Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat gebleken is dat de kwaliteit van het zwemonderwijs te wensen overlaat en het daarom gewenst is te komen tot kwaliteitseisen voor een nationaal vastgesteld zwemdiploma dat blijk geeft van voldoende zwemvaardigheid en te voorzien in kwaliteitseisen voor een vastgesteld diploma voor de zweminstructeur, waarvan de houder in elk geval blijk heeft gegeven te voldoen aan vakinhoudelijke, didactische en pedagogische eisen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

de natuurlijke persoon van wie de zweminstelling uitgaat dan wel het orgaan van de rechtspersoon dat bevoegd is ter zake van de zweminstelling rechtshandelingen te verrichten;

erkenningsperiode:

periode als bedoeld in artikel 14;

zweminstelling:

een instelling voor zwemles of die de opleiding tot zweminstructeur verzorgt en die uitgaat van een natuurlijk persoon dan wel een privaatrechtelijk rechtspersoon;

Instituut:

het Nederlands Instituut Zwemvaardigheid, genoemd in artikel 2;

keurmerk:

een keurmerk als bedoeld in artikel 15;

Onze Minister:

de Minister voor Langdurige Zorg en Sport.

HOOFDSTUK 2. NEDERLANDS INSTITUUT ZWEMVAARDIGHEID

Artikel 2. Instelling Nederlands Instituut Zwemvaardigheid

  • 1. Er is een Nederlands Instituut Zwemvaardigheid.

  • 2. Het Instituut is gevestigd in een door Onze Minister aan te wijzen gemeente.

  • 3. Het Instituut bezit rechtspersoonlijkheid.

Artikel 3. Taken en bevoegdheden

  • 1. Het Instituut heeft tot taak:

    • a. het verlenen, intrekken, aanvullen en bekendmaken van erkenningen als bedoeld in deze wet;

    • b. het organiseren en uitvoeren van het toezicht op de naleving van deze wet;

    • c. andere door Onze Minister opgedragen taken die verband houden met de zwemvaardigheid.

  • 2. Het Instituut is ter uitvoering van zijn wettelijke taken bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens.

Artikel 4. Inrichting

  • 1. Het Instituut bestaat uit ten hoogste drie leden onder wie de voorzitter.

  • 2. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. De leden kunnen worden herbenoemd voor eenzelfde periode.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de procedures die worden gevolgd bij de voordracht van de kandidaat-leden en bij de opstelling van de functieprofielen.

Artikel 5. Bestuursreglement

  • 1. Het Instituut stelt een bestuursreglement vast en maakt dit openbaar.

  • 2. Het bestuursreglement, bedoeld in het eerste lid, bevat in elk geval regels over de taakuitoefening, samenwerking en besluitvorming door de leden van het Instituut, integriteit, mandaat en volmacht.

Artikel 6. Financiering

De kosten van het Instituut worden bestreden uit de rijksbegroting en inkomsten uit tarieven.

HOOFDSTUK 3. ERKENNING VAN ZWEMINSTELLINGEN

Artikel 7. Erkenning van een zweminstelling ten behoeve van het zwemdiploma

  • 1. Het Instituut kan aan een zweminstelling een erkenning afgeven voor het uitgeven van een of meerdere categorieën zwemdiploma’s.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden de categorieën zwemdiploma’s aangewezen.

Artikel 8. Voorwaarden erkenning ten behoeve van het zwemdiploma

  • 1. Aan een zweminstelling wordt de erkenning, bedoeld in artikel 7, eerste lid, afgegeven indien:

    • a. vast is komen te staan dat degenen aan wie een zwemdiploma door de zweminstelling wordt verstrekt blijk geven van voldoende zwemvaardigheid, en;

    • b. de zweminstructeurs die werkzaam zijn bij de zweminstelling:

      • 1°. in het bezit zijn van een zweminstructeursdiploma voorzien van een keurmerk, of;

      • 2°. een opleiding volgen tot zweminstructeur bij een zweminstelling waarvoor erkenning is afgegeven voor het uitgeven van vastgestelde zweminstructeursdiploma’s.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld waaraan door de zweminstelling moet zijn voldaan voor de erkenning, bedoeld in artikel 7, eerste lid.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden nadere eisen gesteld aan wat moet worden verstaan onder voldoende zwemvaardigheid als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, per categorie zwemdiploma.

Artikel 9. Erkenning van een zweminstelling ten behoeve van het zweminstructeursdiploma

Het Instituut kan aan een zweminstelling een erkenning afgeven voor het uitgeven van zweminstructeursdiploma’s.

Artikel 10. Voorwaarden erkenning ten behoeve van het zweminstructeursdiploma

  • 1. Aan een zweminstelling wordt de erkenning, bedoeld in artikel 9, afgegeven indien vast is komen te staan dat een zweminstructeur aan wie een diploma door de zweminstelling wordt verstrekt er blijk van geeft dat diegene in elk geval beschikt over:

    • a. voldoende zwemvaardigheid;

    • b. voldoende didactische en pedagogische vaardigheden, en;

    • c. MBO4 werk- en denkniveau.

  • 2. De erkende zweminstelling voorziet het zweminstructeursdiploma uitsluitend van een keurmerk indien de zweminstructeur die het betreft in het bezit is van een verklaring omtrent gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld waaraan door de zweminstelling moet zijn voldaan voor de erkenning, bedoeld in artikel 9.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden nadere eisen gesteld aan wat moet worden verstaan onder voldoende zwemvaardigheid als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

Artikel 11. Intrekken erkenning

Het Instituut kan een erkenning die is afgegeven aan een zweminstelling in zijn geheel of per categorie zwemdiploma’s intrekken:

  • a. indien niet meer voldaan wordt aan de voor de erkenning bij of krachtens deze wet gestelde voorschriften, of;

  • b. op verzoek van de zweminstelling.

Artikel 12. Aanvulling van de erkenning

  • 1. Op aanvraag van een zweminstelling kan de erkenning, bedoeld in artikel 7, eerste lid, als wordt voldaan aan de eisen bedoeld in artikel 8, worden aangevuld met een of meerdere categorie zwemdiploma’s.

  • 2. Een aanvulling, als bedoeld in het eerste lid, heeft geen invloed op de erkenningsperiode van de erkenning.

Artikel 13. Publicatie van erkenningen in de Staatscourant

Het Instituut draagt ervoor zorg dat van de erkenningen, alsmede de intrekkingen en aanvullingen daarvan, mededeling wordt gedaan in de Staatscourant.

Artikel 14. Erkenningsperiode

  • 1. Een erkenning geldt voor een periode van vijf jaar.

  • 2. Een erkenning kan op aanvraag telkens met een periode van vijf jaar worden verlengd, als wordt voldaan aan de eisen bedoeld in artikel 8 of 10.

HOOFDSTUK 4. KEURMERK

Artikel 15. Keurmerk

  • 1. De zweminstelling vermeldt de erkenning, bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, en 9 op de door de zweminstelling uitgegeven diploma’s met de woorden «Erkend door het Nederlands Instituut Zwemonderwijs op grond van de Wet zwemvaardigheid».

  • 2. Bij ministeriële regeling worden nadere eisen gesteld aan de vormgeving van de woorden, bedoeld in het eerste lid, de wijze waarop deze woorden tot uitdrukking wordt gebracht op een diploma.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen een teken of logo worden vastgesteld die de woorden, bedoeld in het eerste lid, begeleiden.

Artikel 16. Onrechtmatig gebruik van het keurmerk

Het is een ieder aan wie niet een erkenning als bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, en 9 is verleend, verboden zich op zodanige wijze te gedragen, dat daardoor bij het publiek de indruk kan worden gewekt, dat zodanige erkenning aan diegene is verleend.

Artikel 17. Vermelden erkenning

  • 1. Het bevoegde gezag van de zweminstelling mag de erkenning, bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, en 9 vermelden op de website en in de van de zweminstelling uitgaande correspondentie, publicaties en reclame met de woorden «Erkend door het Nederlands Instituut Zwemonderwijs op grond van de Wet zwemvaardigheid».

  • 2. Indien de zweminstelling andere activiteiten verricht dan het onderwijs waarop deze wet van toepassing is, moet het bevoegd gezag op de website en in de met betrekking tot de zweminstelling uitgaande correspondentie, publicaties en reclame, duidelijk doen uitkomen op welk onderwijs de erkenning betrekking heeft.

HOOFDSTUK 5. TOEZICHT EN HANDHAVING

Artikel 18. Toezicht

  • 1. Met het toezicht op de naleving door zweminstellingen zijn belast de door het Instituut aangewezen personen.

  • 2. De artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde ambtenaren.

Artikel 19. Handhaving

Het Instituut is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van de artikelen 15 en 16.

HOOFDSTUK 6. BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 20. Tariefbepaling

  • 1. De kosten die samenhangen met de behandeling van de aanvraag van een erkenning ingevolge deze wet, of een aanvulling als bedoeld in artikel 12, eerste lid, worden in rekening gebracht bij de aanvrager.

  • 2. De bedragen ter vergoeding van de kosten worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

HOOFDSTUK 7. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 21. Overgangsbepaling

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder stichting: op 8 juni 1984 opgerichte Stichting Nationale Raad voor de Zwemveiligheid.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder licentie: de Licentie Nationale Zwemdiploma zoals uitgegeven door de stichting.

  • 3. Na inwerkingtreding van deze wet:

    • a. kunnen gegevensbestanden met betrekking tot taken die zijn belegd bij het Instituut, als bedoeld in artikel 3, van de stichting worden overgedragen aan het Instituut;

    • b. worden de gegevensbestanden, bedoeld in onderdeel a, binnen twaalf maanden overgedragen aan het Instituut.

  • 4. Na inwerkingtreding van deze wet:

    • a. wordt een licentie die is afgegeven door de stichting gelijk gesteld aan de erkenning als bedoeld in artikel 7, eerste lid;

    • b. is de erkenningsperiode van overeenkomstige toepassing op licenties die zijn afgegeven door de stichting.

  • 5. Een aanvraag voor een aanvulling als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van een licentie als bedoeld in het vierde lid, wordt behandeld als een aanvraag voor de erkenning, bedoeld in artikel 7, eerste lid.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 23. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet zwemvaardigheid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,