het kader van de Digital Services Act (DSA) omgegaan met online content die valt onder de categorie «legal yet harmful»?
Ik maak mij zorgen over de verspreiding van «legal yet harfmul»-content, omdat deze content kan bijdragen aan het online radicaliseringsproces en aan de normalisering van extremistisch gedachtegoed. De aanpak van dergelijke content is complex, omdat deze raakt aan de vrijheid van meningsuiting. De DSA hanteert regels voor platformen op het gebied van het tegengaan van illegale content, maar verbiedt «legal yet harmful» content als zodanig niet. De DSA verplicht zeer grote online platforms (Very Large Online Platforms – VLOPS) zoals Meta, X en TikTok, wel om te onderzoeken of het ontwerp of de werking van hun dienst en de daaraan verbonden systemen zogenaamde systeemrisico’s met zich meebrengt. Daarbij gaat het om eventuele werkelijke of voorzienbare negatieve effecten op fundamentele rechten (zoals menswaardigheid, non-discriminatie, privacy en vrijheid van meningsuiting), schade aan het maatschappelijke discours en de integriteit van verkiezingen. Ook «legal yet harmful» content kan dergelijke systeemrisico’s met zich meebrengen. Als dergelijke risico’s bestaan, dan moeten zeer grote online platformen maatregelen nemen om die risico’s te mitigeren. Risico-mitigerende maatregelen kunnen bijvoorbeeld zijn dat zulke content niet (meer) wordt versterkt door de aanbevelingsalgoritmes van het platform of dat content wordt voorzien van een label en extra informatie, bijvoorbeeld in de vorm van een link naar officiële bronnen of een korte toelichting op het label.
Aangezien IS een terroristische organisatie is en op de terrorismelijst staat, zal de ATKM IS-propaganda, gelet op de criteria voor terroristische content in de TOI-verordening, als terroristisch en dus illegaal beoordelen. In de praktijk ziet de ATKM daarom vaak voldoende grond om tot de uitvaardiging van verwijderbevelen te komen.
Valt de verspreiding van IS-propaganda via TikTok en andere platforms zoals beschreven in het Telegraaf-artikel onder dit «legal yet harmful»-begrip?
Zie antwoord vraag 5.
Voert u gesprekken met de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) over manieren om sneller of steviger tegen dergelijke content op te treden?
De ATKM is een cruciale organisatie in de strijd tegen online terrorisme waarmee het Ministerie van Justitie en Veiligheid regelmatig constructief contact heeft. De ATKM kan verwijderbevelen sturen op basis van de TOI-verordening4. De ATKM kan enkel optreden tegen online materiaal dat terroristisch of kinderpornografisch van aard is. Dit brengt uitdagingen met zich mee in de aanpak van «online materiaal dat niet als zodanig kan worden gekwalificeerd, zoals «legal yet harmful» content. Daarom vraag ik in Europees verband voortdurend aandacht voor de (on)mogelijkheden rondom wet- en regelgeving inzake «legal yet harmful» content in het kader van terrorisme en extremisme en trek daarin samen met de ATKM op. De ATKM staat bovendien in goed contact met haar Europese collega-diensten over de mogelijkheden in de gezamenlijke aanpak van deze problematiek. Omdat de afbakening in welke gevallen precies sprake is van «legal yet harmful» content in de praktijk complex is, heb ik het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) eerder gevraagd te onderzoeken of het haalbaar is een duidingskader voor dit type content te ontwikkelen. Een dergelijk kader kan platformen helpen maatregelen te treffen tegen dergelijke content. Het onderzoek is naar verwachting voor het einde van het jaar gereed. De resultaten zal ik met uw Kamer delen. Op dit moment voert het WODC bovendien een wetsevaluatie uit op de uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud. Daarin wordt de juridische reikwijdte van verwijderbevelen onderzocht, waaronder de juridische mogelijkheid en wenselijkheid van bevoegdheden ten aanzien van «legal yet harmful» materiaal. Deze evaluatie is naar verwachting volgend jaar gereed. Ook hiervan worden de resultaten met uw kamer gedeeld.
De ATKM is een relatief jonge toezichthouder. Het is belangrijk dat zij de tijd krijgt om verder te groeien en een ervaren autoriteit te worden op het gebied van de bestuursrechtelijke aanpak van online terroristisch en kinderpornografisch materiaal. Samen kijken we hoe we het beleid tegen online terrorisme verder kunnen ontwikkelen en hoe de ATKM – binnen haar wettelijke taken – daaraan kan bijdragen.
Wat zijn volgens u de belangrijkste belemmeringen in de huidige wet en regelgeving bij de bestrijding van online radicalisering, zeker wanneer deze zich buiten het strafrechtelijke kader voltrekt?
Het huidige wettelijke instrumentarium, zoals de Digital Services Act (DSA) en de TOI-verordening, stelt duidelijke grenzen aan de aanwezigheid van terroristische en illegale content op onlineplatformen. Deze instrumenten vormen een belangrijke basis voor het tegengaan van illegale content.
Desalniettemin blijft online radicalisering toenemen. Bij de bestrijding van illegale content ligt de nadruk in de huidige wet- en regelgeving vooral op het verwijderen of tegengaan van de content zelf, terwijl de verspreiders van deze content daarmee niet altijd effectief worden aangepakt. Verspreiders kunnen vaak eenvoudig nieuwe accounts aanmaken, waardoor maatregelen deels hun werking verliezen.
De detectiemogelijkheden online zijn beperkt. Hoewel de ATKM effectief kan optreden tegen terroristische content, heeft de ATKM alleen bevoegdheden op open platformen. Op dit moment hebben alleen de AIVD en (bij strafbare feiten) de politie onder voorwaarden bevoegdheden om kennis te nemen van content in besloten groepen, terwijl juist dit de groepen zijn die door terroristen en extremisten veelvuldig worden benut om hun gedachtegoed te verspreiden.
Ook de vraag of geduid kan worden wanneer bepaalde uitingen «legal yet harmful» zijn, is een blijvend aandachtspunt. De afbakening hiervan is complex. Zoals hierboven vermeld onderzoekt het WODC of het haalbaar is een duidingskader voor dit type content te ontwikkelen en evalueert het WODC de Nederlandse uitvoeringswet terroristische online inhoud. Daarin wordt ook de juridische reikwijdte van verwijderbevelen onderzocht, waaronder de juridische mogelijkheid en wenselijkheid van bevoegdheden ten aanzien van «legal yet harmful» materiaal.
Ten slotte zijn er belemmeringen ten aanzien van vroegsignalering in het lokale domein. Gemeenten hebben in Nederland een cruciale rol in de preventie en aanpak van radicalisering, maar hebben beperkte bevoegdheden om online radicalisering te signaleren. Hierdoor zijn zij in veel gevallen afhankelijk van signalen vanuit de politie of de inlichtingendiensten om een lokale persoonsgerichte aanpak te kunnen starten. Het is van belang dat zorgelijke signalen in een zo vroeg mogelijk stadium binnenkomen en geschikte preventieve maatregelen getroffen kunnen worden. Daarom wordt bekeken of de huidige wettelijke kaders, in combinatie met het wetsvoorstel gegevensvergaring openbare orde dat 4 juli jl. in internetconsultatie is gegaan, voldoende grondslag bieden aan politie en veiligheidsdiensten om signalen die zij ontvangen uit het open of besloten online domein tijdig met gemeenten en/of de weegploeg5 te delen.
Hoewel ik mij zal blijven inzetten voor een sterke aanpak, is het belangrijk om te benadrukken dat dit onderwerp zeer complex is en niet alle knelpunten (direct) weggenomen kunnen worden.
Hoe beoordeelt u de opbrengsten van het in 2025 afgeronde project Procom in het licht van de actuele zorgen over online radicalisering via platforms als TikTok, mede gelet op de aangenomen motie Michon-Derkzen van 19 december 2024 waarin is verzocht om een overzicht van de resultaten en juridische belemmeringen?2
Het Project Online Content Moderatie (PrOCoM) heeft bijgedragen aan het versterken van de aanpak van illegale content in het algemeen. Het project was niet specifiek gericht op online radicalisering of terrorismebestrijding. De ontwikkelde instrumenten kunnen wel bijdragen aan het tegengaan van illegale terroristische inhoud. Met de oprichting van de publiek-private samenwerking is een structureel overlegplatform tot stand gekomen, onder neutraal voorzitterschap van het Platform van de InformatieSamenleving (ECP), waar publieke en private partijen uitdagingen, zorgen en ontwikkelingen op het gebied van online content moderatie met elkaar kunnen bespreken. Deze bredere dialoog ondersteunt de gezamenlijke aanpak van diverse vormen van ongewenste en illegale online content. Voor het domein van terrorismebestrijding kan dit vooral als aanvullend worden beschouwd aangezien de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) reeds langere tijd contacten onderhoudt met online platformen over deze problematiek.
In hoeverre bieden de inzichten uit Procom handvatten voor een nationale of Europese aanpak van legal yet harmful-content, zoals jihadistische propaganda gericht op minderjarigen?
Daar waar het de inzet van meerdere stakeholders betreft, biedt het overlegplatform onder voorzitterschap van ECP, zoals geschetst in het antwoord op vraag 9, de mogelijkheid om op nationaal niveau met verschillende partijen verder de dialoog te voeren over passende maatregelen om «legal yet harmful» content tegen te gaan.
Daarnaast is Nederland een actief lid van het EU Internet Forum. Het EU Internet Forum is een samenwerkingsverband waar EU-lidstaten, EU-instellingen en online platformen samenkomen om terroristische en onwenselijke, waaronder «legal yet harmful», online content tegen te gaan. Het EU Internet Forum heeft onder andere een handboek borderline content ontwikkeld, waarin definities, casestudies en concrete voorbeelden worden beschreven die online platformen en contentmoderatoren helpen contentmoderatie aan te scherpen. Het EU Internet Forum is ook het forum waar Nederland in samenspraak met gelijkgezinde landen de platformen wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van deze problematiek en waar draagvlak wordt gecreëerd voor aanvullende maatregelen.
Hoe ondersteunt u docenten en scholen bij het herkennen en melden van signalen van online radicalisering, met name wanneer minderjarigen worden blootgesteld aan verheerlijking van IS?
Gelet op de grote uitdagingen waar we voor staan is het van belang om als overheid samen met andere partijen op te trekken bij het tegengaan van online extremisme en terrorisme. Het is noodzakelijk dat maatschappelijke partijen, overheden, rechtshandhavingsautoriteiten en de internetsector samenwerken en ieder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid en rol pakt.
Ook docenten en scholen kunnen hier een rol in spelen. Ik ondersteun daarom gemeenten in het opleiden van docenten om signalen van (online) radicalisering te kunnen herkennen en hiernaar te handelen, onder andere door het beschikbaar stellen van trainingen. Het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering heeft de serious game «Botsende Ideeën» speciaal ontwikkeld voor docenten die met extreme uitspraken, radicale ideeën of polarisatie te maken kunnen krijgen in hun werk en willen weten hoe daarmee om te gaan. Een workshop online radicalisering is op dit moment in ontwikkeling.
Daarnaast biedt de Stichting School en Veiligheid (SSV) ondersteuning, kennis en informatie aan zoals het Niet-pluis instrument en de E-learning Dialoog onder Druk. Met de E-learning Dialoog onder Druk krijgen docenten concrete ondersteuning bij het voeren van lastige gesprekken in de klas. Het Niet-pluis instrument kan worden ingezet als een jonge leerling gedrag vertoont dat bij de docent het gevoel oproept dat er iets niet in orde is. Dit kan helpen bij doorverwijzen en melden.
Welke juridische en beleidsmatige mogelijkheden ziet u om content die «legal yet harmful» is en met name gericht is op het aanwakkeren van kalifaatverheerlijking onder jongeren actief in te perken?
Ik onderken de zorgen over online uitingen die, hoewel juridisch toegestaan, maatschappelijk schadelijk kunnen zijn. De juridische ruimte om hiertegen op te treden is echter beperkt, omdat het aanpakken van zogenoemde «legal yet harmful»-content direct raakt aan fundamentele rechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting. Het beschermen van die vrijheid is een grondrecht dat bij iedere beleids- en wetsontwikkeling nadrukkelijk in acht wordt genomen. Daarom zet ik mij in om online radicalisering tegen te gaan, maar altijd binnen de kaders van deze fundamentele rechten en vrijheden.
Ik blijf mij inzetten op preventie, educatie en samenwerking met lokale en internationale partners, binnen de kaders van de wet.De inzichten van PrOCoM bieden daarbij handvatten voor een nationale aanpak, terwijl deelname aan het EU Internet Forum handvatten biedt voor de internationale aanpak, zoals ook geschetst in het antwoord op vraag 10. Daarnaast kijken wij uit naar de uitkomsten en aanbevelingen van het eerdergenoemde WODC-onderzoek, die van groot belang zullen zijn voor eventuele verdere beleidsontwikkeling op dit terrein.
Wie is primair aan zet om te interveniëren in de online dynamiek waarin jongeren worden blootgesteld aan extremistische content, voordat sprake is van strafbare feiten?
Het tegengaan van online extremisme en terrorisme is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Online platformen hebben hierin een bijzondere rol, omdat zij als aanbieders en beheerders van de digitale infrastructuur direct kunnen ingrijpen in de online dynamiek. Zij zijn in eerste instantie aan zet om te zorgen dat hun gebruikers online veilig zijn. De DSA legt zorgvuldigheidsverplichtingen op aan online platformen om bij te dragen aan het creëren van een veilige online omgeving. Met de platformen blijven we in dialoog over de uitdagingen die daarmee samenhangen. Daarnaast werk ik aan effectieve interventiemogelijkheden die deze online dynamieken kunnen verstoren en zoeken we de samenwerking op met de sector, zoals de ReDirect-methode. Met de ReDirect-methode worden gebruikers die online zoeken naar terroristische of extremistische content geconfronteerd met een informatieveld om hen door te geleiden naar online hulp.
Welke concrete stappen heeft u gezet of bent u bereid te zetten om de door de ATKM bepleite gecoördineerde aanpak met politie, jeugdzorg, gemeenten en platforms te organiseren, zolang duidelijke strafrechtelijke kwalificaties vaak ontbreken?3
De NCTV werkt middels de Versterkte Aanpak Online aan een gecoördineerde aanpak van specifiek online terrorisme en extremisme, waarvan ik uw Kamer recentelijk van op de hoogte heb gebracht8. Daarin wordt intensief samengewerkt met partners binnen het veiligheidsdomein, maar ook in het jeugddomein en met de online platformen. Samen met gemeenten zet ik in op het verhogen van de digitale weerbaarheid van jongeren via lesprogramma’s, waarin jongeren kritisch leren denken, om te gaan met desinformatie en online bedreigingen. Met de online platformen bekijk ik, zoals geschetst in het antwoord op vraag 10 en 13, waar interventiemogelijkheden in online dynamieken nodig en mogelijk zijn.
Bij signalen van radicalisering richting extremisme of terrorisme kunnen personen worden opgenomen in de lokale persoonsgerichte aanpak radicalisering. Het is van groot belang om te zorgen dat signalen van radicalisering worden herkend door eerstelijnsprofessionals, ook als het gaat om online radicalisering. Met ketenpartners is bekeken of de bestaande aanpak daarin voldoende is en hoe we knelpunten rondom signalering – ook in het online domein – kunnen wegnemen. Samen met ketenpartners gaan wij de komende periode de mogelijke oplossingen uitwerken. Zo wordt onder meer bekeken of de huidige wettelijke kaders voldoende mogelijkheden bieden aan bijvoorbeeld de politie om signalen uit het online domein met gemeenten en/of de weegploeg te delen.
Tot slot ondersteun ik onze lokale partners in het vergroten en versterken van het netwerk, waaronder op het gebied van signalering en kennis en vaardigheden over online radicalisering. Denk hierbij aan bijeenkomsten, de eerdergenoemde trainingen van het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering en de online symbolenbank. Daarnaast zit Nederland samen met Frankrijk een internationale werkgroep voor om ervaringen uit te wisselen en concrete handvatten te ontwikkelen voor de preventie van online radicalisering, waar zowel lokale professionals als handhavingsautoriteiten aan deelnemen.
Kunt u deze vragen nog voorafgaand aan het commissiedebat Terrorisme en Extremisme van 3 september 2025 beantwoorden?
Nee, dit is helaas niet gelukt.
Vernielingen bij de As-Soennah moskee in Assen |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat in korte tijd twee keer een ruit is ingegooid bij de As-Soennah Moskee in Assen?1
Ik heb vernomen uit de media dat in korte tijd twee keer een ruit is ingegooid bij de As-Soennah Moskee in Assen.
Deelt u de zorgen van de moskee dat er mogelijk sprake is van een gericht en islamofoob motief? Wordt dit in het politieonderzoek serieus meegenomen?
Ongeacht het motief kan ik me heel goed voorstellen dat dergelijke incidenten zorgen voor gevoelens van onveiligheid, en deel ik de zorgen. De politie en het Openbaar Ministerie voeren een actief opsporings- en vervolgingsbeleid ten aanzien van discriminatiedelicten en bij delicten waarbij sprake is van een commuun feit met een discriminatoir aspect. Uitgangspunt is dat waar door middel van een aangifte om vervolging wordt verzocht, het Openbaar Ministerie (OM) daartoe bij bewijsbare en strafbare discriminatie opportuniteit aanwezig acht en dus in beginsel tot vervolging zal overgaan. Of in dit specifieke geval sprake is van een vernieling met mogelijk discriminatoir aspect zal uit het opsporingsonderzoek moeten blijken. Ik kan niet ingaan op individuele zaken.
Klopt het dat de eerste aangifte van vernieling vrijwel direct is afgesloten zonder opvolging? Zo ja, acht u dit passend bij een incident gericht tegen een gebedshuis?
Het is niet aan mij om uitspraken te doen in individuele zaken. Ik vertrouw hierin op het oordeel van de politie en het OM ten aanzien van de behandeling van een zaak. Het is ook niet aan mij om een uitspraak te doen over de strafbaarheid van een handeling in concrete zaken.
Wat is er inmiddels gedaan naar aanleiding van het tweede incident? Hoe waarborgt u dat bij herhaalde incidenten ook herhaalde inzet volgt van politie en justitie?
Door de politie zijn na de meldingen maatregelen getroffen om soortgelijke incidenten in de toekomst te voorkomen. Vanwege de veiligheid kan hier niet verder op worden ingegaan.
Het is van belang dat al het mogelijke wordt gedaan om incidenten te voorkomen en in te grijpen wanneer deze zich voordoen. Een klimaat van angst en intimidatie richting moslims, of andere gelovigen, is onacceptabel. Ik sta voor een land waarin eenieder in vrijheid zichzelf kan zijn, ongeacht levensovertuiging, etniciteit of geslacht. Indien nodig worden door het lokaal bevoegd gezag passende beveiligingsmaatregelen getroffen op basis van dreiging en risico. Bij het nemen van deze maatregelen moet in het oog gehouden worden of het middel gegeven de omstandigheden passend en proportioneel is. Ik heb er alle vertrouwen in dat het lokale gezag daar waar nodig passende maatregelen treft. Veel gemeenten werken daarnaast samen met de politie en gebedshuizen om de veiligheid rondom gebouwen te verbeteren. De Handreiking Veilige Moskee en het Handboek Veiligheid Religieuze Instellingen ondersteunen lokale overheden en moskeeën hierbij. In het handboek staan concrete aanbevelingen die religieuze instellingen kunnen doorvoeren.
Erkent u dat deze vernielingen niet op zichzelf staan, maar passen in een breder patroon van intimidatie en geweld tegen moskeeën in Nederland? Wordt dit landelijk bijgehouden?
Uit de cijfers hierover blijkt inderdaad dat dit incident niet op zichzelf staat. Zo blijkt uit het jaarlijkse rapport van onder meer de politie en lokale antidiscriminatievoorzieningen over discriminatiecijfers «Discriminatiecijfers in 2024» dat in de afgelopen jaren circa 3 à 4% van de bij de politie gemelde discriminatie-incidenten betrekking heeft op de grondslag godsdienst. Dat waren in 2024 386 casussen. Vrijwel alle casussen (91%) hadden betrekking op moslimdiscriminatie, te weten 350 casussen. Bij de antidiscriminatievoorzieningen is het percentage van discriminatie-incidenten dat betrekking heeft op de grondslag godsdienst iets hoger: 9% (1.325 meldingen) in 2024, waarbij het slachtoffer in 61% van de gevallen moslim was (811 meldingen). Dit rapport noch het jaarlijkse rapport van het Openbaar Ministerie, «Strafbare discriminatie in beeld 2024», bevat cijfers hoe vaak moskeeën of moskeegangers slachtoffer zijn van discriminatie.2
Welke concrete maatregelen bent u bereid te nemen om moskeeën beter te beschermen tegen herhaalde aanvallen, met name in de bouw- en afbouwfase wanneer gebouwen kwetsbaarder zijn?
De veiligheid van moskeeën is een lokale verantwoordelijkheid. Lokaal kan de beste inschatting gemaakt worden of op basis van dreiging en risico aanvullende beveiligingsmaatregelen getroffen moeten worden.
Hoe werkt u aan het herstel en behoud van vertrouwen bij islamitische gemeenschappen die het gevoel hebben dat zij minder serieus worden genomen bij aangiftes van haatincidenten?
Zowel mijn departement als ik en andere leden van het kabinet zijn in gesprek met de moslimgemeenschap over gevoelens van onveiligheid en discriminatie binnen om beter zicht te krijgen op de omvang van het probleem. Op basis hiervan beoordelen we of het nodig is om aanvullend beleid te formuleren.
Ik roep iedereen daarom ook op aangifte te blijven doen van geweld, vernielingen, intimidatie, bedreiging, beledigingen, haatuitingen en andere strafbare feiten vanwege hun religie. Ieder feit is er één te veel. Het doen van aangifte is niet alleen belangrijk om een onderzoek te kunnen starten naar de strafbare feiten en om de verdachten te kunnen vervolgen, maar het doen van aangifte is ook belangrijk om ervoor te zorgen dat dit soort incidenten zichtbaar worden en de omvang van deze delicten beter in beeld komt.
Over zowel discriminatie als gevoelens van onveiligheid is ook gesproken tijdens de Catshuissessie met moslimjongeren op 26 augustus jl. De sessie zal op herhaalde, structurele basis zal plaatsvinden. De kabinetsreactie op het Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie zal binnenkort door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar uw Kamer worden gestuurd, waarin ook wordt ingegaan op veiligheid.
De uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 11 februari 2025 |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
![]() |
Kent u de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 11 februari 2025 (ECLI:NL:RBROT:2025:1810)?1
Ja. Mede naar aanleiding van deze uitspraak bereid ik een wijziging voor van de Regeling basisregistratie personen en het Logisch Ontwerp Basisregistratie Personen2.
Waarom is er middels de «code 404» op indirecte wijze nog steeds in de Basisregistratie Personen geregistreerd dat een burger naast de Nederlandse een tweede nationaliteit heeft?
Sinds 6 januari 2014, bij inwerkingtreding van de wet Basisregistratie Personen3, wordt er bij inschrijving in de BRP geen vreemde nationaliteit naast de Nederlandse meer geregistreerd4. De vreemde nationaliteiten naast de Nederlandse die geregistreerd waren voor inwerkingtreding van de wet BRP zijn bewaard als historische gegevens, onder de code 404 («bijhouding gestopt»). Dit volgt uit het Logisch Ontwerp BRP, een bijlage bij de Regeling Brp. Voor deze wijze van implementatie is bij de inwerkingtreding van de wet gekozen omdat gebruikers van de BRP historische gegevens over nationaliteit nodig hebben bij uitvoering van hun wettelijke taken.
Deelt u het oordeel van de rechtbank dat een bij een burger opgenomen «code 404» een persoonsgegeven als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is?
Ik deel het oordeel van de rechtbank.
Welke noodzaak is er voor deze indirecte registratie van een tweede nationaliteit naast de Nederlandse?
Ik volg het oordeel van de rechtbank dat er geen noodzaak is voor de registratie als historisch gegeven (indirecte registratie) van de tweede nationaliteit in het in de rechtszaak behandelde geval.
Het is van belang bij de registratie van historische gegevens over nationaliteiten onderscheid te maken tussen twee situaties:
Naar aanleiding van klachten en vragen over de registratie van historische gegevens over nationaliteit in de BRP en met oog op datakwaliteit heeft BZK onderzocht of en hoe deze historische gegevens over vreemde nationaliteiten worden gebruikt door gebruikers van de BRP.
Uit deze inventarisatie is gebleken dat de noodzakelijkheid van deze historische gegevens in situatie 2 voor de uitvoeringspraktijk zeer beperkt is. Waar toch nodig, kunnen gebruikers gegevens via andere weg verkrijgen, bijvoorbeeld door een vreemde nationaliteit vast te stellen gedurende een gerechtelijke procedure. Dit toont aan dat de noodzaak van de verwerking ontbreekt.
De Rechtbank Rotterdam heeft in lijn hiermee op 11 februari jl. geoordeeld dat het in de BRP bewaren van de historische vreemde nationaliteiten naast de Nederlandse niet noodzakelijk is en daarmee in strijd met de Wet Brp en de AVG is. De rechtbank oordeelde in betreffende uitspraak dat de betreffende gegevens gewist moeten worden op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, van de AVG, omdat de gegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze verzameld of anderszins verwerkt zijn.
Uit de inventarisatie onder gebruikers van de BRP bleek dat gegevens over de vreemde nationaliteit vóór naturalisatie wel noodzakelijk zijn voor de uitvoering van publieke taken, bijvoorbeeld om vast te stellen welke nationaliteit de persoon vóór naturalisatie had. Ook zijn bepaalde besluiten gekoppeld aan een peildatum in het verleden. Dit is dus een andere situatie dan de situatie waar de rechtbank uitspraak over heeft gedaan.
Verandert uw antwoord op vraag vier als het gaat om een in Nederland geboren burger die de Nederlandse nationaliteit heeft?
Nee.
In het antwoord heb ik de verschillende situaties geschetst. Niet of iemand geboren is in Nederland is daarbij relevant, maar of iemand bij geboorte (registratie in de BRP) al de Nederlandse nationaliteit bezat. In dat geval is er, dat bleek ook uit de in 2024 gehouden inventarisaties, geen noodzaak voor het als historisch gegeven in de BRP geregistreerd blijven van een andere nationaliteit naast de Nederlandse. Die gaan dus worden verwijderd.
Had iemand nog niet de Nederlandse nationaliteit, dan is er, zoals toegelicht wel noodzaak aan registratie van het historische gegeven over een eerdere nationaliteit. Dus als een burger de Nederlandse nationaliteit nog niet had, dan blijft bij naturalisatie de vorige andere nationaliteit wel geregistreerd (als historisch gegeven, beschikbaar voor gebruikers van de BRP). Het is daarbij niet van belang of een burger al dan niet ook afstand heeft kunnen doen van zijn niet-Nederlandse nationaliteit.
Deelt u de mening dat burgers die in Nederland zijn geboren, de Nederlandse nationaliteit hebben en niet op de hoogte zijn van een door een andere mogendheid geclaimde nationaliteit van die burger, de keuze moeten hebben om elke verwijzing naar vermeldingen zoals een categorie 4, met betrekking tot de Turkse nationaliteit, als ook de daaropvolgende beëindiging met «code 404», volledig te laten verwijderen uit de Basisregistratie Personen?
Ja, die mening deel ik.
Het enkel op verzoek gaan verwijderen van de betreffende gegevens in de in de vraag geschetste situatie zou betekenen dat niet-noodzakelijke gegevens zouden blijven worden verwerkt in de BRP. Dat is onwenselijk. Ik ben daarom voornemens in alle gevallen dat een persoon al vanaf geboorte het Nederlanderschap bezat, de andere nationaliteit(en) uit de BRP te gaan verwijderen. Burgers hoeven daar dus geen verzoek voor in te dienen.
De Regeling Brp en het Logisch Ontwerp BRP5 zullen hiervoor in 2026 worden aangepast.
Ik zal gemeenten informeren in de tussentijd verzoeken van burgers om de gegevens te verwijderen te honoreren. Ik zal daarvoor een instructie laten opstellen.
Deze verwijdering/aanpassing geldt uitdrukkelijk niet voor de historische gegevens over de vreemde nationaliteit van personen die na hun inschrijving in de BRP zijn genaturaliseerd (situatie 1 bij beantwoording vraag6 Deze blijven beschikbaar voor uitvoeringsorganisaties die daarvoor geautoriseerd zijn. Het gaat in dat geval niet om een vreemde nationaliteit naast de Nederlandse, maar om «opeenvolgende» nationaliteiten. De genaturaliseerde persoon had bijvoorbeeld voorafgaand aan de naturalisatie de Spaanse nationaliteit, en na naturalisatie enkel de Nederlandse nationaliteit. De Spaanse nationaliteit blijft als historisch gegeven beschikbaar voor gebruikers van de BRP.
Welke selecties zijn er in de Basisregistratie Personen op «code 404» door wie uitgevoerd sinds 2000?
De code 404 is vanaf 1 februari 2015 gebruikt, sinds de technische implementatie van de regelgeving. De code houdt in «bijhouding gestopt» als invulling van het gegeven «reden beëindiging nationaliteit.»
De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens is nagegaan of er selecties op deze code zijn uitgevoerd. Dat is niet het geval.
Het (structureel) gebruik van het controversiële Amerikaanse softwaresysteem Parlantir |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Nicolien van Vroonhoven-Kok (CDA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , van Marum |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van de Wet Open Overheid (WOO)-verzoeken waaruit blijkt dat Nederland al in 2011 software van Palantir heeft aangeschaft?1
Ja
Kunt u aangeven a) welke (semi)overheidsorganisaties (in de breedste zin van het woord, dus inclusief bijvoorbeeld de politie, Defensie-onderdelen, de NCTV, de diensten, zorgorganisaties of onderwijsorganisaties) gebruik maken van Palantir en b) om welke softwarepakketten en functionaliteiten van Palantir het precies gaat?
In de beantwoording op de onlangs gestelde Kamervragen door het lid Van Houwelingen heb ik aangegeven dat geen organisatieonderdelen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en/of aan Justitie en Veiligheid gelieerde samenwerkingsverbanden gebruik maken van Palantir software, met uitzondering van de politie en in het verleden de zes veiligheidsregio’s.2 Voor het gebruik bij organisaties buiten het Ministerie van Justitie en Veiligheid verwijs ik naar de beantwoording van andere ministeries op de Kamervragen van het lid Van Houwelingen.
Kunt u per gebruiker, die hierover wordt beschreven, aangeven:
Voor het gebruik van de producten door de politie in de analyseomgeving «de Raffinaderij» verwijs ik naar de beantwoording op de vragen van het lid Van Houwelingen over het gebruik van Palantir software.3 Ik hecht eraan om te benadrukken dat «de Raffinaderij» geen registratiesysteem is, maar enkel een analyseomgeving waarbinnen alleen politiegegevens worden geanalyseerd.
Het gaat om gegevens die door de politie rechtmatig verkregen zijn.
Over het (kortstondige) gebruik van Palantir software door de zes zuidelijke Veiligheidsregio’s ten behoeve van informatiegestuurde veiligheid is uw Kamer op 21 juni 2021 geïnformeerd.4 Dit gebruik is reeds in 2021 beëindigd en was op geen enkele wijze gelieerd aan de analyseomgeving «de Raffinaderij». Alleen openbare en publiek toegankelijke data zijn door zes Veiligheidsregio’s gebruikt, er zijn hierbij geen persoonsgegevens geanalyseerd.
De politie analyseert alleen politiegegevens. Voor de grondslag voor het gebruik door de politie verwijs ik naar de beantwoording op vraag 10. Betrokkenen kunnen met een beroep op artikel 25 van de Wet Politiegegevens (Wpg) inzage krijgen of er persoonsgegevens over hem/haar/hen worden verwerkt. Dit gaat volgens een standaard proces dat is vermeld op de privacyverklaring die te vinden is op de website van de politie. Een inzageverzoek gaat via de regionale Privacydesk. De Privacydesk geeft echter geen inzage op systeemniveau.
Indien de voor het beantwoorden van vraag 3 benodigde informatie niet bij u bekend is, kunt u (de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) de verantwoordelijk bewindspersoon conform artikel 6 Coördinatiebesluit organisatie, bedrijfsvoering en informatiesystemen rijksdienst, verzoeken deze informatie aan de Kamer te verstrekken?
Met de beantwoording van vraag 3 is deze informatie verstrekt.
Heeft voor ieder gebruik een directe aanbesteding plaatsgevonden? Zo nee, voor welke onderdelen niet en waarom niet? Kunt u garanderen dat bij ieder gebruik een juiste aanbestedingsprocedure is gevolgd? En kunt u aangeven hoeveel geld gemoeid is met de Palantir contracten?
Voor een toelichting op de overeenkomst tussen de zes zuidelijke Veiligheidsregio’s en Palantir voor een pilot binnen het samenwerkingsproject Fieldlab Zuid6 verwijs ik naar de beantwoording die in 2021 hierover aan uw Kamer is gestuurd.5
De verwerving van Palantir software door de politie heeft in 2018 heimelijk plaatsgevonden met een beroep op art. 2.23, lid 1 sub e van de AW 2012. Voor een nadere toelichting op de aanbestedingsprocedure verwijs ik naar de beantwoording op de Kamervragen van het lid Van Houwelingen. De financiële details met betrekking tot het betrokken contract zijn vertrouwelijk en kunnen niet openbaar worden gemaakt.
Is het juist dat veel gebruik van Palentir in Nederland indirect plaatsvindt, via Europese samenwerkingen of internationale netwerken zoals Europol, Frontex of NAVO? Hoe beoordeelt u de risico’s daarvan? Hoe zit het met de (parlementaire) controle hierop?
Nee. Europol en Interpol maken op dit moment geen gebruik van Palantir software. De software van Palantir wordt binnen de Nederlandse politie enkel gebruikt in de analyseomgeving «de Raffinaderij». Er is dan ook geen sprake van indirect gebruik via Europese samenwerking of internationale netwerken. Informatieproducten afkomstig uit «de Raffinaderij» worden niet gedeeld met partijen buiten de Nederlandse politie. Wel kan het zijn als op basis van een signaal afkomstig uit een informatieproduct vanuit de analyseomgeving «de Raffinaderij» sprake blijkt van hetzij een concrete verdenking van zware en georganiseerde criminaliteit dan wel een hoge kans op aanslagen, dat de politie op basis van dit signaal op casuïstiek niveau contact legt met haar ketenpartners. Het informatieproduct zelf wordt niet gedeeld.
Zoals door de Minister van Defensie gemeld6 wordt binnen de Nederlandse krijgsmacht gebruik gemaakt van de Palantir software in het kader van interoperabiliteit tussen NAVO-partners tijdens militaire inzet.
Kunt u een lijst geven van indirect gebruik via internationale organisaties waarbij data van Nederlandse burgers geanalyseerd wordt?
Zie de beantwoording op vraag 6.
Is onderzocht of het risico bestaat dat gegevens van Nederlandse inwoners op een of andere manier lekken naar de ontwikkelaar in de Verenigde Staten, dan wel elders? Indien wel, hoe schat u dit risico in? Indien niet, bent u het met ons eens dat de regering de zorgplicht heeft dit te onderzoeken en op welke wijze gaat u daarin voorzien?
Bij het kortstondige gebruik van Palantir software door de zes Veiligheidsregio’s is geen gebruik gemaakt van persoonsgegevens.
De data binnen «de Raffinaderij» blijft strikt binnen het domein van de politie en wordt op geen enkele manier met de leverancier gedeeld. Politiedata heeft nooit in een publieke cloud van Palantir gestaan, maar altijd bij de politie zelf. De analysesoftware wordt volledig door een eigen team van de politie beheerd en gehost in eigen rekencentra in een private cloud. Indien noodzakelijk is er incidentele ondersteuning mogelijk van gescreende medewerkers van Palantir die enkel onder toezicht en ter plaatse werkzaamheden verrichten. Deze medewerkers hebben geen toegang tot de politiedata.
Hoe hebben de lessen van de Parlementaire onderzoekscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) invloed gehad op het gebruik van Palantir en de waarborgen daaromtrent?
Naar aanleiding van de Parlementaire onderzoekscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) heeft de politie deelgenomen aan het JenV-brede verbetertraject Informatiehuishouding op orde, waarbij verbeteringen op het gebied van datavoorziening zijn en worden doorgevoerd. In dit traject zijn geen bevindingen naar voren gekomen wat betreft het gebruik van Palantir software. De waarborgen dat de data alleen toegankelijk is en blijft voor politiefunctionarissen en op eigen dataservers van de politie wordt opgeslagen was reeds in de periode voor POK het geval.
Is u bekend dat het Duitse Bundesverfassingsgericht al in 2023 heeft bepaald dat het gebruik van Palantir in strijd is met de Duitse Grondwet? Zo ja, hoe is hier te lande daarop dan geacteerd?2
Het grondwettelijk hof in Duitsland heeft in 2023 de wetten van Hessen en Hamburg die de inzet van deze software mogelijk maakte ongrondwettig verklaard. Het betreft een uitspraak over de wetten die over de inzet van de software gaan en niet zozeer over dat het gebruik van de software zelf ook (altijd) ongrondwettelijk zou zijn. De wetten hadden volgens het grondwettelijk hof niet voldoende waarborgen en waren niet voldoende specifiek over in welke gevallen de software ingezet mocht worden. Uit de uitspraak volgt dat dergelijke software op zich niet verboden is, maar dat de wetten op basis waarvan dit mag dan wel voldoende specifiek moeten zijn over in welke gevallen en onder welke voorwaarden dit mag als het gaat om een inbreuk op de privacy / gegevensbeschermingsrechten van burgers.
Dat wetgeving op basis waarvan inbreuk op de privacy van burgers voldoende specifiek, voorzienbaar en proportioneel moet zijn -bijvoorbeeld met waarborgen omkleed- volgt ook uit rechtspraak van bijvoorbeeld het EHRM en het HvJEU. Deze uitgangspunten gelden daarom ook voor Nederland.
De Nederlandse politie heeft op grond van de Wet Politiegegevens (Wpg) deze verwerkingen gedaan. «De Raffinaderij» verwerkt politiegegevens op grond van Wpg artikel 11 lid 1 en 2 door politiegegevens geautomatiseerd te vergelijken ter ondersteuning van de opsporing. De politiegegevens die in aanmerking komen om onder deze grondslag verwerkt te worden zijn uitsluitend politiegegevens als bedoeld in artikel 8, 9 en 10 Wpg. Deze politiegegevens zijn eerder in een andere context rechtmatig verkregen. Gebruikers van «de Raffinaderij» mogen daarbij ten behoeve van dat onderzoek op basis van het Besluit Politiegegevens (Bpg) artikel 2:11 in «de Raffinaderij» door Wpg artikel 8, 9 en 10-registraties in de verwerkingstermijn zoeken. Dit is beperkt tot het autorisatieniveau waarvoor gebruikers zijn geautoriseerd. Daarnaast voorziet artikel 2:11 Bpg ook in het achterwege laten van bepaalde politiegegevens voor gegevensvergelijking indien deze zijn gecodeerd als een vertrouwelijke verwerking. Deze politiegegevens worden dan ook niet verwerkt binnen de Raffinaderij.
Bent u, in het licht van de controverse die bestaat omtrent dit bedrijf en haar software, bereid de Autoriteit Persoonsgegevens te vragen onderzoek te doen naar het gebruik van Palantir en wilt u de AP daartoe inzage geven in al het gebruik?
De Autoriteit Persoonsgegevens gaat zelf over welke zaken zij in onderzoek nemen. Het staat de Autoriteit Persoonsgegevens vrij om – indien zij dat aangewezen acht – een onderzoek te doen naar het gebruik van Palantir software bij de politie. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft de bevoegdheid om daartoe gegevens op te vragen.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen 3 weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.