Kamervraag 2020Z20254

Het bericht ‘Nederlands kabinet vindt eisen Europees coronafonds lastig’

Ingediend 2 november 2020
Beantwoord 27 november 2020 (na 25 dagen)
Indiener Eppo Bruins (CU)
Beantwoord door Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen europese zaken financiën internationaal organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z20254.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-942.html
  • Vraag 1
    Kent u het bericht «Nederlands kabinet vindt eisen Europees coronafonds lastig»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Klopt het dat het kabinet van plan is niet mee te doen aan de eerste ronde voor het indienen van plannen bij de Europese Commissie, waarvoor de deadline is vastgesteld op 30 april 2021?

    Het kabinet kiest er bewust voor om het definitieve besluit over de hervormingen en investeringen die in het Recovery and Resilience Plan (RRP) worden opgenomen door het nieuwe kabinet te laten nemen. Zoals toegezegd in de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (4 en 5 november jl.), informeert het kabinet uw Kamer binnenkort over het in te dienen Recovery and Resilience Plan middels een brief.
    Over de RRF-verordening wordt nog onderhandeld tussen Raad en Europees parlement. Plannen kunnen – op basis van de Raadspositie – formeel ingediend worden bij de Commissie vanaf het moment van inwerkingtreding van de RRF tot 30 april 2021, en vervolgens vanaf 15 oktober 2021 tot 30 april 2022, en van 15 oktober 2022 tot 30 april 2023. Een lidstaat blijft aanspraak maken op de totale allocatie als het besluit haar nationale plan niet in de eerste, maar in de tweede periode in te dienen. Een lidstaat – en dus het bedrijfsleven van die lidstaat – loopt dan dus geen geld mis.
    Juist omdat het kabinet een stevig en ambitieus plan wil indienen, is ervoor gekozen de formatie mee te nemen en het nieuwe kabinet het definitieve besluit te laten nemen. Immers, zo kunnen additionele hervormingen en investeringen waar het nieuwe kabinet toe besluit ook een plek krijgen in het nationale plan.
    Dat wil natuurlijk niet zeggen dat Nederland stil staat. Het kabinet geeft opdracht tot een ambtelijke verkenning naar de mogelijke inhoud van een Nederlands herstelplan. Het kabinet zal de komende maanden kansrijke maatregelen voor een Nederlands herstelplan in kaart brengen. Daarbij wordt onder andere gekeken naar hervormingen en investeringen waartoe het kabinet sinds 1 februari 2020 heeft besloten. Maatregelen die na die datum zijn gestart komen in aanmerking voor de RRF. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de behandeling van vreemd en eigen vermogen en de versobering van de zelfstandigenaftrek. Tot slot worden er ook maatregelen in kaart gebracht die het volgend kabinet kan treffen.

  • Vraag 3
    Bent u het met ondernemers eens dat Nederlandse bedrijven achter de feiten aan lopen wanneer het kabinet besluit om pas mee te doen vanaf de tweede ronde?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 4
    Waar komt de aarzeling van het kabinet vandaan, gezien het feit dat de landenspecifieke aanbevelingen al jaren bekend zijn en de geldende aanbevelingen dateren uit 2019?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 5
    Is het kabinet bereid om versneld aan de landenspecifieke aanbevelingen te voldoen, zodat het Nederlandse bedrijfsleven in crisistijd kan profiteren van de 6 miljard euro die daarvoor klaar liggen?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 6
    Aan welke landenspecifieke aanbevelingen voldoet Nederland naar uw inschatting wel, na implementatie van het Belastingplan 2021, dat op dit moment in het parlement wordt behandeld?

    Het kabinet acht het van belang dat de herstelplannen van lidstaten in lijn zijn met de landspecifieke aanbevelingen. Deze aanbevelingen neemt het kabinet ook mee bij het opstellen van het nationale herstelplan.
    De afgelopen jaren heeft Nederland al stappen ondernomen op verschillende aanbevelingen. Voorbeelden hiervan zijn de versobering van de hypotheekrenteaftrek, de invoering van de Wet Arbeidsmarkt in Balans en het vrijmaken van extra middelen voor innovatie, bijvoorbeeld via het Groeifonds.
    Sinds februari 2020 heeft Nederland nog een aantal aanvullende stappen gezet in lijn met de aanbevelingen. Zo is de zelfstandigenaftrek versoberd en komt er een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Bovendien zijn belangrijke stappen gezet voor het pensioenakkoord. De genoemde hervormingen sluiten aan bij landspecifieke aanbevelingen en bieden daarmee goede aanknopingspunten voor het herstelplan dat Nederland zal indienen.

  • Vraag 7
    Aan welke landenspecifieke aanbevelingen voldoet Nederland naar uw inschatting nog niet op 30 april 2021?

    Zie antwoord vraag 6.

  • Vraag 8
    Hoe borgt u het zogenoemde level playing field voor de Nederlandse industrie, als ons bedrijfsleven niet kan profiteren van de middelen uit het Europese coronafonds en het bedrijfsleven in andere landen wel?

    Andere landen zijn net als Nederland bezig met de planvorming voor de Europese herstelfaciliteit. Zodoende is het te voorbarig om in te gaan op de ambities van andere lidstaten. De definitieve plannen dienen aan voorwaarden te voldoen en moeten daarom eerst door de Europese Commissie worden beoordeeld voordat middelen beschikbaar komen.
    Bij uitvoering van de plannen zijn lidstaten gehouden aan bestaande EU-regelgeving ten aanzien van aanbestedingen, mededinging en staatssteun. Wij zullen de Commissie vragen om op naleving van deze regels toe te zien. Deze regels moeten voorkomen dat de Nederlandse concurrentiepositie verslechtert.

  • Vraag 9
    Hoe taxeert u het level playing field voor de Nederlandse maritieme sector, die in het artikel specifiek genoemd wordt? Bent u bereid daar, gezien de uitzonderingen die mogelijk zijn op Europees niveau, extra actie te ondernemen?

    Zie antwoord vraag 8.

  • Vraag 10
    Welke stappen zal het kabinet concreet nemen tussen nu en 30 april 2021 om de kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven op Europese schaal te vergroten en eerlijke concurrentie te borgen?

    Zoals is uiteengezet in de visie op de (maak)industrie2, is de ambitie van het kabinet om kansen op het gebied van innovatie, verduurzaming en de concurrentiekracht maximaal te benutten. Hiervoor kijkt het kabinet naar de mogelijkheid om Europese fondsen als hefboom in te zetten voor investeringen die de economie versterken.
    Zodoende is er in de augustusbesluitvorming 255 miljoen euro aan extra middelen beschikbaar gesteld voor cofinanciering vanuit het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat van Europese programma’s die zich richten op groen en digitaal herstel. Dit zijn nationale middelen waardoor Nederlandse bedrijven makkelijker kunnen deelnemen aan bijvoorbeeld het EU-programma Digitaal Europa, het intergouvernementele Innovatiefonds en partnerschappen binnen Horizon Europa.
    Daarnaast is het kabinet druk bezig met het opzetten van het nieuwe Regionale Just Transition Fund en het vormgeven van andere regionale programma’s die worden voortgezet, zoals het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling waarvoor Europees ook extra middelen beschikbaar worden gesteld voor groen en digitaal herstel. De meeste middelen uit deze fondsen komen terecht bij het Nederlandse midden- en kleinbedrijf.
    Tot slot zet Nederland zich al twee jaar op Europees niveau in voor een instrument om de verstorende effecten van buitenlandse subsidies op de interne markt aan te pakken.3 Op 17 juni jl. heeft de Europese Commissie een witboek gepresenteerd over het gelijktrekken van het speelveld op de interne markt in relatie tot overheidssubsidies uit derde landen. Dit witboek bouwt voort op het Nederlandse voorstel, dat in het witboek ook expliciet wordt genoemd. In de kabinetsappreciatie van het witboek, die op 25 september jl. naar de Kamer is gestuurd,4 is aangegeven dat Nederland uitkijkt naar wetgevende voorstellen op dit terrein en dat er nog vragen leven die in de verdere uitwerking aan de orde zouden moeten komen. Ten aanzien van deze punten worden momenteel nadere gesprekken gevoerd met de Europese Commissie.

  • Vraag 11
    Bent u het ermee eens dat het onbestaanbaar is dat Nederland miljarden bijdraagt aan deze Europese pot, maar er zelf niet van kan profiteren?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 12
    Wilt u deze vragen een voor een en zo concreet mogelijk beantwoorden, vóór de op 12 november aanstaande te houden stemmingen over het Belastingplan 2021?

    In verband met de benodigde interdepartementale afstemming is het niet gelukt om uw vragen binnen de gebruikelijke termijn van drie weken te beantwoorden.

  • Mededeling - 25 november 2020

    Op 2 november heeft het lid Bruins (ChristenUnie) vragen gesteld inzake de Recovery and Resilience Facility. Hierbij laat ik u, mede namens de Minister-President en de Minister van Financiën, weten dat ik de Kamervragen niet binnen de termijn van drie weken kan beantwoorden. Voor een goede beantwoording van deze vragen is nadere interdepartementale afstemming noodzakelijk. Ik streef erna de antwoorden u zo spoedig mogelijk te doen toekomen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2020Z20254
Volledige titel: Het bericht ‘Nederlands kabinet vindt eisen Europees coronafonds lastig’
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20202021-942
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Bruins over het bericht ‘Nederlands kabinet vindt eisen Europees coronafonds lastig’