Gepubliceerd: 25 januari 2022
Indiener(s): Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA)
Onderwerpen: internationaal internationale samenwerking verkeer water
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36017-3.html
ID: 36017-(R2159)-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Dit voorstel van rijkswet heeft betrekking op de goedkeuring van het op 5 juli 2021 te Santo Domingo tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Dominicaanse Republiek inzake maritieme afbakening (hierna: het verdrag)1. Het betreft een afbakening van zeegebieden van het Koninkrijk in het Caribisch gebied, waarmee de zeegrens met de Dominicaanse Republiek wordt vastgelegd.

Nadat het Koninkrijk de Dominicaanse Republiek in het verleden eerder heeft uitgenodigd om te onderhandelen over de afbakening van zeegebieden, is uiteindelijk op uitnodiging van de Dominicaanse Republiek in 2020 gestart met verdragsonderhandelingen.

Deze afbakening tussen het Koninkrijk en de Dominicaanse Republiek is in overleg met de andere landen binnen het Koninkrijk tot stand gekomen, in het bijzonder met Aruba en Curaçao, omdat de tot stand gebrachte afbakening betrekking heeft op de zeegebieden van beide landen. Het tot stand komen van de afbakening geeft duidelijkheid over de geografische reikwijdte van de bevoegdheden op zee. Deze kan van belang zijn voor visserijbeheer en bescherming van het mariene milieu of wetenschappelijk zeeonderzoek.

De afbakening vastgelegd in het verdrag is een belangrijk onderdeel van het totaal aan afbakeningen, waarmee de zeegrenzen tussen het Koninkrijk en de Caribische buurstaten worden vastgelegd en sluit aan op de afbakening van zeegebieden met Venezuela vastgelegd in het op 31 maart 1978 te Willemstad tot stand gekomen Grensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela (Trb. 1978, 61; hierna Grensverdrag met Venezuela). Deze afbakening met de Dominicaanse Republiek voltooit daarmee de vaststelling van de internationale zeegrenzen van de landen Aruba en Curaçao. De Dominicaanse Republiek heeft zelf in 1979 een verdrag met Venezuela gesloten over de onderlinge zeegrens.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Het verdrag voorziet in een afbakening van de zeegebieden waar beide Staten op grond van het recht van de zee aanspraak op kunnen maken. Dit betekent in de praktijk dat het verdrag de afbakening inhoudt van de exclusieve economische zone (EEZ) van de landen Aruba en Curaçao en daarmee een afbakening van bevoegdheden bevat, die op grond van het recht van de zee door de kuststaat in dat zeegebied mogen worden uitgeoefend.

Ook is bepaald dat partijen niet mogen afwijken van de in dit verdrag tot stand gebrachte afbakening, als zij in de toekomst wijzigingen aanbrengen in hun zeegebieden.

Artikel 2

Op basis van een serie tevoren overeengekomen basispunten gekozen op de eilanden aan beide zijden van de lijn, is een equidistantielijn tot stand gekomen waarvan de coördinaten zijn opgenomen in artikel 2. De afbakening wordt gevormd door geodetische lijnen die die coördinaten verbinden. De coördinaten die de lijn bepalen zijn vastgesteld in het gangbare WGS 84 stelsel.

In de onderhandelingen met de Dominicaanse Republiek is overeengekomen om de grenslijn tussen het Koninkrijk en de Dominicaanse Republiek in het westen en in het oosten te laten aansluiten op de grenslijn die is vastgelegd in het Grensverdrag met Venezuela.

De afbakening tussen Venezuela en de Dominicaanse Republiek zoals neergelegd in het in 1979 tot stand gekomen Grensverdrag tussen de Dominicaanse Republiek en de Republiek Venezuela2 sluit net niet aan op deze twee grenzen, omdat de relevante coördinaten in het verdrag tussen Venezuela en de Dominicaanse Republiek zijn vastgelegd in een ander coördinatenstelsel.

Ter illustratie is bij het verdrag een kaart gevoegd met daarin aangegeven beide overeengekomen punten, genummerd 1 en 2, en daartussen de lijn tussen de Dominicaanse Republiek en het Koninkrijk. De keuze de grenslijn te laten aansluiten op de grenslijn die is vastgelegd in het Grensverdrag met Venezuela levert het Koninkrijk per saldo iets minder zeegebied op dan mogelijk zou zijn geweest, indien de grenslijn van het verdrag tussen Venezuela en de Dominicaanse Republiek als uitgangspunt zou zijn genomen. Het gaat daarbij om een verschil van ongeveer 500 meter bij 80 kilometer (35 km2). Door aan te sluiten op de Koninkrijksgrens met Venezuela kan er geen onduidelijkheid ontstaan over de grenzen van het Koninkrijk.

Artikel 3

Voor het geval in de toekomst sprake mocht zijn van grensoverschrijdende olie- of gasvelden voorziet deze bepaling in een consultatieregeling. Op dit moment is het bestaan van olie- of gasvelden in de relevante zeegebieden niet bekend, maar het werd wenselijk geacht daarop te anticiperen. Vergelijkbare regelingen met betrekking tot grensoverschrijdende velden zijn ook opgenomen in eerdere maritieme afbakeningsverdragen van het Koninkrijk, zoals in artikel 1 van de op 6 oktober 1965 te Londen gesloten Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake de exploitatie van op zichzelf staande geologische structuren die zich over de grenslijn op het continentale plat onder de Noordzee uitstrekken (Trb. 1965, 192) en artikel 6 van hiervoor genoemd Grensverdrag met Venezuela.

De regeling behelst een inspanningsverplichting om overeenstemming te bereiken over de wijze waarop deze structuur of dit veld zo doelmatig mogelijk kan worden geëxploiteerd en over de wijze waarop de kosten en opbrengsten die verband houden met dergelijke activiteiten billijk en redelijk worden verdeeld tussen partijen in overeenstemming met het VN Zeerechtverdrag (Trb. 1983, 83) en andere relevante regels van internationaal recht,

Artikel 4

Op verzoek van de Dominicaanse Republiek is een bepaling over het bevorderen en vergemakkelijken van wetenschappelijk zeeonderzoek in de betreffende zeegebieden opgenomen. Deze bepaling komt overeen met hetgeen is bepaald in artikel 239 van het VN Zeerechtverdrag.

Artikel 5

Mocht sprake zijn van een verschil van inzicht over de uitleg of toepassing van dit verdrag dan is voorzien in een consultatieverplichting. Indien deze consultatie niet binnen redelijke termijn tot resultaat leidt wordt verwezen naar geschillenbeslechting overeenkomstig deel XV van het VN Zeerechtverdrag.

Artikel 6

Dit artikel bevat de gebruikelijke inwerkingtredingsbepaling.

3. Ieder verbindende bepalingen

Naar het oordeel van de regering bevat het verdrag geen een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan natuurlijke personen of rechtspersonen rechtstreeks rechten of bevoegdheden toekennen of plichten opleggen. Het verdrag bepaalt namelijk uitsluitend de maritieme afbakening tussen staten.

4. Koninkrijkspositie

Het verdrag zal gelet op zijn aard voor het gehele Koninkrijk gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra