Kamerstuk 36027-(R2160)-7

Amendement van het lid Kat over een voorbehoud maken bij artikel 11, tweede lid, onder (c) en (d) van het Verdrag

Dossier: Goedkeuring van het op 2 december 2004 te New York tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Trb. 2010, 272)


Nr. 7 AMENDEMENT VAN HET LID KAT

Ontvangen 12 juni 2023

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin vervalt «ten aanzien van artikel 18» en wordt «het volgende voorbehoud wordt» vervangen door «de volgende voorbehouden worden».

2. Voor «Het Koninkrijk der Nederlanden» wordt de aanduiding «b.» geplaatst.

3. Voor onderdeel b (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. Het Koninkrijk der Nederlanden aanvaardt de bepalingen van artikel 11 van het Verdrag, met uitzondering van het tweede lid, onder (c) en (d).

Toelichting

Dit amendement regelt dat Nederland het VN-verdrag inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen goedkeurt, maar een voorbehoud maakt bij artikel 11, tweede lid, sub c en d.

Artikel 11 van het verdrag bepaalt dat een staat zich in beginsel niet kan beroepen op staatsimmuniteit ten overstaan van een rechter van een andere staat als het gaat om een geding dat betrekking heeft op een arbeidsovereenkomst tussen de staat en een natuurlijke persoon. In lid 2 van dit artikel is een aantal uitzonderingssituaties opgenomen, waarin een staat zich wel op immuniteit kan beroepen. De uitzondering in sub c betreft gedingen over aanstellingen en verlengingen van arbeidsovereenkomsten. Sub d betreft kort samengevat beëindigingen en ontslagen. Dit betekent dat staten zich in gedingen die daarover gaan wel op immuniteit mogen beroepen als ze in een andere staat voor de rechter worden gedaagd.

Indiener is van oordeel dat dit onder omstandigheden voor onwenselijke situaties kan zorgen. Er kan zich bijvoorbeeld de situatie voordoen dat ambassadepersoneel met een arbeidsovereenkomst met een vreemde staat zich schuldig maakt aan onrechtmatig gedrag jegens een andere ambassademedewerker. Als die arbeidsovereenkomst hierdoor beëindigd zou (moeten) worden, kan een geding hierover niet voor de Nederlandse rechter worden gevoerd als die vreemde staat zich op immuniteit beroept. De andere betrokken medewerker heeft dan een slechte rechtspositie. Het risico bestaat dat ook geen schadevergoeding kan worden gevorderd en toegekend.

Vanwege dergelijke situaties die zich zouden kunnen voordoen, stelt indiener voor een voorbehoud te maken bij artikel 11, tweede lid, sub c en d van het verdrag. De Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken heeft ook geadviseerd dit voorbehoud te maken.

Kat