Kamervraag 2013Z23537

De ongelijke behandeling van Defensie medewerkers die geen vakbondslid zijn bij het kandideren voor de Ondernemingsraad

Ingediend 29 november 2013
Beantwoord 14 januari 2014 (na 46 dagen)
Indieners Wassila Hachchi (D66), Steven van Weyenberg (D66)
Beantwoord door Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen defensie internationaal organisatie en beleid werk
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z23537.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-934.html
  • Vraag 1
    Klopt het dat Defensie op grond van artikel 53A van de Wet op de Ondernemingsraden aparte regels kent rondom de verkiezingen voor de betreffende ondernemingsraden? Voor welke andere organisaties geldt een vergelijkbare uitzondering?

    De Wet op de Ondernemingsraden (WOR) is niet van toepassing op het Ministerie van Defensie en de daaronder ressorterende instellingen. De reden hiervan is gelegen in de bijzondere taakstelling van het Ministerie en de eisen die dit stelt aan de inzet van het militaire personeel. Defensie beschikt over eigen regels op het gebied van medezeggenschap, die zijn vastgelegd in het Besluit Medezeggenschap Defensie (BMD). Deze regels sluiten zoveel mogelijk aan bij de WOR en wijken alleen af indien en voor zover dit nodig of wenselijk wordt geacht. Deze beslissing is een uitkomst van het overleg tussen Defensie en centrales van overheidspersoneel. In het BMD is bijvoorbeeld aanvullend geregeld dat het besluit niet van toepassing is in bepaalde situaties, zoals onder buitengewone omstandigheden, bij de uitoefening van taken die door toepassing van het besluit zouden worden belemmerd en tijdens oefeningen. Bij het opstellen van het BMD in 2008 zijn de regels ten aanzien van verkiezingen analoog aan de op dat moment geldende regels in de WOR geformuleerd.
    De WOR is evenmin van toepassing op de in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bedoelde openbare academische ziekenhuizen, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en Koninklijke Bibliotheek, de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek, de rechterlijke ambtenaren werkzaam bij de Hoge Raad, de leden van de Raad van State, de leden van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman en substituut-ombudsmannen.

  • Vraag 2
    Klopt het dat artikel 12, lid 1a van het Besluit Medezeggenschap Defensie eist dat medewerkers die geen lid zijn van een vakbond eerst 30 handtekeningen moeten verzamelen voordat zij een kandidatuur mogen indienen voor de ondernemingsraad?

    Artikel 12, lid 1a handelt over het kandideren van werknemers door een centrale van overheidspersoneel. Artikel 12, lid 1b bepaalt dat werknemers, die niet bij een centrale zijn aangesloten, een kieslijst kunnen indienen, mits deze wordt gesteund door ten minste een derde van het aantal bij het onderdeel werkzame kiesgerechtigde personen. Dit lid bepaalt tevens dat met dertig handtekeningen kan worden volstaan. De bepaling over dertig handtekeningen heeft alleen betrekking op relatief grote organisatieonderdelen.

  • Vraag 3
    Deelt u de mening dat er hiermee sprake is van een ongelijke behandeling van Defensie medewerkers die geen lid zijn van een vakbond? Vindt u dat wenselijk?

    De bepaling beoogt te waarborgen dat een medewerker over draagvlak beschikt onder het personeel van het organisatieonderdeel voordat deze zich beschikbaar kan stellen. Voor kandidaten die door een vakbond op de kieslijst worden gezet, geldt een vergelijkbaar mechanisme. Een vakbond draagt alleen kandidaten voor als zij de steun van hun vakbond hebben. Bij de vaststelling van het BMD in 2008 is op dit punt volledig aangesloten op de destijds vigerende bepaling in de WOR.
    Nu de bepaling in artikel 9, lid 2b van de WOR deze zomer is vervangen door de bepaling dat iedere in de onderneming werkzame kiesgerechtigde persoon of groep van personen, niet zijnde lid van een vereniging zich verkiesbaar kan stellen, zal ik in overleg met de centrales van overheidspersoneel bezien of de bepaling in het BMD eveneens aanpassing behoeft. Ook de medezeggenschap zal ik bij dit proces betrekken. Andere wet- en regelgeving binnen Defensie wordt niet geraakt door het aangenomen amendement.

  • Vraag 4
    Deelt u de mening dat de formulering van het Besluit Medezeggenschap Defensie niet overeenkomt met de geest van het door een ruime meerderheid in de Kamer aangenomen amendement Van Weyenberg (Kamerstuk 33 367, nr. 7), dat regelt dat werknemers die geen lid zijn van de vakbond gelijke rechten krijgen met betrekking tot de kandidaatstelling voor de Ondernemingsraad?
  • Vraag 5
    Bent u bereid het Besluit Medezeggenschap Defensie aan te passen zodat het op dit punt aansluit bij de lijn van dit aangenomen amendement, voor de eerstvolgende verkiezingen voor de betrokken ondernemingsraden? Bent u bereid hetzelfde te doen voor eventuele andere wet- en regelgeving die niet aansluit op het genoemde amendement?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 6
    Zijn er andere voorbeelden waar het Besluit Medezeggenschap Defensie leidt tot een ongelijke behandeling van werknemers bij Defensie die geen lid zijn van een vakbond?

    Nee. Het BMD bevat geen andere bepalingen die leiden tot ongelijke behandeling van werknemers die geen lid zijn van een centrale van overheidspersoneel.

  • Vraag 7
    Vervalt het Besluit Medezeggenschap Defensie wanneer onderdelen van de Defensie organisatie samengevoegd worden met andere onderdelen van de Rijksoverheid, zoals bijvoorbeeld bij de fusie van de Dienst Vastgoed Defensie met het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB)?

    Het BMD is van toepassing op werknemers van Defensie en de daaronder ressorterende instellingen. Bij reorganisaties waarbij onderdelen van Defensie worden samengevoegd met andere onderdelen van de Rijksoverheid, hebben defensiemedewerkers zeggenschap bij de oprichting van de nieuwe organisatie via maatwerkafspraken met de andere betrokken organisatie(s). Dit kan worden vastgelegd, bijvoorbeeld in de vorm van een convenant. Tot aan het moment van overgang van het personeel blijft de medezeggenschap in de bestaande organisatie gewaarborgd via het BMD.

  • Vraag 8
    Klopt het dat er in het Besluit Medezeggenschap Defensie is opgenomen dat werknemers zich verkiesbaar mogen stellen, nadat zij zes maanden in dienst zijn? Klopt het dat in de Wet op de ondernemingsraden een termijn van één jaar wordt gehanteerd?

    Ja. Volgens het BMD zijn defensiewerknemers verkiesbaar als zij op het moment van de verkiezingen ten minste zes maanden bij Defensie in dienst zijn. De WOR hanteert daarentegen een termijn van een jaar, waarvan eventueel bij reglement kan worden afgeweken. Het doel van de verlaagde eis bij Defensie is de betrokkenheid van het personeel bij medezeggenschap te vergroten en de continuïteit van de medezeggenschap te waarborgen. Daaraan is behoefte gezien het specifieke karakter van Defensie en de daarmee verband houdende roulatie van militairen.

  • Vraag 9
    Deelt u de mening dat de termijn van één jaar in de Wet op de ondernemingsraden wel erg lang is? Deelt u de analyse dat bijvoorbeeld flexwerkers hierdoor weinig kansen hebben om zich kandidaat te stellen? Hoeveel werknemers worden hierdoor uitgesloten? Bent u bereid om te bevorderen dat de termijn waarna werknemers zich mogen kandideren in de Wet op de ondernemingsraden wordt verkort?

    De WOR kent een drempel voor allen die voor het eerst binnen een onderneming aan het werk gaan. Hiervan kan bij reglement worden afgeweken. Hierover worden geen gegevens bijgehouden. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal dit punt onder de aandacht brengen van de SER, aangezien de SER-commissie Bevordering Medezeggenschap zich richt op deze en andere vragen omtrent innovatie van de medezeggenschap.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2013Z23537
Volledige titel: De ongelijke behandeling van Defensie medewerkers die geen vakbondslid zijn bij het kandideren voor de Ondernemingsraad
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20132014-934
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Van Weyenberg en Hachchi over de ongelijke behandeling van Defensie medewerkers die geen vakbondslid zijn bij het kandideren voor de Ondernemingsraad