Kamervraag 2025Z15283

De mogelijkheid om af te wijken van parameters artikel 23a Besluit FTK bij bepaling transitie-effecten

Ingediend 21 augustus 2025
Beantwoord 22 september 2025 (na 32 dagen)
Indiener Agnes Joseph (BBB)
Beantwoord door Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA)
Onderwerpen arbeidsvoorwaarden ouderen sociale zekerheid werk
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z15283.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20252026-67.html
  • Vraag 1
    Bent u bekend met de nieuwe Q&A van De Nederlandsche Bank (DNB) die pensioenuitvoerders toestaat af te wijken van de parameters in artikel 23a van het Besluit Financieel Toetsingskader (FTK)?1

    Ja. Overigens heeft DNB deze Q&A inmiddels (d.d. 9 september) aangepast, omdat deze onbedoeld de indruk kon wekken dat voor de berekening van de pensioenverwachting ook afgeweken kan worden van de parameters in artikel 23a van het Besluit FTK. Dat is niet het geval.

  • Vraag 2
    Bent u bekend met de reden hierachter, namelijk dat pensioenfondsen zo tot een meer realistische invulling van beleid op lange termijn kunnen komen?

    Op basis van ervaringen in het invaartoezicht heeft DNB opgemerkt dat transitie-effecten gevoelig zijn voor de gebruikte parameters en dat gebruik van de parameters in artikel 23a van het Besluit FTK in sommige gevallen niet tot de meest realistische uitkomsten leidt bij netto-profijt berekeningen. In artikel 150b, vierde lid, van de Pensioenwet is bepaald dat de parameters in artikel 23a van het Besluit FTK niet van toepassing zijn op netto-profijt berekeningen. Pensioenfondsen hebben daarmee ruimte om netto-profijt berekeningen zo realistisch mogelijk te modelleren door andere parameters te gebruiken. Deze berekeningen dragen bij aan het inzicht bij de bestuurlijke besluiten die fondsen nemen.

  • Vraag 3
    Betekent dit dat de gemaakte berekeningen tot nu toe bij verschillende pensioenfondsen niet zijn gemaakt op basis van een realistische invulling van beleid op lange termijn? Of hoe verklaart u anders deze aanvullende Q&A van DNB?

    Deze verduidelijking heeft geen impact op al ingevaren fondsen, afgegeven beschikkingen of op berekeningen in lopende beoordelingen waarvan de plausibiliteit reeds als voldoende geborgd is gekwalificeerd door DNB. Voor die betreffende fondsen is reeds de lijn uit de Q&A gehanteerd. Deze Q&A is een uiting die duidelijkheid geeft naar de sector over bestaande wetgeving en de staande toezichtspraktijk.
    Voor fondsen waarvan de plausibiliteit van de berekeningen nog niet is vastgesteld, zijn alleen aanvullende berekeningen noodzakelijk wanneer de aangepaste parameters een materiële impact hebben op de uitkomsten, in lijn met de Good practice: stappenplan onderbouwing evenwichtige transitie door pensioenfondsen die beogen in te varen. Deze good practice is begin dit jaar door DNB in samenspraak met sectorpartijen en SZW opgesteld. De good practice is op diverse wijzen onder de aandacht gebracht bij de sector, onder meer via nieuwsbrieven, webinars en seminars zoals Werken aan ons Pensioen (afgelopen voorjaar).

  • Vraag 4
    Hoe beoordeelt u het dat een toezichthouder via een Q&A generiek toestaat dat pensioenuitvoerders afwijken van de wet?

    Het is niet zo dat DNB via een Q&A generiek toestaat dat pensioenuitvoerders afwijken van de wet. In een Q&A geeft DNB een interpretatie van wettelijke normen, waarmee wordt aangegeven hoe DNB naar de invulling en toepassing van die normen kijkt.2 Zoals bij antwoord 1 aangegeven heeft DNB de betreffende Q&A inmiddels aangepast, omdat deze onbedoeld de indruk kon wekken dat voor de berekening van de pensioenverwachting ook afgeweken kan worden van de parameters in artikel 23a van het Besluit FTK. Dat is niet het geval.

  • Vraag 5
    Welke speelruimte heeft de toezichthouder volgens u om dergelijke afwijkingen toe te staan?

    Zoals in vraag 4 aangegeven, is er geen sprake van het afwijken van de wet. Wat door DNB in de Q&A is geschetst, is toegestaan binnen de wet.

  • Vraag 6
    Acht u dit in lijn met de bedoeling van de wet?

    Zie het antwoord op vraag 4 en 5.

  • Vraag 7
    Alle pensioenfondsen hebben inmiddels transitieplannen opgesteld, die zijn goedgekeurd door sociale partners, pensioenfondsen en waar verenigingen van slapers en gepensioneerden hoorrecht op hebben gekregen, maar waar hebben deze betrokken partijen dan feitelijk «ja» tegen gezegd nu de rekenmethodiek mogelijk alsnog wordt gewijzigd door verschillende pensioenfondsen?

    Zoals in antwoord 3 aangegeven, betreft het hier een verduidelijking van de staande toezichtspraktijk, in lijn met de eerder dit jaar uitgebrachte good practice.

  • Vraag 8
    Betekent dit dat transitieplannen opnieuw moeten worden opgesteld en het gehele proces nogmaals moet worden doorlopen voor pensioenfondsen die van deze optie gebruik maken? Moeten verenigingen niet opnieuw de gelegenheid krijgen tot hoorrecht indien de berekeningsaannames gewijzigd worden om zo te komen tot een meer realistische invulling van beleid op lange termijn?

    Zie het antwoord op vraag 3.

  • Vraag 9
    Wat betekent deze wijziging in de rekenaanpak concreet voor de fondsen en deelnemers die per 1 januari 2026 willen invaren?

    Zie het antwoord op vraag 3. DNB streeft ernaar in een zo vroeg mogelijk stadium de sector duidelijkheid te verschaffen. DNB is hiervoor in goed contact met sectorpartijen om deze kennis tijdig en zo breed mogelijk te delen.

  • Vraag 10
    Lopen zij vertraging op in de uitvoering van de transitie?

    Zie het antwoord op vraag 3.

  • Vraag 11
    Wat betekent dit voor de rechtszekerheid van deelnemers, als de berekeningen in goedgekeurde transitieplannen blijkbaar in gevallen nog gewijzigd moeten worden om ze meer realistisch te maken?

    Zie het antwoord op vraag 3.

  • Vraag 12
    Wat betekent dit voor pensioenfondsen die al ingevaren zijn? Waren de berekeningen die zij hanteerden wel gebaseerd op een realistische invulling van het beleid op lange termijn en zo ja kunt u dit onderbouwen?

    Zie het antwoord op vraag 3.

  • Vraag 13
    Vanuit de Tweede Kamer is eerder herhaaldelijk aandacht gevraagd voor de onrealistische aannames in de berekeningen, waarom heeft u er niet voor gekozen tijdig via een wetswijziging te regelen dat pensioenfondsen realistische aannames kunnen doen?

    Op basis van ervaringen in het invaartoezicht door DNB is naar boven gekomen dat het gaat om sommige gevallen waarbij gebruik van de parameters in artikel 23a van het Besluit FTK niet tot de meest realistische uitkomsten leidt bij netto-profijt berekeningen. Uit de wet blijkt dat de parameters in artikel 23a Besluit FTK niet van toepassing zijn op netto-profijt berekeningen. Er is hiervoor dus geen wetswijziging nodig. Met de Q&A van DNB wordt verduidelijkt dat pensioenfondsen de ruimte hebben om netto-profijt berekeningen zo realistisch mogelijk te modelleren door andere parameters te gebruiken.

  • Vraag 14
    Wie heeft er precies verzocht om deze Q&A en wanneer? Wie en wat was de aanleiding om juist nu deze Q&A te publiceren?

    Zie het antwoord op vraag 2.

  • Vraag 15
    Waarom is de Tweede Kamer hierover niet eerder geïnformeerd?

    Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven, geeft DNB in een Q&A een interpretatie van wettelijke normen, waarmee wordt aangegeven hoe DNB naar de invulling en toepassing van die normen kijkt. Het gaat hier dus niet om wijziging van wetgeving. Het is niet gebruikelijk om de Kamer op casusbasis te informeren over hoe een onafhankelijk toezichthouder het toezicht binnen de kaders van de wet vormgeeft.

  • Vraag 16
    Is er voorafgaand aan de publicatie van deze Q&A overleg geweest tussen DNB en uw ministerie?

    Daar het een Q&A betrof die in lijn is met de eerder opgestelde good practice, heeft dergelijk overleg voorafgaand aan de publicatie van de Q&A niet plaatsgevonden. Wel was het SZW in algemene zin bekend dat DNB een Q&A zou opstellen ter verduidelijk van het gebruik van de parameters bij netto-profijt berekeningen.

  • Vraag 17
    Wanneer heeft dit overleg plaatsgevonden en wat was de inhoud daarvan?

    Er vindt periodiek overleg plaats tussen SZW en DNB, onder andere om de transitie zo goed mogelijk te monitoren en eventuele onduidelijkheden snel in samenwerking op te kunnen lossen. Het was het ministerie dus bekend dat bij het invaartoezicht door DNB is opgemerkt dat transitie-effecten gevoelig kunnen zijn voor de gebruikte parameters en dat gebruik van de parameters in artikel 23a van het Besluit FTK in sommige gevallen niet tot de meest realistische uitkomsten leidt bij netto-profijt berekeningen. Zie verder het antwoord op vraag 16.

  • Vraag 18
    Is de inhoud van deze Q&A afgestemd met de Pensioenfederatie?

    Navraag bij DNB en de Pensioenfederatie leert dat de inhoud van de Q&A voor publicatie was gedeeld met de Pensioenfederatie.

  • Vraag 19
    Eerder heeft DNB pensioenuitvoerders ook al toegestaan langer de tijd te nemen om hun beleggingsbeleid aan te passen, terwijl dit wettelijk nog niet was toegestaan, hoe vaak heeft de toezichthouder in de pensioentransitie uitzonderingen toegestaan die niet in lijn zijn met de wetgeving?

    De reeds ingevaren fondsen hebben voldaan aan de wettelijke eisen voor de implementatie van het nieuwe beleggingsbeleid.
    DNB neemt invaarbeschikkingen op basis van de relevante wettelijke normen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het is mogelijk dat DNB concludeert dat het pensioenfonds op één of meerdere onderdelen niet (volledig) voldoet aan de wettelijke normen, maar het alles afwegende niet evenredig acht om op basis hiervan een verbod op te leggen. In dat geval kan DNB een pensioenfonds, naast een positieve beschikking over invaren, een toezichtbrief sturen met bevindingen die binnen een bepaalde periode ná invaren moeten worden opgelost door het pensioenfonds.

  • Vraag 20
    Hoe beoordeelt u dit in het licht van de democratische controle op de uitvoering van de Pensioenwet?

    DNB voert het toezicht op de pensioensector uit, binnen de wettelijke kaders zoals deze door het parlement zijn vastgesteld. Daarbij heeft DNB als onafhankelijk toezichthouder, op grond van de wet, de mogelijkheid om fondsen de ruimte te geven om op redelijke termijn aan alle wettelijke normen te voldoen.

  • Vraag 21
    Hoe kan de Tweede Kamer de pensioentransitie effectief controleren, als toezichthouder en ministerie tussentijds generieke afwijkingen toestaan zonder parlementaire betrokkenheid?

    In geval het de suggestie van vragensteller is dat DNB de wet in voorkomende gevallen ongeoorloofd terzijde schuift, dan wil ik dat met klem weerspreken. Wanneer de wet- en regelgeving dient te worden aangepast, dan wordt het parlement hier altijd over geïnformeerd en wordt het reguliere wetgevingsproces met het parlement doorlopen.

  • Vraag 22
    Kunt u deze vragen één voor één en voor het commissiedebat pensioenen op 4 september beantwoorden?

    Het commissiedebat van 4 september is verplaatst naar een ander moment. Het regelement van de Kamer geeft aan dat Kamervragen binnen zes weken geacht te worden beantwoord.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2025Z15283
Volledige titel: De mogelijkheid om af te wijken van parameters artikel 23a Besluit FTK bij bepaling transitie-effecten
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20252026-67
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Joseph over de mogelijkheid om af te wijken van parameters artikel 23a Besluit FTK bij bepaling transitie- effecten