Kamervraag 2025Z14898

De uitspraak van de Raad van State over de verlening van subsidie door een gemeente aan een lokale welzijnsorganisatie

Ingediend 25 juli 2025
Beantwoord 19 september 2025 (na 56 dagen)
Indieners Henri Bontenbal (CDA), Inge van Dijk (CDA)
Beantwoord door Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC)
Onderwerpen bestuur gemeenten parlement
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z14898.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20252026-49.html
1. ECLI:NL:RVS:2025:3399, via Uitspraak 202406518/1/A2 – Raad van State.
  • Vraag 1
    Bent u bekend met de uitspraak van de Raad van State over een geschil tussen de gemeente Peel en Maas en Negen B.V.?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Wat is uw reactie op deze uitspraak, waarin de Raad van State stelt dat begrotingssubsidies schaars kunnen zijn en als dat zo is, dat het bestuursorgaan dan gelijke kansen moet bieden via het bieden van mededingingsruimte of op basis van objectieve, toetsbare en redelijke criteria moet motiveren dat er maar één serieuze gegadigde is?

    De Afdeling heeft eerder al uitspraken gedaan waarin zij heeft overwogen dat in het Nederlandse recht een rechtsnorm geldt die ertoe strekt dat bij de verdeling van schaarse subsidiemiddelen door het bestuur op enige wijze aan (potentiële) gegadigden ruimte moet worden geboden om naar de beschikbare subsidiemiddelen mee te dingen. Er is sprake van schaarse subsidiemiddelen als de beschikbare middelen begrensd zijn en er meer gegadigden zijn.
    De Afdeling heeft in de uitspraak van 23 juli 2025 geoordeeld dat bestuursorganen bij het verstrekken van specifiek een subsidie gebaseerd op een begroting (een «begrotingssubsidie») in beginsel mededingingsruimte moeten bieden. In wezen merkt de Afdeling het verstrekken van een begrotingssubsidie aan als het verstrekken van een schaars recht.
    Het gevolg daarvan is dat de criteria die zijn ontwikkeld in de Didam-arresten van de Hoge Raad ook gelden voor het verstrekken van begrotingssubsidies. Dat betekent dat i) een bestuursorgaan dat het voornemen heeft om subsidiemiddelen te verstrekken, ruimte moet bieden aan potentiële gegadigden om mee te dingen, ii) een bestuursorgaan op basis van objectieve, toetsbare en redelijke criteria tot de conclusie mag komen dat er maar één serieuze gegadigde is en iii) bestuursorganen met het oog op gelijke kansen het voornemen tot het verstrekken van de subsidiemiddelen aan de serieuze gegadigde tijdig moeten publiceren. Daarbij geldt dat met de hoogte van de subsidie ook de zwaarte van de motivering toeneemt.

  • Vraag 3
    Kunt u aangeven wat in de praktijk de gevolgen zijn van deze uitspraak voor het decentrale bestuur en politieke organen zoals de gemeenteraad en de provinciale staten?

    Het verstrekken van schaarse begrotingssubsidies zal – wellicht meer dan nu het geval is – moeten worden geformaliseerd in de zin dat er een (beleids)kader over de wijze van verdeling en bekendmaking van de subsidiegelden zal moeten worden vastgesteld en toegepast. Daarbij zij opgemerkt dat het verstrekken van een subsidie op grond van de begroting eerder uitzondering dan regel is.

  • Vraag 4
    Klopt het dat deze uitspraak ertoe leidt dat het bieden van mededingingsruimte bij het verlenen van begrotingssubsidie voortaan de hoofdregel is? Zo ja, wat vindt u hiervan?

    De uitspraak van de Afdeling bevestigt dat ook bij een begrotingssubsidie een bestuursorgaan in beginsel mededingingsruimte moet bieden en de zogenaamde Didam-criteria – genoemd bij het antwoord op vraag 2 – moet toepassen. Dat kan aan de voorkant van een proces meer werkzaamheden met zich meebrengen, omdat bijvoorbeeld moet worden nagedacht over de beoordelingscriteria en de wijze waarop gegadigden gelijkelijk worden benaderd en behandeld. Anderzijds zorgt dit ook voor meer transparantie, een zorgvuldige motivering van besluiten en efficiëntere verantwoording bij het verstrekken van begrotingssubsidies, wat kan worden gezien als een positief gevolg. Zoals de Afdeling ook overweegt, maakt het feit dat de raad een gekozen orgaan is dit niet anders.

  • Vraag 5
    Vindt u dat deze uitspraak leidt tot toenemende en onwenselijke juridificering van lokale politieke besluiten over het verlenen van een begrotingssubsidie? In hoeverre komt hiermee de democratische legitimiteit in het geding?

    Zie het antwoord op vraag 4. De verwachtingen ten aanzien van de werkwijze bij besluitvorming kan worden gezien als juridificering. Welke criteria bij de afweging zullen worden betrokken en welke afweging de doorslag geeft, blijft uiteindelijk een politieke en democratisch gelegitimeerde keuze. Deze uitspraak brengt daarin geen verandering.

  • Vraag 6
    Vindt u dat deze uitspraak kan leiden tot nog veel meer regeldruk(kosten) voor gemeenten en provincies? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen?

    Het is aannemelijk dat het verstrekken van (begrotings)subsidies bewerkelijker wordt, vanwege de «Didam-eisen». In zoverre nemen de regeldruk en de kosten hiervan toe. Overigens is dit ook afhankelijk van de bestaande praktijk. Die kan per gemeente/provincie verschillen. Op dit moment heb ik geen overzicht van de wijze waarop gemeenten en provincies omgaan met het verstrekken van (begrotings)subsidies en wat de uitspraak dus precies voor gevolg heeft. Ik heb vooralsnog geen signalen ontvangen dat de uitspraak tot onwerkbare situaties leidt, maar ik laat dat verifiëren bij gemeenten.

  • Vraag 7
    Kunt u aangeven wat in de praktijk de gevolgen zijn voor lokale welzijnsorganisaties zonder winstoogmerk, die door deze en eerdere rechterlijke uitspraken over aanbestedingsregels steeds meer moeten concurreren met grotere commerciële organisaties?

    Alle organisaties die in aanmerking willen komen voor een subsidie zullen mogelijk hun aanvraag beter moeten onderbouwen en kunnen daar mogelijk meer werk aan hebben. Of dit in de praktijk leidt tot ernstige complicaties voor lokale welzijnsorganisaties is niet bekend. Bij signalen dat dit inderdaad het geval is, kan onderzoek worden gedaan naar mogelijke oplossingen.

  • Vraag 8
    Wat vindt u ervan dat met name het sociaal domein door deze uitspraak en toenemende aanbestedingsregels steeds meer vercommercialiseert en juridificeert?

    Meer transparantie bij het verstrekken van (begrotings)subsidies zie ik niet als een negatieve ontwikkeling, ook niet voor het sociaal domein. Dit neemt niet weg dat gewaakt moet worden voor excessieve procedures die ertoe leiden dat – zoals bij vraag 7 al is opgemerkt – kleine lokale organisaties de last van een aanvraag niet meer kunnen dragen en daardoor niet of moeilijk een subsidie kunnen krijgen. Ook moet worden voorkomen dat eisen van transparantie doorschieten in onderlinge concurrentie ten aanzien van de presentatie van diensten. Het moet uiteindelijk altijd om de dienstverlening zelf draaien omdat de inwoners daar de gevolgen van ondervinden.

  • Vraag 9
    Bent u van mening dat het lokale en provinciale bestuur ruimte moet hebben en houden om zonder aanbesteding te kiezen voor het verlenen van begrotingssubsidies en bijvoorbeeld verlenging van contracten met bewezen gecontracteerden, zoals lokale welzijnsorganisaties zonder winstoogmerk? Zo ja, vormt de uitspraak aanleiding om bestaande wet- en regelgeving aan te passen om die ruimte te blijven bieden?

    Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 1, volgt uit de uitspraak dat het bieden van mededinging niet noodzakelijk is als bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de subsidie. In dat geval kan dus een subsidieverstrekker een begrotingssubsidie aan deze serieuze gegadigde verstrekken. Indien wel mededingingsruimte moet of wordt geboden, kunnen kwaliteit en lokale binding in de beoordelingscriteria worden meegenomen indien de criteria objectief, redelijk en toetsbaar zijn. Ik zie op dit moment geen aanleiding om bestaande wet- en regelgeving aan te passen naar aanleiding van de uitspraak.

  • Vraag 10
    Bent u van mening dat er met name in het sociaal domein alternatieven moeten zijn voor aanbesteding, zoals verlenging van contracten op basis van geleverde kwaliteit of lokale binding? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?

    Zie antwoord op vraag 9.

  • Mededeling - 19 augustus 2025

    Op 25 juli 2025 zijn vragen gesteld door de leden Bontenbal en Van Dijk over de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over welzijnsorganisaties en de leer van schaarse subsidies voor begrotingssubsidie (kenmerk 2025Z14898). Deze vragen kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord, omdat de beantwoording nog verder uitzoekwerk en afstemming vergt. Ik zal uw Kamer de antwoorden zo spoedig mogelijk doen toekomen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2025Z14898
Volledige titel: De uitspraak van de Raad van State over de verlening van subsidie door een gemeente aan een lokale welzijnsorganisatie
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20252026-49
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Bontenbal en Inge van Dijk over de uitspraak van de Raad van State over de verlening van subsidie door een gemeente aan een lokale welzijnsorganisatie