| Ingediend | 24 juli 2025 |
|---|---|
| Beantwoord | 22 september 2025 (na 60 dagen) |
| Indiener | Sandra Beckerman (SP) |
| Beantwoord door | Rummenie , Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
| Onderwerpen | arbeidsvoorwaarden financieel toezicht financiën werk |
| Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z14873.html |
| Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20252026-80.html |
Ja.
De werkgever is verantwoordelijk voor de totale premieafdracht aan de pensioenuitvoerder. Het is dan ook van belang dat dit volgens de regels die zien op de premiebetaling (artikel 26 van de Pensioenwet e.v.), gebeurt. De werkgever mag de werknemerspremie inhouden op het loon van de werknemer ter betaling van deze premie aan de pensioenuitvoerder. Samen met de werkgeverspremie wordt dit bedrag afgedragen aan de pensioenuitvoerder (in dit geval een pensioenfonds).
Zonder in te gaan op de individuele casuïstiek, wil ik in algemene zin benadrukken dat het van belang is – zowel wettelijk als maatschappelijk – om je als goed werkgever (en werknemer) te gedragen. Als sprake is van een arbeidsovereenkomst, zijn de bepalingen uit het Nederlandse arbeidsrecht van toepassing. Deze wettelijke kaders borgen een systeem van meer bescherming voor de werknemer, dan voor de werkgever. Die bescherming is gelegitimeerd omdat de werknemer een economisch zwakkere positie inneemt dan de werkgever. Deze bescherming van de werknemer is ook gekoppeld aan de open arbeidsrechtelijke norm van «goed werkgeverschap2.
Een werkgever én werknemer die een arbeidsovereenkomst aangaan, moeten zich tegenover elkaar als goed werkgever en werknemer gedragen. De norm van goed werkgeverschap en goed werknemerschap is een nadere concretisering van de juridische eis van «redelijkheid en billijkheid» die in het algemeen op overeenkomsten van toepassing is. Het betreft een algemene wettelijke verplichting die voor werkgever en werknemer uit de arbeidsovereenkomst voortvloeit.
Op de precieze inhoud van de situaties bij de in het artikel genoemde bedrijf heb ik geen zicht en hier kan ik daarom geen uitspraken over doen. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Ik vind het van belang dat werknemers die ziek worden, met zwangerschaps- of ouderschapsverlof gaan of uit dienst treden door hun werkgever(s) volgens de juiste arbeidsrechtelijke regels worden behandeld en krijgen waar zij recht op hebben. Wanneer dit niet het geval is, dient dit te worden hersteld. Op de precieze inhoud van de situaties bij de in het artikel genoemde bedrijf heb ik geen zicht en hier kan ik daarom geen uitspraken over doen. Ik kan daarom ook niet ingaan op individuele casuïstiek.
Op de precieze inhoud van de situaties bij de in het artikel genoemde bedrijf heb ik geen zicht en hier kan ik daarom geen uitspraken over doen. Zoals ik in antwoord op de vorige vraag heb aangegeven is het aan de werkgever om te herstellen waar werknemers recht op hebben.
De kwestie omtrent de verondersteld te veel ingehouden pensioenpremies, is in eerste instantie een zaak tussen werkgever en werknemers. Dit valt derhalve niet onder het pensioentoezicht van De Nederlandse Bank (DNB). DNB houdt prudentieel en materieel toezicht op de naleving door pensioenfondsen, premiepensioensinstellingen (ppi’s) en pensioenverzekeraars van de pensioenregelgeving. Prudentieel toezicht is gericht op onder andere de normen ten aanzien van de financiële soliditeit van pensioenfondsen. Materieel toezicht is toezicht gericht op alle normen in deze wet die geen onderdeel uitmaken van gedrags- of prudentieel toezicht.
In vraag 7 heb ik de rol en de bevoegdheden van de DNB, met betrekking tot pensioentoezicht, beschreven. Het toezicht van de DNB ziet niet op de relatie tussen werknemer en werkgever. Vanuit pensioenperspectief, gericht op pensioentoezicht, kan ik daarom geen uitspraken doen.
Zie het antwoord op vraag 8.
Ik neem de signalen over onbevoegd diergeneeskundigen die toch aan het werk zijn serieus en heb hierover de Kamer een brief gestuurd (Kamerstuk 29 683, nr. 311). De NVWA heeft op basis van signalen, waaronder berichtgeving in de media, gesprekken gevoerd met betrokken partijen en ketens binnen de sector, over de wijze waarop de organisaties dierenartsen en dierenartsassistenten-paraveterinairen inzetten. De NVWA zal de komende periode actiever toezicht houden op de registratie en inzet van dierenartsen en dierenartsassistenten-paraveterinairen.
Afgelopen jaren is gebleken dat het aantal weigeringen van registratie van dierenartsassistenten-paraveterinair in het Diergeneeskunderegister is toegenomen om diploma technische redenen. Door de veranderende opleidingen en het vervallen van wetgeving zijn er personen die in het verleden wel zouden zijn toegelaten tot het Diergeneeskunderegister en onder de huidige wetgeving niet. Om dit probleem te herstellen is er sinds 2 juli een vrijstellingsregeling voor dierenartsassistenten-paraveterinair van kracht die het mogelijk maakt dat een deel van de dierenartsassistenten-paraveterinairen zich alsnog kan registeren in het Diergeneeskunderegister4 met als uitgangspunt dat de behaalde diploma’s voldoen aan de huidige gestelde kwaliteitseisen voor dierenartsassistenten-paraveterinair. Afgelopen zomer heeft het CIBG een aanzienlijke toename gezien in het aantal registratieverzoeken ten opzichte van eerdere jaren en ten opzichte van de reguliere instroom van pas afgestudeerde diergeneeskundigen in het Diergeneeskunderegister. Deze vrijstellingsregeling heeft daarmee een oplossing geboden voor een deel van de dierenartsassistenten-paraveterinairen die niet in het Diergeneeskunderegister stonden.
Ten aanzien van deze berichtgeving heb ik begrepen dat er is ingegrepen in de koers van het desbetreffende bedrijf en deze bonus niet meer wordt verstrekt.
Een dierenarts moet zich te allen tijden, ook als hij in loondienst is bij een praktijk, gesterkt voelen dat hij zijn beroep veterinair onafhankelijk kan uitvoeren. Ik vind het daarom belangrijk dat de beroepsgroep zichzelf stevig positioneert en veterinair normeert. In dit verband werk ik samen met de beroepsgroep aan de versterking van de kwaliteitsborging binnen de beroepsgroep en de vorming van een beroepsorganisatie die de dierenartsen ondersteunt en versterkt in de uitvoering van hun onafhankelijke veterinaire professie en tevens een sterke partij en gesprekspartner is in het veld. Ik informeer u dit najaar over de stand van zaken over de vorming van deze nieuwe beroepsorganisatie.
Het onderzoek naar de prijsontwikkeling in de diergeneeskundige zorg, dat ik op 3 april 2025 (TK 28 286, nr. 1388) aan de Kamer heb aangeboden, maar ook deze berichtgeving, roepen vragen en zorgen op over de gevolgen van ketenvorming voor concurrentie en keuzevrijheid voor de consument. De ACM voert op dit moment een marktonderzoek uit naar de diergeneeskundige zorg en kijkt daarbij ook naar de rol van ketenvorming. ACM streeft ernaar voor het einde van het jaar een conceptrapport te kunnen publiceren met aanbevelingen om deze markt te versterken. Ik zal u naar aanleiding van de aanbevelingen van ACM informeren.
Zie het antwoord op vraag 11.
Ik heb u in de eerdergenoemde Kamerbrief van 3 april 2025, die ik mede namens de Minister van Economische Zaken stuurde, aangegeven dat ik het van belang vind dat er met grote zorgvuldigheid wordt bekeken of de situatie in de markt aanleiding geeft tot het treffen van eventuele regulerende maatregelen door de overheid. Maatregelen die er op gericht zijn om bijvoorbeeld te interveniëren in de prijsvorming en ketenvorming in een vrije markt zijn vergaande maatregelen, waar een stevige onderbouwing voor nodig is. Op dit moment voert ACM een marktonderzoek uit naar de diergeneeskundige zorg. Ik heb het onderzoek van ACM nodig om tot een zorgvuldige afweging te komen over eventuele aanvullende maatregelen. Prijsmaatregelen zijn een vergaande maatregel die een gedegen onderbouwing en afweging nodig hebben. Zodra dit ACM onderzoek is afgerond, zal ik aangeven hoe ik omga met de moties die verzoeken om het introduceren van prijsregulerende maatregelen door de overheid, zoals de motie van het lid Graus c.s. (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 40) en de motie van het lid Beckerman c.s. (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 39) vragen. Voor de uitvoering van de overige moties verwijs ik naar de Kamerbrief van 3 april 2025.
In de Kamerbrief van 3 april 2025 heb ik u geïnformeerd over mijn inzet voor de komende periode. In die brief heb ik benoemd dat ik me, naast het lopende onderzoek van ACM, inzet op versterking van de informatiepositie van de consument, zodat hij een goed geïnformeerde vrije keuze kan maken voor de zorg voor zijn dier en daarmee ook zijn kosten kan besparen. Daarnaast zet ik mij in voor de versterking van de kwaliteitsborging van de veterinaire beroepsgroep om het onafhankelijk veterinair handelen beter te borgen.
Ook zet ik in op maatregelen om kosten te kunnen te besparen, zowel aan de aanbodkant door de beroepsgroep als aan de vraagkant door de consument. Daarbij kijk ik o.a. naar of de paraveterinair beter ingezet kan worden, en verken ik nut en noodzaak van een hbo-opleiding en een hbo-functie in het veld. Ik verwacht dat met deze acties dat de positie van de consument beter wordt geborgd en de markt voor diergeneeskundige zorg wordt versterkt, wat zal leiden tot kostenbesparingen voor de consument. Ik zal u naar aanleiding van de uitkomsten van het ACM-onderzoek informeren of er aanvullende maatregelen nodig zijn.
De Minister van Economische Zaken zal uw Kamer informeren over zijn voornemen om het mededingingsinstrumentarium te actualiseren. Hierin gaat hij op hoofdlijnen onder andere in op de uitwerking van een bevoegdheid voor de ACM om met remedies in te grijpen in gebrekkig werkende markten en hoe fusies en overnames die onder meldingsdrempels blijven, toch onder voorwaarden door de ACM onderzocht kunnen worden. Zie voor de overige maatregelen het antwoord op vraag 10 en 14.
De vragen van het lid Beckerman (SP) over private equity-keten Evidensia, die jarenlang pensioengeld van werknemers in eigen zak stopte (2025Z14873) kunnen, vanwege de interdepartementale afstemming, niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk de antwoorden op de vragen doen toekomen.