Gepubliceerd: 21 april 2023
Indiener(s): Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA)
Onderwerpen: gezin en kinderen migratie en integratie organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36241-6.html
ID: 36241-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 21 april 2023

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 december 2022. In het navolgende ga ik, mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane, in op de vragen en opmerkingen uit het verslag waarbij de volgorde van het verslag is aangehouden.

I. Algemeen

De leden van de D66-fractie kijken uit naar de invoering van het stelsel met bijna-gratis kinderopvang voor alle werkende ouders vanaf 2025, maar hechten grote waarde aan een toegankelijke kinderopvang tot het zover is. Daarom hebben deze leden met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wetswijziging die het mogelijk maakt dat Oekraïense ontheemden kinderopvangtoeslag (KOT) ontvangen en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden steunen van harte het doel van het wetsvoorstel om Oekraïense ontheemden in staat te stellen de zorg voor hun kinderen te combineren met arbeid in loondienst. Zij zijn het met de regering eens dat het toekennen van aanspraak op de KOT als maatregel om Oekraïense ontheemden toegang te geven tot de arbeidsmarkt, effectiever is dan generieke fiscale maatregelen. Ook onderschrijven zij het standpunt van de regering dat het toegankelijk maken van Kinderopvangtoeslag voor Oekraïense ontheemden doelmatiger is dan wanneer voor deze groep een aparte voorziening wordt getroffen.

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel, maar hebben nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daarover nog enkele vragen

1. Aanleiding

Het stemt de leden van de D66-fractie tevreden dat het knelpunt uit de motie Lodders/Van Weyenberg dat de problemen rond de KOT bij een achterblijvende partner adresseert, wordt opgelost. Kan de regering de verschillen tussen verschillende gemeentes toelichten rond het verstrekken van een sociaal-medische-indicatie (SMI) of voor- en vroegschoolse educatie (VVE) voor het kind, zo vragen deze leden.

Ten aanzien van gemeentelijke regelingen gericht op het stimuleren van deelname aan kinderopvang, zoals sociaal medische indicatie (SMI), gemeentelijke peutermiddelen en voorschoolse educatie, is het aan gemeenten om hier beleidsinvulling aan te geven. Het geeft gemeenten ruimte om maatwerk te bieden op basis van de specifieke situatie van gezinnen. Zo wordt door hen onder andere bepaald wie de doelgroep is, hoe de indicatiestelling verloopt en of er een ouderbijdrage is en zo ja, hoeveel deze bedraagt. Dit kan per gemeente verschillen.

Er is een algemeen landelijk beeld van de toegankelijkheid van voorschoolse educatie waarbij onderscheid gemaakt kan worden naar gemeentegrootte, namelijk tussen G4, G40 en overige gemeenten. Zo krijgen ouders van doelgroep-peuters in het merendeel van de gemeenten uren of dagdelen waarover ze geen eigen bijdrage hoeven te betalen (77%). In de meeste gevallen hoeven ouders van doelgroep-peuters voor de helft van de dagdelen/uren bij voorschoolse educatie geen ouderbijdrage te betalen (77%).1

Ook ten aanzien van SMI is het aan gemeenten zelf om het beleid te maken. Uit onderzoek uit 2020 blijkt dat 46% van de gemeenten in 2020 kiest voor een inkomensafhankelijke bijdrage zoals bij de kinderopvangtoeslag.2 15% van de gemeenten geeft aan dat zij geen eigen bijdrage van ouders vragen. Het niet vragen van een eigen bijdrage gebeurt net wat vaker dan gemiddeld bij gemeenten met minder dan 50.000 inwoners en bij de G40-gemeenten (respectievelijk 17% en 21%).

Omdat de leden van de D66-fractie onderschrijven dat het ontbreken van KOT de integratie van de ouder in Nederland kan bemoeilijken, vragen deze leden naar de manier waarop dit wordt betrokken bij de vormgeving van het stelsel met bijna-gratis kinderopvang dat vanaf 1 januari 2025 in werking treedt.

Het kabinet ziet kinderopvang als belangrijk instrument om arbeid en zorg te kunnen combineren; ouders hebben recht op een rijksvergoeding als zij werken of een traject naar werk volgen. Door tegemoet te komen in de kosten van de kinderopvang, worden ouders die nog niet werken, gestimuleerd om de stap naar de arbeidsmarkt wel te gaan zetten. Het nieuwe financieringsstelsel wordt ontworpen door SZW in samenwerking met DUO, Dienst Toeslagen, UWV, SVB en de kinderopvangsector. Beleid en uitvoering, zowel vanuit de zijde van de overheid als vanuit de sector, hebben hun kennis en expertise gebundeld om het nieuwe stelsel te ontwerpen, vanuit de kaders van het coalitieakkoord. In de ontwerpfase is ook gekeken naar hoe het recht op een vergoeding wordt vastgesteld en op welke wijze de arbeidseis wordt ingericht.

De leden van de SGP-fractie vragen de regering nader in te gaan op nut en noodzaak van deze maatregelen. Kan de regering concreet aangeven welke problemen zich op dit moment voordoen, die met dit wetsvoorstel worden opgelost? Volgens de regering zorgt dit voorstel ervoor dat Oekraïense ontheemden die onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming3 vallen hun recht om te werken in praktijk kunnen brengen. In hoeverre ervaren Oekraïners op dit punt een belemmering zonder kinderopvangtoeslag? Welke signalen heeft de regering hierover ontvangen? Wat is de onderbouwing hiervoor? Welke concrete cijfers zijn er waaruit dit blijkt?

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het gebrek aan kinderopvangtoeslag een belemmering is geweest voor Oekraïense vluchtelingen om aan de slag te gaan in Nederland. Hoe regelden Oekraïense gezinnen het voordat ze recht kregen op deze toeslag? Uit de Najaarsnota blijkt dat er sprake is van een significante begrotingsmeevaller omdat veel minder Oekraïners een beroep doen op kinderopvangtoeslag dan verwacht. Dit terwijl de arbeidsparticipatie van Oekraïense vluchtelingen als hoog kan worden gekenmerkt. Kan de regering aangeven hoe het dan komt dat veel minder Oekraïense vluchtelingen een beroep doen op kinderopvangtoeslag dan verwacht? En wat zegt deze meevaller over de noodzaak van onderhavig wetsvoorstel? In de beantwoording op vragen gesteld naar aanleiding van de Najaarsnota stelt de regering dat slechts 100 gezinnen gebruikmaken van de toeslag in plaats van de geraamde duizenden. Is de arbeidsparticipatie onder Oekraïense vluchtelingen dan daadwerkelijk gestegen doordat ze aanspraak konden maken op kinderopvangtoeslag?

Door dit wetsvoorstel kunnen Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de EU aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Zij hebben het recht om in Nederland te werken, maar hebben volgens de geldende wet- en regelgeving geen aanspraak op kinderopvangtoeslag. Dit kan een belangrijke belemmering zijn om werk en zorg voor de kinderen te combineren. Door dit wetsvoorstel wordt het probleem opgelost dat ouders de volledige kosten van formele kinderopvang zelf moeten betalen. In een informele uitvraag onder Oekraïense ontheemden is hen gevraagd of zij belemmeringen voelen ten aanzien van kinderopvang. Hieruit blijkt dat kinderopvang voor Oekraïense ontheemden zonder kinderopvangtoeslag vaak te duur is, terwijl zij hier wel graag gebruik van willen maken. Het is onduidelijk in hoeverre Oekraïense ontheemden niet aan het werk zijn omdat zij nog geen gebruik (kunnen) maken van kinderopvang. Dit kan bijvoorbeeld komen door wachtlijsten of onbekendheid met de kinderopvangtoeslag. Wel blijkt uit signalen dat het niet hebben of het niet kunnen vinden van kinderopvang een belemmering oplevert voor Oekraïense ontheemden om aan het werk te gaan. Ik vind het belangrijk dat zij dankzij dit wetsvoorstel wel de mogelijkheid hebben om formele kinderopvang af te nemen, zodat dit geen belemmering vormt voor arbeidsparticipatie.

Uit de signalen die ik heb ontvangen, blijkt dat Oekraïense ontheemden voornamelijk gebruik maken van informele opvang. Dit komt deels doordat zij niet gewend zijn aan formele opvang of niet op de hoogte zijn van het bestaan van kinderopvangtoeslag. Vanwege dit laatste punt heeft de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK), met financiële steun van het Ministerie van SZW, de Toolkit Uitleg Kinderopvangtoeslag ook in het Oekraïens uitgebracht. In de Toolkit wordt in begrijpelijke taal uitgelegd hoe je kinderopvangtoeslag aanvraagt of een wijziging doorvoert. Met behulp van een app, informatiebrief en checklist worden ouders door dit proces geleid. Een andere reden dat er nog niet heel veel Oekraïense ontheemden kinderopvangtoeslag aanvragen, is vanwege de wachtlijsten voor een plek op de kinderopvang. Op dit moment zijn circa 200 aanvragen kinderopvangtoeslag gedaan door Oekraïense ontheemden.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering met dit wetsvoorstel het voor ouders met een partner buiten de Europese Unie (EU) mogelijk wil maken aanspraak te maken op kinderopvangtoeslag. Kan de regering nader toelichten welke groepen ouders door deze verbreding van de KOT-regeling aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag? Deze leden vragen hoeveel ouders als gevolg van deze uitbreiding naar schatting wel aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, die dat nu niet kunnen. Kan daarbij onderscheid worden gemaakt tussen Oekraïense ontheemden die vallen onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en de overige ouders die hierdoor recht krijgen op kinderopvangtoeslag?

Het knelpunt dat ouders met een partner buiten de EU geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag is eerder gesignaleerd in het kader van de uitwerking van de motie-Lodders/Van Weyenberg.4 Het knelpunt speelt bijvoorbeeld bij inburgeraars met een nareizende partner (zoals statushouders uit andere oorlogsgebieden, onder meer Syrië of Afghanistan) en bij ouders waar de partner wegens arbeidsverplichtingen buiten de EU woont (zoals expats). De schatting van de grootte van deze groep betreft gemiddeld 600 huishoudens op jaarbasis. De komst van Oekraïense ontheemden maakt het oplossen van dit knelpunt urgenter. Het gaat in dit geval vooral om vrouwen met kinderen waarvan de partner vaak noodgedwongen in Oekraïne (buiten de EU) is achtergebleven. Ten tijde van het opstellen van de Memorie van Toelichting bij deze regeling was de inschatting dat eind 2022 circa 6.900 ontheemde gezinnen uit Oekraïne kinderopvangtoeslag zouden ontvangen. Op basis van uitvoeringsinformatie blijkt dat dit aantal vooralsnog aanzienlijk lager uitkomt. Tot medio januari 2023 waren circa 200 aanvragen kinderopvangtoeslag ingediend. Bij de Voorjaarsnota zal het verwachte gebruik van kinderopvangtoeslag onder ontheemden uit Oekraïne op basis van nieuwe uitvoeringsinformatie en inzichten opnieuw worden bezien.

2. Doel van de wetswijziging

Omdat Oekraïense ontheemden aanspraak kunnen maken op leefgeld en aan het werk kunnen, staan de leden van de D66-fractie positief tegenover de KOT voor deze groep zodat hun kinderen naar de kinderopvang kunnen en de ouders aan het werk kunnen. Hoeveel Oekraïense ontheemden met kinderen zijn op dit moment nog niet aan het werk en hoeveel van hen zouden graag willen werken, zo vragen deze leden. Voor hoeveel statushouders met een partner in het buitenland geldt hetzelfde, vragen de leden van de D66-fractie verder.

Er zijn geen cijfers beschikbaar over hoeveel Oekraïense ontheemden met kinderen op dit moment niet werken, maar dit wel zouden willen. Uit signalen blijkt wel dat het niet hebben of het niet kunnen vinden van kinderopvang een belemmering kan opleveren voor Oekraïense ontheemden om aan het werk te gaan. Op basis van een informele uitvraag onder Oekraïense ontheemden blijkt dat zij tegen soortgelijke problemen aanlopen als Nederlandse ouders, zoals wachtlijsten in de kinderopvang of onbekendheid met de kinderopvangtoeslag.

In de uitwerking van de motie-Lodders/Van Weyenberg is een inschatting gemaakt van de groep ouders met een partner buiten de EU.5 De groep van 600 gezinnen bestaat uit statushouders met nareizende partner (ongeveer 400) en overige aanvragers waarvan de partner tijdelijk in het buitenland verblijft, bijvoorbeeld als expat (ongeveer 200).

Gelet op de personeelstekorten in de kinderopvang en de toegang van kinderen uit andere landen tot de opvang, vragen de leden van de D66-fractie naar de toegang van ouders van deze kinderen tot de kinderopvang. Deze leden vragen de regering op welke manier Oekraïense ontheemden met ervaring in de kinderopvang geholpen kunnen worden om de Nederlandse taal snel machtig te worden zodat zij ook op de kinderopvang kunnen werken.

Zoals aangegeven in de Kamerbrief Aanpak Personeelstekort kinderopvang van 5 september 2022 kunnen Oekraïense ontheemden op dit moment een belangrijke bijdrage leveren aan de arbeidsmarkt van de kinderopvang.6

In deze groep ontheemden bevinden zich gediplomeerde kinderopvangmedewerkers en mensen met affiniteit met het werken met kinderen. Mijn ministerie ontwikkelt momenteel samen met het Ministerie van OCW, VNO-NCW en SBB een loopbaantraject voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, onder wie Oekraïense ontheemden. Zo kunnen zij zich stapsgewijs ontwikkelen naar werk in de kinderopvang. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan taalverwerving. Voorafgaand aan het commissiedebat Kinderopvang (gepland op 10 mei) zal ik hier in mijn brief over arbeidsmarkttekorten in de kinderopvang verder op ingaan.

3. Beargumentering voor aanpassing van de voorwaarden voor KOT als gekozen beleidsinstrument

Het voorkomen van hoge terugvorderingen lijkt de leden van de D66-fractie een wenselijk doel voor de KOT. Kan de regering uiteenzetten hoeveel ouders met kinderen van wie één ouder in het buitenland verblijft geen recht hadden op KOT maar dat nu wel krijgen, zo vragen deze leden. Wat gebeurt er met terugvorderingen die al lopen voor ouders die een partner buiten de EU blijken te hebben gehad, vragen deze leden voorts.

Vanwege de komst van Oekraïense ontheemden heeft het kabinet op 15 juni 2022 in een brief aan de Tweede Kamer aangekondigd dat Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de EU aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Dit gebeurt met terugwerkende kracht tot 4 maart 2022.7 Naar aanleiding van de motie Lodders/Van Weyenberg is een raming gemaakt voor het knelpunt voor ouders met een partner buiten de EU. Deze is deels gebaseerd op ervaringscijfers vanuit Dienst Toeslagen. Naar schatting gaat het op jaarbasis gemiddeld om ongeveer 600 burgers, die vóór de wijziging geen aanspraak konden maken op kinderopvangtoeslag vanwege hun partner buiten de EU. Door deze wijziging kunnen zij vanaf 4 maart 2022 wel aanspraak maken op kinderopvangtoeslag.

Als gevolg van het knelpunt bij een partner buiten de EU was – bij circa 200 aanvragers in deze groep – sprake van terugvordering als gevolg van nihilstelling van kinderopvangtoeslag. Vorderingen van vóór 4 maart 2022 zullen blijven bestaan, omdat voor die periode geen aanspraak bestaat vanwege de inwerkingtreding van de betreffende wijziging op 4 maart 2022. Zoals is beschreven in de Kamerbrief van 15 juni 2022, is Dienst Toeslagen verzocht te handelen conform de voorgenomen wetswijziging. Pas vanaf deze datum is richting de doelgroep gecommuniceerd dat zij aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Daarmee is de kans klein dat dergelijke vorderingen bestaan. Dienst Toeslagen kan echter niet volledig uitsluiten dat er in de periode tussen 4 maart en 15 juni 2022 vorderingen zijn ontstaan voor ouders met een partner buiten de EU, die met terugwerkende kracht door deze wetswijziging toch aanspraak op kinderopvangtoeslag hebben gekregen. Wanneer een dergelijk geval kenbaar wordt, kent Dienst Toeslagen de toeslag alsnog toe.

4. Verhouding tot hoger recht: Onderscheid aanspraak op kinderopvangtoeslag Oekraïense ontheemden en asielzoekers

Zeker gelet op de tekorten op de Nederlandse arbeidsmarkt, pleiten de leden van de D66-fractie al langer voor «meedoen vanaf dag één», niet alleen voor Oekraïense vluchtelingen maar ook voor andere asielzoekers. Wat belemmert asielzoekers uit andere landen om in Nederland aan de slag te gaan, zo vragen de leden van de D66-fractie aan de regering. Hoeveel weken mogen deze asielzoekers per jaar werken volgens de Opvangrichtlijn en is het mogelijk om asielzoekers meer weken per jaar te laten werken, zo vragen deze leden de regering verder.

Op grond van artikel 15 van de Opvangrichtlijn hebben asielzoekers ten laatste negen maanden na de datum waarop het verzoek om internationale bescherming is ingediend, toegang tot de arbeidsmarkt. In Nederland is dit zodanig geïmplementeerd dat een asielzoeker toegang tot de arbeidsmarkt heeft nadat de asielaanvraag in ieder geval zes maanden in procedure is. Vanaf dat moment mag de asielzoeker, mits de werkgever een tewerkstellingsvergunning heeft verkregen, 24 weken per 52 weken werken in Nederland.

Momenteel laat ik onderzoek uitvoeren om meer inzicht te krijgen in de mogelijke belemmeringen die de asielzoekers in procedure ervaren om toe te treden tot de arbeidsmarkt. Dit betreft ook de 24-weken eis. De inzichten uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt bij de vraag of en hoe een beleidswijziging aan de orde is. Ik streef ernaar om u in de eerste helft van 2023 te informeren over de uitkomst van dit onderzoek.

De leden van de D66-fractie lezen dat alleen personen met toegang tot de arbeidsmarkt toegang hebben tot de KOT en dat de regering het onderscheid tussen Oekraïense ontheemden en asielzoekers daarmee rechtvaardigt. Daarom vragen deze leden naar de onderbouwing van het onderscheid tussen Oekraïense ontheemden en asielzoekers rond de toegang tot de arbeidsmarkt. Daarmee doelen zij niet op het juridische verschil in status, maar het verschil in de praktijk.

Uit de Richtlijn tijdelijke bescherming volgt dat Oekraïense ontheemden vanaf dag één dat zij in Nederland verblijven toegang hebben tot de arbeidsmarkt. Asielzoekers mogen gedurende hun procedure na zes maanden werken voor een maximum van 24 weken per 52 weken. Op grond van artikel 15 van de Opvangrichtlijn hebben asielzoekers toegang tot de arbeidsmarkt ten laatste negen maanden na de datum waarop het verzoek om internationale bescherming is ingediend. Het praktische onderscheid tussen deze twee categorieën ligt in de verschillende aard van beide richtlijnen. Uit de Richtlijn tijdelijke bescherming volgt onmiddellijke bescherming, waaronder ook directe toegang tot de arbeidsmarkt gedurende die tijdelijke bescherming. Het recht om te werken dat volgt uit de Opvangrichtlijn heeft daarentegen betrekking op de toegang tot de arbeidsmarkt in afwachting van de asielprocedure.

Wat betreft de aanspraak op kinderopvangtoeslag is het van belang te vermelden dat zich veel vrouwen met kind(eren) bevinden onder de Oekraïense ontheemden. Hun mannen zijn in Oekraïne gebleven om dienst te doen in het leger. Zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag hebben deze vrouwen in theorie wel het recht om te gaan werken, maar zal dat in de praktijk moeilijk zijn, gelet op de hoogte van de tarieven voor kinderopvang. Daarnaast weten Oekraïense ontheemden dat zij gedurende de tijd dat zij tijdelijke bescherming genieten in ieder geval kunnen blijven werken.

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de rechtvaardiging is voor het onderscheid tussen Oekraïense ontheemden en andere ontheemden. Deze leden lezen dat een onderscheid is dat zij bescherming genieten op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Deze leden vragen of de positieve resultaten niet aanleiding zijn om andere groepen ontheemden ook meer mogelijkheden te bieden in het vinden van werk.

In tegenstelling tot andere groepen is het voor Oekraïense ontheemden in een vroeg stadium mogelijk gemaakt om, via vrijstelling van tewerkstellingsvergunning, te werken. De mate van arbeidsmarktparticipatie is onder deze groep hoog en dit wordt als positief beschouwd. Het is waardevol om te kijken wat kan worden geleerd van de snelle arbeidsparticipatie onder Oekraïense ontheemden. Op 22 februari heeft de Kamer een brief ontvangen met daarin de succesfactoren en knelpunten gedurende het afgelopen jaar.8 Hierbij wordt ook gekeken of de lessen van nut zijn voor andere groepen. Desondanks is een vergelijking tussen Oekraïense ontheemden en andere groepen vanwege de verschillende voorwaarden lastig te maken.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor de toegang tot de arbeidsmarkt en het recht op KOT van Oekraïense ontheemden als de Richtlijn Tijdelijke Bescherming komt te vervallen. Hoe geeft de Minister aandacht aan deze gevolgen in de communicatie?

Na afloop van de werkingsduur van de Richtlijn tijdelijke bescherming vervalt in beginsel voor Oekraïense ontheemden het verblijfsrecht en daarmee recht op toegang tot de arbeidsmarkt en aanspraak op kinderopvangtoeslag. Er wordt kabinetsbreed nagedacht hoe vervolg wordt gegeven aan het beleid voor Oekraïense ontheemden als de Richtlijn niet meer geldt. Afhankelijk van de uitkomsten wordt bezien wat gecommuniceerd moet worden. Er zal worden bekeken in hoeverre gebruik gemaakt kan worden van (indirecte) communicatie via de brancheorganisatie, nieuwsberichten en de dienstverleningskanalen van Dienst Toeslagen.

5. Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering aangeeft dat de hogere structurele uitgaven voor de kinderopvangtoeslag, circa vijf miljoen euro, door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zelf van dekking worden voorzien. De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering niet aangeeft waar deze gelden mee worden gedekt. Kan de regering een specifieke nadere duiding geven uit welk(e) potje(s) deze vijf miljoen euro gedekt wordt? Welke dingen worden niet gedaan nu hier structureel vijf miljoen euro voor wordt uitgetrokken?

Dekking voor het structureel oplossen van het knelpunt rond de aanspraak op kinderopvangtoeslag voor ouders met een partner buiten de EU is in de voorjaarsbesluitvorming van 2022 gevonden binnen het budgettaire totaalbeeld op de SZW-begroting. Dekking voor de onderhavige wijziging maakte onderdeel uit van integrale besluitvorming over het totaal aan maatregelen. Er is daarmee niet één specifieke dekkingspost aan te wijzen voor deze maatregel.

De leden van de VVD-fractie merken op dat de koppeling gewerkte uren op korte termijn wordt losgelaten. Heeft deze beleidswijziging een extra financiële impact ten opzichte van de schatting van de financiële kosten in de Memorie van Toelichting?

In de raming van de onderhavige beleidswijziging is niet expliciet rekening gehouden met het loslaten van de koppeling gewerkte uren, omdat hier naar inschatting een te verwaarlozen effect van uitgaat op de extra uitgaven. Op de totale uitgaven aan kinderopvangtoeslag (€ 3,8 miljard in 2022) bedraagt het effect van het loslaten van de koppeling gewerkte uren ruim € 100 miljoen structureel. De koppeling gewerkte uren is nader toegelicht in de Nota van Toelichting bij het besluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag op 01-01-2023.9

Wordt er rekening gehouden met een mogelijke aanzuigende werking? Zo ja: hoe groot wordt die verwacht. Zo nee: waarom niet?

Een aanzuigende werking van de verruiming van het recht op kinderopvangtoeslag op migratiestromen wordt op grond van deze maatregel niet verwacht. Noch op de beweegredenen voor ontheemden die vanwege de oorlog in Oekraïne op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming in Nederland verblijven, noch op andere migratiestromen naar Nederland. Voor Oekraïense ontheemden geldt op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming dat zij in de gehele EU zoveel mogelijk deel moeten kunnen uitmaken van de samenleving gedurende hun verblijf. Met deze maatregel wordt hier mede praktische invulling aan gegeven. Voor de structurele groep inburgeraars neemt door de maatregel het risico op terugvorderingen van kinderopvangtoeslag wegens een nareizende partner af. Ook na deze maatregel ontstaat aanspraak op kinderopvangtoeslag evenwel pas nadat een verblijfsstatus is verkregen, beide ouders werken en het kind daadwerkelijk deelneemt aan formele kinderopvang. Naast het ontvangen van kinderopvangtoeslag betalen werkende ouders ook altijd een eigen bijdrage voor kinderopvang.

Wordt er in de dekking ook rekening gehouden met het niet onrealistische scenario waarin miljoenen extra Oekraïners ontheemd zullen raken door een koude winter in combinatie met energieproblematiek door gerichte Russische aanvallen op energie-infrastructuur (Russisch beleid om een vluchtelingenstroom op gang te krijgen)?

Ten tijde van het opstellen van deze wetswijziging was de verwachting dat de uitgaven in verband met ontheemden uit Oekraïne circa € 33 miljoen in de eerste twee kwartalen van 2023 bedragen. Deze uitgaven zijn gerelateerd aan de Oekraïne-crisis en zijn generaal ingepast. Op dit moment valt het gebruik van de kinderopvangtoeslag aanzienlijk lager uit dan geraamd. Dit komt onder andere door het gebruik van informele opvang, onbekendheid met (het aanvragen van) de kinderopvangtoeslag en wachtlijsten in de formele kinderopvang. Bij de Voorjaarsnota zal op basis van nieuwe uitvoeringsinformatie en inzichten worden bezien of dit bedrag moet worden geactualiseerd. Daarbij wordt ook rekening gehouden met het aantal Oekraïense ontheemden in Nederland.

De dekking voor de hogere structurele uitgaven van circa € 5 miljoen komt van het Ministerie van SZW, zo begrijpen de leden van de D66-fractie. Daarom vragen deze leden naar de post waarmee deze additionele structurele uitgave is gedekt en op basis van welke hoogte van de KOT die is ingeschat. Betekent dit dat asielzoekers met een partner buiten de EU ook toegang krijgen tot de bijna-gratis kinderopvang voor alle werkende ouders vanaf 2025, vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie vragen waarmee de additionele structurele uitgave van € 5 miljoen is gedekt. Dekking voor het structureel oplossen van het knelpunt rond aanspraak op kinderopvangtoeslag bij een partner buiten de EU is in de voorjaarsbesluitvorming van 2022 gevonden binnen het budgettaire totaalbeeld op de SZW-begroting. Dekking voor de onderhavige wijziging maakte onderdeel uit van integrale besluitvorming over het totaal aan maatregelen, waarmee niet één specifieke dekkingspost valt aan te wijzen voor de maatregel.

Daarnaast vragen deze leden op basis van welk bedrag kinderopvangtoeslag de additionele structurele uitgave is ingeschat. Naar verwachting maakt op jaarbasis een groep van circa 600 aanvragers waarvan de partner buiten de EU verblijft aanspraak op kinderopvangtoeslag in de structurele situatie. De groep van 600 gezinnen bestaat uit statushouders met nareizende partner (naar inschatting ongeveer 400) en overige aanvragers waarvan de partner tijdelijk in het buitenland verblijft, bijvoorbeeld expats (naar inschatting ongeveer 200). De gemiddelde hoogte van kinderopvangtoeslag op jaarbasis bedraagt naar inschatting voor de totale groep circa € 11.000 (hierbij wordt rekening gehouden met een inkomensonafhankelijke vergoeding van 96%). In de raming wordt er ook rekening mee gehouden dat 200 statushouders met nareizende partner reeds ten onrechte kinderopvangtoeslag ontvangen (vermoedelijk in de veronderstelling hier recht op te hebben). De aanname is dat het grootste deel van de hoge terugvorderingen bij deze groep oninbaar is.

Tenslotte vragen deze leden of asielzoekers met een partner buiten de EU ook recht krijgen op de kinderopvangtoeslag. Eerder in dit verslag is aangegeven waarom asielzoekers daar geen aanspraak op kunnen maken. Deze voorgestelde maatregel geeft alleen statushouders met een (nareizende) partner buiten de EU aanspraak op kinderopvangtoeslag, mits aan de geldende voorwaarden wordt voldaan. Zoals eerder in het verslag aangegeven, werkt SZW samen met DUO, Dienst Toeslagen, UWV, SVB en de kinderopvangsector aan een ontwerp van het nieuwe financieringsstelsel kinderopvang. In de ontwerpfase wordt ook gekeken naar wie aanspraak op de kinderopvangvergoeding heeft. In lijn met de huidige wetgeving ben ik niet voornemens om asielzoekers met een partner buiten de EU aanspraak op kinderopvangtoeslag te laten maken.

De leden van de SGP-fractie vragen de regering in te gaan op de financiële gevolgen van de keuze voor het verstrekken van het recht op KOT aan ouders waarvan een van de partners buiten de EU verblijft, op het moment dat vanaf 2025 de KOT niet langer inkomensafhankelijk is. Wat betekent dit op de lange termijn? Welke extra structurele uitgaven zijn hiermee gemoeid? En zijn deze reeds meegenomen in de weergegeven financiële gevolgen, of komt dat daar bovenop?

In het antwoord op de vraag van D66 wordt hierboven ingegaan op de financiële gevolgen van het verstrekken van aanspraak op KOT aan ouders waarvan één van de partners buiten de EU verblijft. De overgang naar een inkomensonafhankelijke vergoeding is reeds meegenomen in de weergegeven financiële gevolgen.

De leden van de SGP-fractie constateren dat in de Najaarsnota is opgenomen dat de uitgaven aan kindregelingen op het terrein van SZW voor Oekraïense ontheemden 39 miljoen euro lager uitvallen dan verwacht. Welke verklaring heeft de regering voor het lager uitvallen van de kosten voor kindregelingen dan verwacht?

De aan Oekraïne gerelateerde uitgaven aan de kindregelingen zijn in 2022 aanzienlijk lager uitgekomen dan verwacht, omdat het gebruik door Oekraïense ontheemden van de kinderopvangtoeslag, het kindgebonden budget en de kinderbijslag aanzienlijk lager is uitgekomen dan eerder werd ingeschat.

De grootste neerwaartse bijstelling van de uitgaven is bij de kinderopvangtoeslag opgetreden (aanvankelijk geraamd op ruim € 27 miljoen in 2022). Op basis van uitvoeringsinformatie komen de uitgaven aan kinderopvangtoeslag in 2022 naar inschatting uit op minder dan € 1 miljoen. In de eerdere raming is er van uitgegaan dat eind 2022 circa 6.900 Oekraïense ontheemde gezinnen kinderopvangtoeslag zouden ontvangen. Uitvoeringsinformatie toont dat tot medio december evenwel slechts circa 150 aanvragen kinderopvangtoeslag zijn ingediend (inmiddels circa 200). Voor kinderbijslag en kindgebonden budget zijn dit respectievelijk circa 1.760 en circa 280 aanvragen tot medio december.

Naar verwachting is, zeker bij kinderopvang, sprake van een groter aanloopeffect. Deels wordt dit verklaard door ingroei van de arbeidsdeelname van ontheemden uit Oekraïne (inmiddels opgelopen tot circa 46% volgens CBS-cijfers). Het grootste effect lijkt echter verklaard te worden door minder tastbare factoren zoals gebruik van informele kinderopvang, bekendheid met de regelingen, de taalbarrière en beschikbaarheid van plekken in de formele kinderopvang op korte termijn. Zie ook het eerdere antwoord op de vraag van de VVD-fractie waarom minder Oekraïense ontheemden beroep doen op kinderopvangtoeslag dan verwacht.

6. Nagestreefde doeltreffendheid

7. Nagestreefde doelmatigheid

De leden van de VVD-fractie ontvangen graag nog een nadere toelichting op de opmerking dat het toegankelijk maken van kinderopvangtoeslag voor Oekraïense ontheemden doelmatiger zou zijn dan wanneer voor deze groep een aparte voorziening zou worden getroffen. Daarnaast vragen deze leden waarom er in deze context opeens alleen over Oekraïense ontheemden wordt gesproken en niet over partners buiten de EU in zijn algemeenheid. Zou de regering bij de doelmatigheid van het wetsvoorstel alsnog kunnen aangeven waarom dit wetsvoorstel doelmatig is voor de gehele groep ouders waar we het hier over hebben?

De leden van de SGP-fractie lezen dat het vanwege het gelijkheidsbeginsel niet mogelijk is onderscheid te maken in het regelen van KOT voor groepen ouders waarvan één van de ouders zich buiten de EU bevindt. Deze leden vragen de regering of ook is onderzocht of het mogelijk is voor bepaalde groepen, bijvoorbeeld Oekraïense ontheemden, een aparte regeling te treffen buiten de KOT om, en zo ja, waarom daar niet voor is gekozen. Is daarbij sprake geweest van een bredere afweging, zodat daarbij niet enkel is gekeken naar doelmatigheid? Welke afwegingen zijn daarbij gemaakt en wat was daarbij doorslaggevend?

Aan het begin van dit traject zijn verschillende mogelijkheden onderzocht, waaronder een aparte regeling voor Oekraïense ontheemden. Vanwege het gelijkheidsbeginsel is destijds de uitkomst geweest dat het juridisch zeer waarschijnlijk onhoudbaar zou zijn om een aparte regeling voor Oekraïense ontheemden in te richten buiten de kinderopvangtoeslag om. Die uitkomst is mede op basis van advies van de Landsadvocaat.10 Daarbij is de afweging geweest dat het recht op werk, dat voortvloeit uit de Richtlijn, lastig te realiseren is zonder gebruik te maken van kinderopvang en kinderopvangtoeslag. Door de Wko te wijzigen en Oekraïense ontheemden aanspraak te laten maken op kinderopvangtoeslag wordt deze groep zoveel mogelijk gelijkgetrokken met anderen die aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag.

Het voorstel om ouders met een partner buiten de EU aanspraak te laten maken op kinderopvangtoeslag is doelmatig, omdat arbeidsparticipatie van deze groep anders wordt belemmerd en de integratie in Nederland bemoeilijkt. Bij ongewijzigd beleid kan deze situatie ook leiden tot nihilstellingen als ouders toch kinderopvangtoeslag aanvragen wanneer zij in de veronderstelling zijn aanspraak te kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Bijvoorbeeld omdat zij zonder kinderopvangtoeslag de benodigde opvang niet kunnen betalen en daardoor niet kunnen werken, inburgeren, re-integreren of studeren en achteraf blijkt dat de ouder niet alleenstaand is, maar een toeslagpartner heeft buiten de EU. Het is tevens moeilijk aan burgers uit te leggen dat zij in deze situatie geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. De partner kan namelijk niet deelnemen aan de zorg voor het kind wanneer de aanvrager in Nederland moet werken. Door ouders met een partner die buiten de EU woont en werkt aanspraak te laten maken op kinderopvangtoeslag, wordt de combinatie van arbeid en zorg voor deze ouders effectiever ondersteund. Dit leidt per saldo tot extra overheidsuitgaven voor de kinderopvangtoeslag, maar tegelijkertijd nemen hoge terugvorderingen en complexiteit van de regelgeving af. Daar komt bij dat het de arbeidsparticipatie ten goede komt, wat zich vertaalt in hogere belastinginkomsten. Gegeven het grotere bereik van de kinderopvangtoeslag is dit een doelmatige oplossing van het knelpunt.

8. Toezicht en handhaving

De leden van de VVD-fractie hebben er moeite mee om te accepteren dat de arbeidseis niet altijd zal worden gehandhaafd als voor dit wetsvoorstel gekozen zal worden. Dit wordt tenslotte wel verwacht van Nederlandse ouders. Deze leden lezen dat er zo secuur mogelijk toezicht zal worden gehouden en dit juichen zij toe. Maar, zoals de regering al aangeeft, zal het simpelweg niet altijd mogelijk zijn om de situatie van partners buiten de EU te controleren. Wat gebeurt er met de toeslag als er niet gecontroleerd kan worden? Hoe groot is deze groep precies, zowel in absolute cijfers als in financieel opzicht? Aansluitend hierop vragen de leden van de VVD-fractie ook of er geen risico is dat deze kosten significant stijgen bij een eventuele nieuwe vluchtelingen of migratiegolf of door een aanzuigende werking van de maatregel, en of hier voldoende rekening mee is gehouden. En is het niet onrechtvaardig tegenover Nederlandse ouders die wel stevig worden gecontroleerd op de arbeidseis dat dit niet altijd zal of kan gebeuren bij deze groep?

De leden van de CDA-fractie constateren dat het wetsvoorstel overwegend positief wordt ontvangen. Zij merken op dat Toeslagen de maatregelen uitvoerbaar acht, mits wordt geaccepteerd dat de arbeidseis niet altijd handhaafbaar is. Kan de regering nader ingaan op deze stelling? Hoe groot acht de regering de kans dat de arbeidseis niet handhaafbaar is en wat zijn hiervan de consequenties? Graag een uitgebreide toelichting.

Zoals aangegeven in antwoord op de vraag van D66 is in relatie tot de motie Lodders/Van Weyenberg een schatting gemaakt van circa 600 burgers gemiddeld op jaarbasis, waarin logischerwijs geen rekening is gehouden met de toestroom van Oekraïense ontheemden. Voor het aantal Oekraïense ontheemden werd er eerder rekening mee gehouden dat eind 2022 circa 6.900 gezinnen kinderopvangtoeslag zouden ontvangen. Uitvoeringsinformatie toont dat tot medio december evenwel slechts circa 150 aanvragen kinderopvangtoeslag zijn ingediend (inmiddels circa 200). Bij de Voorjaarsnota zal op basis van nieuwe uitvoeringsinformatie en inzichten een nieuwe inschatting worden gemaakt voor het aantal Oekraïense ontheemden dat (naar verwachting) gebruik zal maken van kinderopvangtoeslag. Ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld een stijging van het aantal statushouders, kunnen dit aantal wel beïnvloeden.

Indien er een nieuwe stroom ontheemden (in dit geval ouders met een partner buiten de EU) naar Nederland komt, kunnen de kosten voor kinderopvangtoeslag inderdaad stijgen. Maar deze stijging betekent dat de ontheemden hier in Nederland voldoen aan de arbeidseis en derhalve bijdragen aan de samenleving. Naast de positieve gevolgen voor de ontheemden zelf, levert dit ook hogere belastinginkomsten op als gevolg van hun arbeidsparticipatie.

Aanvragen waarin beide ouders in Nederland verblijven, worden niet anders gecontroleerd dan die waarin ouders een partner buiten de EU hebben. In beide gevallen wordt getoetst of het aannemelijk is dat aan de arbeidseis wordt voldaan. Doordat er binnen Nederland meer contra-informatie (informatie uit andere bron dan de aanvragende ouder) beschikbaar is, is handhaving eenvoudiger. De handhaving van de arbeidseis in geval van een partner buiten Nederland kan lastiger zijn, omdat informatie afhankelijk is van de situatie in het land. In de praktijk kan blijken dat de gewenste informatie niet op te vragen of anderszins beschikbaar is, de partner die de informatie moet aanleveren niet bereikbaar is of dat beoordeling van aangeleverde informatie niet goed mogelijk is. Afhankelijk van het land waar de partner verblijft, kan de partner bijvoorbeeld als gevolg van (burger)oorlog slecht bereikbaar zijn. Ook kan sprake zijn van minder goede administratieve vastlegging van dienstverbanden of (salaris)betalingen. Het opvragen en verkrijgen van betrouwbare informatie is dan moeilijker.

In de behandeling van dergelijke aanvragen moet deze achtergrond en de gezinssituatie van de aanvrager in acht worden genomen om te bepalen hoe aannemelijk het is dat aan de arbeidseis wordt voldaan. Als er geen harde contra-informatie voorhanden is, heeft Dienst Toeslagen de ruimte om uit te gaan van elke vorm van bewijs, zolang maar aannemelijk is dat voldaan wordt aan de arbeidseis. In het geval van Oekraïense ontheemden kan aannemelijk blijken dat de partner die nog in Oekraïne verblijft aan het werk is, omdat hij onder de dienstplicht valt. In geval de aannemelijkheid niet door Dienst Toeslagen kan worden vastgesteld, zullen aanvragen tot een terugvordering van reeds uitgekeerde toeslagen leiden.

De leden van de D66-fractie begrijpen de noodzaak van goed toezicht en goede handhaving. Omdat het verkrijgen van informatie lastig kan zijn, zoals de regering ook schrijft in de Memorie van Toelichting, vragen deze leden naar de samenwerking tussen de dienst Toeslagen en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), om te voorkomen dat asielzoekers vaak dezelfde vragen moeten beantwoorden.

Het COA is verantwoordelijk voor de opvang en begeleiding van asielzoekers in Nederland. Binnen die taak fungeert het COA ook als een toeslagenservicepunt. Zo bestaat een nauwe samenwerking en wisselwerking tussen Dienst Toeslagen en het COA om statushouders te helpen bij het regelen van hun toeslagen. Medewerkers van Dienst Toeslagen zorgen ervoor dat COA-collega’s hiervoor goed zijn uitgerust. Vluchtelingenwerk Nederland en gemeenten zijn partijen die specifiek hulp aan Oekraïense ontheemden verlenen. Ook met hen heeft Dienst Toeslagen contact.

Doel is dat de aanvragen van statushouders en ontheemden zo efficiënt mogelijk behandeld worden. Indien uit de contacten met organisaties als Vluchtelingenwerk Nederland blijkt dat deze groepen vaker dezelfde vragen moeten beantwoorden, bekijken we samen welke maatregelen kunnen worden genomen.

Daarnaast begrijpen de leden van de D66-fractie dat Toeslagen aangeeft dat het niet altijd zal lukken om de arbeidseis te handhaven. Dat roept bij deze leden de vraag op wat de gevolgen zijn van het afschaffen van de arbeidseis voor de uitvoeringskosten en de kosten van de KOT.

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om een reflectie over de handhaafbaarheid van de arbeidseis. Deze leden vragen voorts of de arbeidseis de uitvoering ingewikkelder maakt en of een stelsel zonder arbeidseis niet beter uit te voeren en te handhaven is.

Het kabinet vindt het van belang dat de kinderopvangtoeslag wordt gebruikt om ouders in staat te stellen werk te combineren met de zorg voor het kind, omdat dit een prikkel is tot deelname aan de arbeidsmarkt. Ondanks dat de arbeidseis als voorwaarde tot een zekere mate van complexiteit kan leiden blijft de vergoeding voor kinderopvang gekoppeld aan arbeidsdeelname, zoals is afgesproken in het coalitieakkoord. Om deze beleidsdoelstelling na te streven dient een zekere mate van complexiteit in de grondslagen te worden geaccepteerd.

Afschaffen van de arbeidseis zou naar verwachting per saldo leiden tot een vermindering van de uitvoeringskosten voor Dienst Toeslagen. In de uitvoering zouden namelijk minder handhavingsactiviteiten noodzakelijk zijn. Ook zou het aantal bezwaarschriften dalen, omdat aanvragen dan niet langer worden afgewezen op basis van de arbeidseis. Hier tegenover staan hogere uitvoeringskosten door een toename van het gebruik van kinderopvangtoeslag. Het afschaffen van de arbeidseis zou namelijk ook betekenen dat meer huishoudens aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Ook de uitgaven aan kinderopvangvergoeding zouden daarom toenemen. De meerkosten ontstaan doordat het loslaten van de arbeidseis, in combinatie met een inkomensonafhankelijke vergoeding, de vraag naar kinderopvang (verder) zal vergroten (gedragsreacties). Inschatting is dat het om een toename van circa 7%-punt gaat, bovenop de toename als gevolg van de eerder aangekondigde stelselherziening.

Voor mensen in loondienst levert de arbeidseis meestal geen problemen op, maar binnen bepaalde groepen, zoals zelfstandigen en mensen met een flexibel contract, kan het soms lastig zijn om aan te tonen en te verifiëren dat in een bepaalde periode is gewerkt.

Met het loslaten van de koppeling gewerkte uren is de complexiteit, met name deze groep ouders met onzekere- of wisselende arbeidsuren, al sterk afgenomen. Het afschaffen van de arbeidseis zou leiden tot een verdere vermindering van de complexiteit voor ouders en uitvoering. Met het vervallen van de arbeidseis vervalt ook de noodzaak om verschillende groepen met een «doelgroepstatus»11 te onderscheiden. Voor ouders is niet altijd direct duidelijk of ze in aanmerking komen voor deze uitzonderingen en of hun situatie kwalificeert voor kinderopvangtoeslag. Bij een foute aanvraag kunnen hierdoor (hoge) terugvorderingen ontstaan. Dienst Toeslagen helpt burgers dergelijke fouten te voorkomen en hun aanvraag tijdig aan te passen, door erop te attenderen wanneer vanuit andere beschikbare gegevens inconsistenties worden geconstateerd.

Het kabinet heeft in het coalitieakkoord een herziening van het financieringsstelsel van de kinderopvang afgesproken. De kinderopvangtoeslag wordt afgeschaft en vervangen door een veel eenvoudiger stelsel voor ouders. In het nieuwe stelsel gaat de overheidsbijdrage rechtstreeks naar de kinderopvangorganisaties. Ook wordt de overheidsbijdrage inkomensonafhankelijk, zodat het lonender wordt om meer uren te werken. Er blijft in het nieuwe financieringsstelsel sprake van een arbeidseis. De financiering is gericht op ouders die werken of tot een doelgroep behoren. Het nieuwe financieringsstelsel wordt ontworpen door SZW in samenwerking met DUO, Dienst Toeslagen, UWV, SVB en de kinderopvangsector. Beleid en uitvoering, zowel vanuit de zijde van de overheid als vanuit de sector, hebben hun kennis en expertise gebundeld om het nieuwe stelsel te ontwerpen, vanuit de kaders van het coalitieakkoord. Ik streef ernaar om uw Kamer voor het commissiedebat van 10 mei te informeren over de voortgang.

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of deze aanpassingen de kans op de praktijken zoals in het schandaal van de toeslagenaffaire vergroot. Deze leden vragen de regering om de verschillende voorwaarden waarvoor recht op kinderopvangtoeslag bestaat langs te lopen. Deze leden vragen voorts wat de regering doet om dit te voorkomen.

Door deze wetswijziging maken Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de EU aanspraak op kinderopvangtoeslag. Hiermee wordt het stelsel eenvoudiger, omdat een uitzondering wordt weggenomen (namelijk dat werkende ouders geen aanspraak hebben op kinderopvangtoeslag, omdat de partner zich buiten de EU bevindt). Tevens wordt hiermee een knelpunt uit de motie Lodders/Van Weyenberg opgelost, waarmee de participatie van de in Nederland verblijvende partner wordt bevorderd. Dat neemt niet weg dat deze ouders moeten voldoen aan de overige voorwaarden uit de Wko, zoals de arbeidseis en het afnemen van kinderopvang bij een geregistreerd kindercentrum. Eerder in dit verslag is ingegaan op de arbeidseis. Verderop in het verslag wordt ingegaan op wat er gebeurt als niet kan worden vastgesteld of een partner aan de gestelde voorwaarden voldoet.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het te verwachten is dat er moeilijkheden komen in de toetsing en handhaving op arbeid en inkomen gezien de onzekerheden van de oorlogssituatie in Oekraïne. Waarom heeft de Minister toch voor deze algemene vorm van toetsing en handhaving in combinatie met monitoring gekozen en niet een uitzondering die beter aansluit bij de uitzonderlijke oorlogssituatie? Wat zou Toeslagen bij de huidige vorm van toetsing moeten besluiten over de aanspraak op KOT als de in Nederland verblijvende partner aan de arbeidseis voldoet, maar het voor de partner in het buitenland niet vast te stellen is?

De leden van de SGP-fractie lezen dat er zich moeilijkheden in de uitvoering kunnen voordoen, bijvoorbeeld als gevolg van politieke instabiliteit of oorlog in een land. De regering geeft aan zich hiervan bewust te zijn. Daarnaast geeft Toeslagen aan dat de arbeidseis niet altijd handhaafbaar zal zijn. Deze leden vragen de regering ook in te gaan op hoe zij hiermee verwachten om te gaan en wat zij gaan doen om deze moeilijkheden in de uitvoering te voorkomen of te verhelpen. Zeker in het geval van Oekraïense ontheemden is de situatie niet ondenkbeeldig dat de partner die daar vecht of leeft, niet bereikbaar is voor Toeslagen. Deze leden ontvangen graag een reflectie hierop.

De leden van de SGP-fractie vragen de regering uiteen te zetten wat wordt gedaan als niet kan worden vastgesteld of aan de voorwaarden voor definitief toekennen van KOT is voldaan.

Het is – vanwege het gelijkheidsbeginsel – niet juridisch haalbaar om andere voorwaarden te verbinden aan de toeslagaanvraag van de groep Oekraïense ontheemden dan voor andere mensen met toegang tot de arbeidsmarkt. Daarom is ervoor gekozen om Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de EU aanspraak te laten maken op kinderopvangtoeslag, mits wordt voldaan aan de bestaande voorwaarden.

Eerder is beschreven dat de handhaving van de arbeidseis in geval van een partner buiten Nederland lastig kan zijn. Afhankelijk van het land waar de partner verblijft, kan de partner bijvoorbeeld als gevolg van (burger)oorlog slecht bereikbaar zijn of kan sprake zijn van minder goede administratieve vastlegging van dienstverbanden of (salaris)betalingen. Het opvragen en verkrijgen van betrouwbare informatie is dan moeilijker. In de behandeling van dergelijke aanvragen zal Dienst Toeslagen de achtergrond en de gezinssituatie van de aanvrager in acht nemen om te bepalen hoe aannemelijk het is dat aan de arbeidseis en de inkomenseis wordt voldaan. In het geval van Oekraïense ontheemden kan aannemelijk blijken dat de partner die nog in Oekraïne verblijft aan het werk is, omdat hij onder de dienstplicht valt. Wanneer helemaal geen informatie wordt aangeleverd en wanneer vanuit de beschikbare informatie na beoordeling niet aannemelijk wordt geacht dat de aanvrager en diens partner aan de arbeidseis voldoen, kan uiteindelijk een nihilstelling volgen.

De leden van de SGP-fractie vragen wat er gebeurt met de toegang tot de arbeidsmarkt en het recht op KOT voor Oekraïense ontheemden als na verloop van tijd de Richtlijn Tijdelijke Bescherming weer buitenwerking wordt gesteld. En wat gebeurt er wanneer ouders besluiten terug te keren naar Oekraïne, of Nederland verlaten? En hoe houdt de Belastingdienst dit in de gaten?

Na afloop van de werkingsduur van de Richtlijn tijdelijke bescherming vervalt in beginsel het verblijfsrecht en daarmee het recht op toegang tot de arbeidsmarkt en aanspraak op kinderopvangtoeslag. Er wordt nagedacht hoe na afloop van de beschermingsduur met Oekraïense ontheemden zal worden omgegaan. Dit gebeurt zowel op EU-niveau als in de lidstaten. De keuzes die worden gemaakt, zullen uiteraard van invloed zijn op de toegang van de Oekraïense ontheemden tot de arbeidsmarkt en hun aanspraak op kinderopvangtoeslag.

Om aanspraak te maken op kinderopvangtoeslag moet er gebruik worden gemaakt van kinderopvang. Indien beide ouders terug gaan naar Oekraïne vervalt de aanspraak op kinderopvangtoeslag. Indien één van beide ouders in Nederland blijft en werkt en zijn of haar partner terug gaat naar Oekraïne en daar voldoet aan de arbeidseis, blijft de aanspraak op kinderopvangtoeslag behouden op grond van het voorliggende wetsvoorstel. Wanneer de Richtlijn tijdelijke bescherming buiten werking wordt gesteld, vervalt de aanspraak van Oekraïense ontheemden op kinderopvangtoeslag en voldoen zij niet meer aan de reguliere voorwaarden voor kinderopvangtoeslag. In het algemeen geldt dat als een burger verhuist naar een adres buiten de EU, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland de aanspraak op kinderopvangtoeslag vervalt. Indien de burger de toeslag nog niet zelf heeft stopzet, kan de aanvraag van de burger door Dienst Toeslagen worden geselecteerd voor beoordeling op basis van de gegevens uit de BRP of van de kinderopvangorganisatie. Dit kan leiden tot stopzetting en terugvordering van kinderopvangtoeslag.

9. Monitoring van effecten van de wetswijziging

De leden van de VVD-fractie vragen of, gezien de vele onzekerheden in de uitvoering waar de regering ook terecht aandacht aan besteed, het wellicht verstandig zou zijn om een horizonbepaling of vervalclausule in dit wetsvoorstel te verwerken. Het lijkt deze leden goed om deze wet namelijk, als deze eventueel ongewijzigd aangenomen zou worden, snel te evalueren om knelpunten weg te nemen en eventuele negatieve financiële gevolgen te beperken. Hoe beziet de regering dit voorstel? Wat verstaat de regering onder «niet-beoogde neveneffecten»: is hier al een kader voor, en zo nee: wanneer kunnen we dit verwachten? En welke consequenties voor het beleid zullen niet-beoogde effecten hebben?

Graag zien de leden van de D66-fractie dat ook de toegang tot VVE en de ontwikkeling van jonge kinderen, die kan verbeteren dankzij dit wetsvoorstel, worden meegenomen in de monitoring en evaluatie van deze wetswijziging. Deze leden vragen of de regering bereid is deze onderwerpen te betrekken bij de monitoring.

Voor Oekraïense ontheemden is opgenomen dat hun aanspraak op kinderopvangtoeslag vervalt op het moment dat de Richtlijn tijdelijke bescherming afloopt. De aanpassing van de regelgeving bij ouders met een partner buiten de EU is structureel. Ik onderschrijf het voorstel van de VVD-fractie om deze wetswijziging snel te evalueren. Het doel van de wetswijziging is dat zowel Oekraïense ontheemden als ouders met een partner buiten de EU als gevolg van aanspraak op kinderopvangtoeslag de zorg voor hun kinderen beter kunnen combineren met arbeidsparticipatie. In de Memorie van Toelichting wordt genoemd dat zowel beoogde effecten als niet-beoogde neveneffecten gemonitord worden.

Met niet-beoogde neveneffecten wordt in algemene zin bedoeld dat misbruik of oneigenlijk gebruik van kinderopvangtoeslag optreedt. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een ouder die moedwillig kinderopvangtoeslag aanvraagt terwijl niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Zoals eerder in de beantwoording aangegeven, wordt door Dienst Toeslagen het reguliere handhavingsproces gevolgd. Wanneer na uitvraag geen informatie wordt aangeleverd of wanneer vanuit de beschikbare informatie na beoordeling niet aannemelijk wordt geacht dat de aanvrager en diens partner aan de voorwaarden voldoen, volgt uiteindelijk nihilstelling. Ten behoeve van de monitoring geldt dat, waar mogelijk en beschikbaar, cijfers van Dienst Toeslagen over het gebruik van kinderopvang onder Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de EU worden gebruikt, al dan niet aangevuld met (een extern) kwalitatief onderzoek. Tevens zal een invoeringstoets worden gedaan zodra voldoende informatie beschikbaar is. Daarin zal ook aandacht zijn voor de handhaafbaarheid van de wetswijziging. Afhankelijk van de uitkomst is het mogelijk dat de wetswijziging (deels) wordt herzien. Voor een invoeringstoets is het van belang dat een substantieel aantal aanvragen definitief zijn toegekend. Dienst Toeslagen start rond juni van het volgende kalenderjaar met de definitieve toekenning. Een goed moment om te starten met de invoeringstoets is daarom zodra de definitieve toekenning van de kinderopvangtoeslag over 2023 bijna is afgerond. Dit zal naar verwachting rond het einde van 2024 zijn.

Ten aanzien van de vraag van de D66-fractie om toegang tot voor- en vroegschoolse educatie (vve) en de ontwikkeling van jonge kinderen mee te nemen in de monitoring, is het volgende te melden. Vve valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van OCW. Zij bereiden momenteel een aparte specifieke uitkering (SPUK) voor ten behoeve van extra middelen voor voorschoolse educatie aan Oekraïense peuters tijdens het schooljaar 2022–2023. Het wetsvoorstel dat nu voorligt, doelt op de kinderopvangtoeslag en daarmee op het combineren van arbeid en zorg voor ouders. Gezien de andere verantwoordelijkheid en doelstelling van voorschoolse educatie, zal dit niet worden meegenomen in de monitoring en evaluatie vanuit SZW. De toegankelijkheid van kinderopvang inclusief voorschoolse educatie en de pedagogische kwaliteit worden wel in het algemeen gemonitord.

10. Uitgebrachte adviezen

De aandacht die in de communicatie van Toeslagen wordt besteed aan de uitleg van het onderscheid tussen Oekraïense ontheemden en andere statushouders leidt tot vragen bij de leden van de D66-fractie. Deze leden vragen de regering waarom het nodig is dit onderscheid zo te maken en om toe te lichten hoe dit onderscheid uitgelegd zal worden door de dienst Toeslagen.

Ontheemde Oekraïners hebben een status als tijdelijke beschermde vanwege de Richtlijn 2001/55/EG. Op grond van deze richtlijn heeft de ontheemde Oekraïner direct toegang tot de arbeidsmarkt. Het aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, zodat men betaald werk beter kan combineren met de zorg voor jonge kinderen, draagt hier aan bij.

Onderscheid in communicatie is nodig, omdat het recht op kinderopvangtoeslag in dit geval (deels) op andere voorwaarden is gebaseerd. In de reguliere communicatie wordt uitgelegd dat mensen met een andere nationaliteit die legaal in Nederland wonen, aanspraak kunnen hebben op kinderopvangtoeslag. Zij moeten de nationaliteit hebben van een EU-land, Liechtenstein, Noorwegen, IJsland of Zwitserland of in het bezit zijn van een verblijfsvergunning. Ontheemde Oekraïners voldoen niet aan deze voorwaarden. Zij zouden ten onrechte kunnen concluderen dat ze daarom geen aanspraak hebben op kinderopvangtoeslag.

Dienst Toeslagen heeft stakeholders en intermediaire partijen, waaronder bijvoorbeeld het COA, geïnformeerd over de speciale regelingen voor Oekraïense ontheemden. Onder andere tijdens de Najaarsbijeenkomst op 15 december 202212 en op het Kennisnetwerk.13 Voor burgers staat op de website een pagina over recht op toeslagen voor mensen met een andere nationaliteit.14 In de eerste alinea wordt verwezen naar de speciale situatie en de speciale webpagina over het recht op toeslagen voor Oekraïners.15

11. Gevolgen regeldruk

12. Uitkomsten internetconsultatie

De zorgen die ook uit de reacties op de internetconsultatie blijken rond het personeelstekort in de kinderopvang herkennen de leden van de D66-fractie. Deze leden vragen daarom naar de maatregelen die de regering neemt om het personeelstekort te verminderen, zoals het overnemen van de adviezen uit het kom-in-actieplan dat is ingediend door het lid Sahla (D66) tijdens het commissiedebat kinderopvang. Deze leden vragen de regering op welke termijn medewerkers van de dagopvang op de buitenschoolse opvang kunnen werken en vice versa. Omdat de tekorten nu tot problemen leiden, vragen deze leden concreet naar wat de regering ervan weerhoudt om dit per direct mogelijk te maken, bijvoorbeeld via een noodregeling.

Het kom-in-actie-plan van D66 bevat voorstellen om het personeelstekort aan te pakken door meer uren werken te stimuleren en de administratieve lasten aan te pakken. Veel waar om gevraagd wordt in het kom-in-actieplan is nu al mogelijk. Met een diploma voor werken in de kinderdagopvang kan je ook in de buitenschoolse opvang (BSO) werken. Op al deze punten zijn samen met de sector al stappen gezet. Hierover is uw Kamer geïnformeerd in een brief van 5 september 2022.

Een pedagogisch professional kan in principe al vaak op zowel de buitenschoolse opvang als de dagopvang werken. Iemand die wat betreft beroepskwalificaties in aanmerking komt voor dagopvang, komt ook in aanmerking voor BSO. Andersom niet altijd. De kwalificatie-eisen voor de kinderopvang zijn belegd bij de cao-partijen. Zij maken hier gezamenlijk afspraken over. Verschillen in kwalificatie-eisen voor kinderdagopvang en BSO komen voort uit het gegeven dat sommige diploma’s meer geschikt zijn voor ontwikkelingsgericht werken met peuters of juist voor sport of cultuur voor oudere kinderen op de BSO.

Uit onderzoek blijkt dat een derde van de BSO-medewerkers meer uren zou willen werken. De sector is daarom begin oktober gestart met een deeltijdfactorproject in samenwerking met Stichting Het Potentieel Pakken. Dit project wordt ondersteund met een subsidie vanuit SZW. Oplossingsrichtingen als combinatiebanen tussen BSO en dagopvang om grotere contracten te kunnen bieden, zullen hierin worden meegenomen.

Combinatiebanen in de kinderopvang komen reeds voor, maar in de praktijk ervaart men soms belemmeringen om dit op grotere schaal in te zetten. In oktober is de sector gestart met een onderzoek naar de succesfactoren en knelpunten bij combinatiebanen, binnen en buiten de kinderopvangsector. Dit onderzoek wordt ondersteund met een subsidie van het Ministerie van SZW. De lessen hieruit zullen worden gebruikt om combinatiebanen binnen de kinderopvangsector of tussen de kinderopvangsector en andere sectoren, te stimuleren.

Voor mensen in opleiding zijn al veel mogelijkheden om formatief ingezet te worden. De inzet van beroepskrachten in opleiding is verruimd tot 50%.

Op dit moment loopt er een verkenning van de Ministeries van OCW en VWS naar de mogelijkheden van het invoeren van een meeruren- of voltijdbonus en zijn pilots gestart. Andere sectoren kunnen desgewenst de uitkomsten van deze aanpak in de zorg en het onderwijs benutten.

Daarnaast wordt via een aantal wijzigingen van de kwaliteitseisen de werk- en regeldruk verminderd, met behoud van kwaliteit. Denk aan een afwijkingsmogelijkheid van het vaste gezichtencriterium en inzet van anders gekwalificeerden in de BSO. Het inzetten van beroepskrachten in opleiding als vaste beroepskracht (ook wel vast gezicht) vermindert roosterproblemen door de arbeidsmarktkrapte. Daarnaast heeft de wijziging als doel om de werkdruk van gediplomeerde beroepskrachten te verlagen, doordat de kans op het moeten werken van ongewenste extra arbeidsuren kleiner wordt. Het inzetten van anders-gekwalificeerde beroepskrachten biedt kansen om medewerkers met andere talenten te betrekken bij het activiteitenprogramma van de buitenschoolse opvang. Tegelijkertijd kan het leiden tot een verbreding van het arbeidspotentieel. Op deze manier vermindert de werkdruk, zodat pedagogisch professionals de best mogelijke kinderopvang kunnen bieden. Naar verwachting worden deze voorgenomen wijzigingen in juni a.s. aan uw Kamer voorgelegd ten behoeve van de voorhangprocedure.

Groepshulpen zijn een mooi initiatief. Dit verlaagt de werkdruk van pedagogische professionals en biedt groepshulpen werkervaring en doorgroeimogelijkheden. Het Ministerie van SZW is momenteel bezig om de kansen en knelpunten voor een duurzame inzet van groepshulpen in kaart te brengen. Dit doet het ministerie ook voor specifieke groepen als nieuwkomers en mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Om de zijinstroom van deze groepen te stimuleren, wordt een loopbaan-pad ontwikkeld, waarbij mensen zich stapsgewijs kunnen ontwikkelen naar werk in de kinderopvang.

De leden van de D66-fractie hechten grote waarde aan het oplossen van het knelpunt met de Alleenstaande Ouder (ALO-)kop bij het kindgebonden budget voor vluchtelingen. Zij vragen de regering op welke termijn zij een afschrift van haar reactie aan VluchtelingenWerk met de Kamer zal delen. Zij sporen de regering aan om in deze reactie haar oplossingsrichting echt concreet uit te werken en de budgettaire effecten en mogelijke dekking hiervan goed in kaart te brengen.

De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen & Douane heeft de Kamer in december mede namens de toeslagdepartementen geïnformeerd over de afwegingen die gemaakt moeten worden voor besluitvorming over de verbetermaatregelen in het toeslagenstelsel. Om terugvorderingen van de ALO-kop bij statushouders te voorkomen, werkt SZW samen met VluchtelingenWerk, Dienst Toeslagen en de VNG aan verbeterde communicatie richting deze burgers

Daarnaast wordt bij gemeenten doorlopend onder de aandacht gebracht dat zij conform de uitspraak van de Centrale raad van beroep (2018) op grond van artikel 18 van de Participatiewet gehouden zijn om in individuele gevallen de hoogte van de algemene bijstand af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Daarbij dient aansluiting te worden gezocht bij het per die datum geldende bedrag van de ALO-kop, tenzij er sprake is van bijvoorbeeld voldoende vermogen. Een reactiebrief aan VluchtelingenWerk met een update van de ingezette acties zal te zijner tijd met uw Kamer gedeeld worden.

13. Inwerkingtreding

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat vanwege het gelijkheidsbeginsel zowel Oekraïense ontheemden als ouders met een partner buiten de EU met dit voorstel aanspraak maken op KOT. Echter is wel gekozen om alleen voor de periode vanaf 4 maart 2022 met terugwerkende kracht KOT voor de afgenomen kinderopvang toe te kennen, terwijl andere ouders met een partner buiten de EU wellicht al langer geen aanspraak maken op KOT. Hoe verhoudt dit zich volgens de Minister tot het gelijkheidsbeginsel?

Tot 4 maart 2022 gold dat alleen een ouder met een partner die in een EU-lidstaat, de EER of Zwitserland woonde, aanspraak kon maken op kinderopvangtoeslag. De politieke keuze om die aanspraak ook van toepassing te laten zijn indien een partner buiten de EU, EER of Zwitserland woonde, is eerder niet gemaakt. Dat die keuze met dit wetsvoorstel wel wordt gemaakt, leidt niet tot strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel.

Er zullen uiteraard ouders met een partner buiten de EU of Zwitserland zijn die voor 4 maart 2022 al aanspraak wilden maken op kinderopvangtoeslag. Een inwerkingtredingsdatum van een wet zorgt er per definitie voor dat rechten of plichten ontstaan die voor die datum niet bestonden. Dat betekent echter niet dat daarmee sprake is van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel. Die strijdigheid is er als gelijke gevallen ongelijk behandeld worden en daar (kort gezegd) geen rechtvaardigheidsgrond voor is. In dit geval werden tot 4 maart 2022 ongelijke gevallen, te weten EU-burgers en Zwitsers vs. non-EU-burgers, ongelijk behandeld.

Ten aanzien van de inwerkingtreding en de communicatie over deze maatregelen hebben de leden van de SGP-fractie een aantal vragen. Waarom is gekozen voor deze route, waarbij een maatregel waarvan het wetsvoorstel nog niet door het parlement is geaccordeerd wel al ten uitvoer wordt gebracht? Om welke reden heeft de regering er niet voor gekozen de behandeling in het parlement af te wachten cq. in te zetten op een spoedbehandeling? Nu lijkt de Tweede Kamer zich geplaatst te zien voor een voldongen feit.

De kinderopvang is een essentiële sector voor ouders om arbeid en zorg te kunnen combineren. Het vormt daarmee een randvoorwaarde voor arbeidsparticipatie in andere sectoren. Op basis van de Europese Richtlijn tijdelijke bescherming hebben Oekraïense ontheemden binnen de EU recht op onder meer toegang tot arbeid. Toegang tot kinderopvang is belangrijk om uiting te kunnen geven aan dat recht. Het is ook wenselijk om Oekraïense ontheemden de gelegenheid te bieden te kunnen werken en in hun eigen onderhoud te laten voorzien. Dat alles in ogenschouw genomen, leidde zoals aangegeven in de Kamerbrief van 15 juni 202216 ertoe dat ervoor is gekozen – vooruitlopend op de parlementaire behandeling – het voorgenomen beleid reeds ten uitvoer te brengen. Dienst Toeslagen voert dit beleid met terugwerkende kracht vanaf 4 maart 2022 conform dit wetsvoorstel uit.

Tegen deze achtergrond, wat vindt de regering van het feit dat op de website van de Belastingdienst is te lezen: «Sinds 4 maart 2022 kunt u ook kinderopvangtoeslag krijgen als uw partner niet in een EU-lidstaat, Noorwegen, IJsland, of Zwitserland of Liechtenstein woont?» In eerdere Kamerbrieven was aangegeven dat in overheidscommunicatie in ieder geval zou worden opgemerkt dat dit voorstel nog moet worden behandeld in het parlement. Daarvan is geen spoor te bekennen op de desbetreffende website.17

Op de website van de Rijksoverheid over de opvang van Oekraïense ontheemden is ook informatie opgenomen over het gebruik van kinderopvang. Bij deze informatie is dit voorbehoud gemaakt.18 Aan Dienst Toeslagen is verzocht om conform de voorgenomen wetswijziging te handelen. Met het voorstel maakt het kabinet het mogelijk dat Oekraïense ontheemden en andere ouders met een partner buiten de EU zo snel mogelijk gebruik kunnen maken van kinderopvangtoeslag en deel kunnen nemen aan de Nederlandse arbeidsmarkt. Vanuit burgerperspectief probeert Dienst Toeslagen voorwaarden voor verschillende toeslagen duidelijk te communiceren. Het voorbehoud dat het parlement nog moet instemmen, kan leiden tot onzekerheid en vragen bij burgers. Bovendien zouden burgers om die reden van de toeslag kunnen afzien, hetgeen onwenselijk zou zijn, gezien de aanleiding van de voorgenomen wetswijziging. Het voorbehoud op de website van Dienst Toeslagen is daarom niet expliciet gemaakt. Deze afweging had ten tijde van dit besluit met uw Kamer moeten worden gedeeld. Het kabinet deelt echter wel deze lezing van Dienst Toeslagen en stelt dan ook voor om niet alsnog dit voorbehoud in de communicatie op te nemen. Hiervoor vraag ik uw begrip.

II. Artikelsgewijs

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip