Kamervraag 2012Z07971

Het bericht 'Twee miljoen voor ondernemende scholieren'

Ingediend 16 april 2012
Beantwoord 16 mei 2012 (na 30 dagen)
Indiener Jack Biskop (CDA)
Beantwoord door Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA)
Onderwerpen economie ondernemen onderwijs en wetenschap organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z07971.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2542.html
1. Nu.nl, 3 april 2012.
  • Vraag 1
    Bent u bekend met het artikel «Twee miljoen voor ondernemende scholieren»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Kunt u aangeven wat voor soort projecten hiermee worden gesubsideerd?

    Eén van de actielijnen van het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemerschap (2008–2011) van het ministerie van OCW en het ministerie van EL&I is de regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen (ONO). In 2009 is de eerste ronde van deze regeling van start gegaan met als doel de samenwerking van onderwijsinstellingen en ondernemingen op het gebied van ondernemerschap in het onderwijs te versterken. In oktober 2011 is de subsidieregeling ONO 2012 Uitrol Best Practices, de derde en tevens laatste ronde van de ONO-regeling, opengesteld. Met deze ronde is nog nadrukkelijker ingezet op verankering van ondernemerschapsonderwijs. De belangrijkste voorwaarden om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie waren (1) bewezen succes van het project en (2) uitrol van het project naar andere onderwijsinstellingen zodat verankering zal plaatsvinden.
    Het gaat hier dus om succesvolle projecten, zgn. best practices, op het gebied van ondernemerschapsonderwijs in het funderend onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs die worden uitgerold en doorontwikkeld naar andere scholen c.q. onderwijsinstellingen.
    Voor alle gehonoreerde projecten geldt dat het succes bewezen is en dat ze bijdragen aan de bredere verankering van ondernemerschapsonderwijs. Overigens is cofinanciering een belangrijke vereiste. De hoogte van de cofinanciering is gelijk aan die van de te ontvangen subsidie.

  • Vraag 3
    Waarom hebt u ervoor gekozen om op deze wijze uitvoering te geven aan de desbetreffende passage in het regeerakkoord over meer ondernemerschap? Had het niet ingepast kunnen worden in de bestaande lesonderdelen en met name door rolmodellen in de klas te halen op het gebied van ondernemerschap? Veel ouders zijn immers zelf ondernemer en zijn meestal gaarne bereid om niet een verhaal in de klas te houden?

    Om een aantal redenen heb ik gekozen voor deze wijze van uitvoering. Ten eerste, zoals ik in de beantwoording van vraag 2 al heb aangegeven, maakt deze subsidieregeling deel uit van het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen. Het betreft hier een vervolg op de tweede ONO-regeling van 2010. Ten tweede wil ik met deze regeling ondernemerschap en ondernemendheid in het onderwijs verankeren. De afgelopen jaren is onder andere met het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen geïnvesteerd in ondernemerschap in het onderwijs. Het is nu tijd om deze investeringen te verduurzamen. Daar zet het kabinet sterk op in door ondernemerschapsonderwijs in alle onderwijssectoren te verankeren. In het funderend onderwijs door deze regeling, in het middelbaar beroepsonderwijs door de Certificeerbare Eenheid (CE) Ondernemerschap op te nemen in de kwalificatiestructuur en in het hoger onderwijs onder meer door het ontwikkelen van de pilot bijzondere kenmerk «Ondernemendheid» en door het opnemen van onderwijs-ondernemerschap/ondernemendheid in de prestatieafspraken die de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met de hogeronderwijsinstellingen zal afsluiten.
    Voor de gehonoreerde projecten geldt dat in de meeste gevallen een relatie wordt gelegd met andere lesonderdelen. Zo wordt in het primair onderwijs ondernemerschapsonderwijs gekoppeld aan techniekonderwijs en rekenen, in het voortgezet onderwijs met excellente scholen en in het middelbaar beroepsonderwijs onder meer met het personeelsbeleid van instellingen. Voor de verankering is juist van belang dat dit onderwerp niet afzonderlijk wordt behandeld, maar dat juist relaties worden gelegd met andere belangrijke thema’s c.q. onderwerpen.
    Uiteraard is de betrokkenheid van ouders bij ondernemerschapsonderwijs van belang. De ouders worden dan ook hierbij betrokken. Dat is echter niet voldoende om daadwerkelijk resultaten te kunnen boeken op het gebied van ondernemerschapsonderwijs. Daarvoor zijn ook andere actoren noodzakelijk, zoals regionale ondernemers(netwerken), maatschappelijke instellingen en regionale overheden.

  • Vraag 4
    Deelt u de mening dat het effect van dergelijke subsidies moeilijk te meten is, mede vanwege het kortlopende karakter van subsidies?

    Nee, ik deel deze mening niet. Zoals eerder aangegeven, gaat het hier om succesvolle projecten binnen de eigen school c.q. instelling die nu worden uitgerold naar andere scholen en instellingen. Het succes van de projecten is dus al bewezen. Voor deze projecten geldt dat uit onderzoek is gebleken dat studenten en docenten enthousiast zijn geworden over ondernemerschap en dat de samenwerking met het bedrijfsleven is verbeterd.
    De projecten worden gemonitord. De voortgang en de resultaten van de projecten worden door AgentschapNL, de uitvoerder van het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen, bewaakt. AgentschapNL voert onder andere gesprekken met onderwijsinstellingen over de voortgang van de diverse projecten.

  • Vraag 5
    Deelt u de mening dat er al heel veel projecten op het onderwijs afkomen en het wiel voor de zoveelste keer opnieuw wordt uitgevonden, nu door docenten, terwijl er goede bestaande voorbeelden zijn als BizWorld? Zo nee, waarom niet?

    Ik ben met u eens dat er verschillende goede voorbeelden van ondernemerschapsonderwijs zijn, maar deel de mening niet dat het wiel constant opnieuw uitgevonden moet worden. Zoals ik al eerder heb aangegeven, gaat het in de ONO 2012 juist om bewezen succesvolle projecten die worden uitgerold en doorontwikkeld. Ook geldt voor het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen in den brede en voor deze regeling in het bijzonder, dat sterk wordt ingezet op samenwerking en onderlinge kennisuitwisseling tussen onderwijsinstellingen opdat men van elkaar kan leren.
    Er vinden verschillende activiteiten plaats die als doel hebben kennis uit te wisselen en van elkaar te leren.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2012Z07971
Volledige titel: Het bericht 'Twee miljoen voor ondernemende scholieren'
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20112012-2542
Volledige titel: Antwoord vragen Biskop inzake het bericht “Twee miljoen voor ondernemende scholieren”