Ontvangen 31 maart 2025
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel C, onder 3 wordt in het voorgestelde derde lid, onderdeel a, toegevoegd «of partner die zodanig afhankelijk is van die vreemdeling, dat hij om die reden behoort tot diens gezin».
II
Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het voorstel van wet tot Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht in verband met maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen (Asielnoodmaatregelenwet) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel G, van die wet eerder in werking treedt dan artikel I, onderdeel C, van deze wet, wordt het in artikel VII, onder 2, onderdeel a, subonderdeel 2°, van die wet genoemde onderdeel C als volgt gewijzigd:
a. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
b. Er wordt een aanhef ingevoegd, luidende:
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
c. In onderdeel 1 (nieuw) wordt «Artikel 29, eerste lid,» vervangen door «Het eerste lid».
d. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
2. Aan het derde lid, onderdeel a, wordt toegevoegd «of partner die zodanig afhankelijk is van die vreemdeling, dat hij om die reden behoort tot diens gezin».
Door de mogelijkheid tot nareis van ongehuwde partners te schrappen, worden bepaalde groepen vluchtelingen onevenredig hard benadeeld. LHBTI+-vluchtelingen voor wie het in het land van herkomst gevaarlijk of verboden is om te huwen, komen hierdoor niet meer in aanmerking voor nareis. Wat de indiener betreft is dat niet in lijn met de intenties van het Vluchtelingenverdrag en zal het voornamelijk leiden tot extra leed en extra procedures met grote gevolgen voor de uitvoering en rechtspraak. Daarom beoogt de indiener met dit amendement een uitzondering voor ongehuwde partners in een duurzame relatie te creëren.
Podt