100,0 %
0,0 %

GL

PvdD

PVV

SP

Fractie Den Haan

BBB

Groep Van Haga

CU

PvdA

BIJ1

Volt

JA21

CDA

DENK

FVD

SGP

D66

Omtzigt

VVD


Nr. 20 NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN OMTZIGT EN VAN DER PLAS TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 16

Ontvangen 3 april 2023

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde een onderdeel ingevoegd, luidende:

instelling of dienst:

een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of dienst met taken op het terrein van onderzoek;

II

Artikel 2, tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. het kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek al dan niet op verzoek van de commissie of Onze Minister of het verrichten van onderzoek door de commissie, naar de samenhang van de problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en de uithuisplaatsing van UHP KOT-kinderen.

III

Na artikel 6, derde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Onze Minister kan de lijst van UHP KOT-kinderen verstrekken aan een instelling of dienst, ten behoeve van het in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, genoemde doel.

IV

Artikel 6a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de tekst wordt «, de gecertificeerde instelling, de Raad voor de rechtspraak of het gerecht kunnen» vervangen door «en de gecertificeerde instelling geven» en wordt «aan de commissie inzage geven» vervangen door «aan de commissie of aan de instelling of dienst waaraan de commissie een verzoek heeft gedaan inzage».

b. Er worden twee zinnen toegevoegd, luidende: Op een dergelijk verzoek gedaan aan de Raad voor de rechtspraak of het gerecht kan inzage worden gegeven in het dossier van een UHP KOT-kind. Indien de Raad voor de rechtspraak of het gerecht geen inzage geven in het dossier van een UHP KOT-kind en de commissie of de instelling of dienst waaraan de commissie een verzoek heeft gedaan Onze Minister hiervan op de hoogte stelt, verzoekt Onze Minister de Raad voor de rechtspraak of het gerecht dat geen inzage geeft in het dossier van een UHP KOT-kind om een motivering en informeert Onze Minister de Tweede Kamer van de Staten-Generaal terstond over dit verzoek en de reactie van de Raad voor de rechtspraak of het gerecht.

2. In het vierde lid, aanhef, wordt na «commissie» ingevoegd «of de instelling of dienst waaraan de commissie een verzoek heeft gedaan».

3. In het vierde lid, onderdeel a, wordt na «Instellingsbesluit» ingevoegd «en artikel 2, tweede lid, onderdeel d».

Toelichting

Via gegevenskoppeling is vast komen te staan dat meer dan 2.000 kinderen, die slachtoffer zijn van het toeslagenschandaal uit huis geplaatst zijn (geweest) sinds 2015. Het werkelijke aantal kinderen dat uithuisgeplaatst is, is nog hoger, omdat cijfers van voor 2015 ontbreken en omdat alleen uithuisplaatsingen na een rechterlijke uitspraak geregistreerd worden.

De prangende vraag is: zouden deze kinderen zonder het toeslagenschandaal ook uit huis geplaatst zijn. Hiervoor is wetenschappelijk onderzoek nodig. De Tweede Kamer heeft in november 2021 unaniem de motie-Omtzigt c.s. aangenomen over onafhankelijk onderzoek naar uithuisplaatsingen in het toeslagenschandaal.1 Tot nu toe kon dat onderzoek niet plaatsvinden, omdat de databestanden niet gekoppeld konden worden: dit amendement voorziet er in dat onafhankelijk onderzoek op dossierniveau wel kan plaatsvinden.

Het is van groot belang, dat het onderzoek ook daadwerkelijk kan worden uitgevoerd en niet door een betrokken partij kan worden tegengehouden. Daarom is artikel 6a, tweede lid, gewijzigd, zodat de kinderbescherming of de gecertificeerde instelling in beginsel moeten meewerken aan het verschaffen van inzage. Hoewel het onderzoek zich niet richt op de juistheid van de rechterlijke beslissing, is aan de zorg van de Raad voor de Rechtspraak tegemoetgekomen door geen verplichting tot inzage in dossiers te geven. Wel is een verplichting opgenomen om te verantwoorden waarom hier niet toe wordt overgegaan. De Tweede Kamer dient hierover te worden geïnformeerd. Voor het overige is zowel de AVG als de UAVG op de onderzoeken van toepassing, waardoor de privacy van betrokkenen is gewaarborgd.

Toegevoegd is, dat het wetenschappelijk onderzoek al dan niet op verzoek van de commissie of de Minister voor Rechtsbescherming mag worden uitgevoerd. In het voorstel was niet duidelijk geregeld, dat de commissie daartoe aan instellingen voor hoger onderwijs een verzoek kan doen (artikel 2). De Minister voor Rechtsbescherming is toegevoegd, omdat daardoor het verzoek ook kan worden gedaan aan een instelling voor hoger onderwijs of dienst met taken op het terrein van onderzoek, zoals het WODC. De mogelijkheid van onderzoek door het WODC of een andere door de Minister voor Rechtsbescherming aangezochte instelling brengt met zich mee, dat de lijst van UHP KOT-kinderen ook aan de instelling of dienst ter beschikking wordt gesteld, indien dit voor onderzoek nodig is.

Het Instellingsbesluit vermeldt niet met zoveel woorden wetenschappelijk onderzoek. Daarom is in artikel 6a, vierde lid, verwezen naar de doelstelling van de verwerking zoals in artikel 2 van de wet is vermeld.

Omtzigt Van der Plas