Kamervraag 2013Z07504

Het bericht “Boetes monsterhoeveelheden; reacties fabrikanten en CUMELA”

Ingediend 12 april 2013
Beantwoord 1 mei 2013 (na 19 dagen)
Indiener Jaco Geurts (CDA)
Beantwoord door Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA)
Onderwerpen economie landbouw organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z07504.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2132.html
  • Vraag 1
    Bent u bekend met het bericht «Boetes monsterhoeveelheden; reacties fabrikanten en CUMELA»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Kunt u aangeven of het al bekend was bij de goedkeuring van de mestbemonsteringsapparatuur dat er omstandigheden zouden kunnen zijn waarbij er niet voldoende mestmonsterhoeveelheid in de monsterverpakking terecht kwam? Zo ja, in welke omstandigheden?

    In 1999 is een praktijktest uitgevoerd met automatische bemonsteringsapparatuur voor drijfmest2. Dit onderzoek is openbaar en terug te vinden op de website van Wageningen-UR. Aangezien van beide apparaten in de praktijktest werd geconstateerd dat het laden van dikke drijfmest (van bijvoorbeeld pluimvee of rundvee) kon leiden tot een te lage vullinggraad van de monsterverpakking, zijn de producenten daarop aangesproken.
    Latere onderzoeken naar de werking en nauwkeurigheid van de voorgeschreven bemonsteringsapparatuur constateren geen problemen meer met de vullinggraad3.
    De verantwoordelijkheid voor het nemen van goede monsters en het adequaat functioneren van de geregistreerde apparatuur, ligt bij de intermediaire ondernemer. In de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (bijlage E, onderdeel A) zijn de prestatiekenmerken voor bemonsteringsapparatuur beschreven. Van een volle vracht moeten vijf deelmonsters genomen worden van ongeveer 150 milliliter elk, om een voldoende representatief monster te verkrijgen. Met de keuze voor een totaalvolume van 650 milliliter is rekening gehouden met de situatie dat er omstandigheden kunnen zijn waaronder een deelmonster een geringer volume heeft dan 150 milliliter.

  • Vraag 3
    Bent u bereid de wetenschappelijke rapportages van WUR/ASG (voormalig IMAG-DLO) die gebruikt zijn bij de goedkeuring van de mestbemonsteringsapparatuur aan de Kamer zenden?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 4
    Is de vereiste nauwkeurigheid van de weging van mestmonsters bij het laboratorium vastgelegd in voorschriften voor de laboratoria? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u deze voorschriften aan de Kamer zenden?

    De NEN-norm 7430 beschrijft voor geaccrediteerde laboratoria de monstervoorbehandeling van het drijfmestmonster. Hierin is onder andere opgenomen dat de weging tot op 0,1 gram nauwkeurig plaatsvindt en dat er een ondergrens van 500 gram geldt. Deze 500 gram monster heeft het laboratorium nodig om een goede voorbehandeling te kunnen doen alvorens het monster te analyseren. Deze norm is op te vragen bij het Nederlands Normalisatie-instituut.

  • Vraag 5
    Wordt het soortelijk gewicht van de mestmonsters vastgesteld? Zo nee, waarom niet?

    Het soortelijk gewicht wordt niet per mestmonster vastgesteld. Er wordt gewerkt met een wetenschappelijke norm voor monsters van drijfmest. In de uitgave «Kwantitatieve Informatie Veehouderij 2011–2012» is de norm voor soortelijk gewicht gesteld op (met enige variatie tussen diersoorten) 1 gram = 1 milliliter. Dit soortelijk gewicht is ook benoemd in de toelichting bij artikel 94 en 95 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet.

  • Vraag 6
    Kunt u aangeven of er op gewicht of volume handhaving plaatsvindt?

    Handhaving kan plaatsvinden op basis van zowel volume als gewicht.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2013Z07504
Volledige titel: Het bericht “Boetes monsterhoeveelheden; reacties fabrikanten en CUMELA”
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20122013-2132
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Geurts over het bericht “Boetes monsterhoeveelheden; reacties fabrikanten en CUMELA”