Het bericht dat jihadist Victor Droste zich op Nederlandse bodem zou bevinden |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «IS-jihadist Victor Droste terug in Nederland»?1
Ja.
Is Victor Droste terug in Nederland? Zo nee, waar is hij dan?
Het strafrechtelijk onderzoek naar de Nederlandse verdachte Victor D. loopt nog. Over de stand van zaken van het onderzoek kan ik geen mededeling doen. Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer over de terugkeer van Syriëgangers van 25 mei jl.2, loopt tegen alle personen waarvan bekend is dat zij vanuit Nederland zijn uitgereisd naar de strijdgebieden in Syrië en Irak een strafrechtelijk onderzoek. Het openbaar ministerie heeft hen wereldwijd gesignaleerd met het oog op aanhouding en uitlevering aan Nederland. Elke onderkende terugkeerder wordt bij aankomst in Nederland aangehouden waarna het openbaar ministerie het strafrechtelijk onderzoek tegen de verdachte verder ter hand neemt.
Bent u bekend met het bericht «U.S. sanctions five Iranians it links to Revolutionary Guard Corps»?1
Ja.
Klopt het dat het Amerikaanse Department of the Treasury sancties heeft opgelegd aan vijf aan de Iraanse Revolutionaire Garde gelieerde individuen?
Ja.
Klopt het tevens dat de individuen in kwestie betrokken waren bij het verspreiden van ballistische rakettechnologie en andere vormen van wapentechnologie?
De Verenigde Staten stelt dat de individuen in kwestie betrokken waren bij het leveren van militaire expertise aan de Houthi rebellen in Yemen.
Kunt u aangeven of deze individuen ook op de sanctielijst van de Eurooese Unie (EU) staan? Zo nee, waarom niet? Ziet u aanleiding om er in EU-verband voor te pleiten gelijk op te trekken met de Amerikanen als het gaat om sancties tegen individuen die verdacht worden van dergelijke praktijken?
Geen van genoemde personen staat op dit moment op een Europese sanctielijst. De EU maakt bij het sanctioneren van personen een eigen afweging. De komende maanden zal ik mij in samenwerking met Europese partners inzetten om te bekijken wat de beste combinatie van drukmiddelen is tegen personen die betrokken zijn bij het ontwikkelen en verspreiden van ballistische rakettechnologie. De E3 (Frankrijk, Duitsland en het VK) heeft hierin het voortouw vanwege hun voortrekkersrol bij het JCPOA en de gerelateerde discussies met de VS.
Deelt u de mening dat het opleggen van sancties in het kader van het schenden van afspraken over de verspreiding of ontwikkeling van ballistisch wapentuig, het instandhouden van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA – het nucleair akkoord met Iran) niet in de weg hoeft te zitten? Deelt u tevens de mening dat het opleggen van sancties in deze gevallen logischerwijs voortvloeit uit het niet naleven van diverse VN-Veiligheidsraadsresoluties – onder meer resoluties 1929 of 2231 als het om ballistische raketten gaat en resolutie 2216 als het om Jemen gaat – door Iran?
Nederland werkt in EU verband samen met de E3 en de Hoge Vertegenwoordiger om het JCPOA in stand te houden, omdat het JCPOA een belangrijk Nederlands, Europees en regionaal veiligheidsbelang dient, te weten het vermijden dat Iran een nucleair wapen ontwikkelt. Tegelijkertijd moet de EU krachtig voortgaan met het adresseren van de zorgen rond het ballistische raketprogramma van Iran en de destabiliserende rol van Iran rol in de regio. Dit zou kunnen leiden tot additionele maatregelen, zoals sancties. Zo pleit Nederland in EU-verband al enkele maanden voor additionele sancties gericht op de Iraanse rol in Syrië. Hier is in de EU echter (nog) geen unanimiteit voor.
Het opleggen van sancties in het kader van het ballistische raketprogramma vloeit niet direct voort uit VNVR-resoluties 1929, 2231 en/of 2216. De provisies van resolutie 1929 zijn opgeschort onder resolutie 2231 (de resolutie die het JCPOA bekrachtigt). Resolutie 2231 roept Iran op geen activiteiten te ondernemen die gerelateerd zijn aan ballistische raketten, geschikt voor het overbrengen van kernwapens. Omdat dit geen expliciet verbod is, is de ontwikkeling van ballistische raketten niet in strijd met de resolutie, maar het kabinet acht deze wel inconsistent met de resolutie en spreekt het kabinet hierop Iran dan ook aan.
Refereren aan resolutie 2216 bij het opleggen van nieuwe sancties tegen Iran is niet mogelijk, omdat Iran resolutie 2216 niet heeft geschonden.
Zware ongelukken op de A67 |
|
Maurits von Martels (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «A67 het toneel van vele zware ongelukken»?1
Ja, dat bericht ken ik.
Wat zijn de oorzaken van deze (ernstige) ongelukken in 2018? Hoe vaak was er sprake van zwaar letsel met dodelijke afloop bij de ongelukken in 2018?
Hierover kan ik op dit moment nog geen uitspraak doen. Ongevallengegevens over het jaar 2018 komen in de loop van 2019 pas beschikbaar in BRON (Bestand geRegistreerde Ongevallen Nederland).
Kunt u een overzicht geven van het aantal, de oorzaken en de gevolgen van de ongelukken in de eerste vijf maanden van 2018 en hoe deze zich verhouden tot het aantal, de oorzaken en de gevolgen van de ongelukken in de eerste vijf maanden van 2017?
Zie het antwoord op vraag 2. In de onderstaande tabel is voor de eerste vijf maanden van 2017 het aantal ongevallen op de A67 met een lengte van 74,8 km weergegeven. Ook staat in deze tabel de afloop van deze ongevallen vermeld. Dit betreffen het aantal ongevallen met gewonden, het aantal dodelijke slachtoffers en het aantal ongevallen met Uitsluitend Materiele Schade (UMS).
Jan. t/m mei 2017
149
138
11
0
De oorzaken van de ongevallen op de A67 in de eerste vijf maanden van 2017 zijn in de volgende tabel weergegeven.
Onbekend
60
Kop/staart
38
Flank
20
Vast voorwerp
23
Eenzijdig
5
Los voorwerp
3
Frontaal
0
Hoeveel vrachtwagens reden er gemiddeld per dag op de A67 in de afgelopen vijf maanden in vergelijking met de eerste vijf maanden van 2017? Hoe vaak waren vrachtwagens betrokken bij de ongelukken in 2018 en hoe vaak waren vrachtwagens betrokken bij de ongelukken in 2017?
De verkeersintensiteit op de A67 in de eerste maanden van 2017 bedroeg gemiddeld ca. 27.000 voertuigen per rijrichting, per werkdag. In de eerste maanden van 2018 is de verkeersintensiteit met 1,4% toegenomen t.o.v. deze periode in 2017. Het aandeel van vrachtverkeer (middelzwaar en zware vracht) op de A67 bedroeg in 2017 op werkdagen gemiddeld ca. 33% van het totale verkeer. In het weekend betreft dit aandeel vrachtverkeer 29%. Voor 2018 zijn deze gegevens nog niet beschikbaar, maar de verwachting is dat de fluctuatie in vrachtverkeer beperkt is.
Voor het jaar 2018 kan ik nog geen uitspraken doen over de betrokkenheid van vrachtwagens bij ongevallen. Ongevallengegevens van 2018 komen in de loop van 2019 pas beschikbaar in BRON (Bestand geRegistreerde Ongevallen Nederland).
Van alle betrokken voertuigen bij ongevallen op de A67 in 2017 betrof 16% een vrachtauto.
Welke maatregelen kunnen er op korte termijn worden genomen om het aantal ongevallen terug te dringen en om de impact/nasleep van de ongevallen te verminderen?
Er wordt breed gekeken naar de mogelijkheden om (de gevolgen van) ongevallen terug te dringen. Eind 2016 is de MIRT-Verkenning A67 Leenderheide- Zaarderheiken gestart. Deze verkenning is ook verbreed met (korte termijn) veiligheidsmaatregelen naar aanleiding van wensen hiervoor vanuit de regio. Zie ook antwoord 6 en 7
Daarnaast voert Rijkswaterstaat, zoals op alle snelwegen, op de A67 reguliere onderhoudswerkzaamheden uit, zoals het aanbrengen van markering en het aanpassen van de geleiderail.
Om de nasleep van ongevallen te beperken bestaat de mogelijkheid om bergingen versneld of uitgesteld uit te voeren. Dit wordt per geval bekeken en wordt toegepast op alle wegen in Nederland, ook de A67.
Kunt u toelichten waarom ingrijpen nog jaren zal duren? Bent u van plan te kijken welke maatregelen er voor de lange termijn genomen kunnen worden?
De A67 verdient een serieuze aanpak. Daarom is, mede naar aanleiding van de wensen van de regio, de MIRT-verkenning A67 Leenderheide – Zaarderheiken verbreed met mogelijke veiligheidsmaatregelen. Maatregelen die onderzocht worden in dit verband zijn bijvoorbeeld de aanleg van extra pechhavens of de verlenging van in- en uitvoegstroken.
Bij het voorkeursbesluit dit najaar zal ik samen met de betrokken provincies een besluit nemen over de meest effectieve maatregelen.
Kunt u uiteenzetten wat voor maatregelen er genomen kunnen worden om de verkeersveiligheid te vergroten?
Zie antwoord vraag 6.
De strijd tegen corruptie in Oekraïne |
|
Maarten Groothuizen (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «NABU’s future uncertain amid Kholodnytsky scandal»?1
Ja
Hoe kijkt u aan tegen het gegeven dat het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU, in opdracht van de Procureur-Generaal, de heer Lutsenko, afluisterapparatuur heeft geplaatst in het kantoor van het hoofd van de Oekraïense anti-corruptie aanklager (SAPO)?
Het nationale Oekraïense anti-corruptie bureau (NABU) beschikte over aanwijzingen dat de speciale anti-corruptie aanklager (SAPO) mogelijk betrokken zou zijn bij het illegaal delen van vertrouwelijke informatie. In overleg met de Procureur Generaal is om die reden afluisterapparatuur geïnstalleerd in het kantoor van SAPO. Ik beschik niet over voldoende informatie om een oordeel te vellen over deze maatregel.
Hoe beoordeelt u deze ontwikkelingen in het licht van de voortdurende druk op de Oekraïense anti-corruptie instellingen? Welke risico’s ziet u? Deelt u de mening dat deze situatie de samenwerking tussen NABU en SAPO kan schaden?
De Oekraïense anti-corruptie instellingen zijn onvoldoende onafhankelijk en functioneren mede daarom beneden verwachting. Het nationale anti-corruptie bureau NABU is hierop een positieve uitzondering. De uitdaging is vooral dat de door NABU voorgelegde corruptiezaken ook door rechtbanken in behandeling worden genomen. Juist daarom benadrukt de internationale gemeenschap, waaronder Nederland, het belang van het zo spoedig mogelijk instellen van een speciaal hooggerechtshof voor anti-corruptie.
Herinnert u zich uw antwoorden van 30 januari 2018 op Kamervragen van de leden Groothuizen en Sjoerdsma?2
Ja
Op welke manier heeft u bovengenoemde ontwikkelingen aan de orde gesteld in uw bilaterale contacten met Oekraïne?
Nederland benadrukt via bilaterale, Europese en multilaterale kanalen het belang van versterking van corruptiebestrijding in Oekraïne en blijft dit doen. Zo heb ik tijdens de RBZ op 19 maart jl. en in een gesprek met de Oekraïense Minister van Buitenlandse Zaken Klimkin, voorafgaand aan de RBZ, het belang benadrukt van voortgang met (anti-corruptie) hervormingen in Oekraïne (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1851).
Op welke manier heeft u bovengenoemde ontwikkelingen in multilateraal verband aan de orde gesteld?
Zie antwoord vraag 5.
Welke stappen gaat u ondernemen om schade aan Oekraïense anticorruptie-instellingen te voorkomen? In hoeverre betrekt u deze ontwikkelingen bij de gesprekken over het voorstel van de Europese Commissie voor het toekennen van Macro Financiële Assistentie aan Oekraïne?
Het is in eerste instantie aan de Oekraïense regering zelf om schade aan de anti-corruptie instellingen te voorkomen.
In gesprekken over het vierde EU-Macro Financiële Assistentieprogramma zet Nederland in op scherpe voorwaarden op het gebied van rechtsstatelijkheid en anti-corruptie. Dit wordt breed gesteund door andere lidstaten.
Verder blijft mijn inzet zoals in de beantwoording van uw eerdere vragen uiteen is gezet (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2048)
Herinnert u zich uw steun voor een onafhankelijk anticorruptie rechtbank in Oekraïne? Kunt u aangeven wat de actuele stand van zaken is met betrekking tot de oprichting van een dergelijke rechtbank? In hoeverre betrekt u deze ontwikkelingen bij de gesprekken over het voorstel van de Europese Commissie voor het toekennen van Macro Financiële Assistentie aan Oekraïne?
Ja, zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2481.
1 maart jl. is het wetsvoorstel voor een speciaal hooggerechtshof voor anti-corruptie door het Oekraïense parlement in eerste lezing aangenomen. Dat voorstel is volgens de internationale gemeenschap niet conform de aanbevelingen van de Venetië Commissie. Dat betekent dat het voorstel voor stemming in tweede lezing door het parlement moet worden geamendeerd. Die stemming is voorzien voor de tweede helft van juni.
Het uitkeren van macro financiële steun vanuit de EU is onder andere gekoppeld aan voldoende voortgang ten aanzien van het steunprogramma van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Versterking van anti-corruptie maatregelen is een belangrijke conditionaliteit onder het lopende programma vanuit het IMF.
Momenteel vinden er gesprekken plaats over de afronding van de vierde voortgangsrapportage onder het IMF-programma. De belangrijkste voorwaarde voor het afronden daarvan is het wetsvoorstel rondom het speciaal hooggerechtshof voor anti-corruptie.
Het bericht ‘Gedetineerde ontsnapt tijdens vervoer naar andere gevangenis in Grave’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Gedetineerde ontsnapt tijdens vervoer naar andere gevangenis in Grave»?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat deze gevangene heeft kunnen ontsnappen tijdens het vervoer?
Dit betreft een individuele casus die nog in onderzoek is. Ik kan hier geen uitspraken over doen.
Klopt het dat deze gedetineerde niet geboeid was? Zo ja, waarom niet?
De betreffende gedetineerde was niet geboeid. Artikel 7 van de Politiewet 2012 geeft de politie de bevoegdheid om «vrijheidsbeperkende middelen» te gebruiken indien het beoogde doel niet op een andere manier kan worden bereikt. Hetzelfde artikel voegt daar echter aan toe dat het gebruik van deze bevoegdheid gematigd dient te zijn en in verhouding dient te staan tot het beoogde doel. Deze bevoegdheid tot het gebruik van vrijheidsbenemende middelen is ten aanzien van het gebruik van handboeien verder uitgewerkt in de Ambtsinstructie Politie. Deze bepaling biedt een mogelijkheid voor het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen, maar geen verplichting, waarbij het daadwerkelijke gebruik afhankelijk is van feiten en omstandigheden. De (politie)ambtenaar dient te bepalen of er sprake is van gevaar voor ontvluchting of voor de veiligheid van personen. Dit gevaar kan slechts gelegen zijn in «de persoon» (diens gedrag/uitlatingen/ervaringen in het verleden) of in de aard van het strafbare feit op grond waarvan de vrijheidsbeneming heeft plaatsgevonden.
Dit leidt ertoe dat gevangenen niet standaard mogen worden geboeid. De wet schrijft voor dat er een belangenafweging gemaakt wordt, voordat boeien worden gebruikt. De huidige wettelijke kaders laten in enkele gevallen geen ruimte om verdachten gedurende het transport te boeien.
Indien een verdachte wordt geboeid tijdens het transport zonder dat hier een aanleiding voor bestaat zoals omschreven de Ambtsinstructie, kan een verdachte aanvoeren dat er vormen verzuimd zijn in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Dit vormverzuim kan ertoe leiden dat de rechtbank bij een veroordeling een lagere straf oplegt. Ik acht dit niet wenselijk.
Hoe kunt u zo naïef zijn om gevangenen die vervoerd worden niet standaard te laten boeien?
Zie antwoord vraag 3.
Beseft u dat het nooit mogelijk is vooraf in te schatten of een gedetineerde vluchtgevaarlijk is, en dat alleen al om die reden standaard alle gedetineerden die vervoerd worden geboeid zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid alle kosten die gemaakt worden om deze ontsnapte gevangene op te sporen op hem te verhalen?
Kosten voor opsporing worden niet verhaald op de verdachte. Handhaving van de rechtsorde is immers een kerntaak van de overheid. Als er moet worden opgetreden, zal de overheid dit uit de algemene middelen blijven betalen, ook om eigenrichting te voorkomen. Het kabinet Rutte I heeft een verkenning uitgevoerd naar het doorberekenen van kosten voor politieoptreden. Zoals gesteld in de begroting 2014 is de overheid primair verantwoordelijk voor openbare orde en veiligheid.2 Van doorberekening van politiekosten kan in die gevallen dan ook geen sprake zijn. In het licht van het vorenstaande is het toenmalige kabinet niet over gegaan tot wetgeving inhoudende doorbelasting van politiekosten en worden kosten van optreden door de politie niet bij de burger in rekening gebracht. Dit standpunt is niet gewijzigd.
Schuldenaars onder schrikbewind |
|
Michiel van Nispen (SP), Jasper van Dijk (SP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het onderzoek van Investico, De Groene Amsterdammer en Nieuwsuur over het sterk groeiende aantal mensen dat onder bewind geplaatst wordt en het schrikbewind dat sommige bewindvoerders hanteren?1
Ja, ik ken het genoemde onderzoek.
Wat is uw reactie op de uitkomst van het onderzoek dat één op de zeven gemeenten zegt kosten te vergoeden van bewindvoerders waarvan ze sterke aanwijzingen hebben dat ze frauderen? Bent u bereid te onderzoeken of het aantal frauderende en sjoemelende bewindvoerders inderdaad veel hoger is dan de 40 à 50 gevallen die nu jaarlijks aan het licht komen?
In de eerste plaats hebben degenen wiens vermogen onder bewind is gesteld belang bij goed functionerende bewindvoerders. Ik ben het eens met de leden dat de aanpak van slecht functionerende bewindvoerders noodzakelijk is en dat ook de vele goedwillende bewindvoerders daarbij belang hebben.
De ervaringen van gemeenten met slecht functionerende bewindvoerders zijn van belang om te delen, zo meldde ik uw Kamer ook bij brief van 24 april jl. in reactie op vragen van uw Kamer.2 Daarbij heb ik toegelicht dat gemeenten hun kennis over slecht functionerende bewindvoerders kunnen delen met rechtbanken. Dat kan door een klacht in te dienen en de rechter in individuele zaken te vragen om een bewindvoerder te ontslaan.
Op dit moment wordt de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap3 geëvalueerd. Hierover informeerde ik uw Kamer onder meer in de eerdergenoemde brief. Met de wetswijziging zijn kwaliteitseisen voor professionele bewindvoerders geïntroduceerd en is geregeld dat gemeenten kunnen verzoeken tot (1) de instelling van bewind wegens problematische schulden (hierna: schuldenbewind), (2) de opheffing van een schuldenbewind en (3) het ontslag van een bewindvoerder in een schuldenbewind.
Onderdeel van de evaluatie zijn de ervaringen van rechters en professionele bewindvoerders met de kwaliteitseisen en de uitbreiding van het aantal (rechts)personen – met onder andere gemeenten – die kunnen verzoeken om bewind in te stellen of op te heffen. Aan de hand van de uitkomsten van de evaluatie kan de vraag worden beantwoord of de beoogde doelen van de kwaliteitseisen en bevoegdheden van gemeenten zijn bereikt. Ik wacht de uitkomsten af. Deze zijn rond de zomer te verwachten en worden zoals toegezegd aan uw Kamer toegestuurd.
Onderschrijft u dat het noodzakelijk is dat malafide bewindvoerders worden aangepakt en dat ook de vele goedwillende bewindvoerders er belang bij hebben dat de rotte appels worden verwijderd?
Zie antwoord vraag 2.
Onderschrijft u de uitspraak: «bewindvoering voor mensen met schulden is natuurlijk helemaal geen markt»?
Als bewind wordt ingesteld, mag de betrokkene kort gezegd niet meer zelfstandig beslissen over geldzaken. Professionele bewindvoerders (bewindvoerders met drie of meer cliënten) hebben hun werk gemaakt van het ondersteunen van deze mensen. Er zijn meer beroepen waarin de beroepsbeoefenaren hun inkomen verdienen door kwetsbare mensen te ondersteunen.
Ik vind het een taak van de overheid om het wettelijk kader voor bewind te geven. De wet bepaalt dat de rechter bij de benoeming van een bewindvoerder in beginsel de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene volgt. Daar wil ik niet aan tornen. Uitgangspunt is dat eenieder kan worden benoemd tot bewindvoerder. Als een bewindvoerder is benoemd, houdt de rechter toezicht op zijn functioneren. Verder moeten professionele bewindvoerders voldoen aan kwaliteitseisen. De kwaliteitseisen bevatten onder meer opleidings- en scholingseisen, eisen voor dossiervorming, administratie en bedrijfsvoering, en eisen over de communicatie met en bejegening van de betrokkene. In schuldenbewinden worden doorgaans professionele bewindvoerders benoemd. Zij moeten voldoen aan genoemde kwaliteitseisen. Het wettelijk kader beoogt de rechter in staat te stellen geschikte bewindvoerders te benoemen en toezicht te houden op hun functioneren en de naleving van de kwaliteitseisen.
Wat is uw reactie op de uitkomst van het onderzoek dat bijna de helft van alle gemeenten in antwoord op de enquête zegt dat ze vanwege mededingingswetgeving moeite hebben de regie te nemen over beschermingsbewind? Wat is het beleid van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) in deze en welke communicatie heeft u met de ACM hierover gehad?
In de eerste plaats merk ik op dat gemeenten op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening een regierol hebben bij schuldhulpverlening. Bij bewind beslist de rechter of deze beschermingsmaatregel wordt ingesteld. Bewind kan ook worden ingesteld wegens een lichamelijke of geestelijke toestand. Te denken valt aan dementie. Vaak spelen meerdere problemen: uit onderzoek blijkt dat in een meerderheid van de gevallen waarin bewind wordt ingesteld, sprake is van multi-problematiek.4 De betrokkene heeft dan bijvoorbeeld niet alleen problematische schulden, maar ook een psychische stoornis.
In de wet is een lijst opgenomen met (rechts)personen die in elk geval níet kunnen worden benoemd tot bewindvoerder (art. 1:435, zesde lid, BW). Het gaat bijvoorbeeld om personeelsleden van de instelling waar de betrokkene verblijft. Hiermee wordt beoogd belangenconflicten tegen te gaan.5 Gemeenten of onderdelen dan wel afdelingen daarvan (hierna samengevat met: gemeenten) kunnen wel worden benoemd als bewindvoerder. De lijst maakt overigens onderdeel uit van genoemde evaluatie.
Indien een gemeente is benoemd tot bewindvoerder mag zij niet ongelijk concurreren met private bewindvoerders. Ter voorkoming van ongelijke concurrentie dienen overheidsorganen zich te houden aan de gedragsregels in de Wet markt en overheid (opgenomen als hst. 4b in de Mededingingswet). Dit betekent onder meer dat gemeenten de integrale kosten van het bewind aan de betrokkene moeten doorberekenen (art. 25i).
De Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) houdt toezicht op de naleving van de Wet markt en overheid. De ACM heeft de gedragsregels in de Wet markt en overheid in 2017 toegepast op een concrete casus.6 Aanleiding hiervoor was een handhavingsverzoek van een private bewindvoerder. De verzoeker stelde kort gezegd dat een gemeente die kosteloos bewind aanbood de Wet markt en overheid schond. De ACM concludeerde dat de gemeente niet voldeed aan de wettelijke verplichting om de integrale kosten van het bewind door te berekenen aan de betrokkene.
In reactie op de vraag welke communicatie hierover met de ACM heeft plaatsgevonden, kan ik uw Kamer melden dat de ACM de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 2017 heeft bericht dat zij in bedoelde casus onderzoek uitvoerde.
Bent u bereid gemeenten de vrijheid te geven om bewindvoering in eigen hand te nemen en hiertoe, indien dit nodig blijkt uit een rechterlijke uitspraak, de wet te wijzigen?
Bij de benoeming van een bewindvoerder volgt de rechter in beginsel de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, bijvoorbeeld voor de partner, een bepaald familielid of een goede bekende.
Bewind dient ter bescherming van de vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene. Voor de betrokkene is het een ingrijpende maatregel, omdat hij niet meer zelfstandig kan beslissen over geldzaken. Daarom hecht ik er veel belang aan dat de voorkeur van de betrokkene voor een bewindvoerder voorop staat. Volledigheidshalve merk ik op dat dit uitgangspunt ook aansluit bij het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Hierin is bepaald dat maatregelen die betrekking hebben op de uitoefening van handelingsbekwaamheid onder meer de wil en voorkeuren van de betrokkene dienen te respecteren (zie art. 12, vierde lid).
Klopt de volgend melding van de gemeente Waddinxveen: «we mogen er als gemeente niet op aansturen dat er alleen gebruik gemaakt wordt van bewindvoerders waar we positieve ervaringen mee hebben»?
In de beantwoording van eerdere vragen van uw Kamer heb ik aangegeven dat gemeenten hun kennis over slecht functionerende bewindvoerders kunnen delen met rechtbanken, door een klacht in te dienen, en in individuele zaken vragen om een bewindvoerder te ontslaan. Het is aan de praktijk om ideeën over het delen van informatie te onderzoeken en zo nodig te ontwikkelen. Initiatiefnemers dienen zich daarbij in elk geval rekenschap te geven van privacy- en mededingingsaspecten.
Als een gemeente de rechter verzoekt bewind in te stellen kan zij daarbij een kandidaat-bewindvoerder voorstellen. Op deze manier kunnen gemeenten eraan bijdragen dat bewindvoerders worden benoemd die volgens hen goed functioneren. Een gemeente zou zichzelf als kandidaat-bewindvoerder kunnen voorstellen. De gemeente dient zelf af te wegen of dit opportuun is. De rechter beslist uiteindelijk wie hij als bewindvoerder benoemt.
Het contact met rechtbanken vind ik de meest aangewezen route voor gemeenten om ervaringen met bewindvoerders te delen. Een klacht komt dan terecht bij degene die toezicht houdt op het functioneren van de bewindvoerder en die het best in staat is om dat functioneren te beoordelen: de rechter. De rechter beslist vervolgens of er reden is om met de bewindvoerder in gesprek te gaan of zelfs over te gaan tot ontslag.
Onderschrijft u dat het juist wenselijk is dat door gemeenten doorverwezen wordt naar bewindvoerders waar positieve ervaringen mee zijn?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid om gemeenten instrumenten in handen te geven om onderscheid te maken tussen bewindvoerders met een goed staat van dienst en een slechte staat van dienst?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is uw reactie op de volgende uitspraak van kantonrechter Verjans: «ik geloof dat ik tien minuten naar een zaak mag kijken. Dat is gewoon veel te kort»? Kunt u de werkdruk kwantificeren?
Er is geen norm voor de tijd die een rechter in een bewindszaak zou mogen steken. De werkdruk verschilt per zaak.
In het kader van het traject «maatschappelijk effectieve rechtspraak» ontwikkelt de rechtspraak ideeën die ervoor moeten zorgen dat het werk van de rechter zoveel mogelijk effect heeft. Het gaat onder meer om de aanpak van schuldenproblematiek. In dit verband heeft de Raad voor de rechtspraak mijn aandacht gevraagd voor de werkdruk in bewindszaken en tevens verzocht extra financiële middelen ter beschikking te stellen. Dit wordt betrokken bij de eerstvolgende driejaarlijkse prijsafspraken tussen de Raad en het ministerie.
Wat zijn de mogelijkheden voor personen zoals Samantha, die gedupeerd zijn door foute bewindvoerders, om deze aansprakelijk te stellen voor schade die zij geleden hebben doordat zij bijvoorbeeld uit hun huis gezet zijn of dieper in de schulden terecht gekomen zijn door foute bewindvoering?
Degene wiens vermogen onder bewind is gesteld kan de bewindvoerder aansprakelijk stellen als deze tekortschiet in de zorg van een goed bewindvoerder (art. 1:444 BW). Hiervan is bijvoorbeeld sprake als de bewindvoerder fraudeert. Met een dergelijke aansprakelijkstelling zijn voor de betrokkene in beginsel geen kosten gemoeid.
In zo’n geval kan de betrokkene, maar bijvoorbeeld ook zijn naaste familieleden en – in geval van een schuldenbewind – de gemeente, de rechter verzoeken om de bewindvoerder te ontslaan. De rechter kan de bewindvoerder ook ambtshalve ontslaan, bijvoorbeeld op basis van klachten. Ook kan de rechter beslissen om de bewindvoerder in alle bewinden te ontslaan of een klantenstop instellen gecombineerd met een verbetertraject. Van de Raad voor de rechtspraak begrijp ik dat rechters soms ook signalen over slecht functionerende bewindvoerders ontvangen van hulpverleners van betrokkenen. Deze signalen worden opgepakt en nader onderzocht. Dat is niet altijd zichtbaar in het dossier. Het onderzoek vindt plaats binnen het lopende toezicht op het functioneren van de bewindvoerder. Het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder wordt ook binnen het lopende toezicht behandeld. Aan het indienen van een dergelijk verzoek zijn dan ook in beginsel geen kosten verbonden. De betrokkene heeft op deze manier voldoende toegang tot het recht.
Als de bewindvoerder wordt ontslagen moet hij een eindrekening en -verantwoording opmaken. Indien de opvolgend bewindvoerder of de betrokkene bezwaar heeft tegen de eindrekening en -verantwoording, kan de rechter de schade vaststellen die de ontslagen bewindvoerder aan de betrokkene heeft berokkend. Vervolgens kan de rechter de opvolgend bewindvoerder de opdracht geven om de schade te verhalen op de ontslagen bewindvoerder. De grondslag hiervoor is de beschikking waarin de rechter de schade heeft vastgesteld.
Wat is uw reactie op de volgende uitspraak van dhr Steenbergen: «er gaat echt gigantisch veel mis. Maar de schade verhalen op de bewindvoerder is vaak onbegonnen werk. Mensen onder bewind kunnen de kosten voor een rechtszaak niet van hun leefgeld betalen, dus moet de bewindvoerder de uitgaven goedkeuren. En dat gebeurt vaak niet, omdat de bewindvoerder niet wil dat we een zaak tegen hem beginnen»?
Zie antwoord vraag 11.
Hoe gaat u er voor zorgen dat de gedupeerden die geen geld hebben en onder bewind staan toegang tot recht kunnen krijgen?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid om in uw nieuwe voorstellen, die u deze zomer naar de Kamer verwacht te sturen, het streven naar (maximale) zelfstandigheid van de onder bewind gestelde personen, tot doel te stellen?
De Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap geeft rekenschap van het belang van zelfstandigheid. De wetswijziging gaat ervanuit dat de beschermingsmaatregelen curatele, bewind en mentorschap niet verder ingrijpen dan noodzakelijk is en – waar mogelijk – de zelfredzaamheid van de betrokkene bevorderen.8 In de lopende evaluatie van de wetswijziging wordt rechters, professionele vertegenwoordigers en schuldhulpverleners onder meer gevraagd wat hun ervaringen zijn rond de bevordering van zelfredzaamheid. Ik informeer uw Kamer rond de zomer over de uitkomsten van de evaluatie.
Dat de beschermingsmaatregelen niet verder dienen in te grijpen dan noodzakelijk is, volgt ook uit artikel 12, vierde lid, van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat bepaalt:
«De Staten die Partij zijn waarborgen dat alle maatregelen die betrekking hebben op de uitoefening van handelingsbekwaamheid, voorzien in passende en doeltreffende waarborgen in overeenstemming met het internationale recht inzake de mensenrechten om misbruik te voorkomen. Deze waarborgen dienen te verzekeren dat maatregelen met betrekking tot de uitoefening van handelingsbekwaamheid de rechten, wil en voorkeuren van de desbetreffende persoon respecteren, vrij zijn van conflicterende belangen of onbehoorlijke beïnvloeding, proportioneel zijn en toegesneden op de omstandigheden van de persoon in kwestie, van toepassing zijn gedurende een zo kort mogelijke periode en onderworpen zijn aan een regelmatige beoordeling door een bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige autoriteit of gerechtelijke instantie. De waarborgen dienen evenredig te zijn aan de mate waarin deze maatregelen van invloed zijn op de rechten en belangen van de persoon in kwestie.»
Wat gaat u doen aan de trend dat steeds meer woningcorporaties en energiebedrijven van klanten eisen dat ze bewind aanvragen in geval van betalingsachterstanden?
Een betalingsachterstand bij een woningcorporatie of energiebedrijf kan een indicatie zijn van veelomvattender financiële problemen. Bij schuldenproblematiek zijn er vrijwel altijd diverse schuldeisers en vorderingen. Het duurt volgens deskundigen vaak lang voordat iemand hulp zoekt. Zij stellen dat het van belang is er vroeg bij te zijn en actie te ondernemen.9
Het kan voorkomen dat een woningcorporatie of energiebedrijf iemand vraagt om de rechter te verzoeken bewind in te stellen. Uiteindelijk beslist diegene zelf of hij dat verzoek indient. De rechter weegt bij elk verzoek af of er reden bestaat bewind in te stellen. Daarvoor moet sprake zijn van een lichamelijke of geestelijke toestand, of verkwisting dan wel problematische schulden, waardoor iemand zijn vermogensrechtelijke belangen niet (langer) zelf kan behartigen. Enkel een betalingsachterstand bij een woningcorporatie of energiebedrijf zal doorgaans onvoldoende reden zijn om een ingrijpende maatregel als bewind in te stellen.
Als energiebedrijven constateren dat er betalingsachterstanden voor de energierekening zijn bij klanten, dienen zij hen te wijzen op de mogelijkheden van de gemeentelijke schuldhulpverlening (zie art. 3, tweede lid, onder a en b, Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas). Indien de klant hiervoor toestemming verleent, kan een energiebedrijf diens persoonsgegevens doorgeven aan de gemeentelijke schuldhulpverlening, zodat de gemeente de inwoner kan benaderen met een aanbod voor schuldhulpverlening.
In het kader van vroegsignalering van problematische schulden maken gemeenten in toenemende mate afspraken met onder meer woningcorporaties en energiebedrijven over het doorgeven van betalingsachterstanden van inwoners, zodat inwoners die problematische schulden (dreigen te) krijgen, en niet op eigen initiatief hulp zoeken, zo spoedig mogelijk een hulpaanbod van de gemeente krijgen. Als blijkt dat een inwoner met (dreigende) problematische schulden niet in staat is zelf zijn financiële administratie te beheren, kan de gemeente bijvoorbeeld budgetbeheer aanbieden of een verzoek tot instelling van een schuldenbewind indienen bij de rechter.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere Kamervragen waarin u aangaf dat het van belang is dat gemeenten ervaringen inzake slecht functionerende bewindvoerders met elkaar delen2? Wilt u initiatieven ontplooien om het delen van informatie over ervaringen met bewindvoerders tussen gemeenten te bevorderen?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe gaat u zo snel mogelijk een einde maken aan wanpraktijken van malafide bewindvoerders?
Bij de evaluatie van de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap is nadrukkelijk aandacht voor de kwaliteitseisen voor en het toezicht op het functioneren van professionele bewindvoerders. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten. Zoals toegezegd informeer ik uw Kamer rond de zomer over de uitkomsten van de evaluatie.
Bent u bekend met het bericht dat marechaussees hun baan dreigen op te zeggen als protest tegen inzet van burgers bij grensbewaking?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel militairen (in FTE) de Koninklijke Marechaussee momenteel tekort komt om de grensbewaking op Schiphol en andere luchthavens zelf volledig uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Eind zomer 2017 is door het kabinet besloten tot een uitbreiding met 417 VTE ten behoeve van de KMar, onder andere voor de uitvoering van het grenstoezicht in Nederland. Naar verwachting zal eind 2019 deze extra capaciteit inzetbaar zijn; het traject van werving, selectie en opleiding van meer vast aangesteld militair KMar-personeel vraagt namelijk tijd. Tot die tijd zal sprake zijn van interne herprioritering en bijstand van ketenpartners, waaronder de Dienst Justitiële Inrichtingen en de Defensie Bewaken en Beveiligen Organisatie. Deze prioritering gebeurt in het Nationale Takenveldenberaad.
Deelt u de mening van de marechausseevereniging dat de huidige cursus voor burgers te kort is om de grensbewaking op Schiphol naar behoren te kunnen uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, de eerstelijnsgrensbewakers krijgen wat betreft de eerstelijns grenstaken een overeenkomstige opleiding als hun militaire collega’s, die alleen veel breder worden opgeleid voor alle taken van de Koninklijke Marechaussee. De opleiding voor de nieuwe eerstelijnsgrensbewaker is opgesplitst in twee delen. Het eerste deel is het zogenoemde theoretische gedeelte. Dit gedeelte wordt afgesloten met een zogenoemde GO/NO GO toets, waarvan Documentherkenning (DOC1) en Schengen grenscode (SGC) examen onderdeel uitmaken. Het tweede gedeelte is het praktijkgedeelte. De kandidaat is dan bij de KMar aangesteld. De kandidaat dient binnen drie maanden het praktijkgedeelte af te sluiten met een Proeve van Bekwaamheid. Gedurende de drie maanden wordt de kandidaat door een Praktijk Leer Meester van de ontvangende brigade begeleid. De examens behorend bij de nieuwe opleiding zijn dezelfde als die in de reguliere opleiding tot marechaussee.
De nieuwe grensbewaker eerstelijns werkt gedurende zijn praktijkopleiding maar ook daarna nooit alleen. Hij/zij zit altijd met een militaire collega in de balie. Daarnaast heeft de Brigade Grensbewaking een backoffice die tweedelijnszaken afhandelt, dus passagiers die om enige reden extra aandacht behoeven. Op het moment van een calamiteit treden er andere protocollen in werking en heeft de eerstelijnsgrensbewaker geen rol. Paspoortcontrole vindt overigens plaats binnen het zogenoemde «airside»: dit betekent dat reizigers reeds door de security-check zijn gekomen. Bij calamiteiten zal als eerste het personeel van de Brigade Politie & Beveiliging ingrijpen, ondersteund door het personeel van de Brigade Grensbewaking. Het risico dat de nieuwe grensbewaker eerstelijns wordt geconfronteerd met gevaarlijke situaties is hierdoor voldoende gemitigeerd.
Bent u bereid om met de marechausseevereniging in gesprek te gaan, zodat voorkomen kan worden dat goed opgeleid personeel wegloopt? Zo nee, waarom niet?
Ja. Informeel is dit reeds met de Marechausseevereniging gebeurd. Het signaal dat personeel wegloopt c.q. ontslag neemt vanwege de pilot wordt op dit moment niet herkend binnen de KMar door de brigadecommandanten van deelnemende luchthavens en de P&O lijn.
De KMar staat in goed overleg met de Defensieonderdeel Medezeggenschaps-commissie (DMC) aangaande de pilot.
Deelt u de mening dat het inzetten van burgers bij grensbewaking niet nodig zou zijn, indien er voldoende marechaussees permanent beschikbaar zijn, en dat deze maatregel dus de facto een bezuinigingsoperatie is? Zo nee, waarom niet?
De extra eerstelijnsgrensbewakers zijn voor de pilotfase (2 jaar) additioneel beschikbaar gesteld en komen dus niet in de plaats van reguliere medewerkers. Het is geen bezuinigingsoperatie maar juist een manier om op meer flexibele wijze de capaciteit af te kunnen stemmen op het werkaanbod, met name bij piekmomenten. De pilot past daarmee geheel in de ontwikkeling van een Adaptieve Krijgsmacht.
Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg Personeel Defensie op 23 mei 2018 te beantwoorden?
Ja.
Verwarde personen |
|
Theo Hiddema (FVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven op basis van welke criteria door de politie een persoon de kwalificatie «verward persoon» wordt toegedicht – zoals in het geval van de verdachte van de ernstige steekpartij/aanslag op bevrijdingsdag (5 mei 2018) in Den Haag?
Of iemand daadwerkelijk verward is kan niet door de politie worden vastgesteld. Dat oordeel is aan medici en/of gedragswetenschappers. De politie constateert afwijkend gedrag en beoordeelt aan de hand van de ernst van dit gedrag of aanhouden of anderszins ingrijpen noodzakelijk is.
Per oktober 2016 is het zogenoemde Schakelteam Verwarde Personen ingesteld. De politie hanteert met betrekking tot personen met verward gedrag de definitie van het Schakelteam, namelijk mensen die grip op hun leven (dreigen te) verliezen, waardoor het risico aanwezig is dat zij zichzelf of anderen schade berokkenen. Het gaat om mensen met vaak verschillende aandoeningen of beperkingen (psychiatrie, verslaving, licht verstandelijke beperkingen, dementie), veelal in combinatie met verschillende levensproblemen (schulden, dakloosheid, werkloosheid, verlies van dierbaren, gebrek aan participatie, onverzekerd zijn,
illegaliteit, etc.). Door verschillende omstandigheden kan de situatie ontstaan dat zij eenmalig of chronisch in problemen komen, grip op hun leven verliezen en daardoor overlast veroorzaken of zelfs in het strafrechtelijk circuit belanden.
Kunt u toelichten in welke gevallen de politie spreekt van een terreurdaad of een aanslag? Welke criteria hanteert de politie voor deze begrippen?
In Nederland hanteren alle partijen die bij terrorismebestrijding betrokken zijn de volgende definitie van terrorisme: «Terrorisme is het uit ideologische motieven dreigen met, voorbereiden of plegen van op mensen gericht ernstig geweld, dan wel daden gericht op het aanrichten van maatschappij ontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.»1
Bent u van mening dat in het geval van de steekpartij/aanslag in Den Haag op 5 mei 2018 – waarbij de verdachte een van zijn slachtoffers probeerde te kelen en naar getuigenis van omstanders «Allahu Akbar» riep – sprake was van een terreurdaad? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2 van de schriftelijke vragen van de leden Van Toorenburg en Van den Berg (beiden CDA) over de steekpartij in Den Haag.
Kent u de definitie van «verwarde personen» uit het politierapport «Politie en «verwarde personen»: Onderzoek naar optreden van de politie in relatie tot personen met verward gedrag» uit 2015, waar wordt genoemd dat onder verward persoon wordt verstaan eenieder die vanwege zijn al dan niet tijdelijke verstoorde oordeelsvermogen gedrag vertoont waarmee hij zichzelf of enige ander in gevaar brengt en/of een bedreiging vormt voor de openbare orde en veiligheid?
Ja.
Deelt u de opvatting dat de definitie zoals bedoeld in vraag 4 dermate breed is dat alle vormen van criminaliteit en/of terreur hieronder vallen?
Nee. Ik vind de relatie die wordt gelegd tussen personen met verward gedrag en alle vormen van criminaliteit en terreur bijzonder stigmatiserend. Slechts een klein deel van de groep verwarde personen vertoont naast psychiatrische stoornissen ook gevaarlijk gedrag.
Deelt u de opvatting dat terreur en «verward persoon» elkaar niet uitsluiten? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Wie heeft de politie in 2011 vanuit het Rijk opdracht gegeven incidenten met verwarde personen te registreren en wat was de aanleiding hiervoor?
Indien politieambtenaren bij de uitvoering van hun taak een persoon met kennelijk verward gedrag treffen, leggen zij daaromtrent gegevens vast indien dat noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak. De noodzakelijkheid kan bijvoorbeeld zijn gelegen in de veiligheid of de hulpverlening.
Kent u het bericht «Politie luidt noodklok: recordaantal incidenten verwarde personen»?1
Ja.
Hoe verklaart u de explosieve stijging van het aantal meldingen bij de politie van incidenten met verwarde personen van 40.000 in 2011 tot 83.500 in 2017?
Er is geen eenduidige verklaring voor de stijging van het aantal incidenten van mensen met verward gedrag. Mogelijke oorzaken zijn economische crisis, de complexer wordende maatschappij, het feit dat mensen langer zelfstandig wonen en een mogelijke afname van tolerantie. Ook kan er sprake zijn van een registratie-effect als gevolg van de aandacht voor deze meldingen.
In de recente eerste duiding die het RIVM heeft gegeven en die de Staatssecretaris van VWS recentelijk heeft gedeeld met de Tweede Kamer3, is vastgesteld dat van de ruim 80.000 meldingen in 2016, 34.000 meldingen te herleiden zijn tot unieke personen. Van deze 34.000 unieke personen waren 13.000 reeds bekend in de politieregistraties en zijn minimaal tweemaal geregistreerd. Van deze groep van 13.000 zorgt een groep van 5700 personen voor wekelijkse meldingen. Bij deze meldingen is niet altijd sprake van ggz problematiek en zijn betrokkenen niet altijd bekend bij de GGZ.
De politiecijfers gaan over veel meer dan de ggz alleen en zeggen niets over het vervolg op de melding – weer naar huis, naar een ziekenhuis, een politiecel, of de acute ggz. De cijfers die Zorgverzekeraars Nederland in april presenteerde, gaan juist specifiek over de ingezette ggz hulpverlening. Beide cijfers kunnen dus naast elkaar bestaan.
Ik constateer dat de term «verward» aan inflatie onderhevig raakt. Waar in het verleden werd gesproken over personen die verslaafd, crimineel of agressief waren, worden deze personen nu allen aangeduid als personen met verward gedrag. Ik acht dit geen goede ontwikkeling.
Kent u het bericht «Overlast verwarde mensen niet terug te zien in cijfers GGZ»?2
Ja.
Hoe rijmt u de ervaring van de GGZ – die geen stijging in verwarde personen terugziet in haar eigen cijfers – met het stijgende aantal meldingen van incidenten met verwarde personen bij de politie? Deelt u de opvatting dat het begrip «verward persoon» te ver is opgerekt en te pas en te onpas wordt gebruikt, ook bij ernstige misdrijven?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u aangeven of verwarde plegers van misdaden worden opgenomen in de criminaliteitscijfers of dat zij enkel worden opgenomen in GGZ-cijfers?
In het onderzoek naar geregistreerde criminaliteit van het CBS worden alle door de politie en Koninklijke Marechaussee geregistreerde misdrijven meegenomen, ongeacht de achtergrond van de dader.
Kunt u deze vragen binnen een termijn van twee weken beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord. Dit nam helaas meer dan twee weken in beslag.
Het bericht dat door regionale stakingen het streekvervoer is ontregeld in de regio's Utrecht en Twente en rond Arnhem en Nijmegen |
|
Maurits von Martels (CDA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
|
|
|
Kent u het bericht dat door regionale stakingen het streekvervoer in de regio's Utrecht en Twente en rond Arnhem en Nijmegen is ontregeld?1
Ja.
Kunt u aangeven op welke wijze rekening wordt gehouden met mensen die afhankelijk zijn van streekvervoer en feitelijk niet voor een alternatieve vervoerswijze kunnen kiezen?
Ik betreur dat het arbeidsconflict tussen werkgevers en werknemers in het regionale openbaar vervoer uitmondt in stakingen en dat reizigers hinder ondervinden. Alle groepen die van het openbaar vervoer gebruik maken, kunnen hierdoor getroffen worden. Zie ook het antwoord op vraag 5. De werknemers maken gebruik van het stakingsrecht uit het Europees Sociaal Handvest. Per staking zijn er verschillen in het aantal werknemers dat meedoet, de duur en het tijdstip van de staking en de omvang qua gebied en modaliteiten. Ik kan daarom niet in algemene zin aangeven welke bestemmingen wel en niet bereikbaar blijven met het openbaar vervoer. Doelgroepenvervoer dat bijvoorbeeld in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in opdracht van gemeenten wordt uitgevoerd, valt buiten de staking.
Kunt u aangeven of alle bezoek aan ziekenhuizen, artsen en hulpverleners wel mogelijk blijft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Worden reizigers voldoende geïnformeerd over de gevolgen van de stakingen? Op welke wijze geschiedt deze informatievoorziening?
De vervoerders informeren de reizigers zo goed mogelijk over de staking. Uit informatie van de provincies Utrecht, Gelderland en Overijssel concludeer ik dat vooral gebruik wordt gemaakt van social media, dynamische informatie bij haltes en persberichten om de lokale media te informeren. Een goede informatievoorziening is belangrijk omdat reizigers daarmee de hinder kunnen beperken door afspraken te verzetten, individuele vervoermogelijkheden te kiezen of de hulp van familie, vrienden of buren in te roepen.
Waar kunnen mensen zich melden die afhankelijk zijn van noodzakelijk openbaar streekvervoer? Op welke wijze wordt omgegaan met dergelijke signalen?
Uit informatie van de bovengenoemde provincies blijkt dat er geen andere meldpunten zijn dan de servicebalies van de vervoerders. Dit verandert niets aan de situatie dat reizigers aangewezen zijn op de alternatieven die beschreven zijn in het antwoord op vraag 4. De rechtmatigheid van een staking kan op verzoek van de werkgevers of andere belanghebbenden door de rechter getoetst worden.
Het bericht ‘Wijkagent: ‘Haal dat bord met Joodse huizen weg’’ |
|
Arno Rutte (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Wijkagent: «Haal dat bord met Joodse huizen weg»»?1
Ja
Heeft een wijkagent in Amsterdam inderdaad gevraagd een bord van «Open Joodse huizen – Huizen van verzet» weg te halen? Zo ja, is dit beleid bij de Amsterdamse politie en wat vindt u daarvan?
De Minister van Justitie en Veiligheid is politiek-bestuurlijk verantwoordelijk voor de organisatie en het beheer van de politie. De burgemeester is voor de aansturing van de politie verantwoordelijk voor wat betreft de bestuursrechtelijke handhaving van de openbare orde in zijn of haar gemeente en de officier van justitie voor de aansturing van de strafrechtelijke handhaving. Het kan voorkomen dat de politie moet adviseren over bepaalde symbolen of uitlatingen als die mogelijk de rechtsorde of openbare orde in het geding brengen. De burgemeester van Amsterdam heeft mij bericht dat hij de gemeenteraad nader zal informeren over het genoemde voorval.
In onderhavige casus heeft de politie meegedacht met de ondernemer over de veiligheid, waarbij verschillende scenario’s in openheid zijn besproken. Het weghalen van het bord was daar één van.
Adviseert de (Amsterdamse) politie ondernemers en bewoners over het gebruik van Joodse symbolen en uitingen? Zo ja, wat is de lijn in deze advisering? Adviseert de politie ook over uitingen van andere religies?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat de (Amsterdamse) politie om met agressie en/of geweld gestoeld op antisemitisme?
Vorig jaar is er een samenwerkingsconvenant gesloten tussen de politie, het openbaar ministerie en antidiscriminatie voorzieningen om de aanpak van discriminatie, waaronder antisemitisme, een impuls te geven. Deze samenwerking leidt ertoe dat er een beter beeld wordt verkregen van discriminatiezaken in Nederland. Op basis van dit beeld worden maatregelen om discriminatie aan te pakken gerichter ingezet. De politie screent landelijk de politiesystemen op mogelijke discriminatiezaken, waaronder antisemitisme. Per 1 maart 2018 ontvangen alle eenheden tweewekelijks een overzicht van mogelijke discriminatiezaken voor een snelle en goede opvolging van deze zaken. Gemeenten worden ook door dit kabinet gestimuleerd om de lokale aanpak van discriminatie op te pakken of te versterken.2
Daarnaast beschikt de politie over verschillende netwerken, zoals Roze in Blauw, Marokkaans, Turks en Joods Netwerk. Deze netwerken houden zich naast preventie eveneens bezig met het signaleren van discriminatie, waaronder antisemitisme.
Daarbij wijs ik er op dat in EU-verband op verschillende manieren aan het onderwerp aandacht wordt besteed. Het Oostenrijkse EU-Voorzitterschap heeft bij de lunchbespreking van JBZ-Ministers bijeen op 12 juli jl. het onderwerp van de strijd tegen antisemitisme geplaatst in de context van Europese waarden, hetgeen waardering kreeg van de aanwezige Ministers. Ook het EU-Grondrechtenagentschap (Fundamental Rights Agecy, FRA) te Wenen is actief bezig met het onderwerp antisemitisme, zoals ik in mijn gesprek met de FRA-directeur O’Flaherty in april jl. vaststelde en bleek uit zijn inbreng bij de genoemde bespreking op 12 juli jl. De EU-Ministers benadrukten een bredere benadering van het probleem antisemitisme. Hun pleidooi was om de aanpak van antisemitisme niet te isoleren, maar dit te integreren in de strijd tegen alle vormen van discriminatie, racisme, xenofobie of intolerantie. Daarnaast moet het niet alleen gaan over het bestrijden van alle vormen van discriminatie, maar ook over preventie, voorlichting en bewustwording.
Wordt er ook aan preventie gedaan? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u signalen dat antisemitisme groeit in Nederland? Zo ja, wat doet u om dit tegen te gaan?
Op dit moment zijn er geen signalen dat het antisemitisme groeit in Nederland. De aangiften van antisemitisme blijven constant.
Deelt u de mening dat niemand zijn identiteit zou moeten hoeven te verbergen omwille van de eigen veiligheid en dat iedereen altijd veilig en vrij over straat moet kunnen?
Die mening deel ik.
De steekpartij in Den Haag |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u de artikelen «Dader steekpartij Den Haag komt uit Syrië»1 en «Kramp rondom de steek-Syriër?2
Ja.
Kunt u aangeven waarom er direct geconcludeerd wordt dat deze steekpartij is veroorzaakt door verward gedrag, nu in het artikel is te lezen dat de dader van deze steekpartij bij de politie en andere hulpdiensten bekend was vanwege verward gedrag? Worden er nog andere motieven voor deze daad onderzocht?
Zoals eerder gemeld, is de verdachte bekend bij politie en hulpverleningsinstanties vanwege verward gedrag. Op dit moment kan nog niet met zekerheid worden gesteld wat hem tot zijn daden heeft gebracht.
Maandag 23 juli a.s. is de eerste pro forma zitting. Op de voorlopige tenlastelegging staan drie pogingen moord dan wel doodslag, al dan niet met terroristisch oogmerk, alsmede twee bedreigingen met zware mishandeling. Dit wordt nu nog verder onderzocht.
Wat is de asielstatus is van de verdachte die volgens het artikel afkomstig is uit Syrië? Was bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) of een andere overheidsinstantie reeds bekend dat deze persoon gewelddadig gedrag kon vertonen? Is in dit individuele geval sprake geweest van begeleiding bij de inburgering in verband met verward gedrag? Zo ja, hoe kan het dan dat deze persoon drie mensen neersteekt, terwijl overheidsinstanties weten van zijn verwarde gedrag? Wat is er bij dit voorval misgegaan? Kunt u daarbij ook ingaan op eerdere voorvallen van deze persoon, zover bekend bij politie?
Betrokkene is in het bezit van een verblijfsvergunning. Bij de IND was geen informatie bekend waaruit bleek dat betrokkene verward gedrag vertoonde of veroordeeld is inzake gewelddadige gedragingen. Zoals hierboven vermeld was verdachte bij politie en hulpverleningsinstanties wel bekend vanwege verward gedrag. Er wordt niet verder ingegaan op de vreemdelingrechtelijke aspecten van deze individuele zaak. Voor het overige verwijs ik u naar mijn antwoord bij vraag 2.
Kunt u aangeven of er begeleiding is voor asielzoekers met verward gedrag? Zo ja, waaruit bestaat die begeleiding? Is er sprake van een samenwerking in integraal verband? Heeft de politie beschikking over informatie uit een eventueel begeleidingstraject? Hoe wordt die begeleiding georganiseerd?
Een asielzoeker maakt aanspraak op zorg via de Regeling Zorg Asielzoekers (RZA) die op dit moment wordt uitgevoerd door Arts en Zorg en betaald wordt vanuit het Ministerie van JenV. Het medisch personeel in de eerste lijn op asielzoekerscentra kan asielzoekers doorverwijzen naar de tweede lijn (o.a. specialistische zorg, ziekenhuiszorg, geestelijke gezondheidszorg). Daarbij kunnen tolken worden ingeschakeld.
Naast de reguliere asielzoekerscentra is er een aantal (opvang)voorzieningen waar asielzoekers terecht kunnen die extra (psychische) zorg of aandacht nodig hebben. Het betreft hier:
Kunt u in algemene termen aangeven wat de huidige stand van zaken is van het beleid rondom personen met verward gedrag? Is er bij de begeleiding van personen met verward gedrag sprake van specifieke problematiek rond asielzoekers? Zo ja, hoe wordt die problematiek aangevlogen?
Ik sta in nauw overleg met de Staatssecretaris van VWS over het beleid rondom personen met verward gedrag. Hoewel incidenten nooit volledig zullen zijn uit te sluiten, houden wij de lokale en regionale aanpakken en infrastructuren voor personen met verward en/of risicovol gedrag nauwgezet tegen het licht om ervoor te zorgen dat de kans daarop zo klein mogelijk blijft. Wij verwachten uw Kamer hierover dit najaar bij brief nader te kunnen informeren. Daarmee zal dan tegelijkertijd worden tegemoetgekomen aan het verzoek van uw Kamer zoals gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 3 juli naar aanleiding van het steekincident in de Amsterdamse metro.
Het bericht 'Onacceptabel risico' op instorten bruggen en viaducten in Noord-Holland |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving van EenVandaag en NH Nieuws over het zeer gebrekkige onderhoudsniveau en de grote risico’s op instorten van bruggen en viaducten in de provincie Noord-Holland? Zo ja, in welke mate was u hier bekend mee en hoe beoordeelt u deze schokkende constatering op basis van de beoordeling van ruim 200 onderhoudsrapporten die opgevraagd zijn bij Rijkswaterstaat?1 2
Ja, naar aanleiding van een verzoek op basis van de wet Openbaarheid van bestuur hebben NH-Nieuws en Eenvandaag in totaal 212 onderhoudsrapporten van objecten in Noord-Holland ter beschikking gekregen. NH-Nieuws en Eenvandaag hebben vervolgens 14 voorbeelden genoemd van objecten in Noord-Holland waar sprake zou zijn van onacceptabele risico’s.
Er is geen sprake van instortingsgevaar bij bruggen en viaducten. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van alle bruggen en viaducten die behoren tot het hoofd(vaar)wegennet. Om deze taken goed uit te kunnen voeren worden alle objecten periodiek geïnspecteerd. Van iedere controle wordt een rapport opgesteld. Rijkswaterstaat heeft de bevindingen van NH-Nieuws en EenVandaag ten aanzien van deze 14 objecten geanalyseerd. Daaruit is gebleken dat door het nemen van passende maatregelen gericht op de genoemde onacceptabele risico’s, deze zijn weggenomen en dat er geen sprake is van instortingsgevaar of een andere voor de (vaar)weggebruikers onveilige situatie.
Incidenten zijn nooit volledig uit te sluiten. Rijkswaterstaat doet er echter alles aan om risico’s te beheersen en onderneemt altijd actie als uit de inspecties blijkt dat de veiligheid van de (vaar)weggebruikers direct in het geding is
Hoe beziet u de constatering in de berichtgeving dat dit enorme risico voor de veiligheid van bruggen en viaducten niet alleen voor de provincie Noord-Holland geldt maar eigenlijk voor dergelijke infrastructuur in heel Nederland?
De staat van de bruggen en viaducten in beheer van Rijkswaterstaat in Nederland wijkt gemiddeld genomen niet af van de staat van de bruggen en viaducten in beheer van Rijkswaterstaat in Noord-Holland. Zoals hiervoor aangegeven deel ik de conclusie dat er sprake zou zijn van instortingsgevaar voor bruggen en viaducten in beheer van het Rijk niet. Dat geldt dus voor Noord-Holland maar ook voor de rest van het land.
Is het bijvoorbeeld correct dat er bij meerdere viaducten van knooppunt Amstel door overbelasting scheuren in het beton zitten en dat er te weinig wapening in het beton zit waardoor de dragende constructie de huidige belasting niet aan kan? Zo ja, waarom is er in dit geval nog niks gedaan met de door het adviesbureau Royal Haskoning in 2014 geadviseerde maatregelen voor versterking van de constructie?
Rijkswaterstaat heeft naar aanleiding van het betreffende inspectierapport een second opinion laten uitvoeren. De uitkomst was dat er geen direct veiligheidsrisico aan de orde was. Wel bleek daaruit de noodzaak tot versterkingsmaatregelen, welke tijdig in 2018 worden uitgevoerd.
Is het daarnaast bijvoorbeeld correct dat er veel mankementen geconstateerd zijn aan de aanlegsteigers van de veerboot tussen Texel en Den Helder en dat gebruikers en personeel daardoor meer gevaar lopen? Klopt het dat groot onderhoud pas is voorzien voor 2022–2023? Zo ja, hoe verhouden de gebrekkige staat en het vergrote risico voor gebruikers alsmede de lange termijn voor groot onderhoud zich tot elkaar wat betreft de noodzakelijke veiligheid waar mensen hier van uit moeten kunnen gaan?
Het is correct dat er meerdere mankementen aan de aanleginrichtingen zijn geconstateerd. Vervanging van de aanleginrichting wordt voorbereid en is voorzien in de periode 2022–2024 binnen het programma Vervanging en Renovatie. In het reguliere overleg dat RWS met TESO heeft zijn recent alle onacceptabele en hoge risico’s besproken. Afgesproken is dat in 2018 beheersmaatregelen voor de valbeveiliging van de beweegbare brug worden genomen. Dit is inmiddels gerealiseerd. Voor de andere geconstateerde risico’s wachten we niet tot de renovatie, maar bekijkt Rijkswaterstaat per risico wanneer ingrijpen noodzakelijk wordt. Dit om de veiligheid blijvend te garanderen. Inspecties van de onderhoudsaannemer en eigen inspecties leveren daartoe de actuele status op veiligheidsgebied en geven inzicht in de noodzaak tot eventueel ingrijpen.
Hoe kan het dat bij verschillende geconstateerde gebreken aan onder andere bruggen en viaducten, die ook als zeer risicovol en onacceptabel omschreven worden, dringende maatregelen niet genomen zijn of onderhoud in sommige gevallen nog vele jaren vooruitgeschoven wordt?
Indien bij een object een onacceptabel risico wordt geconstateerd waarbij de veiligheid van de gebruikers in het geding is, worden direct maatregelen genomen. De kwalificatie onacceptabel wordt ook gebruikt voor bijvoorbeeld risico’s op een toename van het aantal gebreken en storingen. Er wordt dan een bandbreedte geadviseerd voor de periode waarbinnen een maatregel zou moeten worden uitgevoerd. Er kan bewust gekozen worden om maatregelen na het laatste jaar van de bandbreedte uit te voeren, bijvoorbeeld omdat onderhoud op een later moment gecombineerd kan worden met andere maatregelen. Dit kan efficiënt zijn en de hinder voor de weggebruiker beperken. Ook kan het zijn dat uit een (jaarlijkse) toestandsinspectie blijkt dat de situatie minder urgent is dan eerder gedacht bij de instandhoudingsinspectie. Het uitstellen van maatregelen kan echter alleen als de veiligheid niet in het geding is en als het risico tot die tijd op een andere wijze afdoende wordt beheerst, bijvoorbeeld door het uitvoeren van extra inspecties of tijdelijke versterkingsmaatregelen.
Deelt u de in de berichtgeving geuite constatering dat de gebrekkige staat van de bruggen en viaducten en het gebrek aan onderhoud voorkomt uit de strijd tussen financiële middelen voor nieuw aan te leggen infrastructuur en benodigde geld voor onderhoud, waarbij die laatste noodzaak veelal aan het kortste eind lijkt te trekken bij deze strijd? Zo ja, bent u het eens dat dit betekent dat dit een andere prioritering van financiële middelen vraagt, waarbij onderhoud en dus veiligheid meer voorop gesteld wordt? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 17 januari 2018 (Kamerstuk 29 385, nr. 95) vind ik het effectief en nodig om naast aanleg te investeren in het verjongen en vernieuwen van bestaande infrastructuur omdat uitval en storingen leiden tot maatschappelijke schade. Komende jaren wordt er als gevolg van de toegenomen leeftijd van de infrastructuur daarom fors meer geïnvesteerd in het vervangen en renoveren van de bestaande infrastructuur. Ik verwijs daarbij ook naar de brief inzake voortgang MIRT (Kamerstuk 34 300 A, nr. 70) waarin is aangegeven dat de middelen die vrijkomen door de verlenging van het MIRT bij voorrang worden ingezet voor het dekken van de doorlopende verplichtingen, zoals de uitgaven die zijn benodigd voor de instandhouding inclusief de vervangingsopgave van het huidige areaal.
Hoe beoordeelt u de reactie van organisaties, zoals de ANWB en werkgeversorganisatie VNO-NCW, die deze situatie met groot achterstallig en meerjarig onderhoud en de grote veiligheidsrisico’s als onacceptabel betitelen?
Zoals ik hiervoor heb aangegeven, deel ik de berichtgeving dat er sprake zou zijn van instortingsgevaar voor bruggen en viaducten in beheer van het Rijk niet.
Hoe verklaart u de forse discrepantie tussen de geconstateerde onderhoudsgebreken, de daarbij behorende toegenomen risico’s en onveiligheid die uit de onderhoudsrapporten blijken en de bagatelliserend overkomende reactie vanuit Rijkswaterstaat waarin wordt gesteld dat er van onveiligheid geen sprake zou zijn?
Rijkswaterstaat stelt de veiligheid van de infrastructuur altijd voorop en neemt in voorkomende gevallen direct passende maatregelen. Ik hoop met de antwoorden op uw vragen en de brief met de algemene reactie op de bevindingen meer en afdoende uitleg te hebben gegeven.
Bent u bereid om met spoed actie te ondernemen met betrekking tot de veiligheid van dergelijke infrastructurele voorzieningen, waarbij snelle maatregelen nodig zijn om te zorgen dat verkeersgebruikers er zeker van kunnen zijn dat deze bruggen en viaducten veilig zijn? Zo nee, waarom niet?
Indien bij een object een risico wordt geconstateerd waarbij de veiligheid van de gebruikers in het geding is worden direct maatregelen genomen door Rijkswaterstaat. Er is dus geen noodzaak om aanvullende acties te nemen bovenop de bestaande aanpak. Naast het reguliere onderhoud wordt binnen het programma vervanging en renovatie de komende jaren een groot aantal objecten en kunstwerken aangepakt. Verder verwijs ik graag nogmaals naar mijn brief van 17 januari 2018 met kenmerk RWS-2017/49054 waarin ik het belang om de infrastructuur te verjongen en vernieuwen heb aangegeven.
Bent u bereid de Kamer gedetailleerd te informeren over de wijze waarop u deze onacceptabele risico’s structureel gaat aanpakken de komende jaren, in welke mate de extra middelen (circa € 200 miljoen extra) voor vernieuwing van de infrastructuur hier toereikend voor zou zijn en hoe u de veiligheidsrisico’s denkt te kunnen beheersen? Zo nee, waarom niet?
Over de inzet van de middelen voor het programma Vervanging en Renovatie informeer ik de Kamer jaarlijks via de begroting en het MIRT-overzicht. Daarin zijn de objecten die binnen dit programma worden aangepakt – inclusief planning en beschikbaar budget – opgenomen. In de instandhoudingsbijlage van de begroting van het Infrastructuurfonds en het jaarverslag wordt de Kamer daarnaast onder meer geïnformeerd over de door Rijkswaterstaat geleverde prestaties op het gebied van beheer en onderhoud, de omvang van het uitgesteld en achterstallig onderhoud en de beschikbare budgetten en verwachte budgetbehoefte voor instandhouding.
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat Gazaanse demonstranten op 4 mei 2018 niet alleen hebben geprobeerd het hek op de grens tussen Israël en de Gazastrook te vernielen, maar ook hebben geprobeerd de grensovergang Kerem Shalom te vernielen dan wel af te branden?1
Ja.
Hebt u kunnen vaststellen of de grensovergang en in het bijzonder de door Nederland gefinancierde containerscanners hierdoor beschadigd zijn? Is de aan-en afvoer van goederen, ook humanitaire goederen, die soms tot 500 vrachtwagens per dag beloopt, tot stilstand gekomen of aanzienlijk verminderd? Welke directe effecten heeft dit voor de leefbaarheid in Gaza?
Op vrijdag 4 mei hebben Gazaanse demonstranten aan Palestijnse zijde van de Kerem Shalom / Karm Abusalem grensovergang beschadigingen aangebracht. Aan Israëlische zijde is geen sprake geweest van schade. De door Nederland gefinancierde containerscanners staan aan de Israëlische zijde van de grensovergang en zijn niet beschadigd geraakt. Op zondag 6 mei is de grensovergang weer opengesteld. De beschadigingen hebben minimale gevolgen gehad op de aan- en afvoer van goederen en de leefbaarheid in Gaza.
Hoeveel vrachtvervoer is, voor zover u kunt achterhalen, dit jaar de Kerem Shalom-grensovergang gepasseerd?
Volgens het Office for the Coordination of Humanitarian Affairsvan de VN zijn er 34.551 vrachtladingen de grensovergang gepasseerd tussen 1 januari en april 2018. Voor de maand mei zijn nog geen cijfers bekend.
Deelt u de volkenrechtelijke opvatting van de Israëlische regering dat de inmiddels wekelijkse demonstraties aan de Gazaans-Israëlische grens gekwalificeerd dienen te worden als daden van agressie, en de situatie derhalve dient te worden behandeld als (hybride) oorlogssituatie?2
Nee. Op basis van het internationaal recht beschouwt het Kabinet de Gazastrook als door Israël bezet gebied. Bepalend voor deze kwalificatie is de mate van feitelijke controle die Israël uitoefent op het Gazaanse luchtruim, de zee en de grenzen. Op basis van het bezettingsrecht, dat onderdeel uitmaakt van het humanitair oorlogsrecht, is Israël als bezettende mogendheid verplicht de openbare orde en het openbare leven in het bezette gebied zo veel als mogelijk te herstellen en te verzekeren. Dit sluit de mogelijkheid van geweldgebruik bij het handhaven van de openbare orde niet uit, mits voldaan wordt aan de voorwaarden van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Tegelijkertijd dragen ook de organisatoren van de demonstraties verantwoordelijkheid voor de veiligheid van demonstrerende burgers. Zij mogen niet als menselijk schild worden gebruikt.
Een drugsbaron als consul op Aruba |
|
Machiel de Graaf (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Deelt u de mening dat Nederland alleen buitenlandse diplomaten dient te accepteren wier reputatie niet in opspraak is?
De verdragsrechtelijke afspraken voor het accepteren van buitenlandse diplomaten verschillen met betrekking tot verschillende diplomatieke posities (bijvoorbeeld ambassadeur, consul, overige diplomatieke staf). In dit geval betreft het een consul-generaal, waardoor het Koninkrijk een exequatur dient te verlenen. De zendstaat is verantwoordelijk voor de voordracht van de kandidaat consul-generaal. Met het oog op effectieve internationale betrekkingen is het gebruikelijk dat de ontvangende staat slechts om zwaarwegende redenen een dergelijke kandidatuur weigert. Dit is ook het Nederlandse beleid.
Herinnert u zich nog de blamage die uw ambtsvoorganger zich op de hals haalde met de acceptatie van Carvajal als consul van Venezuela op Aruba
Over de situatie met betrekking tot Carvajal heeft mijn ambtsvoorganger diverse Kamervragen beantwoord in 2014 en 2015.
Waarom heeft nu ook u ingestemd met (opnieuw) een benoeming van een Venozolaanse consul van bedenkelijke reputatie op Aruba?1
Er zijn op dit moment geen aanwijzingen, zoals een veroordeling voor ernstige strafbare feiten, die een exequatur voor de heer Mata Figueroa in de weg staan. Anders dan in het aangehaalde artikel verondersteld, staat de heer Mata Figueroa niet op de Specially Designated Nationals and Blocked Persons lijst van de Treasury Department van de Verenigde Staten.
Ziet u in dat daardoor de reputatie van Aruba, en dus ook van het Koninkrijk der Nederlanden, als draaischijf in de internationale drugshandel daardoor bevestigd wordt?
Dat Aruba de reputatie heeft te fungeren als draaischijf in de internationale drugshandel is mij niet bekend.
Bent u bereid dit ongelukkige besluit zo snel mogelijk terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Ik zie, met verwijzing naar de antwoorden op vraag 1 en 3, momenteel geen reden om het besluit terug te draaien.
Het bericht 'Agenten bezorgd over privacy: uniformen nog steeds thuis bezorgd' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Agenten bezorgd over privacy: uniformen nog steeds thuis bezorgd»?1
Ja.
Bent u het eens met het standpunt van (veel) agenten dat het veiliger is dat de levering van de politie-uniformen via centrale uitgifte wordt gedaan per eenheid of per bureau? Zo ja, per wanneer kan dat geregeld worden? Zo nee, waarom niet?
Sinds 1 juli 2017 is de werkwijze voor de uitgifte van politie-uniformen en andere uitrustingsstukken herzien. Alle postpakketten worden sindsdien bezorgd middels een zogenoemd track and trace-systeem, bezorgd door een gescreende postpakketbezorger, en is door de politie met de postpakketbezorger afgesproken dat het postpakket uitsluitend aan de geadresseerde in persoon wordt geleverd. Sinds die datum kan de ontvangende politieambtenaar kiezen tussen het afleveren van een postpakket op het huisadres of op een politiebureau. Tot en met 30 april 2018 zijn na keuze van de politieambtenaar 88.068 postpakketten verstuurd naar het huisadres van een politieambtenaar en 7.471 postpakketten naar een politiebureau.
Mocht dat niet mogelijk zijn, bent u in ieder geval bereid om de mogelijkheid van centrale uitgifte op enigerlei wijze te betrekken bij de evaluatie die nu plaatsvindt? Zo nee, bent u dan bereid om deze mogelijkheid zo spoedig mogelijk te laten onderzoeken en de Kamer vervolgens van de uitkomst op de hoogte te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat er opnieuw politie-uniformen zijn gestolen |
|
Monica den Boer (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u de berichten «Inbrekers stelen politie-uniformen en dienstpistool» en «Inbrekers maken politie-uniformen van Groningse agenten buit»?1
Ja.
Klopt het dat de inbraken waarmee politie-uniformen werden gestolen in een tijdbestek van enkele weken gebeurde, en dat daarmee steeds een uniform of delen daarvan werden meegenomen?
Naar de betreffende diefstallen is een opsporingsonderzoek gaande. Omwille van het opsporingsbelang doe ik over de voortgang daarvan geen mededelingen. In algemene zin kan ik opmerken dat naar de diefstal van politie-uniformen en andere uitrustingsstukken in de regel intensief onderzoek wordt gedaan.
Waren deze inbraken een gerichte actie om politie-uniformen buit te maken?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is destijds geen ruchtbaarheid aan de diefstallen gegeven? Is dit een bewuste afweging geweest?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom kwamen de diefstallen aan het licht naar aanleiding van de WOB-procedure rondom de voorbereidingen van de intocht van Sinterklaas in Dokkum?
De diefstallen hielden geen verband met de intocht van Sinterklaas in Dokkum. Informatie over de diefstallen is wel bij de politie ter sprake geweest bij de voorbereiding van de intocht. Bij de politie is op grond van de Wet openbaarheid van bestuur een verzoek ingediend om documenten over de voorbereidingen van de politie op de intocht openbaar te maken. Zodoende zijn de diefstallen via die weg aan het licht gekomen.
Kunt u uw antwoorden op Kamervragen over gestolen politie-uniformen herinneren?2
Ja.
Hoe verloopt het onderzoek naar de eerder gestolen uniformen van de politie Utrecht? Kunt u inmiddels meer uitspraken doen over de omstandigheden rondom deze diefstal?
Over het betreffende incident berichtte ik uw Kamer eerder dat alle weggenomen politie-uniformen zijn teruggevonden3. Deze zaak is inmiddels door het openbaar ministerie onder de rechter gebracht, om die reden doe ik geen mededelingen over de zaak zolang deze onder de rechter is.
Kunt u zich uw uitspraak herinneren dat diefstal van politiekleding niet apart geregistreerd wordt en u daarom geen uitspraken kunt doen over het aantal politie-uniformen dat in de afgelopen jaren is gesloten? Ziet u, gezien de recente berichtgeving over opnieuw gestolen politie-uniformen, inmiddels aanleiding dit wel te gaan registreren om de aard en omvang van deze vorm van diefstal in beeld te krijgen? Waarom wel of waarom niet?
Alle diefstallen worden zorgvuldig geregistreerd waaronder diefstallen van (delen van) politie-uniformen. In de administratie van de politie zijn registraties over diefstal van (delen van) politie-uniformen echter niet eenvoudig te onderscheiden van registraties over diefstal waarbij andersoortige goederen zijn weggenomen. Gelet op de recente berichtgeving over gestolen politie-uniformen en de belangstelling vanuit uw Kamer voor het onderwerp, heb ik de politie opnieuw gevraagd om de omvang van diefstallen waarbij (delen van) politie-uniformen zijn weggenomen in beeld te brengen. Van de politie begreep ik dat uit een zoekslag blijkt dat in het kalenderjaar 2017 door politieambtenaren 116 maal een nieuw kledingstuk is aangevraagd vanwege diefstal maar ook vanwege vermissing.
Deelt u de mening dat er grote risico’s aan kleven wanneer gestolen politie-uniformen in handen komen van personen die iets slechts in de zin hebben? Klopt het, zoals de woordvoerder van de politie Noord-Nederland stelt, dat dit vaker voorkomt, bijvoorbeeld wanneer criminelen zich voordoen als agenten om slachtoffers op te lichten? Zo ja, bent u bereid de aard en omvang van deze problematiek te onderzoeken om te komen tot een verbeterd systeem om diefstal van politie-uniformen tegen te gaan?
Het is van belang een onderscheid te maken tussen de diefstal van postpakketten met (delen van) politie-uniformen en de diefstal van (delen van) politie-uniformen op een ander moment.
Sinds 1 juli 2017 is de werkwijze voor de uitgifte van politie-uniformen en andere uitrustingsstukken herzien. Alle postpakketten worden sindsdien bezorgd middels een zogenoemd track and trace-systeem en door een gescreende postpakketbezorger. Sinds die datum kan de ontvangende politieambtenaar kiezen tussen het afleveren van een postpakket op het huisadres of op een politiebureau. Tot en met 30 april 2018 zijn 88.068 postpakketten verstuurd naar het huisadres van een politieambtenaar en 7.471 postpakketten naar een politiebureau. Navraag bij de politie wees mij uit dat van de 88.068 verstuurde postpakketten, 15 postpakketten niet op het afleveradres zijn aangekomen. 13 van de 15 postpakketten waren weggenomen bij het incident waaraan bij vraag 9 werd gerelateerd. Die postpakketten zijn teruggevonden. Van de vermissing van de andere twee postpakketten is aangifte gedaan. Alhoewel elke vermissing van een postpakket met (delen van) politie-uniformen onacceptabel is, bestaat er, gelet op het geringe aantal vermissing, op dit moment geen aanleiding tot treffen van nadere maatregelen.
Ziet u mogelijkheden om het track-&-trace-systeem, waarover u in uw eerdere antwoorden over gestolen politie-uniformen schreef en waarmee momenteel een pilot wordt uitgevoerd om de bezorging van politie-uniformen te kunnen volgen, uit te breiden zodat ook na de bezorging politie-uniformen, bijvoorbeeld in geval van diefstal, traceerbaar kunnen zijn? Zo ja, bent u bereid hier verder onderzoek naar te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht dat de Koninklijke Marechaussee etnisch profileert op Eindhoven Airport |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Oud-raadslid Bamenga uit Eindhoven ontzettend woedend om «etnisch profileren» op Eindhoven Airport»?1
Ja.
Bent u het er mee eens dat het een vereiste is van behoorlijk overheidsoptreden dat grondrechten van burgers worden gerespecteerd en dat artikel 1 van de Grondwet een belangrijke basis biedt voor de bestrijding van discriminatie? Bent u het er voorts mee eens dat het discriminatieverbod voor bestuursorganen inhoudt dat zij geen onderscheid mogen maken naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het voorgaande met zich meebrengt dat ambtenaren bij hun optreden personen op grond van hun uiterlijk en/of afkomst niet in negatieve zin anders mogen behandelen dan andere personen en dat ook de schijn van een dergelijk optreden op grond van iemands uiterlijk en/of afkomst dient te worden vermeden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe duidt u de gebeurtenissen van afgelopen maandag op Eindhoven Airport, waaruit blijkt dat meerdere personen op basis van hun huidskleur apart genomen werden voor extra controle?
Ik vind het vervelend dat betrokkene de controle als kwetsend en discriminerend ervaren heeft. Non-discriminatoir handelen is het uitgangspunt bij alle uitvoeringshandelingen van de KMar. Profileren is een belangrijk element voor de KMar om informatie gestuurd, professioneel en integer uitvoering te geven aan haar taken ten behoeve van de veiligheid van Nederland.
De Koninklijke Marechaussee heeft naar aanleiding van de berichtgeving zelf contact opgenomen met betrokkene en heeft betrokkene uitgenodigd om een klacht in te dienen. Wanneer een klacht wordt ingediend, zal de klachtenprocedure in gang worden gezet en zal de gebeurtenis worden geduid aan de hand van constateringen van beide partijen. Op dit moment is nog geen klacht van betrokkene ontvangen. De Koninklijke Marechaussee en betrokkene zijn nog in gesprek met elkaar.
Bent u bereid om te onderzoeken of deze casus duidt op een trend of past in een breder patroon?
Ja, klachten over discriminatie neem ik zeer serieus en zullen grondig moeten worden onderzocht. Ik deel de mening dat het ook in het belang van het bestuursorgaan is, om beschuldigingen als deze als klacht te onderzoeken. De Koninklijke Marechaussee heeft contact opgenomen met betrokkene en heeft hem uitgenodigd om een klacht in te dienen. Op dit moment is nog geen klacht van betrokkene ontvangen. De Koninklijke Marechaussee en de betrokkene zijn in gesprek met elkaar.
Daarnaast reflecteert de Koninklijke Marechaussee intern op haar handelen zowel ten aanzien van een individuele casus als aan de hand van analyses die kunnen duiden op trends of patronen. Hierbij verwijs ik tevens naar de antwoorden op de vragen 17 t/m 20.
Deelt u de mening dat klachten over discriminatie zeer ernstig dienen te worden genomen en dat wanneer er serieuze aanwijzingen zijn deze grondig dienen te worden onderzocht? Zo ja, gaat u naar aanleiding van het incident op Eindhoven Airport zelfstandig onderzoek verrichten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat juist bij een beschuldiging als deze in het kader van de Mobiele Toezicht Veiligheidscontroles het ook in het belang is van het bestuursorgaan om deze klacht te onderzoeken en precies te achterhalen wat er is gebeurd?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bekend met de reactie van de Koninklijke Marechaussee (Kmar), waarin het volgende werd aangeven: «Profileren is een belangrijk middel voor de Marechaussee. De profielen berusten op historische ervaringen en cijfers, informatie, inlichtingen en risico-indicatoren. Het uiterlijk voorkomen (waaronder etniciteit) kan hierbij relevant zijn, maar altijd mede op grond van andere objectieve indicatoren of informatie»?2
Ja.
Kunt u in uw antwoord reflecteren op het gegeven dat op Eindhoven Airport niet alleen twee mannen (apart van elkaar) met een donkere huidskleur uit de rij werden gehaald, maar ook een donkere vrouw met kinderen? Bent u het eens dat de mannen en de vrouw met kinderen compleet verschillende profielen hebben behalve hun overeenkomstige huidskleur? Bent u het er mee eens dat hiermee het beeld kan ontstaan dat sprake was van etnisch profileren? Waarom wel of waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het er mee eens dat huidskleur en/of (vermeende) afkomst nooit een objectieve indicator is of iemand een zware crimineel of terrorist is en nooit een reden mag zijn voor een controle?
Non-discriminatoir handelen is het uitgangspunt bij alle uitvoeringshandelingen van de KMar. Profileren is een belangrijk middel voor de KMar om informatiegestuurd, professioneel en integer haar taken ten behoeve van de veiligheid van Nederland te verrichten. De KMar gebruikt profielen die berusten op historische ervaringen en cijfers, informatie, inlichtingen en risico-indicatoren. Op basis van deze profielen wordt met behulp van technische middelen bepaald wie wordt gecontroleerd. Ook wordt gekeken naar afwijkingen van de norm, risico-indicatoren en specifieke signaleringen van personen. Het uiterlijk voorkomen (waaronder etniciteit) kan hier onderdeel van uitmaken, maar altijd in combinatie met andere objectieve indicatoren of informatie zoals hierboven genoemd. Daarnaast moet een controle uitlegbaar zijn en dient correcte bejegening van personen voorop te staan. Ter ondersteuning hiervan is gekozen om de Behavior Detection methode Predictive Profiling breed in de organisatie te hanteren. De methode biedt handvatten voor zelfreflectie, objectief handelen en het verbaliseren van waargenomen afwijkend gedrag.
Zie ook de beantwoording op de Kamervragen van 13 april 2017 (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1900).
Bent u bekend met het rapport «Uit de rij gehaald», een onderzoek naar de wijze waarop de Kmar het Mobiele Toezicht Veiligheid op Rotterdam The Hague Airport verrichtte? Zo ja, bent u voorts bekend met het advies van de Nationale ombudsman om op basis van objectieve criteria de MTV-controles in te zetten zodat (de schijn van) discriminaties op basis van huidskleur vermeden wordt?3
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze is door zowel het Ministerie van Defensie als de Kmar opvolging gegeven aan het rapport «Uit de rij gehaald» en de aanbevelingen van de Nationale ombudsman? Hoe verhoudt de reactie van de woordvoerder van de Kmar in het Eindhovens Dagblad hiertoe dan wel het naar aanleiding van die aanbeveling gewijzigde beleid?
De Koninklijke Marechaussee heeft reeds een werkgroep «Profileren» ingesteld die zich bezighoudt met het verder verbeteren van profileringstechnieken en het breed uitdragen van de Behavior Detection methode Predictive Profiling in de organisatie. De medewerkers worden opgeleid afwijkend gedrag te detecteren. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de (relevantie van de) indicator «etniciteit». Tevens wordt er in de uitvoering geïnvesteerd in specifieke profileringstechnieken gericht op gedragsonderkenning. De implementatie van deze maatregelen is nog volop aan de gang.
De KMar neemt samen met de NCTV deel aan de European Civil Aviation Conference (ECAC) Behavior Detection Studygroup (BDSG). Doelstellingen van deze BDSG zijn het uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van «Behavior Detection». De KMar streeft naar verbetering en vooruitgang en heeft daarom haar methode onlangs onderworpen aan de kritische blik van onze internationale ketenpartners in de luchthavenbranche en de wetenschap (ECAC BDSG). De methode van de KMar dient nu zelfs als voorbeeld voor onze partners.
De KMar heeft een nieuwe folder Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) ontwikkeld. De brochure is gemaakt om de burger die staande is gehouden bij een MTV-controle informatie mee te geven. Het helpt daarmee ook de KMar-collega bij vragen van burgers over de MTV-controle en/of staande houding. Uit de rapportage is naar voren gekomen dat er behoefte is naar eenduidige uitleg over de controle zoals door ons wordt uitgevoerd. Deze nieuwe meertalige folder is vanaf 14 mei 2018 beschikbaar.
Objectieve criteria en profielen zijn plaats- en tijdsgebonden. Al naar gelang van veranderde modus operandi, trends, ervaring, risico-indicatoren, informatie van (internationale)partners worden de objectieve criteria en profielen aangepast. Deze profielen zijn vertrouwelijk en worden intern gebruikt.
Tenslotte is met de Nationale ombudsman is afgesproken dat hij binnenkort een werkbezoek aan de Koninklijke Marechaussee brengt, zodat hij de voortgang van zijn aanbevelingen kan zien en beoordelen.
In welke mate heeft de KMar sinds 19 mei 2017 naar aanleiding van de beantwoording van Kamervragen over het bericht dat de marechaussee bij de Rotterdam The Hague Airport discrimineert, werkelijk objectieve criteria aangepast? Kunt u in uw antwoord reflecteren op uw beantwoording van destijds, waarin werd aangegeven dat de KMar doorlopend beziet of objectieve criteria moeten worden aangepast en aangevuld om de informatie gestuurde controles zorgvuldig te kunnen uitvoeren en op een juiste manier te kunnen profileren?4
Zie antwoord vraag 12.
Welke aanvullend beleid is er ingevoerd om (de schijn van) etnisch profileren te vermijden naar aanleiding van bijvoorbeeld het rapport «Beslissen in Grensgebieden» van de Universiteit Leiden (april 2016) door professor Maartje van der Woude?
Zie antwoord vraag 10.
Welke initiatieven en concrete maatregelen worden op dit moment binnen de KMar genomen om etnisch profileren te voorkomen?
Zie antwoord vraag 12.
In hoeverre is etnisch profileren onderdeel van de scholing en opleiding binnen Defensie? In hoeverre vindt u de eerder genomen maatregelen en initiatieven voldoende?
Professioneel en integer optreden zitten in alle opleidingen verweven. Als rode draad in de opleiding komt het overal aan bod. Het is een vaardigheid die continue aangescherpt wordt. In opleidingen, trainingen en dagelijkse briefings wordt hier dan ook aandacht aan besteed. Daarnaast zijn informatie en e-learning modules over het uitvoeren van controles beschikbaar via de (mobiele) digitale werkplek en worden medewerkers getraind om elkaar aan te spreken op onjuist gedrag. De Behavior Detection methode Predictive Profiling is thans geïntegreerd in de initiële opleidingen op het taakveld bewaken en beveiligen en wordt geïntegreerd in de overige initiële opleidingen.
Ziet u aanleiding om actief beleid (en dus meer dan op basis van ingediende klachten) te voeren om een beeld te krijgen van de omvang van etnisch profileren door de KMar op vliegvelden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Vanaf april 2017 heef de Koninklijke Marechaussee acht klachten ontvangen over etnisch profileren. De meldingsbereidheid met betrekking tot klachten is de laatste jaren sterk vergroot. De melder/klager kan een klacht/melding indienen middels een internetformulier, een email of middels brief op het postadres. De melder kan ook contact opnemen middels het centrale 0800–1814 nummer waarbij deze telefonisch te woord wordt gestaan en melder het proces wordt toegelicht. Tot slot zijn op de doorlaatposten dan wel controle posten van de Koninklijke Marechaussee folders ter beschikking in diverse talen welke uitgereikt kunnen worden aan de melder indien deze een klacht wenst in te dienen. Alle klachten, waaronder over etnisch profileren die worden ingediend, worden afgehandeld conform de Algemene wet bestuursrecht (AWB). Voor de behandeling van deze klachten heeft de Koninklijke Marechaussee haar eigen Klachtenregeling politietaken Koninklijke Marechaussee/krijgsmacht 2004. De klachten krijgen eerst behandeling in de eerste fase (ook wel informele fase genoemd). Hierbij tracht de Koninklijke Marechaussee in gesprek ter gaan met melder en het eventueel geschonden vertrouwen te herstellen en te leren uit de ervaring(en) van melder. Mocht dit in de eerste fase niet zijn gelukt, dan wordt de klacht voorgelegd aan de Onafhankelijke klachtencommissie. Deze commissie bestaat niet uit medewerkers van Defensie/Koninklijke Marechaussee. Op basis van het advies van de commissie wordt door/namens de Commandant Koninklijke Marechaussee de «Beslissing op Klacht» gesteld. Mocht melder het hier niet mee eens zijn, dan kan melder zich wenden tot de Nationale ombudsman.
De Koninklijke Marechaussee analyseert de ontwikkelingen en berichten uit de maatschappij voor wat betreft de betekenis voor de uitvoering van haar processen. Ontwikkelingen voortkomend uit klachten worden zo snel mogelijk gesignaleerd en hierover wordt jaarlijks verslaglegging gedaan in het Jaarverslag Integriteit KMar. Vanaf 2018 zal in het jaarverslag expliciet ingegaan worden op het beeld en omvang van etnisch profileren door de Koninklijke Marechaussee op vliegvelden. De Koninklijke Marechaussee is daarnaast voornemens om haar ingestelde beleid te evalueren.
Kunt u aangeven hoeveel klachten er zijn ingediend sinds april 2017 met betrekking tot etnisch profileren door de KMar? Op welke wijze zijn dergelijke klachten afgehandeld?
Zie antwoord vraag 17.
Bent u bereid periodiek verslaglegging doen over het aantal meldingen aan de Kamer? Zo ja, met welke frequentie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 17.
Kunt u aangeven hoe het is gesteld met de meldingsbereidheid met betrekking tot klachten over etnisch profileren door de KMar? Zo ja, indien deze laag is, kunt u dan aangeven waardoor dit komt en bent u bereid om de meldingsbereidheid te verhogen?
Zie antwoord vraag 17.
Verwaarloosde veiligheidsmaatregelen in en om munitieopslagplaatsen van Defensie |
|
Sadet Karabulut |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wanneer, op welke datum, hebt u het besluit genomen alle munitieopslagen langs de strengste norm te gaan controleren en indien nodig aan te passen?1
De eisen waaraan de bliksembeveiligingsinstallatie op de munitiecomplexen van Defensie moet voldoen, zijn vastgelegd in het «Voorschrift opslag en behandeling ontplofbare stoffen en voorwerpen MP 40-21». Dit voorschrift is in 2015 zodanig aangepast dat deze eisen naast nieuwbouw ook van toepassing zijn op bestaande munitiemagazijnen. In de praktijk is er daarna onduidelijkheid ontstaan over de interpretatie van de eisen over de wijze waarop de bliksembeveiliging mag worden uitgevoerd bij bestaande bouw. Om hieraan een einde te maken is op 23 april jl. besloten dat alle munitiemagazijnen aan de nieuwste norm moeten voldoen.
Welke bevindingen van de 89 tekortkomingen zijn nog niet verholpen, en van de grotendeels al verholpen bevindingen? Kunt u dat toelichten?
De geconstateerde tekortkomingen betreffen voornamelijk infrastructurele voorzieningen, keuringen van gereedschappen en apparatuur, aanwezige kennis van regelgeving en correcte opslag. De belangrijkste geconstateerde tekortkoming betreft de bliksembeveiligingsinstallaties.
De tekortkomingen die de lokale verantwoordelijken van Defensie zelf konden aanpakken zijn opgelost. Zo zijn reparaties uitgevoerd aan luchtbehandelingsinstallaties, markeringsborden vervangen of geplaatst, drempelplaten voorzien van aardkabels en is een calamiteitencentrum verplaatst. Voor het oplossen van de infrastructurele tekortkomingen op onder meer keuringen en bliksembeveiliging (overspanningsbeveiliging) is Defensie afhankelijk van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). De aanpassing van de bliksembeveiliging betreft een groot aantal oude bunkers waarvan de complexe bliksembeveiligingsinstallaties moeten worden aangepast of vervangen. Dit vereist ingrijpende verbouwingen die zorgvuldig moeten worden uitgevoerd. Op dit moment wordt hiervoor, in nauwe samenwerking met het RVB, een plan van aanpak opgesteld en voorgelegd aan de I-SZW.
Daarnaast inventariseert het RVB momenteel of de tekortkomingen in de bliksembeveiliging zich ook op andere munitiecomplexen voordoen. Deze inventarisatie zal naar verwachting in juli 2018 worden voltooid. Tot die tijd worden, in nauw overleg met I-SZW, voorzorgs- en herstelmaatregelen genomen, zodat het werk op een veilige manier kan worden uitgevoerd. Dit uitgangspunt staat uiteraard altijd voorop.
Naast de verbetertrajecten per locatie wordt een defensiebreed verbetertraject opgestart die zich onder meer richt op regelgeving, opleidingen en kennis. Gezien de omvang van dit traject zal dit enige tijd in beslag nemen.
Wanneer denkt u alle geconstateerde problemen verholpen zijn? Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Defensie Materieel Organisatie (DMO) de boetes doorgestuurd aan het Rijksvastgoedbedrijf? Zo ja, zijn deze boetes door het Rijksvastgoedbedrijf voldaan? Zo nee, waarom niet en wie heeft ze uiteindelijk betaald?2
Nee, het vorige Nadere Uitwerking Opdrachtgeversconvenant Defensie (NUOD) met het RVB voorzag niet in het kunnen doorsturen van boetes, derhalve heeft Defensie deze voldaan. Het NUOD is recent aangepast, waardoor boetes nu wel worden verrekend.
Deelt u de constateringen van de Volkskrant dat de samenwerking tussen relevante onderdelen van Defensie (met namen de DMO) en het Rijksvastgoedbedrijf niet goed genoeg is om het veiligheidsvraagstuk op het hoogste niveau te kunnen behandelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wordt de samenwerking van DMO met het Rijksvastgoedbedrijf vormgegeven? Denkt u dat die samenwerking kan zonder overleg met Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en IL&T? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het Defensie Ondersteuningscommando is namens Defensie de reguliere gesprekspartner van het RVB. Er is voldoende ruimte om elkaar aan te spreken op verantwoordelijkheden. Veiligheidsvraagstukken worden dan ook zonder belemmeringen besproken. Overleg tussen Defensie, het RVB en de inspecteurs van I-SZW en IL&T vindt plaats op basis van de resultaten van de inspecties. Daarnaast vindt er periodiek op hoog ambtelijk niveau overleg plaats over de samenwerking.
Acht u het op basis van deze ervaringen wenselijk de coördinatie van de onderhoudsverantwoordelijkheid (thans bij het Rijksvastgoedbedrijf) en aansprakelijkheid voor ongelukken (DMO) anders te gaan organiseren? Zo ja, hoe en wanneer wilt u dat geregeld hebben? Zo nee, waarom niet? Kunt u dat toelichten?
Defensie moet invulling geven aan de verantwoordelijkheden van werkgever en objectvergunninghouder zoals wettelijk vastgelegd. Het RVB is verantwoordelijk voor de instandhouding van de infrastructuur. Aan beide zijden is er tot op het hoogste niveau het volle besef dat de samenwerking en de prestaties beter moeten en daaraan wordt hard gewerkt.
Het gelekte water uit kernreactor Doel 1 dat radioactief kan zijn |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Meiler Doel 1: Wasser könnte radioaktiv sein», waaruit blijkt dat het water dat vorige week is gelekt uit de Belgische kenrector Doel 1 radioactief kan zijn?1
Ja.
Bent u door de Belgische autoriteiten op de hoogte gebracht van dit nieuws? Zo ja, wanneer?
De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) heeft op 23 april 2018 contact gezocht met het Federaal Agentschap Nucleaire Controle (FANC) naar aanleiding van de berichtgeving over deze kwestie in de media. Door een administratieve vergissing was de ANVS, tegen de afspraken in, niet actief door de Belgische autoriteiten geïnformeerd over het opgetreden lek in de kerncentrale Doel-1. Het FANC gaf aan dat er geen gevolgen waren voor de veiligheid van de installatie of de omgeving en de bevolking in Nederland.
Doordat er geen melding is gedaan aan de ANVS, heeft de melding mij op dat moment niet bereikt.
Zijn tegelijkertijd ook de lokale autoriteiten op de hoogte gebracht? Zijn zij tevreden over hoe de communicatie heeft plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
De veiligheidsregio’s Zeeland en Midden- en West-Brabant hebben volgens staande afspraak op 23 april ter informatie een melding over de gebeurtenis ontvangen van de regionale meldkamer in België.
Vanaf 23 april is juist en consequent door alle betrokkenen meegedeeld dat er geen gevolgen waren voor de veiligheid. Daar zijn betrokkenen tevreden over. De veiligheidsregio’s Zeeland en Midden- en West-Brabant achten de eerste communicatie naar het publiek echter, en mijns inziens terecht, onvoldoende, nu daarbij geen duidelijkheid is betracht over de aard en de locatie van het lek. Hierover is vervolgens beroering ontstaan, die wellicht te vermijden was geweest bij adequatere informatievoorziening aan publiek en (regionaal en lokaal) bestuur. De bestaande afspraken hierover zullen door alle betrokken partijen worden bezien.
Kunt u uitleggen waarom pas na een week in een Duitse krant is te lezen dat het gelekte water mogelijk radioactief is? Deelt u de mening dat dit niet bijdraagt aan het vertrouwen in de communicatie van de betreffende energiemaatschappij en de autoriteiten? Zo ja, wat kunt u hier zelf aan verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Ziet u redenen om na deze lekkage in de kernreactor de communicatie naar omwonenden en de samenwerking met buurlanden en lokale autoriteiten aan te passen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Is inmiddels bekend of het gelekte water werkelijk radioactief is? Zo ja, wat zijn de gevolgen hiervan voor mens, dier en milieu? Zo nee, waarom nog niet?
Het gelekte water is licht radioactief. Er zijn geen gevolgen voor mens, dier en milieu omdat het water opgevangen is in een daarvoor ontworpen en gesloten systeem binnen de centrale zelf. Het opgevangen water wordt verder op dezelfde wijze behandeld en gerecycled als de rest van het water in de kringloop waarin zich het lek bevindt. Dit vindt allemaal plaats binnen in de reactorgebouwen, er is geen sprake van radioactief water dat vrijkomt in de omgeving, ook niet bij dit incident. Het was belangrijk geweest, dit meteen voor alle omwonenden helder te maken.
Deelt u de mening van het voormalig hoofd van de Duitse Nuclear Regulatory Authority dat het lek in het nood- en onderkoelsysteem absoluut abnormaal is en dat dit lek betekent dat het kwaliteitsmanagement bij Engie-Electrabel aanzienlijke tekorten vertoont? Zo nee, waarom niet?
Onderzoek moet uitwijzen wat de oorzaak is van het lek. Daarna pas kunnen er door het FANC als toezichthouder conclusies worden getrokken. Vooralsnog heeft het FANC de gebeurtenis ingeschaald als INES-0, dat wil zeggen dat het een afwijking was zonder impact op de veiligheid.
Bent u bereid om u, in het belang van de veiligheid van inwoners en in het belang van het milieu, uit te spreken tegen de levensduurverlenging van de kerncentrales in Doel en Tihange? Zo nee, waarom niet?
Levensduurverlenging van de Belgische kerncentrales en keuzes op het gebied van het Belgische energiebeleid zijn beslissingen die vallen onder de bevoegdheid van de Belgische overheid. Dat neemt niet weg dat ik de besluitvorming over levensduurverlenging van de kerncentrales in België, waartoe onlangs een principebesluit is genomen door het Belgische kabinet, de komende tijd nauwlettend zal volgen en mij zal laten informeren over de veiligheidsaspecten hiervan, voor zover gerelateerd aan de veiligheid van de bevolking in Nederland. Daarbij vormen verouderingsaspecten een bijzonder aandachtspunt, zoals ik hierboven eerder heb aangegeven. Indien hierover twijfel zal ontstaan zal ik niet aarzelen hierover in overleg te treden met de regering van België. Op dit moment vindt een Europese peer review-sessie plaats in Luxemburg door de Europese toezichthouders, specifiek gericht op veroudering in kernreactoren. Nederland zal hierbij specifiek aandacht besteden aan de presentatie en toelichting van België hieromtrent.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen Overleg Nucleaire Veiligheid, dat plaats vindt op 17 mei 2018?
Ja.
Alweer een ernstige mishandeling bij het Groningse studentencorps Vindicat atque polit |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u het bericht dat opnieuw een lid van Vindicat atque Polit op de sociëteit van het Groningse studentencorps ernstig blijkt mishandeld, maar dat Vindicat het incident in strijd met de gedragscode voor studentenverenigingen – niet heeft gemeld bij de Rijksuniversiteit Groningen of de burgemeester van Groningen?1
Vindicat atque Polit heeft zich hiermee niet aan de, door hen zelf ondertekende, gedragscode gehouden. Ik vind het daarom zeer begrijpelijk dat de colleges van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen en de Hanzehogeschool nu hebben besloten om definitief de bestuursbeurzen voor dit collegejaar in te trekken. Deze beurzen waren naar aanleiding van een eerder incident in het najaar al opgeschort.
Wat zegt het excuus van de rector van Vindicat dat de meldplicht hem onbekend was, terwijl het geweldsincident zich afspeelde op 3 december 2017 en enkele weken daarna via de uitzending van Rambam er in de media juist veel aandacht was voor de gedragscode in verband met de ontgroeningsmisstanden, over de mate waarin Vindicat serieus de ontgroeningsmisstanden wil tegengaan?2
Ik vind het onbegrijpelijk dat de rector van Vindicat heeft aangegeven niet bekend te zijn met het bestaan van de meldplicht. Dit laat onverlet dat ik de indruk heb dat Vindicat, samen met de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool en de gemeente Groningen, druk bezig is met een cultuurverandering.
Vindt u het bij zo’n ernstig geweldsincident te billijken dat het bestuur van Vindicat zelf geen aangifte heeft gedaan, maar dit heeft overgelaten aan het slachtoffer?
Ik heb begrepen dat het bestuur van Vindicat in nauw overleg met het slachtoffer heeft besproken of de vereniging aangifte moest doen. Uiteindelijk heeft het slachtoffer, naar ik heb vernomen, zelf aangifte gedaan. Het is niet aan mij om te beoordelen wie in dit geval aangifte had moeten doen.
Ziet u in dit volgende incident in een reeks van incidenten aanleiding om te bevorderen dat de Rijksuniversiteit Groningen nu definitief de banden met Vindicat verbreekt? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Zo nee, waarom niet?
Vanaf de eerste incidenten hebben de Rijksuniversiteit Groningen en de Hanzehogeschool ingezet op een groot verandertraject bij deze vereniging. In de zomer van 2017 heeft Vindicat van de Rijksuniversiteit Groningen en Hanzehogeschool een accreditatie gekregen voor een jaar, waarbij Vindicat de opdracht kreeg binnen een jaar te voldoen aan enkele strikte voorwaarden. Komende tijd wordt door de ingestelde Accreditatiecommissie bezien of Vindicat hieraan voldoet. De uiterste sanctie leidt tot het niet verlengen van de accreditatie, definitieve uitsluiting van financiële ondersteuning uit het Profileringsfonds voor de komende jaren of uitsluiting van officiële plechtigheden. Dit lijken mij de juiste stappen om een gewenste cultuurverandering voor elkaar te krijgen.