Ingediend | 20 februari 2025 |
---|---|
Beantwoord | 21 mei 2025 (na 90 dagen) |
Indiener | Marieke Koekkoek (D66) |
Beantwoord door | Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
Onderwerpen | bestuur internationaal internationale samenwerking parlement |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z03229.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-2272.html |
Commissaris Dubravka Šuica is onder meer verantwoordelijk voor het ontwikkelen van brede partnerschappen in de Middellandse Zee-regio, zoals vermeld in de aan haar gerichte opdrachtbrief van de voorzitter van de Europese Commissie.1 Als zodanig was zij, samen met de Hoge Vertegenwoordiger, vanaf haar aantreden verantwoordelijk voor het voeren van de onderhandelingen over het strategische en brede partnerschap met Jordanië en ondertekende zij namens de Commissie de gezamenlijke verklaring over dit partnerschap op 29 januari jl. Zowel voor het aangaan van de onderhandelingen, als de ondertekening van de verklaring, ontving de Commissie formele goedkeuring van de Raad. De Commissie is ook verantwoordelijk voor een deel van de uitwerking en implementatie van het partnerschap, onder meer door programma’s binnen EU-instrumenten als het NDICI (het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking) en macro-financiële bijstand voor te stellen, en deze programma’s na aanname te implementeren en te monitoren. Daarnaast onderhoudt de EU een politieke dialoog met Jordanië, waaronder de Associatieraad, die wordt voorgezeten door de Hoge Vertegenwoordiger en waaraan de Commissaris deelneemt.
Zoals aangekondigd in het Commissiewerkprogramma zullen de Commissie en de hoge vertegenwoordiger dit najaar A New Pact for the Mediterranean publiceren. Dit zal een nieuw beleidskader vormen voor de benadering van de EU ten aanzien van het Zuidelijk Nabuurschap. Het kabinet vindt het belangrijk dat het aangaan en versterken van strategische en brede partnerschappen met landen in de regio, zoals Jordanië, centraal staat in deze benadering.
Het partnerschap tussen de EU en Jordanië, inclusief besluitvorming over financiële steun voor de samenwerking op grensbeheer, mensensmokkel en mensenhandel, zal de komende tijd verder worden uitgewerkt. Op dit moment wordt via twee steunmaatregelen onder de Europese Vredesfaciliteit, van 10 en 13,5 miljoen euro, bijgedragen aan de versterking van de capaciteit van het Jordaanse leger om de noordelijke en oostelijke grenzen te beheren. Deze maatregelen zijn complementair aan de operationele steun voor grensbeheer (10 miljoen euro) die wordt voorzien in de EU-programmering van 2024 in Jordanië.2 Ook lopen sinds 2019 twee projecten, van 5,5 en 5 miljoen euro, om de coördinatie tussen Jordaanse instanties te versterken ten behoeve van het beheer van grensovergangen. Daarnaast zijn onderhandelingen tussen Frontex en Jordanië gaande om een werkregeling, een formele verdere vorm van samenwerking, overeen te komen. Ook heeft Frontex in het kader van een breder project enkele activiteiten ontwikkeld ten behoeve van capaciteitsopbouw op het gebied van grensbeheer in Jordanië.
Het Europees Asiel Agentschap (EUAA, voorheen EASO) ontplooit geen activiteiten in Jordanië. Frontex werkt in het kader van EU4Bordersecurity-project samen met Jordanië (zie antwoord op de vorige vraag). EUROPOL is niet actief in Jordanië, maar onderhandelt al enige jaren over een werkregeling, een formele verdere vorm van samenwerking. Daarnaast is EUROPOL/CEPOL actief op het gebied van capaciteitsopbouw ten aanzien van aanpak georganiseerde misdaad, waaronder mensenhandel en -smokkel. Het partnerschap zal de komende tijd, zoals ook aangegeven in het antwoord op de vorige vraag, verder worden uitgewerkt, waaronder op het vlak van migratie. Momenteel is nog onduidelijk of daarin een extra rol voorzien zal zijn voor de agentschappen. Lidstaten worden hierin betrokken via de verschillende instellingen van de agentschappen, zoals de Raad van Bestuur.
De implementation roadmap zal de komende tijd worden uitgewerkt door de EU en Jordanië. Naar verwachting zullen de lidstaten hierbij betrokken worden. In de uitwerking van het partnerschap zal het kabinet aandacht vragen voor de opvang, terugkeer en herintegratie van vluchtelingen, grensbeheer, steun voor de hervormings- en moderniseringsagenda van Jordanië, samenwerking op het gebied van veiligheid, voldoende aandacht voor mensenrechten, goed bestuur en de rechtsstaat, en samenwerking op het gebied van water, landbouw, en private sectorontwikkeling.
Met de kabinetsappreciatie op de IOB-evaluatie van het mensenrechtenbeleid,3 heeft het kabinet voldaan aan de toezegging van de Minister van Asiel en Migratie aan de Tweede Kamer van 7 november jl. om «schriftelijk terug te komen op welke procedures er zijn bij het maken van migratiedeals voor het borgen van mensenrechten».
De voorwaarden voor steun in het kader van het EU-Jordanië partnerschap hangen af van het instrument in kwestie.
De Commissie heeft een nieuwe macro-financiële bijstand (MFB) aan Jordanië van 500 miljoen euro aangekondigd binnen het EU-Jordanië partnerschap. Dit komt bovenop de MFB van 500 miljoen euro waarover uw Kamer in mei 2024 reeds is geïnformeerd.4 Zoals gebruikelijk voor MFB is de vrijgave van tranches strikt afhankelijk van de voortgang van zowel het IMF-programma als een aantal aanvullende beleidsmaatregelen, waarover de Commissie en de Jordaanse autoriteiten overeenstemming moeten bereiken en die in een memorandum van overeenstemming (MoU) moeten worden opgenomen. Het IMF-programma richt zich op het versterken van de economische stabiliteit en het bevorderen van duurzame groei. Het programma omvat maatregelen zoals fiscale hervormingen, verbetering van het investeringsklimaat en versterking van het sociale vangnet om kwetsbare bevolkingsgroepen te beschermen. De onderhandelingen over het MoU zijn nog niet begonnen, maar zullen aansluiten bij de hervormingen van het IMF en bij het vorige MoU. Hierbij kan gedacht worden aan hervormingen op het gebied van economisch bestuur, waaronder het beheer van de overheidsfinanciën en de belastingdienst; sociaal en arbeidsmarktbeleid; en bestuur en bestrijding van fraude, corruptie en het witwassen van geld. Het kabinet zet in op de gebruikelijke voorwaarden voor MFB, namelijk eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat en effectieve democratische mechanismen, een hervormingsagenda en link met het IMF-programma.
Steun onder het NDICI dient verstrekt te worden in lijn met de doelstellingen vastgesteld in de NDICI-Verordening, waaronder «het ontwikkelen van bijzondere versterkte partnerschappen en nauwere politieke samenwerking met de landen van het Europese nabuurschapschapsbeleid» zoals Jordanië.5 Ook dienen NDICI-middelen stabiliteit, goed bestuur, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten in de nabuurschapsregio te bevorderen. Het kabinet hecht eraan dat NDICI-middelen effectief en binnen de kaders van internationaal en humanitair recht worden besteed en blijft bij de Commissie benadrukken dat de toetsing en monitoring van de mensenrechtensituatie in het ontvangende land wordt versterkt. Zoals gemeld in de kabinetsappreciatie over het rapport van de Europese Rekenkamer over het EUTF zal het kabinet er bij de Europese Commissie ook op aandringen om procedures inzichtelijk te maken voor het melden van en het geven van follow-up aan aantijgingen van mensenrechtenschendingen en het eventueel opschorten van EU-steun.6
Wat betreft steunmaatregelen onder de Europese Vredesfaciliteit, waaronder de in november 2024 aangenomen steunmaatregel voor Jordanië,7 hecht het kabinet aan stevige waarborgen, waaronder rapportage en onafhankelijke monitoring. Dergelijke waarborgen hebben tot doel het adequaat gebruik van middelen en het garanderen van respect voor mensenrechten en internationaal humanitair recht.
Voor al deze instrumenten geldt dat indien niet aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan, de steun kan worden opgeschort.
Tijdens haar bezoek aan Libanon op 2 maart 2024 kondigde de voorzitter van de Commissie een steunpakket aan van 1 miljard euro tot 2027. Hiervan is inmiddels 500 miljoen euro geprogrammeerd middels de aanname van een speciale maatregel gericht op steun voor kwetsbare Libanezen en Syrische vluchtelingen8 en een meerjarig actieplan.9 In lijn met de inzet van het kabinet draagt de EU hiermee bij aan opvang in de regio, verbeterd grensbeheer en de veiligheid en stabiliteit van Libanon. Ook heeft de EU als onderdeel van het steunpakket financiering gereserveerd voor duurzame oplossingen voor Syrische vluchtelingen, inclusief de ondersteuning van terugkeer naar Syrië voor vluchtelingen die daartoe besluiten.
De belangrijkste kaders van de relaties tussen de EU en Libanon betreffen het Associatieakkoord (2006) en de partnerschapsprioriteiten (2016). In het kader daarvan, en van bovengenoemd steunpakket, vindt een dialoog plaats met de onlangs aangetreden Libanese regering, zoals recent tijdens het bezoek van Commissaris Šuica aan Beiroet. Van een strategisch en breed partnerschap tussen de EU en Libanon is vooralsnog geen sprake.
Ja.
In reactie op de aanhoudende en ernstige schendingen van mensenrechten in Libië, evenals het gebrek aan vermogen van de nationale autoriteiten om effectief hiertegen op te treden, heeft de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties op 22 juni 2020 de Fact-Finding Mission on Libya (FFM) in het leven geroepen op initiatief van de Libische autoriteiten. Het primaire doel van de FFM was het onderzoeken van de mensenrechtensituatie in Libië sinds 2016, met een bijzondere focus op het vaststellen welke actoren verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen en schendingen van het internationaal recht. Het mandaat van de FFM is afgelopen op 23 april 2023.
De recente ontdekkingen van massagraven in het zuidoosten van Libië hebben brede aandacht van zowel de internationale gemeenschap als de Libische autoriteiten. Deze massagraven worden momenteel onderzocht door de Libische autoriteiten, met de steun van internationale experts. Het onderzoek staat onder leiding van de Libische procureur-generaal. Om het lopende onderzoek niet te doorkruisen en de efficiëntie van bestaande inspanningen niet te ondermijnen is Nederland op dit moment geen voorstaander van oproepen tot een nieuwe FMM. Een nieuwe FFM resolutie gesteund door de Libische autoriteiten is bovendien in de huidige politieke context naar verwachting een onrealistische uitkomst.
Wij hebben met interesse kennisgenomen van het advies van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen over de governance van de aanpak van mensenhandel. Naar ditzelfde vraagstuk wordt op dit moment ook onderzoek gedaan door het WODC. Parallel hieraan voert het Ministerie van Justitie en Veiligheid gesprekken met bestuurders over de vraag op welke wijze aan het advies opvolging kan worden gegeven. Uw Kamer wordt naar verwachting hierover in de loop van dit jaar geïnformeerd.
Alle betrokken uitvoeringsorganisaties in de vreemdelingenketen hebben een verantwoordelijkheid en rol om signalen van mensenhandel te identificeren om slachtoffers tijdig te herkennen, zodat zij de bescherming kunnen krijgen waar zij recht op hebben. Op dit moment wordt in het kader van het Actieplan programma Samen Tegen Mensenhandel onder actielijn 3 gewerkt aan een betere vaststelling van slachtofferschap en bescherming van slachtoffers. Zo wordt er een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden van het loskoppelen van de vaststelling van slachtofferschap en het strafrechtelijk onderzoek naar verdachten van mensenhandel. De implicaties voor het vaststellen van slachtofferschap die worden genoemd in het rapport «Migranten als verdienmodel: Mensenhandel op de migratieroute door Libië» van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel worden ook meegenomen in deze verkenning.
Op dit moment wordt er in de EU gesproken over de mandaatherziening van EUBAM Libië, met het oog op besluitvorming over een mogelijke verlenging van het missiemandaat dat in juni dit jaar afloopt. Als onderdeel van de mandaatherziening van EUBAM vindt een strategic review van de missie plaats. Deze wordt niet openbaar gemaakt.
Het mandaat van EUBAM Libië is gericht op het versterken van de capaciteit van de relevante Libische autoriteiten en agentschappen ten behoeve van grensmanagement, de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, waaronder mensenhandel en mensensmokkel, en terrorismebestrijding. De komende maanden zal de EU zich buigen over de strategische mandaatherziening van EUBAM Libië, met het oog op besluitvorming over een mogelijke verlenging van het missiemandaat. Als onderdeel van de mandaatherziening van EUBAM vindt de komende maanden een strategic review van de missie plaats. In deze review zal de politieke relevantie van het mandaat worden getoetst in de context van de bredere EU inzet in Libië. Ook zal worden bekeken of het mandaat nog altijd goed aansluit bij de behoeften van de Libische autoriteiten en of er andere factoren zijn die de operationele activiteiten en de effectiviteit van de missie zouden kunnen beïnvloeden.
De strategic review van EUBAM Libië richt zich in algemene zin op de politieke relevantie en uitvoerbaarheid van het mandaat, zoals beschreven in antwoord op vraag 13. De massagraven die recent zijn gevonden bevinden zich buiten het geografische werkgebied van EUBAM – dat zich op dit moment hoofdzakelijk tot Tripolitania beperkt – en in delen van het land waar de internationaal erkende regering geen de facto controle uitoefent. Wel verzorgt EUBAM, als onderdeel van haar mandaat op grensmanagement en grensoverschrijdende criminaliteit, dit jaar trainingen aan onder andere forensische experts. Deze expertise kan worden ingezet voor de identificatie van slachtoffers in graven.
De Schengenevaluatieverordening kent een uitgebreid mechanisme voor de opvolging van aanbevelingen naar aanleiding van een evaluatie. Lidstaten dienen binnen de daarvoor gestelde deadlines een actieplan op te stellen en daar kunnen andere lidstaten opmerkingen over indienen. De Commissie beoordeelt samen met het evaluatieteam de toereikendheid van een actieplan.11 De Schengenevaluatie van Polen is in maart-april 2024 uitgevoerd. De verwachting is dat het actieplan van Polen binnenkort door de Raad zal worden besproken. Nederland zal ten behoeve van deze bespreking in de Raad het actieplan van Polen op zijn merites beoordelen en daarbij aandacht hebben voor de verbeterpunten uit de Schengenevaluatie en de specifieke bovengenoemde aanbevelingen.
Lidstaten zijn in beginsel zelf verantwoordelijk waar het de uitvoering van grenstoezicht conform Europese wetgeving betreft. Het is aan de Europese Commissie om hierop toe te zien. Daarnaast levert het Agentschap op verzoek van Polen wel ondersteuning aan de Poolse buitengrenzen, waaronder de grens met Belarus. In de Europese Grens- en Kustwacht Verordening zijn verschillende mechanismen opgenomen om grondrechten in Frontex operaties te waarborgen, zoals een onafhankelijke grondrechtenfunctionaris, een adviesforum, toezichthouders voor de grondrechten, en klachten- en rapportagemechanismen. Waar het de operationele inzet door Frontex betreft monitort de grondrechtenfunctionaris van Frontex de naleving van grondrechten door het Agentschap, onder andere door onderzoek te doen naar activiteiten ontplooid door Frontex. Signalen van vermeende misstanden kunnen via het klachtenmechanisme bij de grondrechtenfunctionaris van Frontex worden gemeld. Indien er uit gezamenlijke operaties meldingen volgen van vermeende misstanden, worden deze via het zogeheten Serious Incident Report Mechanisme direct gedeeld met de grondrechtenfunctionaris. Wanneer er sprake is van mogelijke schendingen van grondrechten informeert de grondrechtenfunctionaris de uitvoerend directeur. Ook rapporteert de grondrechtenfunctionaris aan de leden van de Raad van Bestuur.
Het is niet aan Nederland om hierover uitspraken te doen, temeer omdat de grondrechtenfunctionaris de mogelijkheid moet hebben om nader onderzoek te kunnen doen naar signalen om deze te kunnen verifiëren. Nederland heeft in de bijeenkomst van 22 en 23 januari jl. aandacht gevraagd voor het belang van onderzoek naar mogelijke mensenrechtenschendingen aan de buitengrenzen. Signalen van pushbacks kunnen via het klachtenmechanisme bij de grondrechtenfunctionaris van Frontex worden gemeld. Deze signalen worden dan onderzocht en de conclusies worden geadresseerd in de Raad van Bestuur waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn. Het is de rol van de grondrechtenfunctionaris om onafhankelijk onderzoek te doen en hierover te rapporteren. Voor een breder inzicht in de activiteiten van het grondrechtenbureau verwijzen wij u naar het jaarrapport dat de grondrechtenfunctionaris opstelt en waarin de voornaamste bevindingen zijn opgenomen. Het rapport over 2024 wordt dit voorjaar verwacht.
Uw Kamer is in de brief Diverse onderwerpen op het gebied van migratie van 11 maart jl. geïnformeerd over de opvolging van het feitenonderzoek uitgevoerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken.13
Naar aanleiding van schriftelijke vragen van het lid Koekkoek (Volt) over de ontwikkelingen omtrent strategische partnerschappen, ontvangen op 20 februari 2025 (2025Z03229), wil ik u meedelen dat de beantwoording hiervan meer tijd vergt. Hierdoor is het niet mogelijk om de beantwoording van deze vragen binnen de gestelde termijn aan uw Kamer te doen toekomen.