Ingediend | 3 april 2025 |
---|---|
Beantwoord | 24 april 2025 (na 21 dagen) |
Indiener | Bart van Kent |
Beantwoord door | Eddy van Hijum (minister ) (CDA) |
Onderwerpen | bestuur parlement sociale zekerheid werkloosheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z06375.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-2046.html |
Zoals ik heb vermeld in mijn brief van 31 maart jl. over de beantwoording van de Kamervragen1 over het bericht «Bij Transavia overwintert het personeel op kosten van UWV» wordt in de WW geregeld dat er recht op een uitkering ontstaat indien er sprake is van relevant arbeidsurenverlies van ten minste vijf uur per kalenderweek. Daarnaast gaat het arbeidsrecht uit van contractsvrijheid van partijen en is het mogelijk om een wisselende arbeidsomvang overeen te komen. Daardoor kan er een recht op een WW-uitkering ontstaan vanwege arbeidsurenverlies. Deze werknemers doen in dat geval terecht een beroep op de WW.
In de Knelpuntenbrief van juni 2021 van UWV is opgenomen dat er bij een WW-beoordeling situaties zijn waar de wettelijke controle op alle arbeidsrechtelijke aspecten zeer arbeidsintensief is.2 In de Stand van de Uitvoering van juli 20213 is aangegeven dat SZW in gesprek is met UWV over de complexiteit van bepaalde dwarsverbanden tussen het socialezekerheidsrecht en het arbeidsrecht. In reguliere overleggen tussen mijn ambtenaren en medewerkers van het UWV is onder andere over dit onderwerp gesproken. In één e-mail, van 1 april 2021, van een medewerker van UWV aan één van mijn beleidsambtenaren is het piek/dal-contract van Transavia als voorbeeld van bovengenoemde arbeidsrechtelijke knelpunten meegestuurd. In de bijlage bij deze brief is de relevante passage uit de betreffende e-mail en het met die e-mail meegestuurde modelcontract opgenomen.
In de Stand van de uitvoering van juni 2022 heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat de samenloopsituaties binnen de WW met het arbeidsrecht meelopen in het onderzoekstraject naar vereenvoudiging van de WW4. Het aanpakken van deze dwarsverbanden vereist namelijk een gedegen onderzoek en dient in samenhang te worden bezien zowel vanuit het arbeidsrecht als vanuit de sociale zekerheid. Dit soort situaties zijn niet enkel binnen de WW op te lossen, omdat dit indruist tegen de eerdergenoemde contractvrijheid van het arbeidsrecht. Anderzijds doorkruist diezelfde contractvrijheid op dit moment de solidariteit van het sociale zekerheidstelsel.
Deze complexiteit wordt ook benoemd in het eindrapport «Waar knelt de WW?» van juni 2023 van onderzoeksbureau De Beleidsonderzoekers.5 De laatste stand van zaken omtrent de complexiteit van de dwarsverbanden tussen het sociale zekerheidsrecht en het arbeidsrecht heb ik opgenomen in de Stand van de uitvoering van december 2024.6
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Het invoeren van een dergelijke toets vereist een wetswijziging. Los van de vraag of dit haalbaar en uitvoerbaar is in het stelsel van sociale zekerheid, zal dit niet sneller in te voeren zijn dan het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers. De Raad van State heeft in november 2024 advies uitgebracht over het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers. Het wetsvoorstel wordt nu in afstemming met sociale partners en uitvoerders gereedgemaakt voor indiening bij de Tweede Kamer. Ik hecht belang aan een snelle inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, daarom probeer ik dit zo snel als mogelijk in te dienen bij uw Kamer.
Met het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers worden oproepcontracten in beginsel verboden. In plaats daarvan wordt een nieuw type arbeidsovereenkomst geïntroduceerd, het bandbreedtecontract. In dit contract spreken partijen een minimum en een maximum arbeidsomvang af, waarbij het maximum niet meer dan 130 procent van het minimum mag bedragen. Partijen kunnen een minimum arbeidsomvang van bijvoorbeeld vijf of tien uur per week afspreken. Dan geldt er een maximum arbeidsomvang van zesenhalf respectievelijk dertien uur. Omdat voor het recht op WW sprake moet zijn van een arbeidsurenverlies van ten minste vijf uur per kalenderweek, zal er in dit geval geen recht ontstaan op WW. Door de bandbreedte van 130% wordt voorkomen dat er een zeer grote spreiding zit tussen de minimaal overeengekomen arbeidsomvang en de maximaal overeengekomen arbeidsomvang, hetgeen nu het geval kan zijn bij min-maxcontracten.
Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, loopt de complexiteit van dwarsverbanden tussen het socialezekerheidsrecht en het arbeidsrecht ook mee in de vereenvoudiging van de WW en zal ik dit in samenhang met het arbeidsrecht verder onderzoeken.
Ik verwacht van werkgevers dat zij zich aan de geldende wet- en regelgeving houden en zal bedrijven erop aanspreken als dat niet zo is. Zoals ik in mijn eerdere beantwoording van de Kamervragen heb aangegeven vallen dergelijke situaties op dit moment nog binnen de geldende wet- en regelgeving.