Kamervraag 2020Z15225

Cashen op kosten van de belastingbetaler

Ingediend 31 augustus 2020
Beantwoord 26 oktober 2020 (na 56 dagen)
Indieners Bart van Kent , Jasper van Dijk
Beantwoord door Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD)
Onderwerpen economie ondernemen organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z15225.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-547.html
  • Vraag 1
    Wat is uw reactie op het artikel «Cashen met corona, op kosten van de belastingbetaler»?1

    Het is niet aan mij om te oordelen over faillissement in individuele gevallen. Het is aan de rechter om te bepalen of er sprake is van een schuldenaar die niet langer in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen zodat een faillietverklaring op zijn plaats is en of de regels betreffende de bescherming die aan werknemers moet worden gegeven bij een overgang van onderneming van toepassing zijn.
    In het algemeen geldt ten aanzien van de NOW dat de subsidie ten goede komt aan werknemers omdat een bedrijf in staat wordt gesteld loonkosten door te betalen waardoor werkgelegenheid zoveel mogelijk behouden blijft. Doordat het een generieke maatregel betreft, kan elke werkgever die aan de voorwaarden voldoet, aanspraak maken op de NOW-subsidie. In het geval dat een bedrijf gedurende de NOW-subsidieperiode failliet wordt verklaard, worden de betalingen meteen door UWV stopgezet.

  • Vraag 2
    Wat vindt u ervan dat Henk Bos met grote bedragen van subsidie uit de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) profiteert, één van zijn bedrijven failliet laat verklaren, het personeel ontslaat en er zelf miljoenen aan verdient?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 3
    Wat is uw reactie op de uitspraak «Het geheel is overgoten met een sausje van faillissement, maar is in feite een overgang van onderneming»?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 4
    Hoe verklaart u dat een overgang van onderneming kennelijk zo makkelijk onder faillissement valt te scharen?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 5
    Klopt het dat het ontslagen personeel geen salaris en vakantiegeld meer heeft gekregen na de mededeling dat het bedrijf faillissement aan vroeg? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?

    Volgens gegevens van het UWV zijn de lonen door de werkgever betaald tot en met 30 april 2020 en het vakantiegeld is betaald tot en met 31 mei 2019. De salarissen na 30 april 2020 en het vakantiegeld is overgenomen door het UWV. Het is dus niet zo dat het ontslagen personeel geen salaris en vakantiegeld meer heeft gekregen na de mededeling dat het bedrijf faillissement aan vroeg.

  • Vraag 6
    Klopt het dat het UWV de salarissen heeft betaald na de faillissementsaanvraag? Zo ja, welk bedrag betreft dit? En wat gaat er gebeuren om dit geld te verhalen op de oude dan wel de nieuwe eigenaar, ofwel Henk Bos?

    Ja, er is sprake geweest van loonovername door het UWV over de salarissen na 1 mei. Voor werknemers die in dienst zijn getreden bij LAVG betreft dit de periode 1 mei tot en met 1 juni 2020. Voor werknemers die niet in dienst zijn getreden bij LAVG betreft het de periode van 1 mei tot en met 16 juli.
    Om welk bedrag het gaat, is nog onduidelijk, aangezien het vooralsnog om een voorschot gaat en de werknemersaanvragen nog niet allemaal definitief zijn afgehandeld. Nadat de definitieve uitkeringen zijn vastgesteld, zal er vanuit het UWV een nota worden ingediend bij de curator, conform regulier proces.

  • Vraag 7
    Wat vindt u ervan dat het betalen van een ontslagvergoeding op deze wijze kennelijk makkelijk omzeild kan worden?

    In het algemeen kan ik het volgende zeggen: het faillissementsrecht is met waarborgen omgeven, en kan niet zomaar gebruikt worden om het gewone arbeidsrecht (waaronder het betalen van transitievergoedingen) te omzeilen. De werkgever kan zichzelf niet opeens failliet verklaren, de rechter spreekt het faillissement uit. Dat gebeurt alleen als blijkt dat de schuldenaar daadwerkelijk niet meer in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen (artikel 1 Faillissementswet (Fw)). Vervolgens wordt een onafhankelijk curator aangesteld die onder meer beslist over wat met de arbeidsovereenkomsten van betrokken werknemers wordt gedaan, en of de situatie aanleiding geeft tot een direct ontslag of dat er andere opties voorhanden zijn.

  • Vraag 8
    Kunt u de rol en de onafhankelijke positie van de curator in deze toelichten?

    De curator wordt na de faillietverklaring aangesteld om het beheer over het vermogen van de schuldenaar (hierna: faillissementsboedel) over te nemen, de vermogensbestandsdelen te gelde te maken en de opbrengst te verdelen over de schuldeisers. Het behoort ook tot de wettelijke taken van de curator om de gang van zaken in de aanloop van het faillissement te onderzoeken en hierover aan de rechter-commissaris te rapporteren (artikel 68 Fw). Als de curator onregelmatigheden constateert, meldt hij dit aan de rechter-commissaris. Als de faillissementsboedel is benadeeld, probeert de curator dit terug te draaien. De curator heeft primair tot taak om een zo hoog mogelijke opbrengst voor de schuldeisers te realiseren. Verder volgt uit vaste rechtspraak dat de curator bij zijn taakuitoefening ook rekening moet houden met maatschappelijke belangen. Hieronder valt ook het belang van werknemers bij continuering van de onderneming en behoud van werkgelegenheid.2

  • Vraag 9
    Was er werkelijk sprake van twintig procent omzetdaling bij het bedrijf Van Arkel?

    Of er werkelijk sprake is van twintig procent omzetdaling is nu nog onbekend, aangezien er nog geen vaststelling heeft plaatsgevonden.

  • Vraag 10
    Gaat u onderzoeken of in deze zaak conform de wet is gehandeld?

    Nee, aangezien dit zoals gebruikelijk bij faillissementsaanvraag door een rechter is getoetst.

  • Vraag 11
    Heeft het Bureau Financieel Toezicht naar deze zaak gekeken of gaat zij dat nog doen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?

    Het BFT houdt integraal toezicht op alle gerechtsdeurwaarderskantoren. Dit toezicht biedt onder meer waarborgen ter bevordering van het maatschappelijk vertrouwen dat aan gerechtsdeurwaarders toevertrouwde gelden ook bij een faillissement van een gerechtsdeurwaarder veilig zijn.
    Dit geldt onverkort voor de in het artikel genoemde zaak. Het BFT is een onafhankelijke toezichthouder. Om die reden laat ik mij over individuele zaken niet uit.

  • Vraag 12
    Bent u bereid de marktwerking bij deurwaarders terug te draaien nu blijkt dat deurwaarders schulden opkopen, belangen verstrengelen met incassobureaus en op dubieuze wijze met subsidiegelden en faillissementen omgaan?

    Nee. Ten aanzien van de specifieke keuze voor marktwerking heeft de Minister voor Rechtsbescherming nog dit voorjaar benadrukt dat de in het begin van dit millennium gemaakte principiële keuze voor marktwerking een keuze is die nu niet ter discussie staat, juist omdat marktwerking de algehele kwaliteit en doelmatigheid van de gerechtsdeurwaarderij bevordert. Die keuze is nogmaals bevestigd in de recente beleidsreactie op het rapport van de Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (hierna: de commissie). Dit betekent niet dat er geen oog is voor een aantal negatieve effecten van de marktwerking. Ook de commissie adresseert een aantal negatieve aspecten en adviseert daarom correctie op de marktwerking om te voorkomen dat de onafhankelijkheid van gerechtsdeurwaarders onder invloed van concurrentiedruk in het geding komt. Dat belang is door het kabinet onderschreven en daartoe wordt een aantal maatregelen genomen, zoals ook valt te lezen in genoemde beleidsreactie. Het betreft een eenmalige herijking van de tarieven die zijn neergelegd in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag) conform het advies van de commissie. Ook wil de Minister voor Rechtsbescherming – in navolging van de Verordening Grenzen tariefmodellen gerechtsdeurwaarders3 – prijsafspraken tussen de gerechtsdeurwaarder en opdrachtgever verbieden die de onafhankelijke positie van de gerechtsdeurwaarder in gevaar brengen. Hij hecht eraan om te benadrukken dat een centraal element van de Gerechtsdeurwaarderswet (artikel 12a) juist ziet op de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder en ziet geen reden voor aanvullende maatregelen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2020Z15225
Volledige titel: Cashen op kosten van de belastingbetaler
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20202021-547
Volledige titel: Antwoord op vragen de leden Jasper van Dijk en van Kent over cashen op kosten van de belastingbetaler