Het bericht 'Trollenlegers uit buitenland versterkten politieke en opruiende berichten rond verkiezingen' |
|
Tijs van den Brink (CDA), Derk Boswijk (CDA), Jantine Zwinkels (CDA) |
|
Rijkaart , van Marum |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Trollenlegers uit buitenland versterkten politieke en opruiende berichten rond verkiezingen»?1
Ja, hiervan ben ik op de hoogte.
Kunt u reageren op het onderzoek van RTL Nieuws, waaruit blijkt dat honderden nepaccounts uit Nigeria, Ghana en andere landen op sociale media rond de Nederlandse Tweede Kamerverkiezing het debat beïnvloed hebben?
Pogingen tot beïnvloeding van onze democratie door middel van nepaccounts op sociale mediazijn ernstig en zorgelijk. Gelukkig heeft Nederland een robuuste democratie met transparante en controleerbare verkiezingen, waardoor ik de impact van de nepaccounts als beperkt beschouw. De verkiezingen zijn eerlijk en vrij verlopen. Tegelijkertijd is elke gecoördineerde campagne die het publieke debat rondom het verkiezingsproces mogelijk beïnvloedt, ongeacht de omvang, volstrekt onwenselijk. Het publieke debat is van iedereen en dient daarom niet gemanipuleerd te worden, zeker in relatie tot cruciale democratische processen zoals nationale verkiezingen. Sociale media bedrijven kunnen hiervoor misbruikt worden. Zeer grote online platformen hebben daarom de verplichting om te onderzoeken of hun diensten op deze manier misbruikt kunnen worden, en zo nodig maatregelen te treffen om dat te adresseren.
Ik vind het belangrijk dat platformen verantwoordelijkheid nemen en maatregelen treffen tegen illegale content, desinformatie en gecoördineerd niet-authentiek gedrag. Daarom blijf ik in gesprek met de platformen over hun verantwoordelijkheden voor het beschermen van het publiek debat en het verkiezingsproces, zoals toegezegd in de Kamerbrief over het contact met de platformen.2 Dit gesprek zal ook voor de komende gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden.
We staan er als Nederland niet alleen voor. Samen met de Europese Commissie en andere EU-lidstaten spannen we ons gezamenlijk in om de democratie te verdedigen tegen buitenlandse inmenging. Zo is recent het European Democracy Shield gepubliceerd, en zijn al verschillende onderzoeken tegen zeer grote online platformen gestart in verband met mogelijke overtredingen van de digitaledienstenverordening (DSA). Ik steun de Europese Commissie in haar toezicht en in de lopende onderzoeken, waarbij ook aandacht is voor gecoördineerd niet-authentiek gedrag en manipulatie. Ook zoeken we bilaterale samenwerking en kennisuitwisseling met partners, waaronder Duitsland, Frankrijk en Zweden op, om te leren van hun ervaringen op dit gebied.
Kunt u bevestigen dat het inderdaad ook gaat om Russische invloed?
De diensten doen onderzoek naar statelijke actoren en in welke mate zij een dreiging vormen voor de nationale veiligheid. Wanneer zij stuiten op pogingen tot beïnvloeding, manipulatie of verstoring van de verkiezingen, kunnen en zullen de diensten hun wettelijke bevoegdheden inzetten om dit tegen te gaan. In het openbaar kan ik niet ingaan op individuele gevallen. Immers, dit zou inzicht geven in het huidige kennisniveau van de diensten en daarmee de nationale veiligheid kunnen schaden.
Wel waarschuwen de diensten en de NCTV in zijn algemeenheid dat statelijke actoren onze democratie kunnen en willen ondermijnen.3 De inzet van sociale media, waarbij nepaccounts profielen en berichten proberen te versterken, past in het beeld van de wijze waarop statelijke actoren de democratische rechtsstaat proberen te ondermijnen. Er moet rekening worden gehouden dat deze vorm van heimelijke beïnvloeding veelvuldig voor kan komen, met name rondom verkiezingen.
Hoe oordeelt u over de impact van deze trollenlegers op de verkiezingen?
Ondanks dat iedere poging om het verkiezingsproces te beïnvloeden ongewenst is, betekent het niet dat iedere poging ook een daadwerkelijke invloed heeft. Door het geringe aantal nepaccounts kan worden vastgesteld dat de impact beperkt was. De verkiezingen zijn eerlijk en vrij verlopen. Ondanks dat deze specifieke casus geen grote impact heeft gehad op de afgelopen verkiezingen, kan het meermalig gebruik van nepaccounts door verschillende actoren het vertrouwen in het verkiezingsproces en het publieke debat ondermijnen. Daarom moet de samenleving weerbaar zijn en blijven tegen beïnvloedingspogingen en neemt het kabinet maatregelen om de verkiezingen eerlijk en vrij te laten verlopen. Zie hiervoor het antwoord op vraag 7.
Zijn deze trollenlegers nog steeds actief? In hoeverre is hier inzicht in?
Zie het antwoord op vraag 3.
Herinnert u zich eerdere waarschuwingen van onder andere Europol en de Europese Commissie over buitenlandse informatieoperaties gericht op EU-lidstaten?
Er is binnen de EU veel aandacht voor buitenlandse informatieoperaties gericht op de EU-lidstaten. De Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) staan hierover in nauw contact met de lidstaten. Bijvoorbeeld via de Rapid Alert System (RAS), dat in het leven is geroepen om snel met andere lidstaten te communiceren en waar nodig gezamenlijke actie te ondernemen. Nederland neemt actief deel aan de RAS. Zo heeft BZK afgelopen november een bijeenkomst georganiseerd voor de RAS-leden waar mogelijke beïnvloeding van verkiezingen onderdeel van de agenda was.
Gezien de groeiende dreiging van buiten de EU, is in het recent gepresenteerde European Democracy Shield (EUDS) aangekondigd de samenwerking te versterken. Uw Kamer wordt hierover binnenkort, via de gebruikelijke wijze, geïnformeerd.
Welke aanvullende Nederlandse maatregelen zijn sindsdien genomen en hoe verhouden die zich tot de bevindingen in dit RTL-onderzoek?
Het kabinet neemt iedere verkiezing maatregelen om risico’s op buitenlandse beïnvloeding in het verkiezingsproces tegen te gaan. Deze maatregelen worden doorlopend geëvalueerd en aangescherpt waar nodig. Hierbij kijk ik ook naar de ervaringen van andere EU-lidstaten en EU-instellingen. Dit maatregelenpakket omvat onder andere een offensieve aanpak tegen desinformatie en informatiemanipulatie. Over de genomen maatregelen is uw Kamer eerder over geïnformeerd.4
Separaat werk ik in samenwerking met andere departementen uit hoe we eerder en beter zicht kunnen krijgen op buitenlandse beïnvloedingscampagnes (FIMI) die onze Nederlandse belangen willen ondermijnen, zoals een gezonde democratie en maatschappelijke stabiliteit. Het gaat hier dus om detectie-capaciteit. Hierbij leren we van de ervaringen van EU-lidstaten, zoals Frankrijk en Zweden, hoe zij dergelijke FIMI detecteren en hierop reageren. We werken momenteel uit hoe we FIMI-detectie in de Nederlandse context kunnen vormgeven. Uw Kamer wordt hierover na het zomerreces geïnformeerd.
Daarnaast vind ik het van belang dat organisaties die zich inzetten om informatiecampagnes en desinformatie bloot te leggen, zoals factcheckers en onderzoeksjournalisten, hun werk kunnen doen en het publiek blijven informeren.
Ik heb van de ACM vernomen dat zij de Europese Commissie op de hoogte heeft gebracht van het onderzoek van Trollrensics, waarop de berichtgeving is gebaseerd. Verder ga ik, zoals omschreven in het antwoord op vraag 2, wederom in gesprek met de sociale media platformen, over hun verantwoordelijkheden voor het beschermen van het publiek debat en het verkiezingsproces. Dit gesprek zal voor de komende gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden. Tot slot kan het Ministerie van BZK tijdens verkiezingen in contact treden met de platformen X, Meta, TikTok, Google, of Snapchat, indien er signalen zijn over berichten met feitelijk onjuiste informatie over het verkiezingsproces. Met die platformen bestaat de afspraak dat zij deze meldingen van BZK gedurende de verkiezingsperiode met prioriteit behandelen. Dit noemt BZK de «verkiezingen flagger status». Het ministerie heeft geen bevoegdheid om bepaalde content te laten verwijderen. Gedane meldingen worden achteraf wel openbaar gemaakt in de evaluatie van de desbetreffende verkiezing.5 Ik wil verkennen of deze status verder uitgebreid kan worden, om zo ook niet-authentieke campagnes onder de aandacht te brengen van platformen.
Zijn er bij u signalen bekend dat buitenlandse netwerken gericht hebben geprobeerd invloed uit te oefenen op de Nederlandse verkiezingen? Zo ja, in hoeverre is hiervan sprake geweest?
Zoals gezegd in antwoord op vraag 3, passen het gebruik van nepaccounts die profielen en berichten proberen te versterken in het beeld van de wijze waarop statelijke actoren de democratische rechtsstaat proberen te ondermijnen. Daarom neem ik iedere verkiezing maatregelen om de effecten van deze heimelijke beïnvloedingspogingen te mitigeren en is het van belang dat platformen hun verantwoordelijkheid nemen in het beschermen van het publieke debat.
Is het denkbaar dat er nog meer trollenlegers actief zijn geweest rond de verkiezingen dan bekend is dankzij dit onderzoek. Zo ja, hoeveel? Op welke manier is dat volgens u in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat platforms die zich niet aan de regels houden gestraft moeten worden en dat websites en platforms bij herhaalde en grove schending (tijdelijk) uit de lucht moeten worden gehaald? In hoeverre hebben de socialemediaplatformen volgens u de verantwoordelijkheid om buitenlandse nepaccounts die zich mengen in maatschappelijke discussies in Nederland te weren en offline te halen; op basis van welk beleid of wetgeving kunt u hen hier ook verantwoordelijk voor houden? Hoe zou de aanstaande wetgeving (denk aan de Digitaledienstenverordening, de Verordening artificiële intelligentie en Digital Fairness Act) en handhaving hierop een rol van betekenis in kunnen spelen?
Het kabinet acht het van belang dat sociale media platformen hun verantwoordelijkheid nemen in het beschermen van de integriteit van het verkiezingsproces. Zo verplicht de digitaledienstenverordening DSA zeer grote online platformen en zoekmachines (VLOPs en VLOSEs) om systeemrisico’s in kaart te brengen en hier maatregelen tegen te nemen. Dit betreft ook risico’s rond verkiezingsprocessen, zoals de verspreiding van desinformatie of opzettelijke manipulatie van de dienst, onder meer door niet-authentiek gebruik (zoals nepaccounts).
Voor het toezicht op en handhaving van de verplichtingen uit de DSA op VLOPs en VLOSEs is de Europese Commissie exclusief bevoegd. Tot op heden heeft de Europese Commissie 9 formele procedures geopend tegen VLOPs, waaronder 4 socialemediabedrijven: Facebook, Instagram, TikTok en X. De overige 5 VLOPs zijn Aliexpress, Temu, Pornhub, XNXX en XVideos. Het kabinet volgt deze en andere lopende onderzoeken met grote interesse en staat samen met andere lidstaten achter de Europese Commissie en de proactieve handhaving van de DSA-verplichtingen.
Tegelijkertijd acht het kabinet het van belang dat platformen ook proactief maatregelen te nemen om onze democratische processen te beschermen, en daarbij niet de onderzoeken van de Commissie afwachten. Daarom zijn er tijdens de afgelopen verkiezing op verschillende manieren gesprekken geweest met de platformen en ga ik, zoals vermeld in antwoord 2, in gesprek met de platformen over platformen over hun verantwoordelijkheden voor het beschermen van het publiek debat en het verkiezingsproces.
Zijn er socialemediaplatformen aangesproken vanwege de buitenlandse nepaccounts die verkiezingen proberen te beïnvloeden. Zo ja, welke maatregelen zijn vervolgens genomen?
In Nederland zijn er door de rijksoverheid geen platformen specifiek aangesproken vanwege buitenlandse nepaccounts. Wel heb ik van de ACM vernomen dat zij de Europese Commissie op de hoogte gebracht van het onderzoek van Trollrensics, waarop de berichtgeving is gebaseerd. Daarnaast heeft het Ministerie van BZK contact gehad met Meta en X over berichten met onjuiste informatie hoe te stemmen. Uw Kamer wordt in de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezing hierover geïnformeerd.
Het kabinet moedigt onderzoekers, burgers en maatschappelijke organisaties aan om ook zelf melding te doen bij het desbetreffende platform, als zij stuiten op nepaccounts en content dat ingaat tegen wet- en regelgeving, of het beleid van het platform zelf. Indien een platform niet reageert, dan kan daarover een melding worden gedaan bij de ACM.
Welke concrete maatregelen kunt u nemen om buitenlandse inmenging via sociale media bij verkiezingen te voorkomen en beperken? Zijn deze maatregelen volgens u voldoende?
Voor de maatregelen die wij nemen, verwijs ik naar het antwoord op vraag 7.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat kiezers tijdens toekomstige verkiezingen beschermd worden tegen buitenlandse beïnvloeding via sociale media?
Zie het antwoord op vraag 7.
Bent u bereid om deze zorgen bij Europese collega’s onder de aandacht te brengen en ervaringen uit te wisselen om buitenlandse inmenging te voorkomen?
Ja, Nederland neemt actief deel aan verschillende samenwerkingsverbanden, zoals de Rapid Alert System (RAS) en de European Cooperation Network on Elections (ECNE) en de Europese Raadswerkgroep voor het vergroten van weerbaarheid en tegengaan van hybride dreigingen (HWP ERCHT). Ook zet Nederland zich er voor in dat binnen de Raad van Europa wordt samengewerkt om de dreiging van FIMI voor onze democratie tegen te gaan in het kader van het New Democratic Pact.
Het bericht ‘Dit jaar al 500 nepagenten aangehouden, vier keer meer dan in 2023’ |
|
Jeltje Straatman (CDA) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat er dit jaar al 500 nepagenten zijn aangehouden, vier keer meer dan in 2023? Wat is uw eerste reactie op deze stijging?1
In hoeverre hangt de stijging van het aantal aangehouden nepagenten samen met deze gerichte en intensieve inzet van de politie, zoals u in 2024 aangaf?2
Hoe ontwikkelt het aantal meldingen en aangiften van deze criminaliteitsvorm zich op dit moment?
Deelt u de zorgen van de CDA-fractie dat een dergelijke toename duidt op nóg professionelere en georganiseerde criminele bendes die deze vorm van oplichting gebruiken? Zo ja, welke structurele tegenmaatregelen zijn volgens u per direct nodig?
Hoe verklaart u de in het artikel genoemde sterke regionale verschillen, en welke lokale factoren of criminele patronen liggen hier volgens u aan ten grondslag?
Worden slachtoffers in 2025 daadwerkelijk sneller en vaker geholpen en hoe beoordeelt u de effectiviteit van deze campagnes, gezien uw antwoorden op de eerdere schriftelijke vragen van het lid Boswijk dat slachtoffers vaak schaamte ervaren en dat campagnes gericht zijn op het vergroten van de aangiftebereidheid?3
Acht u, gezien de explosieve stijging van nepagenten, de huidige strafbaarstelling nog wel toereikend genoeg, aangezien u heeft aangegeven dat het dragen van een strek lijkend uniform niet strafbaar is, tenzij het tot verwarring leidt?
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de aangenomen motie Boswijk-c.s. over het verruimen van de strafbaarstelling van verkoop en aanschaf van neppe politie-uniformen?4
Welke verklaringen heeft u voor het feit dat juist ouderen opnieuw het grootste doelwit lijken te zijn?
Wordt de aanpak van deze doelgroep aangepast of geïntensiveerd?
Welke aanvullende maatregelen bent u bereid te nemen om burgers – en specifiek ouderen – beter te beschermen tegen deze misleidende criminelen?
Het bericht 'Italië erkent femicide als misdrijf en bestraft het met levenslang' |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Arno Rutte (VVD), Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Italië erkent femicide als misdrijf en bestraft het met levenslang»?1
Bent u bekend met de Italiaanse wet waarin femicide officieel wordt erkend als misdrijf en wordt bestraft met een levenslange gevangenisstraf?
Welke juridische criteria worden gebruikt om femicide te onderscheiden van andere vormen van moord in de Italiaanse wet? Hoe verhoudt zich dit tot de bewijslast dat moet worden kunnen bewezen dat het slachtoffer is vermoord omdat zij vrouw is?
Op basis van welke motivatie wordt aan femicide een strafverzwarend kenmerk toegevoegd in de Italiaanse wet?
Is de redenering in de Italiaanse wet ook toepasbaar op de Nederlandse situatie?
Hoe ziet u een Nederlandse versie van de Italiaanse wet? Welke voordelen en nadelen ziet u? Welke implicaties heeft het erkennen van femicide als apart misdrijf voor de opsporing en vervolging van de dader, de hulp en bescherming van de slachtoffers en prioritering bij het Openbaar Ministerie?
Zijn de rode vlaggen van femicide zoals onder andere stalking, (poging tot) verwurging, huiselijk geweld en dwingende controle opgenomen in deze Italiaanse wet? Zo ja, op welke manier is dit gebeurd en is dit ook toepasbaar op de Nederlandse situatie?
Welke elementen uit de Italiaanse wet zouden wel en niet toepasbaar zijn binnen de Nederlandse kaders?
Bent u op de hoogte of er andere landen zijn die vergelijkbare wetgeving hebben ingevoerd of voornemens zijn dit te doen? Zo ja, zou u per land kunnen aangeven welke mogelijkheden u ziet om hun wetgeving toe te passen op Nederland? Heeft u bijvoorbeeld over dit onderwerp al eens contact gehad met uw Belgische counterpart over hun «femicinide wet»? Bent u bereid deze vragen één voor één en voor het kerstreces te beantwoorden?
De bezetting van het Academiegebouw in Leiden door gemaskerde pro-Palestijnse activisten |
|
Annette Raijer (PVV), Maikel Boon (PVV) |
|
Moes |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de bezetting van het Academiegebouw in Leiden door gemaskerde pro-Palestijnse activisten, waarbij demonstranten het gebouw binnendrongen, afsloten en bezoekers actief de toegang belemmerden?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat universiteitsbesturen in gesprek gaan met bezetters die een academisch evenement fysiek blokkeren?
De instellingsbesturen hebben de belangrijke maar ook ingewikkelde taak om zowel de academische vrijheid, de vrijheid van meningsuiting en het demonstratierecht als ook de veiligheid op de campus te waarborgen. Natuurlijk moet er ruimte zijn en blijven voor demonstraties op de onderwijsinstellingen. Maar wel binnen de grenzen van de wet en de huis- en gedragsregels van de instelling. Geweld, vernielingen, discriminatie, en haatzaaien zijn strafbare feiten en hebben geen plek bij protesten. Universiteitsbesturen gaan zelf over welke interventie zij op welk moment passend vinden, waaronder of zij in gesprek gaan met demonstranten. Het is belangrijk dat keuzes voor het borgen van veiligheid zoveel mogelijk lokaal wordt genomen door de instellingsbestuurders in nauwe samenspraak met de lokale driehoek van burgemeester, OM en politie. Ter plekke kan de situatie het beste worden ingeschat en hoe hiermee moet worden omgegaan.
Vindt u dat de Universiteit Leiden verplicht is aangifte te doen tegen deze bezetting, aangezien universiteiten in hun eigen richtlijnen vastleggen dat bezettingen verboden zijn en strafbare feiten niet zonder gevolgen mogen blijven? Zo nee, waarom niet?
Instellingen hebben met elkaar afgesproken dat zij bij (vermoedens van) strafbare feiten altijd aangifte doen. Ik heb begrepen dat het College van Bestuur van de Universiteit Leiden aangifte heeft gedaan bij de politie van lokaalvredebreuk en de bezetters heeft gevorderd het gebouw te verlaten. De politie is uiteindelijk overgegaan tot ontruiming.2 Ik hecht eraan te benoemen dat ik als Minister niet kan treden in opvolging door het OM noch bemoeienis kan hebben met de rechtsgang.
Hoe beoordeelt u het feit dat juist de Cleveringa-lezing, die is ingesteld ter herdenking van antisemitische maatregelen tegen Joodse academici, moest worden verplaatst door deze actie, en bent u bereid dit optreden expliciet als antisemitisch te kwalificeren? Zo nee, waarom niet?
Universiteiten en hogescholen zijn een plek voor debat en dialoog. Binnen de instelling moet men hier dan ook zoveel mogelijk de ruimte toe krijgen, bijvoorbeeld door een lezing te organiseren. Ik vind het onacceptabel wanneer studenten en/of medewerkers hierin worden belemmerd. Ik betreur het daarom zeer dat de geplande Cleveringa-lezing verplaatst moest worden. Tegelijkertijd zie ik dat de Universiteit Leiden adequaat heeft gehandeld, want door de lezing te verplaatsen kon deze toch doorgang vinden.
Het is niet aan mij als Minister van OCW om te beoordelen wanneer er sprake is van antisemitisme. Bij vermoedens van antisemitisme kan aangifte worden gedaan. Vervolgens is het aan het OM en, indien vervolging wordt ingesteld, aan de rechter om te bepalen of er in concrete gevallen sprake is geweest van antisemitisme.
Het artikel 'Een illegale fatbike blijkt 'verontrustend' makkelijk gekocht: politie baalt' |
|
Hidde Heutink (PVV) |
|
Tieman |
|
|
|
|
Hoe kan het dat mensen voor enkele honderden euro’s, binnen zes dagen geleverd aan huis, een illegale fatbike met gashendel inclusief illegale opvoerinstructie uit China kunnen kopen?1
Welke acties heeft u ondernomen om deze praktijken te stoppen en welke acties gaat u nog ondernemen om te voorkomen dat mensen een illegale fiets in huis halen die niet toegestaan is op de weg?
Hoeveel fatbikes waarvan we weten dat het vermogen de norm uit de Nederlandse wetgeving overschrijdt en die op te voeren zijn, zijn het afgelopen jaar uit China (of andere landen) vanuit Nederland gekocht en hoeveel daarvan zijn er door de overheid onderschept?
Zijn er ook Nederlandse bedrijven die dit soort fietsen (fatbikes met een gashendel en/of opvoerinstructie) verkopen? Zo ja, wat heeft u gedaan om dit te stoppen?
Kunt u een lijst doen toekomen over alle keren dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) (succesvol) heeft ingegrepen, wanneer de ILT een illegale advertentie heeft gespot, en hoeveel illegale fatbikes hiermee van de markt zijn gehaald? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat een algehele helmplicht voor jongeren op e-bikes eigenlijk impliceert dat de overheid heeft gefaald in het adequaat handhaven van de problematiek rondom fatbikes? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze gaat u zorgdragen dat ouders van kinderen met opgevoerde, fatbikes op de hoogte zijn van de gevolgen van de overlast met fatbikes, maar ook van het risico dat men niet verzekerd is bij een ongeval?
Bent u bereid om géén helmplicht voor álle e-bikes in te voeren, maar alleen voor de fatbike? En als dat niet lukt, bent u dan bereid om alleen in te zetten op forse handhaving op de aankoop, onderschepping en gebruik van opgevoerde fatbikes en/of fatbikes met een gashendel? Zo nee, waarom niet?
Verbod op religieuze uitingen boa’s |
|
Annelotte Lammers (PVV), Marjolein Faber (PVV) |
|
Rijkaart , Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Is de Minister eens met de stelling dat boa’s neutraliteit dienen uit te stralen? Zo nee, waarom niet?
Waarom treedt de algemene maatregel van bestuur (AMvB) niet in werking (betreffende een verbod op religieuze uitingen voor buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s))? Zo nodig tot de beoogde wet die ditzelfde behelst in werking is getreden? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met het linkedin bericht geplaatst door de Arnhemse burgemeester Ahmed Marcouch waarin hij aangeeft dat het wel mogelijk moet zijn dat een boa een hoofddoek draagt bij het uniform?1
Is het niet gewenst dat een burgemeester ook neutraal is, om maar eens de woorden van de burgemeester zelf aan te halen, in gedrag en integriteit?
In hoeverre kan deze burgemeester neutraal zijn gezien hij zelf aangeeft dat hij geïnspireerd wordt door Said Qutb de oprichter van de fundamentalistische Moslimbroederschap. Zo ja waarom?
Het over de Nederlandse grens zetten van onderschepte personen bij grenscontroles door de Duitse autoriteiten. |
|
Simon Ceulemans (JA21), Diederik Boomsma (CDA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de recente berichtgeving over het over de Nederlandse grens zetten van personen door de Duitse autoriteiten?1, 2, 3
Ja.
Hoe zien de bilaterale afspraken tussen Nederland en Duitsland, waar in het artikel van De Gelderlander naar wordt verwezen, eruit en in hoeverre hebben deze betrekking op de zogeheten «koude» overdrachten?
Een overdracht kan plaatsvinden middels een «warme overdracht», waarbij een persoon fysiek wordt overgedragen door de autoriteit van het ene land aan de autoriteit van het andere land, of een «koude overdracht», waarbij deze fysieke overdracht niet plaatsvindt.
Overdrachten van Nederland aan Duitsland en vice versa in het kader van grenstoezicht vinden al jaren op basis van bilaterale afspraken plaats. Deze afspraken zijn van toepassing op zowel «warme» als «koude» overdrachten. Dit is dus niet iets dat met de herinvoering van binnengrenscontroles is gestart.
Wanneer een vreemdeling «warm» wordt overgedragen van Duitsland aan Nederland of vice versa, vindt contact plaats tussen de Duitse en Nederlandse grensautoriteiten over de operationele vormgeving van deze overdracht, waaronder tijd en locatie. Ook bij «koude» overdrachten is er altijd contact.
Het is niet altijd mogelijk om een door Duitsland geweigerde vreemdeling via een «warme» overdracht over te nemen. Bij de keuze of overdrachten «warm» of «koud» gebeuren, wordt rekening gehouden met specifieke doelgroepen, zoals kwetsbare personen. In deze gevallen wordt expliciet aandacht besteed aan de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. In andere gevallen zit deze zorg met name in het faciliteren van de door- of terugreis. In alle gevallen wordt rekening gehouden met de mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van het individu, waarbij de veiligheid van betrokkenen in acht wordt genomen.
Deze overdrachten vinden plaats langs de gehele landsgrens tussen Nederland en Duitsland. Gemeenten waarin deze overdrachten plaatsvinden worden hier niet per geval van op de hoogte gesteld.
Houden deze bilaterale afspraken in dat de handelwijze van beide landen in de praktijk precies hetzelfde is? Zo nee, hoe wijken deze af?
De bilaterale afspraken schrijven een identieke handelwijze voor zowel Nederland als Duitsland voor.
Hoe verhoudt zowel het aantal «warme» als «koude» overdrachten van Duitsland naar Nederland sinds de invoering van de Duitse grenscontroles zich tot het aantal overdrachten vóór invoering van de grenscontroles? Kunt u de overdrachten sinds invoering van de grenscontroles specificeren naar de periode voor en na de aangescherpte Duitse controles in mei?
De Koninklijke Marechaussee (KMar) registreert niet of door Duitsland geweigerde personen worden overgedragen middels een «warme» overdracht of een «koude» overdracht. Sinds de herinvoering van de binnengrenscontroles door Duitsland is het aantal grensweigeringen en overdrachten van Duitsland naar Nederland gestegen, omdat Duitsland relatief veel capaciteit inzet voor binnengrenscontroles.
Hoe is überhaupt zeker of de personen die door de Duitse politie over de Nederlandse grens worden gezet ook daadwerkelijk onderschept zijn toen zij vanuit Nederland de Duitse grens wilden oversteken? Hoe kan dit door Nederland worden geverifieerd, zeker in het geval van «koude» overdrachten?
De KMar staat dagelijks in contact met de Bundespolizei over overdrachten van in het kader van grenstoezicht geweigerde vreemdelingen. Ook bij «koude» overdrachten van Duitsland aan Nederland wordt er door de Bundespolizei altijd contact opgenomen met de KMar.
Wat is er te zeggen over de achtergronden van de betrokken personen? Om welke nationaliteiten gaat het hierbij doorgaans en wat is er bekend over de route die zij hebben afgelegd voordat ze – indien dit inderdaad het geval is – vanuit Nederland de Duitse grens poogden over te steken?
Duitsland weigert personen aan de binnengrenzen die niet voldoen aan de toegangsvoorwaarden van artikel 6 van de Schengengrenscode. Wanneer een persoon vanuit Nederland Duitsland probeert in te reizen en niet voldoet aan de toegangsvoorwaarden, dan wordt deze persoon in regel door Duitsland aan de grens wordt geweigerd en overgedragen aan Nederland. Uit Duitse jurisprudentie lijkt naar voren te komen dat Duitsland daarnaast mensen aan de grens weigert die niet aan de toegangsvoorwaarden voldoen en zich beroepen op internationale bescherming. De KMar registreert geen gegevens over de nationaliteit van door Duitsland geweigerde personen.
Kunt u aangeven welke personen met welke status, achtergrond, papieren en fase van het asielproces precies door de Duitse overheid worden teruggestuurd naar Nederland en welke niet? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Welke informatie heeft de Duitse grenscontroles opgeleverd over mensensmokkel en in hoeverre wordt deze gedeeld met de Nederlandse politie en het Openbaar Ministerie en betrokken bij de bestrijding en vervolging ervan?
Bij binnengrenscontroles hebben aanhoudingen plaatsgevonden in het kader van migratiecriminaliteit, zoals documentfraude en mensensmokkel. Nederland en Duitsland werken nauw samen om mensensmokkel en andere vormen van grensoverschrijdende criminaliteit tegen te gaan. Hiertoe voeren Nederland (KMar en Nationale Politie) en Duitsland (Bundespolizei en Landespolizei) middels Grensoverschrijdende Politieteams gezamenlijk patrouilles uit. De informatie die hierbij ontsloten wordt, wordt waar mogelijk met de betrokken organisaties gedeeld.
Hoeveel en welke incidenten met personen die door de Duitse politie in Nederlandse (grens)gemeenten zijn afgezet zijn u over de afgelopen twee jaar bekend? Wat was de aard van deze incidenten en hoe is hierop geacteerd?
Het ministerie is bekend met situaties waarbij personen die door Duitsland worden overgedragen aan Nederland onvoldoende worden gefaciliteerd bij hun door- of terugreis en hierdoor niet spoedig kunnen verder reizen. Er is periodiek contact tussen het Ministerie van Asiel en Migratie, de KMar en bestuurders uit de grensregio’s over de gevolgen van binnengrenscontroles voor de grensregio’s. Signalen vanuit de grensregio’s worden zeer serieus genomen. Na recente berichtgeving over overdrachten van door Duitsland geweigerde vreemdelingen is hierover contact geweest tussen het ministerie en bestuurders uit de grensregio’s. Naar aanleiding hiervan heeft de KMar contact opgenomen met de Bundespolizei over de werkwijze bij overdrachten, waaronder over het faciliteren van de door- of terugreis.
Wat doet u op dit moment om de negatieve gevolgen van deze werkwijze voor de inwoners van Nederlandse grensgemeenten tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat uit de ervaringen in onder andere ’s-Heerenberg blijkt dat deze inzet niet toereikend is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke aanvullende maatregelen gaat u treffen?
Zie antwoord vraag 9.
De Duitse grenscontroles |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Duitse politie «dumpt» na grenscontroles meer dan 150 mensen in Nederland» en het bericht «Onrust in grensplaats door mysterieuze figuren: «Je kan die mensen toch niet in een woonwijk neerzetten?»»?1, 2
Ja.
Kunt u aangeven wanneer Duitsland precies is begonnen met het in de nacht dumpen van mensen over de grens?
Overdrachten van Nederland aan Duitsland en vice versa in het kader van grenstoezicht vinden al jaren op basis van bilaterale afspraken plaats. Dit is dus niet iets dat met de herinvoering van binnengrenscontroles is gestart.
Kunt u aangeven in welke gemeenten mensen worden gedumpt door de Duitse politie? Zo ja, hoe bent u hiervan op de hoogte gebracht en hoe heeft u de desbetreffende gemeenten hiervan op hoogte gebracht?
Deze overdrachten vinden plaats langs de gehele landsgrens tussen Nederland en Duitsland. Gemeenten waarin deze overdrachten plaatsvinden worden hier niet per geval van op de hoogte gesteld.
Kunt u aangeven hoeveel mensen op deze manier de grens over zijn gebracht en kunt u aangeven wat de samenstelling is van deze groep? Zo ja, hoeveel asielzoekers zijn er in deze groep?
In de periode van 9 december 2024 tot en met 8 september 2025 zijn in totaal 690 vreemdelingen door Duitsland aan Nederland overgedragen. De Koninklijke Marechaussee (KMar) registreert niet of door Duitsland geweigerde personen worden overgedragen middels een «warme overdracht» of een «koude overdracht». De KMar registreert niet of door Duitsland geweigerde personen aan de Duitse grensautoriteiten om internationale bescherming hebben verzocht.
Kunt u gedetailleerd toelichten waar de afspraken met de Duitse politie over de zogenaamde koude en warme overdrachten uit bestaan? Is het in de nacht dumpen van mensen over de grens, zonder daar een melding van te maken, toegestaan volgens deze afspraken?
Een overdracht kan plaatsvinden middels een «warme overdracht», waarbij een persoon fysiek wordt overgedragen door de autoriteit van het ene land aan de autoriteit van het andere land, of een «koude overdracht», waarbij deze fysieke overdracht niet plaatsvindt.
Wanneer een vreemdeling «warm» wordt overgedragen van Duitsland aan Nederland of vice versa, vindt contact plaats tussen de Duitse en Nederlandse grensautoriteiten over de operationele vormgeving van deze overdracht, waaronder tijd en locatie. Ook bij «koude» overdrachten is er altijd contact.
Het is niet altijd mogelijk om een door Duitsland geweigerde vreemdeling via een «warme» overdracht over te nemen. Bij de keuze of overdrachten «warm» of «koud» gebeuren, wordt rekening gehouden met specifieke doelgroepen, zoals kwetsbare personen. In deze gevallen wordt expliciet aandacht besteed aan de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. In andere gevallen zit deze zorg met name in het faciliteren van de door- of terugreis. In alle gevallen wordt rekening gehouden met de mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van het individu, waarbij de veiligheid van betrokkenen in acht wordt genomen.
Klopt het dat de Duitse politie altijd een bericht stuurt aan de Nederlandse marechaussee als ze iemand naar de grens hebben vervoerd? Zo nee, hoe vaak wordt dat niet gedaan?
Zoals hierboven aangegeven hebben KMar en Bundespolizei over elke overdracht contact.
Klopt het dat het juridisch niet is toegestaan asielzoekers, zonder behandeling van de asielaanvraag, zomaar de grens over te dragen. Zo ja, bent u voornemens om uw Duitse collega hierop aan te spreken?
Lidstaten gaan primair zelf over het beheer van hun buiten- en binnengrenzen. Nederland deelt het standpunt van Duitsland dat een streng asiel- en grensbeleid noodzakelijk is om irreguliere migratie naar en binnen de EU tegen te gaan. Maatregelen moeten in lijn zijn met het Unierecht en bilaterale afspraken. Op dit moment lopen in Duitsland juridische procedures. Ik wacht de uitkomst daarvan af. Het inroepen van artikel 72 VWEU is tot nu toe in de jurisprudentie niet mogelijk gebleken, waardoor ook in dit geval de verwachting is dat dit juridisch niet houdbaar zal blijken. Nederland staat structureel in contact met Duitsland over de samenwerking in het kader van de binnengrenscontroles, zowel op politiek als ambtelijk niveau.
Bent u het eens met de stelling dat het in de nacht dumpen van mensen kan leiden tot onveilige situaties, zowel voor de mensen die zomaar en lukraak ergens heen worden gebracht als voor de inwoners van de grensstreek die te maken hebben onveilige situaties?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5, zijn er duidelijke bilaterale afspraken tussen Duitsland en Nederland over hoe overdrachten plaatsvinden. Indien er sprake is van een grensweigering door de Duitse autoriteiten, vinden overdrachten cf. afspraak plaats en wordt in alle gevallen rekening gehouden met de mate van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van het individu, waarbij de veiligheid van betrokkenen in acht wordt genomen. Bij kwetsbare personen wordt expliciet aandacht besteed aan de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene.
Naar aanleiding van de berichtgeving over de overdrachten van de door Duitsland geweigerde vreemdelingen is er ook hierover contact geweest met de bestuurders uit de grensregio’s. Op basis van daarvan is de werkwijze bij overdrachten, waaronder het faciliteren van de door- of terugreis met Duitsland besproken.
Hoe worden de asielzoekers die lukraak de grens over worden gebracht, zonder over te worden gedragen aan de Nederlandse marechaussee verder geholpen?
Personen die verzoeken om internationale bescherming worden doorverwezen naar asielprocedure. Op het moment dat volgens de KMar de betrokkene kwetsbaar is en zelf niet in staat is om richting Ter Apel te reizen, verzorgt de KMar passend en veilig vervoer. Vreemdelingen die elders asiel hebben aangevraagd en waarop de Dublinverordening van toepassing is, worden conform de Dublinprocedure overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat.
Welke maatregelen neemt u om bewoners die schade ondervinden als gevolg van deze werkwijze, te ondersteunen? Heeft u daarover al contact met de gemeentebesturen?
Er is periodiek contact tussen het Ministerie van Asiel en Migratie, de KMar en bestuurders uit de grensregio’s over de gevolgen van binnengrenscontroles voor de grensregio’s. Signalen vanuit de grensregio’s worden zeer serieus genomen.
De verkoop van het cloudbedrijf van DigiD en MijnOverheid en de dreiging voor onze digitale autonomie |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
van Marum |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht in het Financieele Dagblad van 12 november jongstleden over de verkoop van het Nederlandse cloudbedrijf Solvinity aan Kyndryl, een Amerikaanse partij, en de daaruit voortvloeiende onrust bij overheden die afhankelijk zijn van de diensten van Solvinity, zoals DigiD, MijnOverheid en Digipoort?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Deelt u de zorg dat door deze overname essentiële overheidsdiensten, waaronder DigiD en MijnOverheid, feitelijk in buitenlandse handen komen, met alle risico’s van dien, bijvoorbeeld op het gebied van digitale soevereiniteit en (data)veiligheid?
Ik heb begrip voor de zorgen van de Tweede Kamer over de voorgenomen overname van het bedrijf Solvinity door een Amerikaans bedrijf. Solvinity is betrokken bij belangrijke diensten van de overheid zoals bijvoorbeeld DigiD.
Het is belangrijk dat de veiligheid van vertrouwelijke gegevens van en de dienstverlening aan burgers niet in het gedrang komen door deze overname. Daarom wordt momenteel, naast de onderzoeken van de wettelijke toezichthouders, onder mijn regie onderzoek gedaan naar de operationele, juridische en contractuele gevolgen van de voorgenomen overname. Als het onderzoek naar de gevolgen van de beoogde overname een onacceptabel risico laat zien, worden passende maatregelen genomen. De veiligheid en bescherming van essentiële gegevens van Nederlandse burgers staan voorop.
Welke juridische en bestuurlijke instrumenten staan u ter beschikking om dergelijke overnames van strategisch vitale ICT-dienstverleners te reguleren of te keren? Zijn er mogelijkheden om een overname te verbieden of voorwaarden te stellen?
Het waarborgen van onze digitale autonomie is een belangrijke ambitie van het kabinet, zoals ook is beschreven in de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie2. Voor onze digitale autonomie is het van belang dat we een sterkere Nederlandse (en Europese) techsector opbouwen. Voor een klein handelsland als Nederland zijn een open economie en toegang tot internationale kapitaalmarkten hiervoor essentieel. Dat zorgt ervoor dat Nederlandse bedrijven internationaal innovatief en concurrerend kunnen zijn. Tegelijkertijd betekent dit dat bedrijven overgenomen kunnen worden door buitenlandse partijen. Waar investeringen in Nederlandse marktpartijen impact hebben op onze nationale veiligheid, hebben we instrumenten tot onze beschikking om die impact te toetsen en – indien noodzakelijk – ons hiertegen te beschermen, zoals de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Wet Vifo) en de Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie (WOZT).
Bent u vooraf betrokken geweest bij de overnamebesprekingen, en is er door de departementen gemonitord wat de gevolgen zijn van de overname specifiek voor overheidsklanten zoals DigiD, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en andere kritieke publieke diensten?
Nee, ik ben niet betrokken geweest bij overnamebesprekingen. Voor de zomer van 2025 heeft Solvinity bij Logius aangegeven dat een overname op handen was zonder details van de overnamekandidaat te delen. Onder regie van BZK wordt op dit moment het totale risicobeeld bij overheidsorganisaties geïnventariseerd.
Hoe beoordeelt u de kans dat door deze overname buitenlandse entiteiten inzage of controle zouden kunnen krijgen in kritische overheidsdata, bijvoorbeeld op grond van buitenlandse wetgeving zoals de Cloud Act of andere wet- en regelgeving?
Ten tijde van het afsluiten van de contracten zijn met Solvinity afspraken gemaakt over de vertrouwelijkheid en veiligheid van de bij deze onderneming ondergebrachte gegevens. Een overname van Solvinity door een partij in de VS betekent dat die afspraken nader moeten worden ingevuld, om te voorkomen dat de vertrouwelijkheid en veiligheid van die gegevens in het geding kan komen.
De wettelijke Amerikaanse instrumenten maken het, in ieder geval in theorie, mogelijk dat autoriteiten in de VS onder de in deze wetgeving genoemde voorwaarden toegang kunnen krijgen tot de gegevens waarover een onderneming in de VS beschikt, óók wanneer de gegevens zich bevinden onder een dochtervennootschap en op servers buiten de VS. Als Solvinity wordt overgenomen door een onderneming in de VS brengt dit Solvinity onder de reikwijdte van deze wetgeving. Het gevolg daarvan kan, in ieder geval in theorie, zijn dat autoriteiten in de VS in voorkomend geval toegang krijgen tot de gegevens die door Solvinity in opdracht van de Staat worden verwerkt.
De overeenkomsten tussen de Staat en Solvinity bieden aanknopingspunten om ten minste van Solvinity te verlangen dat er technische en organisatorische maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de gegevens waartoe zij toegang heeft op een wijze worden verwerkt die voldoet aan de in de EU geldende regels, zoals die uit de Algemene verordening gegevensbescherming. Welke maatregelen dat zullen zijn vormt onderwerp van de gesprekken tussen de Staat en Solvinity.
Wat is op dit moment de eigendomsstructuur van de IT-diensten achter DigiD, MijnOverheid en Digipoort? Welke onderdelen zijn in handen van Solvinity, en wat betekent de overname praktisch voor de eigendom en exploitatie van deze cruciale infrastructuur?
Voorzieningen zoals DigiD, MijnOverheid en Digipoort zijn specifieke applicaties ontwikkeld door en voor Logius. De applicaties DigiD en MijnOverheid draaien op het door Solvinity beheerde ICT-infrastructuurplatform «PICARD». Op dit platform kunnen de gebruikersrechten en het beheer per laag (infrastructuur, applicatie, netwerk) verschillen en/of door verschillende partijen worden uitgevoerd.
Het uitgangspunt is dat de Staat der Nederlanden eigenaarsrechten van de software en data van voorzieningen als DigiD, MijnOverheid en Digipoort bezit. Leveranciers hebben, afhankelijk van de dienstverlening, gebruikersrechten om toegang te krijgen om hun beheertaken te kunnen uitvoeren. Er zijn twee vormen van beheer te onderscheiden: technisch beheer en applicatiebeheer. Het technische beheer (o.a. infrastructuur, servers) van het «PICARD» ICT-platform is uitbesteed aan Solvinity.
Het applicatiebeheer dat zich richt op de werking van de applicatie zelf wordt uitgevoerd door eigen Logius medewerkers, eventueel aangevuld met inhuur of uitbesteed. Dit verschilt per voorziening. Beide vormen van beheer zijn uitvoerende taken en staan los van eigendomsrechten t.a.v. software en data.
Hoe waarborgt u dat andere belangrijke overheidsdiensten, die nu in Nederlandse handen zijn, niet op termijn eveneens kunnen worden overgenomen door buitenlandse partijen? Welke preventieve strategie wordt hierbij door het kabinet gehanteerd?
Het in Nederlandse handen houden van alle bedrijven is op zichzelf geen doel van het kabinet. Nederland hanteert een stelsel van investeringstoetsingen gericht op het mitigeren van risico’s voor de nationale veiligheid. Mocht de beoogde overname onder het bereik van de investeringstoetsing vallen zal het reguliere, zorgvuldige proces daartoe gevolgd worden.
De nieuwe Rijksbrede Strategie IT-sourcing, onderdeel van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS), geeft aandacht aan het verkrijgen van een sterkere regie op digitale autonomie, soevereiniteit en veiligheid. Voor situaties waarin leveranciers worden overgenomen door buitenlandse partijen wordt een handreiking ontwikkeld om de afnemers te helpen met het in kaart brengen van de mogelijke risico’s die daarmee gepaard gaan en de mogelijkheden tot mitigatie.
Erkent u de bredere zorgen over de afhankelijkheid van buitenlandse cloudaanbieders die in het artikel naar voren worden gebracht? In hoeverre heeft het kabinet concrete stappen gezet om te investeren in digitale autonomie, bijvoorbeeld op het gebied van een nationale of «soevereine» overheidscloud?
Het kabinet erkent de zorgen over de afhankelijkheid van buitenlandse cloudaanbieders. De Rijksoverheid streeft dan ook naar het tot stand komen van een «soevereine overheidscloud» voor kritieke overheidsdienstverlening. Binnen de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) wordt verkend hoe een soevereine overheidscloud eruit kan zien; dit geldt als belangrijke prioriteit. Tevens recent de Visie Digitale Autonomie vastgesteld. Naast het onderstrepen van het belang van digitale autonomie, worden ook de strategische bouwstenen benoemd die nodig zijn om te komen tot een digitale overheid die grip heeft op autonomie, zeggenschap heeft over haar data (soevereiniteit) en cyberveilig en weerbaar is. Deze casus onderstreept het belang van de NDS.
Hoe verhoudt deze overname zich tot het bestaande Rijksbreed Cloudbeleid? Worden er in dat beleid mechanismen opgenomen om toekomstige overnames van (voormalig-) Nederlandse cloudleveranciers door buitenlandse partijen te beperken?
In het Rijksbreed cloudbeleid is een risicoanalyse verplicht. Hierin moeten ook de risico’s van mogelijke buitenlandse inmenging op de dienstverlening op het gebied van vertrouwelijkheid en beschikbaarheid worden meegewogen. Waar nodig moeten die risico’s worden gemitigeerd, dan wel moet een andere leverancier worden gezocht. Deze risico’s gelden niet voor elke overheidsdienst waardoor een risico-gebaseerde aanpak het gehanteerde mechanisme is.
Bent u bereid de Kamer halfjaarlijks te informeren over de risico-inschatting, de maatregelen die worden genomen én de mogelijke vervolgacties in het kader van digitale autonomie over Nederlandse overheidswebsites?
Het Forum Standaardisatie voert periodiek onderzoeken3 uit naar de toepassing van open standaarden, de naleving van de «pas toe of leg uit»-lijst en de informatiebeveiliging bij overheidsorganisaties, waarmee zij inzicht geeft in de interoperabiliteit en digitale weerbaarheid van de Nederlandse overheid om daarmee vendor lock-in te voorkomen en kwetsbaarheden in kaart te brengen.
Daarnaast wordt in de eerste helft van 2026, vanuit het NDS Programma, een verkenning uitgevoerd naar realisatie van een overheidsbrede soevereine cloudvoorziening. Deze cloudvoorziening is een belangrijke prioriteit van het NDS programma. Ik zal de uitkomsten van deze verkenning met uw Kamer delen.
Misstanden in de pleegzorg |
|
Marijke Synhaeve (D66) |
|
Judith Tielen (VVD), Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het AD-artikel «Pleegkinderen geslagen, aan oren getrokken en door hond gebeten»?1
Ja
Hoe beoordeelt u het feit dat nogmaals kinderen die voor hun veiligheid uit huis zijn geplaatst, jarenlang ernstig konden worden mishandeld zonder dat toezichthoudende instanties ingrepen? Erkent u dat het hier niet gaat om een eenmalig incident, maar dat er sprake is van breder en vaker gesignaleerde problemen binnen de jeugdbeschermingsketen?
Kinderen die om welke reden dan ook niet meer thuis kunnen wonen, moeten kunnen rekenen op veiligheid, zorg en liefde op een andere plek. Dat brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. De gebeurtenissen in het pleeggezin in Vlaardingen en de recente berichten over de kinderen in het gezinshuis in Noord-Nederland raken ons zeer. Wat er precies is voorgevallen in het gezinshuis, is aan de inspecties om te onderzoeken. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) doet momenteel onderzoek naar de veiligheid en de kwaliteit van de jeugdhulp. Daarbij betrekt de IGJ ook de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV), en wordt verkend of er ook een rol is voor de Onderwijsinspectie. We zullen dit onderzoek moeten afwachten om te beoordelen of er een relatie is met vaker gesignaleerde problemen in de jeugdbeschermingsketen.
Dat de jeugdbeschermingsketen onder druk staat en dat er onvoldoende tijdige en passende jeugdhulp is, is iets waar de inspecties al langere tijd aandacht voor vragen. Wij erkennen dat er in de jeugdbescherming en jeugdhulp verbeteringen nodig zijn en zetten ons hier ten volle voor in.
Kunt u reflecteren op de kwaliteit van screening en monitoring van gezinshuizen, zorgboerderijen en pleeggezinnen en hoe het komt dat kinderen herhaaldelijk worden geplaatst in onveilige situaties waarin kindermishandeling, verwaarlozing of zelfs kinderarbeid plaatsvindt?
De kwaliteitscriteria gezinshuizen gaan onder meer in op kwaliteit van jeugdhulp in gezinshuizen, de kennis en vaardigheden van gezinshuisouders en de samenwerking met andere professionals. Daarin is opgenomen dat screening moet plaatsvinden op kennis en vaardigheden voor professioneel opvoederschap. Het toetsen van de competenties en geschiktheid gebeurt in principe door de zorgaanbieder of de franchiseorganisatie (afhankelijk van loondienst of franchise).
Voor vrijgevestigde aanbieders draagt de gemeente – volgens de kwaliteitscriteria gezinshuizen – zorg voor competentiegerichte toetsing van de gezinshuisouders voor de start van een gezinshuis. De kerntaak van gezinshuisouders vergt hbo werk- en denkniveau uitgaande van het Kwaliteitskader Jeugd (uitwerking van de norm verantwoorde werktoedeling), en dus een SKJ-registratie of werken onder de verantwoordelijkheid van iemand met een SKJ-registratie. Daarnaast is een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) vereist.
Zorgboerderijen die zijn aangesloten bij de branchevereniging Federatie Landbouw en Zorg hebben zich aan kwaliteitseisen, zoals opgenomen in het kwaliteitskader voor de zorglandbouw gecommitteerd. Gemeenten kunnen bij de inkoop (aanvullende) kwaliteitseisenstellen.
Voor pleeggezinnen geldt dat aspirant-pleegouders een intensief voorbereidings- en screeningstraject doorlopen dat door de pleegzorgaanbieder wordt uitgevoerd, om te beoordelen of een pleeggezin geschikt is om een pleegkind te verzorgen en op te voeden. Daarnaast moeten pleegouders in het bezit zijn van een door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) afgegeven Verklaring van geen bezwaar (VGB) om formeel pleegouder te kunnen worden.
Om de kwaliteit van screening voor pleegouders te waarborgen, wordt het Kwaliteitskader Voorbereiding en screening geëvalueerd. Daarnaast verkennen wij op dit moment de wenselijkheid van verplichte periodieke of continue (justitiële) screening. Via de reguliere voortgangsrapportages jeugd informeren we uw Kamer over de voortgang.
Screening is altijd een momentopname. Het is vooral belangrijk dat er goed zicht is en blijft op de kwaliteit van zorg en veiligheid van kinderen die in pleeggezinnen, gezinshuizen of in zorgboerderijen verblijven.
Hoe verklaart u dat signalen van verwaarlozing, mishandeling en/of twijfels over de pedagogische vaardigheden van opvoeders – die ook in deze zaak weer langere tijd bekend waren – nog steeds niet of nauwelijks consequent worden opgepakt? Waarom is het signaleringssysteem in de keten (zorg, onderwijs, voogdij) in de praktijk nog steeds niet sluitend? Welke stappen zijn hier de afgelopen periode in genomen?
Professionals uit de sectoren onderwijs, gezondheidszorg, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg, kinderopvang en justitie zijn verplicht met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te werken.
De vijf stappen van de meldcode bieden handelingsperspectief voor professionals als zij huiselijk geweld of kindermishandeling vermoeden. Naast toepassen van de meldcode heeft een aantal organisaties een specifieke rol en verantwoordelijkheid in het beoordelen en onderzoeken van signalen over onveiligheid en het nemen en uitvoeren van maatregelen. In de bijlage bij de Kamerbrief van 30 januari 2025 met de kabinetsreactie op de rapporten van de inspecties over de hulp aan het meisje in het pleeggezin in Vlaardingen, wordt hier uitgebreid op ingegaan.
Wat er precies is voorgevallen in het gezinshuis, is aan de inspectie om te onderzoeken. Wij kunnen momenteel niet beoordelen of er juist gehandeld is op de aanwezige signalen. Wel weten we dat er een melding over het gezinshuis is gedaan en dat de kinderen uit het gezinshuis zijn gehaald.
Welke maatregelen neemt u, en heeft u genomen, om de zorgen van de (biologische) ouders serieuzer te nemen bij uithuisplaatsingen? Welke stappen zijn hier de afgelopen periode in genomen en welke veranderingen binnen de jeugdbeschermingsketen zijn daardoor tot stand gekomen? Ziet u voldoende ontwikkeling?
In het wetsvoorstel «Wet ter versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming» wordt onafhankelijk toezicht op minderjarigen onder voogdij van de GI wettelijk geborgd. Het beoogde doel van deze regeling is beter toezicht te houden op het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van de minderjarige. Ook met de ouder(s) wordt door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) – in het kader van de evaluatie – periodiek een gesprek gevoerd. In dit gesprek kunnen zij hun mening en ideeën over het welzijn en de veiligheid van de minderjarige kenbaar maken. Als er gegronde zorgen uit dit gesprek blijken dan kan de RvdK, als GI en RvdK een verschil van visie hebben en hier onderling niet uitkomen, het visieverschil voorleggen aan de kinderrechter.
In hoeverre is de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) met de huidige capaciteit, instrumenten en werkwijze daadwerkelijk in staat om te monitoren of de veiligheid van kinderen in de pleegzorg gewaarborgd blijft?
In algemene zin geldt dat GI’s verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen en daarmee een belangrijke taak hebben in het bewaken van de veiligheid van kinderen. Dat houdt onder meer in dat zij risico’s moeten signaleren, beoordelen en (waar nodig) passende stappen moeten zetten om de veiligheid te waarborgen. Ook de pleegzorgaanbieders hebben hierin een verantwoordelijkheid. Hiervoor is de Richtlijn Pleegzorg opgesteld waarin aanbevelingen over onder andere de veiligheid in pleeggezinnen is opgenomen.
Bij de IGJ zijn 44 fte inspecteurs werkzaam die toezien op de jeugdhulpaanbieders. Dat maakt dat de IGJ weloverwogen keuzes moet maken over wat de IGJ wel en niet kan doen. Dat noemen zij risico gestuurd toezicht. Om risico’s in beeld te brengen verzamelen, analyseren en interpreteren ze informatie over zorgaanbieders. Hiervoor is de inspectie afhankelijk van meldingen en signalen die zij ontvangt over pleegzorgaanbieders.
Kunt u aangeven welke maatregelen volgens u nodig zijn om zowel het systeem op lange termijn als de veiligheid voor kinderen in de jeugdbescherming op korte termijn aanzienlijk te verbeteren?
We werken op verschillende manieren aan de verbetering van de jeugdbescherming. Zo is er de afgelopen jaren geïnvesteerd in het verlagen van de gemiddelde workload bij GI’s van 17 naar 12 kinderen, waardoor jeugdbeschermers meer tijd en aandacht hebben voor de kinderen en gezinnen die zij begeleiden. Daarnaast wordt, zoals eerder aangegeven in mijn antwoord op vraag 5, gewerkt aan het versterken van de rechtsbescherming van ouders en kinderen.
Voor de lange termijn werken we in het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming aan het verbeteren van het systeem van jeugdbescherming vanuit de basisprincipes: gezinsgericht, eenvoudig, lerend, rechtsbeschermend en transparant. Met het Toekomstscenario wordt een werkwijze ontwikkeld om gezinnen waar veiligheidsproblemen spelen eerder en betere hulp en bescherming te bieden, gericht op samenwerking en gelijkwaardigheid en met minder organisaties rond het gezin. Een werkwijze die er toe leidt dat de juiste hulp aan kinderen én betrokken volwassenen wordt geboden, die beter beschermt en waardoor minder gedwongen maatregelen nodig zijn.
Welke concrete stappen gaat u ondernemen om te voorkomen dat het systeem van jeugdbescherming, dat bedoeld is om veiligheid te bieden, zelf een bron van onveiligheid en trauma wordt voor kwetsbare kinderen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen binnen afzienbare tijd – uiterlijk voorafgaand aan het volgende debat over jeugdbeleid – beantwoorden?
Ja
Het wegvallen van de inzet van vrijwillige duikteams bij opsporing en berging |
|
Inge van Dijk (CDA), Judith Buhler (CDA) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat vrijwillige amateurduikers door nieuwe veiligheidsregels niet langer ingezet zouden mogen worden bij het bergen van vermiste personen of stoffelijke overschotten in wateren in Nederland?1
Deelt u de mening dat hiermee een waardevolle en betrokken vorm van burgerinitiatief en maatschappelijke dienstbaarheid ten onrechte verloren dreigt te gaan?
Klopt het dat de politie op dit moment niet beschikt over voldoende professionele duikcapaciteit om op korte termijn overal in het land te kunnen reageren op vermissingen of mogelijke noodsituaties onder water?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als nabestaanden van vermiste personen langer in onzekerheid blijven omdat professionele duikcapaciteit beperkt is en niet direct inzetbaar is?
Kunt u inzicht geven in hoe vaak de afgelopen vijf jaar vrijwillige duikteams zijn ingezet, in hoeveel gevallen dat tot een succesvolle vondst leidde, en in hoeveel gevallen dit daadwerkelijk tot gevaarlijke situaties leidde?
Kunt u uiteenzetten op basis van welke overwegingen en welk formeel besluit de inzet van deze vrijwillige duikers niet is toegestaan?
Klopt het dat het verbod voortkomt uit aangescherpte beroepsnormen die in de praktijk niet van toepassing zouden moeten zijn op vrijwilligerswerk zonder winstoogmerk? Zo ja, acht u die strikte toepassing proportioneel en noodzakelijk?
Klopt het dat de werkinstructie die nu opgesteld wordt slechts een leidraad is? Zo ja, onder welke voorwaarden kan daarvan afgeweken worden?
In hoeverre is voldoende getoetst bij de toekomstige gebruikers of deze leidraad voldoende aansluit bij de gebruikelijke werkwijze of dat er waarschijnlijk veel afwijkingen noodzakelijk zijn?
Klopt het dat de Nederlandse Onderwatersport Bond (NOB) de werkinstructie dit najaar zal afronden en publiceren? Zo ja, kunt u toezeggen dat bij de publicatie van deze werkinstructie ook gecommuniceerd zal worden hoe vrijwillige amateurduikers hier van af kunnen wijken?
Wilt u de Kamer vóór het kerstreces informeren over de mogelijkheden om de inzet van amateurduikers op een veilige en verantwoorde manier weer mogelijk te maken?
Criminele netwerken en arbeidsuitbuiting |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Mariëlle Paul (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het artikel «Drie criminele Turkse families heersen over Zaanstad»?1
Ja.
Kent u meer gemeenten waarbij één persoon of een klein aantal personen aan het hoofd staat van criminele piramidestructuren die een wijk in de greep houden? Zo ja, om hoeveel gemeenten gaat dat en kennen die gemeenten ook een interventieteam of een andere vorm van ondersteuning tegen deze vorm van ondermijnende criminaliteit?
Wegens de vertrouwelijkheid van lopende politiezaken kan er niet worden ingegaan op de vraag of er meer gemeenten zijn waar één of een klein aantal personen aan het hoofd staat van criminele piramidestructuren.
Voor gemeenten zijn er diverse mogelijkheden om ondersteuning te krijgen in de aanpak van ondermijnende criminaliteit in wijken. De Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC)2 ondersteunen gemeenten met haar partners in de aanpak van ondermijnende criminaliteit, waaronder het interventieteam van de gemeente Zaanstad. Partners zoals het Openbaar Ministerie (OM), politie en FIOD kunnen informatie met elkaar delen en samen optreden. Deze werkwijze heeft in verschillende gemeenten geleid tot goede resultaten3. Voor gemeenten die kampen met criminele netwerken met familieverbanden is een aantal praktische handvatten beschikbaar. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) heeft een integrale werkwijze ontwikkeld om criminaliteit binnen familienetwerken aan te pakken4. In vijf stappen worden gemeenten meegenomen in de aanpak. Dit start bij het opvangen van signalen tot uiteindelijk goede organisatorische borging van het vraagstuk.
Daarnaast heeft EMMA (Experts in Media en Maatschappij) samen met Politie & Wetenschap en Tilburg University ook het boek «Interveniëren in criminele families» geschreven als handreiking voor gemeenten5. Tot slot is in het programma Preventie met Gezag (PmG), waar ook de gemeente Zaanstad in is opgenomen, aandacht voor de aanpak van criminele families. PmG zet zich in op het voorkomen dat jongeren en gezinnen in kwetsbare posities doorgroeien of afglijden in de criminaliteit. PmG heeft samen met EMMA de leergang criminele familie aanpak georganiseerd, waarin gemeenten onder meer leerden over de implementatie en uitvoering hiervan. Hierin zijn elementen voor een succesvolle aanpak op criminele families uiteengezet zodat gemeenten hier lering uit kunnen halen en is er een relevant netwerk van gemeenten opgebouwd. De geleerde lessen worden ook gedeeld met de rest van Nederland, bijvoorbeeld via de digitale vindplaats.
Ook is er een landelijke fenomeentafel in oprichting, specifiek gericht op kleinere, lokale en sectorale criminele samenwerkingsverbanden die via machtsposities in bepaalde wijken of sectoren grote invloed uitoefenen. Deze tafel wordt gecoördineerd door het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC), in nauwe samenwerking met diverse partners. De fenomeentafel heeft als doel om kennis te bundelen, interventies te ontwikkelen en de weerbaarheid van de samenleving te vergroten. Drie concrete casussen worden daarbij betrokken, te beginnen met de glazenwassersbranche in de gemeente Zaanstad.
Zijn u meer onderzoeken over criminele structuren in gemeenten bekend die vergelijkbaar zijn met het genoemde onderzoek van Bureau Beke met betrekking tot Zaanstad? Zo ja, welke onderzoeken zijn dat?
Ja, binnen PmG hebben meerdere gemeenten Bureau Beke ingezet om criminele netwerken in kaart te brengen. Doel van deze onderzoeken was om inzicht te krijgen in aard en omvang en om passende interventies in te zetten. Er zijn vergelijkbare onderzoeken6 uitgevoerd in de gemeenten Arnhem, Rotterdam en Amsterdam. Een vergelijking tussen gemeenten is niet te maken, vanwege de lokale context. Hierdoor is elke gemeente uniek in haar ondermijnende problematiek, zo ook de gemeente Zaanstad.
Deelt u de mening dat voorkomen moet worden hypotheek- en vastgoedfraude via ogenschijnlijk legale bedrijven kan plaatsvinden? Zo ja, wat is dan de stand van zaken betreffende de uitvoering van de motie van het lid Mutluer betreffende het onderzoeken of het verplicht stellen van een verklaring omtrent het gedrag bij een inschrijving in het Handelsregister effectief kan zijn bij het weren van criminele ondernemers (Kamerstuk 29 911, nr. 458)? Zo nee, waarom niet?
Ja, het kabinet heeft aandacht voor de bestrijding van hypotheek- en vastgoedfraude. Over de stappen die het kabinet hierin zet, is uw Kamer onder meer geïnformeerd in de Kamerbrief van 2 september jl.7 van de Minister van Financiën (FIN), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV). In deze brief wordt ingegaan op beleidswensen van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), Stichting Fraudebestrijding Hypotheken (SFH) en de politie.
Voor de stand van zaken van de uitvoering van de motie van het lid Mutluer (GroenLinks-PvdA) over het verplicht stellen van een Verklaring omtrent Gedrag (VOG) bij inschrijving in het handelsregister verwijs ik u graag naar de aanstaande halfjaarbrief georganiseerde ondermijnende criminaliteit van december 2025.
Waarom heeft de uitvoering van de motie Mutluer/Six Dijkstra (Kamerstuk 29 911, nr. 446), die verzoekt te onderzoeken hoe hypotheekverstrekkers inkomensgegevens kunnen opvragen bij de Belastingdienst om fraude tegen te gaan, zo lang stilgelegen en wanneer wordt de Kamer hierover opnieuw en volledig geïnformeerd? Bent u bereid om met hoge prioriteit te zorgen voor afronding van dit onderzoek, inclusief een concreet tijdpad voor implementatie? Zo nee, waarom niet?
De uitvoering van de motie Mutluer (GroenLinks-PvdA)/Six Dijkstra (NSC) heeft niet stilgelegen. Over de inzet op hypotheekfraude is steeds aangegeven dat er vanuit het Financieel Expertise Centrum (FEC) een project is gestart inzake hypotheekfraude. De doelen van het project zijn de aard en omvang van het probleem inzichtelijk maken en mogelijke oplossingen in kaart brengen. De uitkomsten van dit onderzoek worden in maart 2026 verwacht. Vervolgstappen kunnen pas gezet worden als we deze informatie hebben ontvangen. In de aanstaande halfjaarbrief georganiseerde ondermijnende criminaliteit wordt en in de reactie van 2 september jl. op de beleidswensenbrief van de NVB, KNB, SFH en politie is ingegaan op de uitvoering van de motie Mutluer (GroenLinks-PvdA))/Six Dijkstra (NSC).
Deelt u de analyse dat een structurele verstrekkingsgrond nodig is voor hypothecaire financiers via aanpassing van artikel 4:3 Besluit Politiegegevens? Bent u bereid te onderzoeken hoe de Belastingdienst structureel relevante opsporingsinformatie kan ontvangen bij fiscale en hypotheekfraude door aanpassing van artikel 4:3 Besluit politiegegevens (Bpg) en artikel 18 Wet politiegegevens (Wpg)? Zo ja, binnen welke termijn?
De Ministeries van JenV en FIN verkennen welke wettelijke mogelijkheden er zijn om de structurele verstrekking van politiegegevens aan hypothecaire financiers en de Belastingdienst mogelijk te maken. Verkend wordt of structurele verstrekking noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang. De uitkomsten van dit onderzoek worden in maart 2026 verwacht. Over de uitkomsten van de verkenning wordt de Kamer geïnformeerd.
Bent u bereid in gesprek te gaan met het Openbaar Ministerie (OM) om te komen tot een programmatische aanpak van hypotheek- en vastgoedfraude in het bijzonder in de kwetsbare wijken die onder Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid vallen zodat de ondermijnende werking beter kan worden bestreden? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 is het FEC een project gestart inzake hypotheekfraude. Ook het OM neemt hier aan deel. Vervolgstappen kunnen pas gezet worden als we deze informatie hebben ontvangen. Als een of meerdere mogelijke oplossingen vanuit het FEC-project het OM raken zal de Minister van JenV daar vanzelfsprekend mee in gesprek treden.
Welke acties zijn na motie Michon c.s. ondernomen om de Kamer van Koophandel meer mogelijkheden te geven om malafide ondernemingen te weren, onder meer door explicitering van weigeringsgronden en ruimere mogelijkheden tot het delen van signalen (Kamerstuk 29 911, nr. 463)? Kunt u daarbij een splitsing maken tussen de inschrijving van BV’s en de inschrijving van de Bulgaren die als zelfstandige ingeschreven worden?
Naar aanleiding van motie Michon (VVD) over de Kamer van Koophandel (KVK) meer mogelijkheden te geven, zijn er diverse gesprekken geweest tussen het Ministerie van JenV en het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Gezamenlijk wordt er gekeken naar de verschillende mogelijkheden om de poortwachtersrol van de KVK te versterken.
Daarnaast zal er vanuit het Ministerie van EZ op korte termijn een voorstel tot wijziging van de Handelsregisterwet in consultatie gaan, waarin onder andere de mogelijkheid voor KVK tot het delen van signalen wordt vastgelegd. Die wijziging harmoniseert ook de wettelijke grondslag voor het registreren en publiceren van verschillende bestaande bestuursverboden. Een bestuursverbod leidt altijd tot weigering van nieuwe inschrijvingen voor de duur van het verbod.
De inschrijving van een Besloten Vennootschap (BV) in het Handelsregister wordt in de regel aangeboden door de notaris die de BV heeft opgericht. Bij een BV heeft de notaris de primaire poortwachtersrol, KVK kan immers niets meer doen aan de oprichting van de BV, die is met het tekenen van de oprichtingsakte een feit. Bij de inschrijving van een eenmanszaak moet de ondernemer, ongeacht de nationaliteit, zelf bij KVK langs voor identificatie en inschrijving. Dit proces is zodanig ingericht dat het risico voor niet vrijwillige inschrijving zoveel mogelijk wordt gereduceerd. Hierop wordt verder ingegaan in het antwoord op vraag 19.
Ziet u aanleiding om een landelijk vergunningenstelsel te creëren voor sectoren die gevoelig zijn voor ondermijning (zoals schoonmaak of glazenwassen), mede gezien het waterbedeffect richting omliggende gemeenten? Zo nee, waarom niet? En wat is daar wel voor nodig?
Het gaat om problematiek die zich vooral lokaal aandient. Hierbij kan het lokaal bestuur het beste inschatten of een vergunningstelsel de juiste barrière is om op te werpen of dat een andere, minder vergaande maatregel kan worden ingesteld. Daarvoor is in 2024 ook de Handreiking kwetsbare branches8 gepubliceerd. Deze handreiking kan als startpunt dienen om te bepalen of sprake is van een kwetsbare branche en welke maatregel het meest passend is. Een vergunningstelsel kan dan een lokale keuze zijn, waarbij het voor een gemeente mogelijk wordt om de vergunningplichtige branche te screenen met een Bibob-toets. Het instellen van een vergunningstelsel is wel onderworpen aan de voorwaarden die zijn gesteld in de Europese Dienstenrichtlijn. Zo moet een stelsel onder andere evenredig en dus gerechtvaardigd zijn. Gemeenten kunnen bij het instellen van een vergunningstelsel gebruikmaken van de Handreiking APV en Ondermijning9.
Het kabinet ziet daarom op dit moment geen aanleiding om een landelijk vergunningstelsel te introduceren voor de genoemde sectoren. Een vergunningstelsel is een vergaand middel vanwege hoge administratieve lasten, zowel voor de gemeente (in de vorm van capaciteit, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid) als voor de ondernemers (in de vorm van regeldruk). Dit landelijk organiseren, voor een gehele branche en voor elke gemeente in Nederland, wordt daarom niet als proportioneel geacht.
Kunt u aangeven in hoeverre (een deel van) deze bedrijven al onder de nieuwe Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) vallen en daarmee toelatingsplichtig zijn?
Iedere werkgever die arbeidskrachten ter beschikking stelt aan een ander om onder diens toezicht en leiding arbeid te gaan verrichten, valt onder de reikwijdte van de Wtta. Wanneer de toelatingsplicht inwerking treedt, moet de uitlener beschikken over een (voorlopige) toelating of ontheffing. De toelating of (voorlopige) ontheffing vraagt de uitlener aan bij de Nederlandse Autoriteit Uitleenmarkt (NAU).
De NAU gaat de aanvraag voor (voorlopige) toelating of ontheffing beoordelen. De NAU verstrekt alleen toelating als de uitlener voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen en behouden van een toelating, zoals de naleving van het normenkader, een verklaring omtrent gedrag en een waarborgsom. In het normenkader staan regels over bijvoorbeeld de naleving van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. De NAU kan een toelating schorsen en intrekken als een uitlener zich niet houdt aan het normenkader. Ook kan de NAU naar aanleiding van een Bibob-onderzoek een aanvraag voor toelating preventief afwijzen in het geval aanwijzingen zijn dat de toelating zal worden misbruikt voor criminele doeleinden.
Het hangt van de feiten en omstandigheden af of de genoemde ondernemingen onder de reikwijdte van de Wtta vallen. De Wtta treedt in werking per 1 januari 2027. De Arbeidsinspectie gaat toezicht houden op de toelatingsplicht vanaf 1 januari 2028. Bij een vermoeden van een schijnconstructie onderzoekt de Arbeidsinspectie of sprake is van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.
Bent u het ermee eens dat de omschreven afhankelijkheid van de in het artikel genoemde arbeidsmigranten laat zien hoe belangrijk het scheiden van werk en wonen is?
Het is belangrijk om de afhankelijkheid van arbeidsmigranten van de werkgever te verminderen en hun positie te verbeteren. Daarom werkt het kabinet aan uiteenlopende maatregelen. De Wet goed verhuurderschap verplicht sinds 1 juli 2023 dat de arbeids- en huurovereenkomst van elkaar gescheiden moeten zijn.
Soms verliezen arbeidsmigranten bij het einde van de arbeidsovereenkomst echter ook direct hun huisvesting omdat zij een contract «naar aard van korte duur» hebben voor de huisvesting. De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) werkt aan een wetsvoorstel dat het gebruik van dergelijke contracten zal tegengaan en de huurbescherming voor arbeidsmigranten zal verbeteren. Uw Kamer is hier onlangs over geïnformeerd.10 Hierdoor hebben arbeidsmigranten meer zekerheid en duidelijkheid over hoe lang zij in de woning kunnen verblijven. Daarom draagt dit bij aan verkleinen van de afhankelijkheidsrelatie. Het streven is het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2026 in internetconsultatie te brengen.
Verder moet op basis van de Wet Versterking regie op de volkshuisvesting door middel van een verplicht volkshuisvestingsprogramma meer huisvesting voor arbeidsmigranten tot stand komen. De novelle bij dit wetsvoorstel ligt nu bij de Raad van State.
Ook is het belangrijk dat arbeidsmigranten beter op de hoogte zijn van hun rechten en voor hun rechten op kunnen komen. Daarom worden er via het project Work in NL in het hele land fysieke en mobiele informatiepunten geopend waar arbeidsmigranten in hun eigen taal worden geïnformeerd en geholpen. Ook wordt de samenwerking met Bulgarije voor informatievoorziening en hulp in het herkomstland momenteel verder ontwikkeld. Onder andere in samenwerking met het EURES-netwerk.
Kunt u aangeven hoe omvangrijk de arbeidsuitbuiting is en wat er voor de mensen die het betreft gedaan wordt ten aanzien van bescherming en juridische ondersteuning?
Arbeidsuitbuiting is een strafbaar feit en dient hard te worden aangepakt. Het is een vorm van mensenhandel en strafbaar volgens artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Signalen van arbeidsuitbuiting worden altijd serieus genomen en hier wordt actie op ondernomen. De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft mij laten weten dat er geen concrete informatie kan worden gegeven over eventuele lopende strafrechtelijke onderzoeken. Gedurende een strafproces worden potentiële slachtoffers van arbeidsuitbuiting beschermd en krijgen zij passende hulp en ondersteuning.
Gezien de ernst van de problematiek werkt de gemeente Zaanstad samen met de politie en de Nederlandse Arbeidsinspectie. Inspecteurs van de Nederlandse Arbeidsinspectie verwijzen werknemers in voorkomende gevallen door voor juridische ondersteuning en/of noodopvang.
Daarnaast heeft de gemeente een informatiepunt in het leven geroepen waar arbeidsmigranten in de eigen taal te woord worden gestaan bij vragen over het wonen en werken in Nederland. Bij signalen van arbeidsuitbuiting worden personen doorverwezen naar de juiste instanties, zoals de Nederlandse Arbeidsinspectie, politie en het Juridisch Loket.11 Wanneer inwoners op straat worden gezet door de huisvester, kan de gemeente, op het moment dat daar ook kinderen bij betrokken zijn, zorgen voor tijdelijke opvang in bijvoorbeeld een hotel. De gemeente werkt nog aan een plan om tijdelijke opvang mogelijk te maken op een nader te bepalen, daartoe in te richten locatie.
Er wordt dus laagdrempelig informatie en hulp geboden, maar vanwege de angst die benadeelden hebben en het taboe dat in de gemeenschap heerst om hierover te praten, wordt hier (nog) niet op grote schaal gebruik van gemaakt.
Kunt u aangeven bij welke opdrachtgevers de mensen te werk gesteld werden en ziet u mogelijkheden om met werkgeversorganisaties het gesprek aan te gaan om scherper te controleren op hun keten van uitbesteding en aanbesteding en uitzendwerk?
Arbeidsmigranten worden in de gemeente Zaanstad onder meer tewerkgesteld bij glazenwassersbedrijven. Uit een technische verkenning van mijn ministerie naar een sectoraal uitzendverbod en een verplicht percentage indiensttreding blijkt dat de vlees-, schoonmaak-, transport- en teeltsector een hoog risico hebben op het overtreden van arbeidswetten.12 Glazenwassersbedrijven behoren tot de schoonmaakbranche.
In opvolging van de verkenning ben ik onder andere met de schoonmaaksector in gesprek over plannen om werkenden (via een uitzendconstructie) in de sector een beter bestaan te geven en overtredingen van arbeidswetten aan te pakken. Want uit de verkenning blijkt dat een hoger percentage uitzendkrachten binnen een sector de kans vergroot op het overtreden van arbeidswetten. Werkgevers kunnen dit percentage verminderen door werknemers met structureel werk direct in dienst te nemen. Voordat bedrijven überhaupt met een uitzendbureau in zee gaan, zou men vooraf de checklist van stichting FairWork13 kunnen gebruiken om beter in te schatten of men met een fatsoenlijk uitzendbureau te maken heeft.
Zie het antwoord op vraag 10 hoe we vanaf 1 januari 2027 een gelijk speelveld voor uitleners waarborgen en de positie van kwetsbare arbeidskrachten verbeteren door de invoering van het toelatingsstelsel voor de uitleenmarkt via de Wtta.
Ten slotte houdt de Nederlandse Arbeidsinspectie op de website resultaten.nlarbeidsinspectie.nl een overzicht bij van bedrijven die sinds 1 januari 2016 zijn geïnspecteerd op de wetgeving: Wet minimumloon en vakantiebijslag, Wet arbeid vreemdelingen en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs. Deze gegevens zijn openbaar. Iedereen kan hier bedrijven in opzoeken of zien of er een overtreding van deze arbeidswetten zijn vastgesteld.
Bent u bereid om nader in kaart te brengen hoe de ronseling van mensen uit Bulgarije en andere landen in de regio verloopt en hoe voorkomen kan worden dat mensen op deze manier naar Nederland gehaald worden?
Ja, aan mensen in herkomstlanden kan voor vertrek informatie en hulp geboden worden. Hiervoor is het belangrijk om in kaart te brengen hoe de werving van arbeidsmigranten verloopt. In het kader van het project Work in NL werk ik samen met EURES aan betere informatievoorziening in thuislanden. Om de mensen te bereiken wordt gebruik gemaakt van het Europese EURES-netwerk en belangrijke partijen in herkomstlanden, zoals vakbonden, werkgeversorganisaties en ngo’s. Samen met de European Labour Authority (ELA) worden er in het voorjaar informatiesessies georganiseerd in Bulgarije, gericht op de Roma community. Daarnaast kunnen arbeidsmigranten in Bulgarije terecht op de website workinnl.nl (beschikbaar in onder meer het Bulgaars), met informatie over het wonen en werken in Nederland. Bovendien onderzoekt Clingendael in opdracht van de Ministeries van SZW en Asiel en Migratie (AenM) effectieve vormen van informatievoorziening aan arbeidsmigranten over het informeren van zowel rechten als verplichtingen. Het onderzoek wordt begin 2026 opgeleverd.
Ik blijf het gesprek voeren met andere lidstaten om eerlijke arbeidsmigratie te bevorderen en misstanden met arbeidsmigranten tegen te gaan. Dit mede naar aanleiding de motie14 hierover van de leden Ceder (ChristenUnie) en Van Kent (SP). Begin 2026 zal ik uw Kamer hier per brief verder over informeren.
Kunt u aangeven of ook de Belastingdienst betrokken is voor de handhaving op schijnzelfstandigheid?
In zijn algemeenheid kan aangegeven worden dat de Belastingdienst handhaaft op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen. Of de Belastingdienst bij deze specifieke gevallen betrokken is, kan op grond van de geheimhoudingsplicht niet worden beantwoord.
Bent u bereid maatregelen te treffen tegen de beschreven gedwongen zelfstandigheid van deze migranten? Bent u het eens dat deze migranten niet echte «ondernemers» zijn?
Het kabinet bestrijdt gedwongen schijnzelfstandigheid op verschillende manieren, onder andere door middel van wetgeving die de positie van kwetsbare werkenden versterkt en informatievoorziening (aan arbeidsmigranten).
Daarnaast verwacht het kabinet dat het bredere beleid gericht op het tegengaan van schijnzelfstandigheid kan bijdragen aan het terugdringen van dit soort constructies. Tegelijkertijd is het van belang te onderkennen dat het op voorhand moeilijk is vast te stellen dat sprake is van gedwongen (schijn)zelfstandigheid, zeker als dat gebeurt in een criminele context.
Het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) dat op dit moment bij uw Kamer ligt, introduceert een rechtsvermoeden van werknemerschap als onder een bepaald uurtarief wordt gewerkt.15 Hiermee wordt de rechtspositie van kwetsbare werkenden versterkt en kunnen zij (ook achteraf) alsnog een arbeidsovereenkomst en bijbehorende rechten vorderen.
Het kabinet zet ook breed in op het versterken van de laagdrempelige informatievoorziening, hulp en toegang tot het recht voor kwetsbare werknemers. Via Work in NL- informatiepunten kunnen arbeidsmigranten op een laagdrempelige manier informatie en hulp krijgen bij vragen over het wonen en werken in Nederland. Deze informatiepunten vormen samen met andere partijen, zoals stichting FairWork, stichting Barka en het Juridisch Loket, een breder netwerk van hulp en ondersteuning. Doordat in dit netwerk zowel publieke als private partijen actief zijn, kan hulp en ondersteuning worden geboden die past bij de wensen en de mate waarin iemand extra hulp nodig heeft. Het Juridisch Loket biedt eerstelijns rechtshulp aan mensen met een laag inkomen. Daarnaast geeft het Juridisch Loket in heel Nederland kwetsbare arbeidsmigranten juridisch advies in hun eigen taal, zoals Pools, Roemeens, en Bulgaars.
Verder is een 3-jarig experiment met een eenvoudigere, snellere en laagdrempeligere rechtsprocedure bij de kantonrechter gestart, de regelrechter.16 De deelnemende rechtbanken zijn Den Haag, Overijssel, Rotterdam en Zeeland-West-Brabant. Dit zijn rechtbanken in regio’s waar relatief veel arbeidsmigranten wonen of werken. Deze rechtbanken hebben eerder ervaring en kennis opgedaan met laagdrempeligere procedures. Bij de vorderingen op grond van een arbeidsovereenkomst is de experimentele procedure vooral gericht op de kwetsbare positie van werknemers, zoals arbeidsmigranten en flexwerkers. Rechtzoekenden die de Nederlandse taal niet machtig zijn, kunnen via de rechtbanken kosteloos een tolk inschakelen om hen bij te staan tijdens de mondelinge behandeling. Uw Kamer is op 23 oktober 2023, 18 juni 2024 en 14 november 2024 geïnformeerd over bovenstaande aanpak.17
Ook vindt het kabinet het van belang dat uitvoerings-, opsporings- en handhavingsinstanties met elkaar samenwerken en signalen uitwisselen. Dat geldt ook voor het tegengaan van schijnzelfstandigheid (bij kwetsbare werkenden).
In het antwoord op vraag 19 wordt ingegaan op de rol van de Kamer van Koophandel bij de inschrijving in het Handelsregister van mogelijk gedwongen zelfstandigen.
Als iemand gedwongen wordt zich in te schrijven bij de Kamer van Koophandel en te werken als schijnzelfstandige, dan ben ik het met u eens dat diegene geen echte ondernemer is.
Is er op dit moment nog steeds sprake van illegale overbewoning met veel te hoge huren van het vastgoed van deze families?
De gemeente Zaanstad heeft aangegeven dat een groot gedeelte van het vastgoed nog steeds in handen is van de betreffende vastgoedbedrijven uit het artikel. Vanuit de gemeente is ook waargenomen dat de huren te hoog zijn en er sprake is van illegale verhuur. De gemeente heeft in bepaalde gebieden de mogelijkheid voor kamerverhuur ingeperkt, waarin voorwaarden staan, zoals het aantal personen en aan wie verhuurd mag worden.
De gemeente Zaanstad treft helaas nog regelmatig woningen aan waar het maximum aantal personen wordt overschreden en woningen waar illegaal kamers worden verhuurd en komt hierdoor schrijnende woonomstandigheden tegen, waarbij overwegend (Oost-Europese) arbeidsmigranten slachtoffer van zijn18. Om deze situatie te veranderen is vasthoudendheid en een lange adem nodig. De integrale aanpak die Zaanstad samen met de partners uitvoert – mede gefinancierd door het Rijk – is opgericht om het verdienmodel van criminele netwerken aan te pakken. Het omvat de aanpak tegen vastgoedfraude en het doorbreken van het brede verdienmodel en het tegen gaan van misstanden in de glazenwassersbranche.
Bent u bereid te onderzoeken welke handvatten gemeentes vanuit het Rijk kunnen krijgen om makkelijker te kunnen controleren en handhaven op overbewoning?
Gemeenten hebben handvatten om te controleren en handhaven op overbewoning. Dit is geregeld in de Omgevingswet. Gemeenten moeten dit wel lokaal toepassen. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het stellen van regels over overbewoning een lokale aangelegenheid geworden. De regels over overbewoning van woonruimte zijn via de zogenaamde bruidsschat opgenomen in de omgevingsplannen van gemeenten, wat gemeenten ruimte geeft om ze nader aan te passen aan de lokale omstandigheden. Wanneer gemeenten regels hebben gesteld over overbewoning in het omgevingsplan, kunnen en moeten zij hierop handhaven.
Er bestaan verschillende initiatieven om gemeenten hierbij te ondersteunen. Een handvat dat ondersteunt bij deze handhaving is de Landelijke aanpak adreskwaliteit (LAA). De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) ondersteunt gemeenten met de Landelijke aanpak adreskwaliteit om de kwaliteit van adresgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP) te verhogen en te waarborgen. Ook worden sinds eind 2022 bij de inschrijving van niet-ingezetenen (waaronder arbeidsmigranten) tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens in de BRP geregistreerd. Gemeenten kunnen deze informatie gebruiken om beter zicht te krijgen op verblijf in de gemeente en gericht adresonderzoek te doen.
Daarnaast kunnen gemeenten ondersteuning krijgen bij het verbeteren van de positie van arbeidsmigranten door het VNG Ondersteuningsprogramma Arbeidsmigranten.
Er zijn mij op dit moment geen signalen bekend dat het instrumentarium om te kunnen handhaven op overbewoning onvoldoende toereikend is. Indien het kabinet signalen krijgt dat gemeenten het instrumentarium op dit moment niet goed kunnen toepassen, ben ik bereid om met de VNG in gesprek te gaan om te bezien wat gemeenten hiervoor aanvullend nodig zouden hebben.
Bent u bereid drempels op te werpen voor ondernemerschap, zoals inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) of een ondernemersdiploma, om deze gedwongen zelfstandigheid tegen te gaan waardoor de arbeidsmigranten geen werknemersrechten hebben?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 16 bestrijdt het kabinet gedwongen schijnzelfstandigheid op verschillende manieren. Tegelijkertijd wil het kabinet voorkomen dat startende ondernemers onnodige drempels ervaren. Sinds de afschaffing van het middenstandsdiploma in 2000 en de Vestigingswet in 2006 is het uitgangspunt dat het starten van een onderneming laagdrempelig moet blijven. Het opnieuw invoeren van formele toegangsvereisten, zoals een ondernemersdiploma of aanvullende inschrijvingsvereisten in de BRP, past niet binnen dit uitgangspunt en zou leiden tot extra regeldruk, die het kabinet juist wil verminderen.
Wel vindt het kabinet het essentieel dat ondernemers goed voorbereid aan de slag gaan en zich bewust zijn van de verantwoordelijkheden die bij ondernemerschap horen – waaronder het risico om zelf of door opdrachtgevers in een situatie van schijnzelfstandigheid terecht te komen. Ook de KVK speelt hierbij een rol. Bij de inschrijving in het Handelsregister ziet KVK toe op de vervulling van de voorwaarden die daarvoor gelden, daarbij wordt ook specifiek gelet op inschrijvingen van buitenlandse werkenden die zich niet alleen, zelfstandig melden voor inschrijving. Daarnaast biedt de KVK brede ondersteuning via voorlichting, advies en informatie over onder meer belastingen, wet- en regelgeving, financiering en het starten van een bedrijf. Dit gebeurt zowel digitaal als op fysieke locaties, waarbij het voorkomen van schijnzelfstandigheid nadrukkelijk onderdeel is van de voorlichting.
Ten slotte is het goed om te benoemen dat het niet mogelijk is om personen die zich als niet-ingezetene inschrijven in de Basisregistratie Personen als zzp’er in de KVK te weigeren. Dit is niet verenigbaar met het vrij verkeer van vestiging. Ook niet-ingezetenen – denk bijvoorbeeld aan een persoon die net over de grens woont – hebben het recht om zich te vestigen als zzp’er in Nederland. Als tijdens de inschrijving blijkt dat er mogelijke risico’s zijn op uitbuiting, mensenhandel of mensensmokkel, wordt dit als een risico-signaal doorgegeven aan de Nederlandse Arbeidsinspectie, zoals bepaald in de Handelsregisterwet en beschreven in de memorie van toelichting bij de wijziging van die wet per 1 januari 2020. Voorts is de KVK bezig met het versterken van haar poortwachtersrol, waarbij wordt onderzocht hoe het Handelsregister kan bijdragen aan het voorkomen van schijnzelfstandigheid en arbeidsuitbuiting.
Bent u bereid te verkennen welke aanvullende bestuurlijke waarborgen nodig zijn om ondermijning van lokale democratie tegen te gaan?
Voor een goed functionerende lokale democratie en een veilige (lokale) samenleving is het essentieel dat lokale volksvertegenwoordigers zonder oneigenlijke druk en/of (pogingen tot) ondermijning hun functie kunnen uitoefenen. Vanwege signalen over kwetsbaarheid van lokale volksvertegenwoordigers voor ondermijnende activiteiten heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in 2024 dan ook onderzoek laten doen naar die kwetsbaarheid en de relatie tussen (georganiseerde) criminaliteit en decentrale volksvertegenwoordigers. Daaruit kwamen geen concrete aanwijzingen voor grote risico’s en dreigingen op dit punt, maar bleek wel dat het ambt van decentrale volksvertegenwoordiger kwetsbaarheden kent. Doordat decentrale volksvertegenwoordigers middenin de samenleving staan, kunnen criminelen of mensen uit hun eigen kring met een bepaald belang misbruik proberen te maken van hun positie.
Het tegengaan van oneigenlijke druk op decentrale volksvertegenwoordigers en ondermijnende activiteiten heeft dan ook de blijvende aandacht van het kabinet. Langs een aantal lijnen wordt hierop ingezet, waarbij in acht wordt genomen dat decentrale volksvertegenwoordigers een eigen mandaat hebben gekregen van de kiezer en hun functie derhalve onafhankelijk uitoefenen. In de eerste plaats is van belang dat politieke partijen bij de werving van kandidaat-volksvertegenwoordigers screenen op mogelijke risico’s en kwetsbaarheden voor integriteitsschendingen en ondermijning. Het Ministerie van BZK heeft hierover regelmatig contact met de bestuurdersverenigingen van de politieke partijen. Zo verdient het bijvoorbeeld aanbeveling dat partijen kandidaten om een VOG vragen en daarnaast vragen stellen over mogelijke risicofactoren. In het Handboek integriteit voor politieke ambtsdragers van decentrale overheden worden hiervoor instrumenten aangereikt, zoals vragenlijsten en «red flags» voor ondermijning. Daarbij stimuleert het kabinet ook dat aandacht wordt besteed aan bewustwording bij decentrale volksvertegenwoordigers over het risico van ondermijning, bijvoorbeeld door hierover informatie op te nemen in inwerkprogramma’s voor nieuwe volksvertegenwoordigers.
Tot slot heeft het Ministerie van JenV in samenwerking met enkele organisaties, waaronder gemeenten, en met de Minister van BZK een handreiking uitgebracht voor de functie van adviseur-Veilig Publieke Dienstverlening. In deze handreiking worden verschillende manieren benoemd waarop decentrale overheden een dergelijke functionaris kunnen inzetten. Eén van de rollen van een dergelijke functionaris kan zijn om aandacht te hebben voor de veiligheidsrisico’s bij de aanpak van ondermijning, de bewustwording van ondermijnende invloeden te vergroten en ervoor te zorgen dat hier preventieve maatregelen op worden genomen.
Het bericht 'OM onderzoekt 49 sterfgevallen door illegale medicijnensite: ‘Vermoedelijk topje van de ijsberg’' |
|
Tijs van den Brink (CDA) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «OM onderzoekt 49sterfgevallen door illegale medicijnensite: «Vermoedelijk topje van de ijsberg»»?1
Heeft u in beeld hoeveel vermoedelijke sterfgevallen inmiddels in verband kunnen worden gebracht met de middelen die via Funcaps werden verstrekt?
Deelt u de mening dat het schokkend is dat zoveel mensen al slachtoffer zijn geworden van dit middel, en dat dit misschien zelfs een topje van de ijsberg is?
Is de website waarop deze middelen verstrekt zijn, nog steeds offline of zijn er equivalenten in beeld?
Vallen de designerdrugs van Funcaps onder de nieuwe categorie van designerdrugs die sinds 1 juli 2025 verboden zijn?
Zijn er op dit moment nog leemtes in de Opiumwet waardoor soortgelijke designerdrugs niet officieel verboden zijn? Zo ja, wat is ervoor nodig om deze grensgevallen wel onder het verbod uit de Opiumwet te laten vallen?
Wat vindt u ervan dat bedrijven zoals Funcaps dagelijks de Staatscourant in de gaten houden om op de hoogte te blijven van eventuele nieuwe verboden van designerdrugs?
Hoe vaak worden pakketten onderschept met designerdrugs of grondstoffen en welke maatregelen zijn mogelijk om deze aanpak structureel te verbeteren?
Welke preventieve maatregelen kunt u nemen om tevoorkomen dat soortgelijke illegale webshops in de toekomst opnieuw ontstaan, met name bij handel in designerdrugs?
Welke opsporingstechnieken zijn op dit moment inzetbaar om online handel in designerdrugs te detecteren?
In hoeverre worden hostingbedrijven aangesproken wanneer ze webshops faciliteren die designerdrugs aanbieden?
Hoe kan misleidende marketing rondom designerdrugs, die specifiek gericht is op jongeren, tegen worden gehouden en hoe wordt voorkomen dat minderjarigen gemakkelijk via internet toegang hebben tot designerdrugs?
Op welke manier werkt Nederland samen met buurlanden om labs en sites die designerdrugs aanbieden en produceren, op te sporen en op te rollen?
Bent u bekend met de aflevering van Bureau Utrecht van 4 november 2025, waarin te zien is dat agenten moeten vluchten geweld van buurtbewoners?1 Deelt u de mening dat dit soort beelden het gezag en aanzien van zowel de politie als de overheid ernstig schaden?
Deelt u de mening dat de politie moet beschikken over voldoende middelen en bevoegdheden om haar taken te kunnen uitvoeren en haar gezag te behouden? Zo ja, bent u bereid om nadere middelen en bevoegdheden toe te wijzen?
Bent u op de hoogte van de uitspraken van presentator Ewout Genemans en de burgemeester van Utrecht in de uitzending van Pauw en De Wit op 4 november 2025 waarin zij stellen dat het hier niet gaat om een uitzonderingssituatie maar dit vaker gebeurt? Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de burgemeester dit laat gebeuren? Zijn er al stappen ondernomen om dergelijke situaties te voorkomen?
Bent u het er mee eens dat er nooit toegestaan mag worden dat tuig hele wijken overnemen en «No Go» zones ontstaan? Kunt u aangeven in welke gemeenten en met welke frequentie deze situaties zich nog meer voordoen? En zijn hier al maatregelen tegen getroffen?
Deelt u de mening dat de burgemeester in dit soort situaties moet optreden? Welke mogelijkheden heeft de burgemeester in deze situaties en ziet u mogelijkheden om deze verder uit te breiden?
Bent u bereid de korpschef ter verantwoording te roepen en concrete maatregelen af te spreken teneinde een einde te maken aan dergelijke absurde situaties?
De sluiting van het Joods Hospice Immanuel wegens veiligheidsrisico’s |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Bruijn , Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van 17 november 2025 dat het Joods Hospice Immanuel zijn werkzaamheden tijdelijk moet staken omdat er geen veilige tijdelijke locatie gevonden kan worden?1
Deelt u de zorg dat dit een buitengewoon zorgelijk signaal is over de positie van Joodse instellingen in Nederland en dat zelfs aan het einde van het leven is een Joodse plek niet meer vanzelfsprekend is?
Klopt het dat de politie, bij monde van de wijkagent aldaar, heeft geadviseerd dat de veiligheid van het hospice op de beoogde locatie in Amsterdam Nieuw-West niet kon worden gegarandeerd? Welke factoren lagen aan deze inschatting ten grondslag?
Hoe beoordeelt u het feit dat in een Nederlandse stad een zorginstelling met een Joodse signatuur wordt belemmerd in het uitvoeren van haar taak vanwege veiligheidsrisico’s? Acht u deze situatie passend bij de verantwoordelijkheid van de overheid om alle burgers en instellingen te beschermen?
Hoe luidt uw oordeel over de huidige beveiligingsaanpak voor Joodse instellingen? Is deze toereikend? Zo nee, welke verbeteringen zijn nodig om te voorkomen dat instellingen in de zorgsector hun werk niet kunnen voortzetten?
Bestaan er duidelijke landelijke richtlijnen voor politie en gemeenten voor het beoordelen van veiligheidsrisico’s bij religieuze of levensbeschouwelijke instellingen? Zo nee, bent u bereid dergelijke kaders te ontwikkelen om te zorgen voor een consistente en zorgvuldige aanpak?
Welke mogelijkheden ziet u om het hospice op korte termijn te ondersteunen bij het realiseren van een veilige tijdelijke locatie, het treffen van passende beveiligingsmaatregelen en/of het beperken van financiële schade?
Welke stappen bent u bereid te nemen om te waarborgen dat Joodse instellingen, waaronder die in de zorg, hun werkzaamheden in Nederland ongestoord en veilig kunnen blijven uitvoeren?
Het bericht dat het Openbaar Ministerie weer procesafspraken maakt met een grote crimineel (Faissal Taghi) |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Zoon Ridouan Taghi maakt procesafspraken met OM in strafzaak»?1
Wat vindt u ervan dat met de zoon van de beruchtste crimineel van Nederland procesafspraken worden gemaakt?
Hoe kan het dat procesafspraken worden gemaakt met iemand die zijn vader uit de Extra Beveiligde Inrichting wilde bevrijden en iemand die dus mede heeft veroorzaakt dat medewerkers van de Extra Beveiligde Inrichting moesten onderduiken?
Hoe kunt u volhouden dat «criminele kopstukken moeten worden aangepakt» (zie uw eerdere antwoorden van 6 februari 2025) indien het Openbaar Ministerie grote criminelen met procesafspraken laat wegkomen met een lichtere straf?
In hoeverre zijn dit soort vergaande afspraken zonder wettelijke grondslag en dus een uitdrukkelijke uitspraak van de wetgever, nog wenselijk?
Hoe beoordeelt u de transparantie en openbaarheid van rechtspraak nu juist bij grote criminelen in toenemende mate procesafspraken worden gemaakt?
Waarom heeft het (demissionaire) kabinet geen mening over de omvang en reikwijdte van procesafspraken met grote criminelen?
Waarom prevaleren doorlooptijdtijden, werklast en capaciteitsinzet boven het eisen van de maximale straf voor internationale drugscriminelen die met hun handel een spiraal van geweld in stand houden?
Waarom mogen procesafspraken worden gemaakt met criminelen waarbij het risico op voortgezet crimineel handelen uit detentie onaanvaardbaar hoog is?
Hoe beoordeelt u het maken van procesafspraken met grote criminelen in het licht van de overweging van de Hoge Raad dat geen algemene regels gegeven kunnen worden over de toelaatbaarheid van procesafspraken en dat een algemene regeling door de wetgever gemaakt dient te worden?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Het Joods Hospice Immanuel dat tijdelijk moet sluiten omdat geen veilige locatie gevonden kan worden |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Hospice moet minstens zes maanden dicht»?1
Wat is de onderbouwing van een negatief veiligheidsadvies voor een beoogde tijdelijke locatie in Amsterdam-Nieuw-West van het Joodse Hospice Immanuel?
Wat vindt u ervan dat het Joods Hospice Immanuel om veiligheidsredenen geen tijdelijk onderdak kan vinden?
Welke maatregelen uit de nationale strategie antisemitismebestrijding gaan ervoor zorgen dat een hospice zoals Immanuel wel een veilige plek kan vinden?
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de Joodse gemeenschap ongeacht de locatie veilig kan leven?
Bent u bereid om met de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg in overleg te treden over de gevolgen van de tijdelijke sluiting voor het Joods Hospicle Immanuel? Zo ja, wilt u daarbij de financiële consequenties zoals gevolgen voor de subsidie betrekken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om te kijken of het «Veiligheidsfonds voor bescherming Joods leven» een soelaas kan bieden voor het Joods Hospice Immanuel?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Het onderzoek door het OM naar sterfgevallen door illegale medicijnsites |
|
Julian Bushoff (PvdA) |
|
Foort van Oosten (VVD), Bruijn |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «OM onderzoekt 49 sterfgevallen door illegale medicijnsite»?1
Deelt u de analyse dat het schrikbarende aantal sterfgevallen aantoont dat het voor (buitenlandse) webshops veel te eenvoudig is om de wet te omzeilen en zonder recept medicijnen te verkopen en dat funcaps.nl mogelijk slechts het topje van de ijsberg is?
Voldoet de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) wat u betreft nog om dergelijke praktijken te voorkomen, zeker als sites gehost worden in de Verenigde Staten of andere landen? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Hoe kan het dat webshops als funcaps.nl konden leveren aan minderjarigen?
Aan welke regels omtrent leeftijdscontrole dienen webshops die medicijnen verkopen zich te houden? Wordt hier wat u betreft voldoende op gehandhaafd?
Waar kunnen ouders terecht die zich zorgen maken om medicijnen of drugs die hun kinderen online bestellen, zeker als webshops niet adequaat reageren op noodkreten van ouders zoals bij funcaps.nl is gebeurd? Weten deze ouders de weg naar bijvoorbeeld de Inspectie Gezondsheidszporg en Jeugd (IGJ) te vinden en is hier direct en adequaat op gereageerd?
Had de IGJ funcaps.nl al in beeld ten tijde van de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen in maart 2025 over het omzeilen van de wet door webwinkels die medicijnen verkopen?2 Hoe snel is ingegrepen toen signalen binnenkwamen over de webshop?
Hoe kan het dat een webshop als funcaps.nl jarenlang zijn activiteiten heeft kunnen voortzetten en dat er zelfs al twee nieuwe sites in de lucht zijn sinds funcaps.nl offline is gehaald?
Deelt u de mening dat een aanscherping van de beroepsnormen voor apothekers, zoals u suggereerde als oplossing in uw beantwoording op de schriftelijke vragen, een druppel op de gloeiende plaat is en geen oplossing biedt voor malafide webshops die vooral bezig zijn met het omzeilen van de wet? Zo ja, welke strengere wet- en regelgeving is wat u betreft nodig om deze praktijken daadwerkelijk uit te bannen? Zo nee, waarom niet?
Welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat mensen op de hoogte zijn van de gevaren van malafide webshops die medicijnen verkopen, zeker aangezien de sites vaak wel ogen als een echte online apotheek? Ziet u heil in een publiekscampagne om met name jongeren die op zoek zijn naar slaapmiddelen, angstmedicatie en (designer)drugs te wijzen op de mogelijke gevaren?
Het bericht ‘Marijns zoon nam middelen van funcaps en overleed: “Er is geen drempel om deze shit te gebruiken”’ |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Foort van Oosten (VVD), Bruijn |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht in de Volkskrant waarin wordt beschreven hoe Marijns zoon is overleden na het gebruik van middelen die via zogenaamde «funcaps»-websites konden worden besteld?1
Klopt het dat dergelijke websites op grond van de per 1 juli 2025 in werking getreden wetgeving geen synthetische drugs of nieuwe psychoactieve stoffen (NPS) meer mogen aanbieden en leveren?
Op welke wijze wordt in de praktijk gehandhaafd op dit verbod? Kunt u toelichten hoeveel websites sinds de inwerkingtreding van de wet zijn gesloten, beboet of anderszins aangepakt wegens het aanbieden van middelen die onder de nieuwe Opiumwet vallen?
Kunt u bevestigen dat het nog steeds mogelijk is om via eenvoudige zoekopdrachten online toegang te krijgen tot websites die partydrugs of designerdrugs aanbieden? Acht u dit, gezien de nieuwe wetgeving, een wenselijke situatie?
Waarom zijn deze websites nog actief, ondanks het generieke verbod op NPS? Ligt dit aan te beperkte handhavingscapaciteit, aan lacunes in de wetgeving, of aan andere factoren?
Bestaat het risico dat buitenlandse webshops misbruik maken van mazen in de Nederlandse of internationale regelgeving om alsnog aan Nederlandse klanten te leveren? Zo ja, welke maatregelen neemt u om dit tegen te gaan?
Welke aanvullende stappen bent u bereid te ondernemen om ervoor te zorgen dat dergelijke websites sneller uit de lucht worden gehaald en dat toegang via reguliere zoekmachines onmogelijk wordt gemaakt?
Klopt het dat – zoals eerder door opsporingsdiensten aangegeven – niet alle instanties over de juiste technische middelen beschikken om te bepalen of een product onder de verboden stoffen valt? In hoeverre is deze situatie inmiddels verbeterd?
Is de huidige handhavingscapaciteit, zowel technisch als personeelsmatig, toereikend om de online handel in verboden NPS daadwerkelijk effectief terug te dringen? Zo nee, welke knelpunten spelen hierbij?
In hoeverre vormen buitenlandse websites een probleem bij de handhaving? Welke mogelijkheden heeft Nederland om aanbieders die vanuit het buitenland leveren te blokkeren of anderszins aan te pakken?
Hoe beoordeelt u de huidige samenwerking met andere EU-lidstaten en internationale opsporingsinstanties bij het aanpakken van grensoverschrijdende online verkoop van NPS? Zijn hier verbeteringen noodzakelijk?
Op welke manier wordt in uw beleid geborgd dat het publiek – en met name jongeren en jongvolwassenen – actief wordt geïnformeerd over de risico’s van NPS en zogenaamde «funcaps»? Kun u hierbij ingaan op de relatie tot festivals?
Bent u bereid de voorlichtingscampagne over drugsgebruik uit te breiden met een waarschuwing over NPS en «funcaps»?
Welke aanvullende maatregelen bent u bereid te nemen om te voorkomen dat jongeren, zoals in het beschreven geval, via laagdrempelige websites geconfronteerd worden met middelen die ernstige en soms fatale gezondheidsrisico’s met zich meebrengen?
Het bericht 'Ouderenmishandeling veel te weinig gemeld. Het komt misschien wel vaker voor dan kindermishandeling' |
|
Jan Struijs (50PLUS) |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Ouderenmishandeling veel te weinig gemeld. Het komt misschien wel vaker voor dan kindermishandeling»?1
Ja.
Klopt het dat in 2023, op een aantal van 129.250 meldingen van huiselijk geweld, vijfhonderd meldingen van ouderenmishandeling in de thuissituatie zijn gedaan?
In 2023 ontving Veilig Thuis landelijk 127.390 meldingen van kindermishandeling of huiselijk geweld. Van dat aantal ging het bij 2.335 meldingen om situaties van ouderenmishandeling. In 2024 waren er landelijk 129.250 meldingen, waarbij het in 2.500 situaties ging om ouderenmishandeling.
Kunt u aangeven hoe deze 2.500 meldingen zijn onderverdeeld in de diverse categorieën van ouderenmishandeling, namelijk lichamelijke, geestelijke of financieel misbruik?
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) rapporteert halfjaarlijks over de aard van het geweld van meldingen van kindermishandeling en huiselijk geweld. Onder de categorie ouderenmishandeling vallen onder andere fysieke mishandeling, verwaarlozing, emotionele mishandeling en financieel misbruik. Per situatie van ouderenmishandeling kan sprake zijn van meerdere vormen van geweld, bijvoorbeeld fysieke mishandeling in combinatie met financieel misbruik.
De meeste meldingen over ouderenmishandeling in 2023 betroffen emotionele mishandeling (1.430), gevolgd door fysieke mishandeling (1.030). 620 keer ging het over financiële mishandeling van ouderen, 420 keer over verwaarlozing en 65 keer over seksueel misbruik. Dit totaal is hoger dan het totaal van 2.335 meldingen, omdat binnen één melding sprake kan zijn van meerdere vormen van geweld.
Deelt u de conclusies van VU-hoogleraar Kees Blankman dat ouderenmishandeling veel vaker voorkomt dan de gangbare schatting, dat één op de twintig ouderen slachtoffer wordt van mishandeling en dat ouderenmishandeling vaker voorkomt dan kindermishandeling? Zo nee, kunt u dan toelichten waarom niet?
De uitkomst dat één op de twintig ouderen slachtoffer wordt van een vorm van mishandeling, is afkomstig uit een onderzoek van Regioplan uit 2018. Dit is het meest recente prevalentieonderzoek. Ik ben niet bekend met andere onderzoeken. Ik deel daarmee niet zondermeer de conclusie dat ouderenmishandeling veel vaker voorkomt dan de gangbare schatting. Om hier uitspraken over te kunnen doen is meer inzicht in actuele cijfers nodig. Vanuit de Universiteit Maastricht wordt onderzoek uitgevoerd naar de omvang van ouderenmishandeling. De resultaten van dit onderzoek worden medio 2026 verwacht. Daarmee komen nieuwe, actuele cijfers beschikbaar over de omvang van ouderenmishandeling in Nederland.
Deelt u het vermoeden van de voorzitter van het landelijk netwerk Veilig Thuis, dat er sprake is (of kan zijn) van onderregistratie van ouderenmishandeling ten opzichte van andere vormen van huiselijk geweld, dat slechts een klein percentage van de meldingen die zij binnenkrijgen gaat over ouderenmishandeling en dat zij meent dat dat «er veel meer moeten zijn»?
Ik herken het signaal van de voorzitter van het Landelijk Netwerk Veilig Thuis dat er mogelijk sprake is van onderregistratie van ouderenmishandeling. Slechts een beperkt deel van de meldingen bij Veilig Thuis betreft ouderenmishandeling: het aantal meldingen ouderenmishandeling is al enkele jaren stabiel rond de 2.000 á 2.500 per jaar. Het aantal meldingen dat Veilig Thuis ontvangt is veel lager dan het aantal ouderen dat, zo blijkt uit het prevalentie onderzoek van regioplan uit 2018, te maken krijgt met ouderenmishandeling.
Mogelijke verklaringen voor deze onderrapportage zijn dat ouderenmishandeling lange tijd ongezien of verborgen kan blijven. Dit kan bijvoorbeeld komen door gevoelens van schaamte of taboe bij ouderen. Daarnaast kan het door de vaak geleidelijke ontwikkeling en dunne grens tussen intensieve zorg en grensoverschrijdend gedrag lastig zijn om signalen te herkennen, zowel voor ouderen zelf als voor het (in)formele netwerk. Ook de afhankelijkheidsrelatie tussen de oudere en de persoon die de onveiligheid veroorzaakt kan een rol spelen.
Via diverse activiteiten wordt geprobeerd dit te verbeteren. Zo vond in 2024 de publiekscampagne «Geweld in Huiselijke Kring» plaats, waarin één van de drie centrale thema’s een vorm van ouderenmishandeling was. Het doel van de campagne was om omstanders van kindermishandeling, partnergeweld en ouderenmishandeling te stimuleren om bij een vermoedelijk slachtoffer het gesprek aan te gaan en te vragen hoe het gaat.
Op welke wijze kan de onderregistratie van ouderenmishandeling met zekerheid worden aangetoond (of weerlegd)? Welke stappen heeft u al genomen om de drempels over melding van ouderenmishandeling te verlagen c.q. weg te nemen zodat een waarheidsgetrouw beeld ontstaat over ouderenmishandeling?
Door het aantal meldingen bij Veilig Thuis te vergelijken met onderzoeksgegevens over hoe vaak ouderenmishandeling voor komt, kan een beeld worden gevormd over in hoeveel gevallen ouderenmishandeling wordt gemeld. Vanuit de Universiteit Maastricht wordt onderzoek uitgevoerd naar de omvang van ouderenmishandeling. De resultaten van dit onderzoek worden medio 2026 verwacht.
Om drempels voor het melden van ouderenmishandeling te verlagen wordt ingezet op bewustwording en het vergroten van herkenning. Een initiatief dat hierop gericht is betreft de chatfunctie op de website van Veilig Thuis. Deze biedt toegankelijke informatie, tips en advies voor het voeren van gesprekken over signalen van ouderenmishandeling. Ook biedt Veilig Thuis een AI-tool door middel waarvan gerichte informatie en aandachtspunten worden geboden over het voeren van gesprekken met ouderen over zorgelijke situaties en onveiligheid. Dit ondersteunt zowel professionals als burgers bij het sneller herkennen en bespreekbaar maken van signalen van ouderenmishandeling.
Daarnaast lanceert het Landelijk Netwerk Veilig Thuis (LNVT) deze maand een signalenpagina over ouderenmishandeling, met informatie over herkenbare signalen, handelingsperspectieven en beschikbare ondersteuning. Deze pagina is specifiek bedoeld om betrokkenen te helpen het gesprek aan te gaan en passende vervolgstappen te zetten. Verder wordt binnen beroepsgroepen, waaronder huisartsen, ingezet op scholing en training in signalering van ouderenmishandeling. Door professionals kennis, handvatten en handelingskaders aan te reiken, wordt hun bewustzijn vergroot ten aanzien van mogelijke signalen, wat kan bijdragen aan de signalering en opvolging van vermoedens.
Indien de onderregistratie met zekerheid kan worden aangetoond, welke maatregelen gaat u dan nemen om de onderregistratie aan te pakken en het aantal meldingen significant te verhogen?
Ongeacht inzicht dat nieuw onderzoek kan geven in welk deel van de situaties ouderenmishandeling wordt gemeld, wordt in de huidige aanpak al uitgegaan van de mogelijkheid dat ouderenmishandeling nog te vaak en te lang niet zichtbaar is. Om deze reden wordt ingezet op het vergroten van bewustwording en herkenning van signalen, het versterken van deskundigheid van professionals, het verbeteren van samenwerking in de keten en het vergroten van kennis bij mantelzorgers en naasten. Op basis van de uitkomsten van nieuw onderzoek kan worden bekeken of en welke vervolgstappen nodig zijn.
Is er volgens u een verband tussen de toename van mantelzorg als gevolg van beleidsaanpassingen en het overbelast raken van mantelzorg, met een toename van spanningen en zelfs mishandelingen tot gevolg? Is hier specifiek onderzoek naar gedaan?
Als gevolg van de vergrijzing stijgt het aantal ouderen met een zorgvraag harder dan zowel het aantal zorgverleners als de beroepsbevolking in het algemeen. Hierdoor ontstaat er een toenemende druk op mantelzorgers. Dit zorgt ook voor een toenemend risico op overbelasting van mantelzorgers. Overbelasting van mantelzorgers kan leiden tot ontspoorde mantelzorg2. In de uitvoering van de Mantelzorgagenda 2023–2026 en, in aanvulling daarop, in het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg heb ik dan ook specifieke aandacht voor het versterken van het ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers, om zo overbelasting te voorkomen.
Het SCP voert periodiek onderzoek uit op het thema informele zorg, waarin ook de (over)belasting van mantelzorgers is opgenomen. In 2026 verwachten we nieuwe rapportages van het SCP. Hierin wordt echter geen onderzoek gedaan naar de mate waarin overbelasting van mantelzorgers leidt tot ontspoorde mantelzorgsituaties.
Wat vindt u van het voorstel om een nieuw expertisecentrum op te zetten, met betrokkenheid van politie, banken, en notarissen, voor snellere signalering en actie?
Er bestaat een infrastructuur van samenwerkingsverbanden die gericht zijn op de bescherming van ouderen tegen misbruik, zoals de «Lokale Allianties Veilig Financieel Ouder Worden». Deze lokale allianties zijn intensieve samenwerkingsverbanden van notarissen, banken, ouderenmaatschappelijk werk én Veilig Thuis. De meerwaarde van een lokale alliantie is dat deze specifieke expertise kan inbrengen vanuit de private partijen, en die kan combineren met kennis van publieke partijen. Hierdoor kan financieel misbruik in de praktijk eerder gesignaleerd worden.
Verder deel ik het belang van het versterken van (landelijke) samenwerking. VWS neemt deel aan de «Brede Alliantie Financieel Veilig Ouder Worden», waarin onder andere Veilig Thuis, seniorenorganisaties, diverse grootbanken, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Justitie en Veiligheid (JenV) samenwerken aan de preventie en aanpak van financieel misbruik.
Daarnaast is er het Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling (LPBO), een samenwerkingsverband dat zich expliciet richt op het voorkomen, signaleren en bestrijden van ouderenmishandeling. Het LPBO wordt georganiseerd door medewerkers van Veilig Thuis en betrekt diverse ketenpartners. Ook banken en notarissen kunnen, wanneer relevant, deelnemen. Daarmee vormt het LPBO een landelijk netwerk gericht op de aanpak van ouderenmishandeling.
Gezien alle reeds bestaande samenwerkingsverbanden ben ik geen voorstander van het opzetten van een nieuw expertisecentrum.
Deelt u de opvatting van hoogleraar Blankman, dat «Veilig Thuis» meer bevoegdheden moet krijgen, onder meer als primaire verzoeker van maatregelen bij de rechter, zoals bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming dat doet voor kinderen die in de knel zitten? Welke stappen gaat u hiervoor ondernemen?
Hoogleraar Blankman lijkt te verwijzen naar de doorzettingsmacht in situaties waarin sprake is van mogelijke wilsonbekwaamheid. Ik deel de opvatting niet dat Veilig Thuis meer bevoegdheden als primaire verzoeker bij de rechter zou moeten krijgen. Veilig Thuis opereert in het vrijwillig kader en het toevoegen van de functionaliteit van verzoeker van maatregelen bij de rechter staat haaks op het belang van laagdrempeligheid en vrijwilligheid. Daarbij komt dat Veilig Thuis zich primair richt op meldingen, advies en ondersteuning, niet op juridische interventies. Veilig Thuis kán op dit moment al bij uitzonderlijke gevallen een verzoek doen bij de officier van justitie voor mentorschap of ondercuratelestelling. Verder is er tussen Veilig Thuis, het Openbaar Ministerie en de politie een stevig netwerk op het thema ouderenmishandeling en op casus-niveau afstemming. De aanpak richt zich op preventie en vroegsignalering van ouderenmishandeling zodat schrijnende situaties tijdig worden gesignaleerd en aangepakt.
Deelt u de opvatting dat als ouderenmishandeling inderdaad net zo vaak of vaker voorkomt dan kindermishandeling, de aanpak van ouderenmishandeling ook een min of meer vergelijkbare hoeveelheid aandacht en middelen toebedeeld zou moeten krijgen in vergelijking met kindermishandeling?
Ik deel de opvatting dat ouderenmishandeling een ernstig maatschappelijk probleem is dat structurele aandacht verdient. Ik streef naar een aanpak die is afgestemd op de specifieke aard en context van de problematiek en die de beschikbare middelen zo effectief mogelijk inzet. Naast de specifieke inzet op ouderenmishandeling wordt deze groep ook expliciet meegenomen in de brede aanpak huiselijk geweld, die zich richt op slachtoffers van alle leeftijden.
Deelt u de mening dat de term «huiselijk» verwarrend kan zijn voor een buitenstaander? Zou mishandeling in de zorg daar bijvoorbeeld voor de leek niet buitenvallen?
Ik herken niet dat de term «huiselijk» verwarrend kan zijn in de context van huiselijk geweld. Kern van de term is dat het gaat om situaties in de persoonlijke leefwereld van een slachtoffer en de afhankelijkheidsrelatie met de (vermoedelijke) pleger. Het onderscheid tussen een eigen woning of een woning in een zorginstelling is daarbij niet relevant. Belangrijk verschil kan wel zijn wie de (vermoedelijke) pleger van het geweld is, bijvoorbeeld een kind of ander familielid, of juist een professional uit een zorginstelling. Mishandeling in de zorginstelling of door zorgverleners valt formeel onder andere categorieën, zoals professionele of institutionele mishandeling en wordt via specifieke meld- en toezichtssystemen aangepakt.
Deelt u de mening dat een betere omschrijving zou zijn: «Alle soorten van ouderenmishandeling zijn strafbaar»? Kan dit worden aangepast?
Ouderenmishandeling komt in verschillende vormen voor, zoals fysieke, psychische, seksuele mishandeling en financiële uitbuiting. Er is echter geen strafrechtelijke definitie van ouderenmishandeling. In plaats daarvan worden de strafbare vormen van ouderenmishandeling zoals mishandeling, opzettelijk benadelen van de gezondheid, onthouden van zorg, bedreiging, seksueel misbruik en financiële misdrijven afzonderlijk behandeld op basis van de relevante strafbepalingen (zoals genoemd in het Wetboek van Strafrecht).
Hoewel de term «ouderenmishandeling» als zodanig geen specifieke strafrechtelijke betekenis heeft, worden de afzonderlijke strafbare gedragingen wel degelijk strafrechtelijk vervolgd. Het Openbaar Ministerie beslist in voorkomende gevallen of vervolging opportuun is, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak.
Bent u zich ervan bewust dat de toenemende vergrijzing gecombineerd met schaamte en afhankelijkheid, steeds vaker kan leiden tot nagenoeg onzichtbare ouderenmishandeling op geestelijk en financieel gebied, en welk soort stappen wordt ondernomen om de bewustwording hiervoor te vergroten?
Ik ben mij bewust van de demografische en maatschappelijke ontwikkelingen die kunnen leiden tot meer en/of onzichtbare situaties van ouderenmishandeling. De toenemende digitalisering stelt ook toenemende eisen aan de digitale vaardigheden van ouderen, waardoor mogelijk sneller een beroep wordt gedaan op derden om ouderen te helpen bij bijvoorbeeld bankzaken.
Om de bewustwording te vergroten en ouderenmishandeling bespreekbaar te maken zijn verschillende initiatieven ontwikkeld. Zo vond in 2024 de publiekscampagne «Geweld in Huiselijke Kring» plaats, waarin ouderenmishandeling specifiek werd uitgelicht. Andere voorbeelden zijn de signalenpagina ouderenmishandeling en de activiteiten van het Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling (LPBO), die het herkennen van signalen en de samenwerking tussen professionals ondersteunen. Er zijn initiatieven specifiek gericht op het voorkomen van financieel misbruik, zoals de «Lokale Allianties Veilig Financieel Ouder Worden». Op het gebied van financieel veilig ouder worden zijn er informatieboxen van VWS, die kosteloos kunnen worden aangevraagd en steeds vaker worden besteld.
Zijn de verplichte trainingen of protocollen thans voldoende voor zorgprofessionals om ouderenmishandeling routinematig te signaleren, aangezien fysieke ouderenmishandeling vaak pas zichtbaar wordt bij ziekenhuisopnames van 70-plussers?
Zorgprofessionals die werken met ouderen vallen onder de Wet verplichte meldcode HHuiselijk Geweld en Kindermishandeling. Dat betekent dat zij verplicht zijn om te werken met de meldcode, deze te kennen en volgens de vijf stappen van de meldcode te handelen. Dit geldt voor onder meer voor artsen, verpleegkundigen, verzorgenden, sociaal werkers en wijkteams. Iedere organisatie moet duidelijke werkafspraken hebben voor het signaleren en handelen bij vermoedens van huiselijk geweld en ouderenmishandeling. Iedere beroepsgroep die onder de meldcode valt heeft een eigen afwegingskader ontwikkeld, gebaseerd op het landelijke basismodel dat in 2019 werd vernieuwd. Dat afwegingskader helpt professionals bepalen wanneer het noodzakelijk is om Veilig Thuis te consulteren of een melding te doen.
Zou een jaarlijkse check bij een voorziening als een consultatiebureau – zoals verzocht in de motie-Tielen – voor ouderen deze mishandeling tijdig kunnen signaleren?2
De insteek van de motie-Tielen zag op het realiseren van eenduidige toegang tot preventie en vroegsignalering van gezondheidsrisico’s en problemen voor ouderen. Op dit moment wordt verkend welke functies en vormen een dergelijke voorziening zou kunnen omvatten. Deze verkenning bevindt zich nog in een oriënterende fase.
Kunt u aangeven hoe ver gevorderd u bent met het onderzoek naar deze in onzd ogen zeer gewenste en gemiste voorziening voor ouderen?
Naar verwachting zal in de loop van 2026 meer duidelijkheid komen over hoe een toekomstig aanbod gericht op gezondheidsbevordering voor ouderen eruit zou kunnen zien.