Gepubliceerd: 29 augustus 2022
Indiener(s): Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66)
Onderwerpen: hoger onderwijs onderwijs en wetenschap spoor verkeer
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36126-6.html
ID: 36126-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 31 augustus 2022

De regering dankt de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de schriftelijke inbreng bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van nieuwe betaalmethoden in het openbaar vervoer. De regering is erkentelijk voor de getoonde belangstelling en de vragen van de leden van de fracties van D66, CDA, SP, GroenLinks en ChristenUnie.

Deze nota naar aanleiding van het verslag volgt de indeling van het verslag.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Voornoemde leden hebben nog een enkele vraag.

In de memorie van toelichting staat beschreven dat in plaats van dat de student het studentenreisproduct zelf stop dient te zetten bij een daarvoor bestemde ophaalautomaat het studentenreisproduct automatisch stop wordt gezet via de backoffice op het moment dat de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) aan de Regisseur Studenten Reisrecht doorgeeft dat de betreffende student niet meer over reisrecht beschikt. De leden van de CDA-fractie willen graag weten wanneer DUO hier toe over gaat.

Dat hangt van de specifieke situatie van de student af. Na uitfasering van de OV-chipkaart zal DUO de volgende werkwijze hanteren:

  • Indien een student nog niet is afgestudeerd, maar wel al zijn maanden reisrecht heeft verbruikt, dan zal zijn studentenreisproduct uiterlijk binnen enkele dagen automatisch stopgezet worden. Als bijvoorbeeld het reisrecht op 1 oktober afloopt, dan zal DUO uiterlijk in de eerste dagen van oktober aan de Regisseur Studenten Reisrecht (RSR) doorgeven dat er geen reisrecht meer bestaat. RSR zal vervolgens zo snel mogelijk het studentenreisproduct beëindigen. Ervan uitgaande dat de student tot op dat moment een geldige inschrijving heeft bij zijn onderwijsinstelling, kunnen er in zo’n situatie geen ov-boetes meer ontstaan.

  • Indien er geen sprake is van reisrecht dat afloopt, maar van een situatie waarin DUO van een onderwijsinstelling een uitschrijving ontvangt (omdat de student is afgestudeerd of is gestopt met zijn studie), dan hanteert DUO eerst een dempingsperiode van zeven dagen1 voordat zij aan RSR doorgeeft dat er geen reisrecht meer bestaat. Deze informatie-uitwisseling tussen DUO en RSR vindt dagelijks plaats. RSR zal vervolgens zo snel mogelijk het studentenreisproduct beëindigen. In zo’n situatie zullen veelal geen ov-boetes meer ontstaan. In sommige gevallen kunnen echter (ook na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel en het uitfaseren van de OV-chipkaart) nog steeds ov-boetes worden opgelegd:

    • a) Wanneer een instelling een student met terugwerkende kracht uitschrijft, kan DUO pas met terugwerkende kracht vaststellen dat diens reisrecht is verlopen. Als de student in de tussenliggende periode heeft gereisd met het studentenreisproduct, volgt een ov-boete; of

    • b) Wanneer een instelling een uitschrijving niet direct doorgeeft (mbo-instellingen hebben hier zeven dagen de tijd voor en hoger onderwijsinstellingen acht weken), kan er door deze verwerkingstermijn een situatie ontstaat waarin DUO met terugwerkende kracht vaststelt dat een student geen reisrecht meer had. Als de student in de tussenliggende periode heeft gereisd met het studentenreisproduct, volgt een ov-boete.

Over de bovengenoemde twee situaties is uw Kamer via brieven van 15 oktober 20212 en 21 februari 20223 geïnformeerd. In die brieven heb ik toegelicht waarom ik, ondanks het risico op het ontstaan van ov-boetes, niet overga tot een verbod op uitschrijving met terugwerkende kracht. In de laatste brief is ook toegelicht waarom, in het belang van studenten, vooralsnog niet wordt overgegaan tot het inkorten van de bovengenoemde acht weken die hoger onderwijsinstellingen hebben om een uitschrijving door te geven. Wel heb ik maatregelen aangekondigd om studenten in deze situaties zoveel mogelijk te behoeden voor ov-boetes.4 Het gaat om de volgende twee maatregelen:

  • DUO zal vanaf medio oktober-november 2022 contact opnemen met instellingen die vaak studenten met terugwerkende kracht uitschrijven of uitschrijvingen traag doorgeven. DUO zal de betreffende onderwijsinstellingen dan wijzen op dit gegeven en de negatieve gevolgen die dit voor studenten kan hebben.

  • DUO zal maatwerk toe gaan passen door ov-boetes kwijt te schelden als een student kan aantonen dat die boete het gevolg is van trage administratie bij de onderwijsinstelling. Deze werkwijze wordt eveneens medio oktober-november 2022 geïmplementeerd over de ontvangen uitschrijvingen vanaf de start van het studiejaar 2022–2023.

Tevens horen zij graag van de Minister wat de stand van zaken is rondom het voorkomen van OV-boetes vanwege het met terugwerkende kracht uitschrijven van studenten, waardoor zij nooit wisten dat ze hun studentenreisproduct stop moesten zetten? Hoe verhouden deze maatregelen zich ten opzichte van dit wetsvoorstel?

Zie het antwoord op de vorige vraag. Sinds het verschijnen van de bovengenoemde brief van 21 februari 2022, zijn de Vereniging Hogescholen (VH) en Universiteiten in Nederland (UNL) gestart met een verkenning over hoe verschillen in interpretatie van de «diplomadatum» verkleind kunnen worden. Eenduidigheid over de definitie van «diplomadatum»5 zou kunnen leiden tot minder ov-boetes onder studenten in het hoger onderwijs. In afwachting van de uitkomsten van deze verkenning heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ook de afgelopen periode weer (via de VH en UNL, maar ook via de MBO Raad) aandacht gevraagd bij onderwijsinstellingen voor het verstrekken van duidelijke communicatie aan studenten over hun diplomadatum en voor het belang van tijdige uitwisseling van gegevens met DUO.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van nieuwe betaalmethoden in het openbaar vervoer. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

In de memorie van toelichting valt te lezen dat door de techniek die met het nieuwe betaalsysteem gepaard gaat, studenten hun studentenreisproduct niet altijd meer zelf stop hoeven zetten. De leden van de SP-fractie lezen dit zo dat er nog wel gevallen denkbaar zijn waarin een student zelf zijn studentenreisproduct moet stop zetten en vragen de Minister of dit het geval is. Als dit het geval is, zijn deze leden benieuwd in welke gevallen studenten wel of niet hun studentenreisproduct zelf stop moeten zetten en waarom er niet is gekozen om in alle gevallen het studentenreisproduct automatisch stop te zetten wanneer het reisrecht vervalt.

Na uitfasering van de OV-chipkaart, zal DUO in álle gevallen waarin zij vaststelt dat een student geen reisrecht meer heeft, maar nog wel een geactiveerd studentenreisproduct, een signaal doorgeven aan RSR waarna RSR het studentenreisproduct zo snel mogelijk beëindigt. In sommige gevallen gaat er echter enige tijd overheen voordat DUO kan vaststellen dat een student geen reisrecht meer heeft. In die gevallen kan een student nog steeds een ov-boete oplopen (zie ook mijn antwoord op de eerste vraag van de CDA-fractie hierover). In veel van die gevallen zijn studenten zich overigens wel bewust dat ze niet meer met hun studentenreisproduct mogen reizen. Zo kunnen ze hier op geattendeerd zijn door hun instelling of de hoger onderwijsstudent heeft zelf een verzoek tot uitschrijving gedaan bij Studielink en is toen gewezen op de gevolgen voor zijn recht op studiefinanciering. Om te voorkomen dat je als student tegen een ov-boete aanloopt, kan het dus heel verstandig zijn om (na uitfasering van de OV-chipkaart), vooruitlopend op het signaal dat DUO aan RSR geeft, zelf het studentenreisproduct stop te zetten op de website www.studentenreisproduct.nl. DUO zal, in afstemming met de studentenorganisaties, de komende periode bezien hoe zij de communicatie aan studenten hierover zo goed mogelijk kan inrichten (bijvoorbeeld via haar website).

De leden van de SP-fractie vragen zich daarnaast af op welk moment DUO aan de Regisseur Studenten Reisrecht (RSR) doorgeeft dat de betreffende student niet meer over het reisrecht beschikt. In het verleden is hier wel eens onduidelijkheid over geweest. Is het wanneer de student al zijn studiepunten heeft behaald, of wanneer de student zijn diploma in ontvangst neemt? De leden van de SP-fractie willen de Minister vragen om hier duidelijkheid over te verschaffen en ervoor zorg te dragen dat mbo-scholen, hogescholen en universiteiten dezelfde procedures hanteren, zodat het voor de student duidelijk is wanneer zijn reisrecht vervalt.

Zie het antwoord op de eerste vraag van de CDA-fractie voor het moment waarop DUO aan RSR doorgeeft dat een betreffende student niet meer over het reisrecht beschikt. In algemene zin geldt dat het reisrecht eindigt, omdat het maximale aantal maanden reisrecht is verbruikt of omdat een student is uitgeschreven bij een onderwijsinstelling (door het vroegtijdig afbreken van de studie of het afstuderen). In het geval van afstuderen wordt als uitschrijvingsdatum de «diplomadatum» gehanteerd. Voor mbo-instellingen geldt dat de diplomadatum de datum is waarop de examencommissie heeft vastgesteld dat de student aan alle diplomavereisten heeft voldaan. Voor hoger onderwijsinstellingen geldt dat zij momenteel verschillende interpretaties van de diplomadatum hanteren. In de brief van 21 februari 20226 heb ik hoger onderwijsinstellingen opgeroepen te verkennen hoe die verschillen in interpretaties verkleind kunnen worden. Zie ook het antwoord op de tweede vraag van de CDA-fractie.

De leden van de SP-fractie zien deze wetswijziging als een positieve verandering en het is belangrijk dat deze wijziging goed wordt gecommuniceerd naar studenten. In de memorie van toelichting lezen deze leden dat de communicatie door verschillende partijen, waaronder DUO, RSR en de vervoerders dient te worden verstrekt en dat de communicatie zorgvuldig op elkaar zal worden afgestemd. De leden van de SP-fractie vragen wat dit betekent. Worden onderwijsinstellingen hier ook bij betrokken? Deze leden kunnen zich namelijk voorstellen dat instellingen hier ook een goede rol in kunnen vervullen.

Zorgvuldige afstemming van de communicatie tussen DUO, RSR en de vervoerders betekent bijvoorbeeld dat er goede afspraken gemaakt zullen worden over wie precies welke informatie deelt. Het uitgangspunt daarbij is uiteraard dat elke partij met name die informatie deelt, die bij zijn rol en verantwoordelijkheid past. Ook zullen er goede afspraken worden gemaakt over precieze woordkeuzes, zodat de boodschap eenduidig en herkenbaar is en zo helder mogelijk is voor studenten (en andere reizigers). De regering neemt graag de suggestie van deze leden over om ook met onderwijsinstellingen te bespreken of en zo ja, hoe zij kunnen bijdragen aan de communicatie richting studenten.

Daarnaast vragen zij op welke manier studenten nog meer worden benaderd om hen te informeren over deze wijziging en vragen de Minister om hier iets concreter over te zijn dan nu in de memorie van toelichting staat beschreven.

De komende maanden stelt DUO een communicatieplan op in afstemming met RSR, vervoerders en studentenorganisaties. Hoe de communicatie er precies uit komt te zien, kan de regering dus nog niet melden. Wel zal er in ieder geval zowel algemene communicatie plaatsvinden (bijv. via de website van DUO en via www.studentenreisproduct.nl) als gerichte persoonlijke communicatie aan studenten (bijv. via berichten aan studenten en via de nieuwsbrief die RSR periodiek aan studenten stuurt).

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavig wetsvoorstel. Voornoemde leden hebben enkele vragen ter verduidelijking.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het nieuwe betaalsysteem tot gevolg heeft dat studenten het studentenreisproduct niet altijd meer zelf hoeven stop te zetten. Voornoemde leden zijn verheugd om te lezen dat hiermee de dalende lijn in het aantal OV-boetes naar verwachting door zal zetten.

Toch lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat dat niet voor alle OV-boetes zal gelden. Zo geeft de Minister als voorbeeld een student in het hoger onderwijs die niet wordt ingeschreven bij een opleiding, omdat hij niet aan de vooropleidingseisen voldoet maar al wel van DUO een reisvoorziening toegekend heeft gekregen naar aanleiding van een aanvraag. Als de student in die periode wel met het studentenreisproduct heeft gereisd, ontvangt hij een of meerdere OV-boetes.

Kan de Minister toelichten waarom het in dit geval niet mogelijk is om het studentenreisproduct ook te laten stopzetten via de backoffice, als bekend is dat de student niet is ingeschreven?

Op het moment dat DUO (in het door de GroenLinks-fractie aangehaalde voorbeeld) enkele weken na de start van het collegejaar vaststelt dat de betreffende student niet is ingeschreven bij de onderwijsinstelling, zal DUO direct na de dempingsperiode van zeven dagen (zie hierover mijn antwoord op de eerste vraag van de CDA-fractie) het reisrecht beëindigen en de student daarover informeren. Op dat moment zal DUO ook een signaal aan RSR geven, waarna RSR het studentenreisproduct zo snel mogelijk beëindigt (als de student dat in de tussentijd nog niet zelf heeft gedaan). Het studentenreisproduct wordt dan dus ook via de backoffice stopgezet. De student zal echter over de periode waarin hij ten onrechte gebruik heeft gemaakt van een studentenreisproduct wel één of meerdere ov-boetes krijgen indien hij met het studentenreisproduct heeft gereisd.

Dit type ov-boetes zou men op twee manieren kunnen terugdringen, maar ik acht beide onwenselijk, omdat deze voor het overgrote deel van de studentenpopulatie nadelige effecten hebben:

  • DUO zou ervoor kunnen kiezen pas een studentenreisproduct toe te kennen op het moment dat DUO van de betreffende onderwijsinstelling de inschrijving van de student heeft ontvangen. Dat zal er echter toe leiden dat heel veel nieuwe studenten bij de start van hun studie nog geen gebruik kunnen maken van hun studentenreisproduct, waardoor zij met (forse) reiskosten worden geconfronteerd.

  • DUO zou ervoor kunnen kiezen al heel snel na de start van het studiejaar (bijvoorbeeld begin augustus voor nieuwe mbo-studenten en begin september voor nieuwe hoger onderwijsstudenten) de inschrijfcontrole te doen en daarmee vast te stellen of de student daadwerkelijk is ingeschreven. Dat zou er echter toe leiden dat heel veel nieuwe studenten ten onrechte het bericht krijgen dat ze hun studentenreisproduct moeten stopzetten, of (na uitfasering van de OV-chipkaart) te maken krijgen met de situatie dat hun studentenreisproduct via de backoffice is beëindigd. Veel onderwijsinstellingen hebben namelijk kort na de start van hun studiejaar nog niet alle inschrijvingen van studenten aan DUO kunnen doorgeven. Naast de terechte verwarring die dan optreedt, zouden studenten handelingen moeten verrichten om opnieuw een studentenreisproduct te krijgen.

Is het ook mogelijk om een automatischer stop door de backoffice toe te laten passen, als studenten een tijdje naar het buitenland gaan in het kader van hun studie?

Als een student tijdelijk in het buitenland gaat studeren en aanspraak wil maken op de zogeheten «OV-vergoeding buitenland», dan moet het studentenreisproduct in die betreffende periode zijn stopgezet. Als een student zijn aanvraag voor een OV-vergoeding tijdig aan DUO doorgeeft (het verzoek van DUO is om dit twee maanden van tevoren te doen), dan zal DUO (na uitfasering van de OV-chipkaart) ervoor zorgen dat het studentenreisproduct voor de betreffende periode via de backoffice wordt beëindigd.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat gedurende de overgangsperiode er zowel studenten zijn die gebruikmaken van de oude OV-chipkaart als studenten die (ook) gebruikmaken van de nieuwe vormen voor OV-betalen. Is het mogelijk om gedurende de overgangsperiode coulanter te zijn voor studenten die gebruikmaken van een oude OV-chipkaart en deze vergeten stop te zetten en hierdoor te maken krijgen met een boete? Zo nee, waarom niet?

Ik zie geen aanleiding DUO opdracht te geven om in deze situaties coulance toe te passen. Allereerst omdat de situatie van deze studenten met een OV-chipkaart feitelijk niet anders is dan die van studenten die op dit moment of in eerdere jaren hun studentenreisproduct moe(s)ten stopzetten. Daarbij komt dat als ik dat (nu) wel zou doen, dat er toe kan leiden dat studenten tijdens deze overgangsperiode bewust hun studentenreisproduct niet stopzetten en oneigenlijk gebruik gaan maken van een studentenreisproduct, omdat ze weten dat er wellicht geen (of een lagere) ov-boete zal volgen. Dat zou ik onwenselijk vinden.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van nieuwe betaalmethoden in het openbaar vervoer. Genoemde leden vinden het goed dat de wet met deze wetswijziging geactualiseerd en toekomstbestendig wordt. Naar aanleiding van de wijziging van de wet hebben de leden van de ChristenUnie-fractie een enkele vraag.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat met dit wetsvoorstel en de techniek waarmee het nieuwe betaalsysteem gepaard gaat, verwacht wordt dat het aantal ov-boetes verder zal dalen. De genoemde leden zijn blij met deze ontwikkeling, want nog altijd moeten veel (oud-) studenten een boete betalen. Toch kan een student nog altijd een ov-boete krijgen, bijvoorbeeld als een student niet wordt ingeschreven bij een opleiding, maar wel een DUO-reisproduct heeft aangevraagd. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister wat hij nog meer kan doen om het aantal OV-boetes op dit punt verder terug te dringen. Kan met de nieuwe techniek bijvoorbeeld ook het reisproduct automatisch worden stopgezet wanneer de duur van het reisproduct is verlopen?

De regering is van mening dat zij nu het maximale doet om het aantal ov-boetes terug te dringen, gegeven het uitgangspunt dat de regering geen maatregelen wil treffen die weliswaar zouden leiden tot minder ov-boetes, maar tegelijkertijd gepaard gaan met andere substantiële (soms zelfs grotere) nadelen voor (het merendeel van de) studenten. Of die tegelijkertijd gepaard gaan met risico’s op fraude of oneigenlijk gebruik door studenten of die onevenredige consequenties zouden hebben voor wet- en regelgeving of processen van onderwijsinstellingen.

Het antwoord op de laatste vraag van de ChristenUnie-fractie is bevestigend (zie ook het antwoord op de eerste vraag van de CDA-fractie).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf